Beta 1498/120A Handleiding

Type
Handleiding
56
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
GEBRUIKSHANDLEIDING VOOR 12 V MULTIFUNCTIONELE ELEKTRONISCHE ACCU-
LADERS GEPRODUCEERD DOOR:
BETA UTENSILI S.P.A.
Via A. Volta 18, 20845, Sovico (MB) ITALIË
Oorspronkelijk in de ITALIAANSE taal geschreven documentatie.
Bewaar de veiligheidsinstructies zorgvuldig en geef ze aan het personeel dat de nietmachine
gebruikt.
GEBRUIKSDOEL
De elektronische acculader is bestemd voor het volgende gebruik:
het laden en de stroomvoorziening van voertuigen
te gebruiken bij accu’s van 12V, Natte - AGM - lithium (LiFePO4) accu’s
tijdens de herprogrammering en zelfdiagnose
De volgende handelingen zijn niet toegestaan:
• het is verboden de acculader voor andere accu’s te gebruiken dan die van 12V
het is verboden het apparaat te gebruiken voor toepassingen die niet binnen de technische specicaties
vallen die in de tabel TECHNISCHE GEGEVENS staan
het is verboden het apparaat in vochtige, natte omgevingen te gebruiken of in omgevingen die aan
weer en wind zijn blootgesteld
• het is verboden het apparaat voor iets anders te gebruiken dan voor de toepassingen die hier worden
beschreven
VEILIGHEID VAN DE WERKPLEK
Gebruik de acculader niet in omgevingen met mogelijk explosieve atmosferen of brandbare
materialen, omdat er vonken kunnen ontstaan, waardoor stof of damp in brand kunnen vliegen.
Voorkom dat kinderen of bezoekers in de buurt van de werkplek kunnen komen terwijl met de
acculader wordt gewerkt. De aanwezigheid van andere personen leidt af, waardoor men tijdens
het gebruik van het apparaat de controle erover kan verliezen.
Inhaleer de schadelijke gassen niet, die de accu afgeeft terwijl aan de motor wordt gewerkt.
Wend bij de aansluitingswerkzaamheden het gezicht van de accu van het voertuig. In de accu
zit een bijtende vloeistof. Indien die per ongeluk in aanraking komt met de huid of de ogen
moeten deze onmiddellijk met water worden afgespoeld en moet een arts worden geraadpleegd.
Laat geen metalen gereedschap op de accu van het voertuig vallen. Er kan hierdoor kortsluiting
in de accu zelf ontstaan.
Gebruik de acculader op een droge plek en voorkom vocht.
VEILIGHEID ACCULADER
Controleer voor het gebruik of de acculader niet beschadigd is, of er geen kale kabels of versleten
delen zijn.
BELANGRIJK: LEES DEZE HANDLEIDING HELEMAAL DOOR ALVORENS DE
ACCULADER TE GEBRUIKEN. INDIEN DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
EN DE AANWIJZINGEN NIET IN ACHT WORDEN GENOMEN, KUNNEN ZICH
ERNSTIGE ONGEVALLEN VOORDOEN.
LET OP
57
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
Gebruik de acculader niet als hij beschadigd is, omdat er dan gevaar voor elektrische schokken
bestaat. Probeer niet om hem te openen of er wijzigingen aan aan te brengen.
Steek de stekker van de stroomkabel van de acculader in het stopcontact en verzeker u ervan dat de
netspanning overeenkomt met de netspanning die op het stroomvoorzieningsapparaat staat. (Zie de
tabel met TECHNISCHE GEGEVENS).
Laat de acculader na aoop van de werkzaamheden niet gedurende langere tijd op het stopcontact
aangesloten.
Knoei niet met het elektronische circuit van de acculader.
AANWIJZINGEN VOOR DE VEILIGHEID VAN HET PERSONEEL
We raden u aan uiterst voorzichtig te zijn en u altijd te concentreren op uw handelingen. Gebruik de
acculader niet als u moe, of onder invloed van drugs, alcohol of medicijnen bent.
Gebruik altijd de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen:
• veiligheidsschoenen;
• een beschermende bril;
• beschermende handschoenen voor fysische agentia.
Verricht alle voorgeschreven werkzaamheden in goed geventileerde en droge ruimtes.
Zorg dat de twee klemmen onderling geen contact maken (rood (+) positief; zwart (-) negatief).
Controleer of de kabels van de acculader zich uit de buurt van ventilatoren, bewegende delen en de
brandstoeiding bevinden.
Draag geen wijde kleding, armbanden, kettingen of metalen voorwerpen wanneer u aan het voertuig werkt.
Voordat u de acculader opbergt, verzekert u zich ervan dat hij zodanig is afgekoeld dat hij de
omgevingstemperatuur heeft.
EEN ZORGVULDIG GEBRUIK VAN DE ACCULADER
Steek geen voorwerpen in gleuven of openingen van welke aard dan ook in het oppervlak van de
acculader.
Gebruik de acculader nooit wanneer de behuizing, de klemmen, de kabels of de voedingskabel
beschadigd zijn, wanneer u ongebruikelijke geuren ruikt of het apparaat te warm wordt.
Er mogen geen wijzigingen aan de acculader worden aangebracht. Wijzigingen kunnen de efciëntie
van de veiligheidsmaatregelen verminderen en meer gevaren voor de gebruiker inhouden.
Laat de acculader enkel en alleen door vakmensen met gebruik van originele reserveonderdelen
repareren.
Voordat u werkzaamheden begint te verrichten, doet u de lichten van het voertuig en alle eventueel
werkende accessoires uit.
• Controleer altijd of het voltage van de acculader en de spanning van de installatie van het voertuig
overeenkomen. Eventuele overschrijding kan explosies, schade aan het voertuig, de acculader en
personen veroorzaken.
Sluit de uitgangskabel met de rode klem (+) op de positieve pool van de accu en de uitgangskabel met
de zwarte klem (-) op de massa van het voertuig aan.
58
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
Verwissel de polen nooit. Als de polen worden verwisseld kan dat explosies, schade aan het voertuig,
de acculader en personen veroorzaken.
Gebruik een droge doek om de acculader schoon te maken en koppel hem hiervoor altijd van het
elektriciteitsnet. Gebruik nooit vochtige of natte doeken.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN VOOR DE ACCULADER
Controleer regelmatig of de acculader, de voedingskabel en de klemmen intact zijn.
Gebruik de acculader niet als hij beschadigd is, omdat er dan gevaar voor elektrische schokken
bestaat. Probeer niet om hem te openen of er wijzigingen aan aan te brengen.
Steek de stekker van de acculader in het stopcontact en verzeker u ervan dat de netspanning
overeenkomt met de netspanning die op het stroomvoorzieningsapparaat staat. (Zie de tabel met
TECHNISCHE GEGEVENS)
Dek de acculader tijdens het gebruik op geen enkele wijze af. Garandeer een geschikte ruimte voor de
ventilatie.
Gebruik de acculader niet in een vochtige, natte omgeving. Stel hem niet bloot aan regen. Een vochtige
en vuile omgeving verhoogt het gevaar voor elektrische schokken.
