SPRINT 03 04

Genius SPRINT 03 04 Handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Genius SPRINT 03 04 Handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
51
NEDERLANDS
Opmerkingen voor het lezen van de instructies
Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product.
Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische
systeem in goede staat te houden.
Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product.
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
Fabrikant: GENIUS S.p.A.
Adres: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - Bergamo - ITALIE
Verklaart dat: De apparatuur mod. SPRINT 03 - SPRINT 04
• in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen:
73/23/EEG en latere wijziging 93/68/EEG.
89/336/EEG en latere wijzigingen 92/31/EEG en 93/68/EEG
Aanvullende opmerking:
Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door GENIUS S.p.A. vervaardigde producten).
Grassobbio, 10-01-2007
De Algemeen Directeur
D. Gianantoni
INHOUDSOPGAVE
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN pag.52
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.5
2
3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.5
2
4. AANSLUITINGEN EN WERKING pag.5
3
4.1. KLEMMENBORD M1 pag.5
3
4.2 KLEMMENBORD M2 pag.5
3
4.3 KLEMMENBORD M3 pag.5
4
4.4 KLEMMENBORD M4 pag.5
4
5. PLAATSING ONTVANGERKAART VOOR AFSTANDSBEDIENING pag.5
4
6. CONTROLELEDS pag.5
4
7. WERKING VAN HET DISPLAY pag.5
5
8. REGELING VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS pag.5
5
9. PROGRAMMERING pag.5
6
10. WERKING VAN DE ELEKTRONISCHE KOPPELING pag.5
6
11. VEILIGHEIDSZEKERINGEN pag.5
6
12. AANSLUITSCHEMA pag.5
7
13. BEDRIJFSLOGICA’S pag.5
8
14. BEVESTIGING KAART pag.6
0
52
NEDERLANDS
ELEKTRONISCHE APPARATUUR VOOR SCHUIFPOORTEN 24 V dc MET
ENCODER EN EINDSCHAKELAARS
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN
Deze centrale bedieningsunit voor schuifpoorten 24V dc met encoder biedt grote prestaties en een groot aantal re-
gelingen, met verlangzamingen bij opening en sluiting, besturing van de motor en de mogelijkheid de eindschakelaars
voor opening en sluiting te beheren.
Een gesofisticeerde elektronische besturing zorgt voor een voortdurende bewaking van het voedingscircuit, en grijpt
in door de besturingsunit te blokkeren in het geval van storingen die de werking van de elektronische koppeling
kunnen beïnvloeden.
De instellingen van de parameters en de bedrijfslogica worden weergegeven op een handig display dat tijdens de
normale werking de status van de poort aangeeft.
Voor de motorvertragingen met ingebouwde besturingsunit (uitvoeringen C) is een houder voor buiten nodig, waarin
de 2 (optionele) bufferbatterijen kunnen worden ondergebracht
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Voedingsspanning van de transformator 230/115 V~ (+6 -10%) - 50/60 Hz.
Voedingsspanning van de besturingsunit 22 V~ (+6 -10%) - 50/60 Hz.
Opgenomen vermogen 3 W
Max. belasting motor 70 W
Max. belasting accessoires 24Vdc 500mA
Max. belasting waarschuwingslamp/verlichting 24Vdc 15W max.
Omgevingstemperatuur -20°C +50°C
Veiligheidszekeringen 3
Bedrijfslogica’s
Automatisch / Automatisch “stap voor stap” / Halfauto-
matisch / Halfautomatisch “stap voor stap” / Gemeen-
schappelijke woonhuizen
Openings-/sluitingstijd Zelfleren in de programmeerfase
Pauzetijd Zelfleren in de programmeerfase
Duwkracht Vier niveaus, instelbaar via display
Verlangzamingen Bij opening en sluiting, tijdens zelfleren
Ingangen op klemmenbord
Voeding 22 V~ / Voeding batterijen / Encoder /Volledige
opening /Opening voetgangers / Veiligheden opening
- sluiting / Stop / Eindschakelaar opening - sluiting
Connector voor radio 5-pins snelconnector
Uitgangen op klemmenbord
Voeding accessoires 24Vdc / Motor 24Vdc / Waarschu-
wingslamp 24Vdc
Afmetingen kaart 127 x 145 mm.
Eigenschappen ringtransformator 230V~ prim. 230V~ / sec. 22V~ / 120VA
Eigenschappen ringtransformator 115V~ prim. 115V~ / sec. 20V~ / 120VA
Eigenschap optionele batterijen 12V - 4 Ah / dimens. 90 x 70 x 108 mm.
