Xerox 3130 Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding
i
Deze handleiding is uitsluitend ter informatie bedoeld. Alle in deze handleiding
opgenomen informatie kan zonder aankondiging worden gewijzigd. Xerox Corporation is
niet aansprakelijk voor directe of indirecte schade als gevolg van het gebruik van deze
handleiding.
© 2003 Xerox Corporation. Alle rechten voorbehouden.
• Phaser 3130 en het Xerox logo zijn handelsmerken van Xerox Corporation.
• PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
• Centronics is een handelsmerk van Centronics Data Computer Corporation.
• IBM en IBM PC zijn handelsmerken van International Business Machines Corporation.
• Microsoft, Windows, Windows 9x, Windows Me, Windows 2000, Windows NT en
Windows XP zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
• Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke
bedrijven of organisaties.
ii
I
NHOUD
Hoofdstuk 1:
I
NLEIDING
Bijzondere eigenschappen .................................... 1.2
Onderdelen van de printer .................................... 1.4
Voorkant ....................................................... 1.4
Binnenkant .................................................... 1.5
Achterkant ..................................................... 1.5
Uitleg van het bedieningspaneel ............................ 1.6
Lampjes voor Online, Foutmeldingen en
Tonerspaarstand ............................................ 1.6
Cancel toets ................................................... 1.7
Hoofdstuk 2:
P
RINTER
INSTALLEREN
Uitpakken ........................................................... 2.2
Een geschikte plaats voor de printer kiezen ........ 2.3
Tonercassette plaatsen ......................................... 2.4
Papier laden ........................................................ 2.6
Formaat van het papier in de lade wijzigen ......... 2.8
Printerkabel aansluiten ......................................... 2.9
De printer aanzetten ........................................... 2.11
Demopagina afdrukken ....................................... 2.12
Printersoftware installeren ................................... 2.13
Eigenschappen van het printerstuurprogramma . 2.14
Printersoftware onder Windows installeren ........ 2.15
USB stuurprogramma voor Windows 98/Me
installeren .................................................... 2.17
iii
Hoofdstuk 3:
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
Papier en andere afdrukmaterialen kiezen ............... 3.2
Papierformaten en capaciteit ............................ 3.3
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
. 3.4
Uitvoer kiezen ..................................................... 3.5
Afdrukken via de bovenuitvoer
(Voorkant omlaag) .......................................... 3.5
Afdrukken via de achteruitvoer
(Voorkant omhoog) ......................................... 3.6
Papier laden ........................................................ 3.7
De invoerlade gebruiken .................................. 3.7
Afdrukken via de handinvoer ............................ 3.8
Op enveloppen afdrukken .................................... 3.10
Etiketten afdrukken ............................................ 3.12
Op transparanten afdrukken ................................ 3.13
Op kaarten of ander afdruk-materiaal met een
afwijkend formaat afdrukken ................................ 3.15
Afdrukken op voorbedrukt papier .......................... 3.16
Hoofdstuk 4:
A
FDRUKTAKEN
Een document afdrukken ...................................... 4.2
Een afdruktaak annuleren ................................ 4.4
Favorieten gebruiken ...................................... 4.5
Help-informatie gebruiken ............................... 4.5
Tabblad Papier .................................................... 4.6
Tonerspaarstand ................................................. 4.8
Document vergroten of verkleinen ........................ 4.10
Document aan een geselecteerd papierformaat
aanpassen ......................................................... 4.11
Meer pagina’s per vel afdrukken ........................... 4.12
Posters afdrukken ............................................... 4.14
Tabblad Grafisch ................................................. 4.16
Watermerken afdrukken ...................................... 4.19
Een bestaand watermerk gebruiken ................. 4.19
Een nieuw watermerk maken .......................... 4.20
Een watermerk bewerken ............................... 4.21
Een watermerk verwijderen ............................ 4.21
Overlays afdrukken ............................................. 4.22
Wat is een overlay? ........................................ 4.22
Een nieuwe pagina-overlay maken ................... 4.22
Een pagina-overlay gebruiken ......................... 4.24
Een pagina-overlay verwijderen ....................... 4.25
iv
Uitvoerinstellingen .............................................. 4.26
Printer in een netwerk opnemen ........................... 4.28
Windows 9x/Me ............................................. 4.28
Windows NT/2000/XP ..................................... 4.29
Hoofdstuk 5:
P
RINTER
ONDERHOUDEN
Onderhoud tonercassette ...................................... 5.2
Toner opnieuw verdelen .................................. 5.3
Tonercassette vervangen ................................. 5.4
Printer reinigen ................................................... 5.5
Buitenzijde reinigen ........................................ 5.5
Binnenzijde reinigen ........................................ 5.5
Verbruiksartikelen en te vervangen onderdelen ........ 5.8
Hoofdstuk 6:
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
Checklist voor het oplossen van problemen ............. 6.2
Algemene afdrukproblemen oplossen ..................... 6.3
Vastgelopen papier verwijderen ............................. 6.7
Het papier is vastgelopen in het uitvoergedeelte . 6.7
Het papier is vastgelopen in het invoergedeelte .. 6.9
Het papier is vastgelopen bij de tonercassette ... 6.10
Tips om te voorkomen dat papier vastloopt
bij het afdrukken op A5-papier. ....................... 6.11
Tips om ervoor te zorgen dat het papier niet
vastloopt ...................................................... 6.12
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ............ 6.12
Checklist afdrukkwaliteit ................................. 6.12
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ....... 6.13
Foutmeldingen oplossen ...................................... 6.18
Algemene Windows problemen oplossen ................ 6.19
Algemene Linux problemen oplossen ..................... 6.20
Algemene DOS problemen oplossen ...................... 6.23
v
Hoofdstuk 7:
A
PPENDIX
De printer onder Linux gebruiken ........................... 7.2
Stuurprogramma van de printer installeren ........ 7.2
Aansluitmethode van de printer wijzigen ............ 7.6
Configuration Tool gebruiken ............................ 7.8
LLPR eigenschappen wijzigen .......................... 7.10
Afdrukken vanuit DOS toepassingen ...................... 7.12
Over het programma RCP bedieningspaneel ...... 7.12
Remote Control Panel installeren ..................... 7.12
Afdrukinstellingen selecteren ........................... 7.14
Printerspecificaties .............................................. 7.21
Papierspecificaties .............................................. 7.22
Overzicht ...................................................... 7.22
Ondersteunde papiersoorten ........................... 7.23
Richtlijnen voor gebruik van het papier ............. 7.24
Papierspecificaties ......................................... 7.25
Papieruitvoer capaciteit .................................. 7.25
Richtlijnen voor de printeromgeving en het
opslaan van papier ......................................... 7.26
vi
Veiligheid en milieu
Verklaring inzake veiligheid laser
De printer is in de VS gecertificeerd volgens de eisen van DHHS 21 CFR,
hoofdstuk 1 subhoofdstuk J voor Klasse I(1) laser producten en buiten de VS als
Klasse I laser product volgens de eisen van IEC 825/EN69825.
Klasse I laser producten worden als ongevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem
en de printer zijn zo ontworpen dat personen geen toegang hebben tot
laserstralen van een hoger niveau dan Klasse I bij normaal gebruik of onderhoud
door de gebruiker of een in de instructies aangegeven servicesituatie.
WAARSCHUWING
Gebruik of onderhoud de printer nooit wanneer de beschermkap van het laser/
scanner gedeelte is verwijderd. De laserstraal kan naar buiten worden
gereflecteerd en uw ogen beschadigen. Bij gebruik van dit product, moeten atijd
de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen worden genomen, zodat het risico van
brand, elektrische schok en persoonlijk letsel zoveel mogelijk wordt verkleind.
vii
Veiligheid ozonproductie
Tijdens normaal gebruik produceert de Phaser 3130
printerserie ozon. De hoeveelheid ozon is overigens zo
gering dat het geen gevaar voor de gebruiker oplevert. Wel
raden we u aan om de printer in een goed geventileerde
ruimte te installeren.
Als u meer wilt weten over ozon, neem dan gerust contact op
met uw leverancier of de dichtstbijzijnde Xerox dealer.
Energie besparen
Deze printer maakt gebruik van geavanceerde
energiebesparende technieken, die zorgen voor
gereduceerd energiegebruik wanneer de printer niet
wordt gebruikt.
Wanneer de printer gedurende langere tijd geen
gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik
automatisch verminderd.
Het Energy star logo betekent niet dat EPA een bepaald
product of een bepaalde dienst aanbeveelt.
Radiogolven
FCC Regulations (USA)
Dit product is getest en voldoet aan de limieten voor Klasse B digitale producten zoals
vastgelegd in Part 15 van de FCC normen. Deze limieten zijn vastgesteld om een
redelijke bescherming te bieden tegen interferentie in de woonomgeving. Dit
apparaat genereert en maakt gebruik van radiogolven en kan deze ook uitzenden. Als
dit apparaat niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt ge
ïnstalleerd en gebruikt,
kan dit de radiocommunicatie beïnvloeden. Wanneer u zich aan de aanwijzingen
hebt gehouden en u merkt dat dit apparaat toch invloed heeft op radio- of tv-
ontvangst, wat u kunt controleren door het apparaat uit en weer aan te zetten,
adviseren wij u de volgende maatregelen te nemen:
1
Kies een andere richting voor de ontvangantenne of verplaats de antenne.
2
Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
3
Sluit het apparaat aan op een andere groep dan het apparaat waarvan de
ontvangst wordt gestoord.
4
Raadpleeg uw printerleverancier of een ervaren radio/televisiemonteur.
PAS OP:
Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door
de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan de normen
voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming om het apparaat te gebruiken
vervalt.
viii
Canadese regelgeving m.b.t. radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (Klasse B limieten) voor radiostraling
vanuit digitale apparatuur zoals bepaald in de standaard voor apparatuur die
storing zou kunnen veroorzaken met de titel “Digital Apparatus”, ICES-003 van
Industry and Science, Canada.
This digital apparatus does not exceed the Class B limits for radio noise emissions
from digital apparatus as set out in the interference-causing equipment standard
entitled “Digital Apparatus”, ICES-003 of the Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux
appareils numériques de Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur :
Appareils Numériques”, ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Conformiteitsverklaring (Europa)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE markering die op dit product is toegepast, symboliseert de
conformiteitsverklaring van Xerox Corporation. ten aanzien van de
richtlijnen 93/68/EEC van de Europese Unie op de hierna genoemde
data:
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEC, benadering van de wetten van de lidstaten met
betrekking tot laag voltage apparatuur.
1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEC (92/31/EEC), benadering van de wetten van de
lidstaten met betrekking tot elektromagnetische compatibilteit.
Een volledige verklaring waarin de van toepassing zijnde richtlijnen en standaards
waarnaar wordt verwezen zijn vastgelegd, kunt u opvragen bij de lokale
vertegenwoordiger van Xerox Corporation.
OPGELET: Veranderingen of wijzigingen aan deze apparatuur, die niet specifiek werden
goedgekeurd door Xerox Europe, kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet meer
gemachtigd is om de apparatuur te bedienen. Bij deze apparatuur moeten
gepantserde kabels worden gebruikt; anders voldoet de uitrusting niet meer aan de
EMC Richtlijn (89/336/EEC).
OPGELET: Deze apparatuur mag alleen in de nabijheid van Industriële,
Wetenschappelijke en Medische (Industrial, Scientific and Medical, of kortweg ISM)
uitrustingen worden gebruikt, indien de externe straling van deze laatste uitrusting
wordt beperkt of indien er maatregelen worden genomen waardoor deze straling
wordt gedempt.
NOTAS IN VERBAND MET DE VEILIGHEID
Producten en benodigdheden van XEROX worden volgens strenge veiligheidsregels,
elektromagnetische reglementeringen en gevestigde milieustandaarden vervaardigd,
getest en gecontroleerd.
ix
OPGELET
: Iedere ongeoorloofde verandering, inclusief de toevoeging van nieuwe
functies of de aansluiting van externe apparaten, kan gevolgen hebben voor de
certificatie van het product.
Gelieve met uw XEROX-vertegenwoordiger contact op te nemen voor meer informatie
hierover.
Waarschuwingsmarkeringen
Alle instructies die op de producten zijn aangebracht of die worden meegeleverd,
moeten worden gerespecteerd.
Deze WAARSCHUWING maakt de gebruikers attent op plaatsen op het
product die blessures zouden kunnen veroorzaken.
Deze WAARSCHUWING maakt de gebruikers attent op warme oppervlakken
op het product, die niet mogen worden aangeraakt.
Elektrische voeding
Dit product moet worden aangesloten op het type elektrische voeding dat op het label
met de technische gegevens van het product staat vermeld. Indien u er niet zeker
van bent dat uw elektrisch netwerk aan de vereisten voldoet, neemt u best vooraf
contact op met uw plaatselijke stroomleverancier.
OPGELET
Dit product moet op een beschermend aardingscircuit worden
aangesloten.
Dit product is voorzien van een stekker met een beschermende aardingspin. Deze pin
past alleen in een geaard elektrisch stopcontact. Dit is een veiligheidsvoorziening, die
de gebruiker moet behoeden voor elektrische schokken. Gelieve contact op te nemen
met uw elektricien indien deze stekker niet in het stopcontact past. Gebruik nooit een
geaarde adapter om het product op een stopcontact zonder aardingsklem aan te
sluiten.
Met behulp van het stroomsnoer kunt u het product volledig afsluiten van het
elektriciteitsnet. Haal daarbij de stekker uit het elektrische stopcontact..
x
Koeling
De gleuven en openingen in de behuizing van het product zijn bedoeld voor de
koeling. Zorg ervoor dat deze koelgaten nooit worden geblokkeerd of afgedekt;
anders zou het product oververhit kunnen raken.
Dit product mag niet in een ingebouwde installatie worden geplaatst, tenzij daarbij
de nodige aandacht aan de koeling is besteed. Gelieve in ieder geval contact op te
nemen met uw XEROX-vertegenwoordiger indien u hierover advies wilt.
Steek nooit voorwerpen in de koelopeningen van het product.
Zones die voor de gebruiker toegankelijk zijn
Dit product werd zo ontworpen, dat de bediener alleen bij de veilige zones kan.
Gevaarlijke zones worden afgschermd met kappen of beschermkasten, die alleen met
behulp van gereedschap kunnen worden verwijderd. Laat deze kappen en
beschermkasten altijd op hun plaats zitten.
Onderhoud
In de gebruikshandleiding die bij het product wordt meegeleverd, vindt u een
beschrijving van alle onderhoudsprocedures die de bediener kan uitvoeren. Voer
geen onderhoudsactiviteiten op het product uit, die niet in deze documentatie staat
beschreven.
Uw product schoonmaken
Haal de stekker van het product uit het stopcontact voor u het product begint schoon
te maken. Gebruik altijd materialen die specifiek voor dit product bedoeld zijn. Indien
u andere materialen gebruikt, zult u geen goed resultaat verkrijgen en kunnen er
zelfs gevaarlijke situaties ontstaan. Gebruik geen schoonmaakproducten in een
spuitbus; deze kunnen in bepaalde omstandigheden ontvlambaar zijn.
Meer informatie over de aspecten Milieu, Gezondheid en
Veiligheid in verband met dit XEROX-product en de
benodigdheden kunt u verkrijgen op de volgende hulplijnen
voor de klanten:
EUROPA: +44 1707 353434
USA: 1 800 8286571
CANADA: 1 800 8286571
xi
xii
N
OTITIES
1
I
NLEIDING
Gefeliciteerd met de aanschaf van uw nieuwe printer!
In dit hoofdstuk vindt u informatie over:
Bijzondere eigenschappen
Onderdelen van de printer
Uitleg van het bedieningspaneel
I
NLEIDING
1.
2
Bijzondere eigenschappen
Uw nieuwe printer beschikt over een aantal bijzondere
eigenschappen, waardoor u mooiere afdrukken kunt maken, wat
u een voorsprong geeft op uw concurrenten. U kunt:
Afdrukken met een uitstekende kwaliteit en
hoge snelheid
• U kunt afdrukken maken met
1200 dots per inch
(dpi).
Zie pagina 4.16.
17 pagina’s per minuut (Letter formaat)
,
16 pagina’s per minuut (A4 formaat)
.
Flexibiliteit in papierkeuze
Standaard lade voor 250 vel
en een handinvoer waar u met
1 vel tegelijk papier van diverse types en afmetingen kunt
invoeren.
• Twee uitvoerbakken: U kunt kiezen voor de
bovenuitvoer
(voorkant omlaag)
of de
achteruitvoer (voorkant
omhoog)
.
Geef uw documenten een professionele
uitstraling
• Desgewenst kunt u aan uw documenten een
Watermerk
toevoegen, bijvoorbeeld “Vertrouwelijk” of “Concept”. Zie
pagina 4.19.
Posters
afdrukken. Daarbij worden de tekst en afbeeldingen
van iedere pagina van uw document vergroot, en verdeeld
over meerdere vellen papier afgedrukt. Nadat u het document
hebt afgedrukt, knipt u de witte randen eraf en plakt u de
vellen aan elkaar, zodat een poster ontstaat. Zie pagina 4.14.
Bespaar tijd en geld
• Door de
Tonerspaarstand
te selecteren, gebruikt de printer
minder toner. Zie pagina 4.8.
Desgewenst kunt u op papier besparen door meer pagina’s op
één vel af te drukken. Zie pagina 4.12.
• Deze printer voldoet aan de
Energy Star
richtlijnen voor
efficiënt energiegebruik.
WORLD BEST
Dear ABC
Regards
I
NLEIDING
1.
3
1
Geschikt voor verschillende omgevingen
• U kunt afdrukken onder
Windows 95/98/Me/NT 4.0/
en 2000/XP
.
• Uw printer is compatibel met
Linux
.
• De printer wordt standaard geleverd met een
parallelle
- en
een
USB
interface.
I
NLEIDING
1.
4
Onderdelen van de printer
Voorkant
Geleider handinvoer
Lade
Voorklep
Bovenuitvoer (Voorkant omlaag)
Bedieningspaneel
Aan/uitschakelaar
Indicator papierniveau
Handinvoer
Uitvoersteun
I
NLEIDING
1.
5
1
Binnenkant
Achterkant
Voorklep
Toner cassette
Achteruitvoer
(Voorkant omhoog)
USB poort
Parallelle poort
Aansluiting
netsnoer
I
NLEIDING
1.
6
Uitleg van het bedieningspaneel
Lampjes voor Online( ), Foutmeldingen
en Tonerspaarstand( )
Lampje Beschrijving
Als het lampje groen oplicht, is de printer gereed voor
gebruik.
Als het lampje rood oplicht, is sprake van een storing. Er
kan bijvoorbeeld papier zijn vastgelopen, de klep kan
openstaan of de tonercassette is leeg. Zie “Foutmeldingen
oplossen” op pagina 6.18.
Als u op de toets drukt terwijl de printer bezig is met het
ontvangen van gegevens, gaat het lampje
rood
knipperen en wordt het afdrukken geannuleerd.
Als voor de stand Handinvoer is gekozen en er geen papier in
de handinvoer zit, gaat het lampje rood knipperen. Zodra
u papier in de handinvoer hebt gelegd, houdt het knipperen op.
Als de printer gegevens ontvangt, knippert het lampje
langzaam in de kleur groen.
Als de printer bezig is met het afdrukken van de ontvangen
gegevens, knippert het lampje snel in de kleur groen.
Dit lampje licht op wanneer de printer klaar staat voor gebruik
en u op de toets drukt. De Tonerspaarstand wordt dan
ingeschakeld. Als u nogmaals op deze toets drukt, gaat het
lampje uit en wordt de Tonerspaarstand uitgeschakeld.