INDIVIDUELE BESCHERMINGSMIDDELEN DIE NODIG ZIJN TIJDENS HET GEBRUIK VAN DE ACCULADER
Niet inachtneming van de volgende waarschuwingen kan lichamelijk letsel en/of ziektes
veroorzaken.
Andere persoonlijke beschermingsmiddelen die moeten worden gebruikt, afhankelijk van
de waarden die zijn gevonden bij het onderzoek van de milieuhygiëne /risicoanalyse indien
de waarden de maximumwaarden overschrijden, die in de geldende voorschriften staan.
TECHNISCHE GEGEVENS
GEBRUIK ALTIJD EEN BESCHERMENDE BRIL
GEBRUIK ALTIJD VEILIGHEIDSSCHOENEN
GEBRUIK ALTIJD BESCHERMENDE HANDSCHOENEN VOOR FYSISCHE AGENTIA
TIJDENS HET GEBRUIK VAN DE ACCULADER
MOET WORDEN GEBRUIKT VOOR ACCU’S VAN
NOMINALE SPANNING
OPLAADSPANNING
GEABSORBEERD VERMOGEN
ACCUCAPACITEIT TIJDENS HET OPLADEN
ACCUCAPACITEIT BIJ DRUPPELLADING
LENGTE VAN DE KABEL MET KLEMMEN
DOORSNEDE VAN DE KABEL MET KLEMMEN
BESCHERMINGSGRAAD
LENGTE VAN DE VOEDINGSKABEL
AFMETINGEN
GEWICHT
12V Wet - Agm - Lithium LiFePO4
110V-240V 50/60Hz
12V max
1800 Watt
10÷1200 Ah
10÷3000 Ah
2,7 m
25 mm
2
IP20
1,7 m
350x450x150 mm
8,8 kg
59
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
CONTROLELAMPJE
Op het voorpaneel van de acculader bevinden zich 15 leds. 4 leds voor de staat van de accu, die
het volgende aangeven:
“Full” : de accu is opgeladen en er is overgeschakeld op druppellading
“Charging” : de accu wordt opgeladen
“Fault” : de accu is beschadigd
“Reverse”: polariteitinversie
1 “led ON” voor het laadniveau van de accu (blauw)
1 Start/Stop led (geel) voor de bedrijfstoestand, geeft aan of hij op de gekozen modus werkt
2 leds op de bedrijfsmodus "Function" Flash of Charge (gele led)
4 leds op de melding voor geleverde stroom “Amperage” die vervolgens zullen worden beschreven
(gele led)
3 leds voor de melding van de voedingsspanning en het type accu “Volt/Batt”, die vervolgens zullen
worden beschreven (gele led).
Op het voorpaneel van de acculader bevinden zich 5 knoppen:
“Start/Stop”: start of stopt de stroomlevering op de gekozen modus
“Function”: kiest de bedrijfsmodus
“Volt / Batt”: kiest de voedingsspanning Supply of het type accu dat moet worden opgeladen
“Amperage”: kiest de geleverde stroom
“A/V” (display): kiest wat op het display moet worden weergegeven
DIGITAAL DISPLAY
Met de ”A/V” keuzetoets kan de spanning of de stroom op het display worden weergegeven.
FUNCTIES VAN DE ACCULADER EN BEDRIJFSMODI
A) Bedrijfsmodi: “Function”
Charge
Laadmodus van de accu. Er zijn 7 laadfasen, die vervolgens worden beschreven:
FASE 1: Analyse 1. Als de spanning van de accu hoger is dan 6,5V gaat u over op de volgende fase.
Door spanningen die lager zijn dan 6,5V keert het apparaat terug naar de stand-bystand.
• FASE 2: Voorladen. Begint met constante stroom te laden tot de spanning van de accu de 13V bereikt.
FASE 3: Analyse 2. Zoekt kortgesloten onderdelen. De acculader schakelt de stroomlevering gedurende
5 minuten uit. Wanneer de spanning van de accu binnen die tijd onder de 11,7V zakt, keert het apparaat
terug op de stand-bystand. Als de spanning hoger blijft dan 11,7V gaat u over op FASE 4. Wanneer
een element kortgesloten is of een accu gesulfateerd (weergegeven door ERR02 op het display tijdens
FASE 3) is het raadzaam de accu op de RECOVERY stand op te laden.
• FASE 4: Intensief laden. Laadt de accu tot de ingestelde grenswaarde op.
• FASE 5: Constante spanning. Houdt de accu op de spanning die hij aan het eind van het opladen had.
FASE 6: Buffer. De spanning zakt onder het onderhoudsniveau en de oplaadcyclus wordt voltooid. De
groene led FULL gaat branden.
• FASE 7: Pulscyclus. Onderhoudscyclus van de accu met pulscyclus (gedurende langere periodes).
Flash
Stroomvoorzieningsmodus voor assistentie bij het programmeren van voertuigen. Er is hier geen
enkele oplaadfase. Het is een pure stroomvoorziening die op de nominale spanning van de accu is
gestabiliseerd. Het doel ervan is stroom te leveren ter ondersteuning van de accu om te voorkomen dat
hij leegloopt bij werkzaamheden waarvoor korte of lange tijd energie nodig is.
Recovery
Recovery-modus voor gesulfateerde accu's die toegankelijk is door lang op de "Function" toets te
drukken. Op het scherm verschijnt het opschrift “rEC” met de weergave van de meting van de spanning
of de ogenblikkelijke stroom. Tijdens deze fase knippert de “Charge” led.
De acculader verricht een speciale oplaadcyclus waarin hogere spanningen dan gemiddeld worden
60
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
geforceerd om te proberen de accu te redden. Op deze stand zijn geen foutmeldingen tijdens de
oplaadcyclus voorzien. Aan het eind wordt op grond van de spanning en de opgenomen stroom
aangegeven of de accu is hersteld of niet. Er zijn 6 laadstanden, die vervolgens worden beschreven:
FASE 1: Analyse 1. Als de spanning van de accu hoger is dan 3V gaat u over op de volgende fase.
Door spanningen die lager zijn dan 3V keert het apparaat terug naar de stand-bystand.
FASE 2: Voorladen. Begint met constante stroom te laden tot de spanning van de accu de 13V bereikt.
• FASE 3: Intensief laden. Laadt de accu tot de ingestelde grenswaarde op.
• FASE 4: Constante spanning. Houdt de accu op de spanning die hij aan het eind van het opladen had.
• FASE 5: Buffer. De spanning zakt onder het onderhoudsniveau en de oplaadcyclus wordt voltooid. De
groene led FULL gaat branden.
• FASE 6: Pulscyclus. Onderhoudscyclus van de accu met pulscyclus (gedurende langere periodes).
LET OP: vanwege de hoge spanning die tijdens deze laadcyclus wordt bereikt, moet de accu
worden hersteld terwijl deze van het voertuig is gekoppeld. Wordt de accu hersteld terwijl hij op
het voertuig is aangesloten, dan kan dat de elektronica ervan beschadigen.
Minimumspanning accu’s
Wanneer de beginspanning van de accu lager is dan 2,5 V kan de accu niet worden hersteld.
