Roche ACCU-CHEK Inform II Handleiding

Type
Handleiding
Accu-Chek
®
Inform II
SYSTEEM VOOR DE BEPALING VAN BLOEDGLUCOSE
Handleiding
Overzicht van herzieningen
Versie van de Handleiding Herzieningsdatum Wijzigingen
Versie 1.0 2008-01 Nieuw document
Versie 2.0 2009-08 Update, nieuwe softwareversie 02.00
Versie 3.0 2010-09 Update, nieuwe softwareversie 03.00
Versie 4.0 2012-11 Update, nieuwe softwareversie 03.04 (OTS, IOT),
herziening van de paragraaf reiniging/ontsmetting;
diverse redactionele herzieningen
Versie 5.0 2013-09 Overgang naar nieuwe hardware van de meter:
2D-barcodescanner, wijzigingen in de optie voor
gebruik van draadloze lokale netwerken (separaat
plaatsbare WLAN-kaart vervangen door geïnte-
greerd WLAN-onderdeel); nieuw battery pack.
Actualisering naar SW 04.00; diverse redactionele
herzieningen.
Versie 6.0 2017-03 Invoering van SW 04.01 en de symbolen voor lage
ladingstoestanden; actualisering naar SW 04.02;
nieuw dockingstation in ”Overzicht van het
systeem”; nieuwe sectie ”Wat is er nieuw…”;
nieuwe appendix E voor de oudere versie van het
dockingstation; diverse redactionele herzieningen.
0 4807855001 (06) 2017-03 NL
Handleiding
Versie 6.0
A
A
CCU-
CCU-C
HEK
HEK
®
Inform II System
© 2008–2017, Roche Diagnostics. Alle rechten voorbehouden.
De inhoud van dit document, inclusief alle afbeeldingen, is het eigendom van Roche Diagnostics. Geen enkel
onderdeel van dit document mag, voor welk doel dan ook, op enigerlei wijze of in enigerlei vorm worden ver-
veelvoudigd of verzonden (elektronisch of mechanisch) zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming
van Roche Diagnostics. Roche Diagnostics heeft alle in redelijkheid te verwachten moeite gedaan om er voor
te zorgen, dat de in deze gebruiksaanwijzing weergegeven informatie op het tijdstip van drukken correct is.
Roche Diagnostics behoudt zich echter het recht voor om hierin zonder voorafgaande kennisgeving de uit
voortgaande productontwikkeling voortvloeiende noodzakelijke wijzigingen aan te brengen.
Voor vragen en opmerkingen over deze handleiding kunt u contact opnemen met de lokale vertegen-
woordiging van Roche Diagnostics.
ACCU-CHEK, ACCU-CHEK INFORM, ACCU-CHEK PERFORMA en COBAS zijn merken van Roche.
Alle overige handelsmerken zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Het Wi-Fi CERTIFIED-logo is een certificatiemerk van de Wi-Fi Alliance.
Op het verpakkingsmateriaal, het identificatieplaatje van de meter, het battery pack, het dockingstation of de
codechipreader kunnen de volgende symbolen voorkomen. De betekenis hiervan is hieronder weergegeven:
Op meters met de mogelijkheid om WLAN te gebruiken:
Voor overige WLAN-certificeringen: zie het etiket op de bodem van het batterijencompartiment en de aan-
vulling ”WLAN-registratie-informatie voor de Accu-Chek Inform II-meter” die beschikbaar is op cobas.com.
Voorzichtig, raadpleeg de bijgevoegde documentatie! Raadpleeg de veiligheids-
aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van het product.
Temperatuurlimiet (Bewaren bij)
Fabrikant
Productiedatum
Artikelnummer
Medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek
Global Trade Item Number
Serienummer
Dit product voldoet aan de Europese richtlijnen 98/79/EG inzake medische hulpmiddelen
voor in-vitrodiagnostiek en 1999/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-
eindapparatuur (R&TTE).
Het systeem voldoet aan de veiligheidseisen van Canada en de Verenigde Staten
(GEREGISTREERD door UL, conform UL 61010-1 en CAN/CSA C22.2 nr. 61010-1).
Aansluiting voor stroomvoorziening (dockingstation Light)
Aansluiting voor stroomvoorziening (dockingstation)
Deze apparatuur voldoet aan de eisen van Part 15 van de FCC Rules en van RSS-210 van
Industry Canada.
Het conformiteitsmerkteken geeft aan, dat het product voldoet aan de eisen van de van
toepassing zijnde norm, en vormt een herleidbare verbinding tussen het apparaat en de
fabrikant, importeur of hun gemachtigde agent, die verantwoordelijk is voor het voldoen
aan de eisen van de norm en voor het op de Australische- en Nieuwzeelandse markt
brengen van het apparaat.
IVD
SN
7.5V 1.
7
12V 1,25
A
Wat is er nieuw in uitgave versie 6.0?
In deze sectie wordt een overzicht gegeven van alle
belangrijke wijzigingen in Handleiding versie 6 t.o.v.
Handleiding versie 5. Verwijderingen of kleine correcties
zijn niet vermeld.
SW 04.01 Beschrijving van de nieuwe functies van softwareversie
04.01 (SW 04.01) en aanvullende wijzigingen uit het sup-
plement (Engelse master-document 0 7466161001 (01)
2015-03 EN en alle afgeleide vertalingen) zijn ingevoerd.
Nieuw symbool (flesje met knipperende blauwe
druppel) wordt gebruikt om aan te geven, dat het
monster voor metingen van controlematerialen,
metingen voor ringonderzoeken en lineariteits-
testen moet worden opgezogen. Zie bijvoorbeeld
pagina 78, ”Controleoplossing opzuigen”.
Instelbare vertragingsduur tussen de activering
van de scanner en het aflezen van een barcode
(Vertraging voor het richten). Zie het onderwerp
”Barcodeconfiguratie” op pagina 192.
Meer ondersteunde barcodetypen. Zie het onder-
werp ”Barcodeconfiguratie” op pagina 192.
Aanvullende informatie m.b.t. lithiumion(Li-ion)-
batterijen (voorkomen van een elektrische schok,
brand en explosies; mogelijke door het battery pack
veroorzaakte gevaren). Zie paragraaf 1.2.
Informatie met betrekking tot verzending.
Zie pagina 146.
Symbolen voor lage
ladingstoestanden
Als het battery pack leeg begint te worden of niet correct
oplaadt, zal de meter een serie symbolen voor lage
ladingstoestanden weergeven. Zie de rubriek ”Symbolen
voor lage ladingstoestanden” op pagina 167.
Nieuwe lay-out van
veiligheidswaarschuwingen
De presentatie van de veiligheidswaarschuwingen is
overal in deze handleiding geüpdatet. Zie paragraaf 1.2
”Belangrijke veiligheidsinstructies en overige informatie”.
Meetprincipe Beschrijving van het door de meter toegepaste meet-
principe. Zie pagina 17.
SW 04.02 Op basis van feedback van gebruikers zijn er nieuwe
functies toegevoegd en zijn bestaande functies verbeterd.
Ondersteuning van de werkstromen van isolatie-
inrichtingen. Scannen van de flacon teststrips voor
het scannen van de patiënten-ID. Zie pagina 51.
Als de meter automatisch wordt uitgeschakeld,
worden de resultaten automatisch gemarkeerd met
een standaardopmerking. Zie pagina 22.
Stopzetten van de meter. Zie pagina 23.
Als draadloze aansluiting is geactiveerd, wordt
de kwaliteit van de verbinding weergegeven door
signaalsterktebalken. Zie pagina 45.
De geboortedatum kan nu in de schermen van
glucosebepalingen van patiëntenmonsters worden
weergegeven. Zie pagina 59.
Validatie patiëntenidentificatie. Zie pagina 188.
Instelbare QC-blokkering. Zie pagina 57.
Er zijn separate instellingen voor opmerkingen bij
de resultaten van patiëntenmonsters en bij QC-
resultaten. Zie pagina 80.
De functie Wis patiënteninformatie is verplaatst
naar een nieuw Servicemenu. Zie pagina 162.
OTS-werkstroom: de beoordelingsknoppen op de
display zijn groter en gemakkelijker te gebruiken.
Zie pagina 229.
De werkstroom voor het vervangen van het battery
pack is gewijzigd. Zie pagina 122.
Accu-Chek Inform II-
dockingstation
Het Accu-Chek Inform II-dockingstation met
nieuwe hardware en software (REF 07671717190)
vervangt de oudere versie (REF 05060290001) in
deze handleiding.
Een overzicht van de oudere versie van het
Accu-Chek Inform II-dockingstation en technische
informatie zijn verplaatst naar Appendix E.
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
9
Wat is er nieuw in uitgave versie 6.0? 6
SW 04.01................................................................................................................................................ 6
Symbolen voor lage ladingstoestanden..................................................................................... 6
Nieuwe lay-out van veiligheidswaarschuwingen................................................................... 6
Meetprincipe........................................................................................................................................ 6
SW 04.02................................................................................................................................................ 7
Accu-Chek Inform II-dockingstation.......................................................................................... 7
1 Inleiding 15
1.1
Voor de eerste ingebruikname............................................................................................................ 15
Toepassing.......................................................................................................................................... 15
Belangrijke informatie met betrekking tot het gebruik ..................................................... 15
Als u hulp nodig heeft.................................................................................................................... 16
Opmerking over het gebruik van ”dockingstation” in deze handleiding.................... 16
Opmerking over de afbeeldingen in deze handleiding ..................................................... 16
Mogelijkheden van het systeem................................................................................................. 17
Meetprincipe...................................................................................................................................... 17
1.2 Belangrijke veiligheidsinstructies en overige informatie........................................................... 18
Belangrijke informatie met betrekking tot veiligheid ......................................................... 19
Weggooien van het systeem........................................................................................................ 21
Productveiligheid.............................................................................................................................. 21
Algemeen onderhoud..................................................................................................................... 21
Accessoirekit...................................................................................................................................... 22
Meter .................................................................................................................................................... 22
Uitzetten van de meter................................................................................................................... 22
Automatisch uitzetten .................................................................................................................... 22
Stopzetten van de meter ............................................................................................................... 23
Automatisch stopzetten................................................................................................................. 23
Battery Pack ....................................................................................................................................... 23
Touchscreen....................................................................................................................................... 26
Eelektromagnetische compatibiliteit (EMC) .......................................................................... 26
Elektrostatische ontlading ............................................................................................................ 27
Draadloze aansluiting..................................................................................................................... 28
Informatie over blootstelling aan radiofrequentiestraling................................................. 28
Lokale netwerken: bescherming tegen toegang door onbevoegden .......................... 30
Aansluiting op een kabelnetwerk .............................................................................................. 30
1.3 Onderdelen van het systeem............................................................................................................... 32
1.4 Overzicht van de meter.......................................................................................................................... 34
1.5 Overzicht van de codechipreader...................................................................................................... 36
1.6 Overzicht van het Accu-Chek Inform II-dockingstation............................................................ 37
1.7 Overzicht van het Accu-Chek Inform II-dockingstation-netwerkknooppunt.................... 39
1.8 Overzicht van de accessoirekit ........................................................................................................... 40
1.9 Reagentia en verbruiksmaterialen..................................................................................................... 40
1.10 Instructies voor het instellen voor gebruik ..................................................................................... 41
10
2 De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren 43
2.1 De meter aanzetten................................................................................................................................. 43
Instellen van de display.................................................................................................................. 44
Draadloze aansluiting
activeren/deactiveren ..................................................................................................................... 44
Startprocedure afsluiten ................................................................................................................ 46
2.2 Invoeren van de gebruikersidentificatie .......................................................................................... 46
Invoeren van een gebruikersidentificatie met de barcodescanner............................... 47
Handmatig invoeren van de gebruikersidentificatie........................................................... 48
Invoeren van een wachtwoord.................................................................................................... 48
3 Glucosebepalingen van patiëntenmonsters 49
3.1
Informatie over bloedglucosemetingen ........................................................................................... 49
Voorbereiden van een meting ..................................................................................................... 49
3.2 Uitvoeren van een glucosebepaling van een patiëntenmonster............................................ 51
Overzicht van de testprocedure.................................................................................................. 51
Werkstroom van isolatie-inrichtingen ...................................................................................... 51
Invoeren of selecteren van de patiëntenidentificatie.......................................................... 52
Handmatig invoeren van de patiëntenidentificatie.............................................................. 54
Selectie van de patiëntenidentificatie uit een lijst ............................................................... 55
Invoeren van een patiëntenidentificatie met de barcodescanner ................................. 56
Het charge(lot)nummer van de teststrip bevestigen of selecteren............................... 57
Patiëntenidentificatie-informatie ................................................................................................ 59
Teststrip in de meter plaatsen..................................................................................................... 60
Verkrijgen van een bloedmonster.............................................................................................. 61
Opzuigen van een bloedmonster ............................................................................................... 62
Weergave van het resultaat.......................................................................................................... 63
Opmerkingen toevoegen............................................................................................................... 66
Aanvullende patiëntentest............................................................................................................ 68
4 Glucosebepalingen van controlematerialen 69
4.1
Informatie over metingen van glucosecontrolematerialen....................................................... 69
Intervallen tussen metingen van glucosecontrolematerialen.......................................... 70
Bij meting van glucosecontrolematerialen opgeslagen informatie............................... 71
Controleoplossingen ....................................................................................................................... 72
Voorbereidingen voor het uitvoeren van een meting van een
glucosecontrolemateriaal.............................................................................................................. 72
4.2 Uitvoeren van metingen van glucosecontrolematerialen.......................................................... 73
Overzicht van de testprocedure.................................................................................................. 73
Starten van een meting van glucosecontrolematerialen................................................... 74
Het charge(lot)nummer van de controleoplossing bevestigen of selecteren ........... 75
Het charge(lot)nummer van de teststrip bevestigen of selecteren............................... 76
Teststrip in de meter plaatsen..................................................................................................... 77
Controleoplossing opzuigen......................................................................................................... 78
Weergave van het resultaat.......................................................................................................... 79
Uitvoeren van een CITO-test........................................................................................................ 81
11
5 Resultaten bekijken 83
5.1 Weergave van opgeslagen meetresultaten.................................................................................... 83
In gegevensbestanden voor meetresultaten opgeslagen informatie ........................... 83
Weergave van in het geheugen opgeslagen meetresultaten.......................................... 84
6 Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en
lineariteitstestoplossingen in de meter 87
6.1
Opslaan van informatie over teststrips ............................................................................................ 87
Overdracht van informatie van de codechip naar de meter............................................ 88
Wijzigen van gegevens van de teststrips ................................................................................ 91
6.2 Opslaan van informatie over controleoplossingen...................................................................... 94
Invoeren van het charge(lot)nummer van de controleoplossing................................... 94
Selecteren van een opgeslagen charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer ......................................................................................................................... 97
6.3 Opslaan van informatie over lineariteitstesten.............................................................................. 99
Invoeren van het charge(lot)nummer van de lineariteitstestkit...................................... 99
Selecteren van een opgeslagen charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer ...................................................................................................................... 101
7 Lineariteitstesten 103
7.1
Informatie over lineariteitstesten..................................................................................................... 103
Intervallen tussen lineariteitstesten........................................................................................ 104
Bij lineariteitstesten opgeslagen informatie........................................................................ 104
Testkit voor de bepaling van de lineariteit........................................................................... 105
Voorbereidingen voor het uitvoeren van een lineariteitstest........................................ 105
7.2 Uitvoeren van een lineariteitstest.................................................................................................... 106
Overzicht van de testprocedure............................................................................................... 106
Starten van een meting van een lineariteitstest ................................................................ 106
Het charge(lot)nummer van de lineariteitstestkit bevestigen of selecteren........... 107
Het charge(lot)nummer van de teststrip bevestigen of selecteren............................ 107
Teststrip in de meter plaatsen.................................................................................................. 108
Lineariteitstestmonster opzuigen............................................................................................ 109
Weergave van het resultaat....................................................................................................... 110
8 Ringonderzoeken 111
8.1
Informatie over metingen voor ringonderzoeken...................................................................... 111
Bij metingen voor ringonderzoeken opgeslagen informatie......................................... 112
Voorbereidingen voor het uitvoeren van een meting voor een ringonderzoek..... 112
8.2 Uitvoeren van een meting voor een ringonderzoek................................................................. 113
Overzicht van de testprocedure............................................................................................... 113
Starten van een meting voor een ringonderzoek.............................................................. 113
Invoeren van de monsteridentificatie van het ringonderzoekmonster ..................... 114
Het charge(lot)nummer van de teststrip bevestigen of selecteren............................ 114
Teststrip in de meter plaatsen.................................................................................................. 115
Opzuigen van een ringonderzoekmonster .......................................................................... 116
Weergave van het resultaat....................................................................................................... 117
12
9 Eerste ingebruikname 119
9.1 Aansluiten van het dockingstation ................................................................................................ 119
9.2 Plaatsen of vervangen van het battery pack .............................................................................. 121
Verwijderen van het battery pack ........................................................................................... 122
Plaatsen van het battery pack .................................................................................................. 124
9.3 De meter op het dockingstation plaatsen.................................................................................... 126
9.4 Meter instellen voor gebruik............................................................................................................. 128
Menuoverzicht................................................................................................................................ 129
9.5 Openen van het Menu Instellen ...................................................................................................... 132
9.6 Datum- en tijdweergave..................................................................................................................... 133
9.7 Opties voor displayweergave en optionele testen .................................................................... 134
9.8 Opties voor teststrips ........................................................................................................................... 135
9.9 Opties voor metingen van glucosecontrolematerialen ........................................................... 137
9.10 Grenswaarden van de (normaal-, kritisch- en meet) bereiken ........................................... 139
9.11 Opties voor het invoeren van gebruikersidentificaties............................................................ 140
9.12 Opties voor patiëntenidentificatie ................................................................................................... 141
9.13 Een instelwachtwoord aanmaken................................................................................................... 142
9.14 Datum en tijd instellen ........................................................................................................................ 143
9.15 Opties voor het akoestische signaal .............................................................................................. 144
10 Onderhoud en verzorging 145
10.1
Bewaar- en verzendcondities ........................................................................................................... 145
Algemene condities voor gebruik ........................................................................................... 145
Verzending....................................................................................................................................... 146
Bewaring........................................................................................................................................... 147
10.2 Reiniging/ontsmetting van het Accu-Chek Inform II-systeem ............................................ 147
Toegestane reinigings-/ontsmettingsmiddelen................................................................. 148
Reiniging/ontsmetting van de meter ..................................................................................... 149
Aanwijzingen voor het reinigen/ontsmetten....................................................................... 151
Reiniging van het venster van de barcodescanner.......................................................... 153
Reinigen/ontsmetten van het dockingstation .................................................................... 153
Reinigen/ontsmetten van de accessoirekit ......................................................................... 154
Reinigen van de codechipreader ............................................................................................ 155
Reinigen van het Accu-Chek Inform II-dockingstation-netwerkknooppunt .......... 155
10.3 Onderhoudswerkzaamheden registreren .................................................................................... 156
10.4 Weergave van de systeemcontrole................................................................................................. 158
10.5 Een Download-blokkering deblokkeren....................................................................................... 160
10.6 Servicemenu............................................................................................................................................ 162
Patiënteninformatie wissen ....................................................................................................... 162
11 Oplossen van problemen 163
Fouten en ongebruikelijke werking zonder foutmeldingen
.......................................... 163
Symbolen voor lage ladingstoestanden................................................................................ 167
Pop-upmeldingen.......................................................................................................................... 168
Resetten van de meter ................................................................................................................ 170
13
12 Algemene productinformatie 173
12.1 Technische gegevens ......................................................................................................................... 173
12.2 Aanvullende informatie....................................................................................................................... 177
Bestelinformatie ............................................................................................................................ 177
Accu-Chek Inform II Handleiding en Beknopte gebruiksaanwijzing ........................ 179
Reagentia en oplossingen ......................................................................................................... 179
Beperkingen van het product................................................................................................... 179
Garantie ............................................................................................................................................ 179
Informatie over softwarelicenties............................................................................................ 180
Contactgegevens van Roche .................................................................................................... 181
A Appendix 183
A.1
Tabel met opties voor de configuratie........................................................................................... 183
A.2 Voorbeelden van barcodesystemen............................................................................................... 195
B Appendix 199
B.1
Optie: Draadloos netwerk (WLAN)................................................................................................. 199
Opmerking vooraf ......................................................................................................................... 199
Achtergrondinformatie................................................................................................................ 199
Technische implementatie......................................................................................................... 200
WLAN-specifieke functionaliteiten en opgaven van de effectieve prestaties ....... 202
C Supplement voor Invoer Overige Testgegevens 205
C.1
Voor de eerste ingebruikname......................................................................................................... 205
Omschrijving ................................................................................................................................... 205
C.2 Overzicht van Invoer Overige Testgegevens (IOT) ................................................................... 206
Inleiding ............................................................................................................................................ 206
C.3 Opslaan van andere patiëntentesten............................................................................................. 209
C.4 Opslaan van andere controletesten ............................................................................................... 216
Inleiding ............................................................................................................................................ 216
Intervallen tussen metingen van Andere controletesten ............................................... 216
Opgeslagen informatie over controles.................................................................................. 216
Waarschuwingsmeldingen ........................................................................................................ 222
C.5 Resultaten van andere testen bekijken ........................................................................................ 223
C.6 Opties voor de configuratie van Invoer Overige Testgegevens ........................................... 226
D Supplement voor Observatie Test 227
Observatie Test (OTS)
.................................................................................................................. 227
Gebruik van de OTS-functie ..................................................................................................... 228
E Appendix voor Accu-Chek Inform II-dockingstation (oudere versie) 231
E.1
Overzicht van het dockingstation met de oudere hardware ................................................ 231
E.2 Aansluiten van het dockingstation (oudere versie) ................................................................ 233
E.3 Reinigen/ontsmetten van het dockingstation (oudere versie)............................................. 233
E.4 Technische gegevens ......................................................................................................................... 234
Trefwoordenregister 235
14
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Inleiding • 1
15
1 Inleiding
1.1 Voor de eerste ingebruikname
Toepassing Het Accu-Chek
®
Inform II-systeem is bedoeld voor in
vitro diagnostisch gebruik voor de kwantitatieve bepaling
van bloedglucose in monsters veneus-, capillair-, arte-
rieel- of neonataal volbloed. Het systeem is bedoeld
voor gebruik door medische beroepsbeoefenaren. Het
systeem meet bloedglucose en beheert automatisch de
bestanden van bloedglucose- en glucosecontrolemetin-
gen. Medische beroepsbeoefenaren kunnen het systeem
aan het bed van de patiënt gebruiken, waardoor zorg van
hoge kwaliteit kan worden verleend.
Belangrijke informatie met
betrekking tot het gebruik
Lees deze handleiding en de bijsluiters van alle relevante
verbruiksmaterialen zorgvuldig door, voordat de meter
voor het eerst wordt gebruikt voor het uitvoeren van
een meting.
U moet het Accu-Chek Inform II-systeem voor de eerste
ingebruikname naar uw eigen wensen configureren.
U kunt het systeem of direct op de meter of door gebruik
te maken van een geschikt gegevensbeheersysteem
configureren. Raadpleeg hoofdstuk 9 ”Meter instellen
voor gebruik” voor configuratie op de meter. Raadpleeg
Appendix A voor configuratie door middel van een
gegevensbeheersysteem.
Lees voor de eerste ingebruikname van het systeem
eerst de paragraaf ”Belangrijke veiligheidsinstructies en
overige informatie” in dit hoofdstuk goed door.
16
Als u hulp nodig heeft Informatie over het gebruik van het systeem, de op de
display weergegeven menu’s en het uitvoeren van een
meting vindt u in deze handleiding.
De op de display weergegeven foutmeldingen bevatten
informatie of instructies voor het verhelpen van de fout.
Voor alle vragen over het Accu-Chek Inform II-systeem,
die niet in deze handleiding worden beantwoord, kunt
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche (zie hoofdstuk 12). Om de problemen zo snel
mogelijk op te kunnen lossen, verzoeken wij u om uw
Accu-Chek Inform II-meter, het serienummer hiervan,
deze handleiding en alle bijbehorende verbruiksmate-
rialen bij de hand te houden, als u contact met ons
opneemt. Als u vermoedt, dat een communicatiefout
niet aan de meter ligt, verzoeken wij u om onze afdeling
Customer Service behulpzaam te zijn bij het oplossen
van de problemen en ook het serienummer van uw
Accu-Chek Inform II-dockingstation bij de hand houden.
Opmerking over het gebruik
van ”dockingstation” in deze
handleiding
Opmerking over de afbeeldingen
in deze handleiding
Tenzij anders is aangegeven, heeft de term ”docking-
station” zowel betrekking op het Accu-Chek Inform II-
dockingstation als op het Accu-Chek Inform II-
dockingstation Light.
In de afbeeldingen in deze handleiding worden twee
verschillende soorten handen weergegeven:
Hand zonder handschoen Hand met handschoen
Een tussen de afbeeldingen van displayweergaven
weergegeven pijl met streepjes geeft aan, dat in deze
afbeeldingen sommige displayweergaven weg zijn
gelaten.
Inleiding • 1
17
Mogelijkheden van het systeem Het Accu-Chek Inform II-systeem beschikt over de
volgende functies en eigenschappen:
Uitvoeren van bloedglucosemetingen van patiën-
tenmonsters en van glucosecontrolemetingen met
controleoplossing.
Automatisch alle voor het gebruik relevante
gegevens vastleggen, zoals:
Tijd en datum van de meting
Identificatienummers van gebruikers, patiënten
en monsters
Informatie over controleoplossingen, teststrips
en lineariteit
Meetresultaten en opmerkingen
Opslaan van resultaten van metingen van patiën-
tenmonsters, van resultaten van kwaliteitscontrole-
metingen en van informatie over reagentia van
bepaalde, niet op de meter uitgevoerde, hand-
matige testen.
Ten behoeve van de kwaliteitsborging kan infor-
matie over de volgende onderwerpen worden
verzameld, opgeslagen en overgedragen:
Meters
Teststrips
Glucosecontroleoplossingen
Lineariteitstestoplossingen
Meetresultaten
Meetprincipe Een enzym op de teststrip zet glucose uit het bloed-
monster om in gluconolacton. Tijdens deze reactie wordt
een ongevaarlijke elektrische stroom geproduceerd, die
door de meter wordt gemeten en omgezet in een bloed-
glucoseresultaat. Het monster en de omgevingscondities
worden met behulp van wisselstroom- en gelijkstroom-
signalen gecontroleerd.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips voor
meer informatie.
18
1.2 Belangrijke veiligheidsinstructies en overige informatie
In deze paragraaf wordt uitgelegd, hoe meldingen met
betrekking tot veiligheid en informatie over de juiste
omgang met het systeem in de handleiding van het
Accu-Chek Inform II-systeem worden weergegeven.
Lees deze delen van de tekst zorgvuldig door, a.u.b.
De volgende symbolen en alarmerende teksten worden
voor specifieke gevaren gebruikt:
Het symbool voor veiligheidswaarschuwingen alleen
(zonder alarmerende tekst) vestigt de aandacht op
gevaren van algemene aard of wijst de lezer op de
bijbehorende veiligheidsinformatie.
WAARSCHUWING
Geeft een gevaarlijke situatie aan, die, indien deze niet
wordt vermeden, zou kunnen leiden tot de dood of
ernstige verwondingen.
VOORZICHTIG!
Geeft een gevaarlijke situatie aan, die, indien deze niet
wordt vermeden, zou kunnen leiden tot lichte of
middelzware verwondingen.
LET OP!
Geeft een gevaarlijke situatie aan, die, indien deze niet
w
ordt vermeden, zou kunnen leiden tot schade aan het
systeem.
Belangrijke informatie, die geen betrekking heeft op de
veiligheid, wordt tegen een gekleurde achtergrond
(zonder symbool) weergegeven. Hier vindt u aanvul-
lende informatie over het juiste gebruik van de meter of
nuttige tips.
Inleiding • 1
19
Belangrijke informatie met
betrekking tot veiligheid
Kwalificaties van de gebruiker
Het Accu-Chek Inform II-systeem dient uitsluitend te
worden bediend door hiervoor opgeleide medische
beroepsbeoefenaren. De gebruikers moeten daarnaast
met succes een opleiding voor de bediening, de kwali-
teitscontrole en het onderhoud van het Accu-Chek
Inform II-systeem hebben gevolgd.
WAARSCHUWING
Bescherming tegen infecties en via het bloed
overdraagbare ziekteverwekkers
Medische beroepsbeoefenaren, die het Accu-Chek
Inform II-systeem voor het uitvoeren van metingen
gebruiken, moeten er rekening mee houden, dat alle
voorwerpen, die met humaan bloed in contact kunnen
komen, als potentieel infectieuze materialen moeten
worden beschouwd. Gebruikers dienen zich bij de
omgang met of het gebruik van het Accu-Chek Inform II-
systeem te houden aan de standaardvoorzorgsmaatrege-
len. Alle onderdelen van dit systeem dienen als potentieel
infectieus materiaal te worden beschouwd en kunnen
via bloed overdraagbare ziekteverwekkers overdragen
tussen patiënten en tussen patiënten en medische
beroepsbeoefenaren.
Gebruik handschoenen. Draag voor het testen van
iedere patiënt een nieuw paar schone handschoenen.
Was uw handen grondig met zeep en water, voordat
u een nieuw paar handschoenen aantrekt en een test
bij een volgende patiënt uitvoert.
Gebruik voor iedere patiënt een prikpen voor een-
malig gebruik met automatische blokkering.
Gooi de gebruikte lancetten weg in een naalden-
container.
Gooi teststrips, die zijn gebruikt voor metingen van
patiëntenmonsters of voor ringonderzoeken, weg
conform de binnen uw laboratorium of instelling gel-
dende richtlijnen voor het omgaan met potentieel
infectieuze materialen.
Volg daarnaast alle overige, binnen uw laboratorium
of instelling geldende voorschriften m.b.t. hygiëne en
veiligheid zorgvuldig op.
20
VOORZICHTIG!
Door reagentia en andere werkoplossingen
veroorzaakte allergieën of verwondingen
Direct contact met reagentia, detergentia, reinigings-/
ontsmettingsoplossingen of andere werkoplossingen
kunnen huidirritaties of ontstekingen veroorzaken.
Draag altijd beschermende handschoenen.
Volg de in de bijsluiters van de reagentia en de
reinigings-/ontsmettingsoplossingen beschreven
voorzorgsmaatregelen zorgvuldig op.
Als een reagens-, controle-, lineariteits- of reinigings-
/ontsmettingsoplossing in aanraking komt met uw
huid, moet u deze onmiddellijk met water afwassen.
Volg daarnaast alle overige, binnen uw laboratorium
of instelling geldende voorschriften m.b.t. hygiëne en
veiligheid zorgvuldig op.
WAARSCHUWING
Voorkomen van een elektrische schok, brand en
explosies
Gebruik alleen originele accessoires van Roche
(kabels, netspanningadapters, battery packs en
reserveonderdelen). Kabels, netspanningadapters
en battery packs van derden kunnen er toe leiden,
dat het battery pack explodeert of dat de meter wordt
beschadigd.
Gebruik geen loszittende stopcontacten of bescha-
digde netspanningadapters, kabels, stekkers of
battery packs.
Voorkom kortsluiting van de netspanningadapter, van
de contacten voor het opladen van het dockingstation
of van het battery pack.
Laat de Accu-Chek Inform II-meter, de netspanning-
adapter of het battery pack niet vallen en bescherm
deze tegen schudden en trillingen.
Inleiding • 1
21
Weggooien van het systeem
Productveiligheid Om de veiligheid van het product te waarborgen,
dient met de volgende informatie rekening te worden
gehouden:
Het systeem is geschikt voor continu gebruik.
Het systeem is niet beschermd tegen de schade-
lijke werking van binnendringende vloeistoffen
(classificatie IP X0 conform IEC 60529).
Algemeen onderhoud
WAARSCHUWING
Infectiegevaar door een potentieel met infectieus
materiaal gecontamineerd apparaat
Het Accu-Chek Inform II-systeem of onderdelen hiervan
dient als potentieel infectieus (afval)materiaal te worden
behandeld. Daarom is decontaminatie (een combinatie
van processen als reiniging, ontsmetting en/of sterilisa-
tie) voor hergebruik, recycling of afvalverwijdering
noodzakelijk.
Het systeem of onderdelen hiervan dienen conform de
hiervoor geldende lokale voorschriften te worden weg-
gegooid of naar Roche te worden teruggestuurd. Voor
meer informatie kunt u contact opnemen met de lokale
vertegenwoordiging van Roche.
LET OP!
Reinig het systeem alleen met de aanbevolen oplossin-
gen. Het gebruik v
an andere oplossingen kan leiden tot
een onjuiste werking en zelfs tot uitvallen van het sys-
teem. Zorg ervoor, dat de meter en het dockingstation na
het reinigen en ontsmetten goed droog zijn.
22
Accessoirekit
Meter Gooi de meter weg conform de geldende wetgeving en
voorschriften. Zie ”Weggooien van het systeem” op
pagina 21.
Uitzetten van de meter Als u de meter uitzet door kort (minder dan een seconde)
op de Aan/Uit-toets te drukken of als de meter auto-
matisch wordt uitgezet (zie hieronder), wordt de display
blanco. De meter bevindt zich dan echter in de stand-
bymodus en blijft stroom van het battery pack gebruiken
om de datum/tijd te behouden en op de achtergrond ver-
schillende functies, zoals draadloze communicatie, uit te
voeren.
Automatisch uitzetten
Het systeem wordt, tenzij dit anders is geconfigu-
reerd, na 5 minuten niet te zijn gebruikt (b.v. geen
invoer via de touchscreen, plaatsing van een test-
strip) automatisch uitgeschakeld en gaat in de
stand-bymodus om energie te sparen.
Uitsluitend in de meetmodus: Als u een meting (van
een patiëntenmonster, controlemateriaal, ringon-
derzoekmonster of lineariteitsmateriaal) uitvoert,
wordt de meter na 10 minuten niet te zijn gebruikt
(geen invoer via de touchscreen) uitgeschakeld,
onafhankelijk van de voor het automatisch uitzetten
geconfigureerde tijd. Als een resultaat reeds
beschikbaar is, geeft de meter na 5 minuten niet te
zijn gebruikt elke minuut drie waarschuwingspiep-
tonen en wordt het resultaat, voordat de meter na
10 minuten niet te zijn gebruikt wordt uitgescha-
keld, opgeslagen. Het resultaat wordt gemarkeerd
met een standaardopmerking (”Resultaat niet
bevestigd”) als het naar het DMS wordt verzonden.
LET OP!
De accessoirekit kan tijdens het vervoer gewoon aan het
handv
at worden vastgehouden. Als de accessoirekit valt
of ergens tegenaan stoot, kan deze beschadigd raken.
Inleiding • 1
23
Stopzetten van de meter Door de meter stop te zetten worden draadloze commu-
nicatie en alle andere functionaliteiten stopgezet. De
datum en de tijd blijven echter behouden. Het aanzetten
van de meter zal iets meer tijd kosten dan vanuit de
modus uitzetten (stand-bymodus).
Druk om de meter stop te zetten ongeveer 5 seconden op
de Aan/Uit-toets en laat de toets los zodra het Roche-
logo wordt weergegeven en de meter een akoestisch sig-
naal geeft. De display wordt blanco en de meter is stop-
gezet.
Zet de meter stop, als u het battery pack wilt verwijderen
of vervangen. (zie pagina 122).
Automatisch stopzetten In geval van een Download-blokkering (zie pagina 160) of
als het battery pack praktisch leeg is (zie pagina 167),
wordt de meter automatisch stopgezet.
Battery Pack De meter is voorzien van een oplaadbare batterijeenheid
(battery pack), die wordt opgeladen, zodra de meter op
een actief dockingstation (d.w.z. een dockingstation, dat
is aangesloten op de stroomvoorziening) wordt geplaatst.
Als u te lang op de Aan/UIt-toets drukt, wordt er na
circa 12 seconden een reset van de meter gestart (zie
pagina 170) en gaan datum en tijd verloren.
LET OP!
Gebruik uitsluitend het speciaal ontwikkelde battery
pack, da
t door Roche Diagnostics wordt geleverd. Het
systeem kan beschadigd raken bij gebruik van een ander
type batterij.
24
WAARSCHUWING
Mogelijke door het battery pack veroorzaakte
gevaren
Beschadigde of opgezwollen battery packs kunnen over-
verhit raken, in brand vliegen of lekken. Staak het gebruik
van Accu-Chek Inform II-meters met een beschadigd of
opgezwollen battery pack onmiddellijk en laad het battery
pack in geen geval op (plaats de meter niet op het
dockingstation).
Oververhitting kan er toe leiden, dat het battery pack in
brand vliegt of explodeert.
Gooi het battery pack of de meters nooit in een vuur.
De battery packs mogen niet uit elkaar worden
gehaald, samengedrukt of doorboord, omdat dit een
interne kortsluiting kan veroorzaken, die tot over-
verhitting leidt.
Plaats noch het battery pack noch de Accu-Chek
Inform II-meter op of in verwarmingsapparaten, zoals
b.v. microwaves, conventionele ovens of radiatoren.
Vermijd langdurige blootstelling aan direct zonlicht,
b.v. als de meter op het dockingstation is geplaatst.
Denk hieraan bij het plaatsen van het dockingstation.
Batterijvloeistof of materialen, die uit beschadigde battery
packs lekken, kunnen uw huid irriteren of door hoge
temperaturen brandwonden veroorzaken.
Vermijd contact met lekkende batterijvloeistof. Indien
er per ongeluk toch contact met de huid is opgetre-
den, dient de huid met water te worden afgespoeld.
Als u batterijvloeistof in uw oog/ogen krijgt dient
medische hulp te worden ingeroepen.
Ga zorgvuldig met de battery packs om en gooi deze op
verantwoorde wijze weg.
Extreme temperaturen verminderen de oplaadcapaciteit
en de gebruiksperiode van de meter en het battery pack.
Inleiding • 1
25
Neem de volgende algemene veiligheidsinstructies voor
het omgaan met batterijen in acht:
Bewaar het battery pack in de originele verpakking
van de fabrikant en gebruik deze ook als u het
battery pack weggooit.
De meter moet altijd worden stopgezet, voordat
u het battery pack verwijdert (zie pagina 122).