I
NLEIDING
1.
7
1
Cancel( ) toets
Als de lampjes en knipperen, is sprake van een
probleem. Zie “Foutmeldingen oplossen” op pagina 6.18.
Lampje Beschrijving
Functie Beschrijving
Demopagina
afdrukken
Houd terwijl de printer gereed is voor gebruik, de
toets gedurende 2 seconden ingedrukt tot alle lampjes
langzaam knipperen. Laat vervolgens de toets los.
Configuratieblad
afdrukken
Houd terwijl de printer gereed is voor gebruik, de
toets gedurende 6 seconden ingedrukt tot alle lampjes snel
knipperen. Laat vervolgens de toets los.
Handmatig
invoeren
Wanneer u in uw programma als
Invoer
heeft gekozen voor
Handinvoer,
drukt u steeds nadat u een nieuw vel in de
handinvoer hebt gelegd, op de toets. Voor meer
informatie, zie “Afdrukken via de handinvoer” op pagina 3.8.
Binnenzijde printer
reinigen
Houd terwijl de printer gereed is voor gebruik, de
toets gedurende 10 seconden ingedrukt tot alle lampjes
oplichten. Laat vervolgens de toets los. Na het reinigen van
de printer wordt een schoonmaakblad afgedrukt.
Afdruktaak
annuleren
Wanneer u een afdruktaak wilt annuleren, drukt u tijdens
het afdrukken op de toets. Terwijl de afdruktaak
zowel uit de printer als de computer wordt verwijderd,
knippert het lampje
. Vervolgens gaat de printer terug
naar de stand “Ready”. Afhankelijk van de grootte van de
afdruktaak kan dit enige tijd duren.
Wanneer u afdrukt via de handinvoer, kunt u de afdruktaak
niet via deze toets annuleren. Zie “Afdrukken via de
handinvoer” op pagina 3.8.
Tonerspaarstand
in-/uitschakelen
Als de printer gereed is voor gebruik, kunt u op deze toets
drukken om de Tonerspaarstand in- of uit te schakelen.
Zie pagina 4.8 voor meer informatie.
I
NLEIDING
1.8
N
OTITIES
2
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u uw
printer kunt installeren.
De volgende onderwerpen komen aan de orde:
Uitpakken
Tonercassette plaatsen
Papier laden
Printerkabel aansluiten
De printer aanzetten
Demopagina afdrukken
Printersoftware installeren
PRINTER INSTALLEREN
P
RINTER
INSTALLEREN
2.2
Uitpakken
1
Haal de printer en alle accessoires uit de doos. Controleer of
de volgende onderdelen aanwezig zijn:
Opmerkingen:
• Mist u een onderdeel, neem hierover dan direct contact op met
uw leverancier.
De onderdelen kunnen van land tot land verschillen.
• De cd-rom bevat het stuurprogramma van de printer, de
gebruiksaanwijzing en het programma Acrobat Reader van
Adobe.
2
Verwijder zorgvuldig al het verpakkingstape van de printer.
Tonercassette Netsnoer
USB Kabel Cd-rom
Installatiehandleiding
Tape
P
RINTER
INSTALLEREN
2.3
2
Een geschikte plaats voor de printer kiezen
Kies voor de printer een vlakke, stabiele plaats met voldoende
ruimte voor de luchtcirculatie. Zorg ervoor dat u de kleppen en
laden gemakkelijk kunt openen. De printer moet in een ruimte
staan die voldoende geventileerd is. Plaats de printer niet in
direct zonlicht of vlakbij een warmte- of koudebron zoals een
kachel, CV-radiator, airco of luchtverfrisser. Onderstaande
illustratie geeft aan hoeveel ruimte aan alle zijden vrij moet
blijven. Plaats de printer niet op de rand van een bureau of tafel!
Vrije ruimte
Voorkant: 48,26 cm (voldoende ruimte voor het
verwijderen van de papierlade)
Achterkant: 10 cm (voldoende ruimte voor het openen
van de achteruitvoer)
Rechts: 10 cm (voldoende ventilatieruimte)
Links: 10 cm
P
RINTER
INSTALLEREN
2.4
Tonercassette plaatsen
1
Pak de voorklep vast en open hem door de klep naar u toe
te trekken.
NB: Omdat de printer erg licht is, kan deze gemakkelijk
verschuiven bij bijvoorbeeld het openen/sluiten van de lade of het
plaatsen/verwijderen van de tonercartridge. Ga hierbij dan ook zo
voorzichtig mogelijk te werk.
2
Haal de tonercassette uit de verpakking en verwijder het
papier van de cassette.
3
Schud de cassette voorzichtig van links naar rechts, zodat
de toner evenredig over de cassette wordt verdeeld.
LET OP:
Stel de tonercassette niet langer dan enkele minuten aan
daglicht bloot. Is het nodig de cassette langer aan daglicht bloot
te stellen, dek deze dan met wat papier af.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg dit dan af met
een droge doek en was het in koud water. Warm water zorgt
ervoor dat de toner zich aan de kleding hecht.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.5
2
4
Kijk waar zich in de printer de twee bevestigingspunten
voor de cassette bevinden.
5
Pak de cassette vast en schuif hem in de printer tot hij op
zijn plaats klikt.
6
Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht zit. Als
deze niet goed gesloten is, kunnen tijdens het afdrukken
fouten optreden.
NB: Bij het afdrukken van een tekstdocument met 5 % dekking,
kunt u met een standaard tonercassette ongeveer 3 000 pagina’s
afdrukken.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.6
Papier laden
In de papierlade kunt u ongeveer 250 vel papier laden.
1
Trek de lade uit de printer.
NB: Omdat de printer erg licht is, kan deze gemakkelijk
verschuiven bij bijvoorbeeld het openen/sluiten van de lade of het
plaatsen/verwijderen van de tonercartridge. Ga hierbij dan ook zo
voorzichtig mogelijk te werk.
2
Duw de drukplaat omlaag tot deze op zijn plaats klikt.
3
Bereid een stapel papier voor door dit wat te buigen of van
achteren naar voren uit te waaieren. Maak er op een vlakke
ondergrond een rechte stapel van.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.7
2
4
Leg het papier met de te bedrukken kant naar omlaag
gericht in de lade.
Controleer of het papier in alle hoeken vlak ligt.
5
Controleer of het papier niet boven de maximummarkering
in de lade uitkomt. Teveel papier in de lade kan ertoe leiden
dat het papier vastloopt.
NB: Wilt u een ander papierformaat in de lade gebruiken, kijk dan
bij “Formaat van het papier in de lade wijzigen” op pagina 2.8.
6
Schuif de lade weer in de printer.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.8
Formaat van het papier in de lade wijzigen
1
Stel de achterste papiergeleider in op de juiste papierlengte
(zie illustratie).
2
Plaats de zijgeleider links tegen het papier aan
(zie illustratie).
Opmerkingen:
Zorg ervoor dat de breedtegeleider niet zo dicht tegen het
afdrukmateriaal aanligt dat dit bol komt te staan.
Als u de breedtegeleider niet instelt, kan het papier vastlopen.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.9
2
Printerkabel aansluiten
Om vanaf uw computer te kunnen afdrukken, moet u uw printer
met behulp van een printerkabel op uw printer aansluiten. U
kunt hiervoor zowel een parallelle kabel als een USB (Universal
Serial Bus) kabel gebruiken.
Aansluiten via een parallelle kabel
NB: Voor het aansluiten van de printer op de parallelle poort van
uw computer heeft u een goedgekeurde parallelle kabel nodig.
Schaf hiervoor eventueel een IEEE1284 printerkabel aan.
1
Zorg ervoor dat zowel de computer als de printer uit staan.
2
Steek de parallelle printerkabel in de aansluiting aan de
achterkant van de printer.
Duw de metalen clipjes omlaag, zodat de kabel goed
vastzit.
3
Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de parallelle
poort van uw computer en schroef hem vast.
Raadpleeg eventueel de gebruiksaanwijzing van uw
computer.
Naar de parallelle poort
van uw computer
P
RINTER
INSTALLEREN
2.10
Aansluiten via een USB kabel
NB: Om uw printer via de USB poort op uw computer aan te
sluiten, heeft u een goedgekeurde USB kabel nodig.
1
Zorg ervoor dat zowel de computer als de printer uit staan.
2
Steek de USB kabel in de aansluiting aan de achterkant van
de printer.
3
Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de USB poort
van uw computer.
Raadpleeg eventueel de handleiding van uw computer.
Opmerkingen:
U kunt een USB kabel gebruiken wanneer u gebruik maakt van
Windows 98/Me/2000/XP.
Onder Windows 98/Me kunt u alleen via de USB kabel aansluiten
wanneer u de USB poort hebt toegevoegd door het USB
stuurprogramma te installeren. Zie pagina 2.17.
Wanneer u gebruik maakt van Windows 2000/XP, moet u eerst
het stuurprogramma van de printer installeren voordat u via de
USB kabel kunt aansluiten. Zie pagina 2.15.
Naar de USB poort
van uw computer
P
RINTER
INSTALLEREN
2.11
2
De printer aanzetten
1
Sluit het netsnoer aan op de aansluiting aan de achterkant
van de printer.
2
Steek het andere uiteinde in een geaard stopcontact en zet
met de aan-/uitschakelaar de printer aan.
LET OP:
Het fixeergedeelte achterin de binnenzijde van de printer wordt
heet zodra u de printer aanzet. Zorg dat u zich hier niet aan
brandt wanneer u in dit gedeelte van de printer komt.
Haal de printer niet uit elkaar wanneer deze aanstaat. Hierdoor
kunt u een elektrische schok krijgen.
Naar stopcontact
P
RINTER
INSTALLEREN
2.12
Demopagina afdrukken
Om te controleren of de printer goed werkt, kunt u een
demopagina of configuratieblad afdrukken.
1
Om een demopagina af te drukken, houdt u de toets
ongeveer 2 seconden ingedrukt.
OF
Om een configuratieblad af te drukken houdt u de toets
ongeveer 6 seconden ingedrukt.
2
Op de demopagina en het configuratieblad kunt u zien hoe
de printer op dit moment is ingesteld.
Personal Laser Printer
XEROX
Great Performance
Great Value
Xerox Phaser 3130
Demopagina Configuratieblad
P
RINTER
INSTALLEREN
2.13
2
Printersoftware installeren
De meegeleverde cd-rom bevat de stuurprogramma’s voor
gebruik in een Windows-, Macintosh- en Linux-omgeving, de
online handleiding en het programma Acrobat Reader waarmee
u de handleiding op uw scherm kunt bekijken.
Afdrukken vanuit een Windows-omgeving
Vanaf de cd-rom kunt u de volgende printersoftware installeren:
Printerdriver voor windows. Om gebruik te kunnen maken
van alle mogelijkheden die uw printer biedt, adviseren wij u dit
stuurprogramma te installeren. Zie pagina 2.15.
USB stuurprogramma voor het toevoegen van de USB poort
aan Windows 98/Me. Als u gebruik maakt van Windows 98/Me
moet u eerst dit programma installeren voordat u gebruik kunt
maken van de USB aansluiting. Onder Windows 2000/XP hoeft
u het USB stuurprogramma niet te installeren. Installatie van
de printersoftware is dan voldoende. Zie pagina 2.15.
Remote Control Panel (RCP bedieningspaneel). Dit
programma heeft u nodig wanneer u vanuit DOS programma’s
wilt afdrukken. Kijk bij Afdrukken vanuit DOS toepassingen”
op pagina 7.12 voor meer informatie over het installeren van
dit programma en het afdrukken vanuit DOS toepassingen.
Afdrukken vanuit een Linux-omgeving
Kijk bij “De printer onder Linux gebruiken” op pagina 7.2 voor
meer informatie over het installeren van het Linux
stuurprogramma.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.14
Eigenschappen van het
printerstuurprogramma
De stuurprogramma’s van uw printer ondersteunen de volgende
standaardfuncties:
• Invoer selecteren
• Papierformaat, ori
ëntatie (afdrukrichting)
en papiertype
• Aantal exemplaren
Onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de
mogelijkheden die door de stuurprogramma’s worden
ondersteund:
Functie
Printerdriver
Win9x/Me Win2000/XP NT4.0
Tonerspaarstand Ja Ja Ja
Afdrukkwaliteit selecteren Ja Ja Ja
Posters afdrukken Ja Ja Ja
Meer pagina’s per vel Ja Ja Ja
Afdruk aanpassen aan
papierformaat
Ja Ja Ja
Verkleinen/vergroten Ja Ja Ja
Watermerk Ja Ja Ja
Overlay Ja Ja Ja
P
RINTER
INSTALLEREN
2.15
2
Printersoftware onder Windows installeren
Systeemeisen
Controleer het volgende:
Uw PC dient over tenminste 32 MB (Windows 9x/Me), 64 MB
(Windows 2000/NT), 128 MB (Windows XP) RAM-geheugen te
beschikken.
• Er moet tenminste 200 MB schijfruimte vrij zijn op uw PC.
• Voordat u met installeren begint, zorgt u ervoor dat alle
toepassingen op uw PC zijn afgesloten.
• Op uw PC draait Windows 95, Windows 98, Windows Me,
Windows NT 4.0, Windows 2000 of Windows XP.
• Minimaal Internet Explorer 5.0.
Printersoftware installeren
1
Plaats de cd-rom in het cd-rom-station van uw computer.
De installatie start automatisch.
Als de cd-rom niet automatisch wordt gestart:
Selecteer in het Start menu Uitvoeren... en geef in het
invoervenster Openen in: x:\cdsetup.exe (vul in plaats
van x de letter in van uw cd-rom-station). Klik vervolgens
op OK.
NB: Als tijdens de installatie het venster Nieuwe hardware
gevonden wordt getoond, klikt u op in de rechter bovenhoek
van het venster of op Annuleren.
2
Als het venster wordt getoond waarin u een taal kunt
selecteren, kiest u de door u gewenste taal.
X
e
r
o
x
P
h
a
s
e
r
3
1
3
0
P
RINTER
INSTALLEREN
2.16
3
Klik op Printerstuurprogramma installeren.
4
Het openingsvenster wordt getoond. Klik op Volgende.
5
Om de installatie te voltooien volgt u de getoonde
instructies op.
Printersoftware opnieuw installeren
Als de installatie niet is gelukt, is het nodig de software opnieuw
te installeren.
1
Selecteer vanuit het Start menu Programma’s.
2
Selecteer Xerox Phaser 3130 PCL 6 en vervolgens
Onderhoud Xerox Phaser 3130 PCL 6
stuurprogramma.
3
Het venster Onderhoud Xerox Phaser 3130 PCL 6
stuurprogramma wordt nu getoond. Klik op Herstellen en
daarna op Volgende.
4
Als de software opnieuw ge
ï
nstalleerd is, klikt u op
Voltooien.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.17
2
Printersoftware verwijderen
1
Selecteer vanuit het Start menu Programma’s.
2
Selecteer Xerox Phaser 3130 PCL 6 en daarna
Onderhoud Xerox Phaser 3130 PCL 6
stuurprogramma.
3
Het venster Onderhoud Xerox Phaser 3130 PCL 6
stuurprogramma wordt geopend. Klik op Verwijderen en
daarna op Volgende.
4
Als om een bevestiging gevraagd wordt, klikt u op OK.
Het stuurprogramma van de Xerox Phaser 3130 en alle
onderdelen worden nu van uw computer verwijderd.
5
Nadat de programma’s verwijderd zijn, klikt u op
Voltooien.
USB stuurprogramma voor Windows 98/Me
installeren
1
Sluit de printer met behulp van de USB kabel aan op uw
computer en zet beide apparaten aan. Voor meer
informatie, zie pagina 2.10.
2
Het venster Wizard Nieuwe hardware wordt getoond.
Klik op Volgende.
3
Plaats de cd-rom in het cd-rom-station van uw computer en
kruis Zoeken naar het beste stuurprogramma voor dit
apparaat aan en klik op Volgende.
4
Kruis Cd-rom-station aan en klik op Bladeren. Selecteer
x:\USB (waarbij x de letter is van uw cd-rom-station). Klik
op Volgende.
P
RINTER
INSTALLEREN
2.18
5
Klik op Volgende. Het USB stuurprogramma wordt nu
ge
ï
nstalleerd.
6
Als het stuurprogramma ge
ï
nstalleerd is, klikt u op
Voltooien.
7
Als het venster wordt getoond waarin u een taal kunt
selecteren, kiest u de door u gewenste taal.
NB: Als de printersoftware al geïnstalleerd is, verschijnt dit
scherm niet.
8
Volg de getoonde instructies op om de installatie van de
printersoftware af te ronden. Voor meer informatie, zie
pagina 2.15.
Opmerkingen:
Als u de printer via een parallelle kabel op uw computer wilt
aansluiten, verwijdert u de USB kabel en sluit u de parallelle
kabel aan. Vervolgens installeert u de het stuurprogramma van
de printer opnieuw.
Als uw printer niet goed werkt, adviseren wij u het
stuurprogramma van de printer opnieuw te installeren.
3
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de verschillende
papiersoorten die u voor deze printer kunt gebruiken en hoe
u de papierlade op de juiste manier vult.
De volgende onderwerpen worden behandeld:
Papier en andere afdrukmaterialen kiezen
Uitvoer kiezen
Papier laden
Op enveloppen afdrukken
Etiketten afdrukken
Op transparanten afdrukken
Op kaarten of ander afdruk-materiaal met een
afwijkend formaat afdrukken
Afdrukken op voorbedrukt papier
Afdrukmateriaal kiezen
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.2
Papier en andere afdrukmaterialen
kiezen
U kunt op een grote verscheidenheid aan papiersoorten
afdrukken: normaal papier, enveloppen, etiketten,
transparanten enz. (zie “Papierspecificaties” op pagina 7.22). U
verkrijgt de beste afdrukresultaten wanneer u kopieerpapier van
goede kwaliteit gebruikt.
Bij het kiezen van afdrukmateriaal moet u met het volgende
rekening houden:
Gewenste resultaat: Het papier dat u kiest moet geschikt
zijn voor het doel waarvoor u het wilt gebruiken.
Formaat: U kunt elk formaat papier gebruiken dat binnen de
geleiders van de papierinvoer past.
Gewicht: Uw printer ondersteunt de volgende
papiergewichten:
• 60- 90 grams bankpost (via de papierlade)
• 60-163 grams bankpost (via de handinvoer)
Helderheid:
Sommige papiersoorten zijn witter dan andere
en produceren scherpere, levendigere afdrukken.
Gladheid: De gladheid van het papier bepaalt hoe scherp de
afdruk eruit ziet.
LET OP: Gebruik van afdrukmateriaal dat niet aan de in deze
gebruiksaanwijzing genoemde specificaties voldoet, kan tot een
storing leiden, die niet onder de garantie of eventuele
onderhoudsovereenkomst valt.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.3
3
Papierformaten en capaciteit
Afmetingen
Invoer/Capaciteit
a
a. Afhankelijk van de dikte, kan de maximumcapaciteit lager liggen.
