Krone BA EasyCut 3210 CV/CRI, 4013 CV Handleiding

Type
Handleiding
Schijvenmaaier
EasyCut 3210 CV
EasyCut 3210 CRI
EasyCut 4013 CV
(
vanaf Machine-Nr.
528 400)
Gebruikershandboek
150 000 008 00 NL
Zeer geachte klant,
U heeft hiermee een handleiding voor gebruik ontvangen voor
het door U aangeschafte product van KRONE.
Dit gebruikershandboek bevat belangrijke informaties voor een
juist gebruik en een veilige bediening van dit product.
Mocht, om welke reden dan ook, deze handleiding geheel of
gedeeltelijk onbruikbaar geworden zijn, dan dient U, onder
opgave van het nummer als vermeld op de voorzijde, een nieuw
en goed exemplaar voor dit product te bestellen.
Spelle, 02.05.2005
(Dr.-Ing. Josef Horstmann, Geschäftsführer)
(ppa. Dr.-Ing. Klaus Martensen, Leiter der Konstruktion und Entwicklung)
EG-Conformiteitsverklaring
overeenkomstig Richtlijn 98/37/EG
Heinrich-Krone-Str. 10, D-48480 Spelle
Wir
verklaren in enige verantwoordelijkheid, dat het product
waarop deze verklaring betreking heeft, beantwoordt aan de van toepassing zijnde fundamentele
veiligheids- en gezondheidseisen van de Richtlijn 98/37/EG:
Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH
Krone-driepuntschijvenmaaier
Type:
EasyCut 3210 CV ; EasyCut 4013 CV ; EasyCut 3210 CRI
Voorwoord
Geachte klant !
Met het kopen van de schijvenmaaier heeft U een
kwaliteitsprodukt aangeschaft van KRONE.
Wij danken U voor uw vertrouwen, dat U ons gegegevn
heeft door in dit produkt te investeren.
Om optimaal gebruik te kunnen maken, plezier te kunnen
hebben, van de maaier, dient U deze handleiding
zorgvuldig te lezen, zeker nog voordat U aan of met de
maaier gaat werken.
De inhoud van deze handleiding is zo opgebouw, dat U
steeds uitvoerig over de noodzakelijke handelingen
geinformeerd wordt, overeenkomstig de logische
opvolging van handelingen in het werk. De handleiding
bevat uitgebreide aanwijzingen en informaties over het
onderhoud, een veilig gebruik van de maaier, de veilige
werkmethodes, de bijzondere veiligheidsmaatregelen en
de te verkrijgen toebehoren.
Het opvolgen van deze aanwijzingen en informaties zijn
noodzakelijk, belangrijk en nuttig voor de
bedrijfsveiligheid, betrouwbaarheid en waardevastheid
van de maaier.
Let U er goed op:
De handleiding is een wezenlijk deel van uw werktuig.
Gebruik het werktuig uitsluitend op de manier zoals
beschreven in deze handleiding, volg alle aanwijzingen
en instructies op.
Volg absoluut alle veiligheids-bepalingen en -instructies
op.
Volg ook de algemeen geldende voorschriften op ter
voorkoming van ongelukken, alsmede de overige
algemeen bekende veiligheidsvoorschriften, bedrijfs- en
abrbeidsveiligheidsvoorschriften en wegenverkeers-
reglement en plaatselijke verordeningen.
Alle informaties, afbeeldingen en technische gegevens in
deze handleiding komen overeen met de nieuwste stand
van zaken, zoals bekend op het moment van publikatie.
Konstruktieve veranderingen blijven altijd mogelijk zonder
kennisgeving of verklaring van reden.
Mocht deze handleiding geheel of gedeeltelijk
onbruikbaar geworden zijn, dan dient U onder
vermelding van het op het voorblad weergegeven
nummer een nieuw exemplaar betreffende uw werktuig te
bestellen.
Wij wensen u veel succes met uw KRONE werktuig.
Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH
Spelle
Voorwoord
Notizen
Inhoud
1 Algemeen ............................................................................................ I -1
1.1 Doelmatig gebruik ..................................................................................................... I -1
1.2 Technische gegevens ................................................................................................ I -1
1.2.1 Adres fabrikant .......................................................................................................... I -1
1.2.2 Verklaring.................................................................................................................. I -1
1.2.3 Kenmerking .............................................................................................................. I -1
1.2.4 Gegevens nodig bij vragen en bestelingen ................................................................ I -1
1.2.5 Doelmatig gebruik ..................................................................................................... I -2
1.2.6 Technische gegevens ................................................................................................ I -2
2 Veiligheid ........................................................................................... II -1
2.1 Symbolen van aanwijzingen in de handleiding .......................................................... II -1
2.2 Voorschriften voor veiligheid en voorkoming van ongevallen .................................... II -1
2.2.1 Bevoegdheid van personeel en hun scholing ............................................................ II -1
2.2.2 Gevaren bij niet opvolging van de veiligheidsaanwijzingen ........................................ II -1
2.2.3 Veiligheidsbewust werken ........................................................................................ II -1
2.2.4 Voorschriften voor veiligheid, en ter voorkoming van ongevallen ............................... II -2
2.2.5 Getrokken werktuigen .............................................................................................. II -3
2.2.6 Aftakasaandrijving ................................................................................................... II -3
2.2.7 Hydraulieksysteem ................................................................................................... II -3
2.2.8 Banden .................................................................................................................... II -4
2.2.9 Onderhoud ............................................................................................................... II -4
2.2.10 Eigenmachtige veranderingen en onderdelenvoorziening ......................................... II -4
2.2.11 Ontoelaatbaar gebruik .............................................................................................. II -4
2.3 Inleiding .................................................................................................................... II -6
2.3.1 Plaats van de veiligheidsstickers op het werktuig ..................................................... II -6
2.3.2 Plaats van de algemene veiligheidsstickers op het werktuig ................................... II -10
3. Alvorens te gebruiken .................................................................... III -1
3.1 Speciale veiligheidsinstructies ................................................................................ III -1
3.2 Aankoppelen van de maaier .................................................................................... III -1
3.2.1 Voorbereiding aan de maaier .................................................................................. III -1
3.2.2 Wegzetsteun ........................................................................................................... III -1
3.3 Tussenas ................................................................................................................ III -2
3.3.1 Aanpassen van de tussenas .................................................................................... III -2
3.3.2 De tussenas ............................................................................................................ III -3
3.4 Hydrauliek ............................................................................................................... III -4
3.4.1 Speciale veiligheidsinstructies ................................................................................ III -4
3.4.2 Aansluiting van de hydraulische leidingen ................................................................ III -4
3.5 Aansluiten van de elektrische bediening .................................................................. III -5
3.5.1 Functie van de schakelaars op de bedieningseenheid ............................................ III -5
3.6 Verlichting / Waarschuwingsborden ......................................................................... III -6
3.6.1 Speciale veiligheidsinstructies ................................................................................ III -6
3.6.2 Verlichting aansluiten ............................................................................................... III -6
3.7 Transportstand ........................................................................................................ III -7
3.8 Afbouwen van de trekker ......................................................................................... III -8
3.9 Veiligheidsinstructies voor het maaien ..................................................................... III -9
4 Instellingen aan de schijvenmaaier ............................................. IV -1
4.1 Speciale veiligheidsbepalingen .............................................................................. IV -1
4.2 Beschermingen aan de linker- en rechterkant van de maaier .................................. IV -1
4.3 Instelling van de snijhhoogte ................................................................................... IV -2
4.4 Instelling van beschermingen .................................................................................. IV -2
4.5 Instelling bodemdruk .............................................................................................. IV -3
4.6 Instellen van kneuzertoerental ................................................................................. IV -4
4.7 Instellen van de kneusplaat van de kneuzer ............................................................. IV -4
4.8 Instellen van de zwadbreedte .................................................................................. IV -5
4.8.1 Instellen wegleggen op zwad .................................................................................. IV -5
4.8.2 Breed wegleggen ................................................................................................... IV -5
4.9 Instellen van de rollenconditioner ............................................................................ IV -6
5. Onderhoud ....................................................................................... V -1
5.1 Speciale veiligheidsinstructies ................................................................................ V -1
5.2 Algemeen ............................................................................................................... V -1
5.3 Banden ................................................................................................................... V -2
5.4 Hoeveelheden en kwaliteiten van olie in transmissies .............................................. V -3
5.4.1 Intervaltijden voor oliepeilen en olieverversen op de aandrijvingen ........................... V -3
5.5 Zwenkaandrijving .................................................................................................... V -4
5.5.1 (EasyCut 3210 CV/CRI) ......................................................................................... V -4
5.5.2 (EasyCut 4013 CV) ................................................................................................. V -5
5.6 Ingaande aandrijving ............................................................................................... V -6
5.7 Schakelkast ............................................................................................................ V -6
5.8 Haakse aandrijving (CRI)......................................................................................... V -7
5.9 Aandrijving van bovenste walsen (optie) .................................................................. V -7
5.10 Kontrole oliepeil en olieverversen bij de maaibalk ................................................... V -8
5.11 Controle van de meskling en meshouder ............................................................... V -10
5.11.1 Maaimessen ......................................................................................................... V -10
5.11.2 Schroefsluiting van het mes ................................................................................... V -10
5.11.3 Snelsluiting van het mes ........................................................................................ V -10
5.11.4 Regelmatige controle van de bladveren ................................................................. V -11
5.12 Regelmatige controle van de messchijven c.q. mestrommels................................. V -11
5.12.1 Slijtagegrens voor erosie....................................................................................... V -11
5.13 Messen vervangen met messen-boutsluiting .......................................................... V -12
5.14 Messen vervangen met messen-snelsluiting .......................................................... V -12
5.15 Stootkanten vervangen .......................................................................................... V -13
5.16 Smeren ................................................................................................................. V -13
5.16.1 Tussenas .............................................................................................................. V -13
5.17 Smeerpunten oop de maaier ................................................................................. V -14
6. Overwinteren................................................................................... VI -1
7 Weer ingebruikname ..................................................................... VII -1
7.1 Speciale veiligheidsinstructies ...............................................................................VII -1
7.2 Algemeen .............................................................................................................. VII -1
7.3 Slipkoppeling .........................................................................................................VII -1
8. Optie ............................................................................................... VIII -1
8.1 Speciale veiligheidsinstructies .............................................................................. VIII -1
8.2 Sloffen voor grotere stoppellengte ......................................................................... VIII -1
8.3 Dwarsafvoer .......................................................................................................... VIII -1
8.4 Plaat van de veiligheidsstickers op het dwarsafvoer .............................................. VIII -2
8.5 Plaats van de algemene veiligheidsstickers op het dwarsafvoer ............................ VIII -4
8.6 Algemeen ............................................................................................................. VIII -5
8.6.1 Hydraulisch systeem ............................................................................................. VIII -5
8.7 Instelling en onderhoud .......................................................................................... VIII -5
8.7.1 Regeling snelheid van de transportband ................................................................ VIII -5
8.7.2 Instelling transportband .......................................................................................... VIII -6
I - 1
Algemeen
De handleiding bevat fundamentele aanwijzingen, die
bij het aankoppelen, het gebruik en onderhoud
opgevolgd moeten worden. Daarom moet deze
handleiding absoluut door het bedienend personeel
nog voor het eerste gebruik gelezen worden en moet
ook daarna gemakkelijk toegankelijk zijn.
