Genius BRAIN03 BRAIN04 Handleiding

Type
Handleiding
71
NEDERLANDS
CE-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
Fabrikant: GENIUS S.p.A.
Adres: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - Bergamo - ITALIE
Verklaart dat: De elektronische apparatuur mod. BRAIN 03
in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen:
2006/95/EG Laagspanningsrichtijn.
2004/108/EG richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit./EG richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit.
Aanvullende opmerking:
Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door GENIUS S.p.A. vervaardigde producten).
Grassobbio, 01 september 2008
De Algemeen Directeur
D. Gianantoni
Opmerkingen voor het lezen van de instructies
Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product.
Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische
systeem in goede staat te houden.
Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product.
INHOUDSOPGAVE
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN pag.72
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.72
3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.72
4. LAY-OUT KAART pag.73
5. AANSLUITINGEN EN WERKING pag.73
5.1. KLEMMENBORD CN1 pag.73
5.2. KLEMMENBORD CN2 pag.74
5.3. KLEMMENBORD CN3 pag.75
5.4. KLEMMENBORD CN4 pag.76
6. INVOEREN ONTVANGERKAART VOOR RADIOAFSTANDSBEDIENING pag.77
7. WERKING VAN DE DIPSCHAKELAARS pag.78
8. CONTROLELEDS pag.78
9. WERKING VAN HET DISPLAY pag.79
10. AFSTELLEN VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS pag.79
11. PROGRAMMERING pag.80
12. WERKING VAN DE ELEKTRONISCHE KOPPELING pag.81
13. ZEKERINGEN pag.81
14. BEDRIJFSLOGICA’S pag.82
15. BEVESTIGING KAART pag.84
72
NEDERLANDS
ELEKTRONISCHE APPARATUUR 24Vdc VOOR VLEUGELPOORTEN
GEBRUIKSAANWIJZING - INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN
Deze besturingseenheid van 24Vdc voor vleugelpoorten biedt uitstekende prestaties en een groot aantal instellingen,
met vertragingen bij het openen en sluiten, de mogelijkheid één of twee motoren, de eindschakelaars voor het openen
en sluiten, en twee TIMECODERS te beheren.
Een geavanceerde elektrische controle bewaakt constant het vermogenscircuit en grijpt in, door de besturingseenheid
te blokkeren, in geval van storingen die maken dat de elektronische koppeling niet goed werkt.
De parameters en werkingslogica’s worden ingesteld en weergegeven op een handige LC-display, die tijdens de
normale werking de status van de poort weergeeft. De werkingstijden worden ingesteld door middel van een zelflerende
procedure tijdens de programmeerfase.
De waterdichte houder biedt plaats voor de centrale, de ringtransformator en eventuele (optionele) bufferbatterijen,
met de eigenschappen en afmetingen die in de onderstaande tabel zijn beschreven.
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Voedingsspanning van de transformator 230/115 Vac (+6 -10%) - 50/60 Hz.
Voedingsspanning van de besturingseenheid 24 Vac (+6 -10%) - 50/60 Hz.
Opgenomen vermogen 3 W
Max. belasting motor 70 W x 2
Max. belasting accessoires 24Vdc 500mA
Max. belasting waarschuwingslamp / externe verlichting 24Vdc 15W max.
Omgevingstemperatuur -20°C +50°C
Beveiligingszekeringe 4 (3 zelfherstellend)
Bedrijfslogica’s
Automatisch / Automatisch stap voor stap /
Halfautomatisch /Halfautomatisch stap voor stap /
Appartementencomplex
Openings-/sluitingstijd Zelflerend in de programmeerfase
Pauzetijd Zelflerend in de programmeerfase
Duwkracht Vier niveaus, instelbaar d.m.v. display
Vertragingen Tijdens openen en sluiten
Ingangen op klemmenblok
Voeding 24Vac, Voeding batterijen, Encoder, Volledige
opening, Opening voetgangers, Beveiligingen voor
het openen, Beveiligingen voor het sluiten, Stop
Eindschakelaar voor het openen, Eindschakelaar voor
het sluiten
Connector voor radio 5-pins snelconnector voor ontvanger
Uitgangen op klemmenblok
Voeding accessoires 24Vdc , Motoren 24Vdc, Verlichting /
Waarschuwingslamp 24Vdc Elektroslot 12Vdc/ac
Afmetingen kaart 165 x 130 mm.
Eigenschappen ringtransformator 230Vac prim. 230Vac sec. 22Vac 120VA
Eigenschappen ringtransformator 115Vac prim. 115Vac sec. 20Vac 120VA
Eigenschappen optionele batterijen 2V 4Ah afmetingen: 90 x 70 x 108 mm.
Eigenschappen houder voor buiten 306 x 225 x 130 mm. - IP55
Afhankelijk van de netspanning kunnen er verschillende uitgangswaarden zijn op de spanning van 24Vac.
Voorafgaand aan de inbedrijfstelling moet altijd de uitgangsspanning van de transformator worden
gecontroleerd. Deze mag niet hoger zijn van 26Vac, zowel bij een voeding van 230Vac als bij 115Vac. De
spanning moet onbelast worden gemeten, d.w.z. met de transformator gevoed en losgekoppeld van de
kaart.
3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN
Het is belangrijk voor de veiligheid van personen, dat alle waarschuwingen en instructies in dit boekje nauwgezet
in acht worden genomen. Als het product verkeerd wordt geïnstalleerd of gebruikt, kan dit ernstig persoonlijk
letsel tot gevolg hebben.
Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst
Controleer of er stroomopwaarts van de installatie een geschikte differentieelschakelaar aanwezig is, zoals
voorgeschreven door de geldende regelgeving, en zorg voor een alpolige magneetthermische schakelaar op de
voedingslijn.
Gebruik geschikte harde en/of flexibele buizen bij het aanleggen van de elektriciteitskabels.
Houd de laagspanningskabels voor de aansluiting van de accessoires altijd gescheiden van de voedingskabels van
115/230V. Gebruik verschillende beschermingsmantels om iedere interferentie te vermijden.
De voedingskabels tussen de besturingseenheid en de motoren mogen niet langer zijn dan 10 m, en ze moeten
een doorsnede hebben van 2.5 mm
2
.
Raadpleeg paragraaf 15 om de verschillende onderdelen in de waterdichte behuizing te bevestigen.
73
NEDERLANDS
4. LAY-OUT KAART
5. AANSLUITINGEN EN WERKING
5.1. KLEMMENBORD CN1
5.1.1. Voeding 22V
Klemmen VAC VAC”. Ingang waarop de secundaire wikkeling van de transformator moet worden aangesloten
24Vac 50/60 Hz. De aanwezigheid van netspanning via. de transformator wordt gesignaleerd doordat de led POWER”,
onder het klemmenbord, brandt.
5.1.2. BAtterijen
Klemmen + BAT BAT”. Sluit de voedingskabels van de (optionele) bufferbatterijen aan op deze klemmen. De
besturingseenheid is uitgerust om de kunnen werken met twee bufferbatterijen met de minimale eigenschappen
weergegeven in de tabel in paragraaf 2. Tijdens de normale werking zorgt de centrale ervoor dat de batterijen
opgeladen blijven, ze treden in werking als de voeding naar de transformator uitvalt.
De voeding op batterijen wordt als een noodsituatie beschouwd, het aantal manoeuvres dat kan worden
uitgevoerd hangt af van de kwaliteit van de batterijen, van de constructie van de te bewegen poort, van
hoeveel tijd er is verstreken sinds de netvoeding is uitgevallen, enz. enz..
Neem de voedingspolen van de batterijen in acht.
ONDERDELEN
CN1 Klemmenbord voeding
CN2 Klemmenbord uitgangen
CN3 - CN4 Klemmenborden ingangen
CN5 Aansluiting ontvanger
P1 - P2 Programmeerknoppen
RESET Resetknoppen
F1 Veiligheidszekering voeding
F2 - F3 - F4 Zelfherstellende zekeringen
DP1 Dipschakelaar
LCD Weergavedisplay
POWER Led netspanning aanwezig
FCC1 Signaleringsled ingang FCC1
FCA1 Signaleringsled ingang FCA1
FCC2 Signaleringsled ingang FCC2
FCA2 Signaleringsled ingang FCA2
STOP Signaleringsled ingang STOP
FSW CL Signaleringsled ingang FSW CL
FSW OP Signaleringsled ingang FSW OP
ONDERDELEN
CN1 Klemmenbord voeding
CN2 Klemmenbord uitgangen
CN3 - CN4 Klemmenborden ingangen
CN5 Aansluiting ontvanger
P1 - P2 Programmeerknoppen
RESET Resetknoppen
F1 Veiligheidszekering voeding
F2 - F3 - F4 Zelfherstellende zekeringen
DP1 Dipschakelaar
LCD Weergavedisplay
POWER Led netspanning aanwezig
FCC1 Signaleringsled ingang FCC1
FCA1 Signaleringsled ingang FCA1
FCC2 Signaleringsled ingang FCC2
FCA2 Signaleringsled ingang FCA2
STOP Signaleringsled ingang STOP
FSW CL Signaleringsled ingang FSW CL
FSW OP Signaleringsled ingang FSW OP
74
NEDERLANDS
5.1.3. Accessoires
Klemmen “+24V – -24V”. Op deze klemmen moeten de voedingskabels van de accessoires worden aangesloten.
De maximale belasting van de accessoires bedraagt 500 mA.
De uitgang van deze klemmen heeft gelijkstroom, neem bij de voeding van de accessoires de polen in acht.
5.1.4. AArde
Klem “ “. Op deze klem moet de aardingskabel van de besturingseenheid worden aangesloten.
Deze aansluiting is absoluut noodzakelijk om de besturingseenheid correct te laten werken.
5.2. KLEMMENBORD CN2
5.2.1. motorreductor 1
Klemmen “APM1 – CHM1”. Sluit bij constructies met twee vleugels op deze klemmen de motorreductor aan die op de
eerst bewegende vleugel is gemonteerd. Bij constructies met één vleugel moet de motorreductor op deze klemmen
worden aangesloten. De maximale belasting van de motorreductor bedraagt 70W.
5.2.2. motorreductor 2
Klemmen “APM2 – CHM2”. Sluit bij constructies met twee vleugels op deze klemmen de motorreductor aan die op de
laatst bewegende vleugel is gemonteerd. Bij constructies met één vleugel worden deze klemmen niet gebruikt. De
maximale belasting van de motorreductor bedraagt 70W.
5.2.3. elektroslot
Klemmen ELS – ELS”. Op deze klemmen moet het eventuele elektroslot met voeding 12Vdc/ac worden aangesloten.
Om het elektroslot makkelijker uit het slot los te krijgen, kan, door de parameter Fte activeren, de “drukstoot” worden
geactiveerd (zie paragraaf 10).
Bij installaties met twee vleugels moet het elektroslot worden gemonteerd op dezelfde vleugel als die van de
motorreductor 1.