Lade Handinvoer
Normaal papier
Letter (215 x 279 mm)
Legal (216 x 355 mm)
Executive (184 x 267 mm)
Folio (216 x 330 mm)
A4 (210 x 297 mm)
B5 (182 x 257 mm)
A5 (148 x 210 mm)
A6 (105 x 148 mm)
250
250
250
250
250
250
250
250
1
1
1
1
1
1
1
1
Enveloppen
b
No. 10 (105 x 241 mm)
Monarch (98 x 191 mm)
C5 (162 x 229 mm)
DL (110 x 220 mm)
B5 (176 x 250 mm)
C6 (114 x 162 mm)
b. Als u het papier via de papierlade invoert en het loopt regelmatig vast, probeer
het dan een voor een via de handinvoer
-
-
-
-
-
-
1
1
1
1
1
1
Etiketten
b
Letter (215 x 279 mm)
A4 (210 x 297 mm)
-
-
1
1
Transparanten
b
Letter (215 x 279 mm)
A4 (210 x 297 mm)
-
-
1
1
Kaarten
b
-1
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.4
Richtlijnen voor papier en speciaal
afdrukmateriaal
Houd bij het kiezen en laden van papier, enveloppen of
afwijkende materialen de volgende richtlijnen in gedachten:
Afdrukken op vochtig, gekruld, gekreukt of gescheurd
papier kan resulteren in vastlopen van het papier en een
lage afdrukkwaliteit.
Gebruik alleen losse vellen. U kunt niet afdrukken op
materiaal met meer dan een laag.
Gebruik alleen kopieerpapier van hoge kwaliteit.
Gebruik geen papier waarop al eerder iets is geprint of dat
al in een kopieerapparaat is gebruikt.
Gebruik geen papier met onregelmatigheden zoals stickers
of nietjes.
Probeer nooit een papierlade te plaatsen of te verwijderen
tijdens het printen en doe nooit teveel papier in de
papierlade. Het papier kan dan vastlopen.
Vermijd papier met reliëf, perforaties of een te ruw of te
glad oppervlak.
Gekleurd papier moet dezelfde hoge kwaliteit hebben als
wit kopieerpapier. De kleurstoffen moeten 0,1 seconde
lang de fixeertemperatuur van de printer van
205 °C
kunnen verdragen
zonder achteruit te gaan. Gebruik geen
papier met een gekleurde bovenlaag die is aangebracht
nadat het papier is gefabriceerd.
Voorgedrukte formulieren moeten zijn gedrukt in
onbrandbare, hittebestendige inkt die niet smelt of
verdampt en waaruit geen gevaarlijke stoffen vrijkomen
wanneer ze 0,1 seconde lang worden blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van de printer
(205 °C).
Bewaar papier in de originele verpakking tot u het gaat
gebruiken. Zet het op pallets of planken, niet op de vloer.
Zet geen zware voorwerpen op het papier, of het zich nu in
de verpakking bevindt of niet.
Houd papier uit de buurt van vocht, direct zonlicht of
andere omstandigheden waaronder het kan kreuken of
krullen.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.5
3
Uitvoer kiezen
De printer heeft twee uitvoermogelijkheden:
de achteruitvoer en de bovenuitvoer.
Wanneer u de bovenuitvoer wilt gebruiken, moet u ervoor
zorgen dat de achteruitvoer gesloten is. Om de achteruitvoer
te gebruiken, moet u deze eerst openen.
Opmerkingen:
Als er bij gebruik van de bovenuitvoer problemen zijn met
het papier, bijvoorbeeld omkrullen, helpt het misschien
wanneer u de achteruitvoer gebruikt.
Om vastlopen van het papier te voorkomen, moet u de
achteruitvoer niet openen terwijl de printer bezig is met
afdrukken.
Afdrukken via de bovenuitvoer
(Voorkant omlaag)
In de bovenuitvoer wordt het papier met de voorkant omlaag
en in de juiste volgorde verzameld. U kunt de bovenuitvoer
voor de meeste afdruktaken gebruiken.
NB: Als u langdurig veel pagina's afdrukt, kan het oppervlak van
de uitvoerlade heet worden. Zorg ervoor dat u het oppervlak niet
aanraakt. Let hierop met name bij kinderen.
Bovenuitvoer Achteruitvoer
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.6
Afdrukken via de achteruitvoer
(Voorkant omhoog)
Wanneer de achteruitvoer is geopend, voert de printer de
afgedrukte vellen altijd via deze uitvoer uit. Het papier
verlaat de printer met de voorkant omhoog en de laatste
pagina bovenop.
Bij afdrukken op materiaal uit de handinvoer en uitvoer via
de achteruitvoer beschikt u over een vlakke papierbaan.
Openen van de achteruitvoer kan de uitvoerkwaliteit van de
volgende materialen verbeteren:
• enveloppen
• etiketten
• transparanten.
Achteruitvoer openen:
1
Open de achterklep door hem omlaag te trekken. De
klep werkt nu als papieropvang
.
NB: Wees voorzichtig bij het openen van de achteruitvoer. De
binnenkant van de printer kan nog warm zijn.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.7
3
2
Als u de afgedrukte pagina’s niet aan de achterzijde wilt
uitvoeren, sluit u de achterklep. De pagina’s worden dan
via de bovenuitvoer uitgevoerd.
Papier laden
Op de juiste manier laden van papier helpt vastlopen
voorkomen en is de basis voor probleemloos printen.
Verwijder de papierlade nooit terwijl de printer bezig is met
afdrukken. Als u dit toch doet, kan het papier vastlopen.
Het
hoofdstuk “Papierformaten en capaciteit” op pagina 3.3 geeft
informatie over de papierformaten die u kunt gebruiken en de
capaciteit van de invoerlade.
De papierindicator aan de voorkant van de lade geeft aan
hoeveel papier de lade nog bevat. Wanneer de lade leeg is,
staat de indicator lager.
De invoerlade gebruiken
In de invoerlade kunt u maximaal 250 vel papier laden. Onder
“Papierformaten en capaciteit” op pagina 3.3 vindt u informatie
over de geschikte papierformaten en de capaciteit van de
invoerlade.
Leg een stapel papier in de papierlade en start met
afdrukken.
Zie voor nadere informatie over het vullen
van de
papierlade “Papier laden” op pagina 2.6.
gevuldPapier voor
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.8
Afdrukken via de handinvoer
Als u als Invoer kiest voor Handmatig, kunt u het
afdrukmateriaal vel voor vel via de handinvoer invoeren. Dit kan
bijvoorbeeld handig zijn wanneer u na iedere pagina de
afdrukkwaliteit wilt controleren.
Als bij het afdrukken via de papierlade het papier steeds
vastloopt, voer het papier dan een voor een via de handinvoer
in.
1
Leg het afdrukmateriaal met de te bedrukken kant naar
boven in de handinvoer.
Zorg ervoor dat de papiergeleider tegen het papier aan zit,
zonder het papier te buigen.
2
Kies in uw programma bij Invoer voor Handmatig en
selecteer vervolgens het juiste papierformaat en
papiertype. Voor meer informatie, zie pagina 4.6.
3
Druk op de toets . De printer voert nu het papier in.
4
De printer start met afdrukken.
5
Als u meer pagina’s via de handinvoer wilt afdrukken, wacht
dan met het invoeren van het volgende vel tot de eerste
pagina is afgedrukt. Daarna drukt u op de toets .
Herhaal deze stap voor iedere pagina die u via de
handinvoer wilt afdrukken.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.9
3
Wanneer u via de handinvoer afdrukt, kunt u een afdruktaak
niet met de toets annuleren.
Om een afdruktaak die u via de Handinvoer afdrukt te
annuleren, doet u het volgende:
1
Zet de printer uit.
2
Dubbelklik op het pictogram rechts onderin het scherm.
3
Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren.
4
Onder Windows 9x/Me selecteert u Afdrukken annuleren
in het menu Document.
Onder Windows NT/2000/XP selecteert u Annuleren in het
menu Document.
5
Zodra de afdruktaken uit de lijst verwijderd zijn, kunt u de
printer weer aanzetten.
Dubbelklik op dit pictogram voor
de wachtrij met afdruktaken.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.10
Op enveloppen afdrukken
1
Open de achteruitvoer. Leg de envelop met de klep naar
onderen in de handinvoer.
Het gedeelte waar de postzegel komt moet links
zitten en deze kant van de envelop gaat als eerste in de
invoer.
2
Schuif de geleider naar links tegen de stapel enveloppen.
Richtlijnen
Gebruik alleen enveloppen die voor laserprinters zijn
bedoeld. Controleer voordat u enveloppen in de
handinvoer doet of ze niet beschadigd zijn en zorg
ervoor dat ze niet aan elkaar vastzitten.
Gebruik geen enveloppen waar al een postzegel op zit.
Gebruik nooit enveloppen met speciale sluitingen zoals
splitpennen of drukknoopjes, vensterenveloppen,
gevoerde enveloppen of zelfklevende enveloppen,
omdat deze de printer kunnen beschadigen.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.11
3
3
Wanneer u op enveloppen wilt afdrukken, moet u in uw
programma bij Invoer voor Handmatig kiezen, en
vervolgens het juiste papierformaat en papiertype
selecteren. Voor meer informatie, zie pagina 4.6.
4
Om het afdrukken te starten, drukt u op de toets .
NB: Wees voorzichtig bij het openen van de achteruitvoer. De
binnenkant van de printer kan nog warm zijn.
5
Het afdrukken wordt gestart. Sluit de achteruitvoer.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.12
Etiketten afdrukken
1
Open de achteruitvoer. Leg de etiketten met de af te
drukken kant naar boven in de handinvoer.
2
Stel de geleider in op de breedte van het vel etiketten.
Richtlijnen
Gebruik alleen etiketten die voor laserprinters zijn
bedoeld.
Controleer of de lijm van de etiketten 0,1 seconde
bestand is tegen de fixeertemperatuur van de printer
200 °C.
Controleer of er tussen de etiketten misschien
gedeelten met lijm zichtbaar zijn. Als dat zo is, kunnen
de etiketten tijdens het printen loskomen van het vel
en loopt de printer vast. Ook kan de printer hierdoor
beschadigd raken
Doe hetzelfde vel etiketten niet voor de tweede keer in
de printer. De lijmlaag is hiervoor niet geschikt.
Gebruik geen etiketten die gedeeltelijk hebben
losgelaten of gekreukt, hobbelig of beschadigd zijn.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.13
3
3
Voordat u de etiketten afdrukt, moet u in uw programma
de juiste Invoer (Handmatig), materiaaltype/
papiersoort en formaat instellen.
Voor meer informatie,
zie pagina 4.6.
NB: Wees voorzichtig bij het openen van de achteruitvoer. De
binnenkant van de printer kan nog warm zijn.
4
Om de invoer van de etiketten te starten, drukt u op de
toets . Het afdrukken wordt gestart. Sluit de
achterinvoer.
NB:
Om te voorkomen dat de vellen aan elkaar vastkleven,
moet u ieder vel direct na het afdrukken uit de uitvoer halen.
Op transparanten afdrukken
1
Open de achteruitvoer. Leg de transparanten met de te
bedrukken kant naar boven en
de bovenrand (met
zelfklevende strook) als eerste
in de handinvoer.
Richtlijnen
Gebruik alleen transparanten die voor laserprinters zijn
bedoeld.
Gebruik alleen vlakke, onbeschadigde en ongekreukte
transparanten.
Houd transparanten bij de rand vast en raak de te
bedrukken kant niet aan. Vingerafdrukken geven
problemen met de afdrukkwaliteit.
Kijk uit dat u de transparant niet beschadigt met uw
nagels.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.14
2
Stel de geleider in op de breedte van de transparanten.
3
Voordat u de transparanten afdrukt, moet u in uw
programma de juiste Invoer (Handmatig) papiersoort/
materiaaltype en formaat instellen. Zie voor details
pagina 4.6.
NB: Wees voorzichtig bij het openen van de achteruitvoer. De
binnenkant van de printer kan nog warm zijn.
4
Om de invoer van de etiketten te starten, drukt u op de
toets . Het afdrukken wordt gestart. Sluit de
achterinvoer.
Opmerkingen:
• Om te voorkomen dat de transparanten aan elkaar
vastkleven, moet u ieder vel direct na het printen uit de
uitvoer halen.
• Leg de transparanten na het printen op een vlakke
ondergrond.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.15
3
Op kaarten of ander afdruk-
materiaal met een afwijkend
formaat afdrukken
U kunt met deze printer ook op briefkaarten, indexkaarten en
ander afdrukmateriaal met een afwijkend formaat afdrukken.
De minimumafmetingen zijn 76 x 127 mm en het
maximumformaat 216 x 356 mm.
1
Open de achteruitvoer.
Leg het afdrukmateriaal met de te
bedrukken kant omhoog, korte kant eerst en tegen de
linkerkant van de invoer
.
2
Stel de geleider in op de breedte van het materiaal.
Richtlijnen
Doe altijd de korte kant als eerste in de invoer. Als u
het document “liggend” wilt afdrukken, moet u dit via
uw programma selecteren. Hierbij gaat het papier met
de lange kant in de printer. Het nadeel hierbij is, dat
het kan vastlopen.
Probeer niet af te drukken op te smal of te laag
materiaal dat kleiner is dan
76 mm breed of 127 mm lang.
Als u afdrukmateriaal heeft geladen met een afmeting van 76
x 127 mm, opent u de achteruitvoer.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.16
3
Selecteer de Invoer (Handmatig), Type en Formaat
in uw programma (zie
pagina 4.6).
NB:
Als het formaat van uw afdrukmateriaal niet voorkomt op
het tabblad Papier in het keuzevenster Formaat onder
Eigenschappen in het printerstuurprogramma, selecteer dan
Aangepast en stel het papierformaat handmatig in.
Zie
pagina 4.6.
4
Om de invoer van de etiketten te starten, drukt u op de
toets . Het afdrukken wordt gestart. Sluit de
achterinvoer.
Afdrukken op voorbedrukt papier
Voorbedrukt papier is papier dat al bedrukt is voordat er door de
printer op wordt afgedrukt (bijvoorbeeld briefpapier of
vervolgvellen).
NB:
Gebruik geen carbonpapier. Hierdoor kunnen problemen met
de printer optreden.
Richtlijnen
Het briefpapier moet bedrukt zijn met hittebestendige inkt,
die niet smelt, verdampt of schadelijke stoffen vrijgeeft
wanneer deze gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan
de fixeertemperatuur van de printer
van
205°C.
De gebruikte inkt moet niet-ontvlambaar zijn en mag geen
schade toebrengen aan de printerrollen.
Formulieren en briefpapier moeten verpakt zijn in
vochtbestendig verpakkingsmateriaal, zodat het tijdens de
opslag niet in kwaliteit achteruit gaat.
Controleer voordat u voorbedrukt papier gebruikt of de inkt
volledig is opgedroogd. Tijdens het fixeerproces kan natte
inkt van het voorbedrukte papier losraken.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.17
3
1
Leg het voorbedrukte papier in de gewenste invoer, zoals
aangegeven in onderstaande illustraties. Stel de geleiders
in op de breedte van de stapel papier.
2
Voordat u gaat afdrukken, moet u in uw programma de
juiste invoer, papiersoort/materiaaltype en formaat
instellen. Voor meer informatie, zie
pagina 4.6.
Laden met de bedrukte kant
omlaag en de onderkant naar
de printer.
Laden met de bedrukte
kant omhoog en de
bovenkant naar de printer.
A
FDRUKMATERIAAL
KIEZEN
3.18
N
OTITIES
4
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene
afdruktaken behandeld.
De volgende onderwerpen komen aan de orde:
Een document afdrukken
Tabblad Papier
Tonerspaarstand
Document vergroten of verkleinen
Document aan een geselecteerd papierformaat
aanpassen
Meer pagina’s per vel afdrukken
Posters afdrukken
Tabblad Grafisch
Watermerken afdrukken
Overlays afdrukken
Uitvoerinstellingen
Printer in een netwerk opnemen
Afdruktaken
A
FDRUKTAKEN
4.2
Een document afdrukken
De volgende procedure beschrijft de algemene stappen die u
moet volgende om vanuit een Windows programma af te
drukken. Deze exacte procedure kan per programma
verschillen. Deze vindt u in de handleiding van het betreffende
programma.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Ga naar het menu Bestand en selecteer Afdrukken. Het
venster Afdrukken wordt getoond. (Dit kan, afhankelijk van
het gebruikte programma, enigszins afwijken van
onderstaande illustratie).
In dit venster Afdrukken zijn de standaard
afdrukinstellingen geselecteerd, inclusief het aantal
exemplaren en de af te drukken pagina’s.
3
Om gebruik te kunnen maken van de vele extra
mogelijkheden die de printer biedt, klikt u in dit venster op
Eigenschappen en gaat u verder bij stap 4.
Zie u in uw venster Instellingen, Printer of Opties, klik
dan daarop. Klik in het volgende scherm op
Eigenschappen.
Zorg dat uw printer
geselecteerd is.
A
FDRUKTAKEN
4.3
4
4
Vervolgens wordt het venster Eigenschappen van de Xerox
Phaser 3130 PCL 6 getoond. Dit venster geeft toegang tot
alle informatie die u voor uw printer nodig heeft.
Het eerst tabblad dat wordt getoond is het tabblad Layout.
Selecteer desgewenst de optie Oriëntatie.
Met de optie
Oriëntatie
kunt u aangeven in welke richting de
informatie op de pagina moet worden afgedrukt.
Staand
drukt de informatie over de breedte van de pagina af
(bijvoorbeeld voor brieven).
Liggend
drukt de informatie over de lengte van de pagina af
(bijvoorbeeld voor spreadsheets).
• Met de optie Draaien kunt u de pagina het gewenste
aantal graden draaien. U kunt een instelling kiezen tussen
0 en 180 graden.
5
Op tabblad Papier kunt u de invoer, het formaat en het
type papier selecteren. Meer informatie hierover vindt u op
pagina 4.6.
6
Klik zonodig op de andere tabbladen bovenin het venster
Eigenschappen van de Xerox Phaser 3130 PCL 6 om andere
instellingen te wijzigen.
De afbeelding toont de
voorbeeld pagina van de
huidige instellingen.
Staand
Liggend
A
FDRUKTAKEN
4.4
7
Als u tevreden bent met uw instellingen, klikt u op OK
totdat het venster Afdrukken weer wordt getoond.
8
Klik op OK om het afdrukken te starten.
Opmerkingen:
De meeste Windows toepassingen geven voorrang aan de
instellingen van de toepassing zelf. Daarom raden wij u aan
eerst de afdrukinstellingen in de toepassing zelf te wijzigen en
de overige instellingen via het stuurprogramma van de printer
aan te passen.
De gewijzigde instellingen gelden zolang u het huidige
programma gebruikt. Om instellingen permanent te
wijzigen moet u deze via de map Printers aanbrengen. Dit doet
u als volgt.
1
Klik in het Windows scherm op Start.
2
Werkt u met Windows 9x/Me/2000/NT, selecteer dan eerst
Instellingen en daarna Printers.
Werkt u met Windows XP, select eer dan Printers en
faxapparaten.
3
Selecteer de printer Xerox Phaser 3130 PCL 6.
4
Klik met de rechter muisknop op het pictogram van de printer
en selecteer daarna:
• bij Windows 9x/Me Eigenschappen.
• bij Windows 2000/XP Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
• bij Windows NT Standaardwaarden document.
5
Wijzig op de diverse tabbladen de gewenste instellingen en klik
op OK.
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak kunt u op twee manieren annuleren.
Een afdruktaak afbreken via het
bedieningspaneel
Druk op het bedieningspaneel op de toets .
A
FDRUKTAKEN
4.5
4
De printer zal de pagina die op dat moment wordt afgedrukt
afmaken en de rest van de afdruktaak verwijderen. Als u op
drukt, wordt alleen de huidige afdruktaak verwijderd. Als
er meer afdruktaken in het geheugen van de printer zitten en u
wilt deze ook verwijderen, moet u voor iedere afdruktaak op
drukken.
Een afdruktaak afbreken via de map Printers
1
Selecteer vanuit het Windows Start menu Instellingen.
