Beta 1498/30A Handleiding

Type
Handleiding
56
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
GEBRUIKSHANDLEIDING VOOR MULTIFUNCTIONELE ELEKTRONISCHE ACCULA-
DERS 6-12-24V GEPRODUCEERD DOOR:
BETA UTENSILI S.P.A.
Via A. Volta 18, 20845, Sovico (MB) ITALIË
Oorspronkelijk in de ITALIAANSE taal geschreven documentatie.
Bewaar de veiligheidsinstructies zorgvuldig en geef ze aan het personeel dat de nietmachine gebruikt.
GEBRUIKSDOEL
De elektronische acculader is bestemd voor het volgende gebruik:
het laden en de stroomvoorziening van voertuigen
te gebruiken bij accu’s van 6V-12V-24V, Natte - AGM - lithium (LiFePO4) accu’s
tijdens de herprogrammering en zelfdiagnose
De volgende handelingen zijn niet toegestaan:
• het is verboden de acculader voor andere accu’s te gebruiken dan die van 6V-12V-24V
het is verboden het apparaat te gebruiken voor toepassingen die niet binnen de technische specicaties
vallen die in de tabel TECHNISCHE GEGEVENS staan
het is verboden het apparaat in vochtige, natte omgevingen te gebruiken of in omgevingen die aan weer
en wind zijn blootgesteld
het is verboden het apparaat voor iets anders te gebruiken dan voor de toepassingen die hier worden beschreven
VEILIGHEID VAN DE WERKPLEK
Gebruik de acculader niet in omgevingen met mogelijk explosieve atmosferen of brandbare
materialen, omdat er vonken kunnen ontstaan, waardoor stof of damp in brand kunnen vliegen.
Voorkom dat kinderen of bezoekers in de buurt van de werkplek kunnen komen terwijl met de
acculader wordt gewerkt. De aanwezigheid van andere personen leidt af, waardoor men tijdens het
gebruik van het apparaat de controle erover kan verliezen.
Inhaleer de schadelijke gassen niet, die de accu afgeeft terwijl aan de motor wordt gewerkt.
Wend bij de aansluitingswerkzaamheden het gezicht van de accu van het voertuig. In de accu zit
een bijtende vloeistof. Indien die per ongeluk in aanraking komt met de huid of de ogen moeten
deze onmiddellijk met water worden afgespoeld en moet een arts worden geraadpleegd.
Laat geen metalen gereedschap op de accu van het voertuig vallen. Er kan hierdoor kortsluiting
in de accu zelf ontstaan.
Gebruik de acculader op een droge plek en voorkom vocht.
VEILIGHEID ACCULADER
Controleer voor het gebruik of de acculader niet beschadigd is, of er geen kale kabels of versleten delen zijn.
Gebruik de acculader niet als hij beschadigd is, omdat er dan gevaar voor elektrische schokken bestaat.
Probeer niet om hem te openen of er wijzigingen aan aan te brengen.
BELANGRIJK: LEES DEZE HANDLEIDING HELEMAAL DOOR ALVORENS
DE ACCULADER TE GEBRUIKEN. INDIEN DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIF-
TEN EN DE AANWIJZINGEN NIET IN ACHT WORDEN GENOMEN, KUN-
NEN ZICH ERNSTIGE ONGEVALLEN VOORDOEN.
LET OP
57
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
Steek de stekker van de stroomkabel van de acculader in het stopcontact en verzeker u ervan dat de
netspanning overeenkomt met de netspanning die op het stroomvoorzieningsapparaat staat. (Zie de tabel
met TECHNISCHE GEGEVENS).
Laat de acculader na aoop van de werkzaamheden niet gedurende langere tijd op het stopcontact
aangesloten.
Knoei niet met het elektronische circuit van de acculader.
AANWIJZINGEN VOOR DE VEILIGHEID VAN HET PERSONEEL
We raden u aan uiterst voorzichtig te zijn en u altijd te concentreren op uw handelingen. Gebruik de
acculader niet als u moe, of onder invloed van drugs, alcohol of medicijnen bent.
Gebruik altijd de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen:
• veiligheidsschoenen;
een beschermende bril;
beschermende handschoenen voor fysische agentia.
Verricht alle voorgeschreven werkzaamheden in goed geventileerde en droge ruimtes.
Zorg dat de twee klemmen onderling geen contact maken (rood (+) positief; zwart (-) negatief).
Controleer of de kabels van de acculader zich uit de buurt van ventilatoren, bewegende delen en de
brandstoeiding bevinden.
Draag geen wijde kleding, armbanden, kettingen of metalen voorwerpen wanneer u aan het voertuig werkt.
Voordat u de acculader opbergt, verzekert u zich ervan dat hij zodanig is afgekoeld dat hij de
omgevingstemperatuur heeft.
EEN ZORGVULDIG GEBRUIK VAN DE ACCULADER
Steek geen voorwerpen in gleuven of openingen van welke aard dan ook in het oppervlak van de acculader.
Gebruik de acculader nooit wanneer de behuizing, de klemmen, de kabels of de voedingskabel beschadigd
zijn, wanneer u ongebruikelijke geuren ruikt of het apparaat te warm wordt.
Er mogen geen wijzigingen aan de acculader worden aangebracht. Wijzigingen kunnen de efciëntie van de
veiligheidsmaatregelen verminderen en meer gevaren voor de gebruiker inhouden.
Laat de acculader enkel en alleen door vakmensen met gebruik van originele reserveonderdelen repareren.
Voordat u werkzaamheden begint te verrichten, doet u de lichten van het voertuig en alle eventueel
werkende accessoires uit.
Controleer altijd of het voltage van de acculader en de spanning van de installatie van het voertuig
overeenkomen. Eventuele overschrijding kan explosies, schade aan het voertuig, de acculader en personen
veroorzaken.
Sluit de uitgangskabel met de rode klem (+) op de positieve pool van de accu en de uitgangskabel met de
zwarte klem (-) op de massa van het voertuig aan.
Verwissel de polen nooit. Als de polen worden verwisseld kan dat explosies, schade aan het voertuig, de
acculader en personen veroorzaken.
Gebruik een droge doek om de acculader schoon te maken en koppel hem hiervoor altijd van het
elektriciteitsnet. Gebruik nooit vochtige of natte doeken.
58
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN VOOR DE ACCULADER
Controleer regelmatig of de acculader, de voedingskabel en de klemmen intact zijn.
Gebruik de acculader niet als hij beschadigd is, omdat er dan gevaar voor elektrische schokken bestaat.
Probeer niet om hem te openen of er wijzigingen aan aan te brengen.
Steek de stekker van de acculader in het stopcontact en verzeker u ervan dat de netspanning overeenkomt
met de netspanning die op het stroomvoorzieningsapparaat staat. (Zie de tabel met TECHNISCHE
GEGEVENS)
Dek de acculader tijdens het gebruik op geen enkele wijze af. Garandeer een geschikte ruimte voor de
ventilatie.