5.2.4. wAArschuwingslAmp / VerlichtingslAmp
Klemmen LAMP LAMP”. Op deze klemmen kan zowel een waarschuwingslamp als een verlichtingslamp worden
aangesloten, beide met voeding 24Vdc maximaal 15W. De werking van deze uitgang wordt gekozen met de parameter
G”, zie paragraaf 10.
Werking van de waarschuwingslamp:
Tijdens de normale werking brandt de waarschuwingslamp alleen wanneer de vleugels in beweging zijn. Als de vleugels
stil staan, zowel open als dicht, is de waarschuwingslamp gedoofd.
Het is raadzaam de waarschuwingslamp vòòr de programmeerfase aan te sluiten, aangezien hij de fasen
daarvan aangeeft.
Gebruik een waarschuwingslamp waarvan de lamp blijft branden, het knipperen wordt beheerd door de
besturingseenheid.
Werking van de verlichting:
De verlichting blijft 90 seconden vanaf het OPEN-impuls branden, en dooft daarna. Gebruik een lamp met een
voeding van max. 24V 15W.
75
NEDERLANDS
5.3. KLEMMENBORD CN3
5.3.1. eindschAkelAAr Voor sluiten motor 1
Klemmen “COMF – FCC1”. Normaal gesloten contact. Dit contact grijpt in door de sluitingsbeweging van motor 1 te
blokkeren. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led FCC1.
5.3.2. eindschAkelAAr Voor openen motor1
Klemmen “COMF FCA1”. Normaal gesloten contact. Dit contact grijpt in door de openingsbeweging van motor 1
te blokkeren. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led FCA1.
5.3.3. eindschAkelAAr Voor sluiten motor 2
Klemmen “COMF – FCC2”. Normaal gesloten contact. Dit contact grijpt in door de sluitingsbeweging van motor 2 te
blokkeren. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led FCC2.
5.3.4. eindschAkelAAr Voor openen motor 2
Klemmen “COMF FCA2”. Normaal gesloten contact. Dit contact grijpt in door de openingsbeweging van motor 2
te blokkeren. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led FCA2.
• Als er geen enkele voorziening wordt aangesloten, moeten de ingangen worden doorverbonden.
• De eindschakelaars mogen niet worden gebruikt als begin van het vertraagde traject.
5.3.5. encoder motor 1
Klem ENC1”. Op deze klem moet het signaal afkomstig van de op de motorreductor 1 geïnstalleerde encoder worden
aangesloten. Zie voor de werking van de encoder en de activering daarvan paragraaf 7.
Als de encoder niet wordt gebruikt, is het absoluut verboden de ingangen door te verbinden.
5.3.6. encoder motor 2
Klem ENC2”. Op deze klem moet het signaal afkomstig van de op de motorreductor 2 geïnstalleerde encoder worden
aangesloten. Zie voor de werking van de encoder en de activering daarvan paragraaf 7.
• Als de encoder niet wordt gebruikt, is het absoluut verboden de ingangen door te verbinden.
• Bij constructies met twee motoren moet de encoder op beide motoren worden geïnstalleerd.
76
NEDERLANDS
5.4. KLEMMENBORD CN4
5.4.1. Volledige opening
Klemmen COM OPEN A”. Normaal open contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever aan (bijv.
drukknop, sleutelschakelaar enz.) die, door het contact te sluiten, een impuls geeft voor volledige opening of sluiting
van de poort. De werking daarvan wordt bepaald door de werkingsparameter “D”, zie paragraaf 10.
• Een impuls voor volledige opening heeft altijd voorrang op de opening voor voetgangers.
• Om meerdere impulsgevers aan te sluiten moeten de voorzieningen parallel worden geschakeld.
5.4.2. opening Voor VoetgAngers
Klemmen COM OPEN B”. Normaal open contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever aan (bijv.
drukknop, sleutelschakelaar enz.) die, door het contact te sluiten, een impuls geeft voor gedeeltelijke opening of sluiting
van de poort. Bij constructies met twee vleugels komt de opening voor voetgangers overeen met de volledige opening
van vleugel 1; bij constructies met slechts één vleugel komt de opening voor voetgangers overeen met ongeveer 30%
van de opgeslagen volledige opening.
• Een impuls voor volledige opening heeft altijd voorrang op de opening voor voetgangers.
• Om meerdere impulsgevers aan te sluiten moeten de voorzieningen parallel worden geschakeld.
5.4.3. stop
Klemmen “COM – STOP”. Normaal gesloten contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsinrichting aan
(drukregelaar, veiligheidslijst, enz.) die, door het contact te openen, de poort onmiddellijk stopt, en daarbij iedere
automatische functie deactiveert. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led STOP”. Alleen met een
volgend impuls voor volledige of gedeeltelijke opening hervat de poort de opgeslagen cyclus.
• Als er geen STOP-voorzieningen worden aangesloten, moet deze ingang worden doorverbonden.
• Om meerdere STOP-commando’s aan te sluiten moeten de voorzieningen in serie worden geschakeld.
5.4.4. Veiligheidsinrichtingen Voor het sluiten
Klemmen “COM – FSW CL”. Normaal gesloten contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening
aan (fotocel, veiligheidslijst, drukregelaar, enz.) die, door het contact te openen, ingrijpt op de sluitbeweging van de
poort, door de beweging om te draaien tot de mechanische eindaanslag of de eindschakelaar is bereikt. De status
van deze ingang wordt gesignaleerd door de led “FSW CL”.
5.4.5. Veiligheidsinrichtingen Voor het openen
Klemmen “COM FSW OP”. Normaal gesloten contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening
aan (fotocel, veiligheidslijst, drukregelaar, enz.) die, door het contact te openen, ingrijpt op de openingsbeweging van
de poort, door de beweging om te draaien tot de mechanische eindaanslag of de eindschakelaar voor het sluiten
is bereikt. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led “FSW OP”.
•Zie voor de correcte aansluiting van de veiligheidsinrichtingen de volgende afbeeldingen:
77
NEDERLANDS
6. INVOEREN ONTVANGERKAART VOOR RADIOAFSTANDSBEDIENING
De besturingseenheid heeft een uitrusting voor een 5-pins radio-ontvanger. Om hem te installeren moet eerst de
elektrische voeding worden uitgeschakeld, en de module in de speciale connector
CN5 op de besturingseenheid worden geplaatst.
Om de ontvanger niet te beschadigen, en dus de goede werking daarvan
onherstelbaar aan te tasten, moet de ontvanger worden aangesloten
met inachtneming van de richting die in de afbeelding hiernaast is
aangegeven.
Volg vervolgens de instructies van de radio-ontvanger om de radioafstandsbediening
op te slaan.
Geen enkele veiligheidsvoorziening aangeslotenGeen enkele veiligheidsvoorziening aangesloten Een paar fotocellen voor het sluitenEen paar fotocellen voor het sluiten
Eén paar fotocellen voor het sluiten en één voor het
openen
Eén paar fotocellen voor het openen, een paar voor
het sluiten en één voor het sluiten en voor het openen
78
NEDERLANDS
7. WERKING VAN DE DIPSCHAKELAARS
De besturingseenheid heeft 6 dipschakelaars waarmee de wijze van obstakelherkenning kan worden gekozen, en
eventueel een functie kan worden geactiveerd waarmee de motor wanneer de eindaanslag voor sluiting is bereikt,
en extra duw geeft. In de volgende tabel zijn de mogelijke combinaties weergegeven:
Dipschakelaar Beschrijving
Obstakelherkenning op grond van de variatie van stoomopname van de
besturingseenheid
Obstakelherkenning d.m.v. encoder. Het gebruik van de encoder garandeert een
grotere veiligheid bij het detecteren van obstakels, en een grotere herhaalbaarheid
van het vertragingspunt.
Voor een correcte werking moeten de mechanische eindaanslagen voor het
openen en sluiten aanwezig zijn, of moeten eindschakelaars in gebruik zijn.
Met de dipschakelaars 5 en 6 in stand OFF stopt de motor, wanneer de eindaanslag
voor het sluiten is bereikt, onmiddellijk.
Door de dipschakelaars 5 en 6 te activeren wordt een extra duur van de motor
geactiveerd. In dit geval vervolgt de motor, als hij eenmaal de eindaanslag voor het
sluiten heeft bereikt, zijn beweging ongeveer 2 seconden, zodat altijd een goede
sluiting van de poort wordt gegarandeerd, en de vleugel geen speling heeft. De twee
dipschakelaars kunnen onafhankelijk van elkaar worden geactiveerd: met dip 5 wordt
de extra duw op motor 1 geactiveerd, en met dip 6 die op motor 2.
Om deze functie te gebruiken moet in ieder geval de eindschakelaar voor het
sluiten in gebruik zijn.
Om de besturingseenheid correct te programmeren, moet deze handeling vòòr de programmeerfase van de
besturingseenheid worden uitgevoerd, aangezien hierdoor de werking daarvan radicaal verandert.
8. CONTROLELEDS
LEDS AAN UIT
POWER Voeding via ringtransformator Voeding op batterijen of geen voeding
FCC1 Eindschakelaar voor sluiten motor 1 niet bezet Eindschakelaar voor sluiten motor 1 bezet
FCA1 Eindschakelaar voor openen motor 1 niet bezet Eindschakelaar voor openen motor 1 bezet
FCC2 Eindschakelaar voor sluiten motor 2 niet bezet Eindschakelaar voor sluiten motor 2 bezet
FCA2 Eindschakelaar voor openen motor 2 niet bezet Eindschakelaar voor openen motor 2 bezet
STOP Stop-commando niet geactiveerd Stop-commando geactiveerd
FSW CL Veiligheidsinrichting voor sluiten niet bezet Veiligheidsinrichting voor sluiten bezet
FSW OP Veiligheidsinrichting voor openen niet bezet Veiligheidsinrichting voor openen bezet
De status van de leds met de poort gesloten, de besturingseenheid gevoed en beide eindschakelaars
geïnstalleerd, is vetgedrukt weergegeven.
• Als er geen eindschakelaars worden gebruikt, moeten de bijbehorende ingangen worden doorverbonden,
de leds FCC1, FCA1, FCC2 en FCA2 moeten branden.
Als er geen STOP-voorzieningen worden aangesloten, moet deze ingang worden doorverbonden, de led
STOP moet branden.
Als er geen veiligheidsinrichtingen worden gebruikt, moeten de bijbehorende ingangen worden
doorverbonden, de leds FSW CL en FSW OP moeten branden.
79
NEDERLANDS
9. WERKING VAN HET DISPLAY
De besturingseenheid is voorzien van een handig display voor de weergave van de bedrijfsparameters en de
programmering daarvan.
Tijdens de normale werking geeft dit display de status van de poort weer. De weergegeven waarden staan in de
volgende tabel:
WEERGEGEVEN
WAARDE
STATUS POORT
- -
Poort in ruststand
O P
Poort gaat open of is open
t c
Poort open in pauze (alleen als de automatische sluiting is geactiveerd)
C L
Poort gaat dicht
10. AFSTELLEN VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS
De bedrijfsparameters van de besturingseenheid worden aangegeven met twee lettertekens: een letter, hoofd- of
kleine letter, en een cijfer. De letter identificeert de paragraaf die wordt gewijzigd, terwijl het cijfer de ingestelde waarde
aangeeft. Als op het display bijvoorbeeld
A2
verschijnt, betekent dit dat de kracht van de motor en de gevoeligheid
van de elektronische koppeling wordt
A
gewijzigd, en dat de waarde op dat moment
2
is.