Als de waarschuwing Batterij bijna leeg op de
display wordt weergegeven, moet de meter zo
spoedig mogelijk op het dockingstation worden
geplaatst om het battery pack weer op te laden.
De waarschuwing Batterij praktisch leeg geeft aan,
dat de meter onmiddellijk op het dockingstation
moet worden geplaatst om het battery pack weer
op te laden.
Afvalverwijdering: weggooien van gebruikte
batterijen
Gooi de batterijen niet weg met het gewone huisvuil.
Gooi gebruikte batterijen weg conform de lokaal gel-
dende voorschriften en richtlijnen en de richtlijnen van
uw instelling of laboratorium m.b.t. de afvalverwijdering
van afgedankte elektronische apparatuur.
Om verlies van gegevens te voorkomen, moeten de
gegevens worden opgeslagen of van de meter worden
gedownload, voordat het battery pack wordt vervangen
(zie hoofdstuk 9).
Als de meter niet wordt aangezet als u op de Aan/Uit-
toets drukt, doch er in plaats hiervan een groot rood bat-
terijsymbool op de display wordt weergegeven,
geeft dit aan dat de batterij leeg is. Plaats de meter
onmiddellijk terug op het dockingstation om het battery
pack weer op te laden. Zie Oplossen van problemen,
”Symbolen voor lage ladingstoestanden” op pagina 167.
26
Touchscreen
Eelektromagnetische
compatibiliteit (EMC)
Het Accu-Chek Inform II-systeem voldoet aan de eisen
m.b.t. elektromagnetische straling en storingsgevoelig-
heid, zoals beschreven in IEC 61326-2-6. Het is ontwor-
pen en getest conform CISPR 11 Klasse B.
Overeenkomstig Part 15 van de FCC Rules is deze appa-
ratuur getest en lagen de resultaten binnen de grens-
waarden voor een digitaal apparaat van klasse B. Deze
grenswaarden zijn zodanig gekozen, dat er bij installatie
in een woonhuis een behoorlijke bescherming tegen
schadelijke storingen wordt geboden. Deze apparatuur
produceert, gebruikt en straalt radiofrequentie-energie
uit en kan, als het niet volgens de instructies is geïnstal-
leerd en wordt gebruikt, ernstige storingen van de radio-
communicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden
gegarandeerd, dat er bij een bepaalde installatie geen
storingen zullen optreden. Als deze apparatuur de ont-
vangst van radio of televisie stoort, hetgeen kan worden
vastgesteld door de apparatuur uit en aan te zetten, kan
de gebruiker proberen om de storing op te lossen door
een of meerdere van de volgende maatregelen te treffen:
LET OP!
Gebruik alleen uw vinger om de onderdelen op de
display aan te raken. Het gebruik van een scherp
voorwerp (zoals de punt van een pen) kan de touch-
screen beschadigen.
Gebruik het systeem niet in direct zonlicht. Direct
zonlicht kan de levensduur en werking van de display
negatief beïnvloeden en de kwaliteit van de teststrips
aantasten.
Inleiding • 1
27
Stel de ontvangende antenne anders in of verplaats
deze.
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de
ontvanger.
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact, dat is
aangesloten op een ander elektrisch circuit, dan
dat waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg uw leverancier of een deskundige
radio/tv-monteur.
Dit digitale apparaat van klasse B voldoet aan de eisen
van de Canadese norm ICES-003.
Het Accu-Chek Inform II-systeem voldoet zowel m.b.t. de
frequentie als de testniveaus aan de elektromagnetische
immuniteitseisen en de immuniteitseisen m.b.t. radio-
storingen conform ISO 15197.
Elektrostatische ontlading Het Accu-Chek Inform II-systeem voldoet aan de immu-
niteitseisen m.b.t. elektrostatische ontlading zoals gespe-
cificeerd in IEC 61326-2-6. Elektrostatische ontlading is
een elektrische lading in rust, ook wel statische elektri-
citeit genoemd. Als de meter tijdens een bloedglucose-
meting een elektrostatische ontlading detecteert, wordt
er een foutmelding gegeven en wordt er geen bloed-
glucoseresultaat op de display van de meter weer-
gegeven of in het geheugen van de meter opgeslagen.
De bloedglucosemeting dient te worden herhaald.
Om elektrostatische ontlading te voorkomen mag u de
meter niet in een zeer droge omgeving (in het bijzonder
in een omgeving waarin zich synthetische materialen,
zoals b.v. vloerbedekking, bevinden, die schadelijke
statische ontladingen kunnen veroorzaken) gebruiken.
Als de Accu-Chek Inform II-meter voor of na het uitvoe-
ren van een bloedglucosemeting enigerlei vorm van
elektrostatische ontlading detecteert, wordt het mee-
tresultaat in het geheugen van de meter opgeslagen en
gedownload als de meter op een via een kabel aange-
sloten dockingstation is geplaatst of als er een draad-
loze verbinding tot stand is gebracht.
28
Draadloze aansluiting Als de meter is uitgerust met de WLAN-functie:
Draadloze aansluiting maakt het mogelijk om met de
meter gegevens (meetresultaten, patiëntenidentificaties,
gebruikersidentificaties, enz.) naar het gegevensbeheer-
systeem te verzenden zonder de meter op het docking-
station te moeten plaatsen. Deze functie moet door de
systeembeheerder worden geconfigureerd. Neem de
richtlijnen van uw instelling of laboratorium met betrek-
king tot het gebruik van draadloze lokale netwerkaanslui-
tingen zorgvuldig in acht. Voor informatie over het tijdelijk
inschakelen of uitschakelen van deze functie, zie
pagina 44. Voor een beschrijving van de mogelijkheden
om de Accu-Chek Inform II-meter op een draadloos
netwerk (WLAN, Wi-Fi) aan te sluiten, zie appendix B.
Informatie over blootstelling aan
radiofrequentiestraling
De industriële, wetenschappelijke en medische radiofre-
quenties kunnen emissies omvatten van microgolfovens,
verwarmingsapparatuur en andere niet voor communica-
tie bestemde apparatuur. Hoewel dit soort apparaten
meestal geen storingen veroorzaken omdat het appara-
ten met een laag vermogen zijn, bestaat de mogelijkheid
dat sommige industriële systemen met een hoog vermo-
gen iedere poging tot gebruik van een WLAN voor com-
municatie onmogelijk maken. Daarom dient op de locatie
een onderzoek te worden ingesteld en met een spec-
trumanalyser een storingsanalyse van het gehele spec-
trum te worden uitgevoerd, waarbij niet alleen wordt
gekeken naar signalen, die binnen het frequentiebereik
van de betreffende WLAN liggen, maar ook naar sig-
nalen, die vlakbij of op dezelfde frequentie liggen en
storingen veroorzaken.
Verklarende woordenlijst:
”FCC” staat voor ”Federal Communications Com-
mission” (USA), de Amerikaanse overheidsinstantie
voor communicatieregelgeving.
”RF” staat voor ”radiofrequentie”
”RSS” staat voor ”Radio Standards Specification”
(Canada).
”WLAN” staat voor ”Wireless Local Area Network”
Inleiding • 1
29
Roche ondersteunt normen voor industriële draadloze
netwerken en beveelt het gebruik van producten met Wi-
Fi-certificatie aan. Bij deze certificatie worden producten
conform de industriële norm 802.11 getest op de basale
aansluitbaarheid, veiligheid, authenticiteit, kwaliteit van
de dienst, interoperabiliteit en betrouwbaarheid. Het Wi-
Fi CERTIFIED-logo is een waarborg, dat de Wi-Fi Alliance
een product in diverse configuraties en met diverse
steekproeven bij meerdere apparaten heeft getest om
compatibiliteit met andere Wi-Fi CERTIFIED-apparaten,
die in dezelfde frequentieband werkzaam zijn, te waar-
borgen. Het Wi-Fi Alliance-netwerk van onafhankelijke
testlaboratoria voert programma's met interoperabiliteits-
testen uit om te waarborgen, dat draadloze apparaten
samenwerken en veilige verbindingen ondersteunen.
Het Accu-Chek Inform II-systeem voldoet aan de eisen
van de FCC met betrekking tot de grenswaarden van
blootstelling aan straling, zoals deze zijn vastgesteld
voor een niet-gecontroleerde omgeving. Bij plaatsing en
gebruik van deze apparatuur dient een minimum afstand
van 20 cm (8 inches) tussen het straling uitzendende
gedeelte en uw lichaam te worden aangehouden.
Het zendgedeelte dient niet naast een antenne of een
andere zender te worden geplaatst of in combinatie
hiermee te worden gebruikt.
Door wijzigingen of modificaties aan de apparatuur aan
te brengen, die niet nadrukkelijk door Roche Diagnostics
zijn goedgekeurd, kan de goedkeuring van de FCC voor
het gebruik van deze apparatuur komen te vervallen.
Deze apparatuur voldoet aan de eisen van Part 15 van
de FCC Rules en van RSS-210 van Industry Canada.
Het gebruik ervan is onderworpen aan de volgende
twee voorwaarden:
(1) deze apparatuur mag geen schadelijke storingen
veroorzaken
en
(2) deze apparatuur moet bestand zijn tegen storingen
van buitenaf, met inbegrip van storingen, die een onge-
wenste werking van de apparatuur kunnen veroorzaken.
30
Lokale netwerken: bescherming
tegen toegang door
onbevoegden
Als dit product is aangesloten op een lokaal netwerk,
moet dit netwerk beschermd zijn tegen toegang door
onbevoegden. Er moet in het bijzonder voor worden
gezorgd, dat het netwerk niet direct is verbonden met een
ander netwerk of met het internet. Klanten zijn zelf ver-
antwoordelijk voor de veiligheid van hun lokale netwerk,
in het bijzonder met betrekking tot bescherming tegen
kwaadaardige software en vijandige aanvallen. Deze
bescherming kan zowel maatregelen om het apparaat
van ongecontroleerde netwerken te scheiden (zoals
het instellen van een firewall) omvatten, als maatregelen
om te waarborgen, dat het aangesloten netwerk geen
schadelijke codes bevat.
Aansluiting op een kabelnetwerk Als het Accu-Chek Inform II-dockingstation of het
Accu-Chek Inform II-dockingstation-netwerkknooppunt
op een lokaal netwerk is aangesloten, moet het door een
beheer met betrouwbare wachtwoorden tegen toe-
gang door onbevoegden worden beschermd. Volg, indien
beschikbaar, de richtlijnen van uw instelling of laborato-
rium m.b.t. het beheer met wachtwoorden zorgvuldig op
of houd de volgende regels aan:
Inleiding • 1
31
Karakteristieken van betrouwbare wachtwoorden
Het wachtwoord dient niet meer dan twee opeen-
volgende tekens van de accountnaam van de
gebruiker of van delen van de volledige naam van
de gebruiker te bevatten.
Wachtwoorden moeten ten minste acht tekens
lang zijn.
Wachtwoorden moeten tekens van ten minste drie
van de volgende vier categorieën bevatten:
Hoofdletters van het Engelse alfabet (A tot Z)
Kleine letters van het Engelse alfabet (a tot z)
Numerieke tekens (0 tot 9)
Niet-alfabetische tekens (bijvoorbeeld !, $, #, %)
Voorbeelden van ongeschikte wachtwoorden
uhxwze11 bevat geen hoofdletter.
UHXW13SF bevat geen kleine letter.
uxxxxx7F bevat hetzelfde teken meer dan
vier maal.
x12useridF bevat een gedeelte van de gebrui-
kersidentificatie, dat langer is dan vier tekens.
32
1.3 Onderdelen van het systeem
Het Accu-Chek Inform II-systeem omvat de volgende
onderdelen en accessoires:
A Meter
B Codechipreader
C Dockingstation (netspanningadapter niet
w
eergegeven)
D Accu-Chek Inform II-dockingstation-netwerk-
knooppunt (netspanningadapter niet w
eer-
gegeven)
E Accessoirekit (hier getoond met verbruiksmateria-
len, die echter niet bij de lev
ering zijn inbegrepen)
De meter kan op twee verschillende manieren worden
geconfigureerd:
1 Configuratie door middel van de functie Instellen
op de meter (zie hoofdstuk 9)
2 Configuratie door middel van een gegevensbeheer-
systeem.
Opmerking: Niet alle opties kunnen op de meter zelf met
de functie Instellen worden geconfigureerd.
A
C
E
D
B
Inleiding • 1
33
De meter vervult de volgende taken binnen het systeem:
Dient d.m.v. de touchscreen en de Aan/Uit-toets als
primaire gebruikersinterface.
Uitvoeren van glucosemetingen.
Scannen van barcodes
1
(charge (lot) nummers
van teststrips, controles, patiënten- en gebruikers-
identificaties) van diverse ondersteunde barcode-
systemen.
Weergave van de meetresultaten van bepalingen
van patiëntenmonsters en controlematerialen.
Via draadloze communicatie (WLAN, optioneel)
of het dockingstation (LAN) opgeslagen gegevens
overdragen naar het gegevensbeheersysteem.
1. Het is mogelijk, dat controleoplossingen niet in alle lan-
den met barcodes verkrijgbaar zijn. Een lijst van onder-
steunde barcodesystemen vindt u in Appendix A.2.
34
1.4 Overzicht van de meter
De meter bevat de volgende onderdelen:
1 Uitsparing voor de teststrip
V
oor het invoeren van de teststrip in de meter.
2 Touchscreen
(display
, gevoelig voor aanraking)
Door middel van deze touchscreen kunt u metin-
gen van patiëntenmonsters en controlematerialen
uitvoeren en resultaten bekijken. Om een van deze
functies te selecteren, moet u op de betreffende
knop op de touchscreen drukken.
3 Aan/Uit-toets
Druk op deze toets om de meter aan of uit te zetten.
4 Barcodescanner
M.b.v
. de geïntegreerde barcodescanner kunnen
gebruikers- en patiëntenidentificatienummers
worden ingelezen.
5 Deksel van het batterijencompartiment
V
erwijder de deksel om het battery pack te
plaatsen.
6 Contacten voor het opladen
Deze contacten dienen v
oor het opladen van het
battery pack, als de meter op het dockingstation
is geplaatst.
7 Infraroodvenster
Maakt gegev
ensoverdracht met de codechipreader
en het dockingstation mogelijk.
1
2
3
4
5
7
6
Inleiding • 1
35
8 Battery pack
Zorgt voor de energievoorziening van de meter.
9 Etiket van de WLAN-hardware
Als de meter draadloze aansluiting ondersteunt:
op dit etiket w
orden de registratienummers, die
specifiek zijn voor de WLAN-hardware van de
meter, weergegeven.
10 Interface
(Uitsluitend v
oor gebruik door de fabrikant.)
11 Bus voor het aansluiten van het battery pack
Sluit het ba
ttery pack hier aan.
8
9
10
11
8
36
1.5 Overzicht van de codechipreader
De flacons teststrips bevatten een codechip. Deze code-
chip wordt door de codechipreader afgelezen en de
gegevens ervan worden doorgezonden naar de meter.
Voor aanvullende informatie over de codechipreader,
zie hoofdstuk 6.
De codechipreader bevat de volgende onderdelen:
12 Codechip-uitsparing
13 LED (groen) voor weergave van de status
14 Infraroodvenster voor overdracht van het
codebestand naar de meter
Vervang geen codechip, als de LED van de codechi-
preader nog knippert. Als het groene LED-statuslicht
nog knippert, zal de codechipreader het eerder geladen
codebestand blijven downloaden en het codebestand
van de zojuist geplaatste codechip negeren. Er kan een
foutmelding op de meter worden weergegeven.
12
13
14
Inleiding • 1
37
1.6 Overzicht van het Accu-Chek Inform II-dockingstation
Om flexibel te kunnen voorzien in de behoeften van de
gebruiker, zijn er twee versies van het dockingstation
beschikbaar.
Het Accu-Chek Inform II-dockingstation
Het Accu-Chek Inform II-dockingstation Light
Beide versies van het dockingstation kunnen:
het battery pack (batterijeenheid) van de meter
opladen.
Daarnaast ondersteunt het Accu-Chek Inform II-
dockingstation ook:
de communicatie met een gegevensbeheer-
systeem.
1
de communicatie met een computer.
Beide versies van het dockingstation bevatten de
volgende onderdelen:
15 Contacten voor het opladen
16 Infraroodvenster voor communicatie met de meter
17 Status-LED (brandt als de stroomvoorziening is
aangesloten):
Rood verlicht: de stroomvoorziening is aangesloten,
de toepassing wordt opgestart (geldt alleen voor
het Accu-Chek Inform II-dockingstation)
Groen verlicht: Gereed
Rood knipperend: Fout
Blauw verlicht: Configuratiemodus (geldt alleen
voor het Accu-Chek Inform II-dockingstation)
1. Het Accu-Chek Inform II-dockingstation Light kan de
communicatie met een gegevensbeheersysteem alleen
ondersteunen, als hierbij het Accu-Chek Inform II-
dockingstation-netwerkknooppunt wordt gebruikt.
16
15
17
38
De elektrische aansluitingen bevinden zich aan de ach-
terkant van het Accu-Chek Inform II-dockingstation en
-dockingstation Light.
18 Verwijderbare houder voor wandbevestiging
19 Bus voor de stroomingang van de netspanning-
adapter
20 Netwerkaansluiting
Dockingstation: Ethernet/RJ45-poort
Dockingstation Light: RJ25-poort (communicatie
via dockingstation-netwerkknooppunt)
21 USB-poort (dockingstation)
22 USB-configuratieschakelaar (dockingstation,
alleen v
oor gebruik door de systeembeheerder)
Daarnaast worden de volgende onderdelen geleverd met
de dockingstations:
23 Netspanningadapter voor
Dockingstation:
Dockingstation Light: (hier niet
weergegeven)
24 USB-kabel voor
Dockingstation: USB-A naar USB-micro B
Voor instructies voor het aansluiten van het docking-
station, zie hoofdstuk 9.
De bovenste afbeelding aan de linkerkant laat het
Accu-Chek Inform II-dockingstation zien, de afbeelding
eronder het Accu-Chek Inform II-dockingstation Light.
Voor een overzicht van het dockingstation met oudere
hardware (REF 05060290001), zie Appendix E, ”Appen-
dix voor Accu-Chek Inform II-dockingstation (oudere
versie)”.
18 19 20 21 22
18 20 19
23
24
12V 1,25A
7.5V 1.7A
Inleiding • 1
39
1.7 Overzicht van het Accu-Chek Inform II-dockingstation-
netwerkknooppunt
Het Accu-Chek Inform II-dockingstation-netwerkknoop-
punt ondersteunt de communicatie met een gegevensbe-
heersysteem via Ethernet (RJ45) en er kunnen maximaal
4 Accu-Chek Inform II-dockingstations Light (RJ25) op
worden aangesloten.
Het netwerkknooppunt kan het Accu-Chek Inform II-
dockingstation Light ook van stroom voorzien. Als een
Accu-Chek Inform II-dockingstation Light op een net-
werkknooppunt is aangesloten, is hiervoor geen separate
stroomvoorziening nodig. De kleuren van de LED van het
netwerkknooppunt zijn hetzelfde als van het Accu-Chek
Inform II-dockingstation Light.
17 Status-LED (brandt als de stroomvoorziening is
aangesloten)
19 Bus voor de stroomingang van de netspanning-
adapter
20 Netwerkaansluiting — Ethernet/RJ45-poort
21 USB-poort
24 Aansluitingen voor maximaal 4 Accu-Chek
Inform II-dockingsta
tions Light (RJ25, gegevens-
overdracht en stroomvoorziening)
20 19
17
2421
40
1.8 Overzicht van de accessoirekit
In de accessoirekit kunnen verbruiksmaterialen, die op
de plaats van verzorging (point of care) benodigd zijn
voor het uitvoeren van bloedglucosemetingen, worden
opgeborgen en vervoerd.
1.9 Reagentia en verbruiksmaterialen
Voor het uitvoeren van metingen van patiëntenmonsters
en van glucosecontrolematerialen zijn de volgende
reagentia nodig:
Accu-Chek Inform II-teststrips
Accu-Chek Performa Control-oplossingen
Accu-Chek Lineariteitstest Kit (indien dit door de
richtlijnen van uw instelling of laboratorium vereist
wordt)
Overige verbruiksmaterialen, zoals bloedafnamemateria-
len, dienen door uw laboratorium of instelling te worden
geleverd. Volg de geldende voorschriften en veiligheids-
richtlijnen voor het afnemen van en het werken met
bloedmonsters zorgvuldig op.
Inleiding • 1
41
1.10 Instructies voor het instellen voor gebruik
De meter moet voor de eerste ingebruikname worden
geconfigureerd. Bij het instellen worden de volgende
parameters geconfigureerd:
Datum- en tijdweergave
Invoermodus voor patiëntenidentificatie
Invoermodus voor gebruikersidentificatie
Glucosecontroles: type en tijdschema
Scherm met het resultaat van de glucosecontrole-
meting
Opmerkingen, die na een meting kunnen worden
ingevoerd
Instellingen voor gegevensoverdracht
Deze instellingen kunnen in beperkte mate direct in het
Menu Instellen van de meter worden ingevoerd. Voor
meer informatie over de configuratie door middel van het
Menu Instellen kunt u zowel hoofdstuk 9 als Appendix A
raadplegen. Naast deze instelmogelijkheid kan de meter
ook door middel van een gegevensbeheersysteem
worden geconfigureerd. Geschikte gegevensbeheer-
systemen beschikken over veel meer mogelijkheden voor
configuratie van de meter dan de instelfunctie op de
meter.
Voor informatie over het gebruik van gegevensbeheer-
systemen kunt u contact opnemen met de lokale
vertegenwoordiging van Roche (zie hoofdstuk 12).
Om binnen een instelling of laboratorium standaardisa-
tie van de configuratie te waarborgen, kan het Menu
Instellen op de meter worden uitgeschakeld.
42
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren • 2
43
2 De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie
invoeren
2.1 De meter aanzetten
1 Druk kort op de Aan/Uit-toets . De meter is
nu ingeschakeld.
2 Het scherm Start verschijnt.
3 Controleer of de datum (linksonder) en de tijd
(rechtsboven) correct in het scherm Start worden
weergegeven. Raadpleeg de aanwijzingen in
hoofdstuk 9 indien het noodzakelijk is om deze
instellingen aan te passen.
Als er tijdens de functietesten een fout wordt vast-
gesteld, wordt de bijbehorende foutmelding op de
display weergegeven.
Als de functie QC-blokkering is ingeschakeld en
er een glucosecontrole moet worden uitgevoerd,
wordt er een dienovereenkomstige melding op de
display weergegeven.
Het batterijsymbool geeft de actuele ladingstoe-
stand van het battery pack aan.
Een volledig gevuld symbool geeft aan, dat
het battery pack volledig geladen is, terwijl een
gedeeeltelijk geladen battery pack wordt weerge-
geven door een gedeeltelijk gevuld batterijsymbool
. Als het battery pack bijna leeg is, wordt het
batterijsymbool rood .
Contrast
Start 12:48
17.03.17
Bezig met functietesten...
44
Instellen van de display Door gebruik te maken van de Display-opties, kunt u het
contrast van de display aanpassen aan de lichtomstan-
digheden van de omgeving.
1 Druk in het scherm Start op Contrast. Het scherm
Display verschijnt.
2 Druk op of om de display lichter
resp. donkerder te maken.
3 Druk op om de instelling te bevestigen.
Draadloze aansluiting
activeren/deactiveren
Als de meter draadloze aansluiting ondersteunt, kunt u
deze functie desgewenst tijdelijk activeren of deactiveren.
De draadloze aansluiting wordt de eerstvolgende keer,
dat de meter wordt aangezet, automatisch weer geac-
tiveerd. U kunt de draadloze aansluiting dan, indien
noodzakelijk, opnieuw tijdelijk deactiveren.
Na 30 seconden zonder enige activiteit (b.v. zonder
aanraken van de display) dimt de meter automatisch de
achtergrondverlichting van de display om energie te
sparen (”Energiebesparende modus”).
Display
Lichter Donkerder
12:48
17.03.17
WAARSCHUWING
Als u vermoedt, dat de emissies van radiofrequentie-
straling van de draadloze communicatie schadelijk zijn
voor de patiënt of een negatieve invloed heeft op andere
apparaten, dient u aan de hand van de richtlijnen van
uw instelling of laboratorium een heroverweging te
maken van het gebruik van de WLAN-functie van het
Accu-Chek Inform II-systeem.
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren • 2
45
Als de draadloze aansluiting is geactiveerd, wordt het
symbool (WLAN gedeactiveerd) op de display
weergegeven als knop in het scherm Start.
Druk om de draadloze netwerkverbinding tijdelijk
te deactiveren in het scherm Start op (WLAN
gedeactiveerd). Het symbool verandert hierdoor
in (WLAN geactiveerd).
Druk om de draadloze netwerkverbinding tijdelijk
te activeren in het scherm Start op (WLAN
geactiveerd). Het symbool verandert hierdoor
in (WLAN gedeactiveerd).
De knop WLAN geactiveerd/WLAN gedeactiveerd geeft
altijd de actuele keuzemogelijkheid weer. De actuele
communicatiestatus wordt in alle menu’s en schermen
op de statusbalk (onderste regel) van de display
weergegeven.
Het symbool wordt weergegeven, als de draad-
loze aansluiting is geactiveerd. De signaalsterkte
wordt weergegeven door 4 balken naast het sym-
bool op de statusbalk. De signaalsterkte kan
variëren van ”zwak” tot ”uitstekend .
Het symbool wordt weergegeven, als de laatste
communicatie met het gegevensbeheersysteem
succesvol was en conform het communicatie-
protocol is afgesloten.
Het symbool wordt weergegeven, als de laatste
poging om met het gegevensbeheersysteem te
communiceren niet succesvol was of onbedoeld
is beëindigd. Als dit symbool op de display blijft
verschijnen, moet u contact opnemen met uw
systeembeheerder. Het negeren van deze infor-
matie kan leiden tot een Download-blokkering
(indien ingesteld, zie pagina 49).
De signaalsterktebalken worden alleen weergegeven
als de draadloze communicatie daadwerkelijk plaats-
vindt. Bijvoorbeeld: omdat draadloze communicatie
nooit plaatsvindt als er een meting op de meter wordt
uitgevoerd, wordten er geen statusbalken weergegeven.
Contrast
Start 12:48
17.03.17
Contrast
Start 12:48
17.03.17
46
Startprocedure afsluiten Als u alle noodzakelijke wijzigingen heeft uitgevoerd,
drukt u op om naar het scherm voor het invoe-
ren van de gebruikersidentificatie te gaan of
wacht u 5 seconden, waarna de meter automatisch
naar het scherm voor het invoeren van de gebrui-
kersidentificatie gaat.
2.2 Invoeren van de gebruikersidentificatie
Of en hoe er een gebruikersidentificatie wordt ingevoerd
en of er een wachtwoord vereist is, hangt af van de confi-
guratie van het systeem. Het is bijvoorbeeld mogelijk om
de gebruikersidentificatie alleen verplicht te stellen bij het
uitvoeren van kwaliteitscontrolemetingen. In het alge-
meen kan het systeem de gebruikersidentificaties behe-
ren en controleren, maar daarnaast ook andere functies
van het invoeren van deze identificatie afhankelijk
maken.
Als er een gebruikersnaam, die bij de ingevoerde gebrui-
kers-ID hoort, op de meter beschikbaar is, wordt deze
naam in het Hoofdmenu weergegeven (in dit voorbeeld
”Maria S.”).
Er zijn een aantal keuzemogelijkheden voor het invoeren
van gebruikersidentificaties en deze zijn afhankelijk van
de configuratie van het systeem:
Uitsluitend d.m.v. de barcodescanner
1
Handmatige invoer of optioneel d.m.v. de
barcodescanner
1. Een lijst van ondersteunde barcodesystemen vindt
u in Appendix A.2.
Gebruikersidentificaties kunnen uit maximaal
20 alfanumerieke tekens bestaan.
Alfanumerieke tekens zijn iedere combinatie van A–Z en
0–9, daarnaast mogen ”.” (punt) of ”-” (koppelteken)
worden gebruikt. Zie ook pagina 48.
Barcodemaskering kan worden gebruikt om alle tekens,
die niet tot de gebruikersidentificatie behoren, te verwij-
deren. Zie de informatie over ”Barcodemaskering van
gebruikers- en patiëntenidentificatie” op pagina 194.
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Maria S.
12:48
17.03.17
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren • 2
47
Invoeren van een
gebruikersidentificatie met
de barcodescanner
Als het scherm voor het invoeren van de gebruikers-
identificatie (Gebruikers-ID) wordt weergegeven:
1 Druk kort op . De knop wordt tijdens het
scannen met een zwarte achtergrond weer-
gegeven.
2 Houd de meter zodanig, dat het venster van de
barcodescanner zich circa 10–20 cm (4–8 inch)
boven de barcode, die u wilt aflezen, bevindt.
De meter geeft een akoestisch signaal, als de barcode
met succes is afgelezen. De informatie van de barcode
wordt in het veld van de gebruikersidentificatie weer-
gegeven. De barcodescanner wordt na 10 seconden
uitgeschakeld, als er geen barcode wordt gescand.
123
456
789
A-O0
Gebruikers-ID
12:48
17.03.17
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat er
een kleine vertraging bestaat tussen het activeren van
de barcodescanner (groene lichtstraal) en het aflezen
van de barcode (rode lichtstraal). De vertragingsduur is
instelbaar in een bereik van 0–10 seconden. (Zie ook
tabel ”Barcodeconfiguratie” op pagina 192.)
Deze vertragingsduur geeft de gebruiker de tijd om de
barcodescanner en/of de barcode in de juiste positie te
brengen, b.v. in het geval, dat er meerdere verschillende
barcodes erg dicht op elkaar zitten, zoals in een lijst.
48
Handmatig invoeren van de
gebruikersidentificatie
Als het scherm voor het invoeren van de gebruikers-
identificatie (Gebruikers-ID) wordt weergegeven:
1 Druk op de letters en de cijfers om de identificatie
in te voeren.
2 Gebruik de volgende knoppen om tussen de
verschillende groepen tekens te wisselen:
voor de letters A t/m O
voor de letters P t/m Z
voor de cijfers 0 t/m 9
3 Druk op de backspace-knop om een onjuist
ingevoerd teken te wissen. Druk op om het
ingevoerde gegeven volledig te wissen. Druk
op om een spatie in te voeren.
4 Druk op om de identificatie te bevestigen.
Als de ingevoerde gebruikersidentificatie niet geldig is
(of als de gegevens van de gebruiker niet in de meter
zijn opgeslagen), wordt er een foutmelding op de display
weergegeven. Door de melding te bevestigen kunt u de
identificatie nogmaals invoeren.
Invoeren van een wachtwoord Nadat de gebruikersidentificatie correct is ingevoerd,
kan er (indien geconfigureerd) een scherm voor het
invoeren van een wachtwoord worden weergegeven.
Voer het wachtwoord op dezelfde wijze in als hierboven
beschreven voor de gebruikersidentificatie.
Als alle gegevens zijn ingevoerd, verschijnt het
Hoofdmenu.
123
456
789
A-O0
Gebruikers-ID
12:48
17.03.17
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z123
Gebruikers-ID
MARIA
12:48
17.03.17
PQRST
UVWXY
Z.
123 A-O
Gebruikers-ID
MARIA S.
12:48
-
17.03.17
A-O
P-Z
123
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
49
3 Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
3.1 Informatie over bloedglucosemetingen
Voorbereiden van een meting Voordat er een meting kan worden uitgevoerd, moet
aan de volgende vereisten zijn voldaan:
De Accu-Chek Inform II-teststrips moeten
beschikbaar zijn voor gebruik.
Het codebestand van het in gebruik zijnde
charge(lot)nummer van de teststrips moet in de
meter worden opgeslagen (zie hoofdstuk 6).
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien verplicht) worden ingevoerd, als de
meter voor aanmelding (inloggen) is geconfigu-
reerd.
De in de configuratie van het systeem gespecifi-
ceerde glucosecontrolemetingen moeten succes-
vol zijn uitgevoerd, voordat er metingen van
patiëntenmonsters mogen worden uitgevoerd.
Informatie over de noodzaak om glucosecontrole-
metingen uit te voeren wordt in het scherm Start
weergeven.
Indien dit zo is ingesteld, bestaat de verplichting om
binnen vastgestelde tijdsintervallen opgeslagen
gegevens van de meter te downloaden naar het
gegevensbeheersysteem. Als een dergelijke gege-
vensoverdracht (hetzij via WLAN of via het plaatsen
van de meter op een dockingstation) niet binnen
de aangegeven tijd plaatsvindt, wordt de meter
geblokkeerd (Download-blokkering) en kan niet
worden gebruikt voor het uitvoeren van een meting.
Contrast
Start
QC nodig: onmiddellijk
12:48
17.03.17
50
Als aangegeven wordt, dat er een glucosecontrolemeting
moet worden uitgevoerd, kan er geen glucosebepaling
van een patiëntenmonster worden uitgevoerd tot de
controles succesvol zijn uitgevoerd.
Voor noodgevallen kunnen er CITO-testen in de meter
worden geconfigureerd. Als de omstandigheden dit ver-
eisen, maakt deze optie het mogelijk om, ondanks QC-
blokkering of Download-blokkering van de meter, een
beperkt aantal glucosebepalingen van patiëntenmonsters
uit te voeren (zie pagina 81).
Afhankelijk van de configuratie van uw meter (zie
pagina 137) wordt QC-blokkering ingesteld, als
men een meting van een patiëntenmonster uit wil
voeren en de metingen van de controlematerialen
niet binnen het door uw instelling of laboratorium
vastgestelde tijdsinterval of met de aangegeven
frequentie zijn uitgevoerd.
er metingen van controlematerialen zijn uitgevoerd,
maar de meetwaarden niet binnen het toegestane
controlewaardenbereik lagen.
er nieuwe software is geïnstalleerd.
er een ander charge(lot)nummer van de teststrips is
geselecteerd dan het ”huidige” charge(lot)nummer
(fabrieksmatige standaardinstelling).
een nieuwe charge (lot) teststrips voor het eerst
wordt gebruikt.
Volg bij het afnemen van bloedmonsters de geldende
voorschriften en richtlijnen m.b.t. hygiëne en veilig-
heid zorgvuldig op.
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen voor het
weggooien van potentieel infectieuze monsters en
materialen zorgvuldig op.
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
51
3.2 Uitvoeren van een glucosebepaling van een patiëntenmonster
Overzicht van de testprocedure Een glucosebepaling van een patiëntenmonster bestaat
uit de volgende stappen:
Voer de patiëntenidentificatie in. Dit kan handmatig
of door gebruik te maken van de barcodescanner.
Bevestig, dat het charge(lot)nummer van de test-
strips overeenkomt met de te gebruiken teststrips
(indien geconfigureerd).
Voer de meting uit.
Optioneel kan een test worden ingedeeld als een
Observatie Test (zie pagina 227).
Werkstroom van isolatie-
inrichtingen
Afhankelijk van de configuratie van uw meter (zie Appen-
dix A.1) kan de volgorde van de stappen ”Invoeren of
selecteren van de patiëntenidentificatie” gevolgd door
”Het charge(lot)nummer van de teststrip bevestigen of
selecteren” worden omgedraaid om contaminatieproble-
men te voorkomen.Deze werkstroom maakt het u moge-
lijk om een meting bij een patiënt in een isolatie-
inrichting uit te voeren zonder met de flacon teststrips
naar de patiënt te gaan.
Zodra een teststrip uit de flacon is genomen, moet het
bloedmonster binnen 3 minuten op de teststrip
worden opgebracht.
De teststrips dienen onmiddellijk nadat ze uit de flacon
teststrips zijn genomen te worden gebruikt (zie de bij-
sluiter van de verpakking). Als dit door een afwijkende
werkstroom echter niet mogelijk is (voorbeeld:
werkstroom van isolatie-inrichtingen), is in studies aan-
getoond dat de teststrips tussen het uitnemen uit de
flacon en het opbrengen van het bloedmonster
3 minuten houdbaar zijn.
52
Invoeren of selecteren van de
patiëntenidentificatie
Nadat de meter, zoals hiervoor beschreven is, is voor-
bereid, kunt u verdergaan met de stappen, die direct
betrekking hebben op de meting:
1 Druk in het scherm Hoofdmenu op Patiëntentest.
2 Voer de Patiënten-ID in of selecteer deze, zoals
beschreven op de volgende pagina's.
3 Als de functie Patiënt bevestiging is ingeschakeld,
moet u, nadat u de identificatie heeft ingevoerd of
geselecteerd, de weergegeven patiënteninformatie
controleren en bevestigen.
ABCDE
F GHI J
KLMNO
P-Z 123
Patiënten-ID
123456789
12:48
17.03.17
D-503: Patiënten-ID:
123456789
Naam:
Mary-Jane Miller
Geb.datum: 03.12.56
Is dit correct?
Patiënt bevestiging
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
123
456
789
A-O0
Patiënten-ID
12:48
17.03.17
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
53
Afhankelijk van de configuratie heeft u nu drie verschil-
lende opties om de eerstvolgende meting aan een patiënt
te koppelen.
De functie patiëntenidentificatie kan door uw
systeembeheerder worden geconfigureerd om:
iedere combinatie van maximaal 20 alfanumerieke
tekens, met een gespecificeerde minimale- en
maximale lengte, in te voeren.
Alfanumerieke tekens zijn iedere combinatie van A–Z en
0–9, daarnaast mogen ”.” (punt) of ”-” (koppelteken)
worden gebruikt.
de patiëntenidentificatie d.m.v. de barcodescanner
in te voeren.
1
een patiënt in een lijst te selecteren.
2
De volgende opties zijn beschikbaar voor de validatie
van patiëntenidentificaties:
Handmatige invoer kan worden gevalideerd aan de
hand van een gedownloade lijst.
Bevestiging van de naam, geboortedatum en identi-
ficatie van de patiënt kunnen verplicht worden
gesteld.
2
Barcodemaskering kan worden gebruikt om alle
tekens, die niet tot de patiëntenidentificatie
behoren, te verwijderen. Zie de informatie over
”Barcodemaskering van gebruikers- en patiënten-
identificatie” op pagina 194.
1. Een lijst van ondersteunde barcodesystemen vindt
u in Appendix A.2.