Eigenschappen houder voor buiten 306 x 225 x 130 mm. - IP55
Afhankelijk van de netspanning kunnen er verschillende uitgangswaarden zijn op de spanning van 24V~. Vooraf-
gaand aan de inbedrijfstelling moet altijd de uitgangsspanning van de transformator worden gecontroleerd.
Deze mag niet hoger zijn dan 26V~, zowel voor de voeding met 230 V~ als met 115V~. De spanning moet
onbelast worden gemeten, d.w.z. terwijl de transformator gevoed wordt en afgekoppeld is van de kaart.
3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN
Voor de persoonlijke veiligheid is het belangrijk dat alle aanwijzingen en instructies in dit boekje nauwkeurig
worden opgevolgd. Een foutieve installatie of foutief gebruik van het product kan ernstig persoonlijk letsel
veroorzaken.
Controleer of er een geschikte differentieelschakelaar aanwezig is vóór de installatie, zoals voorgeschreven wordt door
de geldende normen, en zorg voor een automatische schakelaar met alpolige uitschakeling op de voedingslijn.
Voor het plaatsen van de elektriciteitskabels moeten geschikte stijve en/of buigzame leidingen worden gebruikt. Houd
de verbindingskabels van de accessoires met laagspanning altijd gescheiden van de 230 V~ voedingskabels.
In de uitvoering met op de motorvertraging gemonteerde besturingsunit, zijn enkele aansluitingen en montages die in
deze instructies worden beschreven (motor, transformator, encoder, enz....) al in de fabriek bekabeld.
In de uitvoering met besturingsunit in de waterdichte houder voor buiten, mag de lengte van de voedingska-
bels tussen de besturingsunit en de motor/encoder niet groter zijn dan 3 m.; gebruik kabels van 2 x 2,5 mm²
voor de motor en 3 x 0,5 mm² voor de encoder en de eindschakelaars (optioneel).
Zie paragraaf 14 voor de bevestiging van de verschillende onderdelen in de waterdichte houder.
53
NEDERLANDS
4. AANSLUITINGEN EN WERKING
4.1. KLEMMENBORD M1
4.1.1 Open A
Klemmen OPEN A - COM 2”. Arbeidscontact. Sluit op deze klemmen een willekeurige voorziening aan (drukknop, sleutelschakelaar,
enz. …) die een commando geeft voor volledige opening van de poort. De werking van dit contact wordt gedefinieerd door de
parameter D.
•Een impuls van OPEN A, volledige opening, heeft altijd voorrang boven OPEN B, gedeeltelijke opening.
•Als u meerdere impulsgevers wilt installeren, moeten de contacten parallel worden aangesloten.
4.1.2 Open B
Klemmen OPEN B - COM 2”. Arbeidscontact. Sluit op deze klemmen een willekeurige voorziening aan (drukknop, sleutelschakelaar,
enz. …) die een commando geeft voor gedeeltelijke opening van de vleugel. De gedeeltelijke opening is niet regelbaar, zij is gelijk
aan 30% van de volledige opening, zoals die is opgeslagen in het geheugen.
• Een impuls van OPEN A, volledige opening, heeft altijd voorrang boven OPEN B, gedeeltelijke opening.
• Als u meerdere impulsgevers wilt installeren, moeten de contacten parallel worden aangesloten.
4.1.3 STOp-cOmmAndO
Klemmen STOP - COM 2”. Rustcontact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening aan (drukknop, sleutel-
schakelaar, enz. …) die de beweging van de poort moet laten stoppen. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door led
DL2STOP”.
• Als er geen STOP-voorzieningen worden aangesloten, moet de ingang worden overbrugd.
• Als u meerdere
STOP-voorzieningen wilt installeren, moeten de rustcontacten in serie worden aangesloten.
4.1.4 Veiligheden Bij SluiTing
Klemmen “FSW CL - COM 2”. Rustcontact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening aan (fotocellen, veilighei-
dslijst, enz. …) die moet ingrijpen op de sluitende beweging van de poort, waarbij de beweging van de poort wordt omgekeerd
tot aan volledige opening, zoals die in het geheugen is opgeslagen. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door led
DL3
FSW-CL”.
• Als er geen veiligheidsvoorzieningen voor de sluitende beweging worden aangesloten, moet de ingang worden over-
brugd.
• Als u meerdere veiligheidsvoorzieningen voor de sluitende beweging wilt installeren, moeten de rustcontacten in serie
worden aangesloten.