Alvorens met het instellen van de bedrijfsparameters te beginnen moetent het type werking van de
besturingseenheid met of zonder encoder - (zie paragraaf 6), en de eventuele extra duw worden
gekozen.
Volg de volgende instructies om toegang te krijgen tot het instellen van de bedrijfsparameters:
Schakel, zodra alle noodzakelijke aansluitingen zijn uitgevoerd, de voeding naar de installatie in, en controleer of
alle signaleringsleds zich in de toestand bevinden die in paragraaf 8 is weergegeven.
Het display geeft de waarde “
--
” weer.
Druk de knop P2 in, en houd hem ingedrukt tot op het display de naam en de waarde van de eerste parameter
worden weergegeven.
Druk op toets P1 om de waarde van de parameter te wijzigen.
Druk op toets P2 om naar de volgende parameter te gaan.
Als 60 seconden zijn verstreken zonder dat er een toets is aangeraakt, verlaat de besturingseenheid de regelmodus.
Het is mogelijk de regelmodus handmatig te verlaten, door met de toets P2 door alle parameters te lopen. Wanneer
het display de waarde “
--
” weergeeft, bent u teruggekeerd naar de normale werking.
In de volgende tabel zijn alle instelbare parameters en de toekenbare waarden weergegeven.
DISPLAY BESCHRIJVING
Instellen van de gevoeligheid van de elektronische koppeling en de kracht van de motor.
A1
Kracht motor minimaal, obstakelgevoeligheid hoog
A2
Kracht motor gemiddeld-laag, obstakelgevoeligheid gemiddeld-hoog
A3
Kracht motor gemiddeld-hoog, obstakelgevoeligheid gemiddeld-laag
A4
Kracht motor groot, obstakelgevoeligheid laag
Vertraging vleugel 2: met deze parameter kan het tijdsverschil qua startbeweging tussen de twee vleugels worden gekozen.
b1
0.5 seconden
b2
5 seconden
b3
10 seconden
b4
20 seconden
Automatische sluiting: met deze functie wordt de automatische sluiting van de poort geactiveerd of gedeactiveerd
c0
Gedeactiveerd
c1
Geactiveerd
Werking van het commando OPEN A: deze functie bepaalt het gedrag van de knop OPEN A (volledige opening).
d0
Opent / Sluit / Opent
d1
Opent / Stop / Sluit / Stop
Functie appartementencomplex: als deze functie wordt geactiveerd tijdens de openingsfase van de poort, wordt het
start-commando onderdrukt.
E0
Gedeactiveerd
E1
Geactiveerd
1.
2.
3.
4.
5.
6.
80
NEDERLANDS
DISPLAY BESCHRIJVING
Drukstoot: als deze functie wordt geactiveerd, maakt de vleugel waarop het elektroslot is geïnstalleerd bij ieder
OPEN-impuls een aantal seconden een sluitbeweging. Dit dient om het elektroslot beter uit de het slot los te krijgen.
F0
Gedeactiveerd
F1
Geactiveerd
Verlichting / waarschuwingslamp: met deze parameter kan het type uitgang vanaf de klemmen LAMP – LAMP worden
gekozen, waarbij tussen de waarschuwingslamp en de verlichting kan worden gekozen. LET OP: de maximale belasting
voor deze klemmen is 24Vdc 15W max
G0
Waarschuwingslamp
G1
Verlichting (maximaal 90 seconden ingeschakeld)
Percentage vertragingspunt: met deze parameter kan de lengte van het vertraagde traject worden ingesteld, door te
kiezen tussen de twee ingestelde waarden
H0
40% van de maximale in het geheugen opgeslagen opening
H1
20% van de maximale in het geheugen opgeslagen opening
Snelheid tijdens de vertragingsfase: met deze parameter kan de snelheid van de motor tijdens de vertragingsfase
worden ingesteld, door te kiezen tussen de twee waarden
i0
Hoog
i1
Laag
Werking met eindschakelaars: Als deze functie wordt geactiveerd, is het gebruik van beide eindschakelaars, zowel die
voor het open als die voor het sluiten, op beide motoren (bij constructies met twee motoren) verplicht
L0
Werking zonder eindschakelaars of in tussensituaties (slechts één eindschakelaar geïnstalleerd, of een
eindschakelaar op slechts één van de twee motoren)
L1
Werking met eindschakelaar voor openen en sluiten en op beide motoren geïnstalleerd
Aantal motoren: met deze parameter wordt het type poort gekozen
M1
Poort met één vleugel, slechts één motor aangesloten
M2
Motor met twee vleugels, twee motoren aangesloten
Voorknipperfunctie bij het sluiten: als deze functie vòòr de sluitingsfase wordt geactiveerd, dan begint de
waarschuwingslamp voor te knipperen, om aan te geven dat de poort op het punt staat om te gaan bewegen. Het
voorknipperen duurt ongeveer 1,5 seconden en kan niet worden gewijzigd
n0
Voorknipperfunctie uitgeschakeld
n1
Voorknipperfunctie ingeschakeld
Onmiddellijke sluiting: als deze functie wordt geactiveerd wanneer de poort open in pauze is, en dus bij bedrijfslogica’s
Automatisch, Automatisch stap voor stap of Appartementencomplex, gaat de poort, als men voor de actieve fotocellen
voor het sluiten of voor het openen of sluiten langsgaat, onmiddellijk dicht, zonder te wachten tot de geprogrammeerde
pauzetijd is verstreken
o0
Onmiddellijke sluiting gedeactiveerd
o1
Onmiddellijke sluiting geactiveerd
Commando onmiddellijke sluiting/timer: met deze functie kan het commando voor onmiddellijke sluiting of stilzetten
van de poort worden gegeven met het commando voor volledige opening, OPEN A.
Deze functie is alleen actief in combinatie met bedrijfslogica’s met automatische sluiting van de poort (Automatisch,
Automatisch stap voor stap en Appartementencomplex).
P0
Onmiddellijke sluiting: met de poort open in pauze na een impuls van het commando OPEN A begint de
poort de sluitingsmanoeuvre zonder te wachten tot de pauzetijd is verstreken
P1
Timer-functie: met de poort open in pauze begint de besturingseenheid na een enkele impuls van het
commando OPEN A opnieuw de pauzetijd af te tellen alvorens weer te sluiten. Als het commando OPEN
A ingedrukt wordt gehouden, stopt het aftellen van de pauzetijd en blijft de poort open zo lang als het
commando OPEN A actief is. Wanneer het commando wordt losgelaten, sluit de poort weer nadat de
pauzetijd is verstreken
11. PROGRAMMERING
Alvorens met de programmeerfase te beginnen moet het type werking van de besturingseenheid – met of
zonder encoder - worden gekozen (zie paragraaf 7), en de eventuele extra duw.
Tijdens de programmeerfase slaat de besturingseenheid de mechanische eindaanslagen bij het openen, bij het sluiten,
en de eventuele pauzetijd alvorens weer te sluiten, in het geheugen op.
Ontgrendel de motorreductoren, zet de vleugels half open, vergrendel de aandrijvingen weer.
Schakel de voeding naar de besturingseenheid in en controleer of op het display de waarde -- wordt
weergegeven.
Druk de knop P2 in, en houd hem ingedrukt tot op het display de eerste parameter en de waarde daarvan
worden weergegeven.
Geef een commando OPEN A met een willekeurige inrichting die op deze ingang is aangesloten, het display geeft
de waarde “
Pr
” aan en de vleugels beginnen te bewegen. De eerste manoeuvre die de vleugels uitvoeren moet
een sluitingsbeweging zijn. Als dat niet het geval is, dan moet de beweging van de poort worden stilgezet door op
1.
2.
3.
4.
81
NEDERLANDS
RESET” te drukken. Schakel de spanning uit en draai de draden om van de motor(en) die de openingsbeweging
heeft (hebben) uitgevoerd. Herhaal de programmeerfase vanaf punt 1.
Zodra de mechanische aanslag voor het sluiten is bereikt, maken de motorreductoren een pauze van ongeveer 2
seconden, waarna ze opnieuw beginnen met een manoeuvre voor volledige opening tot de poort de mechanische
aanslag of de eindschakelaar voor opening bereikt.
Als de open positie is bereikt, begint de pauzetijd voor het automatisch sluiten – ook als is deze functie nog niet
geactiveerd - te lopen.
Geef, zodra de gewenste tijd is verstreken, opnieuw een impuls OPEN A en de poort begint de sluitingsfase.
Zodra de aanslag voor het sluiten of de betreffende eindschakelaar is bereikt, is de programmeerfase beëindigd,
en geeft het display de waarde “--” weer.
• Tijdens de hele programmeerfase toont het display de waarde “Pr”.
• Gedurende de hele programmeerfase blijft de waarschuwingslamp branden.
• Gedurende de programmeerfase beweegt de deur op vertraagde wijze.
12. WERKING VAN DE ELEKTRONISCHE KOPPELING
Een zeer belangrijke veiligheidsinrichting; de kalibratie blijft ook op lange termijn constant zonder aan slijtage onderhevig
te zijn. Zij is zowel bij het sluiten als bij het openen actief, wanneer zij ingrijpt wordt de beweging van de poort omgekeerd
zonder de automatische sluiting uit te schakelen, als deze ingeschakeld is.
Als deze inrichting tijdens de sluitingsbeweging meerdere malen achter elkaar ingrijpt, gaat de besturingseenheid over
op STOP, waarmee ieder automatisch commando wordt gedeactiveerd. Dit is omdat als zij meerdere malen achter
elkaar ingrijpt, dit betekent dat het obstakel aanwezig blijft en iedere manoeuvre gevaarlijk zou kunnen zijn. Om de
normale werking te hervatten moet de gebruiker een OPEN A- / OPEN B-impuls geven.
13. ZEKERINGEN
ZEKERING BEVEILIGING ZEKERING BEVEILIGING ZEKERING BEVEILIGING ZEKERING BEVEILIGING
F1=T10A
250V - 5x20
Voeding
24Vac
F2=
Zelfherstel-
lend
Voeding
accessoires
F3=
Zelfherstel-
lend
Uitgang bat-
terijenlader
F4=
Zelfherstel-
lend
Uitgang
waarschuwin-
gslamp
5.
6.
7.
8.