2. Afhankelijk van de configuratie van de meter is het
mogelijk, dat deze functie niet beschikbaar is.
54
Handmatig invoeren van de
patiëntenidentificatie
Gebruik het op de display weergegeven toetsenbord om
de patiëntenidentificatie in te voeren. De tekens kunnen
op dezelfde wijze worden geselecteerd als bij het
invoeren van een gebruikersidentificatie.
1 Druk op de letters en de cijfers om de identificatie
in te voeren.
2 Gebruik de volgende knoppen om tussen de
verschillende groepen tekens te wisselen:
voor de letters A t/m O
voor de letters P t/m Z
voor de cijfers 0 t/m 9
3 Druk op de backspace-knop om een onjuist
ingevoerd teken te wissen. Druk op om het
ingevoerde gegeven volledig te wissen. Druk
op om een spatie in te voeren.
4 Druk op om de patiëntenidentificatie te
bevestigen of op om deze procedure te
annuleren en terug te keren naar het Hoofdmenu.
Als de ingevoerde patiëntenidentificatie niet
geldig is (komt niet overeen met de geconfigu-
reerde maximum-/minimumlengte), wordt er een
foutmelding op de display weergegeven. Door de
foutmelding te bevestigen kunt u de identificatie
nogmaals invoeren.
Als de patiënt niet wordt gevonden in de
gedownloadede lijst, kan er een beslissings-
melding worden weergegeven (afhankelijk van
de configuratie, zie Appendix A.1). Door de beslis-
singsmelding te annuleren is het ook mogelijk om
de identificatie nogmaals in te voeren.
Door de beslissingsmelding te bevestigen is het
mogelijk om een meting bij de patiënt uit te voeren,
als de ID voldoet aan de geconfigureerde maxi-
mum-/minimumlengte. De patiënten-ID wordt
echter niet automatisch toegevoegd aan de lijst.
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z123
Patiënten-ID
12:48
17.03.17
A-O
P-Z
123
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
55
Selectie van de patiënten-
identificatie uit een lijst
Selecteer de patiëntenidentificatie uit een lijst
1
, als deze
(van het gegevensbeheersysteem) is gedownload naar
de meter.
1 Druk op of om naar boven resp. naar
beneden door de lijst te bladeren.
Als een van de knoppen niet zichtbaar is, is het begin of
het einde van de lijst bereikt.
2 Druk op het gewenste gegeven om een patiënt te
selecteren of druk op om deze procedure te
annuleren en terug te keren naar het Hoofdmenu.
1. Afhankelijk van de configuratie van de meter is het
mogelijk, dat deze functie niet beschikbaar is.
Patiënten-ID
Toetsenbord
ID: 2222222222
Naam: Jane Doe
ID: 3333333333
Naam: John Doe
ID: 4444444444
Naam: Jenny Doe
ID: 123456789
Naam: James Doe
12:48
17.03.17
56
Invoeren van een patiënten-
identificatie met de
barcodescanner
Als het scherm voor het invoeren van de patiënten-
identificatie (Patiënten-ID) wordt weergegeven:
1 Druk kort op . De knop wordt tijdens het
scannen met een zwarte achtergrond weer-
gegeven.
2 Houd de meter zodanig, dat het venster van de
barcodescanner zich circa 10–20 cm (4–8 inch)
boven de barcode, die u wilt aflezen, bevindt.
De meter geeft een akoestisch signaal, als de barcode
met succes is afgelezen. De informatie van de barcode
wordt in het veld van de patiëntenidentificatie weer-
gegeven. De barcodescanner wordt na 10 seconden
uitgeschakeld, als er geen barcode wordt gescand.
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z123
Patiënten-ID
12:48
17.03.17
Patiënten-ID
Toetsenbord
ID: 2222222222
Naam: Jane Doe
ID: 3333333333
Naam: John Doe
ID: 4444444444
Naam: Jenny Doe
ID: 123456789
Naam: James Doe
12:48
17.03.17
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
57
Het charge(lot)nummer van
de teststrip bevestigen of
selecteren
Nadat u de patiëntenidentificatie heeft ingevoerd en
bevestigd, wordt u gevraagd het charge(lot)nummer van
de teststrips te selecteren. Vergelijk het op de display van
de meter weergegeven nummer met het nummer op het
etiket van de flacon teststrips.
1 Selecteer het charge(lot)nummer als volgt:
Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt
gebruiken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om een lijst met opgeslagen charge(lot)nummers
weer te geven. Selecteer het gewenste
charge(lot)nummer in de lijst.
Om het charge(lot)nummer van de flacon teststrips
d.m.v. de barcodescanner in te lezen, moet u kort
op drukken. Volg de instructies voor het
scannen van identificaties op (zie de onderstaande
opmerking).
2 Druk op om het geselecteerde of gescande
charge(lot)nummer te bevestigen.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat er
geen QC-blokkering wordt ingesteld als u tussen de
opgeslagen charges teststrips wisselt. De geselecteerde
charge teststrips moet echter wel reeds zijn goedge-
keurd door een meting van een glucosecontrole.
Er zal toch een QC-blokkering worden ingesteld als een
charge (lot) teststrips is opgeslagen in de meter, maar er
geen meting van een glucosecontrole is uitgevoerd.
Voordat een charge (lot) voor het eerst mag worden
gebruikt, moet er altijd eerst een meting van een
glucosecontrole zijn uitgevoerd.
Patiëntentest
Patiënt 123456789
Gebruik strip lotnr
.
12:48
123456?
17.03.17
Strip lotnrs.
344789
545794
545777
344654
12:48
17.03.17
58
Als de meter is geconfigureerd voor gebruik volgens de
”Werkstroom van isolatie-inrichtingen” (zie Appendix A.1
)
dient de charge teststrips te worden bevestigd voordat er
een patiënten-ID wordt ingevoerd of geselecteerd.
Voor meer informatie over het opslaan van
charge(lot)nummers van teststrips, zie pagina 87.
Patiëntentest
Gebruik strip lotnr.
12:48
123456?
17.03.17
Strip lotnrs.
344789
545794
545777
344654
12:48
17.03.17
123
456
789
A-O0
Patiënten-ID
12:48
17.03.17
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat
handmatige bevestiging niet nodig is. Bij deze instelling
wordt alleen het charge(lot)nummer weergegeven.
Andere opties zijn niet beschikbaar.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat de
charge(lot)nummers uitsluitend d.m.v. de barcodescan-
ner kunnen worden ingevoerd (zie de onderstaande
opmerking).
Opmerking: Het is mogelijk, dat controleoplossingen
niet in alle landen met barcodes verkrijgbaar zijn.
In dit geval moet u of
het charge(lot)nummer telkens handmatig invoeren
(aanbevolen),
een eerder ingevoerd charge(lot)nummer uit de
lijst kiezen of
de meter configureren om alleen het
charge(lot)nummer weer te geven (zonder
bevestiging door de gebruiker).
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
59
Patiëntenidentificatie-informatie Alle beschikbare informatie van de patiënten-ID van de
geselecteerde patiënt wordt weergegeven in het scherm
Patiëntentest. Aanvullende patiëntenidentificatie-informatie
zoals naam en geboortedatum helpen bij de verificatie van
de identiteit van de patiënt. Bij het uitvoeren van een meting
kan de verpleger/verpleegster gemakkelijk controleren of
het geslacht en de leeftijd van de patiënt overeenkomen met
de in het scherm weergegeven details van de patiënt. Op de
display wordt (elke seconde) gewisseld tussen de weergave
van de patiënten-ID en (indien beschikbaar) de naam van
de patiënt. Op een tweede regel wordt de geboortedatum
weergegeven. Als er geen geboortedatum beschikbaar is,
wordt er in plaats hiervan een streepje (-) weergegeven. Zie
de onderstaande afbeeldingen.
Patiëntentest
Patiënt John Doe
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Geb.datum: 05.12.70
Patiëntentest
Patiënt 123456789
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Geb.datum: 05.12.70
Patiëntentest
Patiënt John Doe
Strip lotnr
. 545794
12:48
Geb.datum: 05.12.70
17.03.17
Patiëntentest
Patiënt 123456789
Strip lotnr
. 545794
12:48
Geb.datum: 05.12.70
17.03.17
De geboortedatum wordt niet weergegeven in schermen
met resultaten van testen van patiëntenmonsters, in opge-
slagen meetresultaten of in schermen van IOT-testen.
60
Teststrip in de meter plaatsen Na bevestiging van het charge(lot)nummer van de test-
strip knippert een groene pijl op de display en wordt
u gevraagd om de teststrip in de meter te plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip vast met de belettering
”ACCU-CHEK” naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op
de teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor
de teststrip.
De meter geeft een akoestisch signaal. Het zandloper-
symbool verschijnt op de display en geeft aan, dat de
meter bezig is met het controleren van de teststrip.
Zuig geen bloed op, terwijl dit symbool op de display
wordt weergegeven.
Patiëntentest
Patiënt 123456789
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Geb.datum: 05.12.70
Patiëntentest
Patiënt 123456789
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Geb.datum: 05.12.70
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
61
Verkrijgen van een
bloedmonster
De geselecteerde prikplaats moet worden voorbereid en
het bloed van de patiënt moet worden verkregen conform
de hiervoor geldende richtlijnen van uw instelling of
laboratorium.
Aanbevelingen voor het verkrijgen van capillair
bloed
Als er binnen uw instelling of laboratorium geen gel-
dende richtlijnen voor het verkrijgen van capillair bloed
van toepassing zijn, dient de hand van de patiënt (of de
hiel in het geval van kleine kinderen) met warm water en
zeep te worden gewassen en vervolgens goed te worden
afgedroogd. Als u doekjes met alcohol of andere desin-
fecteermiddelen gebruikt bij het verkrijgen van capillair
bloed, moet de huid van de patiënt goed droog zijn,
voordat u de vingerprik uitvoert om bloed te verkrijgen.
Gebruik voor iedere patiënt een prikpen voor eenmalig
gebruik met automatische blokkering. De prikpen moet
zijn bedoeld voor gebruik door medische beroepsbeoefe-
naren in een omgeving met meerdere patiënten. Volg de
gebruiksaanwijzingen van de fabrikant zorgvuldig op.
Wij bevelen aan om in de zijkant van de vingertop
te prikken, omdat de pijnprikkel op deze plaats het
kleinst is.
WAARSCHUWING
Mogelijk risico van onjuiste resultaten door op de
huid achtergebleven residuen
Sporen van voedsel op de vingers of restanten van
vettige verbindingen uit handcrèmes of zeepproduc-
ten kunnen het monster contamineren en tot onjuiste
resultaten leiden. De prikplaats moet grondig worden
gewassen en met ruime hoeveelheden water worden
afgespoeld.
Op de huid achtergebleven water of desinfecteermid-
del kan de bloeddruppel verdunnen en hierdoor tot
onjuiste meetresultaten leiden. Nadat u de prikplaats
heeft gewassen en gedesinfecteerd, moet u ervoor
zorgen dat de huid van de patiënt goed droog is, voor-
dat u de vingerprik uitvoert om een monster capillair
bloed te verkrijgen.
62
Opzuigen van een bloedmonster Nadat de meter de teststrip heeft gecontroleerd, ver-
dwijnt het zandlopersymbool en wordt u gevraagd een
bloedmonster op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u bloed opzuigt.
De meter geeft een akoestisch signaal.
2 Houd de bloeddruppel tegen de uitsparing aan de
voorkant (gele opbrengzone) van de teststrip. Het
bloed wordt door capillaire werking in de teststrip
gezogen.
Breng geen bloed op aan de bovenkant van de
teststrip. Bloed aan de bovenkant van de teststrip is
niet beschikbaar voor de meting, omdat het niet in
de teststrip wordt gezogen.
Zodra er voldoende bloedmonster is gedetecteerd, geeft
de meter een akoestisch signaal en wordt de meting
gestart.
Patiëntentest
Patiënt 123456789
Strip lotnr
. 545794
12:48
Geb.datum: 05.12.70
17.03.17
Houd bij het opzuigen van het monster de meter zoda-
nig, dat de uitsparing voor de teststrip zich altijd hoger
dan of op hetzelfde niveau als de bloeddruppel bevindt.
Hierdoor wordt voorkomen, dat een teveel aan opgezo-
gen bloed langs de teststrip naar beneden loopt en in
de meter terechtkomt.
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
63
Weergave van het resultaat Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt
uitgevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat
beschikbaar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch
signaal.
Als het resultaat op de display wordt weergegeven, kan
er (afhankelijk van de configuratie van het systeem)
tevens een melding of waarschuwing verschijnen, als het
resultaat de aangegeven grenswaarden heeft overschre-
den. Daarnaast geeft een rode knipperende pijl naast
het meetresultaat aan, dat het resultaat buiten het bereik
ligt.
: de waarde ligt boven de bovenste grenswaarde van
het normale/kritische bereik.
: de waarde ligt beneden de onderste grenswaarde
van het normale/kritische bereik.
Deze grenswaarden geven de bereiken aan, die of over-
eenkomstig de richtlijnen van uw instelling of laborato-
rium afzonderlijk door de systeembeheerder kunnen
worden ingesteld of overeenkomen met de (technische)
grenzen van het systeem. De karakteristieken van deze
bereiken worden op de volgende pagina verklaard.
Op het scherm met het resultaat bevindt zich een knop,
waarvan de naam afhankelijk is van het resultaat (Bereik
of Buiten ... bereik). Druk op deze knop om de ingestelde
grenswaarden weer te geven.
Patiëntentest
Patiënt 123456789
Da
tum 17.03.17 12:48
150
L22
12:48
17.03.17
Bereik
I-502:
Normaalbereik:
Kritisch bereik:
Meetbereik:
3.9-11.1 mmol/L
2.2-16.7 mmol/L
0.6-33.3 mmol/L
Patiëntentest
Patiënt 123456789
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Geb.datum: 05.12.70
Patiëntentest
Bereik
8.3
Patiënt 123456789
Datum 17.03.17 12:48
mmol/L
12:48
17.03.17
64
Het meetbereik van het systeem heeft betrekking
op het standaard van fabriekswege ingestelde
meetbereik van het systeem zelf (strips en meter)
en is het enige bereik, dat door de gebruiker
niet kan worden ingesteld. Voor de Accu-Chek
Inform II-teststrips is dit bereik vastgesteld op
0,6 tot 33,3 mmol/L (10 tot 600 mg/dL). Als een
resultaat buiten dit bereik ligt, verschijnt de mel-
ding HI of LO op de display, d.w.z. dat het resultaat
niet juist kan worden gekwantificeerd.
Glucoseresultaten boven of beneden het door uw
instelling, laboratorium of lokale regelgevende
instantie vastgestelde meetbereik (Reportable
Range, RR) liggen boven het hoogste of beneden
het laagste te rapporteren numerieke resultaat.
Resultaten buiten dit bereik dienen niet te worden
gebruikt voor het nemen van beslissingen over
therapeutische maatregelen.
Bij glucoseresultaten boven of beneden het door
uw ziekenhuis of instelling vastgestelde Kritische
bereik (Critical Range, CR) dienen onmiddellijk de
door uw ziekenhuis of instelling voorgeschreven
acties te worden ondernomen.
Glucoseresultaten binnen het door uw instelling
vastgestelde Normaalbereik worden als normaal
beschouwd en hierbij hoeven geen therapeutische
maatregelen te worden genomen.
Patiëntentest
Buiten meetbereik
RR HI
Patiënt 123456789
Datum 17.03.17 12:48
12:48
17.03.17
Patiëntentest
Buiten normaalbereik
12.2
Patiënt 123456789
Datum 17.03.17 12:48
mmol/L
12:48
17.03.17
Patiëntentest
Buiten kritisch bereik
16.9
Patiënt 123456789
Datum 17.03.17 12:48
mmol/L
12:48
17.03.17
Patiëntentest
Buiten krit. bereik
1.9
Patiënt 123456789
Datum 17.03.17 12:48
mmol/L
12:48
17.03.17
Patiëntentest
Buiten kritisch bereik
CR LO
Patiënt 123456789
Datum 17.03.17 12:48
12:48
17.03.17
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
65
In plaats van een numeriek meetresultaat kunnen de
volgende meldingen
1
worden weergegeven:
CR LO (beneden de onderste grenswaarde van het
kritische bereik, doch binnen het ingestelde meet-
bereik van te rapporteren numerieke resultaten)
CR HI (boven de bovenste grenswaarde van het
kritische bereik, doch binnen het ingestelde meet-
bereik van te rapporteren numerieke resultaten)
RR LO (beneden de onderste grenswaarde van het
ingestelde meetbereik van te rapporteren nume-
rieke resultaten (RR), doch binnen het standaard
van fabriekswege ingestelde meetbereik van het
systeem)
RR HI (boven de bovenste grenswaarde van het
ingestelde meetbereik van te rapporteren nume-
rieke resultaten (RR), doch binnen het standaard
van fabriekswege ingestelde meetbereik van het
systeem)
LO (beneden het standaard van fabriekswege
ingestelde meetbereik van het systeem)
HI (boven het standaard van fabriekswege
ingestelde meetbereik van het systeem)
Aanwijzingen voor het toevoegen van opmerkingen vindt
u in de volgende paragraaf.
1. De weergave van resultaten, die beneden of boven het
kritische bereik, doch binnen het meetbereik van te rap-
porteren numerieke resultaten (Reportable Range) liggen,
kan zo worden geconfigureerd, dat deze resultaten op de
display hetzij als numeriek resultaat of als CR LO of CR HI
worden weergegeven. Alle andere resultaten, die de
gespecificeerde grenswaarden overschrijden, zullen op
de display altijd als RR LO, RR HI, LO of HI worden
weergegeven.
Voor meetresultaten, die buiten het kritische bereik of
meetbereik (RR) liggen, kan tijdens het instellen een
melding (met een lengte van maximaal 100 tekens)
worden geconfigureerd. Deze melding wordt dan bij de
bijbehorende meetresultaten weergegeven.
66
Als opmerkingen niet als verplicht zijn ingesteld en
u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoegen,
drukt u op om naar het Hoofdmenu terug te keren.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen voor het weggooien
van potentieel infectieuze monsters en materialen.
Opmerkingen toevoegen U kunt maximaal drie opmerkingen toevoegen aan een
meetresultaat. Opmerkingen kunnen bijvoorbeeld aan-
vullende informatie geven over de testomstandigheden of
over de patiënt.
De meter kan zo worden geconfigureerd, dat opmer-
kingen altijd verplicht zijn, verplicht zijn afhankelijk van
het resultatenbereik, optioneel zijn of uitgeschakeld zijn.
U kunt de functie voor het toevoegen van opmerkingen
direct in het scherm met het resultaat oproepen. Als
opmerkingen als verplicht zijn ingesteld, zal de meter
geen leeg veld voor opmerkingen accepteren.
Meetresultaten worden automatisch opgeslagen, als de
meter wordt uitgeschakeld of als de meter zichzelf na
10 minuten niet te zijn gebruikt/zonder invoer via de
touchscreen uitschakelt (zie ”Automatisch uitzetten”
op pagina 22).
Van deze drie opmerkingen kan er slechts één een
eigen opmerking zijn; de andere kunnen in de lijst met
reeds gedefinieerde opmerkingen worden geselecteerd.
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
67
Om opmerkingen toe te voegen:
1 Druk in het scherm Patiëntentest op .
2 Selecteer maximaal drie gewenste, reeds gedefini-
eerde opmerkingen in de lijst op de display (indien
geconfigureerd) of druk op om maximaal één
eigen opmerking in te voeren (als het invoeren van
eigen opmerkingen is ingeschakeld). Gebruik het
toetsenbord (net als bij het aanmelden) om uw
opmerking(en) in te voeren.
3 Nadat u de gewenste opmerking(en) heeft gese-
lecteerd, drukt u op om terug te keren naar
het scherm met het resultaat.
4 Druk op om naar het Hoofdmenu terug te
keren.
Opmerking toev.
Nieuw strip lotnr.
Test wordt herh.
Afd.hfd geïnform.
Arts geïnformeerd
12:48
17.03.17
Patiëntentest
Buiten normaalbereik
12.2
Patiënt 123456789
Datum 17.03.17 12:48
mmol/L
Nieuw strip lotnr.
Arts geïnformeerd
Test wordt herh.
12:48
17.03.17
Patiëntentest
Buiten normaalbereik
12.2
Patiënt 123456789
Datum 17.03.17 12:48
mmol/L
12:48
17.03.17
68
Aanvullende patiëntentest Het is (b.v. voor aannemelijkheidscontroles (plausibili-
teitscontroles)) mogelijk om een serie metingen bij een
patiënt uit te voeren. Als deze functie is ingeschakeld
(alleen mogelijk via DMS), maakt een pop-updialoog het
de gebruiker mogelijk om onmiddellijk nadat het eerste
meetresultaat van een patiënt is weergegeven nog een
volgende meting van een monster van dezelfde patiënt
uit te voeren. Deze functie is ook beschikbaar voor OTS-
en IOT-werkstromen.
Patiëntentest
Range
8.3
Patiënt 123456789
Datum 17.03.17 12:48
mmol/L
12:48
17.03.17
D-531: Aanvullende meting
van patiëntenmonster voor
patiënten-ID 123456789
uitvoeren?
Aanvullende patiëntentest
Glucosebepalingen van controlematerialen • 4
69
4 Glucosebepalingen van controlematerialen
4.1 Informatie over metingen van glucosecontrolematerialen
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de ver-
antwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig op bij
het uitvoeren van metingen van glucosecontrolemateria-
len. Zie ook de veiligheidswaarschuwing ”Door reagentia
en andere werkoplossingen veroorzaakte allergieën of
verwondingen” op pagina 20.
Het nauwkeurig meten van bekende glucoseniveaus
dient om te waarborgen, dat met het systeem en de toe-
gepaste bepalingstechnieken nauwkeurige resultaten
worden verkregen bij het uitvoeren van glucosemetingen
van patiëntenmonsters. Glucosecontroleoplossingen
hebben benoemde (bekende) waarden. De met deze
oplossingen verkregen resultaten dienen binnen een
bepaald toegestaan bereik te liggen (controlewaarden-
bereik) om geldige metingen van patiëntenmonsters
mogelijk te maken.
Het systeem kan zo worden geconfigureerd, dat de resul-
taten van de meting van een glucosecontrole binnen het
toegestane bereik moeten liggen, voordat er een meting
van een patiëntenmonster kan worden uitgevoerd. Dit
wordt QC-blokkering genoemd en zolang de resultaten
van de metingen van de controlematerialen niet binnen
het toegestane bereik liggen, kan het systeem geen
metingen van patiëntenmonsters en monsters voor
ringonderzoeken uitvoeren.
70
Intervallen tussen metingen van
glucosecontrolematerialen
De intervallen tussen de metingen van glucosecontrole-
materialen worden door uw instelling of laboratorium
vastgesteld. Deze intervallen worden ingevoerd tijdens de
configuratie van het systeem. Als een ingesteld interval is
verstreken (of bij een bepaalde gebeurtenis, zoals het
starten van een meting met een nieuwe charge(lot) test-
strips), wordt er, zowel na het aanzetten van de meter als
na het selecteren van de functie Glucosetest, een waar-
schuwing op de display weergegeven.
Metingen van glucosecontrolematerialen dienen in de
volgende gevallen te worden uitgevoerd:
Voordat de meter voor het eerst wordt gebruikt
voor de meting van patiëntenmonsters.
Tijdens door uw instelling of laboratorium vastge-
stelde periodieke metingen van glucosecontrole-
materialen.
Als een nieuwe flacon teststrips voor het eerst
wordt gebruikt.
Als een nieuwe charge (lot) teststrips voor het eerst
wordt gebruikt (en dientengevolge ook een nieuwe
code van de teststrips).
Als een flacon met teststrips open heeft gestaan.
Als er regelmatig twijfelachtige meetresultaten
worden verkregen.
Als u de goede werking van het systeem wilt
controleren.
Daarnaast kunnen de volgende gebeurtenissen tijdens
het instellen worden ingevoerd als reden om een meting
van een glucosecontrole uit te voeren:
Als een voorgaande controlemeting buiten het
toegestane controlewaardenbereik ligt.
Als de metingen van de glucosecontrolematerialen
niet op het juiste tijdstip (juiste interval) zijn
uitgevoerd.
Contrast
Start
QC nodig: onmiddellijk
12:48
17.03.17
Glucosebepalingen van controlematerialen • 4
71
Als aangegeven wordt, dat er een meting van een gluco-
secontrole moet worden uitgevoerd, kan er geen bloed-
glucosemeting worden uitgevoerd tot de metingen van
de controles succesvol zijn uitgevoerd. Voor noodgeval-
len kunnen er CITO-testen in de meter worden geconfi-
gureerd. Als de omstandigheden dit vereisen, maakt deze
optie het mogelijk om, ondanks QC-blokkering van de
meter, een beperkt aantal bloedglucosemetingen uit te
voeren (zie pagina 81).
Bij meting van
glucosecontrolematerialen
opgeslagen informatie
De volgende informatie wordt bij iedere meting van een
glucosecontroleoplossing opgeslagen:
Het resultaat van de meting van een
glucosecontrole
Charge(lot)nummer van de controleoplossing
Gebruikersidentificatie (indien ingesteld)
Niveau van de controleoplossing (L1 of L2)
Charge(lot)nummer van de teststrips
Tijd en datum van de meting
Opmerkingen (indien van toepassing)
Metingen buiten het controlewaardenbereik
72
Controleoplossingen Voor deze bloedglucoseteststrips zijn er twee niveaus
controleoplossing beschikbaar:
Niveau 1 (L1): laag (meetresultaten met lage
waarden)
Niveau 2 (L2): hoog (meetresultaten met hoge
waarden)
Voorbereidingen voor het
uitvoeren van een meting van
een glucosecontrolemateriaal
Afgezien van bepaalde speciale voorbereidingen (zie de
volgende paragraaf) wordt een meting van een gluco-
secontrolemateriaal op dezelfde manier uitgevoerd als
een meting van een patiëntenmonster.
Er moet ten minste één codebestand van teststrips
in de meter zijn opgeslagen en dit moet overeenko-
men met het charge(lot)nummer van te gebruiken
teststrips (zie hoofdstuk 6).
De juiste teststrips moeten klaar worden gelegd.
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien van toepassing) worden ingevoerd,
als de meter voor aanmelding (inloggen) is
geconfigureerd.
Glucosebepalingen van controlematerialen • 4
73
4.2 Uitvoeren van metingen van glucosecontrolematerialen
Overzicht van de testprocedure Een meting van een glucosecontroleoplossing bestaat uit
de volgende stappen:
Selecteer het gewenste niveau (level) van de
controleoplossing voor de meting.
Controleer het charge(lot)nummer van de
controleoplossing.
Controleer het charge(lot)nummer van de
teststrips.
Voer de meting uit met de controleoplossing.
De controlemeting is succesvol uitgevoerd, als het
resultaat binnen het aangegeven controlewaardenbereik
(weergeven op het etiket van de flacon teststrips of vast-
gelegd tijdens de configuratie) ligt. Vervolgens kunnen er
(weer) metingen van patiëntenmonsters worden uitge-
voerd.
74
Starten van een meting van
glucosecontrolematerialen
Nadat de meter, zoals hiervoor beschreven is, is voor-
bereid, kunt u verdergaan met de stappen, die direct
betrekking hebben op de meting van controlematerialen:
1 Druk in het scherm Hoofdmenu op Controletest.
In het scherm Controletest worden de beschikbare
niveaus van de controleoplossing weergegeven. Rechts
naast de knoppen geeft het woord Verplicht het niveau
van de controle aan, waarvan een glucosecontrolemeting
moet worden uitgevoerd om QC-blokkering op te heffen.
2 Druk op Niv. 1 (laag) of Niv. 2 (hoog) om het niveau
van de volgende controlemeting te selecteren.
In het bovenstaande voorbeeld is Niv. 2 (hoog)
gemarkeerd.
Controletest
Niv. 2 (hoog)
Niv. 1 (laag)
Verplicht
12:48
17.03.17
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Glucosebepalingen van controlematerialen • 4
75
Het charge(lot)nummer van de
controleoplossing bevestigen
of selecteren
Nadat u het niveau heeft geselecteerd, wordt u gevraagd
om het charge(lot)nummer van de controleoplossing te
bevestigen of in te voeren. Vergelijk het op de display van
de meter weergegeven nummer met het nummer op het
etiket van het flesje controleoplossing.
1 Selecteer het charge(lot)nummer als volgt:
Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt
gebruiken, drukt u op om dit te bevestigen.
Als u een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer wilt gebruiken, drukt u op
om het toetsenbord te openen en het nummer
handmatig in te voeren of
Om het charge(lot)nummer van het flesje contro-
leoplossing d.m.v. de barcodescanner in te lezen,
moet u kort op drukken. Volg de instructies
voor het scannen van identificaties op (zie
pagina 47). *
2 Druk op om het geselecteerde
charge(lot)nummer te bevestigen.
Voor meer informatie over het opslaan van
charge(lot)nummers van controleoplossingen,
zie pagina 94.
* Het is mogelijk, dat controleoplossingen niet in alle
landen met barcodes verkrijgbaar zijn (zie pagina 57).
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat
handmatige bevestiging niet nodig is. Bij deze instelling
wordt alleen het charge(lot)nummer weergegeven.
Andere opties zijn niet beschikbaar.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat
de charge(lot)nummers uitsluitend d.m.v. de barcode-
scanner kunnen worden ingevoerd. *
Controletest
Controle L2 (hoog)
123456?
Gebruik contr
. lotnr.
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Controle lotnr.
12:48
17.03.17
76
Het charge(lot)nummer van
de teststrip bevestigen of
selecteren
Nadat u het charge(lot)nummer van de controleoplossing
heeft ingevoerd en bevestigd, wordt u gevraagd om
het charge(lot)nummer van de teststrips te selecteren.
Vergelijk het op de display van de meter weergegeven
nummer met het nummer op het etiket van de flacon
teststrips.
1 Selecteer het charge(lot)nummer als volgt:
Om het charge(lot)nummer van de flacon teststrips
d.m.v. de barcodescanner in te lezen, moet u kort
op drukken. Volg de instructies voor het
scannen van identificaties op. *
Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt
gebruiken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om een lijst met opgeslagen charge(lot)nummers
weer te geven. Selecteer het gewenste
charge(lot)nummer in de lijst.
2 Druk op om het geselecteerde
charge(lot)nummer te bevestigen.
Voor meer informatie over het opslaan van
charge(lot)nummers van teststrips, zie pagina 87.
* Het is mogelijk, dat controleoplossingen niet in alle
landen met barcodes verkrijgbaar zijn (zie pagina 57).
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat
handmatige bevestiging niet nodig is. Bij deze instelling
wordt alleen het charge(lot)nummer weergegeven.
Andere opties zijn niet beschikbaar.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat
de charge(lot)nummers uitsluitend d.m.v. de barcode-
scanner kunnen worden ingevoerd. *
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat de
charge(lot)nummers uitsluitend in een lijst kunnen
worden geselecteerd.
Controletest
Controle L2 (hoog) 123456
Gebruik strip lotnr
.
12:48
123456?
17.03.17
Strip lotnrs.
344789
545794
545777
344654
12:48
17.03.17
Glucosebepalingen van controlematerialen • 4
77
Teststrip in de meter plaatsen Na bevestiging van het charge(lot)nummer van de test-
strip knippert een groene pijl op de display en wordt
u gevraagd om de teststrip in de meter te plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip vast met de belettering
”ACCU-CHEK” naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op
de teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor
de teststrip.
De meter geeft een akoestisch signaal. Het zandloper-
symbool verschijnt op de display en geeft aan, dat de
meter bezig is met het controleren van de teststrip.
Zuig geen controleoplossing op, terwijl dit symbool op
de display wordt weergegeven.
Controletest
Controle L2 (hoog) 123456
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Controletest
Controle L2 (hoog) 123456
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
78
Controleoplossing opzuigen Nadat de meter de teststrip heeft gecontroleerd, ver-
dwijnt het zandlopersymbool en wordt u gevraagd de
controleoplossing op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u de controle-
oplossing opzuigt. De meter geeft een akoestisch
signaal.
2 Houd de druppel glucosecontroleoplossing tegen
de uitsparing aan de voorkant van de teststrip.
Breng geen controleoplossing op aan de boven-
kant van de teststrip.
De controleoplossing wordt door capillaire werking
in de teststrip gezogen.
Zodra er voldoende controleoplossing is gedetecteerd,
geeft de meter een akoestisch signaal en wordt de
meting gestart.
Controletest
Controle L2 (hoog) 123456
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Houd bij het opzuigen van de controleoplossing de
meter zodanig, dat de uitsparing voor de teststrip zich
altijd hoger dan of op hetzelfde niveau als de controleo-
plossing bevindt. Hierdoor wordt voorkomen, dat een
teveel aan opgezogen oplossing langs de teststrip naar
beneden loopt en in de meter terechtkomt.
Glucosebepalingen van controlematerialen • 4
79
Weergave van het resultaat Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt
uitgevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat
beschikbaar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch
signaal.
Afhankelijk van de configuratie wordt het resultaat op de
display weergegeven als een waarde of alleen als een
kwalitatief resultaat Pass (correct) of Fail (incorrect). Uw
systeem kan zo zijn ingesteld, dat er verder geen testen
kunnen worden uitgevoerd, totdat alle vereiste niveaus
van de glucosecontroles met succes zijn bepaald (QC-
blokkering).
Als de resultaten als waarde worden weergegeven,
bevindt zich op het scherm met het resultaat een knop,
waarvan de naam afhankelijk is van het resultaat (Bereik
of Buiten …bereik). Druk op deze knop om de onderste-
en bovenste grenswaarden van de controleniveaus weer
te geven.
Controletest
PASS
Controle L2 (hoog) 123456
Datum 17.03.17 12:48
12:48
17.03.17
Controletest
Bereik
Controle L2 (hoog) 123456
Da
tum 17.03.17 12:48
17.1
mmol/L
12:48
17.03.17
Controletest
Controle L2 (hoog) 123456
Da
tum 17.03.17 12:48
FAIL
12:48
17.03.17
80
Net als bij de bloedglucosemetingen kunt u hier even-
eens opmerkingen aan een meetresultaat toevoegen
(zie pagina 66).
Als u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoe-
gen, drukt u op om, indien dit noodzakelijk is, met
het volgende niveau van de controlemeting verder te
gaan of om naar het Hoofdmenu terug te keren.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de
geldende voorschriften en richtlijnen.
Bij metingen van controlematerialen zijn opmerkingen
alleen verplicht, als het resultaat buiten het aangegeven
controlewaardenbereik ligt (ongeacht of dit is weege-
geven als waarde of met FAIL). Als het resultaat binnen
het aangegeven bereik ligt (weergegeven als waarde of
met PASS) zijn opmerkingen optioneel.
Meetresultaten worden automatisch opgeslagen, als de
meter wordt uitgeschakeld of als de meter zichzelf na
10 minuten niet te zijn gebruikt/zonder invoer via de
touchscreen uitschakelt (zie ”Automatisch uitzetten”
op pagina 22).
Glucosebepalingen van controlematerialen • 4
81
Uitvoeren van een CITO-test De meter kan zo worden geconfigureerd, dat er een
CITO-glucosebepaling van een patiëntenmonster kan
worden uitgevoerd, zelfs als er een QC-blokkering of
Download-blokkering is ingesteld. Deze optie is bedoeld
voor gebruik in situaties met kritieke patiënten. De
systeembeheerder kan toestaan, dat de controletesten
één tot negen maal wordt uitgesteld.
Voer CITO uit wordt onder de volgende voorwaarden in
de waarschuwingsmelding QC-blokkering weergegeven:
U heeft met succes ingelogd (aangemeld) en u
heeft Patiententest in het Hoofdmenu geselecteerd.
Er moet een meting van een glucosecontrole
worden uitgevoerd (vanwege gespecificeerde
periodieke controles of andere omstandigheden).
De systeembeheerder heeft de optie CITO-test
tijdens het instellen ingeschakeld.
Het toegestane aantal CITO-testen is nog niet
overschreden.
Als aan deze voorwaarden is voldaan, zullen er in de
waarschuwingsmelding twee knoppen worden weer-
gegeven, waarmee u kunt kiezen, wat de volgende stap
zal zijn:
Druk op Voer QC uit om in plaats van de meting van
een patiëntenmonster de verplichte controlemeting
uit te voeren.
Druk op Voer CITO uit om een meting van een
patiëntenmonster uit te voeren, zelfs als er eigenlijk
een meting van een glucosecontrole zou moeten
worden uitgevoerd. De status van CITO-test wordt
met het gegevensbestand van de meting opge-
slagen.
Als de meter zich in de status Download-blokkering
bevindt en er geen CITO-test beschikbaar is, kan de
meter door een systeembeheerder worden gedeblok-
keerd (zie pagina 160).
Glucosetest
Menu Patiëntentest
Voer QC uit CITO uitv.
QC-blokkering
D-513: Waarschuwing!
Glucosecontroletest moet
worden uitgevoerd. Voer
vereiste controles uit om
verder te gaan. 9 CITO
test(en) beschikbaar.
12:48
17.03.17
82
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Resultaten bekijken • 5
83
5 Resultaten bekijken
5.1 Weergave van opgeslagen meetresultaten
In gegevensbestanden voor
meetresultaten opgeslagen
informatie
Als u het gegevensbestand voor opgeslagen meetresulta-
ten opvraagt, wordt de volgende informatie weergegeven:
Patiëntenidentificatie, glucosecontrole of
monsteridentificatie
Het meetresultaat
De charge(lot)nummers van de voor glucose-
controle en lineariteitstesten gebruikte reagentia
Datum en tijd van de meting
Opmerkingen, die zijn ingevoerd bij het uitvoeren
van de meting.
Onderhoudsresultaten (voor documentatie van de onder-
houdswerkzaamheden) worden alleen met datum en tijd
opgeslagen en weergegeven, als hierbij opmerkingen zijn
ingevoerd.
84
Weergave van in het geheugen
opgeslagen meetresultaten
Om de in het geheugen opgeslagen resultaten als lijst
weer te geven:
1 Druk in het scherm Hoofdmenu op Resultaten
bekijken.
Alle in het geheugen opgeslagen resultaten worden als
doorlopende lijst weergegeven.
2 Druk op of om naar boven resp. naar
beneden door de lijst te bladeren. De resultaten
worden naar datum gegroepeerd.