4.1.5 Veiligheden Bij Opening
Klemmen FSW OP - COM 2”. Rustcontact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsvoorziening aan (fotocellen, veili-
gheidslijst, enz. …) die moet ingrijpen op de openende beweging van de poort door de beweging van de poort te blokkeren. Bij
deactivering van de veiligheid zal de beweging weer gewoon worden hervat, en wordt de in het geheugen opgeslagen cyclus
uitgevoerd. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door led DL4FSW-OP”.
Als er geen veiligheidsvoorzieningen voor de openende beweging worden aangesloten, moet de ingang worden
overbrugd.
Als u meerdere veiligheidsvoorzieningen voor de openende beweging wilt installeren, moeten de rustcontacten in serie
worden aangesloten.
4.2 KLEMMENBORD M2
4.2.1 encOder
Klemmen “SIG. - -ENC - +ENC”. Gebruik de bij de besturingsunit geleverde encoder. Verbind met de klem “SIG:” het terugwaartse
signaal van de klem “S” van de encoder, verbind met de klem “-ENC” de klem “V-” van de encoder, en met de klem “+ENC” de
klem “V+” van de encoder.
• De besturingsunit kan alleen correct werken als er een encoder wordt gebruikt
Voor de werking van de encoder moet de hierboven beschreven verbinding tussen de klemmen in acht worden
genomen.
4.2.2 eindSchAkelAAr VOOr SluiTing (OpTiOneel)
Klemmen COMF - FCC ”. Rustcontact. Sluit op deze klemmen de eventuele eindschakelaar voor de sluiting aan. Deze grijpt in door
de sluitende beweging van de poort te stoppen. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door led
DL5FCC”.
• Als er geen eindschakelaar voor sluiting wordt gebruikt, moet de ingang worden overbrugd.
54
NEDERLANDS
4.2.3 eindSchAkelAAr VOOr Opening (OpTiOneel)
Klemmen “COMF - FCA ”. Rustcontact. Sluit op deze klemmen de eventuele eindschakelaar voor de opening aan. Deze grijpt in
door de openende beweging van de poort te stoppen. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door led DL6FCA”.
• Als er geen eindschakelaar voor opening wordt gebruikt, moet de ingang worden overbrugd.
4.3 KLEMMENBORD M3
4.3.1 WAArSchuWingSlAmp
Klemmen “LAMP - LAMP”. Gebruik een permanent brandende waarschuwingslamp (het knipperen wordt bepaald door de bestu-
ringsunit) met bedrijfsspanning 24Vdc 15W max. Het is raadzaam de waarschuwingslamp aan te sluiten voordat de besturingsunit
wordt geprogrammeerd, want deze geeft de fasen ervan weer. Zowel bij opening als bij sluiting knippert de lamp vooraf gedurende
1,5 sec. Als de poort open is, is de lamp uit, hij knippert alleen (gedurende maximaal 10 sec.) als de veiligheden bij sluiting worden
geactiveerd, om aan te geven dat er gewerkt wordt in het bewegingsgebied van de poort; vervolgens gaat hij uit, ook als de
veiligheden voor sluiting nog geactiveerd zijn.
4.3.2 mOTOr
Klemmen “CHM1 - APM1”. Sluit op deze klemmen de motor aan met een voeding van 24Vdc 70W max.
4.4 KLEMMENBORD M4
4.4.1 VOeding
Klemmen “VAC - VAC”. Sluit op deze klemmen de draden van de secundaire wikkeling aan die afkomstig zijn van de ringtransfor-
mator, met een spanning van 22V~ 50 Hz. De aanwezigheid van de voeding wordt gesignaleerd door het branden van de led
DL1POWER”.
4.4.2 BATTerijen (OpTiOneel)
Klemmen “+BAT - -BAT”. Sluit op deze klemmen de 2 (optionele) bufferbatterijen aan. Wanneer de besturingsunit wordt gevoed,
zorgt hij ervoor dat de batterijen opgeladen worden. Deze treden in werking op het moment dat er geen voeding van de tran-
sformator meer is.
• Voor de afmetingen en de eigenschappen van de batterijen, zie de gegevens in de tabel van paragraaf 2.
• Voeding door middel van de batterijen dient als een noodsituatie te worden beschouwd. Het aantal manoeuvres dat
uitgevoerd kan worden hangt af van de kwaliteit van de batterijen, van de constructie van de poort (gewicht, lengte,
algemene conditie, enz. …), van de tijd die verstreken is sinds de uitval van de voeding, enz. enz.
Neem de voedingspolen van de batterijen in acht.
4.4.3 AcceSSOireS
Klemmen “+24 - -24”. Uitgang voor de voeding van externe accessoires 24Vdc.
• de maximale belasting van de accessoires bedraagt 500 mA.