Gebruik de acculader niet in een vochtige, natte omgeving. Stel hem niet bloot aan regen. Een vochtige en
vuile omgeving verhoogt het gevaar voor elektrische schokken.
INDIVIDUELE BESCHERMINGSMIDDELEN DIE NODIG ZIJN TIJDENS HET GEBRUIK VAN DE ACCULADER
Niet inachtneming van de volgende waarschuwingen kan lichamelijk letsel en/of ziektes veroorzaken.
GEBRUIK ALTIJD EEN BESCHERMENDE BRIL
GEBRUIK ALTIJD VEILIGHEIDSSCHOENEN
GEBRUIK ALTIJD BESCHERMENDE HANDSCHOENEN VOOR FYSISCHE AGENTIA
TIJDENS HET GEBRUIK VAN DE ACCULADER
MOET WORDEN GEBRUIKT VOOR ACCU’S VAN
NOMINALE SPANNING
OPLAADSPANNING
GEABSORBEERD VERMOGEN
ACCUCAPACITEIT TIJDENS HET OPLADEN
ACCUCAPACITEIT BIJ DRUPPELLADING
LENGTE VAN DE KABEL MET KLEMMEN
DOORSNEDE VAN DE KABEL MET KLEMMEN
LENGTE VAN DE VOEDINGSKABEL
BESCHERMINGSGRAAD
AFMETINGEN
GEWICHT
6V-12V-24V Wet - Agm - Lithium LiFePO4
220V ÷ 240V 50/60Hz
6V - 12V - 24V
450 Watt
5 ÷ 300 Ah
5 ÷ 600 Ah
2.5 m
10 mm2
1,3 m
IP20
270x330x130 mm
4,2 kg
Andere persoonlijke beschermingsmiddelen die moeten worden gebruikt, afhankelijk van de
waarden die zijn gevonden bij het onderzoek van de milieuhygiëne /risicoanalyse indien de waarden
de maximumwaarden overschrijden, die in de geldende voorschriften staan.
TECHNISCHE GEGEVENS
59
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
CONTROLELAMPJE
Op het voorpaneel van de acculader bevinden zich 15 leds. 4 leds voor de staat van de accu, die het
volgende aangeven:
“Full” : de accu is opgeladen en er is overgeschakeld op druppellading
“Charging” : de accu wordt opgeladen
“Fault” : de accu is beschadigd
“Reverse”: polariteitinversie
1 “led ON” voor het laadniveau van de accu (blauw)
1 Start/Stop led (geel) voor de bedrijfstoestand, geeft aan of hij op de gekozen modus werkt.
2 leds voor de hieronder beschreven melding van de laadspanning "Voltage” (gele led)
4 leds voor de hieronder beschreven bedrijfsmodus “Function” (gele led)
3 leds voor het hieronder beschreven type accu “Batt”(gele led).
Op het voorpaneel van de acculader bevinden zich 5 knoppen:
“Start/Stop” start of stopt de stroomlevering op de gekozen modus
“Voltage” kiest de bedrijsmodus
“Function” kiest de bedrijfsmodus Charge of Flash
“Batt” kiest het type accu dat moet worden opgeladen
“A/V” (display) kiest wat op het display moet worden weergegeven; spanning of stroom
FUNCTIES VAN DE ACCULADER EN BEDRIJFSMODI
Charge functie (12V accu)
Laadmodus van de accu. Er zijn 7 laadfasen, die vervolgens worden beschreven:
• FASE 1: Analyse 1. Als de spanning van de accu hoger is dan 7,5V gaat u over op de volgende fase. Door
spanningen die lager zijn dan 7,5V keert het apparaat terug naar de stand-bystand.
• FASE 2: Voorladen. Begint met constante stroom te laden tot de spanning van de accu de 13V bereikt.
• FASE 3: Analyse 2, (het opschrift “tESt” verschijnt op het display). Zoekt kortgesloten onderdelen. De
acculader schakelt de stroomlevering gedurende 5 minuten uit. Wanneer de spanning van de accu
binnen die tijd onder de 11,7V zakt, keert het apparaat terug op de stand-bystand. Als de spanning hoger
blijft dan 11,7V gaat u over op FASE 4. Wanneer een element kortgesloten is of een accu gesulfateerd
(weergegeven door ERR02 op het display tijdens FASE 3) is het raadzaam de accu op de RECOVERY
stand op te laden.
• FASE 4: Intensief laden. Laadt de accu tot de ingestelde grenswaarde op.
• FASE 5: Constante spanning. Houdt de accu op de spanning die hij aan het eind van het opladen had.
• FASE 6: Buffer. De spanning zakt onder het onderhoudsniveau en de oplaadcyclus wordt voltooid. De
groene led FULL gaat branden.
• FASE 7: Pulscyclus. Onderhoudscyclus van de accu met pulscyclus (gedurende langere periodes).
Flash
Stroomvoorzieningsmodus voor assistentie bij het programmeren van voertuigen. Er is hier geen
enkele oplaadfase. Het is een pure stroomvoorziening die op de nominale spanning van de accu is
gestabiliseerd. Het doel ervan is stroom te leveren ter ondersteuning van de accu om te voorkomen dat hij
leegloopt bij werkzaamheden waarvoor korte of lange tijd energie nodig is.
Minimumspanning accu’s
Gebruik bij de twee modi “Charge en Flash” de RECOVERY-functie wanneer de accu een lagere spanning
heeft dan de volgende waarden:
• 6V accu, gemeten spanning 4V
• 12V accu, gemeten spanning 7,5V
• 24V accu, gemeten spanning 15V
Recovery- functie (12V accu’s)
Recovery-modus voor gesulfateerde accu's die toegankelijk is door lang op de "Batt" toets te drukken.
Op het scherm verschijnt het opschrift “rEC” met de weergave van de meting van de spanning of de
60
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
ogenblikkelijke stroom. Tijdens deze fase knippert de “Charge” led.
De acculader verricht een speciale oplaadcyclus waarin hogere spanningen dan gemiddeld worden
geforceerd om te proberen de accu te redden. Op deze stand zijn geen foutmeldingen tijdens de
oplaadcyclus voorzien. Aan het eind wordt op grond van de spanning en de opgenomen stroom
aangegeven of de accu is hersteld of niet. Er zijn 6 laadstanden, die vervolgens worden beschreven:
• FASE 1: Analyse 1. Als de spanning van de accu hoger is dan 2,5V gaat u over op de volgende fase. Door
spanningen die lager zijn dan 2.5 V keert het apparaat terug naar de stand-bystand.
• FASE 2: Voorladen. Begint met constante stroom te laden tot de spanning van de accu de 13V bereikt.
• FASE 3: Intensief laden. Laadt de accu tot de ingestelde grenswaarde op.
• FASE 4: Constante spanning. Houdt de accu op de spanning die hij aan het eind van het opladen had.