2
Open het venster Printers door Printers te selecteren en
dubbelklik op het pictogram van de Xerox Phaser 3130
PCL 6.
3
Selecteer vanuit het menu Document menu Afdrukken
annuleren (Windows 9x/Me) of Annuleren (Windows NT 4.0/
2000/XP).
Favorieten gebruiken
Met behulp van de optie Favorieten die op ieder Eigenschappen
tabblad aanwezig is, kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik.
Het toevoegen van een instelling aan uw favorieten doet u als
volgt:
1
Pas de instellingen op ieder tabblad aan uw wensen aan.
2
Geef in het invoervenster Favorieten een naam aan deze
instellingen.
3
Klik op Opslaan.
Wilt u een als Favoriet opgeslagen set instellingen gebruiken,
selecteer dan in de lijst met Favorieten de naam waaronder u
deze instellingen hebt opgeslagen.
U kunt een als favoriet opgeslagen set instellingen verwijderen
door in de lijst met Favorieten de naam te selecteren waaronder
u deze instellingen hebt opgeslagen en op Wissen te klikken.
Desgewenst kunt u teruggaan naar de standaard
fabrieksinstellingen van de printer door in de lijst Automatisch
te selecteren.
Help-informatie gebruiken
De printer beschikt over een helpscherm, dat u kunt oproepen
door in het venster Eigenschappen van de printer op de toets
Help te drukken. Dit helpscherm geeft gedetailleerde informatie
over de mogelijkheden die het stuurprogramma van de printer
biedt.
U kunt de help-informatie ook oproepen door op in de
rechter bovenhoek te drukken en vervolgens op de instelling
waarover u meer informatie wilt.
A
FDRUKTAKEN
4.6
Tabblad Papier
Via de volgende opties kunt u in het venster Eigenschappen van de
printer de papierinstellingen aanpassen. Op pagina 4.3 leest u hoe
u toegang krijgt tot het venster Eigenschappen van de printer.
Klik op tabblad Papier. U ziet nu de diverse papier-
eigenschappen van de printer.
Eigenschap Beschrijving
Aantal. Hier kunt u aangeven hoeveel
exemplaren u wilt afdrukken. Het maximum
is 999.
Bij Formaat kunt u aangegeven welk
papierformaat er in de lade zit.
Als het gewenste formaat niet in de lijst
voorkomt, klikt u op Aangepast
.
Als het
venster Aangepast papierformaat wordt
getoond, stelt u het gewenste formaat in en
klikt u op OK. Dit formaat wordt nu aan de
lijst toegevoegd, zodat u dit kunt selecteren.
Geef de naam van het
aangepaste formaat in.
Geef het papier-
formaat in.
A
FDRUKTAKEN
4.7
4
Controleer of bij Invoer de juiste invoer
is gekozen.
Selecteer Handmatig wanneer u op
speciaal afdrukmateriaal wilt afdrukken.
Daarbij kunt u slechts één vel tegelijk
invoeren. Zie pagina 3.8.
Als bij Invoer Automatisch is
geselecteerd, kiest de printer eerst voor
de Handinvoer en daarna voor de
papierlade.
Controleer of Type is ingesteld op
Standaard. Als u een ander type
afdrukmateriaal wilt gebruiken, selecteert
u het betreffende type in de lijst. Meer
informatie over afdrukmaterialen vindt u
in hoofdstuk 3 “Afdrukmateriaal kiezen”.
Als u gebruik maakt van papier waarin
katoen is verwerkt, krijgt u de beste
resultaten wanneer u het type papier op
Dik instelt.
Als u hergebruikt papier met een gewicht
tussen 75 en 90 g/m
2
of overig gekleurd
papier wilt gebruiken, moet u Gekleurd
papier selecteren.
Met de optie Schaling kunt u uw
printerjob automatisch of handmatig op
een pagina afstellen.
U hebt hierbij de keuze uit Geen,
Aanpassen aan form. en Verkleinen/
vergroten. Voor meer details hierover
verwijzen we u naar de pagina 4.10 en
pagina 4.11.
Eigenschap Beschrijving
A
FDRUKTAKEN
4.8
Tonerspaarstand
In de tonerspaarstand gebruikt de printer minder toner op
iedere pagina. Hierdoor wordt de gebruiksduur van uw
tonercassette verlengd en de kosten per pagina verlaagd. Dit
gaat echter wel enigszins ten koste van de afdrukkwaliteit.
U kunt op twee manieren de Tonerspaarstand inschakelen:
Vanaf het bedieningspaneel
Druk op het bedieningspaneel op de toets . Daarbij moet
de printer klaar staan voor gebruik (het lampje is groen).
• Als het lampje brandt, staat de printer in de
Tonerspaarstand en gebruikt de printer dus minder toner voor
iedere pagina.
• Als het lampje niet brandt, staat deze functie uit en
gebruikt de printer de normale hoeveelheid toner bij het
afdrukken.
A
FDRUKTAKEN
4.9
4
Vanuit uw toepassingsprogramma
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 4.3.
2
Klik op tabblad Grafisch en selecteer Tonerspaarstand. U
kunt kiezen uit:
Automatisch: Als u deze optie selecteert, geldt de
instelling die u via het bedieningspaneel van de printer
heeft gekozen.
Aan: Selecteer deze optie als u per pagina minder toner
wilt gebruiken.
Uit: Selecteer deze optie als u de normale hoeveelheid
toner wilt gebruiken.
3
Klik op OK.
A
FDRUKTAKEN
4.10
Document vergroten of verkleinen
U kunt uw tekst of afbeelding groter of kleiner afdrukken.
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 4.3.
2
In tabblad Papier selecteert u Verkleinen/vergroten in
de keuzelijst Type.
3
Geef in het invoervenster Percentage het gewenste
vergrotings- of verkleiningspercentage in.
U kunt ook op of drukken.
4
Selecteer vervolgens de bron, het formaat en het type
papier uit de keuzelijst Papier-opties.
5
Klik op OK en druk het document af.
A
FDRUKTAKEN
4.11
4
Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen
Me deze functie past de printer de afdruktaak zodanig aan het
gekozen papierformaat aan dat het hierop past. Daarbij maakt
het niet uit wat de digitale afmetingen van het document zijn.
Dit kan nuttig zijn wanneer u de details van een kleine tekst of
afbeelding wilt bekijken.
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 4.3.
2
Ga naar tabblad Papier en selecteer Aanpassen aan
form. in de keuzelijst Type.
3
Selecteer in de keuzelijst Afdrukpapier het juiste formaat.
4
Selecteer vervolgens de bron, het formaat en het type
papier uit de keuzelijst Papier-opties.
5
Klik op OK en druk het document af.
A
A
FDRUKTAKEN
4.12
Meer pagina’s per vel afdrukken
Desgewenst kunt u een aantal pagina’s op één vel afdrukken.
Daarbij worden de pagina’s verkleind over het blad verdeeld.
Het maximum is 16 pagina’s per vel.
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 4.3.
2
Ga naar tabblad Layout en selecteer in de keuzelijst bij
Type: Meer pagina’s per vel.
3
Selecteer in de keuzelijst Pagina’s/vel het aantal pagina’s
dat u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
Als u rond iedere pagina een kader wilt afdrukken, kruist u
Paginakaders afdrukken aan. Dit kan alleen wanneer bij
Pagina’s/vel is gekozen voor 2, 4, 6, 9 of 16.
A
FDRUKTAKEN
4.13
4
4
Selecteer desgewenst de Afdrukvolgorde waarin de pagina’s
moeten worden afgedrukt.
5
Klik op tabblad Papier en selecteer de gewenste invoer, het
formaat en het type papier.
6
Klik op OK en druk het document af.
Rechts, dan
omlaag
1
3
2
4
1
2
3
4
2
4
1
3
3
4
1
2
Omlaag, dan
rechts
Links, dan
omlaag
Omlaag, dan
links
A
FDRUKTAKEN
4.14
Posters afdrukken
U kunt een document dat uit 1 pagina bestaat desgewenst
verdeeld over 4, 9 of 16 vellen papier afdrukken. Vervolgens
kunt u deze vellen aan elkaar plakken, zodat een document op
posterformaat ontstaat.
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 4.3.
2
Klik op tabblad Layout en selecteer Poster in de keuzelijst
Type.
3
Stel de gewenste instellingen voor de poster in:
U kunt kiezen voor een poster bestaande uit 2x2, 3x3, 4x4
of Aangepast vellen. Als u 2x2 selecteert, wordt de afdruk
automatisch over 4 fysieke pagina’s verdeeld.
A
FDRUKTAKEN
4.15
4
Indien de layout die u wenst, niet in de lijst is opgenomen,
kunt u de optie Aangepast in de Grootte uitrollijst
selecteren. In dat geval kunt u in de optie Vergrot. factor
het gewenste percentage kiezen.
Om de poster eenvoudiger aan elkaar te kunnen plakken,
kunt u een overlap (in mm of inch) ingeven.
4
Klik op tabblad Papier en selecteer de gewenste invoer, het
formaat en het type papier.
5
Klik op OK en druk het document af. Daarna plakt u de
vellen aan elkaar zodat een poster ontstaat.
A
FDRUKTAKEN
4.16
Tabblad Grafisch
Via het tabblad Grafisch kunt u de instellingen van de printer
wijzigen die te maken hebben met de afdrukkwaliteit. Op
pagina 4.3 kunt u lezen hoe u toegang krijgt tot het scherm
Eigenschappen van de printer.
Klik op tabblad Grafisch, waarna de onderstaande
eigenschappen worden getoond.
Eigenschap Beschrijving
Resolutie
U kunt een afdrukresolutie kiezen van 1200
dpi klasse(best), 600 dpi(normaal) of
300 dpi(concept). Hoe hoger de instelling,
hoe scherper de tekens en afbeeldingen
worden afgedrukt. Bij een hogere resolutie
kost het afdrukken wel wat meer tijd.
A
FDRUKTAKEN
4.17
4
Afbeelding-
modus
Het kan voorkomen dat tekens of
afbeeldingen enigszins gerafeld of ongelijk
worden afgedrukt. In dat geval kunt u de
afdrukkwaliteit van de tekst of afbeelding
verbeteren door de optie Afbeeldingmodus
te selecteren.
Zowel de optie Tekstverbetering als de
optie Afbeeldingen zijn alleen beschikbaar
indien u 1200 dpi klasse(best) in de
Resolutie optie selecteert.
De volgende opties zijn beschikbaar:
Automatisch: Dit is de standaard instelling
van de printer, die vanaf het
bedieningspaneel van de printer wordt
ingesteld.
Normaal: Met deze instelling kunt u in de
originele resolutie afdrukken.
Tekstverbetering: Deze instelling
verbetert de kwaliteit waarmee de tekst
wordt afgedrukt, door de gerafelde omtrek
van tekens glad te strijken.
Afbeeldingen: Deze instelling verfijnt de
afdrukkwaliteit van bijvoorbeeld foto’s.
Toner-
spaarstand
Als u deze optie selecteert, gebruikt de
printer minder toner bij het afdrukken.
Hierdoor wordt de gebruiksduur van de
tonercassette verlengd en de kosten per
afdruk verlaagd, zonder dat de afdrukkwaliteit
noemenswaardig minder wordt. Meer
informatie hierover vindt u op pagina 4.8.
Eigenschap Beschrijving
A
FDRUKTAKEN
4.18
TrueType
opties
Door op TrueType opties te drukken, krijgt u
toegang tot het scherm waarin u een aantal extra
instellingen kunt wijzigen.
TrueType opties
Deze optie bepaalt wat het stuurprogramma aan
de printer doorgeeft over de weergave van tekst
in uw document. Pas deze instelling eventueel
aan uw document aan.
Downloaden als Contour: Wanneer u deze
optie selecteert, zal de driver de gegevens van
het lettertype (font) van de documenten als
beelden van de outline font downloaden en deze
informatie naar de printer verzenden.
Documenten met minder lettertypes zullen in
deze instelling sneller afdrukken.
Wanneer u een job afdrukt waarvan de
lettertypes niet correct op de afgedrukte pagina
verschijnen, moet u Downloaden als Bitmap
kiezen en de job nog eens invoeren.
Downloaden als Bitmap: Als deze optie
gekozen is, laadt het stuurprogramma de
lettertypes als bitmap afbeeldingen. Wanneer u
een document met een ingewikkeld lettertype
wilt afdrukken (bijvoorbeeld Koreaans of
Chinees) gaat het afdrukken sneller als u deze
optie selecteert.
Grafisch afdrukken: Als u deze optie
selecteert, laadt het stuurprogramma de
lettertypes als grafische afbeeldingen. Als u een
document met veel afbeeldingen en betrekkelijk
weinig TrueType lettertypes afdrukt, kunt u de
afdruksnelheid verhogen door deze instelling te
kiezen.
Als de optie Alle tekst zwart is aangekruist,
wordt alle tekst in uw document in zwart
afgedrukt, onafhankelijk van de kleur die de tekst
op het scherm heeft. Wanneer deze optie niet is
aangekruist, wordt gekleurde tekst in grijstinten
afgedrukt.
Eigenschap Beschrijving
A
FDRUKTAKEN
4.19
4
Watermerken afdrukken
Met de optie Watermerk kunt u over een bestaande tekst heen
een diagonale tekst afdrukken, bijvoorbeeld in grote grijze
letters “CONCEPT” of “VERTROUWELIJK”. U kunt de tekst alleen
op de eerste pagina of op alle pagina’s afdrukken.
Bij uw printer worden een aantal watermerken standaard
meegeleverd. Deze kunt u desgewenst wijzigen en u kunt ook
nieuwe watermerken toevoegen.
Een bestaand watermerk gebruiken
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 4.3.
2
Klik op tabblad Extra en selecteer in de lijst bij
Watermerk het watermerk dat u wilt gebruiken. Het
voorbeeld hiervan wordt getoond.
3
Klik op OK om het afdrukken te starten.
A
FDRUKTAKEN
4.20
Een nieuw watermerk maken
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 4.3.
2
Klik op tabblad Extra en vervolgens in het Watermerk-
gedeelte op de knop Wijzigen. Het venster Watermerken
wordt geopend.
3
In het invoervenster Tekst watermerk geeft u de tekst in
die u als watermerk wilt afdrukken.
De tekst wordt in het voorbeeldvenster getoond. Zo krijgt u
een indruk hoe het watermerk er op de afdruk uit zal zien.
Als het vakje
Alleen eerste pagina
is aangekruist, wordt het
watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4
Pas de watermerkopties aan uw wensen aan.
In het gedeelte Lettertype kunt u het gewenste lettertype,
de lettergrootte en de kleur selecteren. In het gedeelte
Tekst watermerk kunt u aangeven met welke hoek de
tekst moet worden afgedrukt.
5
Om uw nieuwe watermerk aan de lijst toe te voegen, klikt u
op Toevoegen.
6
Als uw instellingen naar wens zijn, klikt u op OK en drukt u
uw document af.
Als u geen watermerk meer wilt gebruiken, selecteert u in de
Watermerk keuzelijst <Geen watermerk>.
A
FDRUKTAKEN
4.21
4
Een watermerk bewerken
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 4.3.
2
Klik op tabblad Extra en vervolgens in het Watermerk-
gedeelte op de knop Wijzigen. Het venster Watermerken
wordt geopend.
3
Selecteer in de lijst met Huidige watermerken het
watermerk dat u wilt wijzigen. Wijzig desgewenst de
watermerktekst en de opties. Zie “Een nieuw watermerk
maken” op pagina 4.20.
4
Sla de wijzigingen op door op Wijzigen te klikken.
5
Klik op OK.
Een watermerk verwijderen
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 4.3.
2
Klik op tabblad Extra en vervolgens in het Watermerk-
gedeelte op de knop Wijzigen. Het venster Watermerken
wordt geopend.
3
Selecteer in de lijst Beschikbare watermerken het
watermerk dat u wilt verwijderen en klik op Wissen.
4
Klik op OK.
A
FDRUKTAKEN
4.22
Overlays afdrukken
Wat is een overlay?
Een overlay is een tekst of afbeelding die met een speciaal
bestandsformaat op de harde schijf van uw computer is
opgeslagen en die u met ieder gewenst document kunt
afdrukken. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van
voorbedrukt briefpapier of formulieren. In plaats van een
voorbedrukt vel briefpapier of een formulier te gebruiken, kunt
u een overlay samenstellen die dezelfde informatie bevat. U
hoeft in dat geval geen speciaal papier in de printer te laden. Het
enige wat u hoeft te doen is aan de printer doorgeven welke
overlay voor uw document gebruikt moet worden.
Een nieuwe pagina-overlay maken
Voordat u een pagina-overlay kunt gebruiken, moet u een
nieuwe pagina-overlay samenstellen die bijvoorbeeld het logo
en de adresgegevens van uw bedrijf of de gewenste afbeelding
bevat.
1
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die
u voor de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst
precies op de plaats staat waar deze afgedrukt moet
worden. Sla het bestand eventueel op voor toekomstig
gebruik.
2
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 4.3.
3
Klik op tabblad Extra en klik in het gedeelte Overlay op
Wijzigen.
WORLD BEST
Dear ABC
Regards
WORLD BEST
A
FDRUKTAKEN
4.23
4
4
In het venster Overlays klikt u op Nieuwe overlay maken.
5
In het venster Nieuwe overlay maken geeft u in het
invoerveld Bestandsnaam een naam van maximaal 8
posities in.
Selecteer eventueel het pad naar de bestemming
(standaard is dit C:\Mijn documenten).
Indien u het bestand als een “alleen-lezen” bestand wilt
openen, moet u Openen als alleen-lezen aanvinken.
6
Klik op Opslaan. U zult zien dat de naam is toegevoegd aan
het Lijst met overlays.
7
Klik zo vaak als nodig op OK of Ja.
Het bestand wordt niet afgedrukt, maar op de harde schijf
van uw computer opgeslagen.
NB: Het formaat van het overlaydocument moet exact hetzelfde
zijn als dat van het document waaraan u het toe wilt voegen. Stel
geen overlays met watermerken samen.
A
FDRUKTAKEN
4.24
Een pagina-overlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt samengesteld, kunt u deze met uw
document afdrukken. Dit doet u als volgt:
1
Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma
wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de
printer. Zie pagina 4.3.
3
Klik op tabblad Extra.
4
Selecteer in de keuzelijst Overlay de overlay die u wilt
gebruiken.
5
Als de overlay die u zoekt niet in de lijst Overlay voorkomt,
klikt u op Wijzigen en Overlay laden. Vervolgens
selecteert u het gewenste bestand.
Ook als de overlay die u wilt gebruiken op een extern
medium (bijvoorbeeld cd-rom of diskette) is opgeslagen,
kunt u deze laden via het venster Overlay laden.
Nadat u het bestand hebt geselecteerd, klikt u op Openen.
Het bestand is nu in het Lijst met overlays opgenomen,
zodat u deze voor uw afdruk kunt selecteren.
A
FDRUKTAKEN
4.25
4
6
Klik eventueel op Overlay bevestigen voor afdruk. Als
dit vakje is aangekruist, wordt iedere keer dat u een
document afdrukt een bevestiging gevraagd of u bij het
document de overlay wilt afdrukken.
Als u in dat geval Ja antwoordt, wordt de geselecteerde
overlay bij uw document afgedrukt. Als u Nee antwoordt,
wordt geen overlay afgedrukt.
Als dit vakje leeg is en er wel een overlay is geselecteerd,
wordt automatisch bij elk document de overlay afgedrukt.
7
Klik zo vaak als nodig op OK of Ja totdat de printer begint
met afdrukken.
De geselecteerde overlay wordt bij uw afdruktaak geladen
en met uw document afgedrukt.