Glucoseresultaten
Patiënt QC
Alle -- 19.01.17 -- mmol/L
Tijd Res.
7:15 4.1 123456789ABC
5:32 12.7 123456789ABC
2:25 FAIL QC L2
12:15 4.4 56789ABC1234
11:46 PASS QC L1
10:01 4.1 Lineariteit L3
ID
12:48
17.03.17
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Glucoseresultaten
Patiënt QC
Alle -- 19.01.17 -- mmol/L
Tijd Res.
7:15 4.1 123456789ABC
5:32 12.7 123456789ABC
2:25 16.1 QC L2
12:15 4.4 56789ABC1234
11:46 3.6 QC L1
10:01 4.1 Lineariteit L3
ID
12:48
17.03.17
Resultaten bekijken • 5
85
3 Druk op één van de gegevens in de lijst om de
bijbehorende details weer te geven.
4 Druk op Patiënt, als u alleen de resultaten van een
bepaalde patiënt weer wilt geven.
Als u op Patiënt in het scherm met de lijst met alle
resultaten drukt, wordt u gevraagd om de patiënte-
nidentificatie handmatig of met de barcodescanner
in te voeren. De vervolgens weergegeven lijst bevat
alleen de resultaten van de geselecteerde patiënt.
Als u op Patiënt in het scherm Resultaat patiënt
(middelste scherm hierboven) drukt, wordt de lijst
met meetresultaten van deze patiënt weergegeven.
Glucoseresultaten
Patiënt QC
Alle -- 19.01.17 -- mmol/L
Tijd Res.
7:15 4.1 123456789ABC
5:32 12.7 123456789ABC
2:25 FAIL QC L2
12:15 4.4 56789ABC1234
11:46 PASS QC L1
10:01 4.1 Lineariteit L3
ID
12:48
17.03.17
Resultaat patiënt
ID: 123456789ABCDEFG
Naam: Joe M. Doe
Strip lotnr.: 400433
12.7 mmol/L
19.01.17 05:32
Opmerking 1
Opmerking 2
Opmerking 3
Patiënt QC
12:48
17.03.17
Glucoseresultaten
Alle QC
ID: 123456789ABCDEFG
Patient -- 18.01.17 -- mmol/L
Tijd Res.
7:15 8.5
5:12 6.2
1:01 5.5
11:20 12.8
9:25 7.9
12:48
17.03.17
86
5 Druk op QC, als u een lijst met metingen van
glucosecontrolematerialen wilt weergeven.
6 Druk op Alle in het scherm Glucoseresultaten om
de selectie van Patiënt of QC op te heffen en alle
resultaten weer te geven.
7 Druk op om naar het voorgaande menu-
scherm terug te keren of druk op om naar
het Hoofdmenu terug te keren.
Als de meter zodanig is geconfigureerd, dat deze in
plaats van een numeriek QC-resultaat PASS/FAIL weer-
geeft, kunt u de lijst gebruiken om te controleren of de
blokkering van de meter wordt veroorzaakt door een
mislukte controlemeting of door een niet-uitgevoerde
controlemeting.
Glucoseresultaten
Patiënt QC
Alle -- 19.01.17 -- mmol/L
Tijd Res.
7:15 4.1 123456789ABC
5:32 12.7 123456789ABC
2:25 FAIL QC L2
12:15 4.4 56789ABC1234
11:46 PASS QC L1
10:01 4.1 Lineariteit L3
ID
12:48
17.03.17
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
87
6 Opslaan van informatie over teststrips, controleop-
lossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
6.1 Opslaan van informatie over teststrips
Iedere verpakking teststrips bevat een codechip. Iedere
codechip hoort bij één charge(lot)nummer en bevat
belangrijke informatie over de charge(lot)-specifieke
eigenschappen van de teststrip. De eigenschappen van
de teststrip worden door middel van de codechipreader
(als codebestand) van de codechip afgelezen en aan de
meter overgedragen. Het codebestand wordt in de meter
opgeslagen.
Deze procedure maakt het ook mogelijk om de informatie
van de codechip centraal in het gegevensbeheersysteem
op te slaan, van waaruit het aan alle binnen uw instelling
of laboratorium gebruikte meters kan worden over-
gedragen.
Let er bij iedere meting op, dat de opgeslagen (en door
u geselecteerde) code bij het charge(lot)nummer van
de gebruikte teststrips hoort.
Naast de niet te wijzigen gegevens, die direct met de
charge(lot)-specifieke eigenschappen verbonden zijn,
bevat de codechip ook gegevens, die (afhankelijk van
de configuratie van de meter) kunnen worden gewijzigd.
Deze gegevens zijn:
Vervaldatum (kan op een datum voor de in de
codechip opgeslagen datum ingesteld worden)
Parameters van controleoplossingen (onderste- en
bovenste grenswaarden van de niveaus L1/laag en
L2/hoog)
Als voor de configuratie een gegevensbeheersysteem
wordt gebruikt, is het mogelijk om de in dit hoofdstuk
beschreven functies gedeeltelijk of geheel uit te scha-
kelen. In dit geval worden de betreffende knoppen in
Hoofdmenu 2 niet weergegeven. Zie ook Appendix A.
88
Overdracht van informatie van
de codechip naar de meter
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het Hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op om het scherm Hoofdmenu 2
te openen.
2 Druk op Strip lotnrs. om het bijbehorende menu
te openen.
3 Druk op Toev., als u van een nieuwe codechip de
gegevens van een nieuw charge(lot)nummer wilt
toevoegen. Het scherm Strip lotnr. toev. wordt
geopend.
4 Plaats de nieuwe codechip in de codechip-uitspa-
ring van de codechipreader. De LED begint groen
te knipperen en geeft aan, dat de codechipreader
gereed is om de gegevens naar de meter over
te dragen.
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Hoofdmenu 2
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
12:48
17.03.17
Strip lotnrs.
Toev.
Strip
31.06.17 855732
* 21.05.17 845678
Strip 21.06.17 845723
Type Vervaldat. Lotnr.
Strip
12:48
17.03.17
De codechipreader blijft, nadat de overdracht van de
gegevens heeft plaatsgevonden, nog enige seconden
gereed om gegevens over te dragen. Hierdoor kunt u de
volgende procedure met meerdere meters achterelkaar
herhalen, zonder de codechip telkens opnieuw te
hoeven plaatsen.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
89
5 Plaats de codechipreader op een vlakke onder-
grond, zoals een tafel. Houd de meter 10–15 cm
(4–6 inch) boven de codechipreader, zodat er
verbinding tussen de twee infraroodvensters kan
worden gemaakt.
6 Druk op om te starten met het downloaden
van de gegevens.
Zodra de verbinding tot stand is gekomen, wordt u door
displayweergaven op de meter geïnformeerd over de
voortgang van het downloaden.
Zolang de LED op de codechipreader knippert,
kunnen de gegevens van het codebestand worden
gedownload, zelfs als de codechip is verwijderd.
Zodra de LED stopt met knipperen, kunt u de
codechip verwijderen en, indien noodzakelijk,
een nieuwe codechip plaatsen om te worden
gedownload.
Als u een foutmelding krijgt, dat het downloaden
niet succesvol was, moet u dezelfde codechip
opnieuw plaatsen en het opnieuw proberen.
Vervang geen codechip, als de LED van de code-
chipreader nog knippert. Als de LED van de code-
chipreader nog knippert, zal de codechipreader
het eerder geladen codebestand blijven downloa-
den en het codebestand van de zojuist geplaatste
codechip negeren. Er kan een foutmelding op de
meter worden weergegeven.
Strip lotnr. toev.
Wachten a.u.b.
I-302: Aan het verbinden
met codechipreader...
12:48
17.03.17
Houd de meter boven de
codechipreader en start door
op de rechter pijltjestoets te
drukken.
Strip lotnr. toev. 12:48
17.03.17
Strip lotnr. toev.
Wachten a.u.b.
I-303: Ontvangst
codechipgegevens...
12:48
17.03.17
90
Vervolgens wordt er informatie over de vervaldatum en
de parameters van de controleoplossingen op de display
weergegeven.
1 Druk op om de gegevens van dit
charge(lot)nummer ongewijzigd in de meter op
te slaan of druk op om de gegevens van dit
charge(lot)nummer te wijzigen, voordat deze in
de meter worden opgeslagen.
Als u de voorgestelde waarden accepteert, verschijnt het
volgende scherm. U kunt dit scherm gebruiken om het
zojuist weergegeven charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer te selecteren.
2 Druk op om te bevestigen, dat u dit
charge(lot)nummer wilt gebruiken als het huidige,
in gebruik zijnde charge(lot)nummer of druk
op om de ingevoerde gegevens op te slaan
zonder dit charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer in te stellen.
3 Ga verder met het invoeren van andere
charge(lot)nummers of druk op om naar
het Hoofdmenu terug te keren.
Het als huidig charge(lot)nummer geselecteerde
charge(lot)nummer wordt bij de volgende metingen
automatisch voor gebruik op de display weergegeven.
Strip lotnr. toev.
Bevestiging strip lotnr.
D-530: Wilt u de
voorgestelde waarden voor
strip 545603 gebruiken?
Houdbaar tot: 10.12.17
L1(LA): 2.4-4.1 mmol/L
L2(HO): 16-21.6 mmol/L
12:48
17.03.17
Strip lotnr. toev.
Houd de meter boven de
codechipreader en start door
op de rechter pijltjestoets te
drukken.
12:48
17.03.17
D-314: Wilt u lotnummer:
545603 van de strips
instellen als het 'huidige'
lotnummer?
'Huidig' maken
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
91
Wijzigen van gegevens van de
teststrips
Zoals aan het begin van dit hoofdstuk vermeld, kunt
u meerdere parameters van de teststrips wijzigen,
namelijk de vervaldatum en de grenswaarden van de
controlewaardenbereiken van de controleoplossingen.
1 Voer de gewenste vervaldatum met het toetsenbord
op de display in (gebruik twee cijfers en plaats voor
getallen van één cijfer een nul). Het is niet mogelijk
om een datum voorbij de in de codechip opge-
slagen vervaldatum in te voeren.
2 Druk op om de gewijzigde datum te accep-
teren en met de controlewaardenbereiken verder
te gaan.
Strip lotnr. toev.
Bevestiging strip lotnr.
D-530: Wilt u de
voorgestelde waarden voor
strip 545603 gebruiken?
Houdbaar tot: 10.12.17
L1(LA): 2.4-4.1 mmol/L
L2(HO): 16-21.6 mmol/L
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Vervaldatum strip
30.05.17
12:48
17.03.17
92
De parameters van de controleoplossingen bestaan uit
vier verschillende waarden.
3 Gebruik het toetsenbord om de gewenste waarden
na elkaar in te voeren:
Onderste grenswaarde (min.) voor niveau 1
Bovenste grenswaarde (max.) voor niveau 1
Onderste grenswaarde (min.) voor niveau 2
Bovenste grenswaarde (max.) voor niveau 2
4 Bevestig iedere ingevoerde waarde door op te
drukken en ga vervolgens verder met het invoeren
van de volgende waarde.
123
456
789
0
Controle L2 max
19.6 mmol/L
.
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Controle L2 min
14.5 mmol/L
.
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Vervaldatum strip
30.05.17
12:48
17.03.17
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
93
Als u klaar bent met het wijzigen van de gegevens van
de teststrips, kunt u in het volgende scherm het
charge(lot)nummer, waarvan u de gegevens zojuist heeft
gewijzigd, als het huidige charge(lot)nummer selecteren.
5 Druk op om te bevestigen, dat u dit
charge(lot)nummer wilt gebruiken als het huidige,
in gebruik zijnde charge(lot)nummer of druk
op om de ingevoerde gegevens op te slaan
zonder dit charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer in te stellen.
6 Ga verder met het invoeren van andere
charge(lot)nummers of druk op om naar
het Hoofdmenu terug te keren.
Het als huidig charge(lot)nummer geselecteerde
charge(lot)nummer wordt bij de volgende metingen
automatisch voor gebruik op de display weergegeven.
123
Controle L2 max
19.6 mmol/L
456
12:48
17.03.17
D-314: Wilt u lotnummer:
545603 van de strips
instellen als het 'huidige'
lotnummer?
'Huidig' maken
94
6.2 Opslaan van informatie over controleoplossingen
Als het op de meter bewerken van charge(lot)nummers
bij de configuratie is ingeschakeld, kan er, voordat er
metingen worden uitgevoerd, informatie over
charge(lot)nummers van glucosecontroleoplossingen
worden ingevoerd. Deze informatie wordt in een lijst
weergegeven, die de gebruikers kunnen gebruiken.
U kunt de volgende procedure gebruiken om
charge(lot)nummers van glucosecontroles toe te
voegen aan de lijst Controle lotnrs.
Invoeren van het
charge(lot)nummer van
de controleoplossing
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het Hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op om het scherm Hoofdmenu 2
te openen.
2 Druk op Contr. lotnrs. om het bijbehorende menu
te openen.
3 Druk op Toev. om een nieuw charge(lot)nummer
toe te voegen.
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Hoofdmenu 2
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
12:48
17.03.17
Controle lotnrs.
Toev.
* QC L2 21.05.17 777678
31.06.17 777732
21.05.17 777723
QC L1
QC L2
Type Vervaldat. Lotnr.
12:48
17.03.17
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
95
4 Selecteer het niveau (Niv. 1 (laag) of Niv. 2 (hoog)).
5 Voer het charge(lot)nummer in via het toetsenbord.
Druk op om het ingevoerde charge(lot)num-
mer te bevestigen of druk kort op om het
charge(lot)nummer van het flesje controleoplos-
sing d.m.v. de barcodescanner in te lezen. Volg de
instructies voor het scannen van identificaties op
(zie pagina 47). *
6 Voer de op het flesje controleoplossing vermelde
vervaldatum in met het toetsenbord op de display.
7 Druk op om de ingevoerde vervaldatum te
bevestigen.
* Het is mogelijk, dat controleoplossingen niet in alle
landen met barcodes verkrijgbaar zijn (zie pagina 57).
123
456
789
0
Controle lotnr.
12:48
17.03.17
Controle lotnr. toev.
Niv. 2 (hoog)
Niv. 1 (laag)
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Vervaldat. controle
30.05.17
12:48
17.03.17
96
Als u klaar bent met het wijzigen van de gegevens van de
controleoplossing, kunt u in het volgende scherm het
charge(lot)nummer, waarvan u de gegevens zojuist heeft
gewijzigd, als het huidige charge(lot)nummer selecteren.
8 Druk op om te bevestigen, dat u dit
charge(lot)nummer wilt gebruiken als het huidige,
in gebruik zijnde charge(lot)nummer of druk
op om de ingevoerde gegevens op te slaan
zonder dit charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer in te stellen.
9 Ga verder met het invoeren van andere
charge(lot)nummers of druk op om naar het
Hoofdmenu terug te keren.
Het als huidig charge(lot)nummer geselecteerde
charge(lot)nummer wordt bij de volgende metingen
automatisch voor gebruik op de display weergegeven.
123
Vervaldat. controle
30.05.17
456
12:48
17.03.17
D-312: Wilt u lotnummer
134526 van de controle
instellen als het 'huidige'
lotnummer voor niveau 1
(laag)?
'Huidig' maken
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
97
Selecteren van een opgeslagen
charge(lot)nummer als het
huidige charge(lot)nummer
U kunt ieder opgeslagen charge(lot)nummer selecteren
als het huidige charge(lot)nummer.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Contr. lotnrs. om het bijbehorende menu
te openen. Het huidige charge(lot)nummer wordt
weergegeven door een sterretje (*).
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Hoofdmenu 2
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
12:48
17.03.17
Controle lotnrs.
Toev.
* QC L2 21.05.17 777678
31.06.17 777732
21.05.17 777723
QC L1
QC L2
Type Vervaldat. Lotnr.
12:48
17.03.17
98
3 Druk op het charge(lot)nummer, dat u als het hui-
dige charge(lot)nummer wilt selecteren. Hierdoor
wordt het scherm met de bijbehorende gedetail-
leerde informatie weergegeven.
4 Druk op ”Huidig” maken om dit charge(lot)nummer
als het huidige charge(lot)nummer in te stellen.
De informatie Huidig wordt vervolgens ook in de
gedetailleerde informatie weergegeven.
5 Druk op om naar de lijst met charge(lot)num-
mers terug te keren of druk op om naar het
Hoofdmenu terug te keren.
Details contr. lotnr.
Bewerk Wissen
Controle lotnr.: 777732
Niveau controle: 1
Houdbaar tot 11.10.17
Huidig
12:48
17.03.17
Details contr. lotnr.
Bewerk Wissen
Controle lotnr.: 777732
Niveau controle: 1
Houdbaar tot 11.10.17
'Huidig' maken
12:48
17.03.17
Controle lotnrs.
Toev.
* QC L2 21.05.17 777678
31.06.17 777732
21.05.17 777723
QC L1
QC L2
Type Vervaldat. Lotnr.
12:48
17.03.17
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
99
6.3 Opslaan van informatie over lineariteitstesten
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de ver-
antwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig op bij
het uitvoeren van lineariteitstesten.
Invoeren van het
charge(lot)nummer van
de lineariteitstestkit
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het Hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op om het scherm Hoofdmenu 2
te openen.
2 Druk op Linear. lotnrs. om het bijbehorende menu
te openen.
3 Druk op Toev. om een nieuw charge(lot)nummer
toe te voegen.
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Hoofdmenu 2
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
12:48
17.03.17
Lineariteit lotnrs.
Toev.
* Lin. 31.12.17 777732
15.01.17 777723
Lin.
Type Vervaldat. Lotnr.
12:48
17.03.17
100
4 Voer het charge(lot)nummer in via het toetsenbord.
5 Druk op om het ingevoerde charge(lot)num-
mer te bevestigen.
6 Voer de vervaldatum in (gebruik twee cijfers en
plaats voor getallen met één cijfer een nul) en druk
op om de door u ingevoerde vervaldatum te
bevestigen.
Als u klaar bent met het wijzigen van de gegevens van
de lineariteitstest, kunt u in het volgende scherm het
charge(lot)nummer, waarvan u de gegevens zojuist heeft
gewijzigd, als het huidige charge(lot)nummer selecteren.
7 Druk op om te bevestigen, dat u dit
charge(lot)nummer wilt gebruiken als het huidige,
in gebruik zijnde charge(lot)nummer of druk
op om de ingevoerde gegevens op te slaan
zonder dit charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer in te stellen.
8 Ga verder met het invoeren van andere
charge(lot)nummers of druk op om naar
het Hoofdmenu terug te keren.
123
456
789
A-O0
Lineariteit lotnr.
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Vervaldat. lin.test
31.03.17
12:48
17.03.17
Het als huidig charge(lot)nummer geselecteerde
charge(lot)nummer wordt bij de volgende metingen
automatisch voor gebruik op de display weergegeven.
Lineariteit lotnrs.
D-311: Wilt u lotnummer
777678 v
an de
lineariteitstest instellen als
het 'huidige' lotnummer?
'Huidig' maken
*
31.12.17
777732
Lin.
15.01.17 777723
Lin.
Vervaldat. Lotnr.
Type
12:48
17.03.17
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
101
Selecteren van een opgeslagen
charge(lot)nummer als het
huidige charge(lot)nummer
U kunt ieder opgeslagen charge(lot)nummer selecteren
als het huidige charge(lot)nummer.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Linear. lotnrs. om het bijbehorende menu
te openen. Het huidige charge(lot)nummer wordt
weergegeven door een sterretje (*).
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Hoofdmenu 2
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
12:48
17.03.17
Lineariteit lotnrs.
Toev.
* Lin. 21.06.17 777678
31.07.17 777732
21.06.17 777723
Lin.
Lin.
Type Vervaldat. Lotnr.
12:48
17.03.17
102
3 Druk op het charge(lot)nummer, dat u als het hui-
dige charge(lot)nummer wilt selecteren. Hierdoor
wordt het scherm met de bijbehorende gedetail-
leerde informatie weergegeven.
4 Druk op ”Huidig” maken om dit charge(lot)nummer
als het huidige charge(lot)nummer in te stellen.
De informatie Huidig wordt vervolgens ook in de
gedetailleerde informatie weergegeven.
5 Druk op om naar de lijst met charge(lot)num-
mers terug te keren of druk op om naar het
Hoofdmenu terug te keren.
Details linear. lotnr.
Bewerk Wissen
Lineariteit lotnr.: 777732
Houdbaar tot 31.12.17
Huidig
12:48
17.03.17
Lineariteit lotnrs.
Toev.
* Lin. 21.06.17 777678
31.07.17 777732
21.06.17 777723
Lin.
Lin.
Type Vervaldat. Lotnr.
12:48
17.03.17
Details linear. lotnr.
Bewerk Wissen
Lineariteit lotnr.: 777732
Houdbaar tot 31.12.17
'Huidig' maken
12:48
17.03.17
Lineariteitstesten • 7
103
7 Lineariteitstesten
7.1 Informatie over lineariteitstesten
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de ver-
antwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig op bij
het uitvoeren van metingen van glucosecontrolemateria-
len. Zie ook de veiligheidswaarschuwing ”Door reagentia
en andere werkoplossingen veroorzaakte allergieën of
verwondingen” op pagina 20. Voor informatie over pro-
ducten voor het uitvoeren van lineariteitstesten kunt
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Met behulp van lineariteitstesten kunnen de functie en
de nauwkeurigheid van het gehele systeem over het
gehele bereik van de aangegeven waarden worden
gecontroleerd. De monsters van de lineariteitstest dienen
op precies dezelfde manier te worden behandeld als hier-
voor is beschreven voor de controleoplossingen voor de
glucosecontrolemetingen.
De term ”lineariteit” beschrijft het vermogen van het sys-
teem om een constante nauwkeurigheid te handhaven
over het gehele bereik van de aangegeven waarden.
Als de meetwaarden tegen referentiewaarden zouden
worden uitgezet, zou de grafiek over het gehele bereik
van deze waarden in het ideale geval (hoge lineariteit)
een rechte lijn weergeven. Lineariteit geeft het bereik
weer van de laagste tot de hoogste waarde, waarvan is
vastgesteld, dat een instrument hierbinnen nauwkeurige
resultaten geeft.
Als voor de configuratie een gegevensbeheersysteem
wordt gebruikt, is het mogelijk om de in dit hoofdstuk
beschreven functies gedeeltelijk of geheel uit te scha-
kelen. In dit geval worden de betreffende knoppen in
Hoofdmenu 2 niet weergegeven. Zie ook Appendix A.
104
Intervallen tussen
lineariteitstesten
De lineariteit van het systeem dient te worden gecontro-
leerd, voordat het systeem voor het eerst wordt gebruikt
voor metingen van patiëntenmonsters. De intervallen
tussen opeenvolgende lineariteitstesten worden vastge-
steld door de instelling of het laboratorium, dat het sys-
teem gebruikt. Lineariteitstesten kunnen ook worden
uitgevoerd om de goede werking van het gehele systeem
te controleren.
Bij lineariteitstesten opgeslagen
informatie
De volgende informatie wordt bij iedere lineariteitstest
opgeslagen:
Meetresultaat
Charge(lot)nummer van de lineariteitstestoplossing
Niveau van de lineariteitstestoplossing (L1 tot L6)
Gebruikersidentificatie (indien ingesteld)
Charge(lot)nummer van de teststrips
Tijd en datum van de meting
Opmerkingen (indien van toepassing)
Lineariteitstesten • 7
105
Testkit voor de bepaling van
de lineariteit
De testkit voor de bepaling van de lineariteit bevat glu-
coseoplossingen van zes niveaus (6 flesjes, 2,5 mL per
flesje). Voor aanvullende informatie over de inhoud en
het gebruik van de kit wordt verwezen naar de bijsluiter.
Voorbereidingen voor het
uitvoeren van een lineariteitstest
Afgezien van bepaalde speciale voorbereidingen (zie de
volgende paragraaf) wordt een meting van een lineari-
teitstest op dezelfde manier uitgevoerd als de meting van
een patiëntenmonster. Controleer het volgende:
Er moet ten minste één codebestand van teststrips
in de meter zijn opgeslagen en dit moet overeenko-
men met het charge(lot)nummer van te gebruiken
teststrips (zie hoofdstuk 6).
De juiste teststrips moeten klaar worden gelegd.
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien van toepassing) worden ingevoerd,
als de meter voor aanmelding (inloggen) is
geconfigureerd.
106
7.2 Uitvoeren van een lineariteitstest
Overzicht van de testprocedure Een lineariteitstest bestaat uit de volgende stappen:
Controleer het charge(lot)nummer van de
lineariteitstestoplossingen.
Controleer het charge(lot)nummer van de
teststrips.
Voer de test uit met ten minste drie
lineariteitstestoplossingen.
Starten van een meting van een
lineariteitstest
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het Hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Lineariteit om de lineariteitstest te starten.
Het scherm Lineariteitstest wordt geopend.
Lineariteitstest
12345678?
Gebruik lin. lotnr
.
12:48
17.03.17
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Hoofdmenu 2
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
12:48
17.03.17
Lineariteitstesten • 7
107
Het charge(lot)nummer van de
lineariteitstestkit bevestigen of
selecteren
U wordt nu gevraagd om het charge(lot)nummer van de
lineariteitstestkit te bevestigen of in te voeren. Vergelijk
het op de display van de meter weergegeven nummer
met het nummer op het etiket van de lineariteitstestkit.
3 Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt
gebruiken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om het toetsenbord te openen en het nummer
handmatig in te voeren (zie pagina 99).
Het charge(lot)nummer van
de teststrip bevestigen of
selecteren
Nadat u het charge(lot)nummer van de lineariteitstestkit
heeft ingevoerd en bevestigd, wordt u gevraagd om het
charge(lot)nummer van de teststrips te selecteren.
Vergelijk het op de display van de meter weergegeven
nummer met het nummer op het etiket van de flacon
teststrips.
4 Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt
gebruiken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om het nummer in een lijst te selecteren, het toet-
senbord te openen en het nummer handmatig in te
voeren of om het charge(lot)nummer door middel
van de barcodescanner in te voeren (zie pagina 87).
Lineariteitstest
12345678?
Gebruik lin. lotnr
.
12:48
17.03.17
Lineariteitstest
Lineariteit 12345678
Gebruik strip lotnr
.
123456?
12:48
17.03.17
108
In het menu Lineariteitstest worden de beschikbare
niveaus van de lineariteitstest weergegeven.
5 Druk op L1 om de eerstvolgende meting met dit
(eerste) niveau te starten.
Teststrip in de meter plaatsen Na selectie van het niveau knippert een groene pijl op de
display en wordt u gevraagd om de teststrip in de meter
te plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip vast met de belettering
”ACCU-CHEK” naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op de
teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor de
teststrip.
De meter geeft een akoestisch signaal. Het zandloper-
symbool verschijnt op de display en geeft aan, dat de
meter bezig is met het controleren van de teststrip. Zuig
geen lineariteitstestoplossing op, terwijl dit symbool op
de display wordt weergegeven.
Lineariteitstest
L1
L5
L3
L6
L4
L2
Lineariteit 12345678
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Lineariteitstest
Lineariteit 12345678 L1
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Lineariteitstest
Lineariteit 12345678 L1
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Lineariteitstesten • 7
109
Lineariteitstestmonster
opzuigen
Nadat de meter de teststrip heeft gecontroleerd, ver-
dwijnt het zandlopersymbool en wordt u gevraagd de
lineariteitstestoplossing op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u de lineariteitstest-
oplossing opzuigt. De meter geeft een akoestisch
signaal.
2 Houd de druppel lineariteitstestoplossing tegen de
uitsparing aan de voorkant van de teststrip. Breng
geen lineariteitstestoplossing op aan de bovenkant
van de teststrip.
De lineariteitstestoplossing wordt door capillaire
werking in de teststrip gezogen.
Zodra er voldoende lineariteitstestoplossing is gedetec-
teerd, geeft de meter een akoestisch signaal en wordt de
meting gestart.
Lineariteitstest
Lineariteit 12345678 L1
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Houd bij het opzuigen van de lineariteitstestoplossing
de meter zodanig, dat de uitsparing voor de teststrip
zich altijd hoger dan of op hetzelfde niveau als de linea-
riteitstestoplossing bevindt. Hierdoor wordt voorkomen,
dat een teveel aan opgezogen oplossing langs de test-
strip naar beneden loopt en in de meter terechtkomt.
110
Weergave van het resultaat Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt
uitgevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat
beschikbaar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch
signaal.
Net als bij de bloedglucosemetingen kunt u hier even-
eens opmerkingen aan een meetresultaat toevoegen
(zie pagina 66).
Als u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoe-
gen, drukt u op om met het volgende niveau van de
lineariteitstest verder te gaan.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de
geldende voorschriften en richtlijnen. Herhaal de boven-
staande stappen voor alle niveaus van de lineariteitstest.
Lineariteitstest
2.5
Lineariteit 12345678 L1
Datum 17.03.17 12:48
mmol/L
12:48
17.03.17
Lineariteitstest
Lineariteit 12345678 L1
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Lineariteitstest
L1
L5
L3
L6
L4
L2
Lineariteit 12345678
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Meetresultaten worden automatisch opgeslagen, als de
meter wordt uitgeschakeld of als de meter zichzelf na
10 minuten niet te zijn gebruikt/zonder invoer via de
touchscreen uitschakelt (zie ”Automatisch uitzetten” op
pagina 22).
Ringonderzoeken • 8
111
8 Ringonderzoeken
8.1 Informatie over metingen voor ringonderzoeken
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de
verantwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig
op bij het uitvoeren van metingen voor ringonderzoeken
(interlaboratoriumvergelijkingen).
Ringonderzoeken van bloedglucosemetingen worden uit-
gevoerd met monsters, waarvan de waarden niet bekend
zijn bij de gebruiker, die de meting uitvoert. Deze mon-
sters worden door een externe instantie geleverd en de
resultaten dienen na het voltooien van de metingen bij de
betreffende instantie te worden ingeleverd. De geleverde
monsters dienen op dezelfde wijze te worden behandeld
als monsters van patiënten.
Ringonderzoeken van bloedglucosemetingen bieden een
extra mogelijkheid om te controleren of uw techniek, de
reagentia, het systeem en het uiteindelijke meetresultaat
aan de eisen voldoen. Voor het certificeren van een
instelling of laboratorium stellen sommige accrediterende
lichamen het testen van deze ringonderzoekmonsters
verplicht als onderdeel van het kwaliteitsborgingpro-
gramma van de instelling of het laboratorium.
Als voor de configuratie een gegevensbeheersysteem
wordt gebruikt, is het mogelijk om de in dit hoofdstuk
beschreven functies gedeeltelijk of geheel uit te scha-
kelen. In dit geval worden de betreffende knoppen in
Hoofdmenu 2 niet weergegeven. Zie ook Appendix A.
112
Bij metingen voor ringonder-
zoeken opgeslagen informatie
De volgende informatie wordt bij iedere meting voor
ringonderzoeken opgeslagen:
Meetresultaat
Monsteridentificatie
Charge(lot)nummer van de teststrips
Tijd en datum van de meting
Opmerkingen (indien van toepassing)
Gebruikersidentificatie (indien ingesteld)
Voorbereidingen voor het
uitvoeren van een meting voor
een ringonderzoek
Voor het uitvoeren van een meting voor een ringonder-
zoek heeft u het volgende nodig:
Er moet ten minste één codebestand van teststrips
in de meter zijn opgeslagen en dit moet overeenko-
men met het charge(lot)nummer van te gebruiken
teststrips (zie hoofdstuk 6).
De juiste teststrips moeten klaar worden gelegd.
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien van toepassing) worden ingevoerd,
als de meter voor aanmelding (inloggen) is gecon-
figureerd.
Voor ringonderzoeken van bloedglucosemetingen moet
(in plaats van de patiëntenidentificatie) de monster-
identificatie als identificatie worden ingevoerd. Er
kunnen monsteridentificaties met maximaal 20 tekens
worden ingevoerd.
Ringonderzoeken • 8
113
8.2 Uitvoeren van een meting voor een ringonderzoek
Overzicht van de testprocedure Een meting voor een ringonderzoek bestaat uit de
volgende stappen:
Voer de monsteridentificatie van het
ringonderzoekmonster in.
Controleer het charge(lot)nummer van
de teststrips.
Voer de meting van het ringonderzoekmonster uit.
Starten van een meting voor
een ringonderzoek
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het Hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Ringonderz. om de meting van het
ringonderzoekmonster te starten.
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Hoofdmenu 2
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
12:48
17.03.17
114
Invoeren van de
monsteridentificatie van het
ringonderzoekmonster
U wordt nu gevraagd om de monsteridentificatie in
te voeren.
1 Voer de monsteridentificatie handmatig via het
toetsenbord in of druk kort op om de mon-
steridentificatie d.m.v. de barcodescanner van de
monsterbuis af te lezen (zie pagina 47). Let er in
dit geval op, dat het ringonderzoekmonster een
compatibele barcode heeft (zie Appendix A).
2 Druk op om de geselecteerde of gescande
monsteridentificatie te bevestigen.
Het charge(lot)nummer van
de teststrip bevestigen of
selecteren
Nadat u de monsteridentificatie heeft ingevoerd en
bevestigd, wordt u gevraagd het charge(lot)nummer van
de teststrip te selecteren. Vergelijk het op de display van
de meter weergegeven nummer met het nummer op het
etiket van de flacon teststrips.
3 Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt
gebruiken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om het nummer in een lijst te selecteren, het toet-
senbord te openen en het nummer handmatig in te
voeren of om het charge(lot)nummer door middel
van de barcodescanner in te voeren (zie pagina 87).
123
456
789
A-O0
Monster-ID
12:48
17.03.17
Ringonderzoektest
Monster 123456789
Gebruik strip lotnr
.
123456?
12:48
17.03.17
Ringonderzoeken • 8
115
Teststrip in de meter plaatsen Na bevestiging van het charge(lot)nummer van de test-
strip knippert een groene pijl op de display en wordt
u gevraagd om de teststrip in de meter te plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip vast met de belettering
”ACCU-CHEK” naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op
de teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor
de teststrip.
De meter geeft een akoestisch signaal. Het zandloper-
symbool verschijnt op de display en geeft aan, dat de
meter bezig is met het controleren van de teststrip. Zuig
geen ringonderzoekmonster op, terwijl dit symbool op de
display wordt weergegeven.
Ringonderzoektest
Monster 123456789
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Ringonderzoektest
Monster 123456789
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
116
Opzuigen van een
ringonderzoekmonster
Nadat de meter de teststrip heeft gecontroleerd, ver-
dwijnt het zandlopersymbool en wordt u gevraagd een
ringonderzoekmonster op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u het ringonderzoek-
monster opzuigt. De meter geeft een akoestisch
signaal.
2 Houd een druppel ringonderzoekmonster tegen de
uitsparing aan de voorkant van de teststrip. Breng
geen ringonderzoekmonster op aan de bovenkant
van de teststrip.
Het ringonderzoekmonster wordt door capillaire
werking in de teststrip gezogen.
Zodra er voldoende ringonderzoekmonster is gedetec-
teerd, geeft de meter een akoestisch signaal en wordt de
meting gestart.
Ringonderzoektest
Monster 123456789
Strip lotnr
. 545794
12:48
17.03.17
Houd bij het opzuigen van het ringonderzoekmonster
de meter zodanig, dat de uitsparing voor de teststrip
zich altijd hoger dan of op hetzelfde niveau als het
monster bevindt. Hierdoor wordt voorkomen, dat een
teveel aan opgezogen monster langs de teststrip naar
beneden loopt en in de meter terechtkomt.
Ringonderzoeken • 8
117
Weergave van het resultaat Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt
uitgevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat
beschikbaar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch
signaal.
Het resultaat wordt weergegeven als een numerieke
waarde, tenzij het buiten het meetbereik van het systeem
ligt. In dit geval wordt de melding HI of LO op de display
weergegeven.
Net als bij de bloedglucosemetingen kunt u hier even-
eens opmerkingen aan een meetresultaat toevoegen
(zie pagina 66).
Als u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoe-
gen, drukt u op om de meting af te sluiten en het
resultaat op te slaan.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen voor het weggooien
van potentieel infectieuze monsters en materialen.
Ringonderzoektest
HI
Monster 123456789
Datum 17.03.17 12:48
12:48
17.03.17
Ringonderzoektest
8.3
Monster 123456789
Datum 17.03.17 12:48
mmol/L
12:48
17.03.17
Ringonderzoektest
LO
Monster 123456789
Datum 17.03.17 12:48
12:48
17.03.17
Meetresultaten worden automatisch opgeslagen, als de
meter wordt uitgeschakeld of als de meter zichzelf na
10 minuten niet te zijn gebruikt/zonder invoer via de
touchscreen uitschakelt (zie ”Automatisch uitzetten” op
pagina 22).
118
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Eerste ingebruikname • 9
119
9 Eerste ingebruikname
9.1 Aansluiten van het dockingstation
Accu-Chek Inform II-dockingstation:
Accu-Chek Inform II-dockingstation Light:
LET OP!
Om de veilige en betrouwbare werking voortdurend te
kunnen w
aarborgen, dient alleen de voor het Accu-Chek
Inform II-systeem geleverde netspanningadapter te
worden gebruikt (voor bestelinformatie zie pagina 177).
120
1 Schuif het dockingstation naar boven van de
wandhouder (indien deze gebruikt wordt).
2 Sluit de stroomvoorziening aan op de bus voor
de stroomingang.
3 Als u het Accu-Chek Inform II-dockingstation
wilt aansluiten op een bekabeld netwerk: sluit
de Ethernet (RJ45)kabel of de USB-kabel aan op
de betreffende poort. Gebruik alleen de met het
Accu-Chek Inform II-systeem geleverde USB-
kabel.
4 Schuif het dockingstation terug op de wandhouder
(indien deze gebruikt wordt).
Voor informatie over de configuratie van het Accu-Chek
Inform II-dockingstation kunt u contact opnemen met
de lokale vertegenwoordiging van Roche.
Opmerking voor de systeembeheerder: Raadpleeg voor
meer technische informatie over het instellen en confi-
gureren van het Accu-Chek Inform II-dockingstation de
met het dockingstation geleverde bijsluiter en de op het
Accu-Chek Inform II-dockingstation als PDF-bestand
opgeslagen technische aanwijzing. Dit bestand is toe-
gankelijk door het dockingstation door middel van de
USB-kabel op een pc aan te sluiten.