• FASE 5: Buffer. De spanning zakt onder het onderhoudsniveau en de oplaadcyclus wordt voltooid. De
groene led FULL gaat branden.
• FASE 6: Pulscyclus. Onderhoudscyclus van de accu met pulscyclus (gedurende langere periodes).
LET OP: vanwege de hoge spanning die tijdens deze laadcyclus wordt bereikt, moet de accu worden
hersteld terwijl deze van het voertuig is gekoppeld. Wordt de accu hersteld terwijl hij op het voertuig is
aangesloten, dan kan dat de elektronica ervan beschadigen.
Minimumspanning accu’s
Wanneer de beginspanning van de accu bij de “Recovery” modus lager is dan de hieronder staande
waarden kan de accu niet worden hersteld:
• 6V accu, gemeten spanning 1,5V
• 12V accu, gemeten spanning 2,5V
• 24V accu, gemeten spanning 5,5V
KEUZETOETSEN
A) “Voltage” kiest de laadspanning
6V: laadspanning voor accu’s van 6V: houd de toets 3‘ ingedrukt om de functie in te schakelen (het display
geeft 6U weer)
12V: laadspanning voor accu's van 12V
24V: laadspanning voor accu's van 24V
B) “Function” vooringestelde oplaadcategorieën en Flash-modus (de uitgangsstroom wordt
automatisch geregeld)
Charge 5Ah – 30Ah Ondersteunt accu’s van 5Ah tot 30Ah
Charge 30Ah – 100Ah Ondersteunt accu’s van 30Ah tot 100Ah
Charge > 100Ah Ondersteunt accu’s van meer dan 100Ah
Flash: levert van de maximaal beschikbare stroom bij de met de toets "Spanning" geselecteerde nominale
spanning
C) “Batt” vooringestelde soorten accu's
AGM: geoptimaliseerde cyclus voor AGM-accu’s met platte plaat of spiraalaccu type Optima. Het opladen
stopt bij 14,7V
LiFePO4: geoptimaliseerde cyclus voor LiFePO4 accu’s
Natte accu’s: geoptimaliseerde cyclus voor accu’s met zure elektrolyt. Het opladen stopt bij 14,4V. Houd de
toets 3‘ ingedrukt om de functie in te schakelen (het display geeft rEC weer).
De instellingen opslaan
Het apparaat slaat de instellingen op het bedieningspaneel aan de voorkant op. Wanneer de stroom per
ongeluk uitvalt of deze expres wordt uitgezet, wordt de acculader wanneer hij weer wordt ingeschakeld met
de laatst opgeslagen instellingen gestart.
Accu-analyse
De analyses verricht tijdens de bedrijfsmodi kunnen eindigen met de melding van enkele fouten.
Accu beschadigd: de led ''Fault'' gaat branden en de led ''Start / Stop'' gaat uit. Het apparaat gaat over op
61
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
de stand-bystand. Op het display verschijnt het opschrift ''Errx'' waarbij 'x' het nummer is dat overeenkomt
met de oorzaak van de fout (Zie tabel 1). Twee seconden durend enkel geluidssignaal.
• Polariteitinversie : de led ''Reverse'' gaat branden en op het display wordt ''Err7'' weergegeven met een
twee seconden durend geluidssignaal.
FOUTMELDINGEN
De fouten die kunnen worden gemeld staan in tabel 1.
Tabel 1: foutmeldingen
MELDING
DISPLAY
OORZAAK OPLOSSING
Er01
Kabels zitten los, kabels
kortgesloten.
Accu volledig kortgesloten.
Breng de klemmen goed aan en hervat het opladen
van de accu; (zie de paragraaf "De acculader
gebruiken").
Wend u tot het dichtstbijzijnde Servicecentrum.
Er02 De accu is kapot of kan niet wor-
den hersteld.
Neemt na 20h recovery geen stro-
om op.
De accu kan defect zijn.
Er03 Interne overtemperatuur van de
acculader. Overbelasting van het
apparaat.
Verwijder eventuele voorwerpen die de ventilatiezo-
ne van de batterijlader bedekken of verplaats hem in
een koeler gebied. Wacht tot de acculader automa-
tisch weer gaat werken.
Er04 Spanningsfout.
Accuspanning te laag.
Accu met een of meerdere
kortgesloten elementen.
Stel de spanning die overeenkomt met die, die bij de
accu hoort opnieuw in. Hervat het opladen van de
accu; (zie de paragraaf "De acculader gebruiken").
De accu kan defect zijn.
Er05 Accu met te hoge spanning ten
opzichte van de ingestelde.
Stel de spanning die overeenkomt met die, die bij de
accu hoort opnieuw in. Hervat het opladen van de
accu; (zie de paragraaf "De acculader gebruiken").
Er06 Te sterke accu. Hij is nooit klaar
met opladen.
Gebruik een acculader met een groter laadvermo-
gen. De accu kan defect zijn.
Er07 and led
reverse
De klemmen van de uitgangsge-
leiders zijn niet goed op de accu
aangesloten.
Breng de klemmen goed aan en hervat het opladen
van de accu; (zie de paragraaf "De acculader
gebruiken").
Er08 Uitgangsstroom te hoog.
Stroom hoger dan de maximumli-
miet.
Verminder de opname van de accu.
DE ACCU OPLADEN
Accu's opladen die op het voertuig zijn aangesloten.
1. Voordat u met opladen begint, controleert u of de stroomkabel van het elektriciteitsnet is gekoppeld.
2. Zoek de pool die overeenstemt met de massa van het voertuig. Over het algemeen is die op de negatieve
klem aangesloten.
3. Laad een accu die met de negatieve klem op de massa van het voertuig is aangesloten op de volgende
manier op:
• Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de positieve pool (+) van de accu.
62
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
• Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de massa van het voertuig, ver van de accu en de
brandstoeiding.
4. Laad een accu die met de positieve klem op de massa van het voertuig is aangesloten op de volgende
manier op:
• Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de negatieve pool (-) van de accu.
• Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de massa van het voertuig, ver van de accu en de
brandstoeiding.
Accu's opladen die niet op een voertuig zijn aangesloten
1. Voordat u met opladen begint, controleert u of de stroomkabel van het elektriciteitsnet is gekoppeld.
2. Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de positieve pool (+) van de accu.
3. Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de negatieve pool (-) van de accu.
LET OP Controleer of beide klemmen van de uitgangsgeleiders goed contact hebben met de
bijbehorende klemmen.
GEBRUIK VAN DE ACCULADER
1. Zodra de kabels van de uitgangsgeleiders op de accu zijn aangesloten, steekt u de stekker van de
stroomkabel van het apparaat in het stopcontact. Controleer of de spanning overeenkomt met de
nominale spanning van de acculader (230V-50Hz); nu geeft het apparaat gedurende een halve seconde
een geluidssignaal af en gaan alle controlelampjes op het bedieningspaneel gedurende 2 seconden
branden; tijdens deze fase geeft het display “- - - -” weer.