NB: De voor de overlay ingestelde resolutie moet hetzelfde zijn als
die van het document waarbij u de overlay afdrukt.
Een pagina-overlay verwijderen
Overlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen.
1
In het venster Eigenschappen van de printer klikt u op
tabblad Extra.
2
In het gedeelte Overlay klikt u op Wijzigen.
3
Selecteer in het Lijst met overlays de overlay die u wilt
verwijderen.
4
Klik op Overlay verwijderen.
5
Klik zo vaak als nodig op OK totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
A
FDRUKTAKEN
4.26
Uitvoerinstellingen
U kunt een aantal uitvoerinstellingen wijzigen.
Informatie over het openen van het venster Eigenschappen van
de printer vindt u op pagina 4.2.
Klik op tabblad Extra om de functie Uitvoeropties te openen.
Menukeuze Beschrijving
Printvolgorde
Via de keuzelijst bij Afdrukvolgorde kunt u
instellen in welke volgorde de pagina’s
moeten worden afgedrukt:
Normaal
: Afdrukken in de normale
volgorde.
Omgekeerde volgorde
: De printer
drukt in omgekeerde volgorde af. Dit is
handig wanneer u de achteruitvoer
gebruikt.
Oneven pagina’s afdrukken
: Alleen
de oneven pagina’s worden afgedrukt.
Even pagina’s afdrukken
: Alleen de
even pagina’s worden afgedrukt.
A
FDRUKTAKEN
4.27
4
Printerfonts
gebruiken
Wanneer deze optie is geselecteerd,
gebruikt de printer de lettertypes die in zijn
geheugen zijn opgeslagen om uw document
af te drukken in plaats van de lettertypes te
downloaden die in uw document worden
gebruikt.
Indien u in uw document echter lettertypes
gebruikt die erg verschillen van de
lettertypes die in het werkgeheugen van de
printer beschikbaar zijn, zal het afgedrukte
blad er compleet anders uitzien dan wat er
op het scherm verschijnt.
Menukeuze Beschrijving
A
FDRUKTAKEN
4.28
Printer in een netwerk opnemen
U kunt de printer rechtstreeks op een daarvoor binnen het
netwerk geselecteerde computer (de “hostcomputer”)
aansluiten. Via een Windows 9x, Me, 2000, XP of NT 4.0
netwerkprinteraansluiting kunnen alle gebruikers binnen het
netwerk van de printer gebruik maken.
Windows 9x/Me
Hostcomputer configureren
1
Start Windows.
2
Selecteer vanuit het Start menu Instellingen,
Configuratiescherm en dubbelklik op het Netwerk
pictogram.
3
Kruis het vakje Bestanden en printers delen aan en klik
op OK.
4
Klik op Start; selecteer Instellingen en vervolgens
Printers. Dubbelklik op de naam van uw printer.
5
Selecteer in het Printer menu Eigenschappen.
6
Klik op tabblad Delen en kruis het vakje Gedeeld als aan.
Geef de naam waaronder de printer gedeeld wordt in en klik
op OK.
Client PC configureren
1
Klik met de rechter muisknop op Start en selecteer
Verkennen.
2
Open in de linker kolom uw netwerkmap.
3
Klik met de rechter muisknop op de naam waaronder de
printer gedeeld is en selecteer Printerpoort toewijzen.
4
Selecteer de gewenste poort, kruis het vakje Opnieuw
verbinden bij aanmelden aan en klik daarna op OK.
5
Selecteer vanuit het Start menu Instellingen en daarna
Printers.
6
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
7
Selecteer in het Printer menu Eigenschappen.
8
Druk op tabblad Details, selecteer de printerpoort en klik
op OK.
A
FDRUKTAKEN
4.29
4
Windows NT/2000/XP
Hostcomputer configureren
1
Start Windows.
2
Selecteer vanuit het Start menu Instellingen en
vervolgens Printers. (Windows NT/2000)
Selecteer vanuit het Start menu Printers en
faxapparaten. (Windows XP)
3
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
4
Selecteer in het Printer menu Delen.
5
Kruis het vakje Gedeeld aan. (Windows NT)
Kruis het vakje Gedeeld als aan. (Windows 2000)
Kruis het vakje Deze printer delen aan. (Windows XP)
Geef de Sharenaam in waaronder de printer wordt gedeeld
en klik op OK.
Client PC configureren
1
Klik met de rechter muisknop op Start en selecteer
Verkennen.
2
Open in de linker kolom uw netwerkmap.
3
Klik op de naam waaronder de printer gedeeld is.
4
Selecteer vanuit het Start menu Instellingen en daarna
Printers. (Windows NT/2000)
Selecteer vanuit het Start menu Printers en
faxapparaten. (Windows XP)
5
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
6
Selecteer in het Printer menu Eigenschappen.
7
Druk op tabblad Poorten en klik op Poort toevoegen.
8
Selecteer Lokale poort en klik op Nieuwe poort.
A
FDRUKTAKEN
4.30
9
Vul het invoerveld Geef een poortnaam op in en geef de
naam in waaronder de printer wordt gedeeld.
10
Klik op OK en vervolgens op Sluiten.
11
Klik op OK. (Windows NT)
Klik op Toepassen en daarna op OK. (Windows 2000/XP)
5
In dit hoofdstuk kunt u lezen wat de beste manier is om de
tonercassette en uw printer te onderhouden.
U vindt informatie over de volgende onderwerpen:
Onderhoud tonercassette
Printer reinigen
Verbruiksartikelen en te vervangen onderdelen
Printer onderhouden
P
RINTER
ONDERHOUDEN
5.2
Onderhoud tonercassette
Bewaren tonercassette
Houd u voor de beste resultaten aan de volgende richtlijnen:
• Haal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment
dat u deze gaat gebruiken.
• Vul tonercassettes niet bij. Schade aan de printer die het
gevolg is van een bijgevulde cassette, valt niet onder de
garantie.
Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als de printer.
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor
zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten aan daglicht
wordt blootgesteld.
Verwachte gebruiksduur van de tonercassette
De gebruiksduur van de tonercassette hangt af van de
hoeveelheid toner die tijdens het afdrukken wordt gebruikt.
Wanneer u tekstdocumenten met een gemiddelde dekking
van 5 % afdrukt, gaat een nieuwe tonercassette gemiddeld
3 000 pagina’s mee.
Tonerspaarstand
Om toner te besparen, drukt u op de
toets van het
bedieningspaneel van de printer.
De toets licht dan op. U kunt
de Tonerspaarstand ook inschakelen via het venster
Eigenschappen van de printer. Zie
“Tonerspaarstand” op
pagina 4.8.
Als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette
langer mee en hebt u lagere kosten per pagina, hoewel dit
enigszins ten koste gaat van de afdrukkwaliteit.
P
RINTER
ONDERHOUDEN
5.3
5
Toner opnieuw verdelen
Wanneer de toner op begint te raken, worden gedeelten van
uw document vaag of lichter afgedrukt. U kunt proberen de
afdrukkwaliteit tijdelijk te verbeteren door de resterende
toner over de cassette te herverdelen, bijvoorbeeld om een
afdruktaak af te maken voordat u de tonercassette vervangt.
Dit doet u als volgt:
1
Open de voorklep door deze naar u toe te trekken.
2
Duw de tonercassette omlaag en haal hem uit de printer.
Let op:
Steek uw hand niet te ver in de printer. Het fixeergedeelte kan
heet zijn.
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor
zorgen dat de cassette niet langer dan enkele minuten aan
daglicht wordt blootgesteld.
P
RINTER
ONDERHOUDEN
5.4
3
Verdeel de nog aanwezige toner over de cassette door de
cassette voorzichtig een keer of vijf, zes heen en weer te
schudden.
NB:
Als er toner op uw kleding komt,
veegt u deze af met een
droge doek en reinigt u de kleding met koud water. Heet water
hecht de toner aan de stof!
4
Zet de tonercassette terug in de printer. Controleer of de
cassette op zijn plaats klikt.
5
Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht zit. Als
deze niet goed gesloten is, kunnen tijdens het afdrukken
fouten optreden.
Tonercassette vervangen
Als de afdrukken ook na het herverdelen van de toner te licht
zijn (zie pagina 5.3), moet u de tonercassette vervangen.
Verwijder de oude cassette en plaats een nieuwe. Zie
“Tonercassette plaatsen” op pagina 2.4.
P
RINTER
ONDERHOUDEN
5.5
5
Printer reinigen
Voor een goede afdrukkwaliteit is het van belang de printer goed
schoon te houden door onderstaande instructies op te volgen.
Doe dit iedere keer als u de tonercassette vervangt of als de
afdrukkwaliteit achteruit gaat.
NB:
Vermijd tijdens het reinigen van de binnenkant van de printer
dat u de transferrol aanraakt (deze bevindt zich onder de
tonercassette). Vet of olie op uw vingers kan tot problemen met de
afdrukkwaliteit leiden.
LET OP:
Wanneer u de behuizing van de printer schoonmaakt met
schoonmaakmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of andere
bijtende bestanddelen bevatten, kan deze van kleur veranderen of
barsten.
Buitenzijde reinigen
U kunt de behuizing van de printer het best schoonmaken met
een zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins
bevochtigen met water, maar let erop dat er geen water op of in
de printer komt.
Binnenzijde reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in de printer papierresten,
toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment
problemen met de afdrukkwaliteit gaan veroorzaken, zoals
tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden
opgeheven of tegengegaan door de binnenkant van de printer te
reinigen.
Binnenzijde printer reinigen
1
Zet de printer uit en haal de stekker uit het stopcontact
Wacht daarna tot de printer is afgekoeld.
2
Open de voorklep en verwijder de tonercassette. Duw de
tonercassette omlaag en haal hem uit de printer.
P
RINTER
ONDERHOUDEN
5.6
3
Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel
stof en gemorste toner in het gedeelte van de tonercassette
en de tonercassette-opening.
NB:
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, mag u de
cassette niet langer dan een paar minuten aan daglicht bloot-
stellen. Dek de cassette zo nodig af met een stuk papier. Let er
ook op dat u de zwarte transferrol in de printer niet aanraakt.
4
Zet de tonercassette terug en sluit de klep. Controleer of de
klep goed dicht zit. Als deze niet goed gesloten is, kunnen
tijdens het afdrukken fouten optreden.
5
Doe de stekker weer in het stopcontact en zet de printer
aan.
P
RINTER
ONDERHOUDEN
5.7
5
Schoonmaakblad afdrukken
Door een schoonmaakblad af te drukken, wordt de drum in
de tonercassette gereinigd. Doe dit als er vlekken of vegen
op uw afdrukken verschijnen. Hierbij wordt een vel met
tonerresten geproduceerd, dat u kunt weggooien.
1
Controleer of de printer aan staat en klaar is voor gebruik,
en of er papier in de lade zit.
2
Houd de toets op het bedieningspaneel ongeveer 10
seconden ingedrukt.
3
Uw printer voert automatisch een vel papier in en drukt een
schoonmaakblad met stof of tonerresten af.
NB: Het cassetteschoonmaakproces kan enige tijd duren. U kunt
dit proces onderbreken door de printer uit te zetten.
P
RINTER
ONDERHOUDEN
5.8
Verbruiksartikelen en te vervangen
onderdelen
Om de kwaliteit van de printer zo goed mogelijk te houden en
papierstoringen te voorkomen, zal het van tijd tot tijd nodig zijn
bepaalde onderdelen als de transferrol en de fixeereenheid
(fuser) te vervangen.
De volgende onderdelen dienen na het afdrukken van een
bepaald aantal pagina’s vervangen te worden:
Voor de aanschaf van verbruiksartikelen en nieuwe onderdelen
kunt u terecht bij een Xerox dealer of de leverancier van de
printer. Wij adviseren nadrukkelijk om genoemde onderdelen
door een ervaren technicus te laten vervangen.
Onderdeel
Aantal afdrukken
(gemiddeld)
Papierdoorvoerrol 60,000
Transferrol 60,000
Papieropnamerol 60,000
Fixeereenheid (fuser) 60,000
6
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet
doen als er tijdens het afdrukken een probleem optreedt.
De volgende onderwerpen worden behandeld:
Checklist voor het oplossen van problemen
Algemene afdrukproblemen oplossen
Vastgelopen papier verwijderen
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen
Foutmeldingen oplossen
Algemene Windows problemen oplossen
Algemene Linux problemen oplossen
Algemene DOS problemen oplossen
Problemen oplossen
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.2
Checklist voor het oplossen van
problemen
Als de printer niet goed werkt, kunt u de volgende checklist
raadplegen en de daarbij vermelde oplossing(en) proberen.
Controle Oplossing
Controleer de stekker, het
netsnoer en de aan-/
uitschakelaar.
Probeer eventueel of de printer het wel doet als u de
stekker in een ander stopcontact doet.
Controleer of het
lampje brandt.
Als de printer klaar is voor gebruik, licht het
lampje groen op. Licht het lampje rood op, kijk
dan bij “Foutmeldingen oplossen” op pagina 6.18.
Houd de toets
ingedrukt om een
demopagina af te
drukken.
Als er geen demopagina wordt afgedrukt, controleert u
eerst of er papier in de papierlade zit.
• Als er papier in de printer is vastgelopen, kijkt u bij
“Vastgelopen papier verwijderen” op pagina 6.7.
Controleer of de
demopagina goed is
afgedrukt.
Als de afdrukkwaliteit niet goed is, kijkt u bij “Problemen
met de afdrukkwaliteit oplossen” op pagina 6.12.
Druk met uw programma
een pagina af om te
controleren of de
computer en printer goed
op elkaar zijn aangesloten
en goed met elkaar
communiceren.
Als de pagina niet wordt afgedrukt, controleert u of de
kabel tussen de printer en de computer goed is
aangesloten.
• Controleer in de printerwachtrij of spooler of een
afdruktaak onderbroken is.
• Controleer in uw programma of het juiste
printerstuurprogramma en de juiste communicatie-
poort worden gebruikt. Als de afdruk tijdens het
afdrukken wordt onderbroken, kijkt u bij “Algemene
afdrukproblemen oplossen” op pagina 6.3.
Als het probleem na het
doorlopen van deze
checklist nog niet is
opgelost, raadpleegt u de
volgende hoofdstukken:
• “Algemene afdrukproblemen oplossen” op pagina 6.3.
• “Foutmeldingen oplossen” op pagina 6.18.
• “Algemene Windows problemen oplossen” op
pagina 6.19.
• “Algemene Linux problemen oplossen” op pagina 6.20.
• “Algemene DOS problemen oplossen” op pagina 6.23.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.3
6
Algemene afdrukproblemen
oplossen
Ingeval van problemen met de werking van de printer, kunt u
onderstaande oplossing(en) proberen.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
De printer
drukt niets af
De printer krijgt geen
stroom.
Controleer de stekker en het netsnoer, de
aan-/uitschakelaar en de stroombron/het
stopcontact.
De printer is niet als
standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer in Windows in de map Printers
de Xerox Phaser 3130 PCL 6 als
standaard-printer.
Controleer het
volgende:
• Is de klep van de printer dicht?
• Is in de printer papier vastgelopen?
• Is de papierlade of handinvoer leeg?
• Is er een tonercassette geplaatst?
Bij een systeemfout van de printer
adviseren wij u contact op te nemen met
een Xerox service center.
Heeft u gekozen voor
Handinvoer?
Leg een vel papier in de handinvoer. Om
het afdrukken te starten, drukt u op de
toets op het bedieningspaneel.
Kabel tussen de
computer en printer
niet goed
aangesloten.
Maak de kabel los en sluit deze opnieuw
aan.
De kabel tussen de
computer en de
printer is defect.
Sluit de kabel zo mogelijk aan op een
andere computer waarvan u weet dat die
goed werkt en druk een document af;
probeer een andere printerkabel.
De poortinstelling is
niet juist.
Controleer in Windows of de afdruktaak
naar de juiste poort wordt gestuurd
(bijvoorbeeld LPT1). Als uw computer
meer poorten heeft, controleert u of de
printer op de juiste poort is aangesloten.
Misschien is de printer
niet goed
geconfigureerd.
Controleer bij de eigenschappen van de
printer of alle instellingen juist zijn.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.4
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
De printer drukt
niets af.
(vervolg)
Misschien is het
printerstuurprogram-
ma niet goed
ge
ïnstalleerd
.
Installeer het printerstuurprogramma
opnieuw (zie pagina 2.16). Druk ter
controle een demopagina af.
De printer werkt niet
goed.
Controleer de lampjes op het
bedieningspaneel om na te gaan of de
printer een systeemfout aangeeft.
De printer haalt
het papier uit
de verkeerde
invoer.
Misschien is in de
eigenschappen van de
printer niet de juiste
invoer geselecteerd.
Bij veel programma’s wordt de invoer
geselecteerd via tabblad Papier in de
Eigenschappen van de printer. Selecteer
de juiste invoer. Zie pagina 4.6.
De printer voert
het papier niet
in.
Het papier is niet goed
geladen.
Verwijder het papier uit de lade en leg het
goed terug.
Er zit teveel papier in
de lade.
Haal het teveel aan papier uit de lade.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de in deze
handleiding vermelde specificaties
voldoet.
Het afdrukken
gaat erg
langzaam.
De afdruktaak is te
complex.
Maak de pagina minder complex door
bijvoorbeeld afbeeldingen te verwijderen
of wijzig de instellingen van de
afdrukkwaliteit.
De maximum afdruksnelheid van deze
printer is 16 pagina’s (bij A4) respectie-
velijk 17 pagina’s (bij Letter) per minuut.
Onder Windows 9x/Me
is de spool-instelling
niet juist.
Selecteer vanuit het Start menu
Instellingen en Printers. Klik met de
rechter muisknop op het pictogram van de
Xerox Phaser 3130 PCL 6
en selecteer
Eigenschappen. Klik op tabblad Details
en selecteer de knop Spool instellingen.
Selecteer de gewenste spool-instelling.
De helft van de
pagina is leeg.
De pagina lay-out is te
complex.
Maak de lay-out minder complex door
bijvoorbeeld afbeeldingen te verwijderen.
De bij Ori
ëntatie
gekozen instelling
is
niet juist.
Wijzig in uw programma de ori
ëntatie in
Staand of Liggend
.
Het gebruikte
papierformaat stemt
niet overeen met de bij
Formaat gekozen
instelling.
Controleer of de bij Formaat gekozen
instelling hetzelfde is als het papier in de
invoer.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.5
6
Het papier
loopt steeds
vast.
Er zit teveel papier in
de invoer.
Verwijder het teveel aan papier uit de
lade. Gebruik voor het afdrukken van
speciaal afdrukmateriaal de handinvoer.
De gebruikte
papiersoort wordt niet
ondersteund.
Gebruik alleen papier dat aan de in deze
handleiding vermelde specificaties
voldoet.
De gekozen
uitvoermethode is niet
juist.
Voor speciaal afdrukmateriaal,
bijvoorbeeld dik papier, gebruikt u niet de
bovenuitvoer (afdruk omlaag gericht),
maar de achteruitvoer (afdruk naar
boven).
Misschien zitten er nog
papierresten in de
printer.
Open de voorklep en verwijder eventuele
papierresten.
De printer
drukt wel af,
maar niet de
juiste tekst, de
tekst is
vervormd of
niet compleet.
De printerkabel is niet
goed aangesloten of
defect.
Maak de printerkabel los en sluit deze
opnieuw aan. Probeer een document af te
drukken dat u al eerder met succes hebt
afgedrukt. Sluit de kabel en printer zo
mogelijk aan op een andere computer en
druk een document af dat u al eerder met
succes hebt afgedrukt. Probeer het
eventueel met een andere printerkabel.