82
NEDERLANDS
14. BEDRIJFSLOGICA’S
Logica “A” Automatisch C=1 d=0 E=0
Status poort
Impulsen
Open A Open B Stop
Veiligheidsinrichtingen openen
Veiligheidsinrichtingen sluiten
Veiligheidsinrichting OP/SL
Gesloten
Opent de poort en
sluit hem weer na een
pauzetijd
Opent de poort
gedeeltelijk en sluit hem
weer na een pauzetijd
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geopend in pauze
P=0 Sluit onmiddellijk
P=1 Pauzetijd begint
opnieuw te lopen, als
hij ingedrukt wordt
gehouden wordt de
beweging van de poort
geblokkeerd, als hij wordt
losgelaten sluit de poort
na de pauzetijd
Sluit de poort onmiddellijk Blokkeert de werking Geen effect
O=0 als bij het vrijkomen de pauzetijd is verstreken,
sluit hij na 5 seconden, en andersom sluit hij na het
verstrijken van de pauzetijd
O=1 als bij het vrijkomen de pauzetijd is verstreken,
sluit hij na 5 seconden, en andersom sluit hij
onmiddellijk
Wordt gesloten
Keert de beweging van
de poort om
Geen effect Blokkeert de werking Geen effect Keert de beweging om
Blokkeert de werking en
keert de beweging om
zodra hij vrij komt
Wordt geopend
Keert de beweging van
de poort om
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging van
de poort om
Geen effect
Blokkeert de werking en
keert de beweging om
zodra hij vrij komt
Logica ”AP” Automatisch stap voor stap C=1 d=1 E=0
Status poort
Impulsen
Open A Open B Stop
Veiligheidsinrichtingen openen
Veiligheidsinrichtingen sluiten
Veiligheidsinrichting OP/SL
Gesloten
Opent de poort en
sluit hem weer na een
pauzetijd
Opent de poort
gedeeltelijk en sluit hem
weer na een pauzetijd
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geopend in pauze
P=0 Sluit onmiddellijk
P=1 Pauzetijd begint
opnieuw te lopen, als
hij ingedrukt wordt
gehouden wordt de
beweging van de poort
geblokkeerd, als hij wordt
losgelaten sluit de poort
na de pauzetijd
Sluit de poort onmiddellijk Blokkeert de werking Geen effect
O=0 als bij het vrijkomen de pauzetijd is verstreken,
sluit hij na 5 seconden, en andersom sluit hij na het
verstrijken van de pauzetijd
O=1 als bij het vrijkomen de pauzetijd is verstreken,
sluit hij na 5 seconden, en andersom sluit hij
onmiddellijk
Wordt gesloten
Stopt de beweging van
de poort, bij de volgende
impuls gaat hij open
Geen effect Blokkeert de werking Geen effect Keert de beweging om
Blokkeert de werking en
keert de beweging om
zodra hij vrij komt
Wordt geopend
Stopt de beweging van
de poort, bij de volgende
impuls gaat hij dicht
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging van
de poort om
Geen effect
Blokkeert de werking en
keert de beweging om
zodra hij vrij komt
83
NEDERLANDS
Logica “E” Halfautomatisch C=0 d=0 E=0
Status poort
Impulsen
Open A Open B Stop
Veiligheidsinrichtingen openen
Veiligheidsinrichtingen sluiten
Veiligheidsinrichting OP/SL
Gesloten Opent de poort
Opent de poort
gedeeltelijk
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geopend Sluit de poort Sluit de poort
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Wordt gesloten
Keert de beweging van
de poort om
Geen effect Blokkeert de werking Geen effect
Keert de beweging van
de poort om
Blokkeert de werking en
keert de beweging om
zodra hij vrij komt
Wordt geopend
Keert de beweging van
de poort om
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging van
de poort om
Geen effect
Blokkeert de werking en
keert de beweging om
zodra hij vrij komt
Logica “EP” Halfautomatisch stap voor stap C=0 d=1 E=0
Status poort
Impulsen
Open A Open B Stop
Veiligheidsinrichtingen openen
Veiligheidsinrichtingen sluiten
Veiligheidsinrichting OP/SL
Gesloten Opent de poort
Opent de poort
gedeeltelijk
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geopend Sluit de poort Sluit de poort
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Wordt gesloten
Stopt de beweging van
de poort, bij de volgende
impuls gaat hij open
Geen effect Blokkeert de werking Geen effect
Keert de beweging van
de poort om
Blokkeert de werking en
keert de beweging om
zodra hij vrij komt
Wordt geopend
Stopt de beweging van
de poort, bij de volgende
impuls gaat hij dicht
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging van
de poort om
Geen effect
Blokkeert de werking en
keert de beweging om
zodra hij vrij komt
Logica “D” Appartementencomplex C=1 d=0 E=1
Status poort
Impulsen
Open A Open B Stop
Veiligheidsinrichtingen openen
Veiligheidsinrichtingen sluiten
Veiligheidsinrichting OP/SL
Gesloten
Opent de poort en
sluit hem weer na een
pauzetijd
Opent de poort
gedeeltelijk en sluit hem
weer na een pauzetijd
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geen effect
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Geopend in pauze
P=0 Sluit onmiddellijk
P=1 Pauzetijd begint opnieuw
te lopen, als hij ingedrukt wordt
gehouden wordt de beweging
van de poort geblokkeerd, als
hij wordt losgelaten sluit de
poort na de pauzetijd
Sluit de poort onmiddellijk Blokkeert de werking Geen effect
O=0 als bij het vrijkomen de pauzetijd is verstreken,
sluit hij na 5 seconden, en andersom sluit hij na het
verstrijken van de pauzetijd
O=1 als bij het vrijkomen de pauzetijd is verstreken,
sluit hij na 5 seconden, en andersom sluit hij
onmiddellijk
Wordt gesloten
Keert de beweging van
de poort om
Geen effect Blokkeert de werking Geen effect
Keert de beweging van
de poort om
Blokkeert de werking en
keert de beweging om
zodra hij vrij komt
Wordt geopend Geen effect Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging van
de poort om
Geen effect
Blokkeert de werking en
keert de beweging om
zodra hij vrij komt
84
NEDERLANDS
15. BEVESTIGING KAART
De houder voor buiten biedt plaats voor de centrale, de ringtransformator en eventuele (optionele)
bufferbatterijen.
Volg de specifieke instructies om de ringtransformator en de
kaarthouder te monteren.
Volg de volgende instructies om de elektronische kaart te
monteren:
Zet de bijgeleverde afstandsstukken (Ref. a) op de zuiltjes die
met de volgende letters zijn aangegeven: A-C-I-P-Q-G.
Bevestig de kaart met behulp van de bijgeleverde schroeven
(Ref. b).
De afstandsstukken die bij de letters A & P zijn geplaatst
dienen enkel als steun voor de kaart.
Sluit de voor de installatie noodzakelijke kabels aan.
Zie voor de plaatsing en de bekabeling van de batterijen-kit
de bijbehorende instructies.
Als de batterijen-kit wordt gebruikt is het VERPLICHT het
voorgedrukte gat aan de onderkant van de houder
(Ref. a) open te maken, zoals vereist door de geldende
veiligheidsvoorschriften.
1.
2.
3.
4.
GENIUS declina cualquier responsabilidad derivada de un uso impropio o diverso
del previsto.
No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos
inflamables constituye un grave peligro para la seguridad.
Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo establecido
en las Normas EN 12604 y EN 12605.
Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas
nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las
Normas arriba indicadas.
GENIUS no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabricación
de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones que pudieran
intervenir en la utilización.
La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y EN
12445. El nivel de seguridad del automatismo debe ser C+D.
Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar
cualquier intervención en la instalación.
Coloquen en la red de alimentación del automatismo un interruptor omnipolar con
distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja usar
un magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar.
Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor diferencial
con umbral de 0,03 A.
Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten las
partes metálicas del cierre.
El automatismo dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento constituido
por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de intervención
según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10.
Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles áreas
de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplastamiento,
arrastre, corte.
Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa así
como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del bastidor,
además de los dispositivos indicados en el “16”.
GENIUS declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen
funcionamiento del automatismo si se utilizan componentes de la instalación que
no sean de producción GENIUS.
Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales GENIUS
No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del
sistema de automación.
El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funcionamiento
del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el manual de
advertencias que se adjunta al producto.
No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto
durante su funcionamiento.
La aplicación no puede ser utilizada por niños, personas con reducida capacidad
física, mental, sensorial o personas sin experiencia o la necesaria formación.
Mantengan lejos del alcance los niños los radiomandos o cualquier otro emisor de
impulso, para evitar que el automatismo pueda ser accionado involuntariamente.
Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente abierta.
El usuario debe abstenerse de intentar reparar o de intervenir directamente, y
debe dirigirse exclusivamente a personal cualificado GENIUS o a centros de
asistencia GENIUS.
Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe
entenderse como no permitido
DEUTSCH
HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER
ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN
ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten,
sollte die Anleitung aufmerksam befolgt werden. Eine falsche
Installation oder ein fehlerhafter Betrieb des Produktes können
zu schwerwiegenden Personenschäden führen.
Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen
aufmerksam gelesen werden.
Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von
Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt.
Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie nehmen
zu können.
Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen
Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht ausdrücklich
angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen und/oder
eine Gefahrenquelle darstellen.
Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder
nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automation verursacht werden, ab.
Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden: das
Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwiegendes
Sicherheitsrisiko dar.
Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN 12604
und EN 12605 entsprechen.
Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung
eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen
Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten.
Die Firma GENIUS übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten
Ausführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie
bei Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen.
Die Installation muß unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445 erfolgen.
Die Sicherheitsstufe der Automation sollte C+D sein.
Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versorgung
und die Batterie abzunehmen.
Auf dem Versorgungsnetz der Automation ist ein omnipolarer Schalter mit
Öffnungsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber
hinaus wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer
Abschaltung empfohlen.
Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer
Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist.
Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht augeführt wurde. Die
Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden.
Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den
Quetschschutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle
erforderlich, deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10
angegebenen Vorschriften zu überprüfen.
Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz eventueller
Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel
Quetschungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen.
Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen
sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem
Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähnten
Vorrichtungen einzusetzen.
Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störungsfreien
Betriebs der Automation ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt werden,
die nicht im Hause GENIUS hergestellt urden.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
Bei der Instandhaltung sollten ausschlilich Originalteile der Firma GENIUS
verwendet werden.
Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine
Veränderungen vorgenommen werden.
Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des
Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch, das
dem Produkt beigelegt ist, übergeben.
Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmittelbaren
Nähe der Automation aufhalten.
Die Anwendung darf nicht von Kindern, von Personen mit verminderter körperlicher,
geistiger, sensorieller higkeit oder Personen ohne Erfahrungen oder der
erforderlichen Ausbildung verwendet werden.
Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der Reichweite
von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren der Automation
zu vermeiden.
Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei vollständig
geöffnetem Tor erfolgen.
Der Benutzer darf direkt keine Versuche für Reparaturen oder Arbeiten vornehmen
und hat sich ausschlilich an qualifiziertes Fachpersonal GENIUS oder an
Kundendienstzentren GENIUS zu wenden.
Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung
vorgesehen sind, sind nicht zulässig
NEDERLANDS
WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie
zorgvuldig wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief
gebruik van het product kunnen ernstig persoonlijk letsel
veroorzaken.
Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van
het product.
De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik
van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar.
Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst.
Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze
documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt
vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar
kunnen vormen.
GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit
oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem
is bedoeld.
Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwezigheid
van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor de veiligheid.
De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de
bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605.
Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken,
behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht worden
genomen.
GENIUS is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen
zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor
vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik.
De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN 12453 en EN
12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet C+D zijn.
Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voeding
worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld.
Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige
schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt
geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met
meerpolige onderbreking.
Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is
geplaatst met een limiet van 0,03 A.
Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen
delen van het sluitsysteem op aan.
Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen inklemming,
bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan dient echter
te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die worden
vermeld onder punt 10.
De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele
gevaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging,
zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie.
Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken
alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en
sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die
genoemd zijn onder punt “16”.
GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid en de
goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik gemaakt
wordt van componenten die niet door GENIUS zijn geproduceerd.
Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele GENIUS-onderdelen.
Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het automatische
systeem.
De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van het
systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het product
geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen.
De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met lichamelijke,
geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder ervaring of de
benodigde training.
De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met lichamelijke,
geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder ervaring of de
benodigde training. Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in
de buurt van het product terwijl dit in werking is.
Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik
van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan
worden aangedreven.
Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is.
De gebruiker mag zelf geen pogingen ondernemen tot reparaties of andere directe
ingrepen, en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd en geautoriseerd
GENIUS-personeel of een erkend GENIUS-servicecentrum.
Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet toegestaan
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.

Documenttranscriptie

INHOUDSOPGAVE 1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN pag.72 2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.72 3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.72 4. LAY-OUT KAART pag.73 5. AANSLUITINGEN EN WERKING pag.73 5.1. KLEMMENBORD CN1 pag.73 5.2. KLEMMENBORD CN2 pag.74 5.3. KLEMMENBORD CN3 pag.75 5.4. KLEMMENBORD CN4 pag.76 6. INVOEREN ONTVANGERKAART VOOR RADIOAFSTANDSBEDIENING pag.77 7. WERKING VAN DE DIPSCHAKELAARS pag.78 8. CONTROLELEDS pag.78 9. WERKING VAN HET DISPLAY pag.79 10. AFSTELLEN VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS pag.79 11. PROGRAMMERING pag.80 12. WERKING VAN DE ELEKTRONISCHE KOPPELING pag.81 13. ZEKERINGEN pag.81 14. BEDRIJFSLOGICA’S pag.82 15. BEVESTIGING KAART pag.84 CE-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING Fabrikant: GENIUS S.p.A. Adres: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - Bergamo - ITALIE Verklaart dat: De elektronische apparatuur mod. BRAIN 03 • in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen: • 2006/95/EG Laagspanningsrichtijn. • 2004/108������������������������������������������������� /EG richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit. Aanvullende opmerking: Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door GENIUS S.p.A. vervaardigde producten). Grassobbio, 01 september 2008 Opmerkingen voor het lezen van de instructies Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische systeem in goede staat te houden. Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product. 71 NEDERLANDS De Algemeen Directeur D. Gianantoni ELEKTRONISCHE APPARATUUR 24Vdc VOOR VLEUGELPOORTEN GEBRUIKSAANWIJZING - INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN 1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN Deze besturingseenheid van 24Vdc voor vleugelpoorten biedt uitstekende prestaties en een groot aantal instellingen, met vertragingen bij het openen en sluiten, de mogelijkheid één of twee motoren, de eindschakelaars voor het openen en sluiten, en twee TIMECODERS te beheren. Een geavanceerde elektrische controle bewaakt constant het vermogenscircuit en grijpt in, door de besturingseenheid te blokkeren, in geval van storingen die maken dat de elektronische koppeling niet goed werkt. De parameters en werkingslogica’s worden ingesteld en weergegeven op een handige LC-display, die tijdens de normale werking de status van de poort weergeeft. De werkingstijden worden ingesteld door middel van een zelflerende procedure tijdens de programmeerfase. De waterdichte houder biedt plaats voor de centrale, de ringtransformator en eventuele (optionele) bufferbatterijen, met de eigenschappen en afmetingen die in de onderstaande tabel zijn beschreven. 2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN Voedingsspanning van de transformator Voedingsspanning van de besturingseenheid Opgenomen vermogen Max. belasting motor Max. belasting accessoires Max. belasting waarschuwingslamp / externe verlichting Omgevingstemperatuur Beveiligingszekeringe Bedrijfslogica’s Openings-/sluitingstijd Pauzetijd Duwkracht Vertragingen Ingangen op klemmenblok Connector voor radio Uitgangen op klemmenblok Afmetingen kaart Eigenschappen ringtransformator 230Vac Eigenschappen ringtransformator 115Vac Eigenschappen optionele batterijen Eigenschappen houder voor buiten 230/115 Vac (+6 -10%) - 50/60 Hz. 24 Vac (+6 -10%) - 50/60 Hz. 3W 70 W x 2 24Vdc 500mA 24Vdc 15W max. -20°C +50°C 4 (3 zelfherstellend) Automatisch / Automatisch stap voor stap / Halfautomatisch /Halfautomatisch stap voor stap / Appartementencomplex Zelflerend in de programmeerfase Zelflerend in de programmeerfase Vier niveaus, instelbaar d.m.v. display Tijdens openen en sluiten Voeding 24Vac, Voeding batterijen, Encoder, Volledige opening, Opening voetgangers, Beveiligingen voor het openen, Beveiligingen voor het sluiten, Stop Eindschakelaar voor het openen, Eindschakelaar voor het sluiten 5-pins snelconnector voor ontvanger Voeding accessoires 24Vdc , Motoren 24Vdc, Verlichting / Waarschuwingslamp 24Vdc Elektroslot 12Vdc/ac 165 x 130 mm. prim. 230Vac sec. 22Vac 120VA prim. 115Vac sec. 20Vac 120VA 2V 4Ah afmetingen: 90 x 70 x 108 mm. 306 x 225 x 130 mm. - IP55 Afhankelijk van de netspanning kunnen er verschillende uitgangswaarden zijn op de spanning van 24Vac. Voorafgaand aan de inbedrijfstelling moet altijd de uitgangsspanning van de transformator worden gecontroleerd. Deze mag niet hoger zijn van 26Vac, zowel bij een voeding van 230Vac als bij 115Vac. De spanning moet onbelast worden gemeten, d.w.z. met de transformator gevoed en losgekoppeld van de kaart. 3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN Het is belangrijk voor de veiligheid van personen, dat alle waarschuwingen en instructies in dit boekje nauwgezet in acht worden genomen. Als het product verkeerd wordt geïnstalleerd of gebruikt, kan dit ernstig persoonlijk letsel tot gevolg hebben. NEDERLANDS Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst Controleer of er stroomopwaarts van de installatie een geschikte differentieelschakelaar aanwezig is, zoals voorgeschreven door de geldende regelgeving, en zorg voor een alpolige magneetthermische schakelaar op de voedingslijn. Gebruik geschikte harde en/of flexibele buizen bij het aanleggen van de elektriciteitskabels. Houd de laagspanningskabels voor de aansluiting van de accessoires altijd gescheiden van de voedingskabels van 115/230V. Gebruik verschillende beschermingsmantels om iedere interferentie te vermijden. De voedingskabels tussen de besturingseenheid en de motoren mogen niet langer zijn dan 10 m, en ze moeten een doorsnede hebben van 2.5 mm2. Raadpleeg paragraaf 15 om de verschillende onderdelen in de waterdichte behuizing te bevestigen. 72 4. LAY-OUT KAART CN1 CN2 CN3 - CN4 CN5 P1 - P2 RESET F1 F2 - F3 - F4 DP1 LCD POWER FCC1 FCA1 FCC2 FCA2 STOP FSW CL FSW OP ONDERDELEN Klemmenbord voeding Klemmenbord uitgangen Klemmenborden ingangen Aansluiting ontvanger Programmeerknoppen Resetknoppen Veiligheidszekering voeding Zelfherstellende zekeringen Dipschakelaar Weergavedisplay Led netspanning aanwezig Signaleringsled ingang FCC1 Signaleringsled ingang FCA1 Signaleringsled ingang FCC2 Signaleringsled ingang FCA2 Signaleringsled ingang STOP Signaleringsled ingang FSW CL Signaleringsled ingang FSW OP 5. AANSLUITINGEN EN WERKING 5.1. KLEMMENBORD CN1 5.1.1. Voeding 22V 5.1.2. Batterijen Klemmen “+ BAT – BAT”. Sluit de voedingskabels van de (optionele) bufferbatterijen aan op deze klemmen. De besturingseenheid is uitgerust om de kunnen werken met twee bufferbatterijen met de minimale eigenschappen weergegeven in de tabel in paragraaf 2. Tijdens de normale werking zorgt de centrale ervoor dat de batterijen opgeladen blijven, ze treden in werking als de voeding naar de transformator uitvalt. De voeding op batterijen wordt als een noodsituatie beschouwd, het aantal manoeuvres dat kan worden uitgevoerd hangt af van de kwaliteit van de batterijen, van de constructie van de te bewegen poort, van hoeveel tijd er is verstreken sinds de netvoeding is uitgevallen, enz. enz.. Neem de voedingspolen van de batterijen in acht. 73 NEDERLANDS Klemmen “VAC – VAC”. Ingang waarop de secundaire wikkeling van de transformator moet worden aangesloten 24Vac 50/60 Hz. De aanwezigheid van netspanning via. de transformator wordt gesignaleerd doordat de led “POWER”, onder het klemmenbord, brandt. 5.1.3. Accessoires Klemmen “+24V – -24V”. Op deze klemmen moeten de voedingskabels van de accessoires worden aangesloten. De maximale belasting van de accessoires bedraagt 500 mA. De uitgang van deze klemmen heeft gelijkstroom, neem bij de voeding van de accessoires de polen in acht. 5.1.4. Aarde Klem “ “. Op deze klem moet de aardingskabel van de besturingseenheid worden aangesloten. Deze aansluiting is absoluut noodzakelijk om de besturingseenheid correct te laten werken. 