Niet alleen de onder de kop algemene veiligheids-
bepalingen genoemde veiligheidsinstructies moeten
opgevolgd worden, maar ook de in de andere
hoofdstukken genoemde bijzondere veiligheids-
instructies.
1.2.3Kenmerking
Jaar
Type
Mach. Nr.
Het gehele typeplaatje, en de gegevens
erop, heeft de waarde van een
oorkonde en mag absoluut niet
gewijzigd of onleesbaar gemaakt
worden!
1.2.4Gegevens nodig bij vragen en
bestelingen
Bij vragen over het werktuig en bij de bestelling van
onderdelen moet het type, het machine-nr. en het
bouwjaar opgegeven worden.
Opdat U deze gegevens steeds bij de hand heeft, wordt
aanbevolen deze in de velden hierboven in te vullen.
Originele onderdelen, en door de
fabrikant goedgekeurde accesoires,
dienen de veiligheid. Het gebruik van
andere delen kan de aansprakelijkheid
voor de gevolgen ervan teniet doen.
De machinegegevens bevinden zich op het typeplaatje
(1). Deze is op de draagbalk aangebracht.
1 Algemeen
EG-Conformiteitsverklaring
overeenkomstig Richtlijn
Zie binnenkant van het titelblad
1.2.2Verklaring
Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH
Heinrich-Krone-Straße 10
D-48480 Spelle (Germany)
Telefon: 0 59 77/935-0
Telefax: 0 59 77/935-339
1.2.1Adres fabrikant
1.2 Technische gegevens
De EasyCut schijvenmaaier dient tot het snijden van op
de grond groeiende landbouwgewassen.
1.1 Doelmatig gebruik
Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH
Heinrich-Krone-Straße 10, D 48480 Spelle
Jahr
a
Masch. Nr
No. de série
Type Made in
W.-Germany
EC-1-052
I - 2
Algemeen
Type EasyCut EasyCut EasyCut
3210 CV 3210 CRI 4013 CV
Werkbreedte [mm] 3140 3140 4010
Transportbreedte [mm] 3000 3000 4000
Aantal maaischijven 5 5 5
Aantal maaitrommels 2 2 4
Kneussysteem V-klepers Rollen-Conditioner V-klepers
Toerental kneuzer [1/min] 600/900 760 600/900
Breedte kneussysteem [mm] 2490 2400 2500
Capaciteit [ha/h] 3,5-4 3,5-4 4-5
Benodigd vermogen [kW/PS] 59/80 59/80 74/100
Aftakastoerental [1/min] 1000 (groen andrijving standaard) 1000 1000 1000
540 (beige andrijving op verzoek) 540 540 540
Benodigde hydr. aansluitingen 1 x DW 1 x DW 1 x DW
1 x EW 1 x EW 1 x EW
Eigen gewicht [kg] ca. 2100 ca. 2100 ca. 2500
Maximale snelheid [km/h] 40 40 40
1.2.5Doelmatig gebruik
De EasyCut schijvenmaaier is uitsluitend gebouwd, voor
het daarvoor als normaal bekende gebruik in de
landbouw (doelmatig gebruik).
Elk daarvan afwijkend gebruik geldt als niet doelmatig.
Voor alle hieruit voortvloeiende schaden is de fabrikant
niet aansprakelijk; het risiko hiervoor draagt uitsluitend
de gebruiker.
Tot het doelmatig gebruik behoren tevens het opvolgen
van alle door de fabrikant voorgeschreven gebruiks-,
onderhouds- en reparatievoorschriften.
1.2.6Technische gegevens
De transportbreedte van de EasyCut
4013 CV bedraagt meer dan 3 meter.
Daarom mag met de EasyCut 4013 CV
niet op de openbare weg worden
gereden.
II - 1
Veiligheid
2 Veiligheid
2.1 Symbolen van aanwijzingen in
de handleiding
De in deze handleiding opgenomen veiligheids-
instructies, die indien ze niet opgevolgd worden gevaar
voor personen kunnen veroorzaken, zijn aangegeven
met een algemeen symbool voor gevaar:
Veiligheidssymbool volgens DIN 4844 - W9
Algemene aanwijzingen voor de werking zijn als volgt
gesymboliseerd:
2.2 Voorschriften voor veiligheid
en voorkoming van ongevallen
2.2.1 Bevoegdheid van personeel en hun
scholing
De schijvenmaaier mag uitsluitend door personen
worden gebruikt, onderhouden en gerepareerd, die
hiermee vertrouwd zijn en over de hiermee verbonden
gevaren geinstrueerd zijn. Verantwoordelijkheid,
bevoegdheid en begeleiding van het personeel moet
door de eigenaar goed geregeld zijn. Indien het
personeel niet over de juiste kennis beschikt, dan moet
het personeel hierover geinformeerd en geschoold
worden. Bovendien moet de eigenaar zich ervan
overtuigen dat het personeel de inhoud van de
handleiding gelezen heeft en goed begrijpt.
Werkzaamheden die niet in deze handleiding zijn
omschreven, mogen uitsluitend door geautoriseerde
werkplaatsen van erkende handelaren worden
uitgevoerd.
2.2.2 Gevaren bij niet opvolging van de
veiligheidsaanwijzingen
Indien de veiligheidsbepalingen niet opgevolgd worden,
kan dit gevaar opleveren voor personen alsook voor het
milieu en het werktuig. Het niet volledig opvolgen van
alle aanwijzingen kan het verliezen van alle
aansprakelijkheid en schadevergoeding tot gevolg
hebben.
In enkele gevallen kan het niet opvolgen van de
aanwijzingen bijvoorbeeld de volgende gevaren
veroorzaken:
Gevaar voor personen door een niet veilige
werkomgeving
Niet werken van belangrijke functies van het
werktuig
Niet functioneren van voorgeschreven methodes
van onderhoud.
Gevaar voor personen door mechanische en
chemische inwerking
Gevaar voor het milieu door lekkage van olie
2.2.3 Veiligheidsbewust werken
De in deze handleiding genoemde veiligheids-
instructies, de algemeen geldende en de mogelijk
plaatselijke of op het bedrijf betrokken voorschriften ter
voorkoming van ongevallen moeten opgevolgd worden.
De wettelijke bepalingen en die van de arbeids-
inspectie zijn bindend.
Volg de veiligheidsinstructies van de fabrikant van het
trekkend en/of aandrijvend voertuig op.
Direkt op het werktuig aangebrachte aanwijzingen
moeten absoluut opgevolgd worden en in goed lees-
bare toestand gehouden worden.
II - 2
Veiligheid
Bij deelname aan het verkeer op de openbare weg
moeten de daar geldende wettelijke voorschriften
worden opgevolgd ( zoals bv. het wegen-
verkeersreglement).
2.2.4 Voorschriften voor veiligheid, en ter
voorkoming van ongevallen
1. Volg naast de hier genoemde veiligheids-
voorschriften ook de algemene veiligheids-
voorschriften op !
2. De aangebrachte platen met waarschuwingen en
aanwijzingen zijn nodig voor een goed en veilig
gebruik: let hierop, ook voor uw eigen veiligheid.
3. Bij gebruik van de openbare weg de plaatselijke
bepalingen opvolgen !
4. Voordat iemand met het werktuig gaat werken
dient hij zich vertrouwd te maken met alle
bedieningsorganen en hun werking. Tijdens het
werk is het daarvoor te laat !
5. De kleding van de bestuurder moet strak
aanliggen. Los gedragen kleding vermijden.
6. Om brand te voorkomen het werktuig schoon
houden.
7. Alvorens met het werktuig te gaan rijden of
werken, controleren of dit voor de omgevig kan,
let op kinderen ! Zorg voor voldoende zicht !
8. Tijdens werk en transport mag niet op het
werktuig worden meegereden.
9. Werktuigen volgens voorschrift aankoppelen,
uitsluitend aan de daarvoor bestemde delen en
goed borgen.
10. Bij het aan- en afkoppelen de steunen in de
daarvoor bestemde stand brengen!
11. Bij het aan- en afkoppelen is bijzondere
voorzichtigheid geboden !
12. Ballastgewichten altijd volgens voorschriften aan
de daarvoor bestemde punten koppelen !
13. Let op de maximaal toegelaten aslasten, totaal-
gewichten en transportafmetingen !
14. Transportvoorzieningen – zoals bv. verlichting
waarschuwingsborden en evt. beschermingen –
controleren en monteren !
15. Bedieningsorganen ( koorden, kettingen, stangen
enz.) van op afstand bediende elementen moeten
zodanig verlegd worden, dat deze in alle standen
bij transport en werk geen onbedoelde acties
kunnen veroorzaken.
16. Werktuigen voor transport over de openbare weg
in de dan voorgeschreven staat brengen, en
volgens voorschrift van de fabrikant borgen !