4.4.4 AArding
Speciale aardklem of -kabel. Sluit de aarde van het net op 230V~ aan.
• Deze aansluiting is beslist noodzakelijk om de besturingsunit correct te laten werken.
5. PLAATSING ONTVANGERKAART VOOR AFSTANDSBEDIENING
In de besturingsunit kan een 5-pins radio-ontvangstmodule worden ondergebracht. Om deze te installeren moet de elektrische
voeding worden afgekoppeld en moet de module worden aangebracht op de connector M5 in de besturingsunit.
Om de ontvanger niet te beschadigen, waardoor de werking onherroepelijk zou worden aangetast, moet hij worden geplaatst
in de richting die wordt aangegeven in paragraaf 12 (aansluitschema).
Volg vervolgens de aanwijzingen van de radio-ontvanger op om de afstandsbediening in het geheugen op te slaan. Na opslag in
het geheugen werkt de afstandsbediening op dezelfde manier als elke andere bediening op de
START.
6. CONTROLELEDS
LED AAN UIT
DL1 - POWER Besturingsunit gevoed via transformator
Geen voeding of de besturingsunit wordt gevoed
met de bufferbatterijen
DL2 - STOP Commando niet actief Commando geactiveerd
DL3 - FSW-CL Veiligheid niet geactiveerd Veiligheid geactiveerd
DL4 - FSW-OP Veiligheid niet geactiveerd Veiligheid geactiveerd
DL5 - FCC Eindschakelaar sluiting niet geactiveerd Eindschakelaar sluiting geactiveerd
DL6 - FCA Eindschakelaar opening niet geactiveerd Eindschakelaar opening geactiveerd
Indien vet gedrukt, geeft de status van de leds aan dat de poort gesloten is, de besturingsunit wordt gevoed via de
transformator, en de eindschakelaars zijn aangesloten.
Als er geen eindschakelaars worden gebruikt, moeten de respectieve contacten worden overbrugd, en moeten de
leds
DL5 en DL6 altijd branden.
55
A2
NEDERLANDS
7. WERKING VAN HET DISPLAY
De besturingsunit heeft een handig display voor weergave van de bedrijfsparameters en de programmering ervan. Bo-
vendien wordt de status van de poort voortdurend weergegeven tijdens de normale werking.
Tijdens de weergave en de regeling van de parameters geeft het display links de geselecteerde
parameters weer en rechts de corresponderende waarde. Op fig. 01 ziet u een weergavevoor-
beeld van de parameter “A” met de waarde “2”.
Tijdens de normale werking wordt de status van de poort weergegeven. De weergegeven waarden
worden in de onderstaande tabel vermeld:
WEERGEGEVEN
WAARDE
STATUS POORT
- -
Poort in rust
O P
Poort wordt geopend
t c
Poort geopend in pauze (alleen als de automatische sluiting is vrijgegeven, zie volgende para-
graaf)
C L
Poort wordt gesloten
Tijdens de programmeerfase verschijnt de waarde “
Pr” voortdurend op het display
8. REGELING VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS
Nadat alle nodige aansluitingen gereed gemaakt zijn, moet de voeding naar de installatie worden ingeschakeld en moet
worden gecontroleerd of alle signaleringsleds zich in de situatie bevinden die wordt aangegeven in paragraaf 6.
Volg onderstaande aanwijzingen op om de regeling van de parameters te beginnen:
• Op het display wordt de waarde “--” weergegeven.
• Druk op de toets P2 en houd hem ingedrukt totdat de naam van de eerste parameter op het display verschijnt.
• Om de waarde van de parameter te wijzigen, druk op de knop P1.
• Om over te gaan naar de volgende parameter, druk opnieuw op de knop P2.
Nadat er 60 seconden geen toetsen zijn aangeraakt, sluit de besturingsunit de regeling af. Het is mogelijk de regeling
handmatig af te sluiten, door alle parameters te laten passeren. Wanneer --op het display verschijnt, bent u
weer teruggekeerd naar de normale werking.
In de onderstaande tabel worden de verschillende parameters en de mogelijke waarden samengevat.
DISPLAY BESCHRIJVING
Regeling van de gevoeligheid van de elektronische koppeling en de kracht van de motor.