2. De acculader congureert zich op de “stand-by” stand, bijvoorbeeld: led ON brandt, led WET brandt,
led CHARGE 5-30Ah brandt. Het branden van de leds verandert afhankelijk van het laatst opgeslagen
programma.
3. Stel nu met de acculader op de “stand-by” stand met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel
de oplaadparameters in die geschikt zijn voor het type accu dat moet worden opgeladen. De gekozen
oplaadparameters worden weergegeven door het branden van de bijbehorende led.
Instelbare oplaadparameters:
“Voltage”. Kiest de laadspanning
6V: laadspanning voor accu's van 6V. Houd de toets 3‘ ingedrukt om de functie in te schakelen (het display
geeft 6U weer).
12V: laadspanning voor accu's van 12V
24V: laadspanning voor accu's van 24V
“Function” vooringestelde oplaadcategorieën en Flash-modus (de uitgangsstroom wordt automatisch
geregeld)
Charge 5Ah – 30Ah Ondersteunt accu’s van 5Ah tot 30Ah
Charge 30Ah – 100Ah Ondersteunt accu’s van 30Ah tot 100Ah
Charge > 100Ah Ondersteunt accu’s van meer dan 100Ah
Flash: Levert van de maximaal beschikbare stroom bij de met de toets "Spanning" geselecteerde nominale
spanning
“Batt” vooringestelde soorten accu's
AGM: geoptimaliseerde cyclus voor AGM-accu’s met platte plaat of spiraalaccu type Optima. Het opladen
stopt bij 14,7V
LiFePO4: geoptimaliseerde cyclus voor LiFePO4 accu’s
Natte accu’s: geoptimaliseerde cyclus voor accu’s met zure elektrolyt. Het opladen stopt bij 14,4V. Houd de
toets 3‘ ingedrukt om de functie in te schakelen (het display geeft rEC weer).
4. Na de oplaadparameters te hebben ingesteld, drukt u op de START/STOP-toets om het opladen van de
accu te starten. Wanneer de leds START/STOP en CHARGING gaan branden wil dat zeggen dat de accu
wordt opgeladen. Het display geeft de laadstroom en de spanning van de accu weer.
5. Tijdens het opladen van de accu blijft de led CHARGING in de fasen “I” en “U0” branden.
6. Wanneer de led FULL gaat branden is de accu 100% geladen. Vanaf nu gaat de acculader over op de
druppellading, houdt hij de efciëntiestatus van de accu voortdurend onder controle en zorgt hij ervoor
63
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
dat hij altijd optimaal geladen blijft. Tijdens deze oplaadfase kan het apparaat meerdere maanden
aangesloten blijven.
7. Als u het opladen wilt stoppen of afronden, volgt u de aanwijzingen voor het stoppen/afronden van het
opladen.
DE OPLAADCYCLUS VRIJWILLIG STOPPEN
Als u de oplaadcyclus van de accu wilt stoppen, drukt u op de START/STOP-toets; als de bijbehorende
led uitgaat, geeft dat het einde van de werkcyclus aan. Haal de voedingskabel van het apparaat uit het
stopcontact en koppel de uitgangsgeleiders van de klemmen van de accu.
ONDERBREKING VAN DE LAADCYCLUS BIJ STROOMUITVAL
Wanneer het 230V elektriciteitsnet uitvalt, slaat de acculader de lopende werkcyclus op om hem
automatisch te kunnen hervatten bij de terugkeer van de stroom van 230 Volt. Deze functie is van
fundamenteel belang in die gevallen waarin de acculader in afwezigheid van de operator erg lange
voedingscycli verricht.
NA HET OPLADEN
1. Na het opladen drukt u op de START/STOP-toets van de acculader. Als de led uitgaat, wil dat zeggen dat
de acculader klaar is met de werkcyclus.
2. Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact.
3. Koppel de uitgangsleider met zwarte klem van de massa van het voertuig of van de negatieve klem (-)
van de accu.
4. Koppel de uitgangskabel met rode klem van de positieve pool (+) van de accu.
Berg de acculader na de werkzaamheden op een droge plek zonder vocht op. Om de buitenkant van de
behuizing te reinigen gebruikt u een droge doek.
ONDERHOUD
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties mogen uitsluitend door vakmensen worden verricht. Wend u
voor deze werkzaamheden tot het reparatiecentrum van Beta Utensili S.P.A.
AFDANKEN
Het symbool van de doorgestreepte vuilnisbak op het apparaat of op de verpakking geeft aan dat het
product op het einde van zijn levenscyclus afzonderlijk van het gemeentelijk afval moet worden afgedankt.
De gebruiker die dit instrument wenst af te danken, kan:
- Het bij een centrum voor afvalophaling voor elektrische en elektronische afval afgeven.
- Het terugbezorgen aan de eigen verkoper op het moment waarop een nieuw gelijkwaardig instrument
wordt gekocht.
- In geval van producten voor uitsluitend professioneel gebruik contact opnemen met de fabrikant, die een
goede afdankprocedure moet voorschrijven.
Door dit product op de goede manier af te danken, kunnen de grondstoffen ervan worden gerecycled, en
schade aan het milieu en de gezondheid worden voorkomen.
Illegaal afdanken van het product houdt een overtreding van de voorschriften betreffende het afdanken van
gevaarlijk afval in, waarvoor de voorziene sancties worden toegepast.
GARANTIE
Deze apparatuur is vervaardigd en getest in overeenstemming met de voorschriften die momenteel van
64
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
kracht zijn in de Europese Gemeenschap. Hij heeft 12 maanden garantie bij professioneel gebruik of 24
maanden bij niet-professioneel gebruik.
Storingen veroorzaakt door materiaal- of fabrieksfouten worden naar ons goeddunken ofwel gerepareerd of
de defecte onderdelen worden vervangen.
Eén of meerdere reparaties tijdens de garantieperiode wijzigt de verloopdatum ervan niet.
Defecten veroorzaakt door slijtage, een verkeerd of oneigenlijk gebruik, of door vallen en/of stoten worden
niet door de garantie gedekt.
De garantie komt te vervallen wanneer er wijzigingen worden aangebracht, wanneer er met het apparaat
wordt geknoeid en wanneer het gedemonteerd naar de servicedienst wordt gestuurd.
Schade toegebracht aan personen en / of voorwerpen van welke aard en / of natuur, direct en / of indirect is
uitdrukkelijk uitgesloten.
VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING EU
We verklaren onder eigen verantwoordelijkheid dat het beschreven product voldoet aan alle relevante
bepalingen van de volgende richtlijnen:
Richtlijn met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit (E.M.C.) 2014/30/EU;
Laagspanningsrichtlijn (L.V.D.) 2014/35/EU;
Richtlijn betreffende de beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en
elektronische apparatuur (Ro.H.S.) 2011/65/EU;
Het technische dossier is verkrijgbaar bij:
BETA UTENSILI S.P.A.