5.2. KLEMMENBORD CN2 5.2.1. Motorreductor 1 Klemmen “APM1 – CHM1”. Sluit bij constructies met twee vleugels op deze klemmen de motorreductor aan die op de eerst bewegende vleugel is gemonteerd. Bij constructies met één vleugel moet de motorreductor op deze klemmen worden aangesloten. De maximale belasting van de motorreductor bedraagt 70W. 5.2.2. Motorreductor 2 Klemmen “APM2 – CHM2”. Sluit bij constructies met twee vleugels op deze klemmen de motorreductor aan die op de laatst bewegende vleugel is gemonteerd. Bij constructies met één vleugel worden deze klemmen niet gebruikt. De maximale belasting van de motorreductor bedraagt 70W. 5.2.3. Elektroslot Klemmen “ELS – ELS”. Op deze klemmen moet het eventuele elektroslot met voeding 12Vdc/ac worden aangesloten. Om het elektroslot makkelijker uit het slot los te krijgen, kan, door de parameter “F” te activeren, de “drukstoot” worden geactiveerd (zie paragraaf 10). Bij installaties met twee vleugels moet het elektroslot worden gemonteerd op dezelfde vleugel als die van de motorreductor 1. NEDERLANDS 5.2.4. Waarschuwingslamp / Verlichtingslamp Klemmen “LAMP – LAMP”. Op deze klemmen kan zowel een waarschuwingslamp als een verlichtingslamp worden aangesloten, beide met voeding 24Vdc maximaal 15W. De werking van deze uitgang wordt gekozen met de parameter “G”, zie paragraaf 10. Werking van de waarschuwingslamp: Tijdens de normale werking brandt de waarschuwingslamp alleen wanneer de vleugels in beweging zijn. Als de vleugels stil staan, zowel open als dicht, is de waarschuwingslamp gedoofd. Het is raadzaam de waarschuwingslamp vòòr de programmeerfase aan te sluiten, aangezien hij de fasen daarvan aangeeft. Gebruik een waarschuwingslamp waarvan de lamp blijft branden, het knipperen wordt beheerd door de besturingseenheid. Werking van de verlichting: De verlichting blijft 90 seconden vanaf het OPEN-impuls branden, en dooft daarna. Gebruik een lamp met een voeding van max. 24V 15W. 74 5.3. KLEMMENBORD CN3 5.3.1. Eindschakelaar voor sluiten motor 1 Klemmen “COMF – FCC1”. Normaal gesloten contact. Dit contact grijpt in door de sluitingsbeweging van motor 1 te blokkeren. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led FCC1. 5.3.2. Eindschakelaar voor openen motor1 Klemmen “COMF – FCA1”. Normaal gesloten contact. Dit contact grijpt in door de openingsbeweging van motor 1 te blokkeren. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led FCA1. 5.3.3. Eindschakelaar voor sluiten motor 2 Klemmen “COMF – FCC2”. Normaal gesloten contact. Dit contact grijpt in door de sluitingsbeweging van motor 2 te blokkeren. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led FCC2. 5.3.4. Eindschakelaar voor openen motor 2 Klemmen “COMF – FCA2”. Normaal gesloten contact. Dit contact grijpt in door de openingsbeweging van motor 2 te blokkeren. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led FCA2. • Als er geen enkele voorziening wordt aangesloten, moeten de ingangen worden doorverbonden. • De eindschakelaars mogen niet worden gebruikt als begin van het vertraagde traject. 5.3.5. Encoder motor 1 Klem “ENC1”. Op deze klem moet het signaal afkomstig van de op de motorreductor 1 geïnstalleerde encoder worden aangesloten. Zie voor de werking van de encoder en de activering daarvan paragraaf 7. Als de encoder niet wordt gebruikt, is het absoluut verboden de ingangen door te verbinden. 5.3.6. Encoder motor 2 Klem “ENC2”. Op deze klem moet het signaal afkomstig van de op de motorreductor 2 geïnstalleerde encoder worden aangesloten. Zie voor de werking van de encoder en de activering daarvan paragraaf 7. • Als de encoder niet wordt gebruikt, is het absoluut verboden de ingangen door te verbinden. NEDERLANDS • Bij constructies met twee motoren moet de encoder op beide motoren worden geïnstalleerd. 75 5.4. KLEMMENBORD CN4 5.4.1. Volledige opening Klemmen “COM – OPEN A”. Normaal open contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever aan (bijv. drukknop, sleutelschakelaar enz.) die, door het contact te sluiten, een impuls geeft voor volledige opening of sluiting van de poort. De werking daarvan wordt bepaald door de werkingsparameter “D”, zie paragraaf 10. • Een impuls voor volledige opening heeft altijd voorrang op de opening voor voetgangers. • Om meerdere impulsgevers aan te sluiten moeten de voorzieningen parallel worden geschakeld. 5.4.2. Opening voor voetgangers Klemmen “COM – OPEN B”. Normaal open contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever aan (bijv. drukknop, sleutelschakelaar enz.) die, door het contact te sluiten, een impuls geeft voor gedeeltelijke opening of sluiting van de poort. Bij constructies met twee vleugels komt de opening voor voetgangers overeen met de volledige opening van vleugel 1; bij constructies met slechts één vleugel komt de opening voor voetgangers overeen met ongeveer 30% van de opgeslagen volledige opening. • Een impuls voor volledige opening heeft altijd voorrang op de opening voor voetgangers. • Om meerdere impulsgevers aan te sluiten moeten de voorzieningen parallel worden geschakeld. 5.4.3. Stop Klemmen “COM – STOP”. Normaal gesloten contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsinrichting aan (drukregelaar, veiligheidslijst, enz.) die, door het contact te openen, de poort onmiddellijk stopt, en daarbij iedere automatische functie deactiveert. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led “STOP”. Alleen met een volgend impuls voor volledige of gedeeltelijke opening hervat de poort de opgeslagen cyclus. • Als er geen STOP-voorzieningen worden aangesloten, moet deze ingang worden doorverbonden. • Om meerdere STOP-commando’s aan te sluiten moeten de voorzieningen in serie worden geschakeld. NEDERLANDS 5.4.4. Veiligheidsinrichtingen voor het sluiten Klemmen “COM – FSW CL”. Normaal gesloten contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening aan (fotocel, veiligheidslijst, drukregelaar, enz.) die, door het contact te openen, ingrijpt op de sluitbeweging van de poort, door de beweging om te draaien tot de mechanische eindaanslag of de eindschakelaar is bereikt. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led “FSW CL”. 5.4.5. Veiligheidsinrichtingen voor het openen Klemmen “COM – FSW OP”. Normaal gesloten contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening aan (fotocel, veiligheidslijst, drukregelaar, enz.) die, door het contact te openen, ingrijpt op de openingsbeweging van de poort, door de beweging om te draaien tot de mechanische eindaanslag of de eindschakelaar voor het sluiten is bereikt. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led “FSW OP”. •Zie voor de correcte aansluiting van de veiligheidsinrichtingen de volgende afbeeldingen: 76 Geen enkele veiligheidsvoorziening aangesloten Een paar fotocellen voor het sluiten Eén paar fotocellen voor het sluiten en één voor het openen Eén paar fotocellen voor het openen, een paar voor het sluiten en één voor het sluiten en voor het openen 6. INVOEREN ONTVANGERKAART VOOR RADIOAFSTANDSBEDIENING De besturingseenheid heeft een uitrusting voor een 5-pins radio-ontvanger. Om hem te installeren moet eerst de elektrische voeding worden uitgeschakeld, en de module in de speciale connector CN5 op de besturingseenheid worden geplaatst. Om de ontvanger niet te beschadigen, en dus de goede werking daarvan onherstelbaar aan te tasten, moet de ontvanger worden aangesloten met inachtneming van de richting die in de afbeelding hiernaast is aangegeven. NEDERLANDS Volg vervolgens de instructies van de radio-ontvanger om de radioafstandsbediening op te slaan. 77 7. WERKING VAN DE DIPSCHAKELAARS De besturingseenheid heeft 6 dipschakelaars waarmee de wijze van obstakelherkenning kan worden gekozen, en eventueel een functie kan worden geactiveerd waarmee de motor wanneer de eindaanslag voor sluiting is bereikt, en extra duw geeft. In de volgende tabel zijn de mogelijke combinaties weergegeven: Dipschakelaar Beschrijving Obstakelherkenning op grond van de variatie van stoomopname van de besturingseenheid Obstakelherkenning d.m.v. encoder. Het gebruik van de encoder garandeert een grotere veiligheid bij het detecteren van obstakels, en een grotere herhaalbaarheid van het vertragingspunt. Voor een correcte werking moeten de mechanische eindaanslagen voor het openen en sluiten aanwezig zijn, of moeten eindschakelaars in gebruik zijn. Met de dipschakelaars 5 en 6 in stand OFF stopt de motor, wanneer de eindaanslag voor het sluiten is bereikt, onmiddellijk. Door de dipschakelaars 5 en 6 te activeren wordt een extra duur van de motor geactiveerd. In dit geval vervolgt de motor, als hij eenmaal de eindaanslag voor het sluiten heeft bereikt, zijn beweging ongeveer 2 seconden, zodat altijd een goede sluiting van de poort wordt gegarandeerd, en de vleugel geen speling heeft. De twee dipschakelaars kunnen onafhankelijk van elkaar worden geactiveerd: met dip 5 wordt de extra duw op motor 1 geactiveerd, en met dip 6 die op motor 2. Om deze functie te gebruiken moet in ieder geval de eindschakelaar voor het sluiten in gebruik zijn. Om de besturingseenheid correct te programmeren, moet deze handeling vòòr de programmeerfase van de besturingseenheid worden uitgevoerd, aangezien hierdoor de werking daarvan radicaal verandert. 8. CONTROLELEDS LEDS AAN UIT Voeding via ringtransformator Voeding op batterijen of geen voeding FCC1 Eindschakelaar voor sluiten motor 1 niet bezet Eindschakelaar voor sluiten motor 1 bezet FCA1 Eindschakelaar voor openen motor 1 niet bezet Eindschakelaar voor openen motor 1 bezet FCC2 Eindschakelaar voor sluiten motor 2 niet bezet Eindschakelaar voor sluiten motor 2 bezet FCA2 Eindschakelaar voor openen motor 2 niet bezet Eindschakelaar voor openen motor 2 bezet STOP Stop-commando niet geactiveerd Stop-commando geactiveerd FSW CL Veiligheidsinrichting voor sluiten niet bezet Veiligheidsinrichting voor sluiten bezet FSW OP Veiligheidsinrichting voor openen niet bezet Veiligheidsinrichting voor openen bezet POWER • De status van de leds met de poort gesloten, de besturingseenheid gevoed en beide eindschakelaars geïnstalleerd, is vetgedrukt weergegeven. • Als er geen eindschakelaars worden gebruikt, moeten de bijbehorende ingangen worden doorverbonden, de leds FCC1, FCA1, FCC2 en FCA2 moeten branden. NEDERLANDS • Als er geen STOP-voorzieningen worden aangesloten, moet deze ingang worden doorverbonden, de led STOP moet branden. • Als er geen veiligheidsinrichtingen worden gebruikt, moeten de bijbehorende ingangen worden doorverbonden, de leds FSW CL en FSW OP moeten branden. 78 9. WERKING VAN HET DISPLAY De besturingseenheid is voorzien van een handig display voor de weergave van de bedrijfsparameters en de programmering daarvan. Tijdens de normale werking geeft dit display de status van de poort weer. De weergegeven waarden staan in de volgende tabel: WEERGEGEVEN WAARDE O t C P c L STATUS POORT Poort in ruststand Poort gaat open of is open Poort open in pauze (alleen als de automatische sluiting is geactiveerd) Poort gaat dicht 10. AFSTELLEN VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS De bedrijfsparameters van de besturingseenheid worden aangegeven met twee lettertekens: een letter, hoofd- of kleine letter, en een cijfer. De letter identificeert de paragraaf die wordt gewijzigd, terwijl het cijfer de ingestelde waarde aangeeft. Als op het display bijvoorbeeld “A2” verschijnt, betekent dit dat de kracht van de motor en de gevoeligheid van de elektronische koppeling wordt A gewijzigd, en dat de waarde op dat moment 2 is. Alvorens met het instellen van de bedrijfsparameters te beginnen moetent het type werking van de besturingseenheid – met of zonder encoder - (zie paragraaf 6), en de eventuele extra duw worden gekozen. Volg de volgende instructies om toegang te krijgen tot het instellen van de bedrijfsparameters: 1. Schakel, zodra alle noodzakelijke aansluitingen zijn uitgevoerd, de voeding naar de installatie in, en controleer of alle signaleringsleds zich in de toestand bevinden die in paragraaf 8 is weergegeven. 2. Het display geeft de waarde “--” weer. 3. Druk de knop P2 in, en houd hem ingedrukt tot op het display de naam en de waarde van de eerste parameter worden weergegeven. 4. Druk op toets P1 om de waarde van de parameter te wijzigen. 