B) Voedingsmodus “Flash” en opladen “Amperage”
Vooringestelde categorieën voedingsstroom:
Flash 10A: op 10A ingestelde voedingsstroom
Flash 30A: op 30A ingestelde voedingsstroom
Flash 60A: op 60A ingestelde voedingsstroom
Flash 120A: op 120A ingestelde voedingsstroom
Vooringestelde oplaadcategorieën om de aangesloten accu te kiezen (de uitgangsstroom wordt
automatisch geregeld)
Charge 10Ah – 100Ah: Ondersteunt accu’s van 10Ah tot 100Ah
Charge 100Ah – 300Ah: Ondersteunt accu’s van 100Ah tot 300Ah
Charge 300Ah – 600Ah: Ondersteunt accu’s van 300Ah tot 600Ah
Charge 600Ah – 1200Ah: Ondersteunt alle accu's van een minimum van 600Ah tot een maximum van
1200Ah.
C) “Flash” voedingsspanningen en “Volt / Batt.” ondersteunde accu's:
Vooringestelde categorieën voedingsspanning:
13,8V: op 13,8V ingestelde voedingsspanning
14,4V: op 14,4V ingestelde voedingsspanning
14,8V: op 14,8V ingestelde voedingsspanning
Vooringestelde soorten accu's:
Natte accu’s: accu's met zure elektrolyt. Het opladen stopt bij 14,4V
AGM: AGM-accu met platte plaat of spiraalaccu type Optima. Het opladen stopt bij 14,7V
LiFePO4: LiFePO4 AA accu’s
De instellingen opslaan
Het apparaat slaat de instellingen op het bedieningspaneel aan de voorkant op. Wanneer de stroom per
ongeluk uitvalt of deze expres wordt uitgezet, wordt de acculader wanneer hij weer wordt ingeschakeld
met de laatst opgeslagen instellingen gestart. Bij acculader ingesteld op de FLASH-modus wordt de
werkcyclus bij terugkeer van de stroom automatisch hervat.
Op de CHARGE-modus daarentegen wordt de fout ER01 op het display weergegeven en moet op de
START/STOP-knop worden gedrukt om de normale oplaadcyclus te hervatten.
Accu-analyse
De analyses verricht tijdens de bedrijfsmodi kunnen eindigen met de melding van enkele fouten.
61
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
Accu beschadigd: de led ''Fault'' gaat branden en de led ''Start / Stop'' gaat uit. Het apparaat gaat
over op de stand-bystand. Op het display verschijnt het opschrift ''Errx'' waarbij 'x' het nummer is dat
overeenkomt met de oorzaak van de fout (Zie tabel 1). Twee seconden durend enkel geluidssignaal.
Polariteitinversie : de led ''Reverse'' gaat branden en op het display wordt ''Err7'' weergegeven met
een twee seconden durend geluidssignaal.
FOUTMELDINGEN
De fouten die kunnen worden gemeld staan in tabel 1.
Tabel 1: foutmeldingen
MELDING
DISPLAY
OORZAAK OPLOSSING
Er01 Kabels zitten los, kabels
kortgesloten.
Breng de klemmen goed aan en hervat het
opladen van de accu; (zie de paragraaf "De
acculader gebruiken").
Accu volledig kortgesloten. Wend u tot het dichtstbijzijnde Servicecentrum.
Er02 De accu is kapot of kan niet
worden hersteld.
Neemt na 20h recovery geen
stroom op.
De accu kan defect zijn.
Er03 Interne overtemperatuur van de
acculader. Overbelasting van
het apparaat.
Verwijder eventuele voorwerpen die de
ventilatiezone van de batterijlader bedekken of
verplaats hem in een koeler gebied. Wacht tot de
acculader automatisch weer gaat werken.
Er04 Spanningsfout.
Accuspanning te laag. (U
probeert een accu van 6 Volt op
te laden).
Stel een “Recovery” cyclus in
Gebruik de acculader alleen met ondersteunde
accu's van 12V.
Hervat het opladen van de accu; (zie de
paragraaf "De acculader gebruiken").
Accu met een of meerdere
kortgesloten elementen.
De accu kan defect zijn.
Er05 Accu met te hoge spanning ten
opzichte van de ingestelde. (U
probeert een accu van 24 Volt
op te laden).
Gebruik de acculader alleen met ondersteunde
accu's van 12V.
Hervat het opladen van de accu; (zie de
paragraaf "De acculader gebruiken").
Er06 Te sterke accu. Hij is nooit klaar
met opladen.
Gebruik een acculader met een groter
laadvermogen.
Er07 and led
reverse
De klemmen van de
uitgangsgeleiders zijn niet goed
op de accu aangesloten.
Breng de klemmen goed aan en hervat het
opladen van de accu (zie de paragraaf "De
acculader gebruiken").
Er08 Uitgangsstroom te hoog.
Stroom hoger dan de
maximumlimiet.
Verminder de opname van de accu.
62
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
DE ACCU OPLADEN
Accu's opladen die op het voertuig zijn aangesloten.
1. Voordat u met opladen begint, controleert u of de stroomkabel van het elektriciteitsnet is gekoppeld.
2. Zoek de pool die overeenstemt met de massa van het voertuig. Over het algemeen is die op de
negatieve klem aangesloten.
3. Laad een accu die met de negatieve klem op de massa van het voertuig is aangesloten op de
volgende manier op:
• Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de positieve pool (+) van de accu.
• Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de massa van het voertuig, ver van de accu en
de brandstoeiding.
4. Laad een accu die met de positieve klem op de massa van het voertuig is aangesloten op de volgende
manier op:
• Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de negatieve pool (-) van de accu.
• Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de massa van het voertuig, ver van de accu en de
brandstoeiding.
Accu's opladen die niet op een voertuig zijn aangesloten
1. Voordat u met opladen begint, controleert u of de stroomkabel van het elektriciteitsnet is gekoppeld.
2. Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de positieve pool (+) van de accu.
3. Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de negatieve pool (-) van de accu.
LET OP Controleer of beide klemmen van de uitgangsgeleiders goed contact hebben met de
bijbehorende klemmen.
GEBRUIK VAN DE ACCULADER
1. Zodra de kabels van de uitgangsgeleiders op de accu zijn aangesloten, steekt u de stekker van de
stroomkabel van het apparaat in het stopcontact. Controleer of de spanning overeenkomt met de
nominale spanning van de acculader (230V-50Hz); nu geeft het apparaat gedurende een halve seconde
een geluidssignaal af en gaan alle controlelampjes op het bedieningspaneel gedurende 2 seconden
branden; tijdens deze fase geeft het display “- - - -” weer.
2. De acculader congureert zich op de “stand-by” stand, bijvoorbeeld: led ON brandt, led WET brandt,
led CHARGE 5-30Ah brandt. Het branden van de leds verandert afhankelijk van het laatst opgeslagen
programma.
3. Stel nu met de acculader op de “stand-by” stand met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel
de oplaadparameters in die geschikt zijn voor het type accu dat moet worden opgeladen. De gekozen
oplaadparameters worden weergegeven door het branden van de bijbehorende led.