17. Tijdens transport en werk de bestuurdersplaats
nooit verlaten !
18. De rijsnelheid moet worden aangepast aan de
omstandigheden ! Voorkom plotselinge
bewegingen en scherpe bochten op hellingen en
taluds !
19. Wegligging, bestuurbaarheid en remwerking
worden beinvloed door aangebouwde en
aangehangen werktuigen en ballastgewichten.
Let op goede bestuurbaarheid en remmen
20. Let in bochten op overstekende lading en de
massatraagheid van het werktuig !
21. Werktuigen pas in gebruik nemen nadat alle
beschermingen in de goede stand staan en
werken!
22. Kom nooit binnen de invloedssfeer van het
werktuig!
23. Begeef u nooit binnen de draai- en zwenkcirkel
van het werktuig !
24. Hydraulische beweegbare delen mogen
uitsluitend bediend worden indien absoluut
niemand zich bevindt binnen het zwenkbereik !
25. Aan en bij bekrachtigde delen bevinden zich
gevaarlijke punten, scherp of knellend !
26. Voor het verlaten van de trekker het werktuig op
een stevige ondergrond wegzetten, zet de motor
en aandrijving uit en verwijder de contactsleutel !
27. Niemand mag zich bevinden tussen trekker en
werktuig, zonder dat trekker en werktuig tegen
wegrollen zijn beveiligd door de parkeerrem en/of
wielwiggen !
II - 3
Veiligheid
2.2.5 Getrokken werktuigen
1. Werktuigen en wagens tegen wegrollen beveiligen.
2. Nooit de maximaal toelaatbare oplegdruk of
trekkracht van de aanhangerkoppeling, zwaaihaak of
hitch overschrijden.
3. Let bij het gebruik van een dissel op voldoende vrije
bewegingsruimte tussen trekkend en
getrokken voertuig.
2.2.6 Aftakasaandrijving
1. Men mag uitsluitend gebruik maken van door de
fabrikant voorgeschreven tussenassen !
2. Beschermbuis en -trechter van de tussenas- en
van aftakasbescherming - aan kant van trekker
en werktuig - moeten goed geplaatst zijn en
werken !
3. Let bij tussenassen op de voorgeschreven
overlapping in zowel werk- als transportstand !
4. Aan- en afkoppelen van de tussenas mag slechts
bij stilstaande aftakas, uitgezette motor, en
verwijderde contactsleutel !
5. Bij gebruik van tussenassen met veiligheids- of
vrijloopkoppeling, die niet door een bescherming
vanaf de trekker te beveiligen en beveiligd zijn,
moeten dat vanaf de kant van het werktuig zo
zijn.
6. Zorg altijd voor een goede montage en
beveiliging van de tussenas !
7. De bescherming van de tussenas, door middel
van het vasthangen van de kettinkjes, tegen
meedraaien borgen.!
8. Voordat de aftakas wordt ingeschakeld, u ervan
overtuigen dat het gekozen toerental op de
trekker overeenstemt met het benodigde
toerental van het werktuig.!
9. Voordat de aftakas wordt ingeschakeld erop
letten, dat niemand zich bevindt binnen de
gevaarlijke invloedssfeer van het werktuig !
10. Schakel de aftakas nooit in bij stilstaande motor !
11. Tijdens het werken met een aftakasaangedreven
werktuig, mag niemand zich bevinden in de buurt
van de aftakas, en tussenas, of draaiende delen
van het werktuig.
12. Aftakas altijd uitschakelen, indien gewerkt wordt
met te grote hoeken, en dit niet nodig is !
13. Let op ! Na het uitschakelen van de aandrijving
bestaat gevaar voor nalopende massa ! Kom in
die tijd niet in de buurt van het werktuig. Pas
nadat het werktuig als geheel helemaal stilstaat
de remmen aantrekken, en het werktuig
benaderen.
14. Reinigen, smeren of afstellen van aftakas-
aangedreven werktuigen, en tussenassen, mag
uitsluitend bij uitgeschakelde aandrijving,
stilgezette motor en verwijderde contactsleutel !
Trek de handrem aan, ook van draaiende delen.
15. Afgekoppelde tussenas op de voorgeschreven
houder wegleggen !
16. Na het afkoppelen van de tussenas de
veiligheidsdop op de aftakasstomp plaatsen!
17. Bij schades deze meteen verhelpen, voordat er
verder met het werktuig gewerkt wordt !
2.2.7 Hydraulieksysteem
1. Het hydraulieksysteem staat onder druk !
2. Bij het aansluiten van hydrauliekcilinders en -
motoren moet op een juiste en goede aansluiting
van de slangen gelet worden !
3. Bij het aansluiten van hydraulische slangen aan
de trekkerhydrauliek moet erop gelet worden, dat
het hydraulisch systeem aan trekkerkant en
werktuigkant drukloos is.!
4. Bij hydraulische functionele verbindingen tussen
trekker en werktuig moeten de koppelstekkers
en stekkerdozen gemerkt worden, zodat foutieve
verbindingen uitgesloten zijn! Bij verwisseling
kan de functie helemaal anders zijn ! -Gevaar !
5. Hydraulische slangen moeten regelmatig
gecontroleerd worden en bij beschadiging of
veroudering vervangen ! De vervangende delen
moeten voldoen aan de specificaties van de
fabrikant van het werktuig.!
6. Bij het opsporen van lekkages de hiervoor
bestemde hulpmiddelen gebruiken ! Pas op voor
verwondingen, waarschuw dan meteen een arts !
II - 4
Veiligheid
7. Onder hoge druk wegspuitende vloeistoffen
(hydraulische olie) kunnen de huid doordringen
en zwaar letsel veroorzaken ! Bij verwondingen
meteen een arts waarschuwen ! Infectiegevaar !
8. Alvorens te werken aan het hydraulieksysteem
werktuigen op de grond afsteunen, systeem
drukloos maken en motor uitzetten !
2.2.8 Banden
1. Bij het werken aan banden moet erop gelet
worden, dat het werktuig stabiel staat en tegen
wegrollen beveiligd is ( wielwiggen).
2. Voor het monteren van wielen en banden moet
voldoende gespecialiseerde kennis aanwezig zijn
en speciaal gereedschap gebruikt worden !
3. Reparaties aan wielen en banden mag uitsluitend
door terzake kundigen met gebruik van daarvoor
goed gereedschap uitgevoerd worden !
4. De bandenspanning regelmatig controleren ! Let
op de voorgeschreven spanning
2.2.9 Onderhoud
1. Werkzaamheden voor verzorging, onderhoud en
reiniging alsmede het verhelpen van storingen
uitsluitend uitvoeren bij uitgeschakelde
aandrijving en stilstaande motor ! Verwijder de
contactsleutel ! Remmen vastzetten, ook die van
een vliegwiel !
2. Bouten en moeren regelmatig op goed vastzitten
controleren en indien nodig natrekken !
3. Bij reparatie en onderhoud aan een geheven
werktuig altijd zorgen voor voldoende
ondersteuning
4. Bij het vervangen van scherpe delen het
daarvoor bestemde gereedschap gebruiken en
werk-handschoenen gebruiken.
5. Olie, vetten en filters volgens voorschriften
verwijderen en afvoeren !!
6. Alvorens aan het electrisch systeem te gaan
werken eerst de stroomtoevoer afsluiten !
7. Indien beschermingen aan slijtage onderhevig
zijn, dan moeten ze regelmatig gecontroleerd
worden en op tijd vervangen !
8. Bij het uitvoeren van electrisch laswerk aan
trekker of aangekoppelde werktuigen, de kabels
van de generator en accu losnemen !
9. Vervangende onderdelen moeten minstens
overeenkomen met de door de fabrikant
vastgelegde normen !
Bij gebruik van originele KRONE onderdelen bent
u daarvan zeker !
10. Drukaccu's uitsluitend navullen met stikstof,
Explosie-gevaar !
2.2.10 Eigenmachtige veranderingen en
onderdelenvoorziening
Het ombouwen, en het veranderen van het werktuig, is
uitsluitend toegestaan na overleg en met toestemming
van de fabrikant.
Originele onderdelen en gebruik van goedgekeurde
toebehoren dragen bij tot de veiligheid. Het gebruiken
van andere delen kan de aansprakelijkheid op de
daardoor ontstane gevolgen teniet doen.
2.2.11 Ontoelaatbaar gebruik
De bedrijfsveiligheid is uitsluitend gewaarborgd bij een
doelmatig gebruik als in het hoofdstuk - algemeen - in
de handleiding is omschreven.
De op de gegevensbladen aangegeven grenswaarden
mogen in geen geval worden overschreden.
II - 5
Veiligheid
II - 6
Veiligheid
2.3 Inleiding
De KRONE schijvenmaaier is met alle
veiligheidsvoorzieningen (beschermingen) uitgerust.
Niet alle gevaarlijke delen aan dit werktuig kunnen
echter, met het oog op het behouden van de werking,
volledig beveiligd worden. Op het werktuig vindt u
aanduidingen voor gevaar, die betrekking hebben op
2.3.1 Plaats van de veiligheidsstickers op het werktuig
Maak u goed vertrouwd met de betekenis
van de volgende pictogrammen. De ernaast
getoonde tekst en de gekozen plaats van
deze overblijvende gevaarlijke punten.
De aanduidingen voor gevaar zijn uitgevoerd in de vorm
van pictogrammen.
Over de plaats van deze waarschuwende pictogrammen,
en hun betekenis volgt nu informatie.
aanbrenging geven veel aanwijzingen
over de speciale gevaarlijke punten aan
en op het werktuig.
5 5
3 8 7
4
4
66
4
EC-179-3
1 2
re. + li. re.+ li.
4
II - 7
Veiligheid
939 101-4
MAX.1000/ min
MAX. 200 bar
1
Best.-Nr. 939 101-4 (1x)
Kom niet boven maximaal toegelaten
aftakastoeren
De werkdruk in het hydraulieksysteem mag
nooit meer zijn dan 200 bar.
2
Handleiding goed lezen, en
opvolgen.