A1
Minimale motorkracht, grotere gevoeligheid voor obstakels
A2
Geringe-gemiddelde motorkracht, geringe gevoeligheid voor obstakels
A3
Gemiddelde-grote motorkracht, grote gevoeligheid voor obstakels
A4
Grote motorkracht, grote gevoeligheid voor obstakels
Automatische sluiting: met deze functie wordt de automatische sluiting van de poort al of niet vrijgegeven
c0
Niet geactiveerd
c1
Geactiveerd
Werking van het commando OPEN A: deze werking bepaalt het gedrag van de knop OPEN A (volledige opening).
d0
Opent / Sluit / Opent
d1
Opent / Stop / Sluit / Stop
Omkeerslag na sluiting: als deze functie is vrijgegeven maakt de poort, aan het einde van de sluitingsfase, ongeveer
een halve draai in openende richting. Hierdoor kan het ontgrendelmechanisme worden ontlast, zodat de eventuele
bediening ervan wordt vergemakkelijkt.
E0
Niet geactiveerd
E1
Geactiveerd
Werking voor gemeenschappelijke woonhuizen: door deze functie te activeren tijdens de openingsfase van de poort,
wordt het start-commando onderdrukt.
F0
Niet geactiveerd
F1
Geactiveerd
Percentage punt waarop verlangzaming begint: met deze parameter wordt de lengte van het langzamer afgelegde
gedeelte ingesteld, te kiezen uit de twee vooringestelde waarden
H0
20% van de maximale opening die in het geheugen is opgeslagen
H1
10% van de maximale opening die in het geheugen is opgeslagen
Fig. 01
56
NEDERLANDS
DISPLAY BESCHRIJVING
Snelheid tijdens de langzame fase: met deze parameter kan de motorsnelheid worden ingesteld tijdens de langzame
fase, te kiezen uit twee waarden
i0
Laag
i1
Hoog
Werking met eindschakelaars: deze functie dient alleen te worden geactiveerd als ook de eindschakelaars worden
gebruikt.
L0
Alleen met encoder
L1
Encoder en eindschakelaar
9. PROGRAMMERING
Tijdens de programmeerprocedure worden de mechanische aanslagen voor opening en sluiting en de eventuele
pauzetijd opgeslagen in de besturingsunit. Volg onderstaande aanwijzingen op om de programmeerprocedure uit
te voeren:
Ontgrendel de motorvertraging, breng de poort halverwege de openingsbeweging, en vergrendel de motorver-
traging weer.
• Geef de besturingsunit voeding en ga na of op het display de waarde “--” wordt weergegeven
Houd de toets P2 ongeveer 5 seconden ingedrukt, de besturingsunit laat de waarde van de eerste parameter
zien.
Geef een impuls OPEN A met een drukknop en een willekeurige andere inrichting die een commando geeft voor de
volledige opening van de poort, het display geeft de aarde “Prweer, en de poort begint met een sluitingsmanoe-
uvre tot aan de mechanische aanslag voor het sluiten of
tot aan de eindschakelaar voor sluiting, als deze voorzien
en geactiveerd is (zie voorgaande paragraaf). Als de
eerste manoeuvre die de bediener tijdens de program-
meerfase uitvoert een openingsbeweging is, dan moet
de beweging van de poort worden stopgezet met een
reset-impuls, door met een speciale connector een over-
brugging te maken tussen de twee pins van RESET” (zie
Fig.02). Haal de spanning eraf en zet de connector op
de normale positie (Fig.02). Draai vervolgens de draden
van de motor om die op de klemmen “CHM1 - APM1
zijn aangesloten. Herhaal de programmeerprocedure
vanaf het eerste punt.
• Na een pauze van ongeveer 2 seconden voert de poort
een volledige opening uit, tot de mechanische aanslag
voor opening of tot de desbetreffende eindschake-
laar.
Als de automatische sluiting niet is vrijgegeven, is de programmeerfase voltooid en geeft het display de waarde “--
weer; zo niet, dan begint de besturingsunit de pauzetijd te tellen.
• Nadat de gewenste tijd verstreken is, moet opnieuw een commando OPEN A worden gegeven, en begint de poort
de sluitingsfase.
• Nadat de sluitingsfase voltooid is, is de programmering beëindigd en geeft het display de waarde ”--” weer.
• Tijdens de hele programmeerprocedure geeft het display de waarde “Pr” weer.
• Tijdens de hele programmering blijft de waarschuwingslamp branden met permanent licht.
• Tijdens de programmeerfase zal de poort vertraagd bewegen.
10. WERKING VAN DE ELEKTRONISCHE KOPPELING
Dit is een zeer belangrijke voorziening voor wat betreft de veiligheid, en de afstelling ervan blijft constant en is niet
onderhevig aan slijtage of veranderingen.
De koppeling is zowel bij sluiting als bij opening actief; zij grijpt in door de beweging om te keren, zonder de automa-
tische sluiting buiten werking te stellen als deze is ingeschakeld.