Via A. Volta 18,
20845 Sovico (MB)
ITALIË

Documenttranscriptie

GEBRUIKSAANWIJZING NL GEBRUIKSHANDLEIDING VOOR MULTIFUNCTIONELE ELEKTRONISCHE ACCULADERS 6-12-24V GEPRODUCEERD DOOR: BETA UTENSILI S.P.A. Via A. Volta 18, 20845, Sovico (MB) ITALIË Oorspronkelijk in de ITALIAANSE taal geschreven documentatie. LET OP BELANGRIJK: LEES DEZE HANDLEIDING HELEMAAL DOOR ALVORENS DE ACCULADER TE GEBRUIKEN. INDIEN DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN DE AANWIJZINGEN NIET IN ACHT WORDEN GENOMEN, KUNNEN ZICH ERNSTIGE ONGEVALLEN VOORDOEN. Bewaar de veiligheidsinstructies zorgvuldig en geef ze aan het personeel dat de nietmachine gebruikt. GEBRUIKSDOEL De elektronische acculader is bestemd voor het volgende gebruik: • het laden en de stroomvoorziening van voertuigen • te gebruiken bij accu’s van 6V-12V-24V, Natte - AGM - lithium (LiFePO4) accu’s • tijdens de herprogrammering en zelfdiagnose De volgende handelingen zijn niet toegestaan: • het is verboden de acculader voor andere accu’s te gebruiken dan die van 6V-12V-24V • het is verboden het apparaat te gebruiken voor toepassingen die niet binnen de technische specificaties vallen die in de tabel TECHNISCHE GEGEVENS staan • het is verboden het apparaat in vochtige, natte omgevingen te gebruiken of in omgevingen die aan weer en wind zijn blootgesteld • het is verboden het apparaat voor iets anders te gebruiken dan voor de toepassingen die hier worden beschreven VEILIGHEID VAN DE WERKPLEK Gebruik de acculader niet in omgevingen met mogelijk explosieve atmosferen of brandbare materialen, omdat er vonken kunnen ontstaan, waardoor stof of damp in brand kunnen vliegen. Voorkom dat kinderen of bezoekers in de buurt van de werkplek kunnen komen terwijl met de acculader wordt gewerkt. De aanwezigheid van andere personen leidt af, waardoor men tijdens het gebruik van het apparaat de controle erover kan verliezen. Inhaleer de schadelijke gassen niet, die de accu afgeeft terwijl aan de motor wordt gewerkt. Wend bij de aansluitingswerkzaamheden het gezicht van de accu van het voertuig. In de accu zit een bijtende vloeistof. Indien die per ongeluk in aanraking komt met de huid of de ogen moeten deze onmiddellijk met water worden afgespoeld en moet een arts worden geraadpleegd. Laat geen metalen gereedschap op de accu van het voertuig vallen. Er kan hierdoor kortsluiting in de accu zelf ontstaan. Gebruik de acculader op een droge plek en voorkom vocht. VEILIGHEID ACCULADER • Controleer voor het gebruik of de acculader niet beschadigd is, of er geen kale kabels of versleten delen zijn. • Gebruik de acculader niet als hij beschadigd is, omdat er dan gevaar voor elektrische schokken bestaat. Probeer niet om hem te openen of er wijzigingen aan aan te brengen. 56 GEBRUIKSAANWIJZING NL • Steek de stekker van de stroomkabel van de acculader in het stopcontact en verzeker u ervan dat de netspanning overeenkomt met de netspanning die op het stroomvoorzieningsapparaat staat. (Zie de tabel met TECHNISCHE GEGEVENS). • Laat de acculader na afloop van de werkzaamheden niet gedurende langere tijd op het stopcontact aangesloten. • Knoei niet met het elektronische circuit van de acculader. AANWIJZINGEN VOOR DE VEILIGHEID VAN HET PERSONEEL • We raden u aan uiterst voorzichtig te zijn en u altijd te concentreren op uw handelingen. Gebruik de acculader niet als u moe, of onder invloed van drugs, alcohol of medicijnen bent. Gebruik altijd de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen: • veiligheidsschoenen; • een beschermende bril; • beschermende handschoenen voor fysische agentia. • Verricht alle voorgeschreven werkzaamheden in goed geventileerde en droge ruimtes. • Zorg dat de twee klemmen onderling geen contact maken (rood (+) positief; zwart (-) negatief). • Controleer of de kabels van de acculader zich uit de buurt van ventilatoren, bewegende delen en de brandstofleiding bevinden. • Draag geen wijde kleding, armbanden, kettingen of metalen voorwerpen wanneer u aan het voertuig werkt. • Voordat u de acculader opbergt, verzekert u zich ervan dat hij zodanig is afgekoeld dat hij de omgevingstemperatuur heeft. EEN ZORGVULDIG GEBRUIK VAN DE ACCULADER • Steek geen voorwerpen in gleuven of openingen van welke aard dan ook in het oppervlak van de acculader. • Gebruik de acculader nooit wanneer de behuizing, de klemmen, de kabels of de voedingskabel beschadigd zijn, wanneer u ongebruikelijke geuren ruikt of het apparaat te warm wordt. • Er mogen geen wijzigingen aan de acculader worden aangebracht. Wijzigingen kunnen de efficiëntie van de veiligheidsmaatregelen verminderen en meer gevaren voor de gebruiker inhouden. • Laat de acculader enkel en alleen door vakmensen met gebruik van originele reserveonderdelen repareren. • Voordat u werkzaamheden begint te verrichten, doet u de lichten van het voertuig en alle eventueel werkende accessoires uit. • Controleer altijd of het voltage van de acculader en de spanning van de installatie van het voertuig overeenkomen. Eventuele overschrijding kan explosies, schade aan het voertuig, de acculader en personen veroorzaken. • Sluit de uitgangskabel met de rode klem (+) op de positieve pool van de accu en de uitgangskabel met de zwarte klem (-) op de massa van het voertuig aan. • Verwissel de polen nooit. Als de polen worden verwisseld kan dat explosies, schade aan het voertuig, de acculader en personen veroorzaken. • Gebruik een droge doek om de acculader schoon te maken en koppel hem hiervoor altijd van het elektriciteitsnet. Gebruik nooit vochtige of natte doeken. 