Best.-Nr. 939 471-1 (1x)
939 100-4
MAX.
540/
min
MAX.
200
bar
bij beige
aandrijfkast
bij groene
aandrijfkast
Best.-Nr. 939 100-4 (1x)
3
939 576-0
Best.-Nr. 939 576-0 (2x)
Voorste beschermkleed voor
het gebruik in beschermende
stand brengen.
Let op: Lang nalopende onderdelen
Raak absoluut geen bewegende delen van het
werktuig aan.
Wacht, totdat alle delen tot volledige stilstand
gekomen zijn.
Bij lopende werktuig een
veilige afstand bewaren.
5
Best.-Nr. 939 572-0 (2x)
Voorste beschermkleed voor
het gebruik in
beschermende stand
brengen.
4
Best.-Nr. 942 196-1 (4x)
Grijp nooit in of bij
gevaarlijke delen, zolang
daar delen zich nog kunnen
bewegen.
6
Best.-Nr. 942 197-1 (2x)
Bij lopende werktuig een
veilige afstand bewaren.
7
Best.-Nr. 939 472-2 (2x)
Gevaar binnen de zwenkcirkel!
II - 8
Veiligheid
5 5
3 8 7
4
4
66
4
EC-179-3
1 2
re. + li. re.+ li.
4
II - 9
Veiligheid
3
Best.-Nr. 939 410-1 (2x)
Raak absoluut geen bewegen-
de delen van het werktuig aan.
Wacht, totdat alle delen tot
volledige stilstand gekomen
zijn.
II - 10
Veiligheid
2.1
3
11
EC-181-3
11
14
4
5
RE/LI
RE/LI
11
31
7 8 9
15 1
13
10 10
12 6
1
1
2.2
2.2
2.1
2.1 12
12
12
EC 4013
EC 3210
EC 4013
EC 4013 EC 4013
RE/LI
16
16
2.3.2 Plaats van de algemene veiligheidsstickers op het werktuig
II - 11
Veiligheid
139 888-0 139 889-0
112
939 567-1
139-888 139-889
1942 370-0 (4x) EasyCut 3210 CV
942 385-0 (4x) EasyCut 3210 CRI
942 371-0 (2x) 140 x 850 EasyCut 4013 CV
942 400-0 (2x) 110 x 670 EasyCut 4013 CV
2.1 942 301-0 (3x) 775 mm
2.2 942 320-0 (2x) 600 mm
3939 180-2 (2x)
4942 107-1 (2x) 1,5 bar
5942 134-0 (2x)
8939 567-1 (1x)
9
939 451-1
EC 3210 CV/CRI (3x)
EC 4013 CV (4x)
9
1,5 bar
min. 14 mm
Ø 17,5 mm
255 498-0
255 499-0
min. 14 mm
Ø 17 mm
min. 3 mm
942 012-1 (2x) 924 634-0 (6x)
11
12
EC 3210 CV/CRI 924 631-0 (1x) links
924 632-0 (1x) rechts
EC 4013 CV 924 631-0 (2x) links
924 632-0 (2x) rechts
+
255 497-0
+
13 255 497-1 (1x)
(EasyCut CV)
600
942 315-0
900
942 315-0 (1x)
(EasyCut CV)
14
10
2
255 496-0 (1x)
15
255 496-0
+
6 939 145-1 (1x) 40 km/h
939 218-1 (1x) 25 km/h
40
7939 278-2 (1x)
D
F
GB
I
D
El embrague de seguridad debe someterse a una
purga antes de la primera puesta en marcha y una
vez al año antes de iniciarse la campaña de trabajo.
E
La sécurité à friction doit faire l'objet d'une purge
lors de la première mise en route et une fois par
an avant le début de la saison.
The friction clutch must be bled at the first
operation and once a year before the harvesting
season.
La frizione di sicurezza deve essere sottomessa ad
uno spurgo alla prima messa in campo come pure
una volta all'anno prima della campagna.
Vor der Erstinbetriebnahme und 1x jährlich vor
der Ernte muss die Reibkupplung gelüftet werden
939 278 -2
924 535-0 (2x)
16
255 498 -0 (1x)
bij messen-
boutsluiting
255 499 -0 (1x)
bij messen-
boutsluiting
II - 12
Veiligheid
III - 1
Alvorens te gebruiken
EC-1-033
3. Alvorens te gebruiken
Maaier met de onderste trekstangen (1) aan de
trekker aankoppelen en iets heffen.
3.2.1 Voorbereiding aan de maaier
3.2 Aankoppelen van de maaier
De maaier is uitsluitend bestemd voor
het maaien van normaal in de
landbouw op de bodem groeiend
stengel-gras-gewas!
• De maaiwerk is niet geschikt voor het
maaien van bermen!
Tijdens het werken moet voldoende en
veilige afstand gehouden worden tot
de snijdende delen.
Voor het gebruik en tijdens het wer-
ken, moeten de glijsloffen op de grond
liggen!
Ook bij doelmatig gebruik van de
maaier, kunnen toch stenen enz.
weggeslingerd worden. Daarom mag
absoluut niemand zich bevinden bin-
nen de invloedssfeer van de maaier.
Bijzondere voorzichtigheid is geboden
bij het werken in de buurt van straten
en gebouwen.
De beschermkleden moeten regelmatig
gecontroleerd worden. Versleten of
beschadigde kleden moeten meteen door
goede vervangen worden!
De beschermingen aan de maaier, zoals
b.v. kleden en kappen, beschermen tegen
weggeslingerde stenen enz. alsmede het
grijpen in gevaarlijke plaatsen. Daarom
moeten ze alvorens te gaan werken in de
beschermende stand geplaatst worden.
Bij het klappen van de maaier van
transport- in werkstand en omgekeerd
niet tussen trekker en werktuig komen.
Bij het koppelen aan en van de trekker is
bijzondere voorzichtigheid geboden! Volg
alle voorschriften op, ter voorkoming van
ongevallen.
3.1 Speciale veiligheidsinstructies
De trekarmen van de trekker moeten
met de begrenzingskettingen of -
stangen zijdelings vastgezet worden,
om het zwenken van de maaier tijdens
transport en werk te voorkomen.
Steunen (1) naar boven zwenken, met pen (2) en
veersteker (3) borgen.
3.2.2 Wegzetsteun
III - 2
Alvorens te gebruiken
EC-0-026
EC-054-1
1
3
2
4
EC-172-0
De hoogte van de onderste trekstangen zo instellen, dat
het frame van de machine parallel met de grond staat.
Aan- en afkoppelen van de tussenas
uitsluitend bij uitgezette motor en
verwijderde contactsleutel.
Trekker tegen wegrollen blokkeren.
3.3 Tussenas
Tussenas (3) op de daar aanwezige ingaande
aandrijfas (1) steken.
Borging laten inklikken.
Bescherming van de tussenas met de klemband (2)
tegen meedraaien borgen.
De meegeleverde tussenas is aan de uiteinden voorzien
van een langere en van een kortere afscherming. De
kop met de langere bescherming moet richting schijven-
maaier op de daar aanwezige ingaande aandrijfas
geschoven worden.De tussenas vervolgens op de
assteun (4) leggen. Gebruik hiervoor nooit de
veiligheidskettinkjes die de beschermbuizen tegen
meedraaien borgen. Overtuig U ervan dat de sluitingen
van de assen vastgeklikt zijn.
3.3.1 Aanpassen van de tussenas
Ashelften (1) en (2) naast elkaar houden
Controleer de overlapping van de profiel- en
beschermbuizen
Profiel- en beschermbuizen zo inkorten, dat ze in
elke werkstand vrij te bewegen zijn
De aanpassing van de lengte wordt in de handleiding
van de leverancier van de tussenas uitvoerig
beschreven
Tussenas (2) op de afakas van de trekker steken, en
borgen
Asbescherming met borgkettinkje (3) tegen
meedraaien borgen
Controleer de vrije ruimte, ook bij
mogelijk andere stand van maaier, van de
tussenas! Indien de tussenas trekker of
werktuig raakt, dan kan dit tot grote
schades leiden.
Overtuig u ervan dat de veiligheidspal
van de tussenaskoppeling ingeklikt is.
Beschermbuis tegen meedraaien borgen.
III - 3
Alvorens te gebruiken
EC-207-0
3.3.2 De tussenas
De tussenas is met de vrijloop (1) tot de onderste
deel van de zwenkaandrijving gemonteerd. De
slipkoppeling (2) van de tussenas is aan de
ingaande aandrijfas aangesloten.
Voor het eerste gebruik en voor de
oogst, minimaal 1x per jaar, moet de
slipkoppeling (2) gelucht worden (zie
Hfdst. Weer ingebruikname
„Slipkoppeling“).
III - 4
Alvorens te gebruiken
3.4 Hydrauliek
3.4.2 Aansluiting van de hydraulische
leidingen
Op de trekker zijn voor het gebruik van de machine een
dubbelwerkend en een enkelwerkend stuurapparaat
nodig.
Bij de optie dwarstransportband is een extra enkel-
werkend stuurapparaat nodig.
Stuurapparaat (1) dubbelwerkend (rood):
• Omzetting van de dissel van transport naar werkstand
of omgekeerd
Stuurapparaat (2) enkelwerkend (blauw):
• beweegt het maaiwerk omhoog of omlaag van de
transportstand naar de werkstand of omgekeerd.
Alleen bij optie dwarstransportband:
Stuurapparaat (3) enkelwerkend (geel):
• beweegt de dwarstransportband omhoog of omlaag.
3
2
EC400027
1
4
De tussenas (4) op de aftakasstomp schuiven en tegen
afglijden borgen. Beveilig de beschermhulzen met
kettinkjes tegen meedraaien.
3.4.1 Speciale veiligheidsinstructies
Bij het aansluiten van de hydrauliek-
slangen op de trekkerhydrauliek moet
het system aan beide kanten drukloos
zijn!
Wegens gevaar voor verwondingen en
infecties, bij het zoeken naar lekkages
altijd goed (hulp)gereedschap
gebruiken en een veiligheidsbril
dragen.