Voor het aansluiten van het dockingstation met oudere
hardware (REF 05060290001), zie Appendix E, ”Appen-
dix voor Accu-Chek Inform II-dockingstation (oudere
versie)”.
Eerste ingebruikname • 9
121
9.2 Plaatsen of vervangen van het battery pack
Het battery pack (batterijeenheid) is bij verzending niet
in de Accu-Chek Inform II-meter geplaatst.
Niet-gebruikte battery packs verliezen in de loop der
tijd hun lading en moeten weer worden opgeladen,
voordat zij kunnen worden gebruikt. Nadat een nieuw
battery pack is geplaatst, moet de meter ten minste
8 uren (b.v. gedurende de nacht) op het docking-
station worden opgeladen, voordat er met de meter
metingen mogen worden uitgevoerd.
Als de meter op het dockingstation is geplaatst, wordt
het symbool op de display weergegeven. Dit sym-
bool geeft aan, dat het dockingstation van stroom wordt
voorzien en de meter, indien noodzakelijk, op kan laden.
Let erop, dat het toegestane temperatuurbereik voor
het opladen van het battery pack (3–42 °C of 37–108 °F)
tijdens het plaatsen en de eerste configuratie niet wordt
overschreden.
Vervang het battery pack binnen circa 10 minuten om
ervoor te zorgen, dat de instellingen van datum en tijd
behouden blijven. Na deze tijdsperiode is het mogelijk,
dat u datum en tijd opnieuw in moet voeren. Verwijder
het battery pack alleen in de modus stopzetten, zie
pagina 122.
122
Verwijderen van het battery pack Als er zich reeds een battery pack in de meter bevindt,
moet u ervoor zorgen dat de meter is stopgezet om
schade aaan de meter of mogelijk verlies van gegevens
te voorkomen.
1 Druk om de meter stop te zetten ongeveer
5 seconden op de AanUit-toets en laat de
Aan/Uit-toets los zodra het Roche-logo wordt
weergegeven en de meter een akoestisch signaal
geeft.
2 Plaats de meter met de bovenkant naar beneden op
een vlak oppervlak.
Als u te lang op de Aan/UIt-toets drukt, wordt er na
circa 12 seconden een reset van de meter gestart
(zie de rubriek ”Resetten van de meter” op pagina 170).
Eerste ingebruikname • 9
123
3 Gebruik een Torx-schroevendraaier grootte T5 om
de drie schroeven, waarmee de deksel van het bat-
terijencompartiment is bevestigd, los te draaien.
4 Verwijder de deksel van het batterijencomparti-
ment van de meter. Het nu zichtbare battery pack is
door een stekker met de meter verbonden.
5 Neem het battery pack voorzichtig uit de meter en
verwijder de aansluitstekker.
Afvalverwijdering: weggooien van gebruikte
batterijen
Gooi de batterijen niet weg met het gewone huisvuil.
Gooi gebruikte batterijen weg conform de lokaal gel-
dende voorschriften en richtlijnen en de richtlijnen van
uw instelling of laboratorium m.b.t. de afvalverwijdering
van afgedankte elektronische apparatuur.
124
Plaatsen van het battery pack 1 Draai de schroeven van de deksel van het batte-
rijencompartiment zover los, dat ze circa 4–5 mm
(2/10 inch) uitsteken.
2 Houd het battery pack in uw hand, met de draden
en de stekker tussen uw duim en wijsvinger.
3 Steek de aansluitstekker in de bus.
4 Plaats het battery pack in het batterijen-
compartiment, zoals hierboven weergegeven.
Om het battery pack correct te plaatsen, moet u de rib-
bels aan de zijkant van het battery pack en de groeven
aan de binnenkant van het batterijencompartiment
altijd in elkaar laten passen.
Eerste ingebruikname • 9
125
5 Sluit het batterijencompartiment met de deksel.
Zorg ervoor, dat de draden van de aansluitstekker
niet tussen de meter en de deksel bekneld raken.
6 Draai de drie schroeven vast tot de aanslag
(handvast, niet te strak).
Na het plaatsen van een nieuw battery pack wordt de
meter automatisch aangezet.
Het Roche-logo wordt weergegeven. Als de meter
niet automatisch wordt aangezet, kan het battery
pack bijna leeg zijn. Plaats de meter ten minste
15 minuten op het dockingstation, haal de meter
vervolgens van het dockingstation en probeer de
meter aan te zetten. Als de meter wordt aangezet,
wordt het battery pack correct opgeladen.
Na een korte tijd wordt het startscherm
weergegeven.
Als de meter te lang zonder stroomvoorziening is
geweest, kan er een melding verschijnen met de
informatie, dat de instellingen van de datum en de
tijd verloren zijn gegaan door het uitvallen van de
stroomvoorziening.
De schermen voor het invoeren van de datum en de
tijd verschijnen.
7 Voer de datum en de tijd in. Als u de juiste informa-
tie heeft ingevoerd, moet u de informatie in elk
scherm met bevestigen.
Tenzij uw QC-configuratie is ingesteld op Altijd OK
(zie pagina 137), is de meter nu door het handmatig
invoeren van de datum/tijd geblokkeerd door de
QC-blokkering.
8 Synchroniseer de datum/tijd van de meter d.m.v.
het dockingstation met de datum/tijd van uw
instelling of laboratorium of wacht, als er draadloos
wordt gewerkt, ten minste tien minuten tot de
volgende WLAN-synchronisatie heeft plaatsge-
vonden, voordat u verdere metingen uitvoert.
Nadat een nieuw battery pack is geplaatst, moet de meter
ten minste 8 uren (b.v. gedurende de nacht) op het
dockingstation worden opgeladen, voordat er met de
meter metingen mogen worden uitgevoerd.
123
456
789
0
Datum
17.03.17
12:00
17.03.17
123
456
789
AM/PM0
Tijd
12:00
12:48
17.03.17
126
9.3 De meter op het dockingstation plaatsen
Door de meter op het dockingstation te plaatsen, kunt
u het battery pack opladen. Als de meter op het docking-
station is geplaatst, geeft deze, afhankelijk van de actuele
status van de meter, verschillende meldingen weer.
De volgende displayweergaven worden op de meter
weergegeven, als de meter op een Accu-Chek Inform II-
dockingstation of een Accu-Chek Inform II-dockingsta-
tion Light is geplaatst en er communicatie plaats-
vindt. Dezelfde displayweergaven worden weergegeven,
als de meter gegevens hetzij via een dockingstation of via
een draadloze aansluiting overdraagt.
Deze displayweergave wordt weergegeven, als de com-
municatie nog steeds actief is, maar de meter bezig is
met het verwerken van de ontvangen gegevens of in
afwachting is van de volgende melding met gegevens van
het DMS.
Op dockingstation
Verbinding wordt gemaakt...
12:48
17.03.17
Op dockingstation
Database wordt gesynchron...
12:48
17.03.17
Op dockingstation
Overdracht van gegevens ...
50 resultaten te verzenden
12:48
17.03.17
Op dockingstation
Bezig...
12:48
17.03.17
Eerste ingebruikname • 9
127
Deze displayweergave wordt weergegeven, als er geen
communicatie plaatsvindt.
Deze displayweergave wordt weergegeven, als er soft-
ware-updates naar de meter worden overgedragen.
Als de meter gegevens onmiddellijk na een meting
draadloos overdraagt, wordt deze communicatie
niet op de display weergegeven. De display blijft
ongewijzigd (na een meting wordt meestal het
scherm Hoofdmenu weergegeven).
Als een meter zich in de stand-by-modus bevindt
(doch niet op een dockingstation is geplaatst) en
draadloos communiceert, wordt deze communica-
tie niet op de display weergegeven. De display
blijft leeg.
Op dockingstation
Gereed
12:48
17.03.17
Op dockingstation
Software wordt geüpdatet...
12:48
17.03.17
128
9.4 Meter instellen voor gebruik
Er zijn twee manieren om de instellingen van de meter
aan te passen: direct op de meter (zie het onderstaande
menuoverzicht) of door middel van een gegevensbeheer-
systeem (zie Appendix A). De twee methoden verschillen
in het aantal beschikbare opties.
De meter wordt geleverd met in de fabriek reeds inge-
voerde standaardinstellingen. De volgende instellingen
kunnen op de meter zelf worden ingevoerd:
Datum- en tijdweergave
Toestaan van het wijzigen van de datum en de tijd
Eenheden
Testtypen
Toestaan van het bewerken van
charge(lot)informatie
Wijze van verificatie van charge(lot)informatie
Barcodescanner activeren
Het normale-, kritische- en meetbereik
Opties voor gebruikersidentificatie
Opties voor patiëntenidentificatie
Instellingen voor glucosecontroles en
QC-blokkering
Geluidsniveau van het akoestische signaal
Als de meter door de systeembeheerder door middel
van een gegevensbeheersysteem is geconfigureerd,
kunnen de configuratieopties op de meter worden
uitgeschakeld om conflicten met de instellingen te
voorkomen. Deze opties worden dan op de display met
grijze letters weergegeven.
De optie Servicemenu (zie paragraaf 10.6) met de
functie ”Wis patiënteninformatie” is niet beschikbaar in
de in de fabriek reeds ingevoerde standaardinstelling.
Het Servicemenu kan alleen via het DMS worden
geactiveerd.
Eerste ingebruikname • 9
129
Menuoverzicht De onderstaande tabellen geven een beknopt overzicht
van de menustructuur. De menu’s kunnen worden
gebruikt om de meter volledig te kunnen bedienen en
de belangrijkste basisinstellingen in te kunnen voeren.
Hoofdmenu
Patiëntentest Inloggen observator Observator-ID invoeren
Wachtwoord van observator invoeren
Glucosetest Patiënten-ID invoeren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Teststrip plaatsen
Monster opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerkingen toevoegen
Andere test Zwangerschapstest
Visuele urineanalyse (UA)
Streptokokken-sneltest
Drugs-sneltesten
Feces occult
Maag occult
Ketonen
Snelwerkende insuline
Normale insuline
Intermediair werkende insuline
Langwerkende insuline
Mix-insuline
Controletest Glucosecontroletest Niveau selecteren
Charge(lot)nummer controlemateriaal
verifiëren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Teststrip plaatsen
Controleoplossing opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerkingen toevoegen
Andere controletesten Selecteer het type controle
Voer testdatum/testtijd in
Charge(lot)nummer testkit of teststrip
invoeren/bevestigen
Vervaldatum testkit of teststrip invoeren
Charge(lot)nummer controle invoeren/
bevestigen
Vervaldatum controle lotnummer invoeren
Controleresulta(a)t(en) selecteren.
Resultaten bekijken Glucosetest bekijken Alle meetresultaten bekijken
Andere test bekijken Alle IOT-resultaten bekijken
130
Hoofdmenu 2
Onderhoud Opmerking toevoegen
Resultaat onderhoud
Ringonderzoek Monsteridentificatie invoeren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Teststrip plaatsen
Monster opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerkingen toevoegen
Strip lotnummers Lijst met charge(lot)nummers bekijken
Charge(lot)nummer toevoegen
Vervaldatum invoeren
Controlewaardenbereiken instellen
Details van charge(lot)nummers bekijken
Charge(lot)nummer ”huidig” maken
Charge (lot) wijzigen/verwijderen
Controle lotnummers Lijst met charge(lot)nummers bekijken
Niveau controles selecteren
Charge(lot)nummer toevoegen
Vervaldatum invoeren
Charge(lot)nummer ”huidig” maken
Charge (lot) wijzigen/verwijderen
Lineariteit lotnummers Lijst met charge(lot)nummers bekijken
Charge(lot)nummer toevoegen
Vervaldatum invoeren
Charge(lot)nummer ”huidig” maken
Charge (lot) wijzigen/verwijderen
Lineariteit Charge(lot)nummer lineariteitstestkit verifiëren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Niveau lineariteitstestoplossing selecteren
Teststrip plaatsen
Lineariteitstestoplossing opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerkingen toevoegen
Geluid Geluidsniveau van het akoestische signaal instellen
Systeemcontrole Softwareversies weergeven
Barcodescanner testen
Logboek gebeurtenissen meter
Statistieken
Configuratie
Bereiken
Instellen Draadloos
Status Draadloos
Draadloos Test
Eerste ingebruikname • 9
131
Beheermenu
Taal Duits, Frans, Spaans, Italiaans, Nederlands, Zweeds, Engels, Deens,
Portugees
Aanvullend installeerbare talen
Datum/tijd Huidige datum invoeren
Huidige tijd invoeren
Menu Instellen Opties datum/tijd Datum/tijd wijzigen
Tijdweergave
Datumweergave
Opties testweergave Eenheid resultaat
Testen inschakelen
Aantal CITO-testen
(indien ingeschakeld)
Opties reagentia Reagens wijzigen
Charge(lot)nummerverificatie-
modus
QC frequentie Frequentie controle
Testbereiken Normaalbereik
Kritisch bereik
Meetbereik
Invoer gebruikers-ID Gebruiker invoeren
Validatie gebruiker
Barcode
Patiënten-ID Patiënt invoeren
Validatie patiënt
Barcode
Instelwachtwoord Instelwachtwoord wijzigen
Servicemenu
1
Wis patiënteninformatie Alle patiëntgerelateerde gegevens
(patiëntenlijst en resultaten)
wissen
Druk op om wijzigingen in de instellingen te bevestigen en op te slaan.
1. Alleen indien geactiveerd via DMS
132
9.5 Openen van het Menu Instellen
Alle hier beschreven instellingen worden geconfigureerd
via het Menu Instellen. Om het Menu Instellen te openen
gaat u als volgt te werk:
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Beheer om het Beheermenu te openen.
3 Druk op Menu Instellen om het Menu Instellen
te openen.
4 Voer het Instelwachtwoord in, als hierom wordt
gevraagd (zie ”Een instelwachtwoord aanmaken”
op pagina 142).
Hoofdmenu 2
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
12:48
17.03.17
Beheermenu
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
Servicemenu
12:48
17.03.17
Menu Instellen
Datum/tijd
QC
Testweergave
Wachtwoord
Testbereiken
Reagentia
Gebruikers-ID Patiënten-ID
Deblokkeren
12:48
17.03.17
Eerste ingebruikname • 9
133
9.6 Datum- en tijdweergave
Gebruik dit menu om de datum- en tijdweergave op de
display te selecteren. Daarnaast kunt u aangeven of de
gebruiker de datum en de tijd mag wijzigen (zie ”Een
instelwachtwoord aanmaken” op pagina 142).
1 Druk op de gewenste optie om deze in te
schakelen:
Datum/tijd wijzigen
Toegestaan: De gebruiker mag de datum en de tijd
wijzigen.
Wachtwoord nodig: De gebruiker mag de datum
en de tijd alleen wijzigen na het invoeren van een
wachtwoord.
Tijdweergave
12 uur (am/pm)
24 uur
Datumweergave
mm/dd/jj: De datum wordt met twee cijfers als
maand/dag/jaar weergegeven.
dd.mm.jj: De datum wordt met twee cijfers als
dag/maand/jaar weergegeven.
2 Druk op om de instellingen op te slaan of druk
op om dit menu te verlaten zonder enige
wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt vervolgens het Menu Instellen op
de display weergegeven.
Als voor de configuratie een gegevensbeheersysteem
wordt gebruikt, is het mogelijk om de optie Datum/tijd
wijzigen volledig uit te schakelen.
Opties datum/tijd
Datum/tijd wijzigen
T
oegestaan
Wachtwoord nodig
Tijdweergave
12 uur (am/pm)
24 uur
Datumweergave
mm/dd/jj
dd.mm.jj
Niet toegest.
12:48
17.03.17
134
9.7 Opties voor displayweergave en optionele testen
Gebruik dit menu om de meeteenheid, waarin de meet-
resultaten moeten worden weergegeven, te selecteren en
optionele testen in- of uit te schakelen.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te
schakelen:
Eenheid resultaat
mg/dL
mmol/L
Testen inschakelen
CITO: Er mogen CITO-testen worden uitgevoerd.
Als deze optie is ingeschakeld, moet u (na bevesti-
ging van de instellingen) het aantal toegestane
CITO-testen invoeren.
Lineariteit wordt in het scherm Hoofdmenu 2
weergegeven.
Ringonderzoek wordt in het scherm Hoofdmenu 2
weergegeven.
Onderhoud wordt in het scherm Hoofdmenu 2
weergegeven.
2 Druk op om de instellingen op te slaan. Als de
optie CITO is ingeschakeld, moet u het aantal toe-
gestane CITO-testen invoeren of op drukken
om dit menu te verlaten zonder enige wijzigingen
op te slaan.
In beide gevallen wordt (na het invoeren van het aantal
toegestane CITO-testen) het Menu Instellen op de display
weergegeven.
Optie testweergave
mg/dL
mmol/L
Testen inschakelen:
CITO
Lineariteit
Ringonderz.
Onderhoud
Weergave waarschuwing
beperkingen strip
Eenheid resultaat
12:48
17.03.17
123
456
789
0
CITO-test toegest.
8
12:48
17.03.17
Eerste ingebruikname • 9
135
9.8 Opties voor teststrips
In dit menu kunt u de mogelijkheden voor het werken
met charge(lot)nummers selecteren en specificeren of
de gebruiker charges van reagentia mag toevoegen of
verwijderen en de vervaldatum en de grenswaarden
op de meter mag wijzigen (zie ”Een instelwachtwoord
aanmaken” op pagina 142).
1 Druk op de gewenste optie om deze in te
schakelen:
Reagens wijzigen
Toegestaan: De gebruiker mag de informatie over
reagentia wijzigen zonder dat een wachtwoord
benodigd is
Wachtwoord nodig: De gebruiker mag de informa-
tie over reagentia alleen wijzigen na het invoeren
van een wachtwoord
Verificatie strip lotnr.
Alleen weergave: Het charge(lot)nummer wordt op
de display weergegeven, maar de gebruiker kan het
niet bevestigen of een ander charge(lot)nummer
selecteren.
Bevestiging: De gebruiker moet het op de display
weergegeven charge(lot)nummer bevestigen en
kan alternatieve charge(lot)nummers handmatig of
d.m.v. de barcodescanner invoeren.
Selectie uit lijst: De gebruiker kan ook uit een lijst
met opgeslagen charge(lot)nummers selecteren.
Alleen scannen: Charge(lot)nummers kunnen
uitsluitend d.m.v. de barcodescanner worden
geverifieerd.
2 Druk op om naar het tweede scherm ”Opties
reagentia” te gaan of druk op om dit menu te
verlaten zonder enige wijzigingen op te slaan.
Als voor de configuratie een gegevensbeheersysteem
wordt gebruikt, is het mogelijk om de optie Reagens
wijzigen volledig uit te schakelen.
Opties reagentia
Toegestaan
W
achtwoord nodig
Alleen weergave
Bevestiging
Selectie uit lijst
Alleen scannen
Reagens wijzigen
Verifi catie strip lotnr.
Niet toegest.
12:48
17.03.17
136
Op het tweede instelscherm kunt u de opties voor het
werken met charge(lot)nummers bij metingen van glu-
cosecontrolematerialen en lineariteitstesten selecteren.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te
schakelen:
Verificatie controle lotnr.
Alleen weergave: Het charge(lot)nummer wordt op
de display weergegeven, maar de gebruiker kan het
niet bevestigen of een ander charge(lot)nummer
selecteren.
Bevestiging: De gebruiker moet het op de display
weergegeven charge(lot)nummer bevestigen en
kan alternatieve charge(lot)nummers handmatig
of d.m.v. de barcodescanner invoeren.
Lotnr. invoeren: De gebruiker moet het
charge(lot)nummer invoeren.
Alleen scannen: Charge(lot)nummers kunnen
uitsluitend d.m.v. de barcodescanner worden
geverifieerd.
Verificatie lineariteit lotnr.
Alleen weergave: Het charge(lot)nummer wordt op
de display weergegeven, maar de gebruiker kan het
niet bevestigen of een ander charge(lot)nummer
selecteren.
Bevestiging: De gebruiker moet het op de display
weergegeven charge(lot)nummer bevestigen en
kan alternatieve charge(lot)nummers handmatig
invoeren.
Lotnr. invoeren: De gebruiker moet het
charge(lot)nummer invoeren.
2 Druk op om de instellingen (van beide instel-
schermen) op te slaan of druk op om naar het
eerste instelscherm terug te keren.
Opties reagentia
Verifi
catie controle lotnr.
Bevestiging
Alleen weergave
Alleen scannen
Verifi catie lineariteit lotnr.
Alleen weergave
Bevestiging
Lotnr. invoeren
Lotnr. invoeren
12:48
17.03.17
Eerste ingebruikname • 9
137
9.9 Opties voor metingen van glucosecontrolematerialen
Dit menu bevat opties, waarmee u kunt specificeren of
en met welke intervallen metingen van glucosecontrole-
materialen moeten worden uitgevoerd. Als er verplicht
metingen van controlematerialen moeten worden
uitgevoerd, moet u de instellingen van de CITO-testen
controleren (zie pagina 134).
1 Druk op de gewenste optie om deze in te
schakelen:
Frequentie controle
Altijd OK: QC-blokkering is uitgeschakeld, er
kunnen altijd metingen van patiëntenmonsters
worden uitgevoerd. Dit is onafhankelijk van het
resultaat van het uitvoeren van metingen van
glucosecontrolematerialen.
Laatste QC OK: QC-blokkering wordt alleen in
werking gesteld, als het resultaat van de laatste
glucosecontrolemeting buiten het controlewaar-
denbereik ligt of als er geen resultaat beschikbaar
is (zoals bij het in gebruik nemen van een nieuwe
charge (lot) teststrips).
Uren: QC-blokkering wordt na de ingestelde tijd in
werking gesteld. Als er een glucosecontrolemeting
succesvol is uitgevoerd, wordt de teller weer op ”0”
gezet.
Aantal strips: QC-blokkering wordt na het bereiken
van het ingestelde aantal metingen in werking
gesteld. Als er een glucosecontrolemeting succes-
vol is uitgevoerd, wordt de teller van het aantal
teststrips weer op ”0” gezet.
QC frequentie
Frequentie controle
Laa
tste QC OK
Altijd OK
Aantal strips
Uren
Afwissel. contr.
Dienst
Tijdstip v. dag
12:48
17.03.17
123
456
789
0
QC uren
50
12:48
17.03.17
123
456
789
0
QC strips
50
12:48
17.03.17
138
Dienst: QC-blokkering wordt per dienst in werking
gesteld.
Tijdstip van de dag: QC-blokkering wordt op het
gespecificeerde tijdstip van de dag in werking
gesteld. (er kunnen per dag maximaal zes tijds-
tippen worden geconfigureerd.)
Afwissel. contr.: Bij de QC-metingen moet afwisse-
lend gebruik worden gemaakt van L1- en L2-con-
troleoplossingen, in plaats van het gebruik van
beide controles bij het uitvoeren van een QC-
meting.
2 Druk op om de instellingen op te slaan. Als de
optie Uren of Aantal strips is ingeschakeld, moet
u het gewenste aantal invoeren of op drukken
om dit menu te verlaten zonder enige wijzigingen
op te slaan.
In beide gevallen wordt vervolgens het Menu Instellen op
de display weergegeven.
Eerste ingebruikname • 9
139
9.10 Grenswaarden van de (normaal-, kritisch- en meet) bereiken
In dit menu kunt u grenswaarden voor het Normaalbereik,
Kritisch bereik of Meetbereik instellen. Resultaten buiten
deze grenswaarden worden gemarkeerd om u hierop te
attenderen. Het Meetbereik maakt het de systeembe-
heerder mogelijk om een door de instelling of het labora-
torium vastgesteld meetbereik voor de rapportage van de
resultaten van patiëntenmonsters in te stellen.
De grenswaarden voor de verschillende bereiken worden
direct na elkaar in de volgende volgorde ingevoerd:
Normaalbereik (onderste/bovenste grenswaarde)
Kritisch bereik (onderste/bovenste grenswaarde)
Meetbereik (onderste/bovenste grenswaarde)
1 Voer de eerste waarde in via het toetsenbord.
2 Druk op om de volgende waarde in te voeren
of druk op om naar voorgaande scherm terug
te keren.
3 Druk na het invoeren van de laatste waarde op
om alle voorgaande instellingen op te slaan.
123
456
789
0
Meetbereik laag
0.6
mmol/L
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Normaalbereik laag
3.9
mmol/L
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Kritisch bereik laag
2.2
mmol/L
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Meetbereik hoog
33.3
mmol/L
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Normaalber. hoog
11.1
mmol/L
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Kritisch bereik hoog
16.7
mmol/L
12:48
17.03.17
140
9.11 Opties voor het invoeren van gebruikersidentificaties
In dit menu kunt u vastleggen of en hoe een gebruiker
zich moet aanmelden.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te
schakelen:
Gebruiker invoeren
Geen: De meter kan worden gebruikt zonder
aanmelding van de gebruiker.
Via scherm of Via scherm (alleen numeriek):
De gebruiker moet worden aangemeld. De gebrui-
kersidentificatie kan handmatig via het toetsenbord
of d.m.v. de barcodescanner worden ingevoerd.
Alleen scannen: De gebruiker moet worden aange-
meld. De identificatie kan alleen d.m.v. de barcode-
scanner worden ingevoerd.
Validatie gebruiker
Geen: De gebruikersidentificatie kan iedere
willekeurige lengte hebben.
Lengte: De gebruikersidentificatie moet een gespe-
cificeerde lengte hebben (maximaal 20 tekens).
Voer na het selecteren van deze optie de minimale-
en maximale lengte in.
Lijst: De gebruikersidentificatie moet op een van
het gegevensbeheersysteem (DMS) ontvangen
lijst staan.
Lijst met wachtwoord: De gebruikersidentificatie
moet op een van het gegevensbeheersysteem
(DMS) ontvangen lijst staan. Daarnaast moet er
ook nog een wachtwoord worden ingevoerd.
2 Druk op om de instellingen op te slaan. Als de
optie Lengte is ingeschakeld, moet u de gewenste
getallen invoeren of op drukken om dit menu
te verlaten zonder enige wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt vervolgens het Menu Instellen op
de display weergegeven.
Invoer gebruikers-ID
Via scherm
Geen
L
engte
Alleen scannen
Geen
Gebruiker invoeren
Validatie gebruiker
Via scherm (alleen num.)
Lijst
Lijst met wachtwoord
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Min. lengte gebr.-ID
8
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Max. lengt gebr.-ID
12
12:48
17.03.17
Eerste ingebruikname • 9
141
9.12 Opties voor patiëntenidentificatie
In dit menu kunt u de criteria voor het invoeren van een
patiëntenidentificatie vastleggen.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te
schakelen:
Patiënt invoeren
Via scherm of Via scherm (alleen numeriek):
De patiëntenidentificatie kan handmatig via het
toetsenbord of d.m.v de barcodescanner worden
ingevoerd.
Alleen scannen: De identificatie kan alleen d.m.v.
de barcodescanner worden ingevoerd.
Via scherm of lijst: De patiëntenidentificatie kan
handmatig via het toetsenbord of d.m.v de bar-
codescanner worden ingevoerd of in een van het
DMS ontvangen lijst worden geselecteerd.
Validatie patiënt
Geen: De patiëntenidentificatie kan iedere
willekeurige lengte hebben.
Lengte: De patiëntenidentificatie moet een gespe-
cificeerde lengte hebben (maximaal 20 tekens).
Voer na het selecteren van deze optie de minimale-
en maximale lengte in.
Lengte indien numeriek: Alleen numerieke patiën-
tenidentificaties worden gevalideerd op hun lengte.
Alfabetische patiëntenidentificaties worden niet
gevalideerd.
Lijst- moet op lijst staan: De patiëntenidentificatie
moet op een van het DMS ontvangen lijst staan.
Lijst- nwe toev. toegestaan: De patiëntenidentifica-
tie moet worden gecontroleerd met een van het
DMS ontvangen lijst. Het is echter mogelijk om
d.m.v. de meter een nieuwe patiëntenidentificatie
aan te maken.
2 Druk op om de instellingen op te slaan. Als de
optie Lengte is ingeschakeld, moet u de gewenste
getallen invoeren of op drukken om dit menu
te verlaten zonder enige wijzigingen op te slaan.
Op de display wordt (na het invoeren van de gewenste
getallen) altijd het Menu Instellen weergegeven.
Opties Patiënten-ID
Alleen scannen
Via scherm (alleen num.)
P
atiënt invoeren
Via scherm
Via scherm of lijst
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Min. lengte pat.-ID
8
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Max. lengte pat.-ID
12
12:48
17.03.17
Opties Patiënten-ID
Lengte
Geen
V
alidatie patiënt
Lengte indien numeriek
Lijst- nwe toev. toegest.
Lijst- moet op lijst staan
12:48
17.03.17
142
9.13 Een instelwachtwoord aanmaken
In dit scherm kunt u een wachtwoord aanmaken voor
alle in dit hoofdstuk beschreven instellingen en voor het
bewerken van de datum/tijd en informatie over het
charge(lot)nummer (indien beveiligd met een wacht-
woord). Dit instelwachtwoord waarborgt, dat alleen
geautoriseerde personen wijzigingen in de instellingen
kunnen aanbrengen.
1 Voer het wachtwoord in via het toetsenbord.
2 Druk op om het wachtwoord op te slaan en de
beveiliging met een wachtwoord in te schakelen of
druk op om dit scherm te verlaten zonder
enige wijzigingen op te slaan. Op de display wordt
vervolgens het Hoofdmenu weergegeven. De
beveiliging met een wachtwoord wordt echter de
eerstvolgende keer, dat de meter wordt aangezet,
pas effectief.
Om beveiliging met een wachtwoord uit te schakelen:
1 Open het Menu Instellen (u moet het huidige
wachtwoord invoeren).
2 Druk op Wachtwoord.
3 Verwijder het huidige wachtwoord door op
te drukken.
4 Druk op om de beveiliging met een
wachtwoord uit te schakelen.
U moet zich er wel van bewust zijn, dat de beveiliging
met een wachtwoord alleen kan worden opgeheven of
gewijzigd na het invoeren van het actuele wachtwoord.
Voor toegang tot het Menu Instellen is een juiste vast-
stelling van de authenticiteit vereist. Bewaar uw wacht-
woord op een veilige plaats.
123
456
789
A-O0
Instelwachtwoord
12:48
17.03.17
Eerste ingebruikname • 9
143
9.14 Datum en tijd instellen
Afhankelijk van de configuratie kan deze instelling
verborgen zijn of kan hiervoor het invoeren van een
instelwachtwoord vereist zijn.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Beheer om het Beheermenu te openen.
3 Druk op Datum/tijd om met het invoeren van de
datum te beginnen.
4 Voer eerst de datum en vervolgens de tijd in (alle
getallen bestaan uit twee cijfers; plaats voor getal-
len met één cijfer een nul) door op te drukken.
Als de 12 uursweergave is ingesteld, moet u op am/pm
drukken om de juiste tijd in te stellen.
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Hoofdmenu 2
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
12:48
17.03.17
Beheermenu
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
Servicemenu
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Datum
30.03.17
12:48
17.03.17
123
456
789
AM/PM0
Tijd
12:48
12:15
17.03.17
Beheermenu
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
12:48
17.03.17
144
9.15 Opties voor het akoestische signaal
Met deze instelling kunt u het geluidsniveau van het
akoestische signaal instellen.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Geluid om het geluidsniveau in te stellen.
3 Druk op de knop met het gewenste geluidsniveau.
Als u op een knop drukt, zal de meter een akoes-
tisch signaal met het bijbehorende geluidsniveau
afgeven.
4 Druk op om de instelling op te slaan en naar
het scherm Hoofdmenu 2 terug te keren.
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Hoofdmenu 2
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
12:48
17.03.17
Instellen pieptoon
Normaal
Zacht
Hard
Geluidsniveau:
12:48
17.03.17
Onderhoud en verzorging • 10
145
10 Onderhoud en verzorging
10.1 Bewaar- en verzendcondities
Algemene condities voor
gebruik
Volg de volgende punten zorgvuldig op om de betrouw-
bare werking van uw systeem ook op langere termijn te
waarborgen.
Ga voorzichtig met de meter en de onderdelen van
het systeem om. Laat hem niet vallen of ergens
tegenaan stoten.
Stel het dockingstation niet bloot aan vloeistofd-
ruppels.
Dompel de meter of het dockingstation niet onder
in een vloeistof.
Volg de aanwijzingen voor reiniging, zoals beschre-
ven op pagina 147 en verder, zorgvuldig op.
Voorkom, dat de meter tijdens het uitvoeren van
een meting gedurende langere tijd aan extreme
warmtebronnen wordt blootgesteld. Mogelijke
warmtebronnen zijn bijvoorbeeld:
Bilirubine- of fototherapielampen, waar u de meter
onder laat liggen.
Bedwarmers, waar u de meter op laat liggen.
Isolettes, waarin u de meter laat liggen.
Zie hoofdstuk 12 voor de bereiken van de gebruiks- en
bewaartemperatuur.
Alle in dit hoofdstuk gegeven informatie over onder-
houd en verzorging van het ”dockingstation” heeft
zowel betrekking op het Accu-Chek Inform II-docking-
station als op het Accu-Chek Inform II-dockingstation
Light.
Om de goede werking van het systeem te waarborgen,
dient met de volgende veiligheidsinformatie rekening
te worden gehouden. Onjuist gebruik kan tot onjuiste
meetresultaten leiden.
146
Verzending
Als de meter over grote afstanden moet worden
verzonden of getransporteerd, moet u altijd het
battery pack uit de meter verwijderen. Dit voorkomt
de mogelijkheid van oververhitting van het battery
pack door kortsluiting. Dit voorkomt eveneens een
diepe ontlading en andere schade aan het battery
pack of de meter.
Verzend uitsluitend onbeschadigde battery packs.
Beschadigde battery packs moeten lokaal worden
weggegooid. Zie pagina 24 voor informatie over de
aan beschadigde battery packs verbonden risico's
en informatie over afvalverwijdering.
Verpak het battery pack voor verzending zodanig,
dat het zich niet in de verpakking kan verplaatsen.
Neem daarnaast alle andere van toepassing zijnde
nationale voorschriften in acht.
Werk bij verzending via derden (b.v. per lucht-
vracht- of pakketdienst) samen met de transpor-
teur om uit te zoeken of er met betrekking tot de
lithiumion-battery packs op grond van nationale- of
internationale wetgeving m.b.t. gevaarlijke goede-
ren aan specifieke eisen moet worden voldaan en
of er, indien van toepassing, speciale verpakkings-
en etiketteringsvoorschriften van toepassing zijn.
Bij het verzenden van de meter en het battery pack
dient met de volgende veiligheidsinformatie rekening te
worden gehouden. Als u dit achterwege laat, kan hier-
door letsel aan personen worden toegebracht of kan dit
beschadiging van de meter of het battery pack tot gevolg
hebben.
Over korte afstanden – bijvoorbeeld tussen de locaties
van een instelling – kan de gebruiker de battery packs
(in de meter geplaats of hiervan gescheiden) over de
weg vervoeren zonder aan verdere eisen te hoeven
voldoen.
Onderhoud en verzorging • 10
147
Bewaring Bewaar het systeem en de teststrips in de
omgeving, waar u ze gaat gebruiken.
Bewaar de meter niet in direct zonlicht of bij
extreme temperaturen.
Neem bij het bewaren en het gebruik van de
meter de grenswaarden voor de temperatuur en
de luchtvochtigheid in acht (zie hoofdstuk 12).
10.2 Reiniging/ontsmetting van het Accu-Chek Inform II-systeem
Medische beroepsbeoefenaren dienen bij het bedienen
van apparatuur voor het bepalen bloedglucose altijd
handschoenen te dragen en de binnen het laboratorium
of instelling geldende richtlijnen en procedures voor het
omgaan met potentieel infectieuze materialen zorgvuldig
op te volgen. Zie ook de veiligheidswaarschuwingen
”Bescherming tegen infecties en via het bloed overdraag-
bare ziekteverwekkers” op pagina 19 en ”Door reagentia
en andere werkoplossingen veroorzaakte allergieën of
verwondingen” op pagina 20.
De tijdens het reinigen en ontsmetten gedragen hand-
schoenen dienen te worden uitgetrokken en de handen
grondig met water en zeep te worden gewassen, voordat
er een meting bij een volgende patiënt wordt uitgevoerd.
Gooi de toegestane reinigings- en ontsmettingsoplos-
singen weg conform de richtlijnen van uw instelling of
laboratorium.
LET OP!
Gebruik voor het schoonmaken van de onderdelen van
het systeem geen reinigings-/ontsmettingsoplossingen,
die de chemicaliën ether of polyhexanide bev
atten of
oplossingen of doekjes, die een mengsel van bleekmiddel
en detergens bevatten. Het gebruik van reinigings-/ont-
smettingsoplossingen, die een van deze chemicaliën
bevatten, kan beschadiging van de onderdelen van het
systeem tot gevolg hebben.
148
Toegestane reinigings-/
ontsmettingsmiddelen
Voordat u een reinigings-/ontsmettingsoplossing voor de
meter, het dockingstation of de accessoirekit gebruikt,
moet u het etiket van het product raadplegen voor de ver-
eiste inwerkingduur voor reiniging/ontsmetting en om te
waarborgen, dat de actieve bestanddelen geschikt zijn
voor gebruik. Bereid alle oplossingen, zoals door de
fabrikant op het etiket van het product is aangegeven.
Toegestane actieve bestanddelen zijn hieronder
weergegeven.
Aanbevolen reinigingsmiddelen
een lichte zeepwateroplossing
70 % (of minder) oplossing van isopropylalcohol
in water
0,625 % (of minder) oplossing van natrium-
hypochloriet in water
Aanbevolen ontsmettingsmiddelen
0,625 % (of minder) oplossing van natrium-
hypochloriet in water (bleekmiddel)
quaternaire ammoniumverbindingen tot maximaal
0,5 % (enkele verbinding of mengsel) in maximaal
55 % isopropylalcohol (isopropanol)*
0,05 % oplossing van een fenolverbinding in water*
* Uitzondering: Gebruik de met een sterretje gemarkeerde
ontsmettingsmiddelen niet voor het ontsmetten van de
accessoirekit. Gebruik voor ontsmetting hiervan uit-
sluitend een 0,625 % (of minder) oplossing van natrium-
hypochloriet in water (bleekmiddel). Zie ook pagina 154.