U heeft niet het juiste
stuurprogramma
geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu van de
toepassing of u de juiste printer hebt
geselecteerd.
Het toepassings-
programma werkt niet
goed.
Probeer of u met een ander programma
wel kunt afdrukken.
Het besturings-
systeem werkt niet
goed.
Voor elke versie van Windows geldt het
volgende: Ga naar DOS (klik vanuit het
Start menu op Uitvoeren en geef in:
command). Bij
C:\
geeft u het commando
Dir LPT1
in (ervan uitgaand dat de
printer is aangesloten op LPT1). Druk
vervolgens op
Enter
. Sluit Windows af en
start de computer opnieuw. Zet de printer
uit een weer aan.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.6
LET OP:
Als na het afdrukken van ongeveer 60.000 pagina’s problemen optreden, moet de
transferrol worden vervangen. Neem daarover contact op met het service center.
Er worden
alleen lege
pagina’s
afgedrukt.
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Verdeel de nog aanwezige toner over de
cassette. Zie pagina 5.3. Vervang zo
nodig de tonercassette.
Het bestand bevat
blanco pagina’s.
Controleer in het bestand of het blanco
pagina’s bevat.
Een onderdeel, bijv. de
controller, is misschien
defect.
Neem contact op met het service center.
Bij Adobe Illus-
trator worden
de afbeeldin-
gen niet goed
afgedrukt.
De instelling in het
programma is niet
juist.
Selecteer via tabblad Grafisch bij
TrueType opties
:
Downloaden als
Bitmap
en druk het document opnieuw
af.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.7
6
Vastgelopen papier verwijderen
Het kan voorkomen dat het papier tijdens een afdruktaak
vastloopt. Dit kan de volgende oorzaken hebben:
• De lade is te vol of het papier is niet goed geladen.
• De lade is er tijdens het afdrukken uitgetrokken.
• De voorklep is tijdens het afdrukken geopend.
• Het papier voldoet niet aan de in deze handleiding vermelde
specificaties. Zie “Papierspecificaties” op pagina 7.22.
• Het papier is te groot of te klein. Zie “Papierspecificaties” op
pagina 7.22.
Als er papier in de printer is vastgelopen, licht het lampje
van het bedieningspaneel rood op. Kijk waar het papier is
vastgelopen en verwijder dit. Kijk desnoods in de printer zelf.
Het papier is vastgelopen in het
uitvoergedeelte
NB: Wanneer in dit gedeelte papier vastloopt, kan er losse toner
op het papier zitten. Als u toner op uw kleding krijgt, wast u dit
met koud water af. Bij gebruik van warm water hecht de toner zich
aan de stof.
1
Als het papier in het uitvoergedeelte is vastgelopen en een
groot gedeelte van het papier is zichtbaar, trekt u dit er
recht uit.
Als u weerstand voelt wanneer u het papier eruit probeert
te trekken, stopt u met trekken en gaat u verder met de
volgende stap.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.8
2
Open de achteruitvoer.
3
Maak het papier los en trek het voorzichtig naar buiten.
NB: Wees voorzichtig wanneer u de achterklep opent. De
binnenzijde van de printer kan nog warm zijn.
4
Sluit de achteruitvoer.
5
Doe de voorklep open en weer dicht. Het afdrukken kan
worden hervat.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.9
6
Het papier is vastgelopen in het
invoergedeelte
1
Schuif de lade naar buiten zodat u het vastgelopen papier
kunt verwijderen.
2
Trek het vastgelopen papier aan de zichtbare rand naar
buiten. Controleer of het papier recht in de lade zit.
3
Schuif de lade terug in de printer.
4
Doe de voorklep open en weer dicht. Het afdrukken kan
worden hervat.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.10
Het papier is vastgelopen bij de
tonercassette
1
Doe de voorklep open.
2
Haal de tonercassette eruit. Duw de tonercassette omlaag
en haal hem uit de printer.
3
Trek voorzichtig het papier naar u toe.
4
Controleer of er geen papier in de printer is achtergebleven.
5
Zet de tonercassette terug en doe de voorklep dicht. Het
afdrukken kan worden hervat.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.11
6
Tips om te voorkomen dat papier vastloopt
bij het afdrukken op A5-papier.
Als A5-papier regelmatig vastloopt, kunt u het volgende doen:
1
Open de lade en laad het papier zoals aangegeven in
onderstaande illustratie.
2
Open het venster Eigenschappen van de Xerox Phaser 3130
PCL 6 en stel in tabblad Papier het papierformaat in op A5
(148x210 mm).
3
Stel in tabblad Layout bij Oriëntatie de optie Draaien in
op 90º.
4
Klik op OK om het afdrukken te starten.
Klik hier.
Selecteer 90
graden.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.12
Tips om ervoor te zorgen dat het papier niet
vastloopt
De meeste problemen kunnen worden voorkomen door het
juiste soort papier te kiezen. Als het papier toch vastloopt, volgt
u de stappen zoals genoemd bij “Vastgelopen papier
verwijderen” op pagina 6.7.
• Volg de aanwijzingen bij “Papier laden” op pagina 2.6. Zorg
ervoor dat de papiergeleiders goed zijn ingesteld.
Doe niet teveel papier in de lade. Zorg ervoor dat dit onder de
maximummarkering rechts in de lade blijft.
• Schuif tijdens het afdrukken de lade niet open.
Waaier het papier uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade legt.
• Gebruik geen gekreukeld, vochtig of omgekruld papier.
• Doe geen verschillende soorten papier in de lade.
• Gebruik alleen afdrukmateriaal dat aan de specificaties
voldoet. Zie “Papierspecificaties” op pagina 7.22.
• Leg het papier met de aanbevolen afdrukzijde naar beneden
in de lade.
Problemen met de afdrukkwaliteit
oplossen
Checklist afdrukkwaliteit
Problemen met de afdrukkwaliteit kunt u oplossen via de
volgende checklist:
• Verdeel de resterende toner over de tonercassette (zie
pagina 5.3).
• Maak de binnenkant van de printer schoon (zie pagina 5.5).
• Wijzig in Eigenschappen van de printer (tabblad Grafisch) de
resolutie (zie pagina 4.16).
• Zet de Tonerspaarstand uit (zie pagina 4.8).
• Kijk bij Algemene afdrukproblemen oplossen (zie pagina 6.3).
• Plaats een nieuwe tonercassette en controleer de
afdrukkwaliteit (zie pagina 2.4).
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.13
6
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen
Probleem Oplossing
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de
afdruk ziet:
• Misschien is de tonercassette bijna leeg. Door de
resterende toner over de cassette te verdelen, kunt
u er waarschijnlijk nog een aantal afdrukken mee
maken (zie “Toner opnieuw verdelen” op
pagina 5.3). Als dit niet helpt, zult u een nieuwe
tonercassette moeten plaatsen.
• Misschien voldoet het papier niet aan de
specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
Zie “Papierspecificaties” op pagina 7.22.
• Als de hele pagina te licht is, is de resolutie
misschien te laag ingesteld of staat de
Tonerspaarstand aan. Wijzig in de Eigenschappen
van de printer de Resolutie of Tonerspaarstand. Zie
respectievelijk pagina 4.16 en 4.8.
• Misschien moet de tonercassette gereinigd worden.
Zie “Binnenzijde reinigen” op pagina 5.5.
Tonervlekken
• Het papier voldoet niet aan de specificaties
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie
“Papierspecificaties” op pagina 7.22.
• De transferrol is vuil. Zie “Binnenzijde reinigen” op
pagina 5.5.
• De printer moet aan de binnenzijde gereinigd
worden. Zie “Binnenzijde reinigen” op pagina 5.5.
Uitval-
verschijnselen
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde,
vlekken zitten:
• Misschien zat er een slecht vel tussen het papier.
Druk het document opnieuw af.
• Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papieroppervlak bevat
vochtplekken. Probeer een andere merk papier. Zie
“Papierspecificaties” op pagina 7.22.
• Een hele doos papier is niet in orde. Problemen bij
het fabricageproces kunnen ertoe leiden dat toner
niet goed hecht aan sommige gedeelten van het
papier. Probeer een ander merk papier.
• De tonercassette kan defect zijn. Zie “
Verticaal
terugkerende afwijkingen
” op de volgende pagina.
• Als na deze stappen het probleem niet is opgelost,
neem dan contact op met een service center.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.14
Verticale strepen
Als de afdrukken een zwarte, verticale streep
vertonen:
• Er zit waarschijnlijk een kras op de lichtgevoelige
drum in de tonercassette. Plaats een nieuwe
tonercassette.
Grijze achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt
(grijze achtergrond) kunt u dit wellicht oplossen met
de volgende procedure:
• Gebruik papier met een lichter gewicht. Zie
“Papierspecificaties” op pagina 7.25.
• Controleer de omgeving van de printer; bijzonder
droge (lage luchtvochtigheid) of vochtige
omstandigheden (relatieve luchtvochtigheid meer
dan 80%) kunnen leiden tot een grijze achtergrond.
• Verwijder de oude tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie “Tonercassette plaatsen” op pagina 2.4.
Tonervegen
• Reinig de binnenkant van de printer. Zie
“Binnenzijde reinigen” op pagina 5.5.
• Controleer papiersoort en -kwaliteit. Zie
“Papierspecificaties” op pagina 7.22.
• Verwijder de oude tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie “Tonercassette plaatsen” op pagina 2.4.
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Als de afdrukken met regelmatige tussenafstanden
tonervegen vertonen:
• De tonercassette kan beschadigd zijn. Als een
afwijking zich met regelmatige tussenafstanden
herhaalt, moet u een paar keer een
schoonmaakblad afdrukken om de tonercassette te
reinigen (zie pagina 5.5). Als het probleem blijft
terugkomen, plaatst u een nieuwe tonercassette.
Zie “Tonercassette plaatsen” op pagina 2.4.
• Misschien zit er toner op sommige onderdelen van
de printer. Als de achterkant van de afdrukken
vlekken vertoont, lost het probleem zich
waarschijnlijk na een aantal pagina’s vanzelf op.
De fixeereenheid (fuser) kan beschadigd zijn. Neem
contact op met een service center.
Probleem Oplossing
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.15
6
Schaduwvlekken
Schaduwvlekken door een teveel aan toner.
• Misschien is het papier te vochtig. Druk opnieuw af
op een vel uit een nieuw pak papier. Maak de
verpakking van een nieuw pak papier pas open op
het moment dat u het gaat gebruiken. Daarmee
voorkomt u dat het papier teveel vocht opneemt.
• Als er schaduwvlekken optreden op enveloppen,
kunt u proberen de indeling zo te veranderen dat er
niet wordt afgedrukt op gedeelten die dikker zijn
doordat aan de andere kant een overlappende naad
zit. Dit probleem kan worden veroorzaakt door
afdrukken op naden.
• Als de hele pagina wordt bedekt door schaduw-
vlekken, kies dan een andere afdrukresolutie vanuit
uw programma of in het venster Eigenschappen van
de printer.
Misvormde tekst
• Als tekst er misvormd uitziet (“uitgehold” effect),
kan het papier te glad zijn. Probeer een ander type
papier. Zie “Papierspecificaties” op pagina 7.22.
• Als tekst er misvormd uitziet (golvend effect), heeft
de scanner misschien onderhoud nodig. Controleer
of het probleem ook optreedt op de demopagina
door de toets van het bedieningspaneel 2
seconden in te drukken (terwijl de printer klaar
staat voor gebruik). Neem zo nodig contact op met
een service center.
Pagina trekt
scheef
• Controleer type en kwaliteit van het papier. Zie
“Papierspecificaties” op pagina 7.25.
Zorg ervoor dat het papier of ander afdrukmateriaal
goed in de papierlade zit en dat de geleiders niet te
los of te strak tegen het papier aan zitten.
Probleem Oplossing
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.16
Gekruld of golvend
papier
• Controleer de papiersoort en -kwaliteit. Zowel hoge
temperaturen als een hoge luchtvochtigheid kunnen
ertoe leiden dat het papier gaat omkrullen. Zie
“Papierspecificaties” op pagina 7.22.
• Draai de stapel papier in de invoer om. U kunt ook
proberen het probleem op te lossen door het papier
in de invoer 180° te draaien.
• Open de achterklep en kijk of het probleem is
opgelost wanneer u het papier met de afdrukzijde
omhoog uitvoert.
Gekreukt papier
Controleer of het papier goed geladen is.
• Controleer de papiersoort en -kwaliteit. Zie
“Papierspecificaties” op pagina 7.22.
• Open de achterklep en kijk of het probleem is
opgelost wanneer u het papier met de afdrukzijde
omhoog uitvoert.
• Draai de stapel papier in de invoer om. U kunt ook
proberen het probleem op te lossen door het papier
in de invoer 180° te draaien.
Vlekken op
achterzijde papier
• Misschien is de transferrol vuil. Zie “Binnenzijde
reinigen” op pagina 5.5.
• Controleer of er tonerresten in de printer zitten.
Reinig de binnenzijde van de printer.
Zwarte afdrukken
• Misschien is de tonercassette niet goed geplaatst.
Haal de cassette eruit en zet hem er opnieuw in.
• De tonercassette is misschien defect. Plaats een
nieuwe tonercassette.
• Misschien moet de printer gerepareerd worden.
Neem daarvoor contact op met een service center.
Probleem Oplossing
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.17
6
Tonerverlies
Reinig de binnenzijde van de printer.
• Controleer de papiersoort en -kwaliteit. Zie
“Papierspecificaties” op pagina 7.22.
• Plaats een nieuwe tonercassette.
• Als het probleem daarmee niet is opgelost, moet de
printer waarschijnlijk gerepareerd worden. Neem
daarvoor contact op met een service center.
Openingen in
tekens
Openingen in tekens zijn witte gedeelten in tekens die
zwart horen te zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeer
dan een ander type. (In verband met de
eigenschappen van transparanten is een beperkte
mate van zulke openingen normaal.)
• Misschien drukt u op de verkeerde kant van het
materiaal af. Haal het materiaal eruit en draai het
om.
• Misschien voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties van deze printer.
Zie “Papierspecificaties” op pagina 7.22.
Horizontale
strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vlekken
het volgende:
Is de tonercassette juist geplaatst? Haal de cassette
eruit en zet hem er weer in.
• Misschien is de tonercassette defect. Plaats een
nieuwe tonercassette. Zie “Tonercassette plaatsen”
op pagina 2.4.
• Lost dit het probleem niet op, dan moet de printer
waarschijnlijk gerepareerd worden. Neem daarvoor
contact op met een service center.
Omkrullen
Als het afgedrukte papier omkrult of het papier niet
wordt ingevoerd, doet u het volgende:
• Draai de stapel papier in de invoer om. U kunt ook
proberen het probleem op te lossen door het papier
in de invoer 180° te draaien
Probleem Oplossing
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.18
Foutmeldingen oplossen
Als er in de printer een fout optreedt, geven de lampjes op het
bedieningspaneel aan om wat voor fout het gaat. In
onderstaand overzicht kunt u nagaan welke fout het patroon van
de lampjes aangeeft en hoe u de fout kunt oplossen.
Symbolen lampjes
Patroon Mogelijke oorzaak en oplossingen
Probleem met de printer dat u niet zelf kunt
oplossen. Neem contact op met een service
center.
lampje
licht rood op
• Papier vastgelopen. Om dit probleem op te
lossen, kijkt u bij “Vastgelopen papier
verwijderen” op pagina 6.7.
• De voorklep staat open. Sluit de klep
• De tonercassette is leeg. Verwijder de oude
cassette en plaats een nieuwe. Zie
“Tonercassette plaatsen” op pagina 2.4.
U heeft op de toets gedrukt terwijl de
printer gegevens aan het ontvangen was.
• U heeft Handinvoer geselecteerd, maar er
zit geen papier in de handinvoer. Doe papier
in de handinvoer.
• Als de printer bezig is met het ontvangen
van gegevens, licht het lampje groen
op.
Als de printer bezig is met afdrukken van de
ontvangen gegevens, knippert het
lampje snel.
symbool voor “lampje uit”
symbool voor “lampje aan”
symbool voor “lampje
knippert”
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.19
6
Algemene Windows problemen
oplossen
NB: Meer informatie over foutmeldingen van Microsoft Windows 9x, Me, NT 4.0, 2000 of
XP vindt u in de handleiding die u bij uw pc geleverd heeft gekregen.
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen
Tijdens installatie
verschijnt de melding
“Bestand in gebruik”.
Sluit alle programma’s af. Verwijder alle software uit de
groep Opstarten en start Windows opnieuw op. Installeer
de printersoftware opnieuw.
De melding “Fout bij het
schrijven naar LPTx”
verschijnt.
• Controleer of de kabel tussen de computer en de
printer goed is aangesloten en of de printer aan staat.
• Deze melding verschijnt ook als bidirectionele
communicatie niet is ingeschakeld in het
stuurprogramma.
Een van de volgende
meldingen wordt
getoond: “Algemene
beschermingsfout”,
“Uitzondering OE”,
“Spool32” of “Ongeldige
bewerking”.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw
en probeer nogmaals af te drukken.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.20
Algemene Linux problemen
oplossen
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen
Ik kan de instellingen in
de Configuration Tool niet
wijzigen
U kunt deze instellingen alleen wijzigen wanneer u
administrator rechten heeft.
Ik gebruik de KDE
desktop, maar de
Configuration Tool en
LLPR starten niet
Misschien heeft u de GTK libraries niet ge
ïnstalleerd
. Deze
worden in het algemeen met de Linux software
meegeleverd, maar u moet ze wel handmatig installeren.
Kijk in de betreffende handleiding voor meer informatie
over het installeren van aanvullende software.
Ik heb de software
ge
ïnstalleerd, maar
deze komt niet voor in
de
KDE/Gnome menu’s.
Bij sommige versies van de KDE en GNOME desktop
omgeving moet u uw sessie opnieuw starten voor de
wijzigingen van kracht worden.
Ik krijg de melding “Some
options are not selected”
tijdens het wijzigen van
de printerinstellingen.
Bij sommige printers is sprake van instellingen die met
elkaar in conflict zijn, waardoor een aantal instellingen niet
voor twee opties tegelijk geselecteerd kunnen worden.
Wanneer u een instelling wijzigt en de printersoftware
meldt dat er sprake is van een conflict, wijzigt de
betreffende optie in de waarde “No Choice”. Voordat u deze
wijzigingen kunt doorvoeren, moet u een optie selecteren
die niet tot een conflictsituatie aanleiding geeft.
Ik kan een printer niet als
standaardprinter
selecteren.
Er zijn omstandigheden waarin het niet mogelijk is de
standaard wachtrij te wijzigen. Dit is bijvoorbeeld het
geval met enkele varianten van LPRng, met name bij de
nieuwste RedHat systemen, die gebruik maken van de
‘printconf’ wachtrijdatabase.
Bij gebruikmaking van printconf wordt het bestand
/
etc/printcap
automatisch ge-update door de database
met printers die door het systeem wordt beheerd
(meestal via het ‘printtool’ commando). De wachtrijen in
/etc/printcap.local worden toegevoegd aan het nieuwe
bestand omdat de standaard wachtrij in LPRng als eerste
wachtrij in
/etc/printcap
is gedefinieerd. Om die reden
kan de Xerox printersoftware de standaardprinter niet
wijzigen wanneer een aantal wachtrijen via printtool
anders zijn gedefinieerd.