Onder hoge druk uitspuitende vloeistoffen
(hydraulische olie) kunnen door de huid dringen
en zware verwondingen veroorzaken! Bij
verwondingen altijd meteen een arts
consulteren! Gevaar voor infecties.
Voor het afkoppelen van de slangen en voor
het werken aan het hydraulieksystem de druk
van het systeem nemen!
Hydrauliekslangen en -buizen regelmatig
kontroleren en bij beschadiging en veroudering
door goede vervangen! Deze vervangende
leidingen moeten voldoen aan de specifikaties
van de fabrikant van het werktuig.
III - 5
Alvorens te gebruiken
Steek de stekker van de stroomkabel in het
duurstroomstopcontact op de trekker.
Let er bij het insteken van de stekker op
dat stekker en stopcontacten schoon en
droog zijn. Vervuiling en vochtigheid kan
leiden tot kortsluiting!
3.5 Aansluiten van de elektrische
bediening
(bij optie dwarstransportband)
De aansluiting voor de elektrische bediening gebeurt met
de stroomvoerende stekker
Met de bedieningseenheid wordt de snelheid van de
dwarstransportband ingesteld.
De volgende tabel verklaart de werking van de verschill-
ende schakelaars.
3.5.1 Functie van de schakelaars op de
bedieningseenheid
Omschrijving
Controlelamp
(rood)
Tuimelschakelaar
Functie
Brandt als de bedieningseenheid ingeschakeld is.
Boven: bedieningseenheid aan
Onder: bedieningseenheid uit
Met de draaipotentiometer kan de snelheid van de dwarstransportband worden ingesteld.
Rechtsom = sneller
Linksom = langzamer
3
2
1
EC400026
Pos.
1
2
3 Draaipotentiometer
III - 6
Alvorens te gebruiken
2
1
3
1
3
2
EC-177-0
3.6 Verlichting / Waarschuwingsborden
Ten behoeve van de veiligheid op de weg, is de maaier
standaard voorzien van:
witte breedtelichten (1) aan de voorkant.
armaturen drie functies aan de achterkant (2)
(richting; achterlicht en remlicht)
rode reflectoren aan de achterkant (3)
Verbindt daarvoor de stekerdoos (1) van het werktuig,
door middel van een daarvoor bestemde kabel en 7-
polige genormeerde steker, met de daarvoor aanwezige
stekerdoos op de trekker. De kabel (2) wordt met de
maaier meegeleverd.
3.6.2 Verlichting aansluiten
3.6.1 Speciale veiligheidsinstructies
Verlichting aansluiten en op goede
werking controleren.
Voor het transport over de openbare
weg moet absoluut de verlichting
aangesloten worden en op volledige
goede werking worden gecontroleerd.
Verlichting en warschuwingsborden
reinigen. Vervuilde armaturen en
borden beinvloeden de
verkeersveiligheid.
Vervang defecte gloeilampen of gebroken
lampglas.
III - 7
Alvorens te gebruiken
EC400028
1
1
EC-178-0
De beschermingen (1) aan de linker en rechter
zijkant van de maaier omhoogklappen en laten
inklikken.
Beschermingen aan de zijkant
Voor het transport over de openbare weg:
Aftakasaandrijving uitschakelen
Bedieningseenheid uitschakelen
Maaibalk heffen
Werktuig in transportstand zwenken
Kraan (1) in de persleiding naar de dubbelwerkende
zwenkcilinder sluiten ( werk-, tranportstand).
3.7 Transportstand
Kraan (1) op de linker hefcilinder (2) van de frame
sluiten.
III - 8
Alvorens te gebruiken
1
EC-174-0
2
3
EC400028
1
3.8 Afbouwen van de trekker
Bij het aan- en afkoppelen van de
hydrauliekslangen aan en van de
trekkerhydrauliek moet het systeem
zowel trekker als werktuigzijdig drukloos
zijn. Breng de overeenkomstige
stuurventielen in zweefstand.
Zwenk de steunpoot (2) naar beneden en blokkeer
deze met de pen (1). Pen met veersteker borgen.
Werktuig neerzetten.
De veiligheidskettinkjes van de tussenasbescherming
verwijderen.De tussenas van de aftakasstomp van de
trekker halen, en deze op de steun wegleggen.
Kettinkjes loskoppelen. Trekarmen loskoppelen. Trek
de elektrische kabel uit de stekerdoos op de trekker.
Bedieningseenheid van de trekker nemen en aan de
machine bevestigen.
Hydraulisch systeem drukvrij maken. Stuurventielen
op de trekker in zweefstand plaatsen.
Kraan (1) op de linker hefcilinder (2) van het frame
sluiten.
Hydrauliekslangen afkoppelen en in de daarvoor
voorziene houders plaatsen.
Sluit de kraan (1) in de hydraulische slang naar de
dubbelwerkende hydrauliekcilinders.
III - 9
Alvorens te gebruiken
Mähwerk vor jeder Inbetriebnahme auf
beschädigte, fehlende oder verschlissene
Messer überprüfen, gegebenenfalls
Messer ersetzen! Gleiches gilt für
Befestigungsteile!
Fehlende und beschädigte Messer nur
satzweise erneuern, damit keine Unwuch-
ten entstehen!
Niemals ungleich abgenutzte Messer an
einer Trommel/Teller montieren!
Bei jedem Messerwechsel auch
Befestigungsteile kontrollieren, ggf.
austauschen!
Schutzvorrichtungen in Schutzstellung
bringen.
3.9 Veiligheidsinstructies voor het maaien
Werkzaamheden aan de maaier
uitsluitend uitvoeren met
uitgeschakelde aandrijving, stilstaande
motor en verwijderde contactsleutel!
Trekker tegen onbedoelde acties en
wegrollen borgen!
Beschermingen voor elk gebruik
controleren op beschadigingen.
Beschadigde beschermingen meteen
door goede vervangen.Gevaar voor
verwondingen!
Geheven maaier afsteunen!
Kom nooit onder een geheven last!
Een veilig gebruik is uitsluitend
gewaarborgd bij veilige en deugdelijke
montage van de messen volgens
voorschriften!
III - 10
Alvorens te gebruiken
IV - 1
Instellingen
1
4 Instellingen aan de
schijvenmaaier
4.1 Speciale veiligheidsbepalingen
• Reparatie-,
onderhoudswerkzaamheden en
reiniging uitsluitend uitvoeren bij
uitgeschakelde aandrijving en
stilstaande motor ! Pas op, de
maaischijven lopen na ! Verwijder de
contactsleutel, beveilig de tractor
tegen onbedoelde acties en wegrollen!
Na het beëindigen van de onderhouds
en reinigende werkzaamheden alle
beschermingen weer goed terug plaatsen.
Vermijdt contact van de huid met olie en
vet.
Bij verwondingen door uittredende olie
meteen een arts consulteren.
Na het uitschakelen van de aandrijving
kunnen de mesjes nog nalopen. Benader
de maaier pas nadat alle delen echt vol-
ledig stilstaan.
De schijvenmaaier is ontworpen om
vooruit te rijden en te werken. Bij
ingeschakelde aandrijving en in werk-
stand bevindend werktuig nooit achteruit
rijden. Werktuig eerst heffen.
De schijvenmaaier is standaard uitgerust met een
groene zwenkende aandrijfkast. Deze kast werkt met
een ingaand toerental van 1.000 tpm.
Op verzoek kan ook een zwenkende aandrijfkast
worden ingebouwd voor 540 tpm. Deze aandrijfkast
heeft een beige kleur.
Voor het gebruik de in transportstand
omhooggeklapte zijdelingse
beschermingen (1) naar beneden klappen.
4.2 Beschermingen aan de linker-
en rechterkant van de maaier
Controleer de beschermkleden regelmatig. Versleten en
beschadigde doeken moeten meteen vervangen worden.
De beschermende delen aan de maaier, zoals kleden en
afdekkingen, beveiligen tegen wegvliegende stenen enz.
alsmede tegen het grijpen in een gevarenzone. Breng de
beschermingen dus altijd meteen in beschermende
stand.
IV - 2
Instellingen
AMT4-0-033
1
a
EC-0-027
1
EC-175-0
EC-0-044
Beschermingen aan de zijkant
De beschermingen aan de zijkant kunnen in de hoogte
ingesteld worden. Hiervoor de bouten (1) en (2)
losdraaien. Draagbalk (3) in de hoogte instellen.
Bouten weer goed aandraaien.
Voorste beschermingen
De instelling van de hoogte is door de beschermingen
aan de zijkant bepaald.
Maat a = 440 mm., afhankelijk van de hoogte van het
te maaien gewas.
De voorgeschreven maat "a" van de voorste
bescherming (1) geeft de grootst mogelijke
bescherming tegen weggeslingerde voorwerpen. (de
bescherming loopt parallel met de grond)
4.4 Instelling van beschermingen
Het afstellen van de maaihoogte wordt gedaan door te
draaien aan de slinger (1).Bij grotere veranderingen van
de maaihoogte moet de stand van de bescherming aan
de voorkant gecontroleerd worden.
4.3 Instelling van de snijhhoogte
Het openen van de voorste bescherming geschiedt met
behulp van een schroevendraaier. Daartoe moet met de
schroevendraaier de pal naar beneden geduwd worden.
IV - 3
Instellingen
1
2
EC-176-0
4.5 Instelling bodemdruk
Met de ontlastingsveren (2) wordt de bodemdruk van
de maaibalk aangepast aan de actuele
omstandigheden. Om de zode te ontzien moet de
maaibalk zover ontlast worden, dat deze tijdens het
maaien niet gaat springen, echter op de ondergrond
ook geen sporen nalaat.
De bodemdruk wordt door middel van draadspindels
(1) ingesteld. Voor het instellen van de bodemdruk
de maaier iets heffen.
IV - 4
Instellingen
EC-2-031
900
600
4.6 Instellen van kneuzertoerental
Door de kneusplaat met de slinger (1) te verstellen kan
de kneusintensiteit van het gewas beinvloed worden. De
instelling is afhankelijk van de gewenste mate van
kneuzing van het gewas.