5. Druk op toets P2 om naar de volgende parameter te gaan. 6. Als 60 seconden zijn verstreken zonder dat er een toets is aangeraakt, verlaat de besturingseenheid de regelmodus. Het is mogelijk de regelmodus handmatig te verlaten, door met de toets P2 door alle parameters te lopen. Wanneer het display de waarde “--” weergeeft, bent u teruggekeerd naar de normale werking. In de volgende tabel zijn alle instelbare parameters en de toekenbare waarden weergegeven. DISPLAY BESCHRIJVING Instellen van de gevoeligheid van de elektronische koppeling en de kracht van de motor. A1 A2 A3 A4 Kracht motor minimaal, obstakelgevoeligheid hoog Kracht motor gemiddeld-laag, obstakelgevoeligheid gemiddeld-hoog Kracht motor gemiddeld-hoog, obstakelgevoeligheid gemiddeld-laag Kracht motor groot, obstakelgevoeligheid laag Vertraging vleugel 2: met deze parameter kan het tijdsverschil qua startbeweging tussen de twee vleugels worden gekozen. b1 b2 b3 b4 0.5 seconden 5 seconden 10 seconden 20 seconden Automatische sluiting: met deze functie wordt de automatische sluiting van de poort geactiveerd of gedeactiveerd Gedeactiveerd Geactiveerd Werking van het commando OPEN A: deze functie bepaalt het gedrag van de knop OPEN A (volledige opening). d0 d1 Opent / Sluit / Opent E0 E1 Gedeactiveerd Opent / Stop / Sluit / Stop Functie appartementencomplex: als deze functie wordt geactiveerd tijdens de openingsfase van de poort, wordt het start-commando onderdrukt. Geactiveerd 79 NEDERLANDS c0 c1 DISPLAY BESCHRIJVING Drukstoot: als deze functie wordt geactiveerd, maakt de vleugel waarop het elektroslot is geïnstalleerd bij ieder OPEN-impuls een aantal seconden een sluitbeweging. Dit dient om het elektroslot beter uit de het slot los te krijgen. F0 F1 Gedeactiveerd G0 G1 Waarschuwingslamp H0 H1 40% van de maximale in het geheugen opgeslagen opening i0 i1 Hoog L1 Werking met eindschakelaar voor openen en sluiten en op beide motoren geïnstalleerd Geactiveerd Verlichting / waarschuwingslamp: met deze parameter kan het type uitgang vanaf de klemmen LAMP – LAMP worden gekozen, waarbij tussen de waarschuwingslamp en de verlichting kan worden gekozen. LET OP: de maximale belasting voor deze klemmen is 24Vdc 15W max Verlichting (maximaal 90 seconden ingeschakeld) Percentage vertragingspunt: met deze parameter kan de lengte van het vertraagde traject worden ingesteld, door te kiezen tussen de twee ingestelde waarden 20% van de maximale in het geheugen opgeslagen opening Snelheid tijdens de vertragingsfase: met deze parameter kan de snelheid van de motor tijdens de vertragingsfase worden ingesteld, door te kiezen tussen de twee waarden Laag Werking met eindschakelaars: Als deze functie wordt geactiveerd, is het gebruik van beide eindschakelaars, zowel die voor het open als die voor het sluiten, op beide motoren (bij constructies met twee motoren) verplicht Werking zonder eindschakelaars of in tussensituaties (slechts één eindschakelaar geïnstalleerd, of een L0 eindschakelaar op slechts één van de twee motoren) Aantal motoren: met deze parameter wordt het type poort gekozen M1 M2 Poort met één vleugel, slechts één motor aangesloten n0 n1 Voorknipperfunctie uitgeschakeld o0 o1 Onmiddellijke sluiting gedeactiveerd Motor met twee vleugels, twee motoren aangesloten Voorknipperfunctie bij het sluiten: als deze functie vòòr de sluitingsfase wordt geactiveerd, dan begint de waarschuwingslamp voor te knipperen, om aan te geven dat de poort op het punt staat om te gaan bewegen. Het voorknipperen duurt ongeveer 1,5 seconden en kan niet worden gewijzigd Voorknipperfunctie ingeschakeld Onmiddellijke sluiting: als deze functie wordt geactiveerd wanneer de poort open in pauze is, en dus bij bedrijfslogica’s Automatisch, Automatisch stap voor stap of Appartementencomplex, gaat de poort, als men voor de actieve fotocellen voor het sluiten of voor het openen of sluiten langsgaat, onmiddellijk dicht, zonder te wachten tot de geprogrammeerde pauzetijd is verstreken Onmiddellijke sluiting geactiveerd Commando onmiddellijke sluiting/timer: met deze functie kan het commando voor onmiddellijke sluiting of stilzetten van de poort worden gegeven met het commando voor volledige opening, OPEN A. Deze functie is alleen actief in combinatie met bedrijfslogica’s met automatische sluiting van de poort (Automatisch, Automatisch stap voor stap en Appartementencomplex). Onmiddellijke sluiting: met de poort open in pauze na een impuls van het commando OPEN A begint de P0 poort de sluitingsmanoeuvre zonder te wachten tot de pauzetijd is verstreken Timer-functie: met de poort open in pauze begint de besturingseenheid na een enkele impuls van het commando OPEN A opnieuw de pauzetijd af te tellen alvorens weer te sluiten. Als het commando OPEN A ingedrukt wordt gehouden, stopt het aftellen van de pauzetijd en blijft de poort open zo lang als het P1 commando OPEN A actief is. Wanneer het commando wordt losgelaten, sluit de poort weer nadat de pauzetijd is verstreken NEDERLANDS 11. PROGRAMMERING Alvorens met de programmeerfase te beginnen moet het type werking van de besturingseenheid – met of zonder encoder - worden gekozen (zie paragraaf 7), en de eventuele extra duw. Tijdens de programmeerfase slaat de besturingseenheid de mechanische eindaanslagen bij het openen, bij het sluiten, en de eventuele pauzetijd alvorens weer te sluiten, in het geheugen op. 1. Ontgrendel de motorreductoren, zet de vleugels half open, vergrendel de aandrijvingen weer. 2. Schakel de voeding naar de besturingseenheid in en controleer of op het display de waarde “--” wordt weergegeven. 3. Druk de knop P2 in, en houd hem ingedrukt tot op het display de eerste parameter en de waarde daarvan worden weergegeven. 4. Geef een commando OPEN A met een willekeurige inrichting die op deze ingang is aangesloten, het display geeft de waarde “Pr” aan en de vleugels beginnen te bewegen. De eerste manoeuvre die de vleugels uitvoeren moet een sluitingsbeweging zijn. Als dat niet het geval is, dan moet de beweging van de poort worden stilgezet door op 80 “RESET” te drukken. Schakel de spanning uit en draai de draden om van de motor(en) die de openingsbeweging heeft (hebben) uitgevoerd. Herhaal de programmeerfase vanaf punt 1. 5. Zodra de mechanische aanslag voor het sluiten is bereikt, maken de motorreductoren een pauze van ongeveer 2 seconden, waarna ze opnieuw beginnen met een manoeuvre voor volledige opening tot de poort de mechanische aanslag of de eindschakelaar voor opening bereikt. 6. Als de open positie is bereikt, begint de pauzetijd voor het automatisch sluiten – ook als is deze functie nog niet geactiveerd - te lopen. 7. Geef, zodra de gewenste tijd is verstreken, opnieuw een impuls OPEN A en de poort begint de sluitingsfase. 8. Zodra de aanslag voor het sluiten of de betreffende eindschakelaar is bereikt, is de programmeerfase beëindigd, en geeft het display de waarde “--” weer. • Tijdens de hele programmeerfase toont het display de waarde “Pr”. • Gedurende de hele programmeerfase blijft de waarschuwingslamp branden. • Gedurende de programmeerfase beweegt de deur op vertraagde wijze. 12. WERKING VAN DE ELEKTRONISCHE KOPPELING Een zeer belangrijke veiligheidsinrichting; de kalibratie blijft ook op lange termijn constant zonder aan slijtage onderhevig te zijn. Zij is zowel bij het sluiten als bij het openen actief, wanneer zij ingrijpt wordt de beweging van de poort omgekeerd zonder de automatische sluiting uit te schakelen, als deze ingeschakeld is. Als deze inrichting tijdens de sluitingsbeweging meerdere malen achter elkaar ingrijpt, gaat de besturingseenheid over op STOP, waarmee ieder automatisch commando wordt gedeactiveerd. Dit is omdat als zij meerdere malen achter elkaar ingrijpt, dit betekent dat het obstakel aanwezig blijft en iedere manoeuvre gevaarlijk zou kunnen zijn. Om de normale werking te hervatten moet de gebruiker een OPEN A- / OPEN B-impuls geven. 13. ZEKERINGEN BEVEILIGING ZEKERING BEVEILIGING ZEKERING BEVEILIGING ZEKERING BEVEILIGING F1=T10A 250V - 5x20 Voeding 24Vac F2= Zelfherstellend Voeding accessoires F3= Zelfherstellend Uitgang batterijenlader F4= Zelfherstellend Uitgang waarschuwingslamp NEDERLANDS ZEKERING 81 82 Wordt geopend Wordt gesloten Geopend in pauze Gesloten Status poort Wordt geopend Wordt gesloten Geopend in pauze Gesloten Status poort Open B Opent de poort gedeeltelijk en sluit hem weer na een pauzetijd Open B Opent de poort gedeeltelijk en sluit hem weer na een pauzetijd P=1 Pauzetijd begint opnieuw te lopen, als hij ingedrukt wordt Sluit de poort onmiddellijk gehouden wordt de beweging van de poort geblokkeerd, als hij wordt losgelaten sluit de poort na de pauzetijd Stopt de beweging van de poort, bij de volgende Geen effect impuls gaat hij open Stopt de beweging van de poort, bij de volgende Geen effect impuls gaat hij dicht Open A Opent de poort en sluit hem weer na een pauzetijd P=0 Sluit onmiddellijk Geen effect Keert de beweging van de poort om Blokkeert de werking Blokkeert de werking Keert de beweging van de poort om Geen effect Geen effect Geen effect Keert de beweging om Onderdrukt de OPEN-commando’s Veiligheidsinrichting OP/SL Keert de beweging om Geen effect Geen effect Keert de beweging van de poort om Blokkeert de werking Blokkeert de werking Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt O=1 als bij het vrijkomen de pauzetijd is verstreken, sluit hij na 5 seconden, en andersom sluit hij onmiddellijk Geen effect O=0 als bij het vrijkomen de pauzetijd is verstreken, sluit hij na 5 seconden, en andersom sluit hij na het verstrijken van de pauzetijd Geen effect Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt O=1 als bij het vrijkomen de pauzetijd is verstreken, sluit hij na 5 seconden, en andersom sluit hij onmiddellijk Blokkeert de werking Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s Veiligheidsinrichting OP/SL O=0 als bij het vrijkomen de pauzetijd is verstreken, sluit hij na 5 seconden, en andersom sluit hij na het verstrijken van de pauzetijd Geen effect Impulsen Veiligheidsinrichtingen openen Veiligheidsinrichtingen sluiten Geen effect (OPEN onderdrukt) Stop Logica ”AP” Automatisch stap voor stap C=1 d=1 E=0 Geen effect Keert de beweging van de poort om Blokkeert de werking Onderdrukt de OPEN-commando’s Impulsen Veiligheidsinrichtingen openen Veiligheidsinrichtingen sluiten Geen effect (OPEN onderdrukt) Stop Logica “A” Automatisch C=1 d=0 E=0 14. BEDRIJFSLOGICA’S P=1 Pauzetijd begint opnieuw te lopen, als hij ingedrukt wordt Sluit de poort onmiddellijk gehouden wordt de beweging van de poort geblokkeerd, als hij wordt losgelaten sluit de poort na de pauzetijd Open A Opent de poort en sluit hem weer na een pauzetijd P=0 Sluit onmiddellijk NEDERLANDS 83 Blokkeert de werking Geen effect Geen effect Geen effect Wordt geopend Blokkeert de werking Blokkeert de werking Geen effect NEDERLANDS Keert de beweging van de poort om Geen effect Keert de beweging van de poort om Onderdrukt de OPEN-commando’s Veiligheidsinrichting OP/SL Veiligheidsinrichting OP/SL Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt Veiligheidsinrichting OP/SL Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt Keert de beweging van de poort om Geen effect Keert de beweging van de poort om Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt O=1 als bij het vrijkomen de pauzetijd is verstreken, sluit hij na 5 seconden, en andersom sluit hij onmiddellijk O=0 als bij het vrijkomen de pauzetijd is verstreken, sluit hij na 5 seconden, en andersom sluit hij na het verstrijken van de pauzetijd Geen effect Geen effect Geen effect Onderdrukt de OPEN-commando’s Impulsen Veiligheidsinrichtingen openen Veiligheidsinrichtingen sluiten Geen effect (OPEN onderdrukt) Stop Keert de beweging van de poort om Open B Opent de poort gedeeltelijk en sluit hem weer na een pauzetijd Geen effect Keert de beweging van de poort om Geen effect Logica “D” Appartementencomplex C=1 d=0 E=1 Blokkeert de werking Wordt gesloten Geopend in pauze Keert de beweging van de poort om Geen effect Impulsen Stop Veiligheidsinrichtingen openen Veiligheidsinrichtingen sluiten Geen effect Onderdrukt de Geen effect (OPEN onderdrukt) OPEN-commando’s Geen effect Onderdrukt de Geen effect (OPEN onderdrukt) OPEN-commando’s Geen effect Sluit de poort Open B Opent de poort gedeeltelijk Blokkeert de werking Open A Opent de poort en sluit hem weer na een pauzetijd Blokkeert de werking Blokkeert de werking P=0 Sluit onmiddellijk P=1 Pauzetijd begint opnieuw te lopen, als hij ingedrukt wordt gehouden wordt de beweging Sluit de poort onmiddellijk van de poort geblokkeerd, als hij wordt losgelaten sluit de poort na de pauzetijd Gesloten Status poort Wordt geopend Wordt gesloten Sluit de poort Geopend Stopt de beweging van de poort, bij de volgende impuls gaat hij open Stopt de beweging van de poort, bij de volgende impuls gaat hij dicht Opent de poort Gesloten Open A Geen effect Keert de beweging van de poort om Wordt geopend Status poort Geen effect Keert de beweging van de poort om Wordt gesloten Impulsen Stop Veiligheidsinrichtingen openen Veiligheidsinrichtingen sluiten Geen effect Onderdrukt de Geen effect (OPEN onderdrukt) OPEN-commando’s Geen effect Onderdrukt de Geen effect (OPEN onderdrukt) OPEN-commando’s Logica “EP” Halfautomatisch stap voor stap C=0 d=1 E=0 Sluit de poort Sluit de poort Geopend Open B Opent de poort gedeeltelijk Opent de poort Open A Logica “E” Halfautomatisch C=0 d=0 E=0 Gesloten Status poort 15. BEVESTIGING KAART De houder voor buiten biedt plaats voor de centrale, de ringtransformator en eventuele (optionele) bufferbatterijen. Volg de specifieke instructies om de ringtransformator en de kaarthouder te monteren. Volg de volgende instructies om de elektronische kaart te monteren: 1. Zet de bijgeleverde afstandsstukken (Ref. a) op de zuiltjes die met de volgende letters zijn aangegeven: A-C-I-P-Q-G. 2. Bevestig de kaart met behulp van de bijgeleverde schroeven (Ref. b). De afstandsstukken die bij de letters A & P zijn geplaatst dienen enkel als steun voor de kaart. 