57 NL GEBRUIKSAANWIJZING VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN VOOR DE ACCULADER • Controleer regelmatig of de acculader, de voedingskabel en de klemmen intact zijn. • Gebruik de acculader niet als hij beschadigd is, omdat er dan gevaar voor elektrische schokken bestaat. Probeer niet om hem te openen of er wijzigingen aan aan te brengen. • Steek de stekker van de acculader in het stopcontact en verzeker u ervan dat de netspanning overeenkomt met de netspanning die op het stroomvoorzieningsapparaat staat. (Zie de tabel met TECHNISCHE GEGEVENS) • Dek de acculader tijdens het gebruik op geen enkele wijze af. Garandeer een geschikte ruimte voor de ventilatie. • Gebruik de acculader niet in een vochtige, natte omgeving. Stel hem niet bloot aan regen. Een vochtige en vuile omgeving verhoogt het gevaar voor elektrische schokken. INDIVIDUELE BESCHERMINGSMIDDELEN DIE NODIG ZIJN TIJDENS HET GEBRUIK VAN DE ACCULADER Niet inachtneming van de volgende waarschuwingen kan lichamelijk letsel en/of ziektes veroorzaken. GEBRUIK ALTIJD VEILIGHEIDSSCHOENEN GEBRUIK ALTIJD EEN BESCHERMENDE BRIL GEBRUIK ALTIJD BESCHERMENDE HANDSCHOENEN VOOR FYSISCHE AGENTIA TIJDENS HET GEBRUIK VAN DE ACCULADER Andere persoonlijke beschermingsmiddelen die moeten worden gebruikt, afhankelijk van de waarden die zijn gevonden bij het onderzoek van de milieuhygiëne /risicoanalyse indien de waarden de maximumwaarden overschrijden, die in de geldende voorschriften staan. TECHNISCHE GEGEVENS 58 MOET WORDEN GEBRUIKT VOOR ACCU’S VAN 6V-12V-24V Wet - Agm - Lithium LiFePO4 NOMINALE SPANNING 220V ÷ 240V 50/60Hz OPLAADSPANNING 6V - 12V - 24V GEABSORBEERD VERMOGEN 450 Watt ACCUCAPACITEIT TIJDENS HET OPLADEN 5 ÷ 300 Ah ACCUCAPACITEIT BIJ DRUPPELLADING 5 ÷ 600 Ah LENGTE VAN DE KABEL MET KLEMMEN 2.5 m DOORSNEDE VAN DE KABEL MET KLEMMEN 10 mm2 LENGTE VAN DE VOEDINGSKABEL 1,3 m BESCHERMINGSGRAAD IP20 AFMETINGEN 270x330x130 mm GEWICHT 4,2 kg GEBRUIKSAANWIJZING NL CONTROLELAMPJE Op het voorpaneel van de acculader bevinden zich 15 leds. 4 leds voor de staat van de accu, die het volgende aangeven: • “Full” : de accu is opgeladen en er is overgeschakeld op druppellading • “Charging” : de accu wordt opgeladen • “Fault” : de accu is beschadigd • “Reverse”: polariteitinversie • 1 “led ON” voor het laadniveau van de accu (blauw) • 1 Start/Stop led (geel) voor de bedrijfstoestand, geeft aan of hij op de gekozen modus werkt. • 2 leds voor de hieronder beschreven melding van de laadspanning "Voltage” (gele led) • 4 leds voor de hieronder beschreven bedrijfsmodus “Function” (gele led) • 3 leds voor het hieronder beschreven type accu “Batt”(gele led). Op het voorpaneel van de acculader bevinden zich 5 knoppen: • “Start/Stop” start of stopt de stroomlevering op de gekozen modus • “Voltage” kiest de bedrijsmodus • “Function” kiest de bedrijfsmodus Charge of Flash • “Batt” kiest het type accu dat moet worden opgeladen • “A/V” (display) kiest wat op het display moet worden weergegeven; spanning of stroom FUNCTIES VAN DE ACCULADER EN BEDRIJFSMODI Charge functie (12V accu) Laadmodus van de accu. Er zijn 7 laadfasen, die vervolgens worden beschreven: • FASE 1: Analyse 1. Als de spanning van de accu hoger is dan 7,5V gaat u over op de volgende fase. Door spanningen die lager zijn dan 7,5V keert het apparaat terug naar de stand-bystand. • FASE 2: Voorladen. Begint met constante stroom te laden tot de spanning van de accu de 13V bereikt. • FASE 3: Analyse 2, (het opschrift “tESt” verschijnt op het display). Zoekt kortgesloten onderdelen. De acculader schakelt de stroomlevering gedurende 5 minuten uit. Wanneer de spanning van de accu binnen die tijd onder de 11,7V zakt, keert het apparaat terug op de stand-bystand. Als de spanning hoger blijft dan 11,7V gaat u over op FASE 4. Wanneer een element kortgesloten is of een accu gesulfateerd (weergegeven door ERR02 op het display tijdens FASE 3) is het raadzaam de accu op de RECOVERY stand op te laden. • FASE 4: Intensief laden. Laadt de accu tot de ingestelde grenswaarde op. • FASE 5: Constante spanning. Houdt de accu op de spanning die hij aan het eind van het opladen had. • FASE 6: Buffer. De spanning zakt onder het onderhoudsniveau en de oplaadcyclus wordt voltooid. De groene led FULL gaat branden. • FASE 7: Pulscyclus. Onderhoudscyclus van de accu met pulscyclus (gedurende langere periodes). Flash Stroomvoorzieningsmodus voor assistentie bij het programmeren van voertuigen. Er is hier geen enkele oplaadfase. Het is een pure stroomvoorziening die op de nominale spanning van de accu is gestabiliseerd. Het doel ervan is stroom te leveren ter ondersteuning van de accu om te voorkomen dat hij leegloopt bij werkzaamheden waarvoor korte of lange tijd energie nodig is. Minimumspanning accu’s Gebruik bij de twee modi “Charge en Flash” de RECOVERY-functie wanneer de accu een lagere spanning heeft dan de volgende waarden: • 6V accu, gemeten spanning 4V • 12V accu, gemeten spanning 7,5V • 24V accu, gemeten spanning 15V Recovery- functie (12V accu’s) Recovery-modus voor gesulfateerde accu's die toegankelijk is door lang op de "Batt" toets te drukken. Op het scherm verschijnt het opschrift “rEC” met de weergave van de meting van de spanning of de 59 GEBRUIKSAANWIJZING NL ogenblikkelijke stroom. Tijdens deze fase knippert de “Charge” led. De acculader verricht een speciale oplaadcyclus waarin hogere spanningen dan gemiddeld worden geforceerd om te proberen de accu te redden. Op deze stand zijn geen foutmeldingen tijdens de oplaadcyclus voorzien. Aan het eind wordt op grond van de spanning en de opgenomen stroom aangegeven of de accu is hersteld of niet. Er zijn 6 laadstanden, die vervolgens worden beschreven: • FASE 1: Analyse 1. Als de spanning van de accu hoger is dan 2,5V gaat u over op de volgende fase. Door spanningen die lager zijn dan 2.5 V keert het apparaat terug naar de stand-bystand. • FASE 2: Voorladen. Begint met constante stroom te laden tot de spanning van de accu de 13V bereikt. • FASE 3: Intensief laden. Laadt de accu tot de ingestelde grenswaarde op. • FASE 4: Constante spanning. Houdt de accu op de spanning die hij aan het eind van het opladen had. • FASE 5: Buffer. De spanning zakt onder het onderhoudsniveau en de oplaadcyclus wordt voltooid. De groene led FULL gaat branden. • FASE 6: Pulscyclus. Onderhoudscyclus van de accu met pulscyclus (gedurende langere periodes). LET OP: vanwege de hoge spanning die tijdens deze laadcyclus wordt bereikt, moet de accu worden hersteld terwijl deze van het voertuig is gekoppeld. Wordt de accu hersteld terwijl hij op het