(+: intensiever kneuzen; -: minder intensief kneuzen).
Controleer de kneuzer voor elk gebruik op beschadigde
kneuzer-klepels:
Verbogen klepels richten.
Gebroken klepels vervangen.
4.7 Instellen van de kneusplaat van
de kneuzer
Met de schakelkat kunnen twee toerentallen van de
kneuzer ingesteld worden. Hierdoor worden de intensiteit
van het kneuzen, en het benodigde vermogen beinvloed.
Minimaal toerental: 600 U/min
Maximaal toerental: 900 U/min
Vleugelmoer (1) op de hendel (2) uitschroeven.
Hendel (2) met 180° verdraaien. daarbij de
maaitrommel (3) iets draaien, zo dat de hendel
gedraaid kan worden.
Hendel (2) weer met vleugelmoer (1) vastzetten.
Verander het toerental van de kneuzer
uitsluitend bij uitgezette motor en
verwijderde contactsleutel.Trekker
tegen wegrollen blokkeren.
EasyCut 3210 CV ; EasyCut 4013 CV
EasyCut 3210 CV ; EasyCut 4013 CV
IV - 5
Instellingen
EC-0-060
EC-0-059
4.8 Instellen van de zwadbreedte
De mogelijkheid bestaat om te kiezen uit twee manieren om weg te leggen:
Op zwad
Breed wegleggen
4.8.1 Instellen wegleggen op zwad
De instelling van de zwadbreedte geschiedt met de zwadkleppen (1) aan de achterkant van de maaier.
Met de ringmoeren worden de zwadkleppen vastgezet.
4.8.2 Breed wegleggen
De zwadkleppen (1) maximaal openen.
De geleideplaten (2) kunnen als weergegeven worden ingesteld.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het nodig zijn, de
geleideplaten na te stellen, om een optimaal gelijkmatige verdeling
over de gehele breedte te bereiken.
EasyCut 3210 CV ; EasyCut 4013 CV
IV - 6
Instellingen
x
CRI-0-001
EC-187-0
1
2
I
II
4.9 Instellen van de
rollenconditioner
(EasyCut 3210 CRI ; EasyCut 4013 CRI)
Algemeen
Voor het gebruik in legumineuse gewassen (zoals
luzerne) en andere bladvruchten is de rollenconditioner
voorzien.
De instelling van de intensiteit van kneuzing geschiedt
door middel van schroeven en trekveren, waarmee de
aftand resp. de aandrukkracht tussen de rollen
veranderd wordt. De minimale afstand (x) tussen de
rollen moet altijd minimaal 2 mm zijn.
Instellen van de afstand tussen de rollen
Met bout (1), aan de rechter- en linkerkant van de
machine, kan de afstand (x) tussen de rollen ingesteld
worden.
Borgmoer (2) losdraaien en de instelling met bout (1)
uitvoeren.
Bout in richting 1 => kleinere afstand
Bout in richting 2 => grotere afstand
Borgmoer (2) weer goed vastdraaien
V - 1
Onderhoud
Reparatie-, onderhouds-
werkzaamheden en reiniging
uitsluitend uitvoeren bij
uitgeschakelde aandrijving en
stilstaande motor !
Pas op, de maaischijven lopen na !
Verwijder de contactsleutel, beveilig
5. Onderhoud
Alle messen, bouten en moeren regelmatig (dagelijks) controleren, ook op goed vastzitten,
evt. natrekken.
Controleer ook of de schroefstukken onder aan de trekveren nog volledig zijn ingedraaid.
5.2 Algemeen
Aanhaalmomentent MA (mits anders aangegeven).
de tractor tegen onbedoelde acties en
wegrollen !
Bij het werken aan de maaier in transport-
stand, moet absoluut de
transportveiligheid goed werken ! Sluit
het sperventiel
A = Draadmaat (kwaliteitsklasse is op de
boutkop aangegeven)
5.1 Speciale veiligheidsinstructies
8
.
8
1
0
.
9
A
KR-1-130
A 5.6 6.8 8.8 10.9 12.9
Ø MA (Nm)
M 4 2,2 3 4,4 5,1
M 5 4,5 5,9 8,7 10
M 6 7,6 10 15 18
M 8 18253643
M 10 29 37 49 72 84
M12 42 64 85 125 145
M14 100 135 200 235
M14x1,5 145 215 255
M 16 160 210 310 365
M16x1,5 225 330 390
M 20 425 610 710
M 24 730 1050 1220
M 24x1,5 350
M 24x2 800 1150 1350
M 27 1100 1550 1800
M 27x2 1150 1650 1950
M30 1450 2100 2450
Bouten / Moeren MA [Nm]
Moeren voor messenschijf, flens 850
Lagerhuis voor messenschijf 42
Lagerhuis voor maaischijf 42
V - 2
Onderhoud
Bij het rijden over de openbare weg
mag de voorgeschreven maximale
snelheid niet worden overschreden.
Reparatiewerkzaamheden aan de
banden mogen uitsluitend door
specialisten en met geschikt
speciaal gereedschap worden
uitgevoerd.
Bij het werken aan en onder de
maaier, en met de banden, moet de
5.3 Banden
Bij het losdraaien en aantrekken van de wielbouten en
moeren de in de afbeelding hiernaast aangegeven
volgorde aanhouden.
10 Bedrijfsuren na montage de wielbouten en moeren
controleren en indien nodig natrekken.
Vervolgens alle 50 werkuren op goed vastzitten
controleren.
AMT-1-054
6
1
3
5
2
4
maaier veilig geplaatst worden, en
tegen onbedoeld wegrollen worden
beveiligd.
Controleer regelmatig de
bandenspanning
Bij het op druk brengen van de banden
niet voor de velg staan. Bij te hoge
bandenspanning bestaat het gevaar
dat de band explodeert - Zware
Verwondingen!
draad sleutel max. aanhaalmoment [ Nm ]
maat zwart verzinkt
M 18x1,5 24 265 245
Typ Banden Luftdruk(bar)
EasyCut 3210 CV
EasyCut 3210 CRI
EasyCut 4013 CV
11.5/80-15.3 PR 1,5
15.0/55-10 PR 1,5
V - 3
Onderhoud
5.4 Hoeveelheden en kwaliteiten van olie in transmissies
Olie verversen bij de maaistang voor
het eerst na 50 bedrijfsuren,
vervolgens elke 200 bedrijfsuren
(echter minstens 1x per jaar.)
Oliepeilen voor elk gebruik.
Bij bio-olie moeten de
verversingsintervallen wegens
veroudering absoluut aangehouden
worden.
5.4.1 Intervaltijden voor oliepeilen en olieverversen op de aandrijvingen
Hoeveelheid Geraffineerde olie Bio-Smeerolie
[Liter] Kwaliteitsklasse Kwaliteitsklasse
EasyCut 3210 CV/CRI 2 x 0,85 SAE 90
EasyCut 4013 CV 2 x 1,6 Synthetisch DIN 51502-PGLP
EasyCut 3210 CV /CRI 2 x 0,85 SAE 90
EasyCut 4013 CV 2 x 2,0 SAE 90
Ingaande aandrijving 0,7 SAE 90
Schakelkast (CV-Masch.) 1,9 SAE 90
Haakse aandrijving (CRI) 0,4 SAE 90
Aandrijving van bovenste walsen (optie) 0,2 SAE 90
Maaibalk EasyCut 3210 CV/CRI 7 SAE 90
EasyCut 4013 CV 9 SAE 90
Voorste
Zwenkaandrijving
Achterste
Zwenkaandrijving
op
aanvraag
V - 4
Onderhoud
AMT-2-011
3
1
2
4
AMT-2-012
5
6
43
2
1
5.5.1 (EasyCut 3210 CV/CRI)
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Peilplug (4) uitdraaien
Oliepeil tot gat
evt. olie bijvullen (SAE 90) Peilplug (1) indraaien
Afgewerkte olie volgens voorschriften
verwijderen
5.5 Zwenkaandrijving
De zwenkaandrijving bestaat uit een boven- en onder-
aandrijfkast.
Bovenste deel van de zwenkaandrijving aan de
voorkant en achterkant
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
De pennen (3) eruitslaan en de bok voor de
montage aan de onderste trekarmen (4)
loskoppelen.
Olie-aftapplug (5) (onder de aandrijfkast (1))
eruitdraaien.
Olie in een geschikte bak opvangen
Olie-aftapplug (5) met nieuwe pakking weer
erindraaien.
Olie bijvullen (2) (Oliepeil tot gat (6))
Oliekwaliteit: zie Hfdst 5.4
Oliehoeveelh.: zie Hfdst 5.4
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Peilplug (6) uitdraaien
Oliepeil tot gat
evt. olie bijvullen (SAE 90) Peilplug indraaien
Onderste deel van de zwenkaandrijving aan de
voorkant en achterkant
Olieverversen
Oliekontrole:
Olieverversen
Afgewerkte olie volgens voorschriften
verwijderen
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Olieaftapplug (3) uitdraaien
Olie in een geschikte bak opvangen
Olieaftapplug (3) indraaien
Olie bijvullen (2) (Oliepeil tot gat (4))
Oliekwaliteit: zie Hfdst 5.4
Oliehoeveelh.: zie Hfdst 5.4
Oliekontrole:
V - 5
Onderhoud
EC 0-035
5.5.2 (EasyCut 4013 CV)
EC-0-036
Onderste deel van de zwenkaandrijving aan de
voorkant en achterkant
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Olieaftapplug (3) uitdraaien
Olie in een geschikte bak opvangen
Olieaftapplug (3) indraaien
Olie bijvullen (2) (Oliepeil tot gat (1))
Oliekwaliteit: zie Hfdst 5.4
Oliehoeveelh.: zie Hfdst 5.4
Oliekontrole:
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Olieaftapplug (2) uitdraaien
Olie in een geschikte bak opvangen
Olieaftapplug (2) indraaien
Olie bijvullen (3) (Oliepeil tot gat (1))
Oliekwaliteit: zie Hfdst 5.4
Oliehoeveelh.: zie Hfdst 5.4
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Peilplug (1) uitdraaien
Oliepeil tot gat
evt. olie bijvullen (SAE 90) Peilplug (1) indraaien
Afgewerkte olie volgens voorschriften
verwijderen
De zwenkaandrijving bestaat uit een boven- en onder-
aandrijfkast.
