• Stel - als aannemelijk is dat veilig gebruik niet langer mogelijk is - het pro-
duct buiten bedrijf en bescherm het tegen onbedoeld gebruik. Raak noch
de draadloze inbouwdimmer, noch een daarop aangesloten apparaat aan.
Ontkoppel de draadloze inbouwdimmer van de netspanning, terwijl u de
bijbehorende zekeringen uitschakelt of de zekering eruit draait. Schakel
bovendien de bijhorende aardlekschakelaar uit, zodat het stopcontact al-
polig van de netspanning is losgekoppeld.
Het is aan te nemen dat een veilige werking niet meer mogelijk is, als:
- het product zichtbare beschadigingen vertoont
- het product niet of niet langer correct werkt (vrijkomende rook of brand-
lucht, hoorbaar geknetter, verkleuring van het product of aangrenzende
oppervlakken)
- het product onder ongunstige omstandigheden werd opgeslagen
- het apparaat aan zware transportbelastingen onderhevig is geweest
• Gebruik het product uitsluitend in een gematigd klimaat, niet in een tro-
pisch klimaat.
• Mocht u vragen hebben die niet in deze gebruiksaanwijzing worden be-
antwoord, neem dan contact met ons of een andere vakman op.
Voorbereidingen op de montage
Raadpleeg het hoofdstuk “Veiligheidsaanwijzingen”!
• De draadloze inbouwdimmer moet in een geschikte inbouw- of opbouwdoos of een
andere daarvoor geschikte behuizing worden ingebouwd en gebruikt.
• De installatie van de draadloze inbouwdimmer mag alleen worden uitgevoerd als de
betreffende stroomgroep spannings-/stroomloos is. Schakel hiervoor de elektrische
netkabel al-polig uit, door de bijbehorende zekeringsautomaten uit te schakelen of
de zekering eruit te draaien en aansluitend de bijbehorende aardlekschakelaar (FI)
uit te schakelen.
Zorg ervoor dat deze niet door onbevoegden weer kan worden ingeschakeld, bijv.
door middel van een waarschuwend opschrift. Controleer vervolgens met een ge-
schikt meetinstrument of de netkabel spanningsvrij is.
Aansluiten en monteren
Raadpleeg het hoofdstuk “Voorbereidingen op de montage”.
Bij elektronische installatiesystemen in oudere huizen komt het vaak voor dat in het
inbouwdoosje van de bestaande wandschakelaars geen neutrale leiding te vinden is.
D gebruikelijke draadloze systemen kunnen hier zonder kostbare nieuwe installatie
van bedradingen en het daardoor noodzakelijke metselwerk niet gebruikt worden.
Door het bijzondere 2-draadstype van de hier geleverde draadloze inbouwdimmer is
geen neutrale leiding vereist - de beide bestaande kabels (fase ‘’L’’ en geschakelde
fase ‘’L’ ’’) zijn toereikend.
Door deze techniek beschikt de lamp echter niet over de volledige netspan-
ning. Doorgaans kan het verschil in lichtsterkte amper worden opgemerkt.
De draadloze inbouwdimmer is optimaal geschikt om een conventionele wandscha-
kelaar (geen toets!) van een extra draadloze schakel- en dimfunctie te voorzien. Dit
betekent dat de bestaande wandschakelaar blijft bestaan. De tot nu toe met de wand-
schakelaar geschakelde lamp kan daarnaast met het radiogestuurde zender van het
RS2W radiogestuurde systeem worden geschakeld.
De lamp kan zoals tot nu toe gebruikelijk via de wandschakelaar worden
aan-/uitgeschakeld. Er is nu bovendien een dimfunctie beschikbaar.
Voor de montage is het noodzakelijk, dat de inbouwdoos voldoende plaats biedt om de
draadloze inbouwdimmer achter de bestaande wandschakelaar te plaatsen.
Houd bij de aansluiting, montage en het latere gebruik van de draadloze
inbouwdimmer rekening met een geschikte contactbescherming. Anders
bestaat er levensgevaar door een elektrische schok!
• Maak de afdekking van de door u gebruikte wand-
S1
L
L´
L
C
BA
D
E
schakelaar los en neem hem uit het inbouwdoos.
• Maak de beide kabels (fase ‘’L’’ en geschakelde fase
‘’L’ ’’) los uit de wandschakelaar en sluit ze aan de
beide schroefklemmen (D) van de draadloze inbouw-
dimmer aan, zie de afbeelding rechts.
De op de draadloze inbouwdimmer met “L” geken-
merkte schroefklem is de aansluiting voor de fase/L,
de schroefklem “ ” is de uitgang van de draadlo-
ze inbouwdimmer naar de lamp.
Wanneer de aansluitingen “L” en “L’ ’’ worden ver-
wisseld of wanneer de fase “L” wordt geschakeld in
plaats van de nulleiding “N”, kan dit ertoe leiden dat
de draadloze inbouwdimmer niet kan worden gepro-
grammeerd of dat de LED-lichtbronnen/-lampen niet
werken.