voertuig is aangesloten, dan kan dat de elektronica ervan beschadigen. Minimumspanning accu’s Wanneer de beginspanning van de accu bij de “Recovery” modus lager is dan de hieronder staande waarden kan de accu niet worden hersteld: • 6V accu, gemeten spanning 1,5V • 12V accu, gemeten spanning 2,5V • 24V accu, gemeten spanning 5,5V KEUZETOETSEN A) “Voltage” kiest de laadspanning 6V: laadspanning voor accu’s van 6V: houd de toets 3‘ ingedrukt om de functie in te schakelen (het display geeft 6U weer) 12V: laadspanning voor accu's van 12V 24V: laadspanning voor accu's van 24V B) “Function” vooringestelde oplaadcategorieën en Flash-modus (de uitgangsstroom wordt automatisch geregeld) Charge 5Ah – 30Ah Ondersteunt accu’s van 5Ah tot 30Ah Charge 30Ah – 100Ah Ondersteunt accu’s van 30Ah tot 100Ah Charge > 100Ah Ondersteunt accu’s van meer dan 100Ah Flash: levert van de maximaal beschikbare stroom bij de met de toets "Spanning" geselecteerde nominale spanning C) “Batt” vooringestelde soorten accu's AGM: geoptimaliseerde cyclus voor AGM-accu’s met platte plaat of spiraalaccu type Optima. Het opladen stopt bij 14,7V LiFePO4: geoptimaliseerde cyclus voor LiFePO4 accu’s Natte accu’s: geoptimaliseerde cyclus voor accu’s met zure elektrolyt. Het opladen stopt bij 14,4V. Houd de toets 3‘ ingedrukt om de functie in te schakelen (het display geeft rEC weer). De instellingen opslaan Het apparaat slaat de instellingen op het bedieningspaneel aan de voorkant op. Wanneer de stroom per ongeluk uitvalt of deze expres wordt uitgezet, wordt de acculader wanneer hij weer wordt ingeschakeld met de laatst opgeslagen instellingen gestart. 60 Accu-analyse De analyses verricht tijdens de bedrijfsmodi kunnen eindigen met de melding van enkele fouten. • Accu beschadigd: de led ''Fault'' gaat branden en de led ''Start / Stop'' gaat uit. Het apparaat gaat over op NL GEBRUIKSAANWIJZING de stand-bystand. Op het display verschijnt het opschrift ''Errx'' waarbij 'x' het nummer is dat overeenkomt met de oorzaak van de fout (Zie tabel 1). Twee seconden durend enkel geluidssignaal. • Polariteitinversie : de led ''Reverse'' gaat branden en op het display wordt ''Err7'' weergegeven met een twee seconden durend geluidssignaal. FOUTMELDINGEN De fouten die kunnen worden gemeld staan in tabel 1. Tabel 1: foutmeldingen MELDING DISPLAY Er01 OORZAAK OPLOSSING Kabels zitten los, kabels kortgesloten. Breng de klemmen goed aan en hervat het opladen van de accu; (zie de paragraaf "De acculader gebruiken"). Accu volledig kortgesloten. Wend u tot het dichtstbijzijnde Servicecentrum. Er02 De accu is kapot of kan niet worden hersteld. Neemt na 20h recovery geen stroom op. De accu kan defect zijn. Er03 Interne overtemperatuur van de acculader. Overbelasting van het apparaat. Verwijder eventuele voorwerpen die de ventilatiezone van de batterijlader bedekken of verplaats hem in een koeler gebied. Wacht tot de acculader automatisch weer gaat werken. Er04 Spanningsfout. Accuspanning te laag. Stel de spanning die overeenkomt met die, die bij de accu hoort opnieuw in. Hervat het opladen van de accu; (zie de paragraaf "De acculader gebruiken"). Accu met een of meerdere kortgesloten elementen. De accu kan defect zijn. Er05 Accu met te hoge spanning ten opzichte van de ingestelde. Stel de spanning die overeenkomt met die, die bij de accu hoort opnieuw in. Hervat het opladen van de accu; (zie de paragraaf "De acculader gebruiken"). Er06 Te sterke accu. Hij is nooit klaar met opladen. Gebruik een acculader met een groter laadvermogen. De accu kan defect zijn. Er07 and led reverse De klemmen van de uitgangsgeleiders zijn niet goed op de accu aangesloten. Breng de klemmen goed aan en hervat het opladen van de accu; (zie de paragraaf "De acculader gebruiken"). Er08 Uitgangsstroom te hoog. Stroom hoger dan de maximumlimiet. Verminder de opname van de accu. DE ACCU OPLADEN Accu's opladen die op het voertuig zijn aangesloten. 1. Voordat u met opladen begint, controleert u of de stroomkabel van het elektriciteitsnet is gekoppeld. 2. Zoek de pool die overeenstemt met de massa van het voertuig. Over het algemeen is die op de negatieve klem aangesloten. 3. Laad een accu die met de negatieve klem op de massa van het voertuig is aangesloten op de volgende manier op: • Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de positieve pool (+) van de accu. 61 GEBRUIKSAANWIJZING NL • Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de massa van het voertuig, ver van de accu en de brandstofleiding. 4. Laad een accu die met de positieve klem op de massa van het voertuig is aangesloten op de volgende manier op: • Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de negatieve pool (-) van de accu. • Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de massa van het voertuig, ver van de accu en de brandstofleiding. Accu's opladen die niet op een voertuig zijn aangesloten 1. Voordat u met opladen begint, controleert u of de stroomkabel van het elektriciteitsnet is gekoppeld. 2. Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de positieve pool (+) van de accu. 3. Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de negatieve pool (-) van de accu. LET OP Controleer of beide klemmen van de uitgangsgeleiders goed contact hebben met de bijbehorende klemmen. GEBRUIK VAN DE ACCULADER 1. Zodra de kabels van de uitgangsgeleiders op de accu zijn aangesloten, steekt u de stekker van de stroomkabel van het apparaat in het stopcontact. Controleer of de spanning overeenkomt met de nominale spanning van de acculader (230V-50Hz); nu geeft het apparaat gedurende een halve seconde een geluidssignaal af en gaan alle controlelampjes op het bedieningspaneel gedurende 2 seconden branden; tijdens deze fase geeft het display “- - - -” weer. 2. De acculader configureert zich op de “stand-by” stand, bijvoorbeeld: led ON brandt, led WET brandt, led CHARGE 5-30Ah brandt. Het branden van de leds verandert afhankelijk van het laatst opgeslagen programma. 