Instelbare oplaadparameters:
• Function-toets: (zie paragraaf A -Bedrijfsmodi: “Function”) afhankelijk van de werkcyclus kiest u:
- Flash, Charge of Recovery.
Amperage-toets: (zie paragraaf B - Voedingsmodus en opladen: “Amperage”)
Afhankelijk van de voedingsstroom die nodig is om de spanning van de accu te ondersteunen tijdens
de herprogrammeringswerkzaamheden kunnen vier verschillende voedingsstromen worden gekozen:
Als we de FLASH-functie kiezen, kunnen we kiezen uit:
- Flash 10A: de acculader levert constant 10A
- Flash 30A: de acculader levert constant 30A
- Flash 60A: de acculader levert constant 60A
- Flash 120A: de acculader levert constant 120A
Afhankelijk van de capaciteit van de op te laden accu, selecteert u de CHARGE functie; we kunnen
kiezen tussen:
- Charge 10Ah – 100Ah: Ondersteunt accu's van 10Ah tot 100Ah.
- Charge 100Ah – 300Ah: Ondersteunt accu's van 100Ah tot 300Ah
63
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
- Charge 300Ah – 600Ah: Ondersteunt accu's van 300Ah tot 600Ah
- Charge 600Ah – 1200Ah: Ondersteunt accu's van 600Ah tot 1200Ah.
Toets Volt / Batt (zie paragraaf C - Voedingsspanning “Flash” en ondersteunde accu’s: “Volt / Batt.”)
Afhankelijk van de voedingsspanning die nodig is om de spanning van de accu te ondersteunen tijdens
de herprogrammeringswerkzaamheden (ALLEEN FLASH-MODUS) er kunnen drie verschillende
voedingsspanningen worden gekozen:
13,8V: op 13,8V ingestelde voedingsspanning
14,4V: op 14,4V ingestelde voedingsspanning
14,8V: op 14,8V ingestelde voedingsspanning
Afhankelijk van de fabricagetechnologie van de accu (ALLEEN BIJ DE CHARGE-MODUS) kiest u: Nat,
LiFePO4 of AGM.
4. Na de oplaadparameters te hebben ingesteld, drukt u op de START/STOP-toets om het opladen van
de accu te starten. Wanneer de leds START/STOP en CHARGING gaan branden wil dat zeggen dat
de accu wordt opgeladen. Het display geeft de laadstroom en de spanning van de accu weer.
5. Tijdens het opladen van de accu blijft de led CHARGING in de fasen “I” en “U0” branden.
6. Wanneer de led FULL gaat branden is de accu 100% geladen. Vanaf nu gaat de acculader over op de
druppellading, houdt hij de efciëntiestatus van de accu voortdurend onder controle en zorgt hij ervoor
dat hij altijd optimaal geladen blijft. Tijdens deze oplaadfase kan het apparaat meerdere maanden
aangesloten blijven.
7. Als u het opladen wilt stoppen of afronden, volgt u de aanwijzingen voor het stoppen/afronden van
het opladen.
DE OPLAADCYCLUS VRIJWILLIG STOPPEN
Als u de oplaadcyclus van de accu wilt stoppen, drukt u op de START/STOP-toets; als de bijbehorende
led uitgaat, geeft dat het einde van de werkcyclus aan. Haal de voedingskabel van het apparaat uit het
stopcontact en koppel de uitgangsgeleiders van de klemmen van de accu.
ONDERBREKING VAN DE LAADCYCLUS BIJ STROOMUITVAL
Wanneer het 110V - 230V elektriciteitsnet uitvalt, slaat de acculader de lopende werkcyclus op om hem
automatisch te kunnen hervatten (alleen bij de FLASH-modus) bij de terugkeer van de stroom van 230
Volt. Deze functie is van fundamenteel belang in die gevallen waarin de acculader in afwezigheid van
de operator erg lange voedingscycli verricht. Bij de CHARGE-stand moet daarentegen op de START/
STOP-knop worden gedrukt om de werkcyclus te hervatten.
NA HET OPLADEN
1. Na het opladen drukt u op de START/STOP-toets van de acculader. Als de led uitgaat, wil dat zeggen
dat de acculader klaar is met de werkcyclus.
2. Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact.
3. Koppel de uitgangsleider met zwarte klem van de massa van het voertuig of van de negatieve klem
(-) van de accu.
4. Koppel de uitgangskabel met rode klem van de positieve pool (+) van de accu.
Berg de acculader na de werkzaamheden op een droge plek zonder vocht op. Om de buitenkant van de
behuizing te reinigen gebruikt u een droge doek.
ONDERHOUD
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties mogen uitsluitend door vakmensen worden verricht. Wend u
voor deze werkzaamheden tot het reparatiecentrum van Beta Utensili S.P.A.
DISPOSAL
Het symbool van de doorgestreepte vuilnisbak op het apparaat of op de verpakking geeft aan dat het
product op het einde van zijn levenscyclus afzonderlijk van het gemeentelijk afval moet worden afgedankt.
64
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
De gebruiker die dit instrument wenst af te danken, kan:
- Het bij een centrum voor afvalophaling voor elektrische en elektronische afval afgeven.
- Het terugbezorgen aan de eigen verkoper op het moment waarop een nieuw gelijkwaardig instrument
wordt gekocht.
- In geval van producten voor uitsluitend professioneel gebruik contact opnemen met de fabrikant,
die een goede afdankprocedure moet voorschrijven.
Door dit product op de goede manier af te danken, kunnen de grondstoffen ervan worden gerecycled,
en schade aan het milieu en de gezondheid worden voorkomen.
Illegaal afdanken van het product houdt een overtreding van de voorschriften betreffende het afdanken
van gevaarlijk afval in, waarvoor de voorziene sancties worden toegepast.
GARANTIE
Deze apparatuur is vervaardigd en getest in overeenstemming met de voorschriften die momenteel van
kracht zijn in de Europese Gemeenschap. Hij heeft 12 maanden garantie bij professioneel gebruik of 24
maanden bij niet-professioneel gebruik.
Storingen veroorzaakt door materiaal- of fabrieksfouten worden naar ons goeddunken ofwel gerepareerd
of de defecte onderdelen worden vervangen.
Eén of meerdere reparaties tijdens de garantieperiode wijzigt de verloopdatum ervan niet.
Defecten veroorzaakt door slijtage, een verkeerd of oneigenlijk gebruik, of door vallen en/of stoten
worden niet door de garantie gedekt.
De garantie komt te vervallen wanneer er wijzigingen worden aangebracht, wanneer er met het apparaat
wordt geknoeid en wanneer het gedemonteerd naar de servicedienst wordt gestuurd.
Schade toegebracht aan personen en / of voorwerpen van welke aard en / of natuur, direct en / of
indirect is uitdrukkelijk uitgesloten.
VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING EU
We verklaren onder eigen verantwoordelijkheid dat het beschreven product voldoet aan alle relevante
bepalingen van de volgende richtlijnen:
• Richtlijn met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit (E.M.C.) 2014/30/EU;
• Laagspanningsrichtlijn (L.V.D.) 2014/35/EU;
• Richtlijn betreffende de beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en
elektronische apparatuur (Ro.H.S.) 2011/65/EU.