LPD systemen beschouwen de wachtrij met de naam ‘lp’
als de standaard wachtrij. Als er al een wachtrij met deze
naam bestaat en als het geen alias heeft, kunt u de
standaardprinter niet wijzigen. Om dit te omzeilen kunt u
de wachtrij verwijderen of in bestand
/etc/printcap
een andere naam geven.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.21
6
Bij enkele documenten is
het niet mogelijk meer
pagina’s per vel af te
drukken.
Het afdrukken van meer pagina’s per vel wordt bereikt
door de PostScriptgegevens die naar het afdruksysteem
zijn verstuurd na te bewerken. Dit is echter alleen mogelijk
wanneer de PostScriptgegevens voldoen aan de
documentstructuur van Adobe. Bij documenten die hier
niet aan voldoen, kan het afdrukken van meer pagina’s per
vel problemen geven.
Ik gebruik BSD lpr
(oudere versies van
Slackware, Debian),
maar een aantal opties
die met LLPR zijn
gekozen worden niet
uitgevoerd.
Oudere BSD lpr systemen kennen een stringente
beperking met betrekking tot de lengte van de string die
aan het afdruksysteem wordt doorgegeven. Wanneer u
een aantal verschillende opties hebt geselecteerd kan het
zijn dat deze lengte overschreden wordt, met als gevolg
dat niet alle opties worden doorgegeven. Selecteer in dat
geval minder afwijkende opties, zodat het geheugen-
gebruik wordt beperkt.
Ik wil een document
“liggend” afdrukken,
maar het document
wordt gedraaid en
vervormd afgedrukt.
De meeste Unix toepassingen waarmee de afdrukrichting
“Liggend” kan worden geselecteerd, genereren de juiste
PostScript code, dat op normale wijze (d.w.z. “Staand”)
kan worden afgedrukt. In dat geval hoeft u deze instelling
dus niet te wijzigen.
Sommige pagina’s komen
er blanco uit (er is niets
op afgedrukt); ik maak
gebruik van CUPS.
In een aantal oudere versies van CUPS (1.1.10 en ouder)
zit een fout waardoor gegevens die in Encapsulated
PostScript (EPS) formaat worden verzonden, niet goed
worden verwerkt. Wanneer u via LLPR afdrukt, zorgt de
software voor een programma-omweg door de gegevens
naar normaal PostScript formaat te converteren. Als uw
programma echter om LLPR heen werkt en de EPS data
direct naar CUPS stuurt, zal het document waarschijnlijk
niet goed worden afgedrukt.
Ik kan niet op een SMB
(Windows) printer
afdrukken
Om gedeelde SMB printers te kunnen configureren en
gebruiken (bijvoorbeeld printers die via een Windows
systeem gedeeld worden), moet u over de juiste installatie
van het SAMBA pakket beschikken waarmee dit mogelijk
is. Het “smbclient” commando moet beschikbaar zijn en op
uw systeem gebruikt kunnen worden.
Het lijkt alsof mijn
toepassing niets meer
doet terwijl LLPR draait.
De meeste Unix toepassingen wachten op een commando
als het “lpr” commando. Omdat LLPR wacht op input van
de gebruiker voordat het de afdruktaak aan de
printspooler doorgeeft, wacht de toepassing vaak op de
terugkeer van het proces en lijkt daardoor niet meer te
werken (de vensters worden niet vernieuwd). Dit is
normaal en de toepassing zal weer normaal functioneren
zodat de gebruiker LLPR verlaten heeft.
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.22
Waar kan ik het IP-adres
van mijn SMB server
ingeven?
Als u het CUPS afdruksysteem niet gebruikt, kunt u dit
opgeven in het dialoogvenster “Add Printer” van de
Configuration Tool. Het is op dit moment binnen CUPS niet
mogelijk het IP-adres van SMB printers te specificeren. U
zult dus met behulp van Samba naar de resource moeten
bladeren om af te kunnen drukken.
Sommige documenten
worden blanco afgedrukt
Een aantal versies van CUPS, met name de versies die met
Mandrake Linux voor versie 8.1 geleverd zijn, geven vanaf
enkele toepassingen fouten bij het verwerken van
PostScript output. Probeer te upgraden naar de laatste
versie van CUPS (tenminste 1.1.14). Sommige RPM
pakketten worden geleverd met deze Linux afdruk-
software.
Ik gebruik CUPS en een
aantal opties (zoals meer
pagina’s per vel) lijken
altijd aan te staan, terwijl
deze niet in LLPR
geselecteerd zijn.
Misschien zijn er lokaal opties gedefinieerd in uw bestand
~/.lpoptions dat via het commando lpoptions wordt
gebruikt. Deze opties worden altijd gebruikt, tenzij LLPR
instellingen zijn ingesteld die voorrang krijgen op deze
opties. Om alle opties voor een printer te verwijderen, kunt
u het volgende commando gebruiken: lpoptions -x printer
(vervang “printer” door de naam van de wachtrij).
Ik wil een bestand
afdrukken, maar krijg de
foutmelding “Permission
denied”.
De meeste afdruksystemen werken niet via “super-user”,
maar alleen via “special user” (meestal “lp”). U moet er
dan ook voor zorgen dat het bestand dat u wilt afdrukken
via de spooler deamon voor de gebruiker beschikbaar is.
Op mijn PCL (of GDI)
printer worden soms
foutmeldingen afgedrukt
in plaats van mijn
document.
Helaas geven sommige Unix toepassingen soms niet-
compatibele PostScript output die niet door Ghostscript of
door de printer zelf in de PostScript mode wordt
ondersteund. U kunt proberen de output naar een bestand
weg te schrijven en het resultaat met Ghostscript te
bekijken (met gv of ghostview is dit interactief mogelijk)
en nagaan of u foutmeldingen krijgt. De fout zal echter
hoogstwaarschijnlijk door de toepassing worden
veroorzaakt. Neem daarover eventueel contact op met de
softwareleverancier.
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossingen
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.23
6
Algemene DOS problemen oplossen
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossing
Wanneer de printer in een
EPSON Dot Printer
omgeving wordt gebruikt,
wordt soms niet de juiste
informatie afgedrukt.
Wijzig op het tabblad Configureren van het programma
RCP Bedieningspaneel de emulatie. Meer informatie over
het selecteren van printerinstellingen via het RCP
bedieningspaneel vindt u op pagina 7.14.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
6.24
N
OTITIES
7
cIn dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende
onderwerpen:
De printer onder Linux gebruiken
Afdrukken vanuit DOS toepassingen
Printerspecificaties
Papierspecificaties
Appendix
A
PPENDIX
7.2
De printer onder Linux gebruiken
Stuurprogramma van de printer installeren
Systeemeisen
Ondersteunde besturingssystemen
• Redhat 6.2/7.0/7.1 en hoger
• Linux Mandrake 7.1/8.0 en hoger
• SuSE 6.4/7.0/7.1 en hoger
• Debian 2.2 en hoger
• Caldera OpenLinux 2.3/2.4 en hoger
• Turbo Linux 6.0 en hoger
• Slackware 7.0/7.1 en hoger
Aanbevolen wordt:
• Pentium II of Power PC G3
• RAM 64 MB of hoger
• HDD 20 MB of hoger
Software
• Glibc 2.1 of hoger
• GTK+ 1.2 of hoger
• GhostScript
Printerstuurprogramma installeren
1
Zorg ervoor dat uw printer op uw computer is aangesloten.
Zet zowel de computer als de printer aan.
2
Als het scherm Administrator Login wordt getoond, typt u in
het Login veld “root” in en geeft u het systeemwacht-
woord in.
NB: Om de printersoftware te kunnen installeren, moet u inloggen
als super user (root). Heeft u die rechten niet, neem dan contact
op met uw systeembeheerder.
3
Plaats de cd-rom met de printersoftware in het cd-rom-
station van uw computer. De cd-rom start automatisch.
A
PPENDIX
7.3
7
NB: Als de cd-rom niet automatisch start, klik dan op het
pictogram onderin het venster. Als het Terminal scherm wordt
getoond, typt u in:
[root@local/root]#
cd /mnt/cdrom
(de cd-rom directory)
[root@local cdrom]#
./setup.sh
4
Selecteer het type installatie (Recommended of Expert)
en klik op Continue.
Recommended wordt volledig automatisch, zonder
tussenkomst van de gebruiker, ge
ïnstalleerd.
Bij Expert
kunt u het installatiepad of afdruksysteem selecteren.
5
Heeft u Recommended geselecteerd, ga dan verder bij
stap 6.
Voor Expert selecteert u de gewenste optie en klikt u op
Begin Install.
A
PPENDIX
7.4
6
De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart.
Wanneer de installatie voltooid is, klikt u op Start.
7
Het Linux Printer Configuration scherm wordt geopend. Klik
in de taakbalk bovenin het venster op het pictogram Add
Printer.
NB: Afhankelijk van het gebruikte afdruksysteem, kan het venster
Administrator Login worden geopend. Geef in het Login veld
“root” in en geef het systeemwachtwoord in.
8
De huidige printers van het systeem worden getoond.
Selecteer de printer die u wilt gebruiken. De tabbladen die
voor de geselecteerde printer beschikbaar zijn, worden
bovenin het Add a Printer venster getoond.
A
PPENDIX
7.5
7
9
Klik op tabblad Connection en controleer of de juiste
printerpoort is ingesteld. Is dit niet het geval, wijzig dan de
instelling.
10
Met de tabbladen Settings en Queue kunt u de huidige
instellingen van de printer bekijken en zonodig aanpassen.
NB: De beschikbare opties zijn afhankelijk van de gebruikte
printer. Het is mogelijk dat de velden Description en Location in uw
Queue scherm niet voorkomen.
11
Klik op OK om dit scherm te verlaten.
12
Als in het venster wordt gemeld dat de configuratie van de
nieuwe printer gelukt is, klikt u op OK.
13
Het venster Linux Printer Configuration wordt weer
geopend. Het tabblad Info geeft informatie over uw printer.
Desgewenst kunt u de configuratie van uw printer wijzigen.
Meer informatie over het wijzigen van de
printerconfiguratie, vindt u onder “Configuration Tool
gebruiken” op pagina 7.8.
A
PPENDIX
7.6
Aansluitmethode van de printer wijzigen
Als u de wijze waarop de printer op de computer is aangesloten
wilt wijzigen van USB in parallel of omgekeerd, moet u uw Xerox
printer opnieuw configureren door de printer aan uw systeem
toe te voegen. Dit doet u via de volgende stappen:
1
Zorg ervoor dat uw printer op uw computer is aangesloten.
Zet zowel de computer als de printer aan.
2
Als het scherm Administrator Login wordt getoond, typt u in
het Login veld “root” in en geeft u uw systeemwachtwoord
in.
NB: Om de printersoftware te kunnen installeren, moet u inloggen
als super user (root). Heeft u die rechten niet, neem dan contact
op met uw systeembeheerder.
3
Via het pictogram Startup Menu onderin uw bureaublad
selecteert u Linux Printer en vervolgens Configuration
Tool.
U kunt het venster Linux Printer Configuration ook
openen door in het Terminal scherm “linux-config” in te
typen.
4
Als het venster Linux Printer Configuration verschijnt,
klikt u op het pictogram Add Printer. Dit vindt u op de
taakbalk bovenin het venster.
5
Klik op tabblad Connection bovenin het venster op Add a
Printer.
Controleer of de printerpoort juist is ingesteld. Zo niet,
wijzig dan de instelling.
6
Klik op OK.
A
PPENDIX
7.7
7
Printerstuurprogramma verwijderen
1
Vanuit het Startup Menu pictogram onderin uw bureaublad
selecteert u Linux Printer en vervolgens Configuration
Tool.
U kunt het venster Linux Printer Configuration ook openen
door in het Terminal scherm “linux-config” in te typen.
2
In het venster Linux Printer Configuration selecteert u
vanuit het menu File het commando Uninstall.
3
Het scherm Administrator Login wordt geopend. Geef in
het Login veld root” in en geef het systeemwachtwoord in.
Klik op Proceed.
NB: Om de printersoftware te kunnen verwijderen, moet u
inloggen als super user (root). Heeft u die rechten niet, neem dan
contact op met uw systeembeheerder.
4
Vervolgens verschijnt een berichtvenster waarin u wordt
gevraagd te bevestigen dat u verder wilt gaan met het de-
installatieproces. Klik op Ja.
5
Selecteer Complete uninstall en klik op Uninstall.
A
PPENDIX
7.8
6
Klik op OK om het de-installatieproces te starten.
7
Als dit proces voltooid is, klikt u op Finished.
Configuration Tool gebruiken
Met de Configuration Tool kunt u beheertaken zoals het
toevoegen en verwijderen van printers uitvoeren en de
algemene printerinstellingen wijzigen. Als “regular user” kunt u
via de Configuration Tool nagaan welke afdruktaken er in de
wachtrij staan, de printereigenschappen bekijken en de
voorkeursinstellingen wijzigen.
U opent de Configuration Tool als volgt:
1
Vanuit het Startup Menu pictogram onderin het scherm
selecteert u Linux Printer en vervolgens Configuration
Tool. Het venster Linux Printer Configuration wordt
geopend.
U kunt dit venster ook openen door in het Terminal scherm
linux-config.” in te typen.
2
Het venster Linux Printer Configuration toont in het
linkergedeelte een lijst met geïnstalleerde printers. In het
rechtergedeelte ziet u een aantal tabbladen die informatie
over de op dat moment geselecteerde printer weergeven.
Selecteer uw printer, als deze nog niet geselecteerd is.
A
PPENDIX
7.9
7
3
Tabblad Info bevat algemene informatie over de printer.
Als u gebruiker van internet bent, kunt u door op Go to the
Web page for this printer te klikken naar de Xerox
website gaan.
Klik op tabblad Jobs om de wachtrij voor de geselecteerde
printer te bekijken en te beheren. Afdruktaken in de
wachtrij kunt u uitstellen, hervatten of verwijderen. U kunt
ook een afdruktaak naar de wachtrij van een andere printer
slepen.
Via tabblad Properties kunt u de standaardinstellingen van
de printer wijzigen.
NB: Regular users kunnen de door de systeembeheerder/
administrator vastgestelde instellingen overschrijven. Wanneer
een Regular user op Apply klikt, worden de instellingen van deze
gebruiker opgeslagen in het gebruikersprofiel en deze kunnen later
met LLPR worden gebruikt. Wijzigingen die de systeembeheerder/
administrator via de Configuration Tool aanbrengt, worden als de
nieuwe algemene standaardinstellingen opgeslagen.
A
PPENDIX
7.10
LLPR eigenschappen wijzigen
Door het venster LLPR Properties te openen, kunt u de
eigenschappen van de printer aan uw wensen aanpassen.
Het venster LLPR Properties opent u als volgt:
1
Selecteer vanuit het programma dat u gebruikt het
commando Print.
2
Wanneer het Linux LPR venster wordt getoond, klikt u op
Properties.
U kunt het LLPR venster ook op de volgende manier
openen:
• Klik op het pictogram Startup Menu onderin het scherm;
selecteer Linux Printer en vervolgens Linux LPR.
• Als het Linux Printer Configuration venster geopend is,
selecteert u vanuit het Print menu Test Print.
A
PPENDIX
7.11
7
3
Het venster LLPR Properties wordt geopend.
Bovenin dit venster ziet u de volgende zes tabbladen:
General - Hier kunt u het papierformaat, de papiersoort,
de papierinvoer en de afdrukrichting van de documenten
instellen, dubbelzijdig afdrukken inschakelen, begin- en
eindregels toevoegen en het aantal pagina’s per vel
wijzigen.
Margins - Hier kunt u de paginamarges instellen. De
grafische afbeelding rechts geeft de huidige instellingen
weer. Deze marges gelden niet wanneer een PostScript
document wordt afgedrukt.
Image - Hiermee kunt u de opties instellen die worden
gebruikt bij het afdrukken van bestanden met
afbeeldingen, bijvoorbeeld wanneer een niet-PostScript
document via de commandoregel aan de LLPR wordt
doorgegeven. Kleurinstellingen gelden echter ook voor
PostScript documenten.
Text - Hier kunt u de dichtheid van de tekst selecteren en
de syntaxkleur aan- of uitzetten.
HP-GL/2 - Hiermee kunt u de standaardopties instellen
voor het afdrukken van documenten van het formaat HP-
GL/2 (wordt gebruikt door ontwerpers).
Advanced - Hier kunt u de standaardinstellingen voor de
printer overschrijven.
Als u op de knop Opslaan onderin het scherm drukt,
worden de opties bewaard tot de volgende LLPR sessie.
Gebruik de knop Help voor meer informatie over de diverse
opties van het venster.
4
Als u de opties toe wilt passen, klikt u in het LLPR
Properties venster op OK. U keert nu terug naar het
venster Linux LPR. Klik op OK om het afdrukken te
starten.
A
PPENDIX
7.12
Afdrukken vanuit DOS toepassingen
Hoewel uw printer in principe een Windows printer is, kunt u er
ook vanuit DOS programma’s mee afdrukken. Daarvoor gebruikt
u het programma RCP bedieningspaneel (Remote Control Panel)
dat op de meegeleverde cd-rom staat.
Over het programma RCP bedieningspaneel
DOS gebruikers hebben via speciale DOS printerstuurprogram-
ma’s toegang tot vele printeropties. Veel softwareleveranciers
ontwikkelen echter geen printerstuurprogramma’s voor hun
softwarepakketten. In die situaties waarbij een DOS printer-
stuurprogramma niet beschikbaar is of wanneer bepaalde
printerinstellingen niet beschikbaar zijn onder DOS program-
ma’s, kunt u door middel van het programma Remote Control
Panel de gewenste instellingen doorvoeren.
NB: Het RCP programma s geen printerstuurprogramma. U kunt
het gebruiken om afdrukinstellingen die niet via een DOS
programma beschikbaar zijn toch te gebruiken. Printerstuur-
programma’s worden geleverd door de fabrikanten van uw DOS
software. Als uw DOS softwarepakket geen stuurprogramma voor
uw printer bevat, neem dan contact op met de fabrikant van het
softwarepakket of gebruik een alternatief stuurprogramma.
Remote Control Panel installeren
Het programma Remote Control Panel vindt u op de
meegeleverde cd-rom.
1
Plaats de cd-rom in het cd-rom-station van uw computer.
Selecteer vanuit het Start menu Uitvoeren... en geef in
het invoervenster Openen in: x:\RCP\setup.exe (x
vervangt u door de letter van uw cd-rom-station). Klik
daarna op OK.
A
PPENDIX
7.13
7
2
Kies de gewenste taal in de uitrollijst wanneer het venster
voor de taalkeuze op het scherm verschijnt.
3
Klik op OK.
4
Klik op Volgende.
5
Als de installatie is afgerond, klikt u op Voltooien.
Programma Remote Control Panel verwijderen
Via het pictogram Verwijderen in de Xerox Phaser 3130
programmagroep, kunt u een bepaald onderdeel of alle
onderdelen van het Windows Phaser 3130 afdruksysteem
selecteren en verwijderen.
1
Vanuit het Start menu selecteert u Programma’s.
2
Selecteer Xerox Phaser 3130 en vervolgens Installatie
van Remote Control Panel ongedaan maken.
3
Klik op OK.
Het programma Remote Control Panel van de Xerox Phaser
3130 en alle daarbij behorende componenten worden van
uw computer verwijderd.
4
Klik op Voltooien.
A
PPENDIX
7.14
Afdrukinstellingen selecteren
U kunt via het RCP bedieningspaneel afdrukinstellingen
selecteren die bij diverse DOS programma’s ontbreken. In het
algemeen wordt bij afdrukinstellingen die bij beide programma’s
voorkomen voorrang gegeven aan de instellingen in het DOS
programma.