3. Stel nu met de acculader op de “stand-by” stand met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel de oplaadparameters in die geschikt zijn voor het type accu dat moet worden opgeladen. De gekozen oplaadparameters worden weergegeven door het branden van de bijbehorende led. Instelbare oplaadparameters: “Voltage”. Kiest de laadspanning 6V: laadspanning voor accu's van 6V. Houd de toets 3‘ ingedrukt om de functie in te schakelen (het display geeft 6U weer). 12V: laadspanning voor accu's van 12V 24V: laadspanning voor accu's van 24V “Function” vooringestelde oplaadcategorieën en Flash-modus (de uitgangsstroom wordt automatisch geregeld) Charge 5Ah – 30Ah Ondersteunt accu’s van 5Ah tot 30Ah Charge 30Ah – 100Ah Ondersteunt accu’s van 30Ah tot 100Ah Charge > 100Ah Ondersteunt accu’s van meer dan 100Ah Flash: Levert van de maximaal beschikbare stroom bij de met de toets "Spanning" geselecteerde nominale spanning “Batt” vooringestelde soorten accu's AGM: geoptimaliseerde cyclus voor AGM-accu’s met platte plaat of spiraalaccu type Optima. Het opladen stopt bij 14,7V LiFePO4: geoptimaliseerde cyclus voor LiFePO4 accu’s Natte accu’s: geoptimaliseerde cyclus voor accu’s met zure elektrolyt. Het opladen stopt bij 14,4V. Houd de toets 3‘ ingedrukt om de functie in te schakelen (het display geeft rEC weer). 62 4. Na de oplaadparameters te hebben ingesteld, drukt u op de START/STOP-toets om het opladen van de accu te starten. Wanneer de leds START/STOP en CHARGING gaan branden wil dat zeggen dat de accu wordt opgeladen. Het display geeft de laadstroom en de spanning van de accu weer. 5. Tijdens het opladen van de accu blijft de led CHARGING in de fasen “I” en “U0” branden. 6. Wanneer de led FULL gaat branden is de accu 100% geladen. Vanaf nu gaat de acculader over op de druppellading, houdt hij de efficiëntiestatus van de accu voortdurend onder controle en zorgt hij ervoor GEBRUIKSAANWIJZING NL dat hij altijd optimaal geladen blijft. Tijdens deze oplaadfase kan het apparaat meerdere maanden aangesloten blijven. 7. Als u het opladen wilt stoppen of afronden, volgt u de aanwijzingen voor het stoppen/afronden van het opladen. DE OPLAADCYCLUS VRIJWILLIG STOPPEN Als u de oplaadcyclus van de accu wilt stoppen, drukt u op de START/STOP-toets; als de bijbehorende led uitgaat, geeft dat het einde van de werkcyclus aan. Haal de voedingskabel van het apparaat uit het stopcontact en koppel de uitgangsgeleiders van de klemmen van de accu. ONDERBREKING VAN DE LAADCYCLUS BIJ STROOMUITVAL Wanneer het 230V elektriciteitsnet uitvalt, slaat de acculader de lopende werkcyclus op om hem automatisch te kunnen hervatten bij de terugkeer van de stroom van 230 Volt. Deze functie is van fundamenteel belang in die gevallen waarin de acculader in afwezigheid van de operator erg lange voedingscycli verricht. NA HET OPLADEN 1. Na het opladen drukt u op de START/STOP-toets van de acculader. Als de led uitgaat, wil dat zeggen dat de acculader klaar is met de werkcyclus. 2. Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact. 3. Koppel de uitgangsleider met zwarte klem van de massa van het voertuig of van de negatieve klem (-) van de accu. 4. Koppel de uitgangskabel met rode klem van de positieve pool (+) van de accu. Berg de acculader na de werkzaamheden op een droge plek zonder vocht op. Om de buitenkant van de behuizing te reinigen gebruikt u een droge doek. ONDERHOUD Onderhoudswerkzaamheden en reparaties mogen uitsluitend door vakmensen worden verricht. Wend u voor deze werkzaamheden tot het reparatiecentrum van Beta Utensili S.P.A. AFDANKEN Het symbool van de doorgestreepte vuilnisbak op het apparaat of op de verpakking geeft aan dat het product op het einde van zijn levenscyclus afzonderlijk van het gemeentelijk afval moet worden afgedankt. De gebruiker die dit instrument wenst af te danken, kan: - Het bij een centrum voor afvalophaling voor elektrische en elektronische afval afgeven. - Het terugbezorgen aan de eigen verkoper op het moment waarop een nieuw gelijkwaardig instrument wordt gekocht. - In geval van producten voor uitsluitend professioneel gebruik contact opnemen met de fabrikant, die een goede afdankprocedure moet voorschrijven. Door dit product op de goede manier af te danken, kunnen de grondstoffen ervan worden gerecycled, en schade aan het milieu en de gezondheid worden voorkomen. Illegaal afdanken van het product houdt een overtreding van de voorschriften betreffende het afdanken van gevaarlijk afval in, waarvoor de voorziene sancties worden toegepast. GARANTIE Deze apparatuur is vervaardigd en getest in overeenstemming met de voorschriften die momenteel van 63 GEBRUIKSAANWIJZING NL kracht zijn in de Europese Gemeenschap. Hij heeft 12 maanden garantie bij professioneel gebruik of 24 maanden bij niet-professioneel gebruik. Storingen veroorzaakt door materiaal- of fabrieksfouten worden naar ons goeddunken ofwel gerepareerd of de defecte onderdelen worden vervangen. Eén of meerdere reparaties tijdens de garantieperiode wijzigt de verloopdatum ervan niet. Defecten veroorzaakt door slijtage, een verkeerd of oneigenlijk gebruik, of door vallen en/of stoten worden niet door de garantie gedekt. De garantie komt te vervallen wanneer er wijzigingen worden aangebracht, wanneer er met het apparaat wordt geknoeid en wanneer het gedemonteerd naar de servicedienst wordt gestuurd. Schade toegebracht aan personen en / of voorwerpen van welke aard en / of natuur, direct en / of indirect is uitdrukkelijk uitgesloten. VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING EU We verklaren onder eigen verantwoordelijkheid dat het beschreven product voldoet aan alle relevante bepalingen van de volgende richtlijnen: • Richtlijn met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit (E.M.C.) 2014/30/EU; • Laagspanningsrichtlijn (L.V.D.) 2014/35/EU; • Richtlijn betreffende de beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (Ro.H.S.) 2011/65/EU; Het technische dossier is verkrijgbaar bij: BETA UTENSILI S.P.A. Via A. Volta 18, 20845 Sovico (MB) ITALIË 64
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84

Beta 1498/30A Handleiding

Type
Handleiding