Bovenste deel van de zwenkaandrijving aan de
voorkant en achterkant
Oliekontrole:
Olieverversen
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Peilplug (1) uitdraaien
Oliepeil tot gat
evt. olie bijvullen (SAE 90) Peilplug (1) indraaien
Afgewerkte olie volgens voorschriften
verwijderen
Olieverversen
V - 6
Onderhoud
EC-0-040
EC-1-041
EasyCut 3210 CV ; EasyCut 4013 CV
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Olieaftapplug (2) uitdraaien
Olie in een geschikte bak opvangen
Olieaftapplug (2) indraaien
Olie bijvullen (3) (Oliepeil tot gat (1))
Oliekwaliteit: zie Hfdst 5.4
Oliehoeveelh.: zie Hfdst 5.4
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Peilplug (1) uitdraaien
Oliepeil tot gat
evt. olie bijvullen (SAE 90) Peilplug (1) indraaien
5.6 Ingaande aandrijving
Afgewerkte olie volgens voorschriften
verwijderen
Olieverversen:
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Olieaftapplug (2) uitdraaien
Olie in een geschikte bak opvangen
Olieaftapplug (2) indraaien
Olie bijvullen (3) (Oliepeil tot gat (1))
Oliekwaliteit: zie Hfdst 5.4
Oliehoeveelh.: zie Hfdst 5.4
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Peilplug (1) uitdraaien
Oliepeil tot gat
evt. olie bijvullen (SAE 90)
5.7 Schakelkast
Afgewerkte olie volgens voorschriften
verwijderen
Oliekontrole:
Olieverversen
Oiliekontrole:
V - 7
Onderhoud
EC-189-0
1
2
EC-186-0
1
2
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Olieaftapplug (2) uitdraaien
Olie in een geschikte bak opvangen
Olieaftapplug (2) indraaien
Olie bijvullen (1) (Oliepeil tot gat (1))
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Peilplug (1) uitdraaien
Oliepeil tot gat
evt. olie bijvullen (SAE 90)
5.8 Haakse aandrijving (CRI)
Afgewerkte olie volgens voorschriften
verwijdere
Oliekwaliteit: zie Hfdst 5.4
Oliehoeveelh.: zie Hfdst 5.4
Olieverversen
Oliekontrole:
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Olieaftapplug (2) uitdraaien
Olie in een geschikte bak opvangen
Olieaftapplug (2) indraaien
Olie bijvullen (1) (Oliepeil tot gat (1))
Tijdinterval zie Hfdst 5.4.1
Peilplug (1) uitdraaien
Oliepeil tot gat
evt. olie bijvullen (SAE 90)
5.9 Aandrijving van bovenste
walsen (optie)
Afgewerkte olie volgens voorschriften
verwijderen
Oliekwaliteit: zie Hfdst 5.4
Oliehoeveelh.: zie Hfdst 5.4
Olieverversen:
Oliekontrole:
V - 8
Onderhoud
EC-0-002
EC-0-001
EC-0-003
5.10 Kontrole oliepeil en
olieverversen bij de maaibalk
Lengerichting
Waterpas (1) op twee maaischijven leggen en
richten.
Oliestand peilen
Maaibalk met behulp van een waterpas (1) richten.
Dwarsrichting
Waterpas in rijrichting liggend op de maaibalk
leggen.
Olieniveau moet tot het peilgat komen, evt. olie
bijvullen (SAE 90).
Oliestand peilen
Bescherming laten zakken. Niemand
mag zich bevinden binnen de
invloedsfeer van de maaier.
Motor uitzetten. Verwijder de
contactsleutel.
Maaier even kort laten draaien. Wachten totdat alle
delen volledig tot stilstand zijn gekomen.
Oliepeilplug (1) uit de maaibalk draaien.
Oliepeil voor elk gebruik kontroleren
V - 9
Onderhoud
EC-0-051
Olieverversen op de maaibalk
Gebruik een geschikte olie-opvangbak
Deksel (2), aan de zijkant van de maaibalk,
uitdraaien
Maaibalk hier lager zetten
Olie aftappen
Deksel (2) met een nieuwe pakking monteren.
Olie bij peilplug (1) navullen
Ter kontrole van het oliepeil de maaibalk weer in
horizontale standen richten (zie oliepeilen Hfdst
5.10)
Oliekwaliteit: zie Hfdst 5.4
Oliehoeveelh.: zie Hfdst 5.4
Afgewerkte olie volgens voorschriften
verwijderen!
Let op: Na elke reparatie aan de
maaibalk de stand van de olie peilen.
Olie verversen bij alle transmissies
voor het eerst na 50 bedrijfsuren,
vervolgens elke 200 bedrijfsuren
(echter minstens 1x per jaar.)
V - 10
Onderhoud
Door ze te draaien, kunnen de
maaimessen aan beide zijden worden
gebruikt. Zodra maaimessen ontbreken
of beschadigd zijn, als complete set
vervangen. Hierdoor wordt een
risicovolle onbalans voorkomen.
Ontbrekende en beschadigde maaimessen en maaimeshouders kunnen tot gevaarlijke
bedrijfstoestanden leiden.
Daarom:
maaimessen ten minste 1x per dag
en
borgbouten bij iedere meswissel c.q. na contact met andere voorwerpen controleren.
EC-0-017
min. 14 mm
min. 14 mm
min. 3 mm
Bij iedere meswissel de materiaaldikte
van de borgbouten en bladveer
controleren.
De materiaaldikte van de borgbouten
mag op de zwakste plaats niet minder
dan 14 mm bedragen.
De materiaaldikte van de bladveer mag
op de zwakste plaats niet minder dan
3 mm bedragen.
5.11.2 Schroefsluiting van het mes
Bij iedere meswissel de materiaaldikte
van de borgbouten controleren.
De materiaaldikte van de borgbouten
mag op de zwakste plaats niet minder
dan 14 mm bedragen.
Bij beschadiging of slijtage van de
borgbouten altijd per set per
maaischijf vervangen!
5.11.3 Snelsluiting van het mes
5.11.1 Maaimessen
De boring van het maaimes kan door slijtage breder
worden.
Het maaimes moet uiterlijk worden
vervangen wanneer de slijtagegrens
(zie aanduiding (1) op het maaimes;
maat a kleiner of gelijk aan 7 mm) is
bereikt.
a
EC 253 0
1
Bij beschadiging of slijtage van de
borgbouten altijd per set per
maaischijf vervangen!
5.11 Controle van de meskling en
meshouder
V - 11
Onderhoud
5.11.4 Regelmatige controle van de
bladveren
De bladveren moeten ten minste 1x
per dag c.q. na contact met andere
voorwerpen op beschadigingen
gecontroleerd worden.
De slijtagegrens van de bladveren is
bereikt, als de aanbrengnaad (1) op
een bepaalde plaats weggesleten is.
De bladveren mogen alleen door
originele bladveren van Krone worden
vervangen.
EC 225 0
17mm
min.14mm
min. mm3
11
5.12 Regelmatige controle van de
messchijven c.q. mestrommels
De messchijven c.q. -trommels moeten
ten minste 1x per dag c.q. na contact
met andere voorwerpen op
beschadigingen gecontroleerd wor-
den.
Bij vervormde messchijven c.q. -
trommels mag maat A = 48 mm in geen
geval worden overschreden.
De grens van de slijtage (2) is bereikt
als de minimale materiaaldikte minder
dan 3 mm bedraagt.
Als bij de messchijven c.q. -trommels
vervormingen of slijtage in de vorm van
erosie (2) of vergelijkbaar wordt
gesignaleerd, moeten deze componenten
door originele onderdelen van Krone
worden vervangen.
EC-0-211
A
1
EC-226-0
2
2
5.12.1 Slijtagegrens voor erosie
De messchijven c.q. -trommels mogen
alleen door originele onderdelen van
Krone worden vervangen.
V - 12
Onderhoud
EC-0-006
EC-1-007
34
2
5
Voor de montage het mes (5) tussen slof (2) en
maaischijf (1) steken.
Montagepen (3) vanaf onderen door de slof, door
het mes en de maaischijf steken.
Borgmoer (4) vanaf boven op de montagepen
draaien en goed vast aandraaien. (Aanhaal-
momentent zie Hfdst 5.2)
Deze procedure herhalen voor alle messen, ook die
op de maaitrommels.
Na de montage van de messen de bescherming
weer in goed werkende stand klappen.
De borgmoer (4) voor het vastzetten van
de montagepen mag slechts 1-keer
gebruikt worden.
Speciaalgereedschap (1) {messleutel} tussen
maaischijf (4) en bladveer (3) schuiven en met een
hand naar beneden duwen.
Nieuw mes (2) om de montagepen leggen en de
messleutel weer omhoog laten komen.
5.14 Messen vervangen met mes-
sen-snelsluiting
5.13 Messen vervangen met mes-
sen-boutsluiting
rechtsdraaiende messen Best.-Nr.: 139-889
linksdraaiende messen Best.-Nr.: 139-888
Na de montage van de messen de bescherming
weer in goed werkende stand klappen.
rechtsdraaiende messen Best.-Nr.: 139-889
linksdraaiende messen Best.-Nr.: 139-888
Na het vervangen van messen de goede
montage en de vrij roterende beweeg-
baarheid van de messen kontroleren.
Na vervanging van de messen dienen
de messen (2) en de bladveren (3) op
de meshoudbout (5) op een perfecte
zitting te worden gecontroleerd. De
messen (2) dienen op de
meshoudbout (5) vrij te kunnen bewe-
gen.
V - 13
Onderhoud
EC-0-010
EC-0-012
De smeerintervallen voor de tussenas staan in d
afbeelding hiernaast aangegeven. Verdere informatie
kan gelezen worden in de handleiding die door de
fabrikant geleverd is van en bij de tussenas.