3. Sluit de voor de installatie noodzakelijke kabels aan. 4. Zie voor de plaatsing en de bekabeling van de batterijen-kit de bijbehorende instructies. NEDERLANDS Als de batterijen-kit wordt gebruikt is het VERPLICHT het voorgedrukte gat aan de onderkant van de houder (Ref. a) open te maken, zoals vereist door de geldende veiligheidsvoorschriften. 84 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. GENIUS declina cualquier responsabilidad derivada de un uso impropio o diverso del previsto. No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos inflamables constituye un grave peligro para la seguridad. Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo establecido en las Normas EN 12604 y EN 12605. Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las Normas arriba indicadas. GENIUS no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabricación de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones que pudieran intervenir en la utilización. La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y EN 12445. El nivel de seguridad del automatismo debe ser C+D. Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar cualquier intervención en la instalación. Coloquen en la red de alimentación del automatismo un interruptor omnipolar con distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja usar un magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar. Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor diferencial con umbral de 0,03 A. Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten las partes metálicas del cierre. El automatismo dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento constituido por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de intervención según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10. Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles áreas de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplastamiento, arrastre, corte. Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa así como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del bastidor, además de los dispositivos indicados en el “16”. GENIUS declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen funcionamiento del automatismo si se utilizan componentes de la instalación que no sean de producción GENIUS. Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales GENIUS No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del sistema de automación. El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funcionamiento del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el manual de advertencias que se adjunta al producto. No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto durante su funcionamiento. La aplicación no puede ser utilizada por niños, personas con reducida capacidad física, mental, sensorial o personas sin experiencia o la necesaria formación. Mantengan lejos del alcance los niños los radiomandos o cualquier otro emisor de impulso, para evitar que el automatismo pueda ser accionado involuntariamente. Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente abierta. El usuario debe abstenerse de intentar reparar o de intervenir directamente, y debe dirigirse exclusivamente a personal cualificado GENIUS o a centros de asistencia GENIUS. Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe entenderse como no permitido 19. Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma GENIUS verwendet werden. 20. Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine Veränderungen vorgenommen werden. 21. Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch, das dem Produkt beigelegt ist, übergeben. 22. Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmittelbaren Nähe der Automation aufhalten. 23. Die Anwendung darf nicht von Kindern, von Personen mit verminderter körperlicher, geistiger, sensorieller Fähigkeit oder Personen ohne Erfahrungen oder der erforderlichen Ausbildung verwendet werden. 24. Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren der Automation zu vermeiden. 25. Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei vollständig geöffnetem Tor erfolgen. 26. Der Benutzer darf direkt keine Versuche für Reparaturen oder Arbeiten vornehmen und hat sich ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal GENIUS oder an Kundendienstzentren GENIUS zu wenden. 27. Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung vorgesehen sind, sind nicht zulässig NEDERLANDS WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie zorgvuldig wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief gebruik van het product kunnen ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. DEUTSCH 9. HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN 10. ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten, sollte die Anleitung aufmerksam befolgt werden. Eine falsche Installation oder ein fehlerhafter Betrieb des Produktes können zu schwerwiegenden Personenschäden führen. 12. Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen aufmerksam gelesen werden. Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt. Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie nehmen zu können. Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht ausdrücklich angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen und/oder eine Gefahrenquelle darstellen. Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automation verursacht werden, ab. Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden: das Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwiegendes Sicherheitsrisiko dar. Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN 12604 und EN 12605 entsprechen. Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten. Die Firma GENIUS übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten Ausführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie bei Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen. Die Installation muß unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445 erfolgen. Die Sicherheitsstufe der Automation sollte C+D sein. Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versorgung und die Batterie abzunehmen. Auf dem Versorgungsnetz der Automation ist ein omnipolarer Schalter mit Öffnungsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber hinaus wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer Abschaltung empfohlen. Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist. Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht augeführt wurde. Die Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden. Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den Quetschschutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle erforderlich, deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10 angegebenen Vorschriften zu überprüfen. Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz eventueller Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel Quetschungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen. Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähnten Vorrichtungen einzusetzen. Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störungsfreien Betriebs der Automation ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt werden, die nicht im Hause GENIUS hergestellt urden. 11. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar. Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst. Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar kunnen vormen. GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem is bedoeld. Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwezigheid van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor de veiligheid. De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605. Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken, behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht worden genomen. GENIUS is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik. De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN 12453 en EN 12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet C+D zijn. Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voeding worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld. Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met meerpolige onderbreking. Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is geplaatst met een limiet van 0,03 A. Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen delen van het sluitsysteem op aan. Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen inklemming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan dient echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die worden vermeld onder punt 10. De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele gevaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging, zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie. Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die genoemd zijn onder punt “16”. GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid en de goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik gemaakt wordt van componenten die niet door GENIUS zijn geproduceerd. Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele GENIUS-onderdelen. Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het automatische systeem. De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van het systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het product geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen. De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met lichamelijke, geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder ervaring of de benodigde training. De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met lichamelijke, geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder ervaring of de benodigde training. Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in de buurt van het product terwijl dit in werking is. Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan worden aangedreven. Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is. De gebruiker mag zelf geen pogingen ondernemen tot reparaties of andere directe ingrepen, en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd en geautoriseerd GENIUS-personeel of een erkend GENIUS-servicecentrum. Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet toegestaan
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88

Genius BRAIN03 BRAIN04 Handleiding

Type
Handleiding