Roche ACCU-CHEK Inform II Handleiding

Type
Handleiding
Inform II
ACCU-CHEK
®
SYSTEEM VOOR DE BEPALING VAN BLOEDGLUCOSE
Handleiding
2
Versie van de Handleiding Herzieningsdatum Wijzigingen
Versie 1.0 2008-01 Nieuw document
Versie 2.0 2009-08 Update, nieuwe softwareversie 02.00
Versie 3.0 2010-09 Update, nieuwe softwareversie 03.00
© 2010 Roche Diagnostics. Alle rechten voorbehouden. 0 4807855001 (03) 2010-09 NL
Handleiding
A
A
CCU-
CCU-C
HEK
HEK
®
Inform II System
4
©2010, Roche Diagnostics. Alle rechten voorbehouden.
De inhoud van dit document, inclusief alle afbeeldingen, is het eigendom van Roche Diagnostics. De infor-
matie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Roche Diagnostics aan-
vaardt geen enkele verantwoordelijkheid voor technische- of redactionele fouten of onvolledigheden in dit
document. Geen enkel onderdeel van dit document mag, voor welk doel dan ook, op enigerlei wijze of in
enigerlei vorm worden verveelvoudigd of verzonden (elektronisch of mechanisch) zonder de uitdrukkelijke
schriftelijke toestemming van Roche Diagnostics.
Voor vragen en opmerkingen over deze handleiding kunt u contact opnemen met de lokale vertegen-
woordiging van Roche Diagnostics.
ACCU-CHEK, ACCU-CHEK INFORM, ACCU-CHEK PERFORMA en COBAS zijn merken van Roche.
Alle overige handelsmerken zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Op het verpakkingsmateriaal, het identificatieplaatje van de meter, het battery pack, het dockingstation of de
codechipreader kunnen de volgende symbolen voorkomen. De betekenis hiervan is hieronder weergegeven:
Waarschuwing (raadpleeg de bijgevoegde documentatie)! Raadpleeg de veiligheids-
aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van het apparaat.
Temperatuurlimiet (Bewaren bij)
Fabrikant
Artikelnummer
Medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek
Dit product voldoet aan de Europese richtlijnen 98/79/EG inzake medische hulpmiddelen
voor in-vitrodiagnostiek en 1999/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-
eindapparatuur (R&TTE).
Deze apparatuur voldoet aan de eisen van Part 15 van de FCC Rules en van RSS-210 van
Industry Canada.
Het conformiteitsmerkteken geeft aan, dat het product voldoet aan de eisen van de van toe-
passing zijnde norm, en vormt een herleidbare verbinding tussen het apparaat en de fabri-
kant, importeur of hun gemachtigde agent, die verantwoordelijk is voor het voldoen aan de
eisen van de norm en voor het op de Australische- en Nieuwzeelandse markt brengen van
het apparaat.
Het systeem voldoet aan de veiligheidseisen van Canada en de Verenigde Staten
(GEREGISTREERD door UL, conform UL 61010-1 en CAN/CSA C22.2 nr. 61010-1)
Aansluiting voor stroomvoorziening
IVD
7.5V 1.7A
5
1 Inleiding 9
Voor de eerste ingebruikname.............................................................................................................. 9
Toepassing............................................................................................................................................ 9
Belangrijke informatie met betrekking tot het gebruik ....................................................... 9
Als u hulp nodig heeft.................................................................................................................... 10
Opmerking over het gebruik van ”dockingstation” in deze handleiding.................... 10
Opmerking over de afbeeldingen in deze handleiding ..................................................... 10
Mogelijkheden van het systeem................................................................................................. 11
Informatie met betrekking tot veiligheid en overige informatie ............................................. 12
Belangrijke informatie met betrekking tot veiligheid ......................................................... 13
Weggooien van het systeem........................................................................................................ 13
Productveiligheid.............................................................................................................................. 14
Algemeen onderhoud..................................................................................................................... 14
Accessoirekit...................................................................................................................................... 14
Meter .................................................................................................................................................... 14
Battery Pack ....................................................................................................................................... 15
Touchscreen....................................................................................................................................... 16
Laserscanner ..................................................................................................................................... 16
Draadloze netwerkaansluiting (WLAN-kaart)....................................................................... 16
Informatie over blootstelling aan radiofrequentiestraling................................................. 17
Aanwijzing voor systemen met oudere hardware................................................................ 19
Onderdelen van het systeem............................................................................................................... 21
Overzicht van de meter.......................................................................................................................... 22
Overzicht van de codechipreader...................................................................................................... 23
Overzicht van het dockingstation ...................................................................................................... 24
Overzicht van de accessoirekit ........................................................................................................... 25
Reagentia en verbruiksmaterialen..................................................................................................... 25
Instructies voor het instellen voor gebruik ..................................................................................... 26
2 De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren 27
De meter aanzetten................................................................................................................................. 27
Instellen van de display.................................................................................................................. 28
Instellen van de display van meters met oudere hardware ............................................. 28
Activeren/deactiveren van de WLAN-kaart ........................................................................... 29
Startprocedure afsluiten................................................................................................................ 30
Invoeren van de gebruikersidentificatie .......................................................................................... 30