• Verbind de beide kabels (C) van de draadloze inbouwdimmer met de beide tot nu toe
gebruikte schakelcontacten van de wandschakelaar (‘’S1’’, zie afbeelding).
• Plaats de draadloze inbouwdimmer in de onderbouwdoos, zodat de LED (A) en
de bedieningstoets (B) naar voren zijn gericht. Leg de antenne (A) zo in de onder-
bouwdoos aan dat ze niet is geknikt of opgerold.
De bedieningstoets is nodig voor het koppelen met een radiogestuurde zen-
der van het RS2W radiogestuurde systeem (of voor het testen van de aan-/
uitschakelaar van de aangesloten lamp).
Let er bij de montage op dat de bedieningstoets vrij ligt en niet per ongeluk
wordt geactiveerd (als later de wandschakelaar voor de draadloze inbouw-
dimmer is geplaatst).
Voordat de wandschakelaar en de afdekking gemonteerd worden, moet eerst de pro-
grammering worden afgerond.
Schakel nu de netspanning in.
Raak tijdens de koppeling in geen geval blootliggende contacten van de
aansluitleidingen aan. Levensgevaar door een elektrische schok!
Werkingstest: Inschakelen/uitschakelen en dimmen van de
aangesloten lamp met de bedieningstoets
• Druk kort op de bedieningstoets op de draadloze inbouwdimmer, om de aangesloten
lamp in- of uit te schakelen.
Een LED naast de bedieningstoets geeft de actuele schakelsituatie aan:
Led-lampje brandt: de lamp is ingeschakeld (met de als laatste ingestelde helder-
heid)
Led-lampje uit: de lamp uitgeschakeld
• Om de lamp te dimmen, schakelt u deze eerst met de bedieningstoets op de draad-
loze inbouwdimmer in. De LED op de draadloze inbouwdimmer brandt.
Houd de bedieningstoets langer dan 3 seconden ingedrukt, de dimfunctie start nu.
Als de gewenste helderheid is bereikt, laat u de bedieningstoets weer los.
Koppelen van de draadloze inbouwdimmer met een radioge-
stuurde zender
De draadloze inbouwdimmer kan met elke radiogestuurde zender van het
RS2W-radiogestuurde systeem worden gekoppeld.
Raadpleeg voor het koppelen de gebruiksaanwijzing van de gebruikte radio-
gestuurde zender.
Zorg tijdens het koppelen voor een minimale afstand van 20 - 30 cm tussen
de draadloze inbouwdimmer en de radiogestuurde zender. Anders kan dit
ertoe leiden dat het koppelen mislukt.
• Als de draadloze inbouwdimmer is ingeschakeld (LED naast de bedieningsknop
brandt, aangesloten lamp is ingeschakeld), schakelt u de draadloze inbouwdimmer
weer uit.
Druk hiervoor kort op de bedieningsknop, de LED naast de bedieningsknop moet
vervolgens uitgeschakeld worden.
De draadloze inbouwdimmer moet uitgeschakeld zijn (LED naast de bedie-
ningsknop is uit), anders kan de koppeling niet uitgevoerd worden.
• Start het koppelen op de radiogestuurde zender.
Voorbeeld: Op de radiogestuurde handzender met 12 kanalen van het radiogestuur-
de RS2W-systeem moeten hiervoor de beide toetsen “ON” en “OFF” van het ge-
wenste schakelkanaal gelijktijdig worden ingedrukt tot de rode LED van de radioge-
stuurde handzender knippert. Laat de beide toetsen los, de rode LED blijft knipperen,
de koppelmodus is geactiveerd.
• Houd de bedieningstoetsen op de radiogestuurde inbouwdimmer zolang ingedrukt,
tot het koppelen aan de radiogestuurde zender is beëindigd.
Voorbeeld: Op de radiogestuurde handzender met 12 kanalen van het RS2W radio-
gestuurde systeem brandt de LED blauw en gaat daarna weer uit. Laat nu de bedie-
ningstoets van de draadloze inbouwdimmer los.
• De draadloze inbouwdimmer wordt ingeschakeld om het einde van het koppelen
aan te geven.
Er kunnen maximaal 5 ontvangers worden gekoppeld met een radiogestuur-
de zender van het RS2W radiogestuurde systeem. Hierdoor kunnen bijvoor-
beeld met één druk op de toets tot 5 draadloze inbouwdimmers tegelijk wor-
den bediend.
Het is tevens mogelijk de draadloze inbouwdimmer aan meerdere radioge-
stuurde zenders te koppelen.
De draadloze inbouwdimmer mag echter niet samen met een radiogestuur-
de schakelaar aan een afzonderlijk schakelkanaal worden gekoppeld!
Koppel de draadloze inbouwdimmer en de radiogestuurde schakelaar altijd
op aparte kanalen van de radiogestuurde zender aan.