5.16 Smeren
5.16.1 Tussenas
5.15 Stootkanten vervangen
Zwaar beschadigde stootkanten (zie
afb.) moeten meteen vervangen
worden, omdat anders het gevaar
bestaat, dat de maaibalk beschadigd
wordt.
Lasnaad van de oude stootkant openen.
Stootkant demonteren
kontaktvlakken glad maken.
Nieuwe stootkant (3) inpassen.
Aan de bovenkant van de maaibalk bij (1) korte I-
naad lassen ( elk ca. 30 mm).
De kanten (2) mogen niet vastgelast worden.
Aan de onderkant van de maaibalk de stootkant (3)
over de gehele lengte bij (5) met de maaibalk
vastlassen.
De kanten (4) mogen niet vastgelast worden.
Lasstroomsterkte en lasmateriaal
aanpassen aan het materiaal van de
maaibalk en van de stootkant, evt. een
proeflas leggen.
V - 14
Onderhoud
EC-182-1
50h
50h
(CV) (CV)
EC 4013 CV
EC 3210 CV
EC 4013 CV
5.17 Smeerpunten oop de maaier
VI - 1
Overwinteren
Zet het werktuig op een droge plaats weg. Niet in de
omgeving van kunstmest.
Reinig het werktuig grondig, van binnen en van
buiten. Vuil trekt vocht aan, en veroorzaakt roest.
Richt bij het schoonspuiten de harde waterstraal niet
op lagers.
Bewegende delen (scharnieren e.d.) controleren op
soepele beweging, evt. demonteren, reinigen en
slijtage bepalen. Indien noodzakelijk door nieuwe
vervangen.
Alle bewegende punten van olie voorzien !
Werktuig goed afsmeren
6. Overwinteren
Beschermbuizen van de tussenassen invetten, om
vastvriezen te voorkomen.
Lakschades verhelpen en blanke delen met een anti-
roestmiddel conserveren.
Om de banden te ontlasten de werktuig op bokken
plaatsen. Bescherm de banden tegen invloeden van
buitenaf zoals olie, vet, zon UV straling enz.
Maak een lijst van alle benodigde onderdelen en
bestel deze op tijd. Voor u en uw KRONE handelaar
is het beter om de delen buiten het hoogseizoen te
bestellen en te monteren.Zo is uw werktuig voor het
nieuwe seizoen weer eenvoudig gereed.
VI - 2
Overwinteren
VII - 1
Weer ingebruikname
De voor de conservering gebruikte vetten en olie
verwijderen.
De in het hoofdstuk onderhoud aangegeven
maatregelen volledig uitvoeren.
Sipkoppeling luchten, om aan elkaar kleven van de
frictieplaten te vermijden.
De handleiding nogmaals goed lezen.
7 Weer ingebruikname
7.1 Speciale veiligheidsinstructies
Afstelwerkzaaamheden-, onderhoud- en reparatiewerkzamheden en reiniging uitsluitend
uitvoeren bij stilstaand werktuig. Motor uitzetten. Contactsleutel verwijderen. Trekker tegen
wegrollen blokkeren.
Na werkzaamheden aan het werktuig alle beschermingen, kleden en soortgelijke, weer goed
werkend monteren.
Huidkontakt met olie en vet vermijden.
Bij verwondingen door uittredende olie meteen een arts consulteren.
Volg alle veiligheidsvoorschriften volledig op, om verwondingen en ongevallen te voorkomen.
7.3 Slipkoppeling
Ingrepen in de veiligheidskoppeling
veranderen het beveiligende koppel. Dit
leidt onherroepelijk tot verlies van alle
garantieaanspraken!
Er mogen uitsluitend originele-Krone-
onderdelen gebruikt worden.
7.2 Algemeen
2
1
KR302336
Voor het eerste gebruik en voor de
oogst, minimaal 1x per jaar, moet de
slipkoppeling gelucht worden. De
koppelingsschijven kunnen met de
aandrukschijf verkleefd zijn.
De slipkoppeling beschermt de trekker en de maaier
tegen beschadigingen. Deze is met een vaste waarde
van het koppel MR ingesteld. Het koppel is op het huis
van de slipkoppeling (2) ingeslagen.
De slipkoppeling luchten
Vier moeren (1) aandraaien. de maaier blokkeren en de
slipkoppling met de hand laten slippen.
Moeren weer losdraaien.
VII - 2
Weer ingebruikname
VIII - 1
Optie
8. Optie
Werkzaamheden betreffende ingebruikname, verzorging, onderhoud en reiniging mogen
uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande en niet draaiende maaier.
Motor uitzetten, verwijder de contactsleutel en voedingsspanning 12 V loskoppelen.
Na beeindiging van voornoemde werkzaamheden alle beschermende delen weer in goed wer-
kende staat monteren. Voorkom huidcontact met olie en vet.
Bij verwondingen, door uittredende olie, altijd meteen een arts raadplegen.
Maaier veilig wegzetten. Maaier en trekker tegen wegrollen beveiligen.
Geheven maaier stevig afsteunen. Kom nooit onder een geheven werktuig.
8.1 Speciale veiligheidsinstructies
Maak u goed vertrouwd met de betekenis
van de volgende pictogrammen. De ernaast
getoonde tekst en de gekozen plaats van
aanbrenging geven veel aanwijzingen over de
speciale gevaarlijke punten aan en op het
werktuig.
8.3 Dwarsafvoer
De KRONE dwarsafvoer is met alle
veiligheidsvoorzieningen (beschermingen) uitgerust.
Niet alle gevaarlijke delen aan dit werktuig kunnen
echter, met het oog op het behouden van de werking,
volledig beveiligd worden. Op het werktuig vindt u
aanduidingen voor gevaar, die betrekking hebben op
deze overblijvende gevaarlijke punten.
De aanduidingen voor gevaar zijn uitgevoerd in de vorm
van pictogrammen.
Over de plaats van deze waarschuwende pictogrammen,
en hun betekenis volgt nu informatie.
8.2 Sloffen voor grotere
stoppellengte
Met hoogsnijglijders kan de snijhoogte worden verhoogd
(zie hoofdstuk 4.3. Instelling van de snijhoogte)
Daarvoor worden de hoogsnijglijders (3) in glijrails (2)
gestoken en vastgeschroefd.
De hoge sloffen moeten steeds onder die maaischijf
gemonteerd worden, die naast een maaitrommel draaien.
1
3
EC-192-1
2
VIII - 2
Optie
112
3
EC-190-1
4
8.4 Plaat van de veiligheidsstickers op het dwarsafvoer
VIII - 3
Optie
3
1
Best.-Nr. 942 200-1 (2x)
Gevaar door de
sneldraaiende transportband
Best.-Nr. 939 472-1 (1x)
Gevaar in de buurt van de
dwarsafvoer
2
Best.-Nr. 939 469-1 (1x)
Kom niet in de buurt van de geheven dwarsafvoer.
Houdt afstand.
Meer veiligheidsstickers op de maaier:
zie hfdst 2
4
Best.-Nr. 942 196-1 (2x)
Grijp nooit in of bij
gevaarlijke delen, zolang
daar delen zich nog kunnen
bewegen.
VIII - 4
Optie
23
EC-191-0
1
3
40
942 320-0 (2x) 600 mm 2939 145-1 (1x) 40 km/h
939 218-1 (1x) 25 km/h
40
924 634-0 (2x)
3
1
8.5 Plaats van de algemene veiligheidsstickers op het dwarsafvoer
Meer veiligheidsstickers op de maaier:
zie hfdst 2
VIII - 5
Optie
8.7 Instelling en onderhoud
8.6 Algemeen
De EasyCut 3210 CV biedt de mogelijkheid om een
dubbel zwad te vormen. De dwarsafvoerband wordt
hiervoor uit de bovenste stand naar beneden achter de
kneuzer gezwenkt. Hiermee wordt tegelijkertijd automa-
tisch de aandrijving van de transportband ingeschakeld.
De snelheid van de transportband wordt met een
draaipotentiometer (3) vooraf ingesteld. Deze instelling
bepaalt de werpkracht (dus werplengte) van het
gemaaide materiaal. Moet een enkel zwad gevormd gaan
worden, dan moet de dwarsafvoerband weer omhoog
gezwenkt worden, van de kneuzer weg. De
transportband wordt dan automatisch uitgeschakeld.
Voor het transport moet de
dwarsafvoerband in onderste (werken-
de) stand gebracht zijn.
8.7.1 Regeling snelheid van de
transportband
Met de draaipotentiometer (3) kan de snelheid van de
transportband worden ingesteld.
Rechtsom = sneller
Linksom = langzamer
8.6.1 Hydraulisch systeem
De hydraulische leidingen worden aangesloten zoals
beschreven in het hoofdstuk „Aansluiting van de hydrau-
lische leidingen“.
Stuurapparaat (3) enkelwerkend (geel) beweegt de
dwarsafvoerband omhoog of omlaag.
3
2
1
EC400026
VIII - 6
Optie
4
EC-202-0
3
a
a
EC810040
8.7.2 Instelling transportband
De transportband moet op een uitzetting van ca. 0,6 %
zijn gespannen.
Hiervoor:
de lagerschroeven (4) rechts en links op de
transportband losdraaien.
met de stelbouten (3) rechts en links de
transportband ontspannen.
de markeringen in een afstand van a = 1000 mm op
de transportband aanbrengen.
met de stelbouten (3) de transportband zover spannen
tot de markeringen een maat van a = 1006 mm
hebben.
de lagerschroeven (4) rechts en links vast trekken.
(zie hoofdstuk „Onderhoud: Aandraaimomenten“)
VIII - 7
Optie
Maschinenfabrik
Bernard Krone GmbH
Heinrich-Krone-Straße 10, D-48480 Spelle
Postfach 11 63, D-48478 Spelle
Phone +049 (0) 59 77/935-0
Fax +049 (0) 59 77/935-339
Internet: http://www.krone.de
. . . konsequent, kompetent
12-Aug-2008
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64

Krone BA EasyCut 3210 CV/CRI, 4013 CV Handleiding

Type
Handleiding