Het technische dossier is verkrijgbaar bij:
BETA UTENSILI S.P.A.
Via A. Volta 18,
20845 Sovico (MB)
ITALIË

Documenttranscriptie

GEBRUIKSAANWIJZING NL GEBRUIKSHANDLEIDING VOOR 12 V MULTIFUNCTIONELE ELEKTRONISCHE ACCULADERS GEPRODUCEERD DOOR: BETA UTENSILI S.P.A. Via A. Volta 18, 20845, Sovico (MB) ITALIË Oorspronkelijk in de ITALIAANSE taal geschreven documentatie. LET OP BELANGRIJK: LEES DEZE HANDLEIDING HELEMAAL DOOR ALVORENS DE ACCULADER TE GEBRUIKEN. INDIEN DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN DE AANWIJZINGEN NIET IN ACHT WORDEN GENOMEN, KUNNEN ZICH ERNSTIGE ONGEVALLEN VOORDOEN. Bewaar de veiligheidsinstructies zorgvuldig en geef ze aan het personeel dat de nietmachine gebruikt. GEBRUIKSDOEL De elektronische acculader is bestemd voor het volgende gebruik: • het laden en de stroomvoorziening van voertuigen • te gebruiken bij accu’s van 12V, Natte - AGM - lithium (LiFePO4) accu’s • tijdens de herprogrammering en zelfdiagnose De volgende handelingen zijn niet toegestaan: • het is verboden de acculader voor andere accu’s te gebruiken dan die van 12V • het is verboden het apparaat te gebruiken voor toepassingen die niet binnen de technische specificaties vallen die in de tabel TECHNISCHE GEGEVENS staan • het is verboden het apparaat in vochtige, natte omgevingen te gebruiken of in omgevingen die aan weer en wind zijn blootgesteld • het is verboden het apparaat voor iets anders te gebruiken dan voor de toepassingen die hier worden beschreven VEILIGHEID VAN DE WERKPLEK Gebruik de acculader niet in omgevingen met mogelijk explosieve atmosferen of brandbare materialen, omdat er vonken kunnen ontstaan, waardoor stof of damp in brand kunnen vliegen. Voorkom dat kinderen of bezoekers in de buurt van de werkplek kunnen komen terwijl met de acculader wordt gewerkt. De aanwezigheid van andere personen leidt af, waardoor men tijdens het gebruik van het apparaat de controle erover kan verliezen. Inhaleer de schadelijke gassen niet, die de accu afgeeft terwijl aan de motor wordt gewerkt. Wend bij de aansluitingswerkzaamheden het gezicht van de accu van het voertuig. In de accu zit een bijtende vloeistof. Indien die per ongeluk in aanraking komt met de huid of de ogen moeten deze onmiddellijk met water worden afgespoeld en moet een arts worden geraadpleegd. Laat geen metalen gereedschap op de accu van het voertuig vallen. Er kan hierdoor kortsluiting in de accu zelf ontstaan. Gebruik de acculader op een droge plek en voorkom vocht. 56 VEILIGHEID ACCULADER • Controleer voor het gebruik of de acculader niet beschadigd is, of er geen kale kabels of versleten delen zijn. GEBRUIKSAANWIJZING NL • Gebruik de acculader niet als hij beschadigd is, omdat er dan gevaar voor elektrische schokken bestaat. Probeer niet om hem te openen of er wijzigingen aan aan te brengen. • Steek de stekker van de stroomkabel van de acculader in het stopcontact en verzeker u ervan dat de netspanning overeenkomt met de netspanning die op het stroomvoorzieningsapparaat staat. (Zie de tabel met TECHNISCHE GEGEVENS). • Laat de acculader na afloop van de werkzaamheden niet gedurende langere tijd op het stopcontact aangesloten. • Knoei niet met het elektronische circuit van de acculader. AANWIJZINGEN VOOR DE VEILIGHEID VAN HET PERSONEEL • We raden u aan uiterst voorzichtig te zijn en u altijd te concentreren op uw handelingen. Gebruik de acculader niet als u moe, of onder invloed van drugs, alcohol of medicijnen bent. • Gebruik altijd de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen: • veiligheidsschoenen; • een beschermende bril; • beschermende handschoenen voor fysische agentia. • Verricht alle voorgeschreven werkzaamheden in goed geventileerde en droge ruimtes. • Zorg dat de twee klemmen onderling geen contact maken (rood (+) positief; zwart (-) negatief). • Controleer of de kabels van de acculader zich uit de buurt van ventilatoren, bewegende delen en de brandstofleiding bevinden. • Draag geen wijde kleding, armbanden, kettingen of metalen voorwerpen wanneer u aan het voertuig werkt. • Voordat u de acculader opbergt, verzekert u zich ervan dat hij zodanig is afgekoeld dat hij de omgevingstemperatuur heeft. EEN ZORGVULDIG GEBRUIK VAN DE ACCULADER • Steek geen voorwerpen in gleuven of openingen van welke aard dan ook in het oppervlak van de acculader. • Gebruik de acculader nooit wanneer de behuizing, de klemmen, de kabels of de voedingskabel beschadigd zijn, wanneer u ongebruikelijke geuren ruikt of het apparaat te warm wordt. • Er mogen geen wijzigingen aan de acculader worden aangebracht. Wijzigingen kunnen de efficiëntie van de veiligheidsmaatregelen verminderen en meer gevaren voor de gebruiker inhouden. • Laat de acculader enkel en alleen door vakmensen met gebruik van originele reserveonderdelen repareren. • Voordat u werkzaamheden begint te verrichten, doet u de lichten van het voertuig en alle eventueel werkende accessoires uit. • Controleer altijd of het voltage van de acculader en de spanning van de installatie van het voertuig overeenkomen. Eventuele overschrijding kan explosies, schade aan het voertuig, de acculader en personen veroorzaken. • Sluit de uitgangskabel met de rode klem (+) op de positieve pool van de accu en de uitgangskabel met de zwarte klem (-) op de massa van het voertuig aan. 57 NL GEBRUIKSAANWIJZING • Verwissel de polen nooit. Als de polen worden verwisseld kan dat explosies, schade aan het voertuig, de acculader en personen veroorzaken. • Gebruik een droge doek om de acculader schoon te maken en koppel hem hiervoor altijd van het elektriciteitsnet. Gebruik nooit vochtige of natte doeken. VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN VOOR DE ACCULADER • Controleer regelmatig of de acculader, de voedingskabel en de klemmen intact zijn. • Gebruik de acculader niet als hij beschadigd is, omdat er dan gevaar voor elektrische schokken bestaat. Probeer niet om hem te openen of er wijzigingen aan aan te brengen. • Steek de stekker van de acculader in het stopcontact en verzeker u ervan dat de netspanning overeenkomt met de netspanning die op het stroomvoorzieningsapparaat staat. (Zie de tabel met TECHNISCHE GEGEVENS) • Dek de acculader tijdens het gebruik op geen enkele wijze af. Garandeer een geschikte ruimte voor de ventilatie. • Gebruik de