Als zij tweemaal achtereen ingrijpt, gaat zij op STOP en worden alle automatische commando’s buiten werking
gesteld: tweemaal achtereen ingrijpen betekent dat het obstakel niet verdwenen is en het gevaarlijk zou kunnen
zijn verdere manoeuvres uit te voeren. De gebruiker wordt zodoende gedwongen een commando voor opening of
sluiting te geven.
Als de koppeling langer dan 90 sec. achtereen ingrijpt, voert de besturingsunit een NOOD-procedure uit, d.w.z. de
poort wordt langzaam helemaal geopend tot aan de aanslag voor opening, en gaat vervolgens automatisch dicht,
zodat de aanslagen zich zelfstandig synchroniseren.
11. VEILIGHEIDSZEKERINGEN
ZEKERING BESCHERMING ZEKERING BESCHERMING ZEKERING BESCHERMING
F1=T10A/250V
- 5x20
Voeding 22V
F2=T0.5A/250V
- 5x20
Voeding accessoi
-
res en batterijo-
plader
F3=R0.5A/250V
- 5x20
Uitgang waar-
schuwingslamp
Fig. 02
58
NEDERLANDS
13. BEDRIJFSLOGICA’S
Automatische logica “A” C=1 d=0 F=0
Status poort
Impulsen
Open A Open B Stop Veiligheden opening Veiligheden sluiting Veiligheid OP/CL
Gesloten
Opent de vleugel, en sluit
weer na de pauzetijd
Opent de vleugel gedeelte-
lijke, en sluit hem weer na de
pauzetijd
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt het commando
OPEN
Geen effect
Onderdrukt het commando
OPEN
Geopend in pauze
Begint de pauzetijd opnieuw
Sluit de poort
onmiddellijk weer
Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de sluiting, en bij
deactivering gaat hij na
5 sec. weer dicht als de
pauzetijd verstreken is, om-
gekeerd sluit hij weer bij het
verstrijken van de ingestelde
pauzetijd.
Blokkeert de sluiting, en bij
deactivering gaat hij na
5 sec. weer dicht als de
pauzetijd verstreken is, om-
gekeerd sluit hij weer bij het
verstrijken van de ingestelde
pauzetijd.
Wordt gesloten
Keert de beweging van de
poort om
Geen effect Blokkeert de werking Geen effect Keert de beweging om
Blokkeert de werking en
keert om bij deactivering
Wordt geopend
Keert de beweging van de
poort om
Geen effect Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en her-
vat deze bij deactivering
Geen effect
Blokkeert de werking en her-
vat deze bij deactivering
Automatische logica ”AP” Stap voor Stap C=1 d=1 F=0
Status poort
Impulsen
Open A Open B Stop Veiligheden opening Veiligheden sluiting Veiligheid OP/CL
Gesloten
Opent de vleugel, en sluit
weer na de pauzetijd
Opent de vleugel gedeelte-
lijke, en sluit hem weer na de
pauzetijd
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt het commando
OPEN
Geen effect
Onderdrukt het commando
OPEN
Geopend in pauze
Begint de pauzetijd opnieuw
Sluit de poort
onmiddellijk weer
Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de sluiting, en bij
deactivering gaat hij na
5 sec. weer dicht als de
pauzetijd verstreken is, om-
gekeerd sluit hij weer bij het
verstrijken van de ingestelde
pauzetijd.
Blokkeert de sluiting, en bij
deactivering gaat hij na
5 sec. weer dicht als de
pauzetijd verstreken is, om
-
gekeerd sluit hij weer bij het
verstrijken van de ingestelde
pauzetijd.
Wordt gesloten
Blokkeert de beweging van
de poort, bij de volgende
impuls gaat hij open
Geen effect Blokkeert de werking Geen effect Keert de beweging om
Blokkeert de werking en
keert om bij deactivering
Wordt geopend
Blokkeert de beweging van
de poort, bij de volgende
impuls gaat hij dicht
Geen effect Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en her-
vat deze bij deactivering
Geen effect
Blokkeert de werking en her-
vat deze bij deactivering
59
NEDERLANDS
Halfautomatische logica ”E” C=0 d=0 F=0
Status poort
Impulsen
Open A Open B Stop Veiligheden opening Veiligheden sluiting Veiligheid OP/CL
Gesloten
Opent de vleugel
Voert de gedeeltelijke
opening uit
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt het
commando OPEN
Geen effect
Onderdrukt het commando
OPEN
Geopend
Sluit Sluit de poort
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt het
commando OPEN
Onderdrukt het commando
OPEN
Onderdrukt het commando
OPEN bij deactivering sluit hij
na 5 sec.