Onderhoud en verzorging • 10
149
Reiniging/ontsmetting van
de meter
Reinig de meter en verwijder zichtbare vervuiling
en organische materialen voor een veilige omgang
met de meter en/of voorafgaand aan het ontsmet-
ten van de meter.
Ontsmet de meter als deze vervuild is en wanneer
dit door de richtlijnen van uw instelling of labora-
torium wordt voorgeschreven.
WAARSCHUWING
Voorkom dat er vloeistof in de uitsparing voor de
teststrip terechtkomt!
Vocht in de uitsparing voor de teststrip kan tot onjuiste
bloedglucoseresultaten leiden.
Reinig/ontsmet de meter NIET tijdens het uitvoeren
van een bloedglucosemeting of een meting van een
controlemateriaal.
Zorg ervoor, dat er GEEN vocht in de uitsparing voor
de teststrip komt.
Sproei GEEN vocht in de uitsparing voor de teststrip.
Dompel de meter NIET onder in vloeistof.
Als u vermoedt, dat er vocht in de uitsparing voor de test-
strip terecht is gekomen, dient u een meting met een
glucosecontrole uit te voeren.
150
LET OP!
Zorg ervoor, dat er geen vloeistof in de uitsparing voor
de teststrip komt of da
t er vloeistof op de touchscreen
ophoopt. Als er toch vloeistof in de uitsparing voor de
teststrip komt, moeten de onderdelen onmiddellijk met
een droge doek of een gaasje worden afgedroogd. Als er
vloeistoffen in de uitsparingen van de meter achter-
blijven, kan dit tot ernstige schade aan het systeem
leiden.
Onderhoud en verzorging • 10
151
Aanwijzingen voor het reinigen/
ontsmetten
1 Haal de meter voor het reinigen/ontsmetten van het
dockingstation.
2 Zet de meter uit.
3 Plaats de meter op een vlak oppervlak.
4 Veeg het oppervlak (touchscreen, behuizing van
de meter) voorzichtig af met een zachte, niet-
pluizende, licht bevochtigde doek (niet nat).
Bij gebruik van commercieel verkrijgbare vochtige
reinigings-/ontsmettingsdoekjes moet een eventuele
overmaat aan oplossing worden verwijderd door
uitknijpen of afdeppen op een droge papieren tissue,
voordat de buitenkant van de meter hiermee kan worden
afgenomen.
5 Veeg het gebied rond de uitsparing voor de test-
strip voorzichtig af en zorg ervoor, dat er geen
vloeistof in de uitsparing voor de teststrip terecht
komt.
Als u de meter met oplossing besproeit, moet
u de meter op een vlak oppervlak of tafel plaatsen.
Draag handschoenen. Denk erom, dat de meter
glad kan worden, als deze nat is. Laat de meter niet
vallen! Besproei de meter niet met een oplossing,
als deze op het dockingstation is geplaatst!
152
6 Droog de meter na het reinigen goed af met een
zachte doek of een gaasje. Controleer goed of er
zich na het reinigen geen vloeistof op de meter
bevindt.
Zorg er altijd voor, dat de meter na het reinigen/
ontsmetten goed droog is.
Als u strepen op de behuizing van de meter of de touch-
screen ziet of als het oppervlak van de touchscreen
enigszins troebel wordt, moet u dit onmiddellijk met een
zachte, niet-pluizende, licht met water bevochtigde
doek schoonmaken.
Onderhoud en verzorging • 10
153
Reiniging van het venster van
de barcodescanner
Het venster van de barcodescanner dient regelmatig te
worden gereinigd. Gebruik een schone, droge doek om
het venster van de barcodescanner af te nemen.
Reinigen/ontsmetten van het
dockingstation
1 Verwijder voor het reinigen/ontsmetten alle
stekkers van het dockingstation.
2 Veeg de buitenkant af met een zachte, niet-
pluizende, licht bevochtigde doek (wring teveel
vloeistof uit).
Bij gebruik van commercieel verkrijgbare vochtige
reinigings-/ontsmettingsdoekjes moet een eventuele
overmaat aan oplossing worden verwijderd door
uitknijpen of afdeppen op een droge papieren tissue,
voordat de buitenkant van het dockingstation hiermee
kan worden afgenomen.
Veeg de elektrische aansluitingen aan de achterkant van
het dockingstation niet af.
3 Maak het dockingstation na het reinigen/ontsmet-
ten goed droog. Controleer goed of er zich na het
ontsmetten geen vloeistoffen op de aansluitingen
van het dockingstation bevinden. Als er vloeistof
op een van de aansluitingen achterblijft, kan dit
ernstige beschadiging van de meter en het
dockingstation tot gevolg hebben.
4 Sluit alle stekkers van het dockingstation weer aan.
LET OP!
Zorg ervoor, dat de meter en het dockingstation (incl.
aansluitingen) na het reinigen of ontsmetten goed droog
zijn. Een knipperende LED (rood) op het dockingsta
tion
geeft aan, dat er een fout is opgetreden.
LET OP!
Sproei oplossingen niet rechtstreeks op het dockingstation
,
aangezien de oplossing dan de behuizing binnen kan
dringen en de elektronische onderdelen kan beschadigen
.
Als er reinigings-/ontsmettingsoplossing op de aan-
sluitingen komt of zich in het dockingstation ophoopt,
moeten alle stekkers van het dockingstation worden ver-
wijderd en moeten de onderdelen met een droge doek
of een gaasje worden afgedroogd, voordat de meter
weer op het dockingstation kan worden geplaatst.
154
Reinigen/ontsmetten van de
accessoirekit
Voor het reinigen, kunt u het oppervlak afvegen met
een zachte doek, licht bevochtigd (niet nat) met een 70 %
(of minder) oplossing van isopropylalcohol in water of
met 70 % isopropylalcohol, onverdund.
Voor het ontsmetten: Toegestane actieve bestanddelen
voor het ontsmetten van de accessoirekit zijn:
0,625 % (of minder) oplossing van natrium-
hypochloriet in water (bleekmiddel).
1 Veeg het oppervlak af met een zachte, licht
bevochtigde doek (niet nat).
Plaats de accessoirekit op een vlak oppervlak of
tafel, als u deze met oplossing besproeit. Zorg
ervoor, dat de accessoirekit geheel leeg is.
2 Laat de accessoirekit gedurende de op het etiket
van het reinigings-/ontsmettingsmiddel aanbevo-
len inwerkingduur aan de lucht drogen. Plaats de
meter niet in de accessoirekit voor alle stappen van
de reinigings-/ontsmettingsprocedure zijn voltooid.
3 Droog de accessoirekit met een droge doek of
een gaasje en controleer goed of er zich na het
reinigen/ontsmetten geen vloeistof meer in de
accessoirekit bevindt.
Zorg ervoor, dat de accessoirekit goed droog is, voordat
u deze weer gebruikt of vult.
LET OP!
Gebruik van ontsmettingsmiddelen, die andere actieve
bestanddelen bev
atten, kan beschadiging van de
accessoirekit tot gevolg hebben.
Onderhoud en verzorging • 10
155
Reinigen van de codechipreader De codechipreader moet worden gereinigd, als dit
nodig is.
1 Veeg de buitenkant af met een schone en zachte,
niet-pluizende doek, die licht met water is
bevochtigd (wring teveel vloeistof uit).
2 Droog de codechipreader met een droge doek of
een gaasje en controleer of deze volledig droog is
en er na het reinigen geen vocht aan de buitenkant
is achtergebleven.
Reinigen van het Accu-Chek
Inform II-dockingstation-
netwerkknooppunt
Het netwerkknooppunt moet worden gereinigd, als dit
nodig is.
1 Neem de stekker van de netspanningadapter uit
het stopcontact en maak voor het schoonmaken
alle kabels van het netwerkknooppunt los.
2 Veeg de buitenkant af met een schone en zachte,
niet-pluizende doek, die licht met water is
bevochtigd (wring teveel vloeistof uit).
3 Droog het netwerkknooppunt met een droge doek
of een gaasje en controleer of deze volledig droog
is en er na het reinigen geen vocht aan de buiten-
kant is achtergebleven.
LET OP!
Veeg de elektrische aansluitingen aan de achterkant van
het netw
erkknooppunt niet af. Voorkom dat er vloeistof
in een van de openingen terechtkomt, aangezien de
elektronische onderdelen anders beschadigd kunnen
worden.
156
10.3 Onderhoudswerkzaamheden registreren
Reiniging, ontsmetting en andere onderhoudswerkzaam-
heden kunnen in de meter worden geregistreerd. Zorg
ervoor, dat alle reinigingswerkzaamheden zijn uitgevoerd
en dat het systeem goed droog is, voordat u de meter
aanzet.
Om de informatie over het reinigen in de meter op te
slaan, gaat u als volgt te werk:
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Onderhoud om het scherm voor het
toevoegen van opmerkingen te openen.
3 Selecteer de gewenste opmerking(en) in de lijst of
druk op om uw eigen opmerking d.m.v. het
toetsenbord in te voeren.
Alle geregistreerde opmerkingen m.b.t. het onderhoud
kunnen later op het scherm Resultaten bekijken van de
meter worden bekeken (zie pagina 83).
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Hoofdmenu 2
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
12:48
17.03.17
Opmerking toev.
Gereinigde meter
12:48
17.03.17
Onderhoud en verzorging • 10
157
4 Druk, nadat u uw opmerking(en) heeft ingevoerd,
op om de opmerkingen m.b.t. het onderhoud
op te slaan. Het scherm Onderhoudstest wordt
geopend.
5 Druk op om naar het Hoofdmenu 2 terug te
keren.
U kunt maximaal drie opmerkingen toevoegen. Voor
details zie de paragraaf ”Opmerkingen toevoegen” op
pagina 66.
Onderhoudstest
NIEUW BATTERY PACK
Gereinigde meter
12:48
17.03.17
158
10.4 Weergave van de systeemcontrole
Onder Systeemcontrole vindt u informatie over het
systeem, zoals softwareversie, aantal opgeslagen gege-
vensbestanden en bijzonderheden van de configuratie.
Gebruik dit menu om opgeslagen foutmeldingen op de
display weer te geven en de barcodescanner en de
draadloze status (als uw meter is uitgerust met de
WLAN-optie) te testen. De hier getoonde displayweerga-
ven van Systeemcontrole dienen uitsluitend ter illustratie.
De op uw meter weergegeven informatie kan anders zijn.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Syst. controle om het hoofdscherm van dit
menu op te roepen.
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Hoofdmenu 2
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
12:48
17.03.17
Systeemcontrole
S/W Version: 04.01.00
BSP Version: 05.00.00
Laatste download: 14.03.
17
Voltage batterij: 3.976 V
Batterij percentage: 83
Scan:
Logboek
Serienummer: 10000740
12:48
17.03.17
Onderhoud en verzorging • 10
159
3 Druk op of om tussen de schermen
te wisselen.
4 Druk op Logboek om de opgeslagen foutmeldingen
weer te geven.
5 Druk op om de barcodescanner te testen.
6 Druk op om naar het Hoofdmenu terug
te keren.
Systeemcontrole
S/W Version: 04.01.00
BSP Version: 05.00.00
Laatste download: 14.03.
17
Voltage batterij: 3.976 V
Batterij percentage: 83
Scan:
Logboek
Serienummer: 10000740
12:48
17.03.17
Systeemcontrole
Meting
Authenticated:
RF activated:
Associated:
Received IP:
IP:
Subnet:
Gateway:
DNS:
Contacted DMS:
Connected to DMS:
Completed:
192.168.4.117
Wireless Status:
12:48
17.03.17
Systeemcontrole
Lijst- nwe toev. toegest.
Reagens wijzigen:
Datum/tijd wijzigen:
CITO's:
Validatie patiënt:
9
Geen
Validatie gebruiker:
0
Confi guratie: Pagina 3
UrenQC-freq.:
Waarschuw. beperking strip:
Gebr.:
Uitgeschakeld
Ingeschakeld
Toegestaan:
Toegestaan
12:48
17.03.17
Systeemcontrole
SSID:
cobasserver
WLAN:
MAC: b8:78:79:11:74:e4
Use DNS:
Uitgeschakeld
Use DHCP:
Inst. Draadloos: Pagina 5
Ingeschakeld
12:48
17.03.17
160
10.5 Een Download-blokkering deblokkeren
Bij gebruik van een gegevensbeheersysteem voor de
configuratie kan er een Download-blokkering worden
ingesteld. Deze blokkering voorkomt, dat een meter voor
metingen kan worden gebruikt, als de gegevens van de
meter gedurende een gedefinieerde tijdsperiode niet zijn
gedownload. Als er een download-blokkering optreedt,
kan de gebruiker een CITO-test uitvoeren om de blokke-
ring tijdelijk te omzeilen. Als er echter geen CITO-test is
geconfigureerd of meer beschikbaar is, kan de meter niet
worden gebruikt tot de opgeslagen gegevens via het
netwerk (hetzij draadloos, hetzij door de meter op het
dockingstation te plaatsen) zijn gedownload.
In geval van b.v. een uitgevallen netwerk (waardoor
downloaden onmogelijk is) of andere noodgevallen
kan het nodig zijn om een meter zonder contact met
het gegevensbeheersysteem te deblokkeren. Omdat
deblokkeren een functie van het Menu Instellen is, is
dit uitsluitend voorbehouden aan personen, die het
instelwachtwoord kennen.
Onderhoud en verzorging • 10
161
Om een meter te deblokkeren:
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Beheer om het Beheermenu te openen.
3 Druk op Menu Instellen om het Menu Instellen
te openen.
4 Voer het Instelwachtwoord in, als hierom wordt
gevraagd.
5 Druk op Deblokkeren om de teller voor het
blokkeren te resetten.
De meter wordt stopgezet en is, nadat deze weer wordt
aangezet, gereed voor het uitvoeren van een meting.
Hoofdmenu 2
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
12:48
17.03.17
Beheermenu
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
Servicemenu
12:48
17.03.17
Menu Instellen
Datum/tijd
QC
Testweergave
Wachtwoord
Testbereiken
Reagentia
Gebruikers-ID Patiënten-ID
Deblokkeren
12:48
17.03.17
162
10.6 Servicemenu
Patiënteninformatie wissen Deze functie maakt het u mogelijk alle patiëntgerela-
teerde gegevens (patiëntenlijst en resultaten) te wissen.
Dit kan nodig zijn om te voldoen aan het beleid m.b.t.
gegevens- en privacybescherming, als een meter moet
worden teruggestuurd naar de fabrikant of aan een
andere instelling of laboratorium wordt overgedragen.
Om ervoor te zorgen, dat de gewiste gegevens niet door
een ongewenste automatische synchronisatie met het
DMS terug worden gedownload, moet u het battery pack
onmiddellijk na het wissen van de patiëntengegevens
verwijderen.
De optie Servicemenu met de functie ”Wis patiëntenin-
formatie” is niet beschikbaar in de in de fabriek reeds
ingevoerde standaardinstelling. Het Servicemenu kan
alleen via het DMS worden geactiveerd.
Servicemenu
Wis patiënteninformatie
12:48
17.03.17
Beheermenu
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
Servicemenu
12:48
17.03.17
Wis patiënteninformatie
Servicemenu 12:15
QC
Test Display
Password
Test Ranges
Operator ID Patient ID
Unlock Delete Pat.
17.03.17
Bevestiging wisprocedure
D-201: Wis gegevens:
Wilt u echt alle patiënten
en resultaten op deze
meter wissen? Dit kan niet
ongedaan worden
gemaakt.
U moet u er wel bewust van zijn, dat alle gegevens door
de functie Wis patiënteninformatie onherroepelijk
worden gewist, zodra u op heeft gedrukt om uit-
voering van de functie te bevestigen. Het systeem wist
alle patiëntenresultaten ongeacht of deze met een
gegevensbeheersysteem zijn gesynchroniseerd of niet.
Zorg er daarom altijd voor, dat u alle relevante patiën-
tenresultaten heeft gedownload, voordat u deze functie
gebruikt.
Oplossen van problemen • 11
163
11 Oplossen van problemen
De Accu-Chek Inform II-meter controleert de onderdelen
van het systeem voortdurend op onverwachte en onge-
wenste problemen.
Hieronder volgt een tabel met oplossingen van proble-
men, die u kunt gebruiken, als het systeem niet naar
verwachting werkt. De meeste problemen kunnen met
behulp van deze tabel snel worden opgelost. Onderneem
de volgende stappen, als er zich een onverwacht pro-
bleem voordoet:
Zoek de weergegeven melding of het probleem op
in de tabel met oplossingen van problemen.
Voer de voorgestelde actie in de kolom onder de
kop Mogelijke oplossingen uit.
Neem indien verdere hulp nodig is, contact op met de
lokale vertegenwoordiging van Roche Diagnostics.
Fouten en ongebruikelijke
werking zonder foutmeldingen
Er kunnen soms problemen ontstaan, waarvoor geen
foutmelding bestaat. Raadpleeg de volgende tabel, als
er met het Accu-Chek Inform II-systeem zo'n probleem
ontstaat.
Displayweergave/symptoom Mogelijke oplossingen
Geen melding of ongebruikelijke werking
De display van de meter gaat niet aan. Wacht 10 seconden en probeer de meter opnieuw aan
te zetten.
Plaats de meter op het dockingstation en controleer of
het battery pack wordt opgeladen.
Controleer of het battery pack correct is geplaatst en
aangesloten.
Volg de aanwijzingen in hoofdstuk 9 op om te voorkomen,
dat er bij het vervangen van het battery pack gegevens
verloren gaan.
Meter geeft een onverwacht resultaat
weer.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
164
Meetresultaat LO/HI Het resultaat van de glucosemeting ligt beneden (LO)
of boven (HI) het standaard van fabriekswege ingestelde
meetbereik van het systeem.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Controleer of u de meting correct uitvoert (zie hoofdstuk 3).
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe test-
strip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Meetresultaat RR LO/RR HI Het resultaat van de glucosemeting ligt beneden/boven het
door de systeembeheerder ingestelde meetbereik.
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe test-
strip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Meetresultaat CR LO/CR HI Het resultaat van de glucosemeting ligt beneden/boven het
door de systeembeheerder ingestelde kritische bereik.
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe test-
strip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Op de display van de meter wordt
Defecte strip fout weergegeven.
De teststrip is defect.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Controleer of u de meting correct uitvoert (zie hoofdstuk 3).
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe test-
strip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Op de display van de meter wordt een
fout van het Type onjuiste hoeveel-
heid weergegeven.
Er is onvoldoende bloed met de teststrip opgezogen.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Bekijk de juiste meetprocedure.
Herhaal de meting met een nieuwe teststrip en zorg ervoor,
dat het monster correct wordt opgezogen.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Op de display van de meter wordt (QC)
FAIL of Buiten bereik weergegeven.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Controleer of u de meting correct uitvoert (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de glucosecontrolemeting met een nieuwe
teststrip.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Displayweergave/symptoom Mogelijke oplossingen
Oplossen van problemen • 11
165
Op de display van de meter wordt
Glucosefout weergegeven.
Detectie van een onverwachte hardwarefout.
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe test-
strip (zie hoofdstuk 4).
Zet de meter uit en weer aan.
Reset de meter door 12 seconden op de Aan/Uit-toets te
drukken (zie pagina 170).
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Op de display van de meter wordt
Onverwachte softwarefout
weergegeven.
Detectie van een onverwachte softwarefout.
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Plaats de meter op een aangesloten dockingstation om
de configuraties met het gegevensbeheersysteem te
synchroniseren.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Problemen met de communicatie met het gegevensbeheersysteem via WLAN.
De Accu-Chek Inform II-meter is niet
in staat om met het gegevensbeheer-
systeem te communiceren.
Controleer of WLAN op de meter is geactiveerd
(zie hoofdstuk 2).
Controleer of het gegevensoverdrachtsymbool aangeeft,
dat de laatste poging om gegevens over te dragen
succesvol was (zie hoofdstuk 2).
Plaats de meter met geactiveerde WLAN op een docking-
station met vaste bedrading om de gegevens over
te dragen (zie hoofdstuk 9).
Controleer op de meter in Systeemcontrole scherm #7 de
werking van WLAN op de meter. Zie pagina 158.
Reset de meter door 12 seconden op de Aan/Uit-toets te
drukken (zie pagina 170).
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Dockingstation
LED brandt niet Niet aangesloten op de netspanningadapter of de net-
spanningadapter is defect, het dockingstation is defect
of de stroomvoorziening door de netvoeding is niet
ingeschakeld.
Neem de netspanningadapter uit het stopcontact en steek
deze vervolgens weer in het stopcontact.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Displayweergave/symptoom Mogelijke oplossingen
166
Rood knipperende LED Communicatie- of configuratiefout.
Controleer de configuratie en/of de verbinding met het
gegevensbeheersysteem (DMS). Neem contact op met
de beheerder van het DMS of IT van uw instelling.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Automatisch uitzetten
Om energie te sparen wordt de meter na een in te stellen
tijd zonder activiteit (b.v. het drukken op een knop, het aan-
raken van de display) uitgeschakeld en gaat in de stand-
bymodus om energie te sparen. Daarnaast kan de meter
ook in één van de hieronder weergegeven gevallen auto-
matisch worden uitgeschakeld. Reactiveer de meter/
display als hieronder beschreven:
Uitzetten na de door de systeem-
beheerder ingestelde tijd (instelling
bij levering is 5 minuten, kan door
de systeembeheerder anders worden
ingesteld).
Druk op de Aan/Uit-toets van de meter.
Batterij bijna leeg Laad het battery pack op door de meter op het docking-
station te plaatsen.
Batterij praktisch leeg Laad het battery pack op door de meter op het docking-
station te plaatsen.
Controleer of het battery pack correct is geplaatst en
aangesloten.
Vervang het defecte battery pack.
Volg de aanwijzingen in hoofdstuk 9 op om te voorkomen,
dat er bij het vervangen van het battery pack gegevens
verloren gaan.
Displayweergave/symptoom Mogelijke oplossingen
Oplossen van problemen • 11
167
Symbolen voor lage
ladingstoestanden
Als het battery pack leeg begint te worden of niet correct
oplaadt, zal de meter een serie symbolen voor lage
ladingstoestanden weergeven. Raadpleeg de volgende
tabel voor hun betekenis.
Displayweergave/symptoom Betekenis/oplossing
De meter geeft op de display weer, als u de meter
probeert aan te zetten:
De batterij is leeg. Plaats de meter op het dockingstation.
Als de meter zich op het dockingstation bevindt, geeft de meter
weer:
De status van het opladen wordt aangegeven door een
enkel rood segment, dat geleidelijk groter wordt tot de
vereiste drempel voor het starten van de meter is bereikt.
Vermijd het gebruik van de meter als de ladingstoestand
laag is om volledige functionaliteit te kunnen garanderen.
De Aan/Uit-toets kan niet worden gebruikt. Als de meter
niet op het dockingstation is geplaatst, wordt de meter
automatisch na 1 minuut stopgezet.
Knipperend symbool
op de statusbalk
Als de meter niet goed op het dockingstation is geplaatst, kan
er sporadisch een ”zoemend” geluid worden gehoord en knip-
pert het symbool van een batterij die wordt opgeladen.
Haal de meter van het dockingstation.
Plaats de meter terug op het dockingstation door de meter
zachtjes op het dockingstation te drukken om voor een
goed contact te zorgen.
Zodra de meter goed op het dockingstation is geplaatst en
wordt opgeladen, stopt het symbool van een batterij die wordt
opgeladen met knipperen.
e
168
Pop-upmeldingen Alle meldingen, inclusief de informatieve meldingen,
worden voorafgegaan door een letter, waarmee het type
melding wordt aangegeven, en een nummer.
Naast de op de display weergegeven foutmeldingen
wordt door het systeem altijd een beschrijving van de fout
en een mogelijke oplossing weergegeven. Volg de op
de display voorgestelde actie op om het probleem op te
lossen.
De verschillende typen meldingen worden in de onder-
staande tabel met een voorbeeld weergegeven.
Voorbeeld van een type melding Omschrijving
D: Beslissing (Engels: Decision); druk op
om dit
te bevestigen.
Druk op om dit af te keuren.
I: Informatie; druk op om dit te bevestigen.
Lineariteit lotnrs.
D-311: Wilt u lotnummer
777678 v
an de
lineariteitstest instellen als
het 'huidige' lotnummer?
'Huidig' maken
*
31.12.17
777732
Lin.
15.01.17 777723
Lin.
Vervaldat. Lotnr.
Type
12:48
17.03.17
Patiëntentest
Patiënt 123456789
Da
tum 17.03.17 12:48
150
L22
12:48
17.03.17
Bereik
I-502:
Normaalbereik:
Kritisch bereik:
Meetbereik:
3.9-11.1 mmol/L
2.2-16.7 mmol/L
0.6-33.3 mmol/L
Oplossen van problemen • 11
169
W: Waarschuwing; druk op om dit te bevestigen.
E: Fout (Engels: Error); druk op om dit te bevestigen.
Volg de voorgestelde actie op om het probleem op te
lossen.
Voorbeeld van een type melding Omschrijving
W-1302: Door reset meter
of stroomuitval zijn D/T-
instellingen verlorengegaan.
Vóór uitvoering verdere
testen: voer D/T handmatig
in en synchron. meter. OF:
vraag systeembeh. om hulp.
Datum/tijd verlorengegaan
123
Gebruikers-ID
12:48
17.03.17
E-314: Ongeldige scan. Er
zijn na scannen > 20
tekens ingevoerd.
Raadpleeg uw
systeembeheerder.
Ongeldige scan
170
Resetten van de meter Het resetten van de meter dient alleen te worden uitge-
voerd als alle andere oplossingen zonder succes zijn
gebleven.
1 Plaats de meter op een vlak oppervlak.
2 Druk ten minste 12 seconden op de Aan/Uit-toets
en laat de toets los.
De meter wordt uitgezet en weer aangezet.
Het Roche-logo wordt weergegeven.
Als het Roche-logo niet binnen 15 seconden op
de display verschijnt, moet u de meter ten minste
15 minuten op het dockingstation plaatsen om het
battery pack op te laden.
De meter voert een systeemcontrole uit. Tijdens de
systeemcontrole wordt het scherm Versies enkele
seconden weergegeven en verdwijnt vervolgens.
Op het scherm Versies worden de versienummers
van de onderdelen van de meter weergegeven.
(De hier getoonde displayweergave van Versies
dient uitsluitend ter illustratie. De versienummers
op uw meter kunnen anders zijn.)
Er verschijnt een melding met de informatie, dat de
instellingen van de datum en de tijd verloren zijn
gegaan door het resetten van de meter.
3 Bevestig de melding Datum/tijd verlorengegaan.
Voordat u verdere metingen uitvoert, moet u nu of de
datum/tijd handmatig invoeren en vervolgens de meter
synchroniseren of voor hulp contact opnemen met uw
systeembeheerder.
Volg voor het handmatig instellen van de datum/tijd en
het synchroniseren van de meter de aanwijzingen op de
volgende pagina zorgvuldig op.
Kernel:
RootFS:
App:
Boot:
Build:
Versions
04.01.00
04.01.00
02.12.00
02.04.02
02.09.02
Checking system...
Bezig met functietesten...
Bezig met functietesten...
W-1302: Door reset meter
of stroomuitval zijn D/T-
instellingen verlorengegaan.
Vóór uitvoering verdere
testen: voer D/T handmatig
in en synchron. meter. OF:
vraag systeembeh. om hulp.
Datum/tijd verlorengegaan
Oplossen van problemen • 11
171
Zodra u de melding Datum/tijd verlorengegaan
heeft bevestigd, verschijnen de schermen voor het
invoeren van de datum en de tijd.
4 Voer de datum en de tijd in. Als u de juiste informa-
tie heeft ingevoerd, moet u de informatie in elk
scherm met bevestigen.
Tenzij uw QC-configuratie is ingesteld op Altijd OK
(zie pagina 137), is de meter nu door het handmatig
invoeren van de datum/tijd geblokkeerd door de
QC-blokkering.
5 Synchroniseer de datum/tijd van de meter d.m.v.
het dockingstation met de datum/tijd van uw instel-
ling of laboratorium of wacht, als er draadloos
wordt gewerkt, ten minste tien minuten tot de vol-
gende WLAN-synchronisatie heeft plaatsgevon-
den, voordat u verdere metingen uitvoert.
Ook als uw configuratie dit niet vereist, adviseren wij
u om na het resetten van de meter altijd een QC-test uit
te voeren.
123
456
789
0
Datum
17.03.17
12:00
17.03.17
123
456
789
AM/PM0
Tijd
12:00
12:48
17.03.17
172
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Algemene productinformatie • 12
173
12 Algemene productinformatie
12.1 Technische gegevens
Specificatie Meter Dockingstation Netspanningadapter
Hoogte 44 mm / 1,73 inch (max.) Dockingstation:
123 mm / 4,84 inch (max.)
Dockingsta
tion Light:
110 mm / 4,33 inch (max.)
35 mm / 1,38 inch +
wisselstroomstekker
(28–40 mm /
1,1–1,6 inch)
Breedte 95 mm / 3,74 inch (max.) Dockingstation:
130 mm / 5,12 inch (max.)
Dockingstation Light:
118 mm / 4,65 inch (max.)
51 mm / 2,01 inch
Lengte 193 mm / 7,60 inch (max.) Dockingstation:
130 mm / 5,12 inch (max.)
Dockingstation Light:
103 mm / 4,06 inch (max.)
87 mm / 3,43 inch
Gewicht circa 347 g (met oplaadbaar
battery pack)
Dockingstation:
671 g met wandhouder
Dockingstation Light:
573 g met wandhouder
170 g
Gebruikersinterface Touchscreen en barcode-
scanner
Dockingstation:
LED (drie kleuren: rood,
groen, blauw)
Dockingstation Light:
LED (twee kleuren: rood,
groen)
LED: groen
Resolutie van de display
(touchscreen)
320 x 240 pixels N.v.t. N.v.t.
Geheugencapaciteit – 1.000 resultaten
– 5.000 gebruikers-ID-
bestanden
– 4.000 patiënten-ID-
bestanden
– 300 reeds gedefinieerde
opmerkingen
– 20 codebestanden
(charges van teststrips)
100 charges van reagentia
(controles, lineariteit, IOT)
– 250 gebeurtenissen
N.v.t. N.v.t.
174
Gebruikstemperatuur 3 °C tot 42 °C
37 °F tot 108 °F
3 °C tot 50 °C
37 °F tot 122 °F
0 °C tot 40 °C
32 °F tot 104 °F
Meettemperatuur Afhankelijk van de gebruikte teststrip: Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking
teststrips
Opslagcondities
(bij langdurige
bewaring)
5 °C tot 40 °C / 41 °F tot 104 °F bij 10–85 % relatieve luchtvochtigheid
(zonder condensatie)
(Verwijder het battery pack bij langdurige bewaring van de meter.)
Luchtvochtigheid
(bij gebruik)
10–90 % relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
Luchtdruk 0,7 tot 1,06 bar
70 tot 106 kPa
0,7 tot 1,06 bar
70 tot 106 kPa
N.v.t.
Specificatie Meter Dockingstation Netspanningadapter
Algemene productinformatie • 12
175
* Niet van toepassing op het Accu-Chek Inform II-dockingstation Light
Specificatie Meter Dockingstation Netspanningadapter
Batterijspanning/type 3,7 Volt, oplaadbaar
(lithiumtechnologie)
N.v.t. N.v.t.
Ingangsspanning +7,5 V DC Dockingstation: +12 V DC
Dockingstation Light:
+7,5 V DC
100 tot 240 V AC
Ingangsfrequentie DC DC 50 tot 60 Hz
Ingangsstroom 1,7 A (max) Dockingstation: 1,25 A
(max)
Dockingstation Light: 1,7 A
(max)
350 tot 150 mA
Capaciteit van het
battery pack
30 (achtereenvolgende)
metingen mogelijk na een
oplaadtijd van 90 min
1
N.v.t. N.v.t.
Interfaces Contactpunten voor het
opladen
IR-venster
Barcodescanner
WLAN
(uitsluitend kanalen 1–11)
Contactpunten voor het
opladen
IR-venster
RJ45 Ethernet (Docking-
station)
RJ25 (Dockingstation Light)
USB type B *
DC-stekker
Verwisselbare AC-
ingangscontacten
(stekker)
Snelheid gegevens-
overdracht
WLAN: maximaal 54 Mbps IR: 9,6 – 115 Kbps *
Ethernet: 10/100 Mbps
(auto-onderhandelen)
volledige duplex *
USB: 12 Mbps *
N.v.t.
Ondersteunde
barcodes
Code 128, Code 39, Code 93,
EAN 13, Interleaved 2 of 5
(met of zonder controlesom),
Codabar, GS1 DataBar
Limited, Aztec, QR Code,
DataMatrix, PDF417
N.v.t. N.v.t.
1. Een volledig opgeladen battery pack kan voldoende stroom leveren voor ten minste 100 metingen
binnen 5 uren, inclusief draadloze communicatie (WLAN, indien beschikbaar en ingeschakeld).
Als de draadloze communicatie is ingeschakeld, zal een volledig opgeladen battery pack, zelfs als er
geen metingen worden uitgevoerd, in minder dan een dag leeg zijn. Het wordt daarom ten zeerste
aanbevolen om meters altijd op het dockingstation te plaatsen.
176
Specificatie Accessoirekit Codechipreader Dockingstation-
netwerkknooppunt
Hoogte 85 mm / 3,35 inch 18,4 mm / 0,72 inch 35 mm / 1,38 inch
Breedte 280 mm / 11,02 inch 34,8 mm / 1,37 inch 169 mm / 6,65 inch
Lengte 272 mm / 10,71 inch 70,7 mm / 2,78 inch 127 mm / 5 inch
Gewicht 1.100 g 28 g 470 g
Gebruikstemperatuur N.v.t. 3 °C tot 50 °C
37 °F tot 122 °F
3 °C tot 50 °C
37 °F tot 122 °F
Bewaartemperatuur
(bewaring voor korte tijd)
-25 °C tot 70 °C
-13 °F tot 158 °F
3 °C tot 50 °C
37 °F tot 122 °F
-25 °C tot 70 °C
-13 °F tot 158 °F
Relatieve luchtvochtigheid
(bewaring voor korte tijd)
< 93 % < 93 % < 93 %
Batterijspanning/type N.v.t. Niet vervangbaar N.v.t.
Interfaces N.v.t. IR-venster
Codechip-bus
LED (rood, groen, blauw)
Ingangsspanning N.v.t. N.v.t. +12 V DC
Ingangsstroom N.v.t. N.v.t. 2,0 A
Algemene productinformatie • 12
177
12.2 Aanvullende informatie
Bestelinformatie
Artikel Omschrijving REF/Artikel-
nummer
Accu-Chek Inform II-meter Meter, uitgerust met WLAN-functionaliteit 05060303001
Accu-Chek Inform II-battery pack Oplaadbare batterijeenheid (voor meters met
een serienummer hoger dan UU14000000)
06869904001
Accu-Chek Inform II-
deksel van het batterijencompartiment
Vervangende deksel voor het batterijen-
compartiment van de meter (voor meters met
een serienummer hoger dan UU14000000)
06869823001
Accu-Chek Inform II Base Unit Light Uitgerust met oplaadfunctionaliteit 05920353001
Voeding Netspanningadapter voor dockingstation
Light/oudere versie van dockingstation
REF 05060290001 (internationale editie)
04805666001
Voeding Netspanningadapter voor dockingstation
Light/oudere versie van dockingstation
REF 05060290001 (Noord-Amerika)
05388805001
Accu-Chek Inform II Base Unit Uitgerust met oplaad- en aansluitings-
functionaliteit
07671717190
Voeding Netspanningadapter voor dockingstation
REF 07671717190 (internationale editie)
07006098001
Voeding Netspanningadapter voor dockingstation
REF 07671717190 (Noord-Amerika)
07455976190
Accu-Chek Inform II Base Unit-
wandhouder
Houder voor wandbevestiging van het
dockingstation (geschikt voor de oude- en
nieuwe versies)/dockingstation Light
05404878001
178
Accu-Chek Inform II Base Unit Hub Dockingstation-netwerkknooppunt, uitgerust
met stroomvoorzienings- en aansluitings-
functionaliteit voor het Accu-Chek Inform II-
dockingstation Light
05888760001
Voedingskabel Benodigd om het dockingstation-netwerk-
knooppunt van energie te voorzien
(Noord-Amerika)
03868133001
Voedingskabel Benodigd om het dockingstation-netwerk-
knooppunt van energie te voorzien
(Verenigd Koninkrijk)
03034933001
Voedingskabel Benodigd om het dockingstation-netwerk-
knooppunt van energie te voorzien
(internationaal)
11800515001
Accu-Chek Inform II-codechipreader 04884671001
Accu-Chek Inform II-accessoirekit 05060281001
Accu-Chek Inform II-battery pack Oplaadbare batterijeenheid (verbruiksmate-
riaal, voor meters met oudere hardware en
een serienummer lager dan UU14000000)
04882326001
Accu-Chek Inform II RF Card Kit Ter vervanging van WLAN-kaart (accessoire,
voor meters met oudere hardware en een
serienummer lager dan UU14000000)
05112699001
Artikel Omschrijving REF/Artikel-
nummer
Algemene productinformatie • 12
179
Accu-Chek Inform II
Handleiding en Beknopte
gebruiksaanwijzing
Voor extra exemplaren van de Accu-Chek Inform II Hand-
leiding en Beknopte gebruiksaanwijzing of voor een
versie in een andere taal kunt u contact opnemen met de
lokale vertegenwoordiging van Roche Diagnostics.
Reagentia en oplossingen De benodigde materialen zijn verkrijgbaar bij Roche
Diagnostics. Neem hiervoor contact op met de lokale
vertegenwoordiging van Roche Diagnostics.
Beperkingen van het product Uitgebreide informatie over de specificaties en de beper-
kingen van het product staat vermeld in de bijsluiter svan
de verpakkingen van reagentia en oplossingen.
Garantie Iedere door de klant aan het systeem aangebrachte
modificatie heeft tot gevolg dat de garantie of de
serviceovereenkomst komt te vervallen. Neem voor de
garantievoorwaarden contact op met de lokale vertegen-
woordiging van Roche of raadpleeg uw voor de garantie
verantwoordelijke contractpartner.