acculader niet in een vochtige, natte omgeving. Stel hem niet bloot aan regen. Een vochtige en vuile omgeving verhoogt het gevaar voor elektrische schokken. INDIVIDUELE BESCHERMINGSMIDDELEN DIE NODIG ZIJN TIJDENS HET GEBRUIK VAN DE ACCULADER Niet inachtneming van de volgende waarschuwingen kan lichamelijk letsel en/of ziektes veroorzaken. GEBRUIK ALTIJD VEILIGHEIDSSCHOENEN GEBRUIK ALTIJD EEN BESCHERMENDE BRIL GEBRUIK ALTIJD BESCHERMENDE HANDSCHOENEN VOOR FYSISCHE AGENTIA TIJDENS HET GEBRUIK VAN DE ACCULADER Andere persoonlijke beschermingsmiddelen die moeten worden gebruikt, afhankelijk van de waarden die zijn gevonden bij het onderzoek van de milieuhygiëne /risicoanalyse indien de waarden de maximumwaarden overschrijden, die in de geldende voorschriften staan. TECHNISCHE GEGEVENS 58 MOET WORDEN GEBRUIKT VOOR ACCU’S VAN NOMINALE SPANNING OPLAADSPANNING GEABSORBEERD VERMOGEN ACCUCAPACITEIT TIJDENS HET OPLADEN ACCUCAPACITEIT BIJ DRUPPELLADING LENGTE VAN DE KABEL MET KLEMMEN DOORSNEDE VAN DE KABEL MET KLEMMEN BESCHERMINGSGRAAD LENGTE VAN DE VOEDINGSKABEL AFMETINGEN GEWICHT 12V Wet - Agm - Lithium LiFePO4 110V-240V 50/60Hz 12V max 1800 Watt 10÷1200 Ah 10÷3000 Ah 2,7 m 25 mm2 IP20 1,7 m 350x450x150 mm 8,8 kg GEBRUIKSAANWIJZING NL CONTROLELAMPJE Op het voorpaneel van de acculader bevinden zich 15 leds. 4 leds voor de staat van de accu, die het volgende aangeven: • “Full” : de accu is opgeladen en er is overgeschakeld op druppellading • “Charging” : de accu wordt opgeladen • “Fault” : de accu is beschadigd • “Reverse”: polariteitinversie • 1 “led ON” voor het laadniveau van de accu (blauw) • 1 Start/Stop led (geel) voor de bedrijfstoestand, geeft aan of hij op de gekozen modus werkt • 2 leds op de bedrijfsmodus "Function" Flash of Charge (gele led) • 4 leds op de melding voor geleverde stroom “Amperage” die vervolgens zullen worden beschreven (gele led) • 3 leds voor de melding van de voedingsspanning en het type accu “Volt/Batt”, die vervolgens zullen worden beschreven (gele led). Op het voorpaneel van de acculader bevinden zich 5 knoppen: • “Start/Stop”: start of stopt de stroomlevering op de gekozen modus • “Function”: kiest de bedrijfsmodus • “Volt / Batt”: kiest de voedingsspanning Supply of het type accu dat moet worden opgeladen • “Amperage”: kiest de geleverde stroom • “A/V” (display): kiest wat op het display moet worden weergegeven DIGITAAL DISPLAY Met de ”A/V” keuzetoets kan de spanning of de stroom op het display worden weergegeven. FUNCTIES VAN DE ACCULADER EN BEDRIJFSMODI A) Bedrijfsmodi: “Function” Charge Laadmodus van de accu. Er zijn 7 laadfasen, die vervolgens worden beschreven: • FASE 1: Analyse 1. Als de spanning van de accu hoger is dan 6,5V gaat u over op de volgende fase. Door spanningen die lager zijn dan 6,5V keert het apparaat terug naar de stand-bystand. • FASE 2: Voorladen. Begint met constante stroom te laden tot de spanning van de accu de 13V bereikt. • FASE 3: Analyse 2. Zoekt kortgesloten onderdelen. De acculader schakelt de stroomlevering gedurende 5 minuten uit. Wanneer de spanning van de accu binnen die tijd onder de 11,7V zakt, keert het apparaat terug op de stand-bystand. Als de spanning hoger blijft dan 11,7V gaat u over op FASE 4. Wanneer een element kortgesloten is of een accu gesulfateerd (weergegeven door ERR02 op het display tijdens FASE 3) is het raadzaam de accu op de RECOVERY stand op te laden. • FASE 4: Intensief laden. Laadt de accu tot de ingestelde grenswaarde op. • FASE 5: Constante spanning. Houdt de accu op de spanning die hij aan het eind van het opladen had. • FASE 6: Buffer. De spanning zakt onder het onderhoudsniveau en de oplaadcyclus wordt voltooid. De groene led FULL gaat branden. • FASE 7: Pulscyclus. Onderhoudscyclus van de accu met pulscyclus (gedurende langere periodes). Flash Stroomvoorzieningsmodus voor assistentie bij het programmeren van voertuigen. Er is hier geen enkele oplaadfase. Het is een pure stroomvoorziening die op de nominale spanning van de accu is gestabiliseerd. Het doel ervan is stroom te leveren ter ondersteuning van de accu om te voorkomen dat hij leegloopt bij werkzaamheden waarvoor korte of lange tijd energie nodig is. Recovery Recovery-modus voor gesulfateerde accu's die toegankelijk is door lang op de "Function" toets te drukken. Op het scherm verschijnt het opschrift “rEC” met de weergave van de meting van de spanning of de ogenblikkelijke stroom. Tijdens deze fase knippert de “Charge” led. De acculader verricht een speciale oplaadcyclus waarin hogere spanningen dan gemiddeld worden 59 GEBRUIKSAANWIJZING NL geforceerd om te proberen de accu te redden. Op deze stand zijn geen foutmeldingen tijdens de oplaadcyclus voorzien. Aan het eind wordt op grond van de spanning en de opgenomen stroom aangegeven of de accu is hersteld of niet. Er zijn 6 laadstanden, die vervolgens worden beschreven: • FASE 1: Analyse 1. Als de spanning van de accu hoger is dan 3V gaat u over op de volgende fase. Door spanningen die lager zijn dan 3V keert het apparaat terug naar de stand-bystand. • FASE 2: Voorladen. Begint met constante stroom te laden tot de spanning van de accu de 13V bereikt. • FASE 3: Intensief laden. Laadt de accu tot de ingestelde grenswaarde op. • FASE 4: Constante spanning. Houdt de accu op de spanning die hij aan het eind van het opladen had. • FASE 5: Buffer. De spanning zakt onder het onderhoudsniveau en de oplaadcyclus wordt voltooid. De groene led FULL gaat branden. • FASE 6: Pulscyclus. Onderhoudscyclus van de accu met pulscyclus (gedurende langere periodes). LET OP: vanwege de hoge spanning die tijdens deze laadcyclus wordt bereikt, moet de accu worden hersteld terwijl deze van het voertuig is gekoppeld. Wordt de accu hersteld terwijl hij op het voertuig is aangesloten, dan kan dat de elektronica ervan beschadigen. Minimumspanning accu’s Wanneer de beginspanning van de accu lager is dan 2,5 V kan de accu niet worden hersteld. B) Voedingsmodus “Flash” en opladen “Amperage” Vooringestelde categorieën voedingsstroom: Flash 10A: op 10A ingestelde voedingsstroom Flash 30A: op 30A ingestelde voedingsstroom Flash 60A: op 60A ingestelde voedingsstroom Flash 120A: op 120A ingestelde voedingsstroom Vooringestelde oplaadcategorieën om de aangesloten accu te kiezen (de uitgangsstroom wordt