Wordt gesloten
Keert de beweging
van de poort om
Geen effect Blokkeert de werking Geen effect
Keert de beweging
van de poort om
Blokkeert de werking en
keert om bij deactivering
Wordt geopend
Keert de beweging
van de poort om
Geen effect Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en her-
vat deze bij deactivering
Geen effect
Blokkeert de werking en her-
vat deze bij deactivering
Halfautomatische logica ”EP” Stap voor Stap C=0 d=1 F=0
Status poort
Impulsen
Open A Open B Stop Veiligheden opening Veiligheden sluiting Veiligheid OP/CL
Gesloten
Opent de vleugel
Voert de gedeeltelijke
opening uit
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt het
commando OPEN
Geen effect
Onderdrukt het commando
OPEN
Geopend
Sluit Sluit de poort
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt het
commando OPEN
Onderdrukt het commando
OPEN
Onderdrukt het commando
OPEN bij deactivering sluit hij
na 5 sec.
Wordt gesloten
Blokkeert de werking van
de poort, bij de volgende
impuls gaat hij open
Geen effect Blokkeert de werking Geen effect
Keert de beweging
van de poort om
Blokkeert de werking en
keert om bij deactivering
Wordt geopend
Blokkeert de beweging van
de poort, bij de volgende
impuls gaat hij dicht
Geen effect Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en her-
vat deze bij deactivering
Geen effect
Blokkeert de werking en her-
vat deze bij deactivering
Logica ”D” voor gemeenschappelijke woonhuizen C=1 d=0 F=1
Status poort
Impulsen
Open A Open B Stop Veiligheden opening Veiligheden sluiting Veiligheid OP/CL
Gesloten
Opent de vleugel, en sluit
weer na de pauzetijd
Opent de vleugel gedeelte-
lijke, en sluit hem weer na de
pauzetijd
Geen effect
(OPEN onderdrukt)
Onderdrukt het
commando OPEN
Geen effect
Onderdrukt het commando
OPEN
Geopend in pauze
Begint de pauzetijd opnieuw
Sluit de poort
onmiddellijk weer
Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de sluiting, en bij
deactivering gaat hij na
5 sec. weer dicht als de
pauzetijd verstreken is, om-
gekeerd sluit hij weer bij het
verstrijken van de ingestelde
pauzetijd.
Blokkeert de sluiting, en bij
deactivering gaat hij na
5 sec. weer dicht als de
pauzetijd verstreken is, om-
gekeerd sluit hij weer bij het
verstrijken van de ingestelde
pauzetijd.
Wordt gesloten
Keert de beweging
van de poort om
Geen effect Blokkeert de werking Geen effect Keert de beweging om
Blokkeert de werking en
keert om bij deactivering
Wordt geopend
Geen effect Geen effect Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en her
-
vat deze bij deactivering
Geen effect
Blokkeert de werking en her-
vat deze bij deactivering
60
NEDERLANDS
14. BEVESTIGING KAART
De houder voor buiten is zo ingericht dat de centrale, de ringtransformator en eventuele (Optionele)
bufferbatterijen te herbergen.
Volg
de specifieke instructies om de ringtransformator en de kaarthouder te monte
-
ren.
Volg de volgende instructies om de elektronische kaart te monteren:
1.
Zet de bijgeleverde afstandsstukken (Fig. 03 ref.
a) op de zuiltjes die met de volgende
letters zijn aangegeven:
D-L-O-P-R-H-E.
2. Bevestig de kaart met behulp van de bijgeleverde schroeven (Fig. 03 ref.
b).
De afstandsstuk de bij de letter O zijn geplaatst diet enkel als steun voor de
kaart.
3. Sluit de bekabeling aan volgens het aansluitschema (paragraaf 13).
4.
Zie voor de plaatsing en de bekabeling van de batterijen-kit de bijbehorende
instructies.
Als de batterijen-kit wordt gebruikt is het VERPLICHT het voorgedrukte gat aan de
onderkant van de houder (Fig. 04 ref. a) open te maken, zoals vereist door de
geldende veiligheidsvoorschriften.
Fig. 03
Fig. 04
diverso del previsto.
7) No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos
inflamables constituye un grave peligro para la seguridad.
8) Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo estable-
cido en las Normas EN 12604 y EN 12605.
Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas
nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las
Normas arriba indicadas.
9) GENIUS no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabri-
cación de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones
que pudieran intervenir en la utilización.
10) La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y
EN 12445. El nivel de seguridad de la automación debe ser C+D.
11) Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar
cualquier intervención en la instalación.
12) Coloquen en la red de alimentación de la automación un interruptor omnipolar
con distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja
usar un magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar.
13) Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor dife-
rencial con umbral de 0,03 A.
14) Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten
las partes metálicas del cierre.
15) La automación dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento con-
stituido por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de
intervención según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10.
16) Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles
áreas de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplasta-
miento, arrastre, corte.
17) Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa
así como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del
bastidor, además de los dispositivos indicados en el “16”.
18) GENIUS declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen funcio-
namiento de la automación si se utilizan componentes de la instalación que no
sean de producción GENIUS.
19) Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales GENIUS
20) No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del
sistema de automación.
21) El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funciona-
miento del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el
manual de advertencias que se adjunta al producto.
22) No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto
durante su funcionamiento.
23) Mantengan lejos del alcance los niños los telemandos o cualquier otro emisor
de impulso, para evitar que la automación pueda ser accionada involunta-
riamente.
24) Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente
abierta.
25) El usuario no debe por ningún motivo intentar reparar o modificar el producto,
debe siempre dirigirse a personal cualificado.
26) Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe
entenderse como no permitido
HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER
ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN
1) ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten, sollte die Anleitung
aufmerksam befolgt werden. Eine falsche Installation oder ein fehlerhafter Betrieb
des Produktes können zu schwerwiegenden Personenschäden führen.
2) Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen
aufmerksam gelesen werden.
3) Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von
Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt.
4) Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie
nehmen zu können.
5) Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen
Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht au-
sdrücklich angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen
und/oder eine Gefahrenquelle darstellen.
6) Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder
nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automatik verursacht werden, ab.
7) Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden:
das Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwie-
gendes Sicherheitsrisiko dar.
8) Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN
12604 und EN 12605 entsprechen.
Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung
eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen
Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten.
9) Die Firma GENIUS übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten
Ausführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie
bei Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen.
10) Die Installation m unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445
erfolgen. Die Sicherheitsstufe der Automatik sollte C+D sein.
11) Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versor-
gung und die Batterie abzunehmen.
12) Auf dem Versorgungsnetz der Automatik ist ein omnipolarer Schalter mit Öf-
fnungsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber
hinaus wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer
Abschaltung empfohlen.
13) Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer
Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist.
14) Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht ausgeführt wurde.
Die Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden.
15) Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den
Quetschschutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle
erforderlich, deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10
angegebenen Vorschriften zu überprüfen.
16) Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz even-
tueller Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel
Quetschungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen.
17) Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen
sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem
Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähn-
ten Vorrichtungen einzusetzen.
18) Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störung-
sfreien Betriebs der Automatik ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt
werden, die nicht im Hause GENIUS hergestellt wurden.
19) Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma GENIUS
verwendet werden.
20) Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine
Veränderungen vorgenommen werden.
21) Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des
Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch,
das dem Produkt beigelegt ist, übergeben.
22) Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmit-
telbaren Nähe der Automation aufhalten.
23) Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der
Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren
der Automation zu vermeiden.
24) Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei
vollständig geöffnetem Tor erfolgen.
25) Der Betreiber sollte keinerlei Reparaturen oder direkte Eingriffe auf der Automa-
tion ausführen, sondern sich hierfür ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal
wenden.
26) Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung
vorgesehen sind, sind nicht zulässig
WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1) LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie zorgvuldig
wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief gebruik van het product kunnen
ernstig persoonlijk letsel veroorzaken.
2) Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie
van het product.
3) De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik
van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar.
4) Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst.
5) Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze
documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt
vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar
kunnen vormen.
6) GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit
oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem
is bedoeld.
7) Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwe-
zigheid van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor
de veiligheid.
8) De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de
bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605.
Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken,
behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht
worden genomen.
9) GENIUS is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen
zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor
vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik.
10) De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN
12453 en EN 12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet
C+D zijn.
11) Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voe-
ding worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld.
12) Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige
schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt
geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met
meerpolige onderbreking.
13) Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is
geplaatst met een limiet van 0,03 A.
14) Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen
delen van het sluitsysteem op aan.
15) Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen ink-
lemming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan
dient echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die
worden vermeld onder punt 10.
16) De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele ge-
vaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging,
zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie.
17) Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken
alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en
sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die
genoemd zijn onder punt “16”.
18) GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid
en de goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik
gemaakt wordt van componenten die niet door GENIUS zijn geproduceerd.
19) Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele GENIUS-onderdelen.
20) Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het auto-
matische systeem.
21) De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van
het systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het
product geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen.
22) Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in de buurt van
het product terwijl dit in werking is.
23) Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik
van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan
worden aangedreven.
24) Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is.
25) De gebruiker mag geen pogingen tot reparatie doen of directe ingrepen plegen,
en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd personeel.
26) Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet
toegestaan
/