180
Informatie over
softwarelicenties
Dit product bevat softwaremodules, die zijn ontwikkeld
op basis van open broncode-licenties. De broncode hier-
van kan op een standaard medium voor gegevensover-
dracht op het volgende adres bij de fabrikant worden
aangevraagd:
Roche Diagnostics GmbH
Sandhofer Str. 116
68305 Mannheim
Duitsland
De volledige licentieovereenkomsten zijn als tekstbe-
stand (bestandsnaam ”license.pdf”) op het Accu-Chek
Inform II -dockingstation van het Accu-Chek Inform II-
systeem opgeslagen. Het bestand ”license.pdf” bevindt
zich in dezelfde map als het PDF-bestand ”ROCHE BU
Technical Note UDS5”.
1
Deze bestanden zijn toegankelijk door het Accu-Chek
Inform II-dockingstation door middel van de USB-kabel
op een pc aan te sluiten. Gedetailleerde aanwijzingen
hierover vindt u in de Nederlandstalige versie van het
instructieblad ”Setting Up the Base Unit”, dat bij de
Accu-Chek Inform II-dockingstationkit is ingesloten.
Het is iedereen toegestaan exacte kopieën van dit
licentiedocument te maken en deze te distribueren, het
wijzigen ervan is echter niet toegestaan.
1. Op oudere dockingstations wordt het betreffende PDFbe-
stand ”ROCHE HBU-BU-BUH Technical Note” genoemd.
Algemene productinformatie • 12
181
Contactgegevens van Roche Voor alle vragen over het Accu-Chek Inform II-systeem,
die niet in deze handleiding worden beantwoord, kunt
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche. Als u nog niet over de contactgegevens
beschikt, kunt u onze website www.roche.com raadple-
gen. Klik op ”Menu”, selecteer v
ervolgens ”Worldwide”
om de contactgegevens van de betreffende lokale
vertegenwoordiging op te zoeken.
Het Accu-Chek inform II-systeem wordt geproduceerd
en gedistribueerd door:
In de Verenigde Staten:
Roche Diagnostics
9115 Hague Road
Indianapolis, IN 46256
In Australië:
Roche Diagnostics Australia Pty Limited
ABN 29 003 001 205
2 Julius Avenue
North Ryde, NSW, 2113
182
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Appendix • A
183
A Appendix
A.1 Tabel met opties voor de configuratie
In deze tabel vindt u een overzicht van alle instellingen,
waarmee de meter kan worden geconfigureerd.
De twee rechter kolommen beschrijven de beschikbaar-
heid van een parameter bij configuratie op de meter
(Menu Instellen) en d.m.v. een gegevensbeheersysteem
(data management system (DMS)).
”J” (Ja) betekent, dat deze parameter beschikbaar is, ”N”
(Nee) betekent, dat deze parameter met de betreffende
configuratiemethode niet beschikbaar is.
Opties voor configuratie
METER: Als de meter door de systeembeheerder door
middel van een gegevensbeheersysteem is geconfi-
gureerd, kunnen de configuratieopties op de meter
worden uitgeschakeld om conflicten met de instellingen
te voorkomen. Deze optie wordt aangegeven door het
gebruik van haakjes, b.v. (J).
DMS: De configuratieopties kunnen, afhankelijk van de
beschikbare DMS-instellingen, verschillen.
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Tijdschakelaar
Tijdsduur tot uitschakelen (meter wordt
uitgeschakeld, als er geen activiteiten zijn)*
30 – 3.600 sec 300 N J
* Niet van toepassing in de meetmodus (zie ”Automatisch uitzetten” op pagina 22).
Akoestisch signaal
Geluidsniveau van het akoestische signaal 0: zacht
1: normaal
2: hard
2JJ
184
Voortgang van de meting
Opmerking verplicht* 0: optioneel
1: buiten bereik
2: verplicht
3: uitgeschakeld
0NJ
Niveau waarbij opmerking verplicht:
indien buiten…
(alleen geldig indien Opmerking verplicht = 1)*
0: normaalbereik
1: kritisch bereik
2: meetbereik (RR)
3: meetbereik
0NJ
Eigen opmerkingen* 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
* Is niet van toepassing op de werkstroom van QC-metingen.
Verificatie controle lotnr. 0: Alleen weergave
1: ja / nee bevestiging
2: invoer via toetsenbord
3: alleen scannen
1JJ
Weergave resultaten controlematerialen 0: waarde (numeriek)
1: PASS / FAIL
0NJ
Weergave kritisch bereik 0: waarde (numeriek)
1: HI / LO
0NJ
Kritisch bereik bovenste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
600 mg/dL
33,3 mmol/L
JJ
Kritisch bereik onderste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
10 mg/dL
0,6 mmol/L
JJ
Melding kritisch bereik inschakelen De waarschuwings-
melding ”Buiten kritisch
bereik” wel (1) of niet (0)
weergeven.
1NJ
Kritisch bereik tekst 0 – 100 tekens ”Out of
Critical
Range”
NJ
Normaalbereik bovenste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
600 mg/dL
33,3 mmol/L
JJ
Normaalbereik onderste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
10 mg/dL
0,6 mmol/L
JJ
CITO-testen toegestaan 0: nee
1: ja
0JJ
Aantal toegestane CITO-testen 0 – 9 9 J J
Meetbereik bovenste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
600 mg/dL
33,3 mmol/L
JJ
Meetbereik onderste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
10 mg/dL
0,6 mmol/L
JJ
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix • A
185
Melding meetbereik Een meetbereikmelding
wel (1) of niet (0) weer-
geven.
1NJ
Tekst meetbereikmelding 0 – 100 tekens ”Out of
Reportable
Range”
NJ
Waarschuwing beperkingen strip Instellen of de waarschu-
wing beperkingen strip
wel (1) of niet (0) moet
worden weergegeven.
0JJ
Verificatie strip lotnr. 0: Alleen weergave
1: ja / nee bevestiging
2: selectie in lijst
3: alleen scannen
1JJ
Verificatie lineariteit lotnr. 0: Alleen weergave
1: ja / nee bevestiging
2: invoer lotnr. via
toetsenbord
1JJ
Aanvullende patiëntentest maakt het mogelijk
om opeenvolgende metingen van monsters van
dezelfde patiënt (serie metingen bij een patiënt)
uit te voeren
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
Isolatie-inrichting 0: uitschakelen
(selecteren van patiën-
ten-ID voor selectie van
charge teststrips)
1: inschakelen
(selecteren van charge
teststrips voor selectie
van patiënten-ID)
0NJ
Display
Contrast 0–15 7 J J
Manier van weergeven en taal
Datumweergave 1: MM/DD/JJ
2: DD.MM.JJ
1JJ
Tijdweergave 1: 24 uren
2: 12 uren
2JJ
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
186
Instelling taal * 1: Duits
3: Frans
4: Spaans
5: Italiaans
6: Nederlands
7: Zweeds
8: Engels (USA)
9: Deens
11: Portugees
8JJ
Eenheid resultaat glucosemeting 0: mg/dL
1: mmol/L
0JJ
* Andere talen: voor de beschikbaarheid van hierboven niet weergegeven talen kunt u contact opnemen
met Roche.
Start
Locatie (een string om aan te geven wat de
locatie van een bepaalde meter zou moeten zijn);
weergave in het scherm Start.
0 – 20 tekens N J
Functionaliteit van de meter
Toestaan van het wijzigen van de datum en de tijd 0: alleen elektronisch
(de datum en tijd kunnen
alleen d.m.v. DMS
worden ingesteld)
1: iedereen
(iedereen kan de datum
en tijd instellen)
2: wachtwoord vereist
(het instelwachtwoord is
vereist om datum en tijd
in te stellen)
1NJ
Hoofdmenu 2 ”Lineariteit” (indien ingeschakeld,
zijn lineariteitstesten toegestaan)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1JJ
Hoofdmenu 2 ”Onderhoud” (indien ingeschakeld,
zijn opmerkingen m.b.t. het onderhoud toegestaan)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1JJ
Hoofdmenu 2 ”Ringonderzoek” (indien ingescha-
keld, zijn metingen voor ringonderzoek toegestaan)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0JJ
Beheermenu ”Instellen” (indien toegestaan, is
toegang tot de instelschermen mogelijk)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1JJ
Instelwachtwoord 0 – 20 tekens J J
Reagens wijzigen toegestaan 1: Toegestaan
2: Wachtwoord nodig
0: Niet toegestaan
1 (J) J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix • A
187
Gebruikersidentificatie
Invoeren gebruikersidentificatie controle 0: Geen
1: Via scherm
2: Alleen scannen
3: Via scherm
(alleen num.)
1JJ
Invoeren gebruikersidentificatie controle,
uitsluitend voor glucosecontrole
0: ja (uitsluitend voor
controles)
1: nee (altijd)
1JJ
Gebruikersidentificatie valideren
(Toegestane tekens: a–z, 0–9,
”.” [punt], ”-” [koppelteken])
0: geen
1: lengte
2: lijst
3: lijst & wachtwoord
0JJ
Maximale lengte gebruikersidentificatie (voor het
valideren van een gebruikersidentificatie, als de
validatiemodus hiervan is ingesteld op ”Lengte”)
0 – 20 20 J J
Minimale lengte gebruikersidentificatie (voor het
valideren van een gebruikersidentificatie, als de
validatiemodus hiervan is ingesteld op ”Lengte”)
0 – 20 0 J J
Onderbreking gebruikersidentificatie (bepaalt de tijd
in sec., dat de gebruiker na het uitschakelen van de
meter wordt afgemeld (uitgelogd)). 0 = onmiddellijk
afgemeld (uitgelogd)
0 – 3.600 sec 0 N J
Lengte gebruikerswachtwoord 4–20 tekens (alleen a-z,
0–9 toegestaan)
N.v.t. N N
Waarschuwing voor verlopen gebruikerscertificatie 0–90 dagen 0 (=uit) N J
Lengte gebruikersnaam 0–25 tekens N.v.t. N N
Barcodemaskering van gebruikers- en patiëntenidentificatie
Barcodemaskering van gebruikersidentificatie
(zie separate tabel aan het eind van dit hoofdstuk)
0 – 300 tekens* N J
Barcodemaskering van patiëntenidentificatie
(zie separate tabel aan het eind van dit hoofdstuk)
0 – 300 tekens* N J
*Het aantal tekens in de gedemaskeerde barcode mag maximaal 20 zijn.
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
188
Patiëntenidentificatie
Bevestiging patiëntenidentificatie 0: uitgeschakeld
1: naam
2: geboortedatum*
3: naam/geboortedatum*
0NJ
* Afhankelijk van de beschikbare DMS-instellingen
Modus invoeren patiëntenidentificatie 0: Toetsenbord /scannen
1: Lijst / toetsenbord /
scannen
2: Alleen scannen
3: Via scherm (numeriek)
0JJ
Validatie patiëntenidentificatie
(Toegestane tekens: a–z, 0–9,
”.” [punt], ”-” [koppelteken])
0: geen
1: lengte
2: lijst
3: lijst, die invoer mogelijk
maakt, indien niet op
de lijst
4: lengte indien numeriek
0JJ
Maximale lengte patiëntenidentificatie (voor het
valideren van een patiëntenidentificatie, als de
validatiemodus hiervan is ingesteld op ”Lengte”
of ”Lijst- nieuwe toevoeging toegestaan indien
niet op lijst”)
0–20 20 J J
Minimale lengte patiëntenidentificatie (voor het
valideren van een patiëntenidentificatie, als de
validatiemodus hiervan is ingesteld op ”Lengte”
of ”Lijst- nieuwe toevoeging toegestaan indien
niet op lijst”)
0–20 0 J J
Lengte naam van de patiënt 0–25 tekens N.v.t. N N
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix • A
189
QC-algoritme
QC-algoritme 0: Geen (altijd OK)
1: Laatste resultaat OK
2: Tijdstip van de dag
(alleen DMS)
3: Dienst (alleen DMS)
4: Uren
5: Aantal strips
6: Wijziging van het
tijdstip van de dag
(alleen DMS)
7: Wisseling van dienst
(alleen DMS)
8: Wijziging van uren
(alleen DMS)
9: Wijziging van het
aantal strips
(alleen DMS)
0 (J) J
QC uren (het aantal uren tussen de verplichte
controlemetingen, als het QC-algoritme is
ingesteld op ”Uren” of ”Wijziging van uren”)
1 – 9.999 uren 24 J J
QC voor duur van de dienst (een geldige controle
(PASS) blijft tweemaal zo lang geldig na de aan-
vangstijd van een dienst, als het QC-algoritme is
ingesteld op ”Dienst” of op ”Wisseling van dienst”)
1, 2, 3, 4, 6, 8, 12, 24 uren 8 N J
QC aanvang dienst (tijdstip van de aanvang van
een dienst, als het QC-algoritme is ingesteld op
”Dienst” of op ”Wisseling van dienst”)
0 – 23 uren 6 N J
QC Strips (het aantal metingen, dat een geldige
controle geldig blijft)
1 – 999 50 J J
QC tijdstip van de dag 6 POCT1-A-gegevens-
velden tussen
00:00 – 23:59
06:00
09:00
12:00
15:00
18:00
22:00
NJ
QC tijdstip van de dag instellen 6 POCT1-A-gegevens-
velden
0 of 1
1 0 0 0 0 0 N J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
190
Resultaat wissen
Algoritme voor het wissen van resultaten.
Automatisch of oud voor nieuw.
0: automatisch
1: Oud voor nieuw
1NJ
Bewaarduur van een resultaat (aantal dagen na de
meting van een resultaat, dat een resultaat auto-
matisch kan worden gewist als het algoritme voor
het wissen van resultaten is ingesteld op ”automa-
tisch” en er niet meer geheugen beschikbaar is).
1 – 1.000 dagen 30 N J
Downloaden van het resultaat verplicht 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
Elektronische communicatie
Download-waarschuwing 0 – 999 uren 0: uitgescha-
keld
NJ
Download-blokkering 0 – 999 uren 0: uitgescha-
keld
NJ
Maximaal aantal onderwerpen van de lijst, die in
één POCT1-A-bericht kunnen worden gedownload
1 – 500 75 N J
Onderbrekingsduur voor toepassing (binnen deze
tijd wordt voor de toepassing een respons van DMS
op een POCT1-A-commando verwacht)
30 – 3.600 sec 60 N J
WLAN-instellingen (algemeen)
WLAN ingeschakeld 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
Gebruik DHCP 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
IP (het statische Internet Protokol-adres als DHCP
niet wordt gebruikt)
0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
Subnetmaskering (dient door de meter te worden
gebruikt, als een statisch IP wordt gebruikt.
Opmerking: als DHCP wordt gebruikt, wordt de
DHCP-subnetmaskering gebruikt.)
0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
Gebruik DNS (systeem van domeinnamen) 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
DMS-hostsysteem (de domeinnaam van het
hostsysteem, als DNS wordt gebruikt)
0 – 60 tekens N J
IP-adres van DMS (het IP-adres van het
hostsysteem, als geen DNS wordt gebruikt)
0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
DMS-poort (het poortnummer om toegang tot
het DMS te verkrijgen. Roche beveelt het gebruik
van poortnummers 1024 aan.)
0 – 65.535 0 N J
DNS-IP (IP-adres van de DNS-server, als DHCP
niet wordt gebruikt en DNS is geconfigureerd)
0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
Gate-IP (statisch gateway-IP-adres) 0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix • A
191
WLAN-instellingen (veiligheid)
Type cijferschrift (ontcijfermethode) 0: Geen (geen
cijferschrifttype)
1: AES (cryptografie
met een symmetrische
sleutel)
2: TKIP (met dynamische
sleutels)
3: AES | TKIP (AES en
TKIP tezamen)
4: WEP40 (=WEP met
64-bits sleutellengte)
5: WEP104 (=WEP met
128-bits sleutellengte)
0: uitgescha-
keld
NJ
Veiligheidstype* 0: open (geen veilig-
heid/cijferschrift)
1: WEP
2: WPA_PSK (WPA met
vooraf gedeelde sleutel)
3: –
4: EAP**
0NJ
*Opmerking: alleen die combinaties van het cijferschrifttype en het veiligheidstype, die hieronder staan ver-
meld, zijn toegestaan; zie de tabel ”Toegestane combinaties van het cijferschrifttype en het veiligheidstype”.
**Opmerking: Bij gebruik van optie 4 moet ervoor gezorgd worden, dat er reeds een bijbehorend WLAN-
EAP-pakket van het DMS naar de meter is gedownload. In dit EAP-pakket moeten het bijbehorende EAP-
type (TLS, PEAP of TTLS) en de diverse instellingen voor de EAP-configuratie worden geconfigureerd.
SSID 0 – 32 tekens ”” N J
WEP-sleutel (40 of 104 bits) Op nullen eindigende
string van 10 of 26 tekens
(HEX)
”” N J
WEP-verificatie 0: verificatie d.m.v. een
open systeem
1: verificatie met een
gedeelde sleutel
0NJ
WPA-sleuteltype 0: Toegangstekst
1: Sleutel
0NJ
WPA-sleutel string van 64 tekens
(HEX)
”” N J
WPA-toegangstekst (niet-gecodeerde tekst
om de (vooraf gedeelde) sleutel van 256 bits
te kunnen genereren.)
8 – 63 tekens N J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
192
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Invoer Overige Testgegevens (IOT)
IOT-functionaliteit * 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
* Afhankelijk van de beschikbare DMS-instellingen.
Barcodeconfiguratie
Code 128 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
Code 39 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
Code 93 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
EAN 13 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
Interleaved 2 of 5 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
Codabar 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
GS1 DataBar Limited 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
QR Code 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
DataMatrix 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
PDF417 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
Aztec 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
Vertraging voor het richten
(in milliseconden)
0–9.999 500 N J
Interleaved 2 of 5
validatie controlesom
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
Appendix • A
193
Toegestane combinaties van het cijferschrifttype en
het veiligheidstype
veiligheids_type cijferschrift_type wep_veri_type wep_sleutel wpa_sleutel_type wpa_sleutel wpa_toegangstekst
0 – open 0 – geen - - - - -
1 – WEP 4 – WEP40 0 – open /
1 – gedeeld
10 tekens
HEX
---
1 – WEP 5 – WEP104 0 – open /
1 – gedeeld
26 tekens
HEX
---
2 – WPA_PSK 1 – AES (WPA2) - - 0 – toegangs-
tekst
- 8–63 tekens
2 – WPA_PSK 1 – AES (WPA2) - - 1 – sleutel 64 tekens
HEX
-
2 – WPA_PSK 2 – TKIP (WPA) - - 0 – toegangs-
tekst
- 8–63 tekens
2 – WPA_PSK 2 – TKIP (WPA) - - 1 – sleutel 64 tekens
HEX
-
2 – WPA_PSK 3 – AES/TKIP
(WPA2/WPA)
- - 0 – toegangs-
tekst
- 8–63 tekens
2 – WPA_PSK 3 – AES/TKIP
(WPA2/WPA)
- - 1 – sleutel 64 tekens
HEX
-
3. - - -- --
4 – EAP - - - - - -
194
Barcodemaskering van gebruikers- en
patiëntenidentificatie
Teken voor
barcodemaskering
Definitie
A–Z, 0–9 Als een teken van gescande gegevens niet wordt voorafgegaan door een
accent circonflexe (”^”), moet het teken hetzelfde zijn als het maskerings-
teken. Dit teken w
ordt niet opgeslagen als onderdeel van de identificatie.
Als de tekens niet hetzelfde zijn, is het gescande gegeven geen geldige
identificatie.
Dollar (”$”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens wordt
opgeslagen als onderdeel van de identificatie.
Sterretje (”*”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens wordt niet
opgeslagen als onderdeel van de identificatie.
Tilde (”~”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens moet een
cijfer (0–9) zijn en wordt niet opgeslagen als onderdeel van de identificatie.
Als het gescande teken geen cijfer is, is het gescande gegeven geen gel-
dige identificatie.
Plus (”+”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens moet een
alfanumeriek teken (A – Z) zijn en wordt niet opgeslagen als onderdeel van
de identificatie. Als het gescande teken geen alfanumeriek teken is, is het
gescande gegeven geen geldige identificatie.
Accent circonflexe (”^”) Dit maskeringsteken geeft aan, dat het teken van gescande gegevens gelijk
moet zijn aan het in de barcodemaskering na ”^” volgende teken en dat dit
teken wordt opgeslagen als onderdeel van de identificatie. Als het teken
van het gescande gegeven niet overeenkomt met het maskeringsteken,
is de afgelezen barcode ongeldig als identificatie.
Appendix • A
195
A.2 Voorbeelden van barcodesystemen
Om de kans op een onjuiste aflezing van de barcode
te verkleinen, wordt het ten zeerste aanbevolen, dat
u gebruik maakt van de configuratieopties voor validatie
van de patiënten-ID en/of gebruikers-ID, zoals deze van
toepassing zijn op uw specifieke werkstroom. Deze
opties zijn:
controle van de ID met een lijst of
controle van de lengte van de ID
1
gebruikbarcodes met controlecijfers
Gebruik in combinatie met de bovenstaande opties of
als een op zichzelf staande maatregel een geschikte
barcodemaskering, als dit compatibel is met de structuur
van de inhoud van uw barcode.
WAARSCHUWING
Risico van fouten bij het aflezen van de barcode
Als een barcode onjuist wordt afgelezen, kan dit tot een
onjuiste identificatie van de patiënt leiden en hierdoor tot
onjuiste beslissingen met betrekking tot de behandeling.
Houdt u bij het vervaardigen van barcodes voor patiënten
of gebruikers altijd aan de van toepassing zijnde interna-
tionale IEC/ISO-normen voor het betreffende barcode-
systeem. Zorg er in het bijzonder voor, dat de grootte van
de barcode en de kwaliteit van de afgedrukte barcode
(zoals gedefinieerd in ISO/IEC 15416 en 15415) toerei-
kend zijn. Als de afgedrukte grootte en/of kwaliteit ontoe-
reikend zijn, kan dit tot een onjuiste decodering leiden.
Daarnaast moet iedere gebruiker een aannemelijkheids-
controle (plausibiliteitscontrole) uitvoeren op alle door
het apparaat gescande- en weergegeven gegevens.
1. Als er geen gebruikers-/patiëntenlijst kan worden
gebruikt, is het aan te bevelen dat u, zelfs als uw instelling
of laboratorium ID's van wisselende lengte gebruikt, in
ieder geval een minimum lengte voor de betreffende ID
instelt.
196
Zorg er altijd voor, dat de gehele barcode tijdens het
scannen door de groene lichtstraal wordt bedekt.
Voor vragen over het werken met barcodes die niet in
deze handleiding worden beantwoord en voor richtsnoe-
ren voor het optimaal aanmaken en aflezen van barcodes,
kunt u contact opnemen met de lokale vertegenwoordi-
ging van Roche (zie hoofdstuk 12).
EAN 13-barcodes zijn, ofschoon veelvuldig gebruikt in
de detailhandel, minder aanbevelenswaardig voor toe-
passing als barcodes voor patiënten/gebruikers. Als ze
toch worden gebruikt, zijn de allerhoogste kwaliteit-
snormen bij het vervaardigen en de weergave van de
barcode vereist.
Het is mogelijk om de voor het scannen van
Patiënten-ID's of Gebruikers-ID's gebruikte
barcodetypen selectief in te schakelen of uit te
schakelen. Barcodetypen, die niet worden gebruikt,
kunnen worden uitgeschakeld (zie ”Barcodeconfigu-
ratie” op pagina 192). Deze functie is alleen beschik-
baar via een gegevensbeheersysteem (Data
Management System, DMS).
Appendix • A
197
De hier getoonde voorbeelden van barcodes dienen uit-
sluitend ter illustratie. Als ze zijn afgedrukt, kunnen ze
worden gebruikt om de barcodescanner te controleren.
Ze zijn echter niet bedoeld als referentie voor de grootte
of de resolutie van werkelijke barcodes voor patiënten- of
gebruikersidentificaties. Raadpleeg bij het vervaardigen
van barcodes voor patiënten of gebruikers altijd de
relevante norm ISO/IEC 15416 en 15415 voor de eisen
aan grootte en resolutie en de onderstaande lijst met
specificaties.
Aanbevolen specificatie Opmerkingen
Afdrukresolutie bij voorkeur 300 dpi
minimaal 200 dpi
Bij 200 dpi kunnen er problemen
met de verhouding van breed tot
smal optreden.
Reflecterend contrast 70 % of hoger Een matte afwerking heeft de
voorkeur boven een glanzende
afwerking.
Symboolklasse Klasse C of beter
Klasse B heeft de voorkeur
Symboolklassen worden op basis van
de analyse van verschillende kwaliteits-
elementen ingedeeld in A-F.
Afhankelijk van de kwaliteitspara-
meters voor een specifieke bar-
code kan klasse C onvoldoende
zijn als er sprake is van beweging,
reflectie of slechte verlichting.
Breedte van de module
(minimum)
0,16 mm (lineare barcodes)
0,20 mm (2D barcodes)
Zorg ervoor dat uw printer de breedte van de module
van de barcode met de vereiste resolutie af kan druk-
ken, d.w.z. dat er geen mismatch bestaat tussen de
afdrukresolutie en de breedte van de module.
198
Codabar Code 39
Code 93 Code 128
EAN 13 GS1 DataBar
Limited
Interleaved 2/5
zonder controlesom
Interleaved 2/5
met controlesom
PDF417 Aztec
DataMatrix QR Code
Roche Professional Diagnostics
Roche Professional Diagnostics
Roche Professional Diagnostics
Roche Professional Diagnostics
Appendix • B
199
B Appendix
B.1 Optie: Draadloos netwerk (WLAN)
Opmerking vooraf Appendix B is ontwikkeld om uitleg te geven over de
protocollen voor draadloze communicatie van het
Accu-Chek Inform II-systeem
1
en om de informatietech-
nologie-/managementteams van uw instelling of labora-
torium te helpen om het Accu-Chek Inform II-systeem
effectief in uw draadloze netwerk werkzaam te laten zijn.
Of uw meter is uitgerust met de mogelijkheid voor een
draadloze aansluiting hangt af van de door u gekochte
systeemconfiguratie.
Achtergrondinformatie De Accu-Chek Inform II-meter kan alleen d.m.v. een
gegevensbeheersysteem worden geconfigureerd voor
draadloze communicatie. Het gegevensbeheersysteem
wordt ook gebruikt om de meter in te stellen en te con-
figureren voor verbinding met één ziekenhuisspecifiek
draadloos lokaal netwerk (Wireless Local Area Network
(WLAN
2
)). WLANs gebruiken elektromagnetische golven
in het frequentiebereik van 2,4 en/of 5,0 GHz om draad-
loos gegevens te verzenden
3
. Het Accu-Chek Inform II-
systeem volgt IEEE-norm 802.11g (2,4 GHz-bereik)
4
.
Het systeem is ook nog compatibel met norm 802.11b.
Tijdens de draadloze communicatie met een toegangs-
punt (Access Point (AP)) herkent de Accu-Chek Inform II-
meter de door het toegangspunt gebruikte configuratie
van het WLAN-protocol (802.11b of 802.11g) en verzendt
automatisch gegevens m.b.v. het betreffende communi-
catieprotocol
5
.
1. Het Accu-Chek Inform II-systeem is gecertificeerd door
de Wi-Fi Alliance.
2. WLAN wordt ook wel draadloze LAN of Wi-Fi genoemd.
3. Om de draadloze functionaliteit goed te laten werken,
moet de draadloze module eerst door uw systeem-
beheerder worden geconfigureerd.
4. Ofschoon het Accu-Chek Inform II-systeem norm 802.11g
volgt, gebruikt het uitsluitend de kanalen 1–11.
De kanalen 12–14 worden door het systeem niet gebruikt.
5. WLANs zijn georganiseerd in cellen. Een WLAN-cel be-
staat in principe uit toegangspunt(en) (Access Point(s)),
die met het lokale (kabel)netwerk en één of meer clients
zijn verbonden, b.v. Accu-Chek Inform II-meters naast
andere clients, zoals draagbare computers.
200
Het signaalverlies of toegang tot de bandbreedte van een
bepaalde client kan, afhankelijk van één of meerdere van
de volgende situaties, variëren: het soort en het aantal
andere clients, de prestaties van het toegangspunt
(Access Point), de aanwezigheid van elektromagnetische
storingen en andere potentiële storingsfactoren, zoals
b.v. betonnen muren.
De Accu-Chek Inform II-meter gebruikt een protocol
voor impulsreeksachtige communicatie, dat alleen band-
breedte gebruikt op het moment, dat er gegevens moeten
worden overgedragen. Vergeleken met andere toepas-
singen, zoals het Voice over Internet Protocol (VoIP) of
multimediatoepassingen, is het gebruik van de band-
breedte door de meter minimaal. Als de WLAN, die de
Accu-Chek Inform II-meter zoekt om verbinding mee te
maken, wordt verkleind, brengt het ontwerp van de meter
de impact op de functionaliteit terug tot een minimum.
Technische implementatie Voordat een draadloos apparaat op een draadloos net-
werk wordt aangesloten, is het aan te bevelen om een
onderzoek van de WLAN-locatie uit te voeren. Het doel
van het onderzoek van een WLAN-locatie is te waarbor-
gen, dat de toegangspunten voldoende dekking bieden
en voldoende capaciteit bezitten om iedere nieuwe
radiofrequentie (RF)-toepassing of –apparaat te onder-
steunen. Het onderzoek zal ook nauwkeurig de RF-signa-
len weergeven, waaronder naast alle bestaande WLANs
ook concurrerende RF-signalen en RF-storingen (gere-
lateerd met de bouwstructuur en andere draadloze
uitrusting/apparatuur).
Als onderdeel van de RF-implementatie van het
Accu-Chek Inform II-systeem wordt aanbevolen, dat er
per verdieping minimaal één dockingstation is voorzien
van vaste bedrading. Een op een netwerk aangesloten
dockingstation biedt ingebouwde reservemogelijkheden,
als een draadloos netwerk slecht werkt of diensten ver-
liest. Als de Accu-Chek Inform II-meter met WLAN wordt
gebruikt in een omgeving met een laag signaal of storin-
gen, wordt het aanbevolen om als ingebouwde reserve-
mogelijkheid een via een kabel aangesloten dockingsta-
tion te installeren. De ingebouwde reservemogelijkheid
van het per kabel aangesloten dockingstation maakt een
onmiddellijke verzending van patiëntenresultaten moge-
lijk, als de meter op het dockingstation is geplaatst.
Appendix • B
201
Het huidige WLAN-systeem bestaat naast andere
componenten uit een antenne en een WLAN-systeem
op chip (SoC). Het WLAN-systeem op chip is het hart
van het WLAN-systeem. De eigenschappen van het in
de Accu-Chek Inform II-meter gebruikte WLAN-systeem
voldoen aan de volgende specificaties:
Het WLAN-systeem op chip ondersteunt
IEEE 802.11b en 802.11g. Het werkt naadloos
samen met andere Wi-Fi-gecertificeerde ontvan-
gers. Het implementeert ook de veiligheids-
mechanismen Wi-Fi Protected Access (WPA™ –
Enterprise en WPA™ – Personal), Wi-Fi Protected
Access 2 (WPA2™ – Enterprise en WPA2™ – Per-
sonal) en Wired Equivalent Privacy (WEP) met Tem-
poral Key Integrity Protocol (TKIP) en Advanced
Encryption Standard (AES).
Daarnaast ondersteunt het systeem ook het
extensible authentication protocol (EAP) met
EAP-TLS, EAP-TTLS/MSCHAPv2 en PEAPv0/
EAP-MSCHAPv2. Het Wi-Fi-certificaat m.b.t. de
interoperabiliteit van de Accu-Chek Inform II-meter
kan worden bekeken op
http://certifications.wi-fi.org/search_products.php.
Nadere informatie, waaronder een verklarende
woordenlijst, regelmatig gestelde vragen en andere
onderwerpen met betrekking tot de Wi-Fi-techno-
logie vindt u op de website van de W-iFi Alliance
(http://www.wi-fi.org/).
De in de 2,4 GHz-band gebruikte kanalen zijn de
kanalen 1–11, hetgeen in de VS wettelijk toege-
stane kanalen zijn. (de kanalen 12–14 worden door
de Accu-Chek Inform II-meter niet gebruikt.)
Het RF-uitgangsvermogen is circa 15 dBm bij een
gegevenssnelheid van 54 MBPS.
202
WLAN-specifieke
functionaliteiten en opgaven
van de effectieve prestaties
Het Accu-Chek Inform II-systeem biedt de optie van
draadloze aansluiting op een netwerk (WLAN/Wi-Fi). Als
u een systeem met deze optie koopt, is de WLAN-functie
tijdens de productie ingeschakeld.
Deze module kan alleen worden geconfigureerd d.m.v.
een gegevensbeheersysteem (DMS), dat draadloze com-
municatie en gegevensoverdracht op de meter activeert.
Draadloze aansluiting maakt het mogelijk om te waarbor-
gen, dat updates van de informatie in het DMS direct
naar alle meters, die op het netwerk zijn aangesloten,
kunnen worden doorgestuurd.
Meters met een geïntegreerde en geactiveerde draadloze
functie gebruiken het dockingstation voor het opladen
en/of als ingebouwde reservemogelijkheid voor commu-
nicatie om gegevens met het DMS uit te wisselen.
De meter moet ook op het dockingstation worden
geplaatst, als het ziekenhuis veiligheidsprotocols wijzigt.
Als deze wijziging plaatsvindt, kunnen alle meters worden
geblokkeerd tot deze op het dockingstation zijn geplaatst
en met het nieuwe protocol zijn geconfigureerd.
Zoals hierboven beschreven, ondersteunt de Accu-Chek
Inform II-meter de norm 802.11g. Dit vertaalt zich in de
volgende WLAN-specifieke opgaven van de effectieve
prestaties:
Appendix • B
203
De Accu-Chek Inform II-meter is geschikt om via
WLAN een gegevensset van maximaal 1.000 resul-
taatbestanden, 100 reagensbestanden en 500
gebruikers-ID-bestanden in minder dan 15 minu-
ten naar een geschikte DMS te verzenden, als de
meter in een geschikte WLAN-omgeving (correct
WLAN-beheer, aanwezigheid van een geschikte
populatie andere clients, een van de ondersteunde
veiligheidsmodellen ingeschakeld) wordt gebruikt.
Onmiddellijk nadat de gebruiker het verzenden van
een bloedglucoseresultaat heeft gestart, zal de
Accu-Chek Inform II-meter proberen verbinding te
maken met het DMS. In overeenstemming met de
industriële communicatienorm POCT1-A, moet het
DMS de aanvraag van de meter om verbinding
bevestigen en actief naar het resultaat vragen.
Alleen na ontvangst van deze DMS-vraag zal de
meter het resultaat verzenden. Hierdoor hangt de
effectieve tijd voor het verzenden van resultaten af
van de infrastructuur, werklast van het DMS, etc.
Zodra het DMS echter een vraag stuurt, zal de
meter binnen enkele seconden reageren.
Een Accu-Chek Inform II-meter met draadloze
aansluiting zal de resultaten na iedere meting
1
communiceren of, als de meter inactief is, zal deze
automatisch elke 10 minuten proberen met het
DMS te communiceren.
1. De meter zal na tikken op proberen het resultaat te
verzenden. Als de meter automatisch zal worden uitgezet
(zie pagina 22) of handmatig met de Aan/Uit-toets wordt
uitgezet, zal het resultaat pas na nog eens 10 minuten in
de volgende communicatiecyclus worden verzonden.
204
Een typisch bereik voor directe verbinding tussen de
Accu-Chek Inform II-meter en het toegangspunt (lucht,
direct zicht, geringe storingen) is maximaal 15 tot
20 meter. Het daadwerkelijke bereik hangt af van de
positie van de antennes van het toegangspunt en andere
topologische eigenschappen van de ruimte tussen het
WLAN-apparaat en het toegangspunt. Daarnaast kan de
dynamische controle van het uitzendvermogen van het
toegangspunt de maximale afstand tussen het WLAN-
apparaat en het toegangspunt, waarbinnen communica-
tie kan worden gegarandeerd, verminderen.
Het Accu-Chek Inform II-systeem is zodanig ontworpen,
dat het naast andere draadloze communicatieapparatuur
kan functioneren. Het Accu-Chek Inform II-systeem
beschikt NIET over enige realtime- of zelfs tijdskritische
draadloze functionaliteit. Het communiceert uitsluitend
enkele, digitale gegevensvelden. Het communiceert
GEEN continue golfvormige gegevens.
Opmerking: De Accu-Chek Inform II-meter bewaakt de
kwaliteit van de dienst (QoS) van de verbinding van de
WLAN-communicatie. Indien de laatste communicatie-
poging is mislukt, wordt er een symbool op de display
weergegeven (zie pagina 44). Een verminderde QoS zal
geen invloed hebben op de functionaliteit van de meter,
maar kan de communicatie van de resultaten naar het
DMS vertragen. De gebruikers moeten zich er bewust
van zijn, dat realtimecommunicatie van bloedgluco-
seresultaten niet kan worden gegarandeerd door de
Accu-Chek Inform II-meter.
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
205
C Supplement voor Invoer Overige Testgegevens
C.1 Voor de eerste ingebruikname
Omschrijving De functie Invoer Overige Testgegevens (IOT) is ontwik-
keld om de professionele gebruiker de mogelijkheid te
bieden om de resultaten van bepaalde, niet op de meter
uitgevoerde, testen van patiëntenmonsters of andere
gerelateerde informatie (zoals b.v. het voorgeschreven
type insuline of het aantal eenheden) te documenteren.
Externe controles worden ingevoerd in het menu
Controletest. De meter maakt de overdracht van deze
informatie naar een gegevensbeheersysteem (data
management system (DMS)) mogelijk.
De in deze gebruiksaanwijzing gegeven voorbeelden
dienen uitsluitend ter illustratie. Raadpleeg de met het
DMS geleverde instructies voor details en configuratie-
opties.
De activering van deze functie is alleen mogelijk via een
hiervoor geschikt DMS.
Door activering van deze functie wordt permanent
een extra stap aan het menu Patiëntentest of het menu
Controletest toegevoegd. Nadat deze functie is geacti-
veerd, moet u telkens het type test (Glucosetest/Andere
test of Glucosecontroletest/Andere controletesten)
selecteren.