automatisch geregeld) Charge 10Ah – 100Ah: Ondersteunt accu’s van 10Ah tot 100Ah Charge 100Ah – 300Ah: Ondersteunt accu’s van 100Ah tot 300Ah Charge 300Ah – 600Ah: Ondersteunt accu’s van 300Ah tot 600Ah Charge 600Ah – 1200Ah: Ondersteunt alle accu's van een minimum van 600Ah tot een maximum van 1200Ah. C) “Flash” voedingsspanningen en “Volt / Batt.” ondersteunde accu's: Vooringestelde categorieën voedingsspanning: 13,8V: op 13,8V ingestelde voedingsspanning 14,4V: op 14,4V ingestelde voedingsspanning 14,8V: op 14,8V ingestelde voedingsspanning Vooringestelde soorten accu's: Natte accu’s: accu's met zure elektrolyt. Het opladen stopt bij 14,4V AGM: AGM-accu met platte plaat of spiraalaccu type Optima. Het opladen stopt bij 14,7V LiFePO4: LiFePO4 AA accu’s De instellingen opslaan Het apparaat slaat de instellingen op het bedieningspaneel aan de voorkant op. Wanneer de stroom per ongeluk uitvalt of deze expres wordt uitgezet, wordt de acculader wanneer hij weer wordt ingeschakeld met de laatst opgeslagen instellingen gestart. Bij acculader ingesteld op de FLASH-modus wordt de werkcyclus bij terugkeer van de stroom automatisch hervat. Op de CHARGE-modus daarentegen wordt de fout ER01 op het display weergegeven en moet op de START/STOP-knop worden gedrukt om de normale oplaadcyclus te hervatten. 60 Accu-analyse De analyses verricht tijdens de bedrijfsmodi kunnen eindigen met de melding van enkele fouten. NL GEBRUIKSAANWIJZING • Accu beschadigd: de led ''Fault'' gaat branden en de led ''Start / Stop'' gaat uit. Het apparaat gaat over op de stand-bystand. Op het display verschijnt het opschrift ''Errx'' waarbij 'x' het nummer is dat overeenkomt met de oorzaak van de fout (Zie tabel 1). Twee seconden durend enkel geluidssignaal. • Polariteitinversie : de led ''Reverse'' gaat branden en op het display wordt ''Err7'' weergegeven met een twee seconden durend geluidssignaal. FOUTMELDINGEN De fouten die kunnen worden gemeld staan in tabel 1. Tabel 1: foutmeldingen MELDING DISPLAY Er01 OORZAAK OPLOSSING Kabels zitten los, kabels kortgesloten. Breng de klemmen goed aan en hervat het opladen van de accu; (zie de paragraaf "De acculader gebruiken"). Accu volledig kortgesloten. Wend u tot het dichtstbijzijnde Servicecentrum. Er02 De accu is kapot of kan niet worden hersteld. Neemt na 20h recovery geen stroom op. De accu kan defect zijn. Er03 Interne overtemperatuur van de acculader. Overbelasting van het apparaat. Verwijder eventuele voorwerpen die de ventilatiezone van de batterijlader bedekken of verplaats hem in een koeler gebied. Wacht tot de acculader automatisch weer gaat werken. Er04 Spanningsfout. Accuspanning te laag. (U probeert een accu van 6 Volt op te laden). Stel een “Recovery” cyclus in Gebruik de acculader alleen met ondersteunde accu's van 12V. Hervat het opladen van de accu; (zie de paragraaf "De acculader gebruiken"). Accu met een of meerdere kortgesloten elementen. De accu kan defect zijn. Er05 Accu met te hoge spanning ten opzichte van de ingestelde. (U probeert een accu van 24 Volt op te laden). Gebruik de acculader alleen met ondersteunde accu's van 12V. Hervat het opladen van de accu; (zie de paragraaf "De acculader gebruiken"). Er06 Te sterke accu. Hij is nooit klaar met opladen. Gebruik een acculader met een groter laadvermogen. Er07 and led reverse De klemmen van de uitgangsgeleiders zijn niet goed op de accu aangesloten. Breng de klemmen goed aan en hervat het opladen van de accu (zie de paragraaf "De acculader gebruiken"). Er08 Uitgangsstroom te hoog. Stroom hoger dan de maximumlimiet. Verminder de opname van de accu. 61 GEBRUIKSAANWIJZING NL DE ACCU OPLADEN Accu's opladen die op het voertuig zijn aangesloten. 1. Voordat u met opladen begint, controleert u of de stroomkabel van het elektriciteitsnet is gekoppeld. 2. Zoek de pool die overeenstemt met de massa van het voertuig. Over het algemeen is die op de negatieve klem aangesloten. 3. Laad een accu die met de negatieve klem op de massa van het voertuig is aangesloten op de volgende manier op: • Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de positieve pool (+) van de accu. • Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de massa van het voertuig, ver van de accu en de brandstofleiding. 4. Laad een accu die met de positieve klem op de massa van het voertuig is aangesloten op de volgende manier op: • Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de negatieve pool (-) van de accu. • Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de massa van het voertuig, ver van de accu en de brandstofleiding. Accu's opladen die niet op een voertuig zijn aangesloten 1. Voordat u met opladen begint, controleert u of de stroomkabel van het elektriciteitsnet is gekoppeld. 2. Sluit de uitgangsgeleider met de rode klem aan op de positieve pool (+) van de accu. 3. Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte klem aan op de negatieve pool (-) van de accu. LET OP Controleer of beide klemmen van de uitgangsgeleiders goed contact hebben met de bijbehorende klemmen. GEBRUIK VAN DE ACCULADER 1. Zodra de kabels van de uitgangsgeleiders op de accu zijn aangesloten, steekt u de stekker van de stroomkabel van het apparaat in het stopcontact. Controleer of de spanning overeenkomt met de nominale spanning van de acculader (230V-50Hz); nu geeft het apparaat gedurende een halve seconde een geluidssignaal af en gaan alle controlelampjes op het bedieningspaneel gedurende 2 seconden branden; tijdens deze fase geeft het display “- - - -” weer. 2. De acculader configureert zich op de “stand-by” stand, bijvoorbeeld: led ON brandt, led WET brandt, led CHARGE 5-30Ah brandt. Het branden van de leds verandert afhankelijk van het laatst opgeslagen programma. 