RCP bedieningspaneel openen
1
Selecteer van het Start menu Programma’s.
2
Selecteer nu Xerox Phaser 3130 en daarna Remote
Control Panel.
3
Via het venster Remote Control Panel krijgt u toegang tot
alle informatie die u voor het gebruik van uw printer nodig
heeft. Klik eventueel op andere tabbladen bovenin dit
venster om andere opties te wijzigen.
4
Wanneer uw instellingen naar wens zijn, klikt u op
Verzenden totdat het venster Afdrukken wordt getoond.
A
PPENDIX
7.15
7
Via het RCP bedieningspaneel kunt u de volgende instellingen
wijzigen:
AFDRUKKEN
In dit tabblad kunt u de algemene afdrukinstellingen
configureren.
Papierformaat gebruikt u voor het instellen van het
papierformaat.
Afdrukrichting bepaalt in welke richting het document op de
pagina wordt afgedrukt.
Papierbak geeft aan welke invoer standaard wordt gebruikt.
Auto CR geeft aan hoe de printer reageert op een carriage
return.
Exemplaren betreft het aantal exemplaren dat van iedere
pagina wordt afgedrukt.
Kwaliteit geeft de afdrukkwaliteit aan.
Marge gebruikt u voor het instellen van de boven- en
linkermarge van het afdrukmateriaal.
A
PPENDIX
7.16
CONFIGUREREN
U kunt diverse functies van de printer configureren.
Emulatie geeft aan welke emulatie voor het afdrukken van
een document wordt gekozen. De standaardinstelling is
Auto.
Energie besparen bepaalt de wachttijd voordat de printer
na een afdruktaak te hebben voltooid teruggaat naar de
standby-stand. Als de printer veel wordt gebruikt, selecteer
dan Uit, zodat de printer altijd gereed staat voor gebruik en
geen tijd nodig heeft om op te warmen. Uiteraard wordt
hierbij meer stroom gebruikt.
Automatisch doorgaan bepaalt de reactie van de printer
wanneer een afdruktaak met handinvoer naar de printer is
gestuurd en er geen papier in de handinvoer ligt. Als deze
optie is aangekruist, voert de printer het papier na vijftien
seconden automatisch uit de lade in. Is dit niet aangekruist,
dan wacht de printer tot er papier in de handinvoer is gedaan.
Herstel storing bepaalt de reactie van de printer nadat er
een papierstoring is opgetreden. Als deze optie niet is
aangekruist, drukt de printer de pagina niet opnieuw af nadat
de storing verholpen is. Is deze optie wel aangekruist, dan
bewaart de printer de afdruk in het geheugen totdat het een
signaal krijgt dat de afdruk geslaagd is. Ingeval van een
papierstoring worden dus de vastgelopen pagina’s opnieuw
opgedrukt nadat de storing verholpen is.
Econo stand bepaalt de hoeveelheid toner die door de
printer wordt gebruikt bij het afdrukken. Als deze optie is
aangekruist, gebruikt de printer minder toner. Deze optie is
standaard niet aangekruist, zodat de normale hoeveelheid
toner wordt gebruikt.
A
PPENDIX
7.17
7
Hoogte/luchtdrukcorrectie: wanneer de printer zich op
grote hoogte bevindt (bijvoorbeeld in de bergen) moet u voor
een optimale afdrukkwaliteit deze optie aankruisen.
Tekst donkerder maken: hiermee kunt u alle tekst in uw
document donkerder dan normaal afdrukken.
AFDRUKTAAK
U kunt diverse opties instellen waarmee u de kwaliteit van uw
afdruktaak kunt verbeteren.
Tonerdichtheid: hier bepaalt u de te gebruiken hoeveelheid
toner. De standaardinstelling is Middel.
Papiersoort geeft informatie aan de printer over het type
papier dat voor de afdruktaak wordt gebruikt. U krijgt het
beste resultaat wanneer u hier de papiersoort instelt die in de
lade van de printer zit. Als u normaal kopieerpapier gebruikt,
kiest u hier Automatisch.
Beeldkwaliteit: hier kunt u instellen of de afdrukkwaliteit
van uw tekst en afbeeldingen verbeterd moet worden,
waardoor tekens en afbeeldingen gladdere lijnen krijgen.
Time-out bepaalt de wachttijd van de printer (in seconden)
voordat de laatste pagina van een afdruktaak wordt
afgedrukt die geen afdrukcommando of formfeed teken
bevat. U kunt een wachttijd kiezen tussen 0 t/m 300
seconden.
A
PPENDIX
7.18
TEST
Met dit tabblad kunt u een testpagina afdrukken om te
controleren of de printer goed werkt.
Zelftest drukt een configuratieblad af. Hierop vindt u
informatie over de standaardinstellingen en de beschikbare
hoeveelheid geheugen.
Demopagina drukt een demonstratiepagina af met een
overzicht van de mogelijkheden en specificaties van de
printer.
A
PPENDIX
7.19
7
PCL
Met dit tabblad kunt u diverse PCL emulatie-instellingen
wijzigen.
Lettertype: hiermee kunt u het gewenste letterbeeld
selecteren. Wanneer in uw toepassing een lettertype is
geselecteerd, wordt deze instelling genegeerd.
Tekenset bepaalt welke tekenset wordt gebruikt. De tekenset
bevat alle numerieke en alfanumerieke tekens, leestekens en
speciale tekens die bij het geselecteerde lettertype horen.
Letterafstand: hiermee kunt u de afstand tussen de letters
instellen (alleen bij schaalbare enkele spatie lettertypes). De
pitch heeft betrekking op de vaste ruimte die tussen de letters
wordt aangehouden.
Puntgrootte: hiermee kunt u de puntgrootte instellen (alleen
bij schaalbare typografische lettertypes). De puntgrootte heeft
betrekking op de hoogte van de tekens. Eén punt is gelijk aan
ongeveer 1/72 inch. U kunt een puntgrootte kiezen tussen 4,0
en 999,75, in stappen 0,25.
Regels per pagina geeft aan hoeveel regels op iedere pagina
worden afgedrukt. U kunt een instelling kiezen tussen 5 en
128 regels per pagina.
Courier heeft betrekking op het lettertype Courier: Normaal
of Donker.
Lettertype-lijst geeft een overzicht van alle beschikbare
lettertypes binnen de PCL emulatie.
A
PPENDIX
7.20
EPSON/IBM
U kunt diverse instellingen voor de EPSON emulatie wijzigen.
Lettertype: hier kunt u het gewenste lettertype selecteren.
Internationale tekenset voor het selecteren van een
tekenset van de gewenste taal.
Tekentabel: hier kunt u de tekenset selecteren.
Letterafstand bepaalt de letterafstand van het lettertype
(de vaste afstand die tussen de tekens wordt aangehouden).
Regels per Inch bepaalt het aantal regels dat per inch wordt
afgedrukt. U kunt kiezen tussen 6 en 8 regels.
Automatische terugloop geeft aan of de printer automa-
tisch naar een nieuwe regel moet gaan als het afdrukbare
gebied van het afdrukmateriaal wordt overschreden.
Lettertype-lijst drukt een overzicht af met alle lettertypes
die voor de EPSON emulatie beschikbaar zijn.
A
PPENDIX
7.21
7
Printerspecificaties
Onderwerp Specificaties en beschrijving
Afdruksnelheid
16 pagina’s per minuut (A4), 17 pagina’s
per minuut (Letter)
Resolutie 1200 x 600 dpi
Tijdsduur eerste
afdruk
Minder dan 12 seconden
Opwarmtijd 30 seconden
Aansluitwaarden
AC 110 ~ 127 V (VS, Canada) /
220 ~ 240 V (andere landen), 50 / 60 Hz
Energiegebruik
Gemiddeld 330 W tijdens gebruik /
Minder dan 10 W in de slaapstand
Geluidswaarden
Standby: Minder dan 35 dB;
Gebruik: Minder dan 52 dB;
Modus Sleep (slapen): Achtergrondruis
Toner Enkele cassettes
Gebruiksduur toner
3,000 pagina’s bij 5% dekking (IDC);
Bestelnummer: 109R00725
Gebruikscapaciteit/
belasting printer
Maximaal 15.000 pagina’s per maand
Gewicht 7 kg
Gewicht verpakking Papier: 1,6 kg, Plastic: 0,2 kg
Afmetingen
buitenzijde
(B x D x H)
352 x 372 x 196 mm
Gebruiksomgeving
Temperatuur: 10 ~ 32 °C / 50 ~ 90 °F;
Luchtvochtigheid: 20 ~ 80 % RH
Emulatie PCL6, IBM ProPrinter, EPSON
Random Access
Memory
(RAM-geheugen)
32 MB (niet uitbreidbaar)
Lettertypes 1 bitmap, 45 schaalbare lettertypes
Interface switching Automatisch (Parallel, USB)
Interface
• IEEE 1284 bidirectioneel parallel
- Ondersteunde modussen: Nibble, Byte,
ECP compatibel
• USB interface
- voldoet aan USB 2.0
- 480 Mbps 1 poort
A
PPENDIX
7.22
Papierspecificaties
Overzicht
U kunt met uw printer op een groot aantal verschillende
afdrukmaterialen afdrukken, bijvoorbeeld gerecycleerd papier,
enveloppen, etiketten, transparanten en papier met een
afwijkend formaat. De eigenschappen van het papier, zoals
gewicht, samenstelling, vezel en vochtigheid, zijn van grote
invloed op de prestaties en afdrukkwaliteit van de printer.
Gebruik van papier dat niet aan de in deze gebruiksaanwijzing
vermelde specificaties voldoet, kan tot de volgende problemen
leiden:
• Slechte afdrukkwaliteit
• Vastlopen van het papier
• Versnelde slijtage van de printer
Opmerkingen:
Sommige papiersoorten voldoen aan de in deze handleiding
genoemde richtlijnen, maar geven toch niet het gewenste
resultaat. Dit kan het gevolg zijn van een onjuiste behandeling
van het papier, een te hoge of lage temperatuur of luchtvochtig-
heid of andere factoren waarop Xerox geen invloed heeft.
Voordat u een grote hoeveelheid papier aanschaft, adviseren wij
u eerst na te gaan of deze aan de in deze handleiding genoemde
specificaties voldoet.
LET OP: Gebruik van papier dat niet aan de genoemde
specificaties voldoet, kan dusdanige problemen veroorzaken dat
reparatie noodzakelijk is. Deze reparaties vallen niet onder de
garantie of service-overeenkomst die Xerox biedt.
A
PPENDIX
7.23
7
Ondersteunde papiersoorten
NB: Afdrukmateriaal dat korter is dan 127 mm kan gemakkelijker
vastlopen. U krijgt de beste resultaten wanneer u het papier op de
juiste wijze opslaat en behandelt. Zie “Richtlijnen voor de
printeromgeving en het opslaan van papier” op pagina 7.26.
Papier Afmetingen Gewicht
Capaciteit
a
a.De capaciteit is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal
en de gebruiksomgeving.
Letter
216 X 279 mm
60 tot 90
grams
bankpost
• 250 vel 75
grams
bankpost
papier in de
lade
• 1 vel papier
in de
handinvoer
A4
210 X 297 mm
Executive
191 X 267 mm
Legal
216 X 356 mm
B5 (JIS)
182 X 257 mm
Folio
216 X 330 mm
Minimum
aangepast
formaat
76 x 127 mm
60 tot 163
grams
bankpost
1 vel papier in
de handinvoer
Maximum
aangepast
formaat
216 x 356 mm
Transparanten
Zie bovenge-
noemde minimum
en maximum-
formaten.
Dikte:
0,10 X 0.14 mm
Etiketten
Enveloppen
max. 90 grams
bankpost
A
PPENDIX
7.24
Richtlijnen voor gebruik van het papier
U krijgt de beste resultaten wanneer u normaal 75 grams papier
gebruikt. Controleer of het papier van goede kwaliteit is en geen
scheuren, vlekken, stof, kreukels, vouwen of omgekrulde randen
bevat.
Als u niet zeker bent over het papier dat u wilt gebruiken
(bijvoorbeeld of het bankpost of gerecycleerd papier is), controleer
dan het etiket op de verpakking.
De volgende situaties kunnen een slechte afdrukkwaliteit, vastlopen
van het papier en zelfs schade aan de printer veroorzaken.
Opmerkingen:
Gebruik geen briefpapier dat is gedrukt met lage-temperatuur inkt,
zoals voor sommige thermografische soorten wordt gebruikt.
Gebruik geen briefpapier met
relië
f.
De printer gebruikt hitte en druk om de toner aan het papier te
hechten. Controleer van tevoren of de inkt die voor uw briefpapier,
gekleurde papier of voorbedrukte formulieren is gebruikt gedurende
0,1 seconde bestand is tegen een temperatuur van 200 °C.
Symptoom
Probleem met
het papier
Oplossing
Slechte
afdrukkwaliteit,
toner hecht niet
goed of problemen
met invoeren
Te vochtig, te ruw,
te glad of papier
met reli
ëf
, slechte
partij
Probeer een andere
papiersoort, tussen 100
en 250 Sheffield, 4 en
5% vochtinhoud.
Toner hecht niet
overal; vastlopen,
omkrullen van het
papier
Papier niet goed
opgeslagen
Bewaar het papier vlak
en in de oorspron-
kelijke vochtbestendige
verpakking.
Grijze schaduwen
op de achter-grond/
slijtage van de
printer
Te zwaar
Gebruik lichter papier of
open de achter-uitvoer.
Papier krult om bij
het invoeren
Te vochtig of
papiervezel niet
geschikt (verkeer-
de richting of te
kort)
• Open de
achteruitvoer.
• Gebruik papier met
een lange vezel.
Papier loopt vast,
printer beschadigd
Inkepingen of
perforaties
Gebruik geen papier
met inkepingen of
perforaties.
Problemen met
invoeren
Rafelige randen
Gebruik papier van een
goede kwaliteit.
A
PPENDIX
7.25
7
Papierspecificaties
Papieruitvoer capaciteit
Onderwerp Specificaties
pH-waarde 5,5 t/m 8,0 pH
Caliper 0,094 t/m 0,18 mm
Kromming Vlak binnen 5 mm
Snijranden
Gesneden met scherpe bladen, zonder
zichtbare rafels.
Fixeervereisten
Moet gedurende 0,1 seconde bestand
zijn tegen een temperatuur van 200 °C.
Vezel Lange vezel
Vochtgehalte 4 % - 6 % per gewicht
Gladheid 100 - 250 Sheffield
Uitvoer Capaciteit
Normale uitvoer 50 vel 75 grams bankpost papier
Achteruitvoer 1 vel 75 grams bankpost papier
A
PPENDIX
7.26
Richtlijnen voor de printeromgeving en het
opslaan van papier
De omgeving waarin het papier wordt bewaard is van directe
invloed op de invoer van het papier door de printer.
De beste temperatuur voor zowel de printer als het papier is
kamertemperatuur en een omgeving die niet te droog of te
vochtig is. Papier absorbeert en verliest namelijk snel vocht.
Door een te hoge of te lage temperatuur en luchtvochtigheid
gaat het papier in kwaliteit achteruit. Door de warmte gaat het
vocht in het papier verdampen, terwijl het door een te lage
temperatuur op het papier zal condenseren.
Verwarmingssystemen en airconditioners ontrekken veel vocht
aan de ruimte. Zodra een pak papier geopend en gebruikt wordt,
wordt er vocht aan onttrokken, waardoor het streperig en
vlekkerig kan worden. Door vochtig weer en koelsystemen kan
de luchtvochtigheid in de kamer of ruimte hoger worden. Niet-
verpakt papier absorbeert het overtollige vocht, wat leidt tot
lichte afdrukken en “dropouts” (uitvalverschijnselen).
Bovendien kan het papier door steeds weer vocht te verliezen en
op te nemen kromtrekken, met als gevolg dat het in de printer
vastloopt.
Koop niet meer papier in dan u de komende tijd (ongeveer 3
maanden) gaat gebruiken. Papier dat gedurende een langere
periode wordt bewaard, kan onder invloed van de omgeving
(hoge en lage temperaturen en luchtvochtigheid) in kwaliteit
achteruit gaan. Door niet teveel papier in te slaan, kunt u dit
voorkomen.
Een ongeopend pak papier blijft enkele maanden goed, mits dit
in een afgesloten ruimte wordt bewaard. De kwaliteit van
geopende pakken papier kan onder invloed van de omgeving
achteruit gaan, met name als het papier niet is verpakt in
vochtbestendig verpakkingsmateriaal.
Voor de beste afdrukkwaliteit moet u uw voorraad papier
opslaan bij een temperatuur tussen de 20° en 24°C en een
relatieve vochtigheidsgraad van 45 tot 55%. Houd bij het kiezen
van een plaats voor het opslaan van uw papier rekening met de
volgende richtlijnen:
• Bewaar uw voorraad papier op kamertemperatuur.
• De lucht mag niet te droog of te vochtig zijn.
• U kunt een geopend pak papier het beste weer in de
oorspronkelijke vochtbestendige verpakking terugdoen. In
een zeer koude of warme omgeving kunt u het beste zoveel
papier uit de verpakking halen als u die dag nodig heeft.
1
INDEX
A
Aangepast formaat
4.11
Aansluiten
netsnoer
2.11
parallelle kabel
2.9
USB kabel
2.10
Aansluiten via een parallelle kabel
2.9
Aansluiten via een USB kabel
2.10
Afdrukken
aangepast formaat
4.11
demopagina
2.12
meer pagina’s per vel
4.12
overlay
4.22
poster
4.14
posters
4.14
schoonmaakblad
5.7
Afdruktaak annuleren
4.4
afdrukvolgorde, instellen
4.26
Annuleren afdruktaak
4.4
B
Bedieningspaneel, uitleg
1.6
D
Demopagina, afdrukken
2.12
E
Enveloppen afdrukken
3.10
Etiketten afdrukken
3.12
H
Help-informatie gebruiken
4.5
I
Installeren
software
2.15
USB stuurprogramma
2.17
Instellen
aantal exemplaren
4.6
afbeeldingmodus
4.17
formaat
4.6
invoer
4.7
papiertype
4.7
resolutie
4.16
tonerspaarstand
4.8, 4.17
TrueType opties
4.18
K
Kaarten afdrukken
3.15
L
Laden papier
3.7
M
Meer pagina’s per vel afdrukken
4.12
N
Netwerk
4.28
O
Overlay
afdrukken
4.24
maken
4.22
2
P
Papierlade vullen
2.6
Papierstoringen oplossen
6.7
Parallelle kabel
2.9
Plaatsen
tonercassette
2.4
Printer, reinigen
5.5
Printerkabel, aansluiten
2.9
Problemen
afdrukkwaliteit
6.13
DOS
6.23
Linux
6.20
Windows
6.19
R
Reinigen, printer
5.5
S
Schoonmaakblad, afdrukken
5.7
Software
DOS
7.12
installeren
2.15
Linux
7.2
opnieuw installeren
2.16
overzicht
2.13
systeemeisen
2.15
verwijderen
2.17
Specificaties
papier
7.22
printer
7.21
T
Tabblad
Grafisch
4.16
Papier
4.6
Toner
gebruiksduur
5.2
opnieuw verdelen
5.3
recyclen
5.2
vervangen
5.4
Tonercassette
plaatsen
2.4
Tonerspaarstand
4.8
Transparanten afdrukken
3.13
U
Uitvoer, kiezen
3.5
USB kabel
2.10
V
Vastgelopen papier verwijderen
6.7
Vergroten
4.10
Verkleinen
4.10
W
Watermerk
afdrukken
4.19
maken
4.20
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148

Xerox 3130 Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding

in andere talen