206
C.2 Overzicht van Invoer Overige Testgegevens (IOT)
Inleiding De functie Invoer Overige Testgegevens (IOT) maakt het
mogelijk om resultaten van patiëntenmonsters voor de
volgende testen in te voeren:
Zwangerschapstest
Visuele urineanalyse (UA)
Streptokokken-sneltest
Drugs-sneltesten
Feces occult
Maag occult
Ketonen
De functie Invoer Overige Testgegevens maakt het ook
mogelijk om informatie over het voorgeschreven type
insuline en het aantal eenheden toe te voegen:
Snelwerkende insuline
Normale insuline
Intermediair werkende (middellangwerkende)
insuline
Langwerkende insuline
Mix-insuline
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
207
In de lijst van Resultaten bekijken worden de namen van
de bovenstaande testen en de informatie over insuline als
volgt worden afgekort:
Zwangerschap (Preg)
Visuele UA (VUA)
Strep-sneltest (Strep)
Drugs-sneltest (DAT)
Feces occult (F Occ)
Maag occult (G Occ)
Ketonen (Ket)
Snelwerkend (Rap-I)
Normaal (Reg-I)
Intermediair werkend (Int-I)
Langwerkend (Long-I)
Mix-insuline (Mix-I)
208
Het invoeren van de meetresultaten van patiëntenmon-
sters m.b.v. de functie Invoer Overige Testgegevens omvat
de volgende stappen:
Invoeren van de Patiënten-ID.
1
Invoeren van de datum en de tijd, waarop de test
is uitgevoerd.
Invoeren of bevestigen van het charge(lot)nummer
van teststrip, testkit en/of andere reagentia.
Invoeren van de vervaldatum van de teststrip, test-
kit en/of andere reagentia als een charge(lot)num-
mer voor het eerst wordt ingevoerd.
Invoeren van het resultaat/de resultaten van geïn-
tegreerde controlemetingen, indien beschikbaar.
Invoeren van het testresultaat/de testresultaten.
Selecteren van de betreffende opmerkingen.
Dit kan handmatig of door gebruik te maken van de
barcodescanner.
1. Opmerking: De weergave van de geboortedatum is niet
beschikbaar voor IOT-werkstromen.
Dit kan of handmatig of d.m.v. de barcodescanner
worden uitgevoerd (als er een barcode beschikbaar is).
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
209
C.3 Opslaan van andere patiëntentesten
De volgende stappen moeten reeds zijn uitgevoerd:
De meter is aangezet.
U heeft uw gebruikersidentificatie ingevoerd.
U heeft de aanmelding afgesloten door op
te drukken en het scherm Hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk in het scherm Hoofdmenu op Patiëntentest.
2 Druk in Menu Patiëntentest op Andere test. De
menulijst Andere pat.testen wordt op de display
weergegeven.
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Andere pat.testen
Zwangerschapstest
Visuele UA (MS)
Visuele UA (CS)
Strep-sneltest
Drugs-sneltest
12:48
17.03.17
Menu Patiëntentest
Glucosetest
Andere test
12:48
17.03.17
210
3 Druk op of om naar boven resp. naar
beneden door de lijst te bladeren.
4 Selecteer de gewenste test in de op de display
weergegeven lijst.
Andere pat.testen
Zwangerschapstest
Visuele UA (MS)
Visuele UA (CS)
Strep-sneltest
Drugs-sneltest
12:48
17.03.17
Andere pat.testen
Intermed. werkende insuline
Mix-insuline
Langwerkende insuline
12:48
17.03.17
Andere pat.testen
Feces occult
Ketonen
Maag occult
Snelwerkende insuline
Normale insuline
12:48
17.03.17
Als u een gegeven wilt wijzigen, moet u op druk-
ken om terug te keren naar het voorgaande scherm.
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
211
5 Selecteer of voer de Patiënten-ID in. Druk op
om verder te gaan naar het volgende scherm
1
.
6 Voer de datum, dat de test is uitgevoerd, met het
toetsenbord op de display in. Plaats hierbij voor
getallen van één cijfer een nul. Druk op om
verder te gaan naar het volgende scherm.
7 Voer de tijd, dat de test is uitgevoerd, met het toet-
senbord op de display in. Plaats hierbij voor getal-
len van één cijfer een nul. Druk op om verder
te gaan naar het volgende scherm.
Andere pat.testen
Feces occult
Ketonen
Maag occult
Snelwerkende insuline
Normale insuline
12:48
17.03.17
123
456
789
A-O0
Patiënten-ID
12:48
17.03.17
1. Zie ook de rubriek ”Invoeren of selecteren van de
patiëntenidentificatie” in hoofdstuk 3.
123
456
789
0
Testdatum
17.03.17
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Testtijdstip
AM/PM
12:48
12:48
17.03.17
212
8 Voer het Feces kaart lotnr. met het toetsenbord of
de barcodescanner in en druk op om verder
te gaan naar het volgende scherm. OF, indien
geconfigureerd:
Druk op om te bevestigen, dat u het op de dis-
play van de meter weergegeven, voorgeselecteerde
charge(lot)nummer wilt gebruiken.
Druk op om een nieuw charge(lot)nummer in
te voeren, als u een ander dan het op de display
weergegeven charge(lot)nummer wilt gebruiken.
9 Voer de vervaldatum van het Feces kaart lotnr. via
het toetsenbord in. Druk op om verder te gaan
naar het volgende scherm.
123
456
789
0
Vervaldatum
30.12.17
12:48
17.03.17
123
456
789
A-O0
Feces kaart lotnr.
111363
12:48
17.03.17
Feces kaart lotnr.
Gebruik kaart 131163?
ID: 150 88 256
19.12.17 9:12
12:48
17.03.17
Als u op drukt om het weergegeven
charge(lot)nummer te bevestigen, zal de meter op de
display niet vragen om invoer van de vervaldatum.
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
213
10 Voer het nummer van Feces ontwikkel lot met het
toetsenbord of de barcodescanner (indien er een
barcode beschikbaar is) in en druk op om
verder te gaan naar het volgende scherm. Of, indien
geconfigureerd:
Druk op om te bevestigen, dat u het op de dis-
play van de meter weergegeven, voorgeselecteerde
charge(lot)nummer wilt gebruiken.
Druk op om een nieuw charge(lot)nummer in
te voeren, als u een ander dan het op de display
weergegeven charge(lot)nummer wilt gebruiken.
11 Voer de vervaldatum van Feces ontwikkel lot via het
toetsenbord in. Druk op om verder te gaan
naar het volgende scherm.
123
456
789
0
Vervaldatum
30.12.17
12:48
17.03.17
123
456
789
A-O0
Feces ontwikkel lot
12:48
17.03.17
Feces ontwikkel lot
Gebruik ontw. 131163?
ID: 150 88 256
17.03.17 9:12
12:48
17.03.17
Als u op drukt om het weergegeven
charge(lot)nummer te bevestigen, zal de meter op de
display niet vragen om invoer van de vervaldatum.
214
12 Selecteer voor het resultaat van de Positieve
controle acceptabel of niet-acceptabel door op
de betreffende knop te drukken.
13 Selecteer voor het resultaat van de Negatieve
controle acceptabel of niet-acceptabel door op
de betreffende knop te drukken.
14 Selecteer voor het testresultaat van het patiënten-
monster positief of negatief door op de betreffende
knop te drukken.
Feces occult pat.
ID: 150 88 256
Positieve controle
Selecteer een resultaat van
een positieve controle.
acceptabel
niet-
acceptabel
12:48
17.03.17
Feces occult pat.
ID: 150 88 256
Negatieve controle
Selecteer een resultaat van
een neg. controle.
acceptabel
niet-
acceptabel
12:48
17.03.17
Feces occult pat.
ID: 150 88 256
Resultaat
Selecteer een resultaat van
Feces occult.
positief negatief
12:48
17.03.17
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
215
Nadat het resultaat/de resultaten zijn ingevoerd, wordt
het scherme met resultaten van Feces occult pat. weer-
gegeven.
15 Als u een gegeven of een resultaat wilt wijzigen,
moet u op de betreffende knop drukken.
Om opmerkingen toe te voegen
1
:
16 Druk in het scherm met resultaten op .
17 Selecteer de gewenste, reeds gedefinieerde
opmerking in de lijst op de display (indien geconfi-
gureerd) of druk op om uw eigen opmerking
in te voeren. Gebruik het toetsenbord (net als bij
het aanmelden) om uw opmerking in te voeren.
18 Nadat u de gewenste opmerking(en) heeft gese-
lecteerd, drukt u op om terug te keren naar
het scherm met het resultaat.
19 Druk op om naar het Hoofdmenu terug
te keren.
Feces occult pat.
Kaart lotnr.
Test D/T
Ontw. lotnr.
ID: 150 88 256
Pos. controle
Neg. controle acceptabel
acceptabel
17.03.17
9:12
45233
30.07.18
1283
30.12.17
12:48
17.03.17
Feces occult pat.
Resultaat
ID: 150 88 256
negatief
12:48
17.03.17
Feces occult pat.
Arts
geïnformeerd
Resultaat
ID: 150 88 256
negatief
12:48
17.03.17
1. Zie ook de rubriek ”Opmerkingen toevoegen” in
hoofdstuk 3.
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de display
worden weergegeven of als de meter automatisch
wordt uitgeschakeld.
216
C.4 Opslaan van andere controletesten
Inleiding De functie Andere controletesten maakt het mogelijk om
resultaten van metingen van controleoplossinggen voor
de volgende IOT-testen in te voeren:
Zwangerschap (Preg)
Visuele UA (VUA)
Strep-sneltest (Strep)
Drugs-sneltest (DAT)
Het uitvoeren van controles waarborgt, dat met de bij
het testen van Andere pat.testen gebruikte techniek
nauwkeurige resultaten worden verkregen. Controle-
oplossingen hebben benoemde (bekende) waarden.
Commercieel bereide controleoplossingen dienen
regelmatig, zoals vastgelegd in de binnen uw instelling
of laboratorium geldende procedures voor het uitvoeren
van kwaliteitscontroles, te worden gebruikt. De met deze
oplossingen verkregen resultaten dienen binnen een
bepaald toegestaan bereik (controlewaardenbereik)
te liggen om geldige resultaten van IOT-testen te
waarborgen.
Intervallen tussen metingen van
Andere controletesten
De intervallen tussen de metingen van controlemateria-
len worden door uw instelling of laboratorium vastge-
steld. Kwaliteitscontroleblokkering (QC-blokkering) is
niet beschikbaar bij Invoer Overige Testgegevens.
Opgeslagen informatie over
controles
De meter kan de volgende informatie over Andere
controletesten opslaan:
Gebruikers-ID
Type controle
Testdatum
Testtijdstip
Charge(lot)nummer van de testkit
Charge(lot)nummer van de controle
Resultaat/resultaten van de controletest
Opmerking (indien van toepassing)
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
217
Het invoeren van de meetresultaten van controlemate-
rialen m.b.v. het menu Andere controletesten omvat de
volgende stappen:
Selecteren van het type controle, dat moet worden
opgeslagen.
Invoeren van de testdatum (indien vereist).
Invoeren van het testtijdstip (indien vereist).
Invoeren of bevestigen van het charge(lot)nummer
van de testkit of de teststrip.
Invoeren van de vervaldatum van de testkit of de
teststrip.
Invoeren of bevestigen van het charge(lot)nummer
van de controle.
Invoeren van de vervaldatum van het controle-
lotnummer.
Selecteren van het controleresultaat/de controle-
resultaten.
De resultaten van de controleoplossingen moeten binnen
het toegestane bereik, dat op de verpakking van de test-
kit of de reagentia staat aangegeven of dat door de
instelling zelf is vastgesteld, liggen voordat de bepaling
als succesvol uitgevoerd mag worden beschouwd.
Dit kan of handmatig of d.m.v. de barcodescanner
worden uitgevoerd (als er een barcode beschikbaar is).
218
De volgende stappen moeten reeds zijn uitgevoerd:
1 De meter is aangezet.
2 U heeft uw gebruikersidentificatie ingevoerd.
3 U heeft de aanmelding afgesloten door op
te drukken en het scherm Hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk in het scherm Hoofdmenu op Controletest.
2 Druk in Menu Controletest op Andere
controletesten.
3 Selecteer de gewenste test in de op de display
weergegeven lijst.
(de controle van Zwangerschapstest zal hier als
voorbeeld worden gebruikt.)
4
Selecteer het type (niveau) van de gebruikte controle
.
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Andere contr.testen
Zwangerschapstest
Visuele UA (MS)
Visuele UA (CS)
Strep-sneltest
Drugs-sneltest
12:48
17.03.17
Menu Controletest
Glucosecontroletest
Andere controletesten
12:48
17.03.17
Andere contr.testen
Zwangerschapstest
Visuele UA (MS)
Visuele UA (CS)
Strep-sneltest
Drugs-sneltest
12:48
17.03.17
Zwangerschap contr.
Pos. controleopl.
Neg. controleopl.
12:48
17.03.17
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
219
5 Voer het nummer van Zwangerschap contr.lot met
het toetsenbord of de barcodescanner (indien er
een barcode beschikbaar is) in. Druk op om
verder te gaan naar het volgende scherm.
6 Voer de vervaldatum van Zwangerschap contr.lot
via het toetsenbord in. Druk op om verder te
gaan naar het volgende scherm.
7 Voer de datum, dat de test is uitgevoerd, met het
toetsenbord op de display in. Plaats hierbij voor
getallen van één cijfer een nul. Druk op om
verder te gaan naar het volgende scherm.
8 Voer de tijd, dat de test is uitgevoerd, met het
toetsenbord op de display in. Plaats hierbij voor
getallen van één cijfer een nul. Druk op om
verder te gaan naar het volgende scherm.
123
456
789
A-O0
Zwanger. contr.lot
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Vervaldatum
30.12.17
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Testdatum
17.03.17
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Testtijdstip
AM/PM
12:48
12:48
17.03.17
220
9 Voer het nummer van Zwangersch.test lot met het
toetsenbord of de barcodescanner (indien er een
barcode beschikbaar is) in. Druk op om verder
te gaan naar het volgende scherm.
10 Voer de vervaldatum van Zwangersch.test lot via
het toetsenbord in. Druk op om verder te gaan
naar het volgende scherm.
123
456
789
A-O0
Zwangersch.test lot
12:48
17.03.17
123
456
789
0
Vervaldatum
30.01.18
.
12:48
17.03.17
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
221
11 Selecteer voor het resultaat van de test van de
Controlelijn acceptabel of niet-acceptabel door op
de betreffende knop te drukken.
12 Selecteer voor het resultaat van de meting van de
controleoplossing (Resultaat controle) acceptabel
of niet-acceptabel door op de betreffende knop
te drukken.
Nadat de resultaten zijn ingevoerd, wordt het scherm met
resultaten van Zwangerschap contr. weergegeven.
13 Als u een gegeven of een resultaat wilt wijzigen,
moet u op de betreffende knop drukken.
Zwangerschap contr.
Pos. controleopl.
Controlelijn
Select. res. van controlelijn
van zwangersch.test.
acceptabel
niet-
acceptabel
12:48
17.03.17
Zwangerschap contr.
Pos. controleopl.
Resultaat controle
Select. res. v. controleopl.
van zwangersch.test.
acceptabel
niet-
acceptabel
12:48
17.03.17
Zwangerschap contr.
Controle lotnr.
Test D/T
Test lotnr.
Pos. controleopl.
Controlelijn
Result. contr. acceptabel
acceptabel
17.03.17
8:30
45233
30.11.17
1283
30.12.17
12:48
17.03.17
222
Om opmerkingen toe te voegen
1
:
14 Druk in het scherm met resultaten op .
15 Selecteer de gewenste, reeds gedefinieerde
opmerking(en) in de lijst op de display (indien
geconfigureerd) of druk op om uw eigen
opmerking(en) in te voeren. Gebruik het toetsen-
bord (net als bij het aanmelden) om uw opmerking
in te voeren.
16 Nadat u de gewenste opmerking(en) heeft gese-
lecteerd, drukt u op om terug te keren naar
het scherm met het resultaat.
17 Druk op om naar het Hoofdmenu terug te
keren.
Waarschuwingsmeldingen Op de display van de meter kunnen fout- of waarschu-
wingsmeldingen worden weergegeven, als u Andere
patiëntentesten en Andere controletesten invoert. Deze
fout- of waarschuwingsmeldingen worden weergegeven
als de geldigheid van het opgeslagen resultaat twijfelach-
tig is. Deze meldingen waarschuwen, dat de informatie
van de test mogelijk niet geldig of niet nauwkeurig is.
(Zie ook ”Pop-upmeldingen” in hoofdstuk 11)
Bij het invoeren van resultaten van andere patiënten-
testen en van andere controletesten kan de gebruiker
worden gevraagd om het resultaat van een controletest
(controlelijn) als acceptabel of als niet-acceptabel in te
voeren. Als het resultaat als niet-acceptabel wordt inge-
voerd, kunnen de bijbehorende resultaten van patiënten-
monsters door het ongeldige controlelijnresultaat
ongeldig worden.
1. Zie ook de rubriek ”Opmerkingen toevoegen” in
hoofdstuk 3.
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de display
worden weergegeven of als de meter automatisch
wordt uitgeschakeld.
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
223
C.5 Resultaten van andere testen bekijken
In het scherm Overige testresult. worden alle opgeslagen
IOT-resultaten weergegeven. De resultaten kunnen op
drie manieren worden bekeken: Alle, Patiënt of QC.
De volgende stappen moeten reeds zijn uitgevoerd:
1 De meter is aangezet.
2 U heeft uw gebruikersidentificatie ingevoerd.
3 U heeft de aanmelding afgesloten door op
te drukken en het scherm Hoofdmenu wordt
weergegeven.
Voer de volgende stappen uit om het resultaat/de
resultaten van Andere test bekijken te bekijken:
1 Druk in het scherm Hoofdmenu op Resultaten
bekijken.
2 Druk in Menu Testresultaat op Andere test bekijken.
Alle opgeslagen IOT-testresultaten worden in een
doorlopende lijst weergegeven.
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
Overige testresult.
Patiënt QC
Alle -- 17.03.17
Type ID
12:15
12:25
Strep
VUA
Pos. controle
10:32
9:12
VUA
F Occ
Neg. controle8:20 DAT
54344478
8:31 Preg 150 88 256
Tijd
150 88 256
150 88 256
12:48
17.03.17
Menu Testresultaat
Glucosetest bekijken
Andere test bekijken
12:48
17.03.17
224
3 Druk op of om naar boven resp. naar
beneden door de lijst te bladeren. De resultaten
worden naar datum gegroepeerd.
4 Druk op één van de gegevens in de lijst om de
bijbehorende details weer te geven.
5 Druk op of om alle beschikbare pagina's
van een testresultaat weer te geven.
Overige testresult.
Patiënt QC
Alle -- 17.03.17
Type ID
12:15
12:25
Strep
VUA
Pos. controle
10:32
9:12
VUA
F Occ
Neg. controle8:20 DAT
54344478
8:31 Preg 150 88 256
Tijd
150 88 256
150 88 256
12:48
17.03.17
Feces occult pat.
QCPatiënt
ID: 150 88 256
Ontw. lotnr.
Kaart lotnr.
Naam: Helen Schneider
45233
30.11.17
1283
30.12.17
17.03.17 9:12
Pagina 1/2
12:48
17.03.17
Feces occult pat.
QCPatiënt
ID: 150 88 256
Arts geïnformeerd
Neg. controle
Pos. controle
Pagina 2/2
acceptabel
nega
tiefResultaat
acceptabel
12:48
17.03.17
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
225
6 Druk op Patiënt, als u alleen de resultaten van een
bepaalde patiënt weer wilt geven.
Als u op Patiënt in het scherm met de lijst met alle
resultaten drukt, wordt u gevraagd om de patiënte-
nidentificatie handmatig of met de barcodescanner
in te voeren. De vervolgens weergegeven lijst bevat
alleen de resultaten van de geselecteerde patiënt.
7 Druk op QC, als u een lijst met andere controle-
testen weer wilt geven.
8 Druk op Alle in het scherm Overige testresult. om
de selectie van Patiënt of QC op te heffen en alle
resultaten weer te geven.
9 Druk op om naar het voorgaande menu-
scherm terug te keren of druk op om naar
het Hoofdmenu terug te keren.
Overige testresult.
Patiënt QC
Alle -- 17.03.17
Type ID
12:15
12:25
Strep
VUA
Pos. controle
10:32
9:12
VUA
F Occ
Neg. controle8:20 DAT
54344478
8:31 Preg 150 88 256
Tijd
150 88 256
150 88 256
12:48
17.03.17
Overige testresult.
QCAlle
ID: 150 88 256
Type
12:25
VUA
9:12
F Occ
Tijd
Patiënt -- 17.03.17
8:31
Preg
8:02
DAT
7:25
Strep
12:48
17.03.17
Overige testresult.
Patiënt Alle
QC -- 17.03.17
Type ID
12:15 Strep Pos. controle
8:20 DAT Neg. controle
Tijd
12:48
17.03.17
226
C.6 Opties voor de configuratie van Invoer Overige Testgegevens
De opties van Invoer Overige Testgegevens kunnen
alleen met behulp van een DMS worden geconfigureerd.
De beschikbaarheid van configuratieopties is hierdoor
afhankelijk van de door uw instelling of laboratorium voor
gegevensbeheer gebruikte software. Raadpleeg uw
systeembeheerder hierover.
Supplement voor Observatie Test • D
227
D Supplement voor Observatie Test
Observatie Test (OTS) De functie Observatie Test (OTS) stelt een observator
(beoordelaar) in staat om de uitvoering van metingen
door een gebruiker te beoordelen en te registreren (b.v.
voor het opnieuw toekennen van een certificaat). De
observator observeert een gebruiker tijdens een meting
om te controleren of de meting conform de aanbevolen
procedures wordt uitgevoerd. Hij/zij beoordeelt de uit-
voering van de meting en bepaalt of de gebruiker hier-
voor is geslaagd of gezakt. Deze beoordeling wordt
tezamen met het resultaat van de glucosemeting en
eventueel gewenste opmerkingen opgeslagen.
Als de configuratie hiervoor is ingesteld, kan de gebruiker
een melding van het DMS ontvangen, als hij of zij op de
meter probeert in te loggen. Deze melding informeert de
gebruikers, dat zij hun certificaat moeten vernieuwen. De
inhoud van de melding wordt op het DMS aangemaakt
en kan variëren. De hier getoonde displaymelding dient
uitsluitend ter illustratie.
Deze functie dient door de systeembeheerder te
worden geconfigureerd en is afhankelijk van de
beschikbare DMS-instellingen. De opties, die met
elektronische configuratie mogelijk zijn, zijn hierdoor
afhankelijk van de door uw instelling of laboratorium
voor gegevensbeheer gebruikte software.
Inlogmelding
I-300: Hallo Dan Brown.
U moet een O
TS-
opleiding hebben
gevolgd, voordat u de
meter mag gebruiken.
228
Gebruik van de OTS-functie Een aanvraag voor een Observatie Test is afkomstig van
het DMS.
Observator:
1 Druk op Patiëntentest.
In Menu Patiëntentest wordt de knop Glucosetest in het
grijs weergegeven (is inactief) tot de observator zich
heeft aangemeld (ingelogd).
2 Druk op Inloggen observator.
3 Wacht tot het scherm Observator-ID op de display
wordt weergegeven.
4 Voer uw gebruikersidentificatie in of scan de
barcode van uw gebruikersidentificatie. Voer het
(optionele) wachtwoord in het scherm Wachtw.
observator in en druk op om u aan te melden
(in te loggen).
Het Menu Patiëntentest wordt opnieuw weergegeven.
De knop Glucosetest is nu actief.
5 Geef de meter aan de gebruiker, die de meting van
een patiëntenmonster nu onder toezicht uit kan
voeren.
Hoofdmenu
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
12:48
17.03.17
123
456
789
A-O0
Observator-ID
12:48
17.03.17
Menu Patiëntentest
Inloggen observator
Glucosetest
Andere test
12:48
17.03.17
Andere test
Menu Patiëntentest
Inloggen observator
Glucosetest
12:48
17.03.17
Supplement voor Observatie Test • D
229
Gebruiker:
6 Druk op Glucosetest.
Voer de meting van het patiëntenmonster op de gebrui-
kelijke manier uit. Nadat de meting is voltooid, moet de
observator de volgende stappen uitvoeren.
7 Geef de meter terug aan de observator.
Observator:
8 Druk op om opnieuw in te loggen.
9 Nadat u uw wachtwoord heeft ingevoerd, moet
u op drukken om met de beoordeling verder
te gaan.
10 Beoordeel de geldigheid van het meetresultaat
door op Ja of Nee te drukken.
11 Beoordeel de uitvoering van de meting door de
gebruiker door op Geslaagd of Gezakt te drukken.
12 Druk op , als u een opmerking toe wilt voegen.
13 Druk op om naar het scherm Hoofdmenu
terug te keren.
De OTS-informatie wordt tezamen met het meetresultaat
opgeslagen.
Inloggen observator
I-301: Observator Alan
Smithee, log in om v
erder
te gaan. Anders kan de
OTS-test niet worden
voltooid.
OTS
Geldig glucoseresultaat
Nee
Ja
OTS
Geslaagd Gezakt
12:48
17.03.17
Patiëntentest - OTS
Bereik
8.3
Patiënt 123456789
Datum 17.03.17 12:48
mmol/L
12:48
03/17/17
230
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Appendix voor Accu-Chek Inform II-dockingstation (oudere versie) • E
231
E Appendix voor Accu-Chek Inform II-dockingstation
(oudere versie)
De oudere versie van het Accu-Chek Inform II-docking-
station (REF 05060290001) verschilt in sommige techni-
sche aspecten van het nieuwere Accu-Chek Inform II-
dockingstation (REF 07671717190) dat wordt beschreven
in paragraaf 1.6 ”Overzicht van het Accu-Chek Inform II-
dockingstation”. In dit hoofdstuk worden de onderdelen
en de technische gegevens van de oudere versie van het
dockingstation met de oudere hardware beschreven.
E.1 Overzicht van het dockingstation met de oudere hardware
Het Accu-Chek Inform II-dockingstation (oudere versie)
kan:
het battery pack (batterijeenheid) van de meter
opladen.
communiceren met een gegevensbeheersysteem.
communiceren met een computer.
Het dockingstation bevat de volgende onderdelen:
1 Contacten voor het opladen
2 Infraroodvenster voor communicatie met de meter
3 Status-LED (brandt als de stroomvoorziening is
aangesloten):
Rood verlicht: de stroomvoorziening is aangesloten,
de toepassing wordt opgestart
Groen verlicht: Gereed
Rood knipperend: Fout
Blauw verlicht: Configuratiemodus
2
1
3
232
De elektrische aansluitingen bevinden zich aan de
achterkant van het dockingstation.
4 Verwijderbare houder voor wandbevestiging
5 Netwerkaansluiting — Ethernet/RJ45-poort
6 USB-poort
7 Bus voor het aansluiten van de bijge-
lev
erde netspanningadapter
8 USB-configuratieschakelaar (alleen voor gebruik
door de systeembeheerder)
4 5 6 7
8
7.5V 1.7
A
Appendix voor Accu-Chek Inform II-dockingstation (oudere versie) • E
233
E.2 Aansluiten van het dockingstation (oudere versie)
1 Schuif het dockingstation naar boven van de
wandhouder (indien deze gebruikt wordt).
2 Sluit de stroomvoorziening aan op de bus voor
de stroomingang.
3 Als u het Accu-Chek Inform II-dockingstation
wilt aansluiten op een bekabeld netwerk: sluit
de Ethernet (RJ45)kabel of de USB-kabel aan op
de betreffende bus. Gebruik alleen de met het
Accu-Chek Inform II-systeem geleverde USB-
kabel.
4 Schuif het dockingstation terug op de wandhouder
(indien deze gebruikt wordt).
E.3 Reinigen/ontsmetten van het dockingstation (oudere versie)
Zie ”Reinigen/ontsmetten van het dockingstation” op
pagina 153. Dezelfde instructies zijn van toepassing.
LET OP!
Om de veilige en betrouwbare werking voortdurend te
kunnen w
aarborgen, dient alleen de voor het Accu-Chek
Inform II-systeem geleverde netspanningadapter te
worden gebruikt (voor bestelinformatie zie pagina 177).
Voor informatie over de configuratie van het
Accu-Chek Inform II-dockingstation kunt u contact
opnemen met de lokale vertegenwoordiging van
Roche.
234
E.4 Technische gegevens
Specificatie Dockingstation (oudere versie) Netspanningadapter
Hoogte 110 mm / 4,33 inch (max.) 35 mm / 1,38 inch + wisselstroom-
stekker (28–40 mm / 1,1–1,6 inch)
Breedte
118 mm / 4,65 inch (max.) 51 mm / 2,01 inch
Lengte 103 mm / 4,06 inch (max.) 87 mm / 3,43 inch
Gewicht Accu-Chek Inform II Dockingstation
(oudere versie)
615 g met wandhouder
N.v.t.
Gebruikersinterface LED (drie kleuren: rood, groen, blauw) LED: groen
Gebruikstemperatuur 3 °C tot 50 °C
37 °F tot 122 °F
0 °C tot 40 °C
32 °F tot 104 °F
Opslagcondities (bij langdurige
bewaring)
5 °C tot 40 °C / 41 °F tot 104 °F bij 10–85 % relatieve luchtvochtigheid
(zonder condensatie)
Luchtvochtigheid (bij gebruik) 10–90 % relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
Luchtdruk 0,7 tot 1,06 bar
70 tot 106 kPa
N.v.t.
Ingangsspanning +7,5 V DC 100 tot 240 V AC
Ingangsfrequentie DC 50 tot 60 Hz
Ingangsstroom 1,7 A (max) 350 tot 150 mA
Interfaces Contactpunten voor het opladen
IR-venster
RJ45 Ethernet
USB type B
DC-stekker
Verwisselbare AC-ingangs-
contacten (stekker)
Snelheid gegevensoverdracht IR: 9,6 – 115 Kbps
Ethernet: 10 Mbps half-duplex
USB: 12 Mbps
N.v.t.
Trefwoordenregister
235
Trefwoordenregister
A
Accessoirekit
overzicht .............................................................40
reinigen/ontsmetten ................................... 154
Adressen (Roche) ................................................ 181
Afvalverwijdering ....................................................21
Automatisch uitzetten ...........................................22
B
Barcode
barcodesystemen ......................................... 198
maskeringen .................................................. 194
Battery pack
plaatsen of vervangen .......................121–125
Bereiken (resultaten) .............................................64
Bestanden
(patiënten-ID, gebruikers-ID) ................173, 203
Bestelinformatie ................................................... 177
Bewaring ................................................................. 147
C
Charge(lot)nummers ................................... 87–102
Charge(lot)nummers van controleoplossingen
bewerken van gegevens
van charge(lot)nummers
van controleoplossingen .......................94–98
opslaan van informatie ....................... 87–102
selecteren ..........................................................75
Charge(lot)nummers
van de lineariteitstestkit
bewerken van gegevens
van charge(lot)nummers
van de lineariteitstestkit ..................... 99–102
opslaan van informatie ....................... 87–102
Charge(lot)nummers van teststrips
opslaan van informatie ....................... 87–102
Cijferschrift ............................................................. 193
CITO-test ....................................................................81
Codechip .............................................................36, 87
Codechipreader
downloaden van informatie
van de codechip ..............................................88
overzicht .............................................................36
Condities voor het gebruik
(algemeen) ............................................................. 145
Configuratie ................................128–144, 183–194
menuoverzicht ......................................129–131
Controleoplossing
lotnummer .........................................................75
CR LO/HI ....................................................................65
Customer Service ................................................. 181
D
Datum en tijd ......................................................... 143
Datum- en tijdweergave .................................... 133
De meter op het dockingstation
plaatsen ................................................................... 126
Dockingstation (oudere versie)
aansluiten ........................................................ 233
overzicht .......................................................... 231
reinigen/ontsmetten .................................... 153
Dockingstation, dockingstation Light
aansluiten ........................................................ 119
overzicht .............................................................37
reinigen/ontsmetten .................................... 153
Dockingstation-netwerkknooppunt .................39
Download-blokkering .....................................49, 81
deblokkeren ................................................... 160
Draadloze aansluiting
tijdelijk deactiveren ........................................44
E
Eenheid (resultaten) ............................................ 134
Eerste ingebruikname ...............................120–159
F
Fouten (zonder foutmelding) ..................163–166
Foutmeldingen ...................................................... 168
Frequentie controle ............................................. 137
236
G
Gebruikers-ID ................................................... 46–48
barcodescanner ...............................................47
handmatig invoeren .......................................48
opties ................................................................ 140
wachtwoord .......................................................48
Geluidsniveau van het
akoestische signaal ............................................. 144
Glucosebepalingen van
controlematerialen .......................................... 69–81
resultaten ...........................................................79
Glucosebepalingen van
patiëntenmonsters .......................................... 49–68
resultaten ...........................................................64
uitvoeren van een meting .................... 51–66
voorbereiding ....................................................49
Glucosecontrole
CITO-test ............................................................81
controleoplossingen .......................................72
intervallen ..........................................................70
uitvoeren van een meting .................... 73–80
voorbereiding ....................................................72
H
HI ...................................................................................65
I
Instellen .......................................128–144, 183–194
datum en tijd .................................................. 143
datum- en tijdweergave ............................ 133
geluidsniveau van het
akoestische signaal ..................................... 144
grenswaarden van de bereiken .............. 139
invoeren gebruikersidentificatie ............. 140
invoeren patiëntenidentificatie ............... 141
Menu Instellen .....................................132, 161
opties reagentia ............................................ 136
opties teststrips ............................................. 135
opties voor displayweergave .................... 134
opties voor glucosecontrole ..................... 137
wachtwoord .................................................... 142
Instellen van de meter ...............................128–144
menuoverzicht ......................................129–131
Instellingen
menuoverzicht ..................................... 129–131
Invoer Overige Testgegevens (IOT) ..... 205–225
K
Kritisch bereik ................................................65, 139
L
Licentie (GPL) ........................................................ 180
Lineariteitstesten ........................................ 103–110
intervallen ........................................................ 104
resultaten ........................................................ 110
uitvoeren van een meting ............... 106–110
voorbereiding ................................................. 105
LO ................................................................................. 65
Lotnummer van de teststrips
selecteren ................................................... 57, 76
M
Meetbereik (RR) ............................................65, 139
Meter
aanzetten ........................................................... 43
instellen .................................................. 183–194
overzicht ............................................................ 34
reinigen/ontsmetten .................................... 151
resetten ............................................................ 170
stopzetten .......................................................... 23
systeemcontrole ............................................ 158
uitzetten ............................................................. 22
Meter aanzetten ..................................................... 43
Meting voor een ringonderzoek,
voorbereiding ......................................................... 112
Monster
opzuigen .................................. 62, 78, 109, 116
N
Normaalbereik ................................................65, 139
O
Observatie Test (OTS) ......................................... 228
Onderdelen ............................................................... 32
Onderhoud .................................................... 145–162
logboek ............................................................ 156
Ontsmetten ................................................... 147–155
Oplossen van problemen ........................ 163–171
Trefwoordenregister
237
Opmerkingen
onderhoudslogboek .................................... 156
toevoegen ..........................................................67
Opties reagentia ................................................... 136
Opties teststrips .................................................... 135
Opties voor displayweergave ........................... 134
Opties voor glucosecontrole ............................ 137
P
Patiënten-ID .......................................................52–56
barcodescanner ...............................................56
handmatig invoeren .......................................54
opties ................................................................ 141
Productinformatie .......................................173–180
Q
QC-blokkering ..........................................................69
R
Reagentia ...................................................................40
REF (artikelnummers) ......................................... 177
Reiniging ........................................................147–155
Reinigingsmiddelen ............................................ 148
Resetten .................................................................. 170
Resultatengeheugen .......................................83–86
RF (radiofrequentie) ..................................... 28, 200
Ringonderzoeken ........................................111–117
resultaten ........................................................ 117
uitvoeren van een meting ................113–117
RR LO/HI ....................................................................65
S
Servicemenu .......................................................... 162
Specificaties ..................................................173, 234
Stopzetten van de meter ......................................23
Symbolen
identificatieplaatje ............................................ 5
verpakking ........................................................... 5
Systeem
algemene informatie ..........................173–180
eerste ingebruikname .......................120–159
onderdelen ........................................................32
onderhoud .............................................145–162
ontsmetten ............................................147–155
oplossen van problemen ..................163–171
overzicht (accessoirekit) ...............................40
overzicht (codechipreader) .........................36
overzicht (dockingstation) ...........................37
overzicht (dockingstation-netwerkknoop-
punt) ....................................................................39
overzicht (meter) .............................................34
reiniging ..................................................147–155
technische gegevens .........................173, 234
Systeemcontrole ................................................... 158
T
Technische gegevens ................................173, 234
Telefoonnummer (Customer Service) .......... 181
Teststrips
bloedmonster opzuigen ................................62
contrroleoplossing opzuigen ......................78
gegevens wijzigen .................................. 91–93
instelopties ..................................................... 135
lineariteitstestmonster opzuigen ............ 109
plaatsen ....................................60, 77, 108, 115
ringonderzoekmonster opzuigen ........... 116
U
Uitzetten .....................................................................22
Uitzetten (automatisch) ........................................22
V
Veiligheid
bescherming tegen infecties ......................19
kwalificaties van de gebruiker ...................19
Veiligheidsinformatie ..................................... 21–29
W
Wachtwoord ........................................................... 142
Weergave van het resultaat ......64, 79, 110, 117
Werkstroom van isolatie-inrichtingen .............51
Wi-Fi ......................................................................28, 29
Wis patiënteninformatie .................................... 162
WLAN ................................................................ 28, 199
WLAN-veiligheid .................................................. 193
238
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
239
0 4807855001 (06) 2017-03 NL
c
ACCU-CHEK, ACCU-CHEK INFORM,
ACCU-CHEK PERFORMA en COBAS
zijn merken van Roche.
M
Roche Diagnostics GmbH
Sandhofer Strasse 116
68305 Mannheim, Germany
www.roche.com
www.cobas.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240

Roche ACCU-CHEK Inform II Handleiding

Type
Handleiding