3. Stel nu met de acculader op de “stand-by” stand met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel de oplaadparameters in die geschikt zijn voor het type accu dat moet worden opgeladen. De gekozen oplaadparameters worden weergegeven door het branden van de bijbehorende led. Instelbare oplaadparameters: • Function-toets: (zie paragraaf A -Bedrijfsmodi: “Function”) afhankelijk van de werkcyclus kiest u: - Flash, Charge of Recovery. • Amperage-toets: (zie paragraaf B - Voedingsmodus en opladen: “Amperage”) Afhankelijk van de voedingsstroom die nodig is om de spanning van de accu te ondersteunen tijdens de herprogrammeringswerkzaamheden kunnen vier verschillende voedingsstromen worden gekozen: Als we de FLASH-functie kiezen, kunnen we kiezen uit: - Flash 10A: de acculader levert constant 10A - Flash 30A: de acculader levert constant 30A - Flash 60A: de acculader levert constant 60A - Flash 120A: de acculader levert constant 120A 62 Afhankelijk van de capaciteit van de op te laden accu, selecteert u de CHARGE functie; we kunnen kiezen tussen: - Charge 10Ah – 100Ah: Ondersteunt accu's van 10Ah tot 100Ah. - Charge 100Ah – 300Ah: Ondersteunt accu's van 100Ah tot 300Ah GEBRUIKSAANWIJZING NL - Charge 300Ah – 600Ah: Ondersteunt accu's van 300Ah tot 600Ah - Charge 600Ah – 1200Ah: Ondersteunt accu's van 600Ah tot 1200Ah. • Toets Volt / Batt (zie paragraaf C - Voedingsspanning “Flash” en ondersteunde accu’s: “Volt / Batt.”) Afhankelijk van de voedingsspanning die nodig is om de spanning van de accu te ondersteunen tijdens de herprogrammeringswerkzaamheden (ALLEEN FLASH-MODUS) er kunnen drie verschillende voedingsspanningen worden gekozen: 13,8V: op 13,8V ingestelde voedingsspanning 14,4V: op 14,4V ingestelde voedingsspanning 14,8V: op 14,8V ingestelde voedingsspanning Afhankelijk van de fabricagetechnologie van de accu (ALLEEN BIJ DE CHARGE-MODUS) kiest u: Nat, LiFePO4 of AGM. 4. Na de oplaadparameters te hebben ingesteld, drukt u op de START/STOP-toets om het opladen van de accu te starten. Wanneer de leds START/STOP en CHARGING gaan branden wil dat zeggen dat de accu wordt opgeladen. Het display geeft de laadstroom en de spanning van de accu weer. 5. Tijdens het opladen van de accu blijft de led CHARGING in de fasen “I” en “U0” branden. 6. Wanneer de led FULL gaat branden is de accu 100% geladen. Vanaf nu gaat de acculader over op de druppellading, houdt hij de efficiëntiestatus van de accu voortdurend onder controle en zorgt hij ervoor dat hij altijd optimaal geladen blijft. Tijdens deze oplaadfase kan het apparaat meerdere maanden aangesloten blijven. 7. Als u het opladen wilt stoppen of afronden, volgt u de aanwijzingen voor het stoppen/afronden van het opladen. DE OPLAADCYCLUS VRIJWILLIG STOPPEN Als u de oplaadcyclus van de accu wilt stoppen, drukt u op de START/STOP-toets; als de bijbehorende led uitgaat, geeft dat het einde van de werkcyclus aan. Haal de voedingskabel van het apparaat uit het stopcontact en koppel de uitgangsgeleiders van de klemmen van de accu. ONDERBREKING VAN DE LAADCYCLUS BIJ STROOMUITVAL Wanneer het 110V - 230V elektriciteitsnet uitvalt, slaat de acculader de lopende werkcyclus op om hem automatisch te kunnen hervatten (alleen bij de FLASH-modus) bij de terugkeer van de stroom van 230 Volt. Deze functie is van fundamenteel belang in die gevallen waarin de acculader in afwezigheid van de operator erg lange voedingscycli verricht. Bij de CHARGE-stand moet daarentegen op de START/ STOP-knop worden gedrukt om de werkcyclus te hervatten. NA HET OPLADEN 1. Na het opladen drukt u op de START/STOP-toets van de acculader. Als de led uitgaat, wil dat zeggen dat de acculader klaar is met de werkcyclus. 2. Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact. 3. Koppel de uitgangsleider met zwarte klem van de massa van het voertuig of van de negatieve klem (-) van de accu. 4. Koppel de uitgangskabel met rode klem van de positieve pool (+) van de accu. Berg de acculader na de werkzaamheden op een droge plek zonder vocht op. Om de buitenkant van de behuizing te reinigen gebruikt u een droge doek. ONDERHOUD Onderhoudswerkzaamheden en reparaties mogen uitsluitend door vakmensen worden verricht. Wend u voor deze werkzaamheden tot het reparatiecentrum van Beta Utensili S.P.A. DISPOSAL Het symbool van de doorgestreepte vuilnisbak op het apparaat of op de verpakking geeft aan dat het product op het einde van zijn levenscyclus afzonderlijk van het gemeentelijk afval moet worden afgedankt. 63 GEBRUIKSAANWIJZING NL De gebruiker die dit instrument wenst af te danken, kan: - Het bij een centrum voor afvalophaling voor elektrische en elektronische afval afgeven. - Het terugbezorgen aan de eigen verkoper op het moment waarop een nieuw gelijkwaardig instrument wordt gekocht. - In geval van producten voor uitsluitend professioneel gebruik contact opnemen met de fabrikant, die een goede afdankprocedure moet voorschrijven. Door dit product op de goede manier af te danken, kunnen de grondstoffen ervan worden gerecycled, en schade aan het milieu en de gezondheid worden voorkomen. Illegaal afdanken van het product houdt een overtreding van de voorschriften betreffende het afdanken van gevaarlijk afval in, waarvoor de voorziene sancties worden toegepast. GARANTIE Deze apparatuur is vervaardigd en getest in overeenstemming met de voorschriften die momenteel van kracht zijn in de Europese Gemeenschap. Hij heeft 12 maanden garantie bij professioneel gebruik of 24 maanden bij niet-professioneel gebruik. Storingen veroorzaakt door materiaal- of fabrieksfouten worden naar ons goeddunken ofwel gerepareerd of de defecte onderdelen worden vervangen. Eén of meerdere reparaties tijdens de garantieperiode wijzigt de verloopdatum ervan niet. Defecten veroorzaakt door slijtage, een verkeerd of oneigenlijk gebruik, of door vallen en/of stoten worden niet door de garantie gedekt. De garantie komt te vervallen wanneer er wijzigingen worden aangebracht, wanneer er met het apparaat wordt geknoeid en wanneer het gedemonteerd naar de servicedienst wordt gestuurd. Schade toegebracht aan personen en / of voorwerpen van welke aard en / of natuur, direct en / of indirect is uitdrukkelijk uitgesloten. VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING EU We verklaren onder eigen verantwoordelijkheid dat het beschreven product voldoet aan alle relevante bepalingen van de volgende richtlijnen: • Richtlijn met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit (E.M.C.) 2014/30/EU; • Laagspanningsrichtlijn (L.V.D.) 2014/35/EU; • Richtlijn betreffende de beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (Ro.H.S.) 2011/65/EU. Het technische dossier is verkrijgbaar bij: BETA UTENSILI S.P.A. Via A. Volta 18, 20845 Sovico (MB) ITALIË 64
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86

Beta 1498/120A Handleiding

Type
Handleiding