Invoeren van een gebruikersidentificatie met de barcodescanner............................... 31
Handmatig invoeren van de gebruikersidentificatie........................................................... 32
Invoeren van een wachtwoord.................................................................................................... 32
6
3 Glucosebepalingen van patiëntenmonsters 33
Informatie over bloedglucosemetingen ........................................................................................... 33
Voorbereiden van een meting ..................................................................................................... 33
Uitvoeren van een glucosebepaling van een patiëntenmonster............................................ 34
Overzicht van de testprocedure.................................................................................................. 34
Invoeren of selecteren van de patiëntenidentificatie.......................................................... 34
Handmatig invoeren van de patiëntenidentificatie.............................................................. 36
Selectie van de patiëntenidentificatie uit een lijst ............................................................... 37
Invoeren van een patiëntenidentificatie met de barcodescanner ................................. 38
Het charge(lot)nummer van de teststrip bevestigen of selecteren............................... 39
Teststrip in de meter plaatsen..................................................................................................... 40
Opzuigen van een bloedmonster ............................................................................................... 41
Weergave van het resultaat.......................................................................................................... 42
Opmerkingen toevoegen............................................................................................................... 45
4 Glucosebepalingen van controlematerialen 47
Informatie over metingen van glucosecontrolematerialen....................................................... 47
Intervallen tussen metingen van glucosecontrolematerialen.......................................... 48
Bij meting van glucosecontrolematerialen opgeslagen informatie............................... 49
Controleoplossingen ....................................................................................................................... 49
Voorbereidingen voor het uitvoeren van een meting van een
glucosecontrolemateriaal.............................................................................................................. 49
Uitvoeren van metingen van glucosecontrolematerialen.......................................................... 50
Overzicht van de testprocedure.................................................................................................. 50
Starten van een meting van glucosecontrolematerialen................................................... 51
Het charge(lot)nummer van de controleoplossing bevestigen of selecteren ........... 52
Het charge(lot)nummer van de teststrip bevestigen of selecteren............................... 53
Teststrip in de meter plaatsen..................................................................................................... 54
Controleoplossing opzuigen......................................................................................................... 55
Weergave van het resultaat.......................................................................................................... 56
Uitvoeren van een CITO-test........................................................................................................ 57
5 Resultaten bekijken 59
Weergave van opgeslagen meetresultaten .................................................................................... 59
In gegevensbestanden voor meetresultaten opgeslagen informatie............................ 59
Weergave van in het geheugen opgeslagen meetresultaten.......................................... 59
6 Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en
lineariteitstestoplossingen in de meter 61
Opslaan van informatie over teststrips............................................................................................. 61
Overdracht van informatie van de codechip naar de meter ............................................ 62
Wijzigen van gegevens van de teststrips ................................................................................ 64
Opslaan van informatie over controleoplossingen ...................................................................... 67
Invoeren van het charge(lot)nummer van de controleoplossing ................................... 67
Selecteren van een opgeslagen charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer.......................................................................................................................... 70
Opslaan van informatie over lineariteitstesten.............................................................................. 72
Invoeren van het charge(lot)nummer van de lineariteitstestkit...................................... 72
Selecteren van een opgeslagen charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer.......................................................................................................................... 74
7
7 Lineariteitstesten 77
Informatie over lineariteitstesten........................................................................................................ 77
Intervallen tussen lineariteitstesten........................................................................................... 77
Bij lineariteitstesten opgeslagen informatie........................................................................... 78
Testkit voor de bepaling van de lineariteit.............................................................................. 78
Voorbereidingen voor het uitvoeren van een lineariteitstest........................................... 78
Uitvoeren van een lineariteitstest....................................................................................................... 79
Overzicht van de testprocedure.................................................................................................. 79
Starten van een meting van een lineariteitstest ................................................................... 79
Het charge(lot)nummer van de lineariteitstestkit bevestigen of selecteren.............. 80
Het charge(lot)nummer van de teststrip bevestigen of selecteren............................... 80
Teststrip in de meter plaatsen..................................................................................................... 81
Lineariteitstestmonster opzuigen............................................................................................... 82
Weergave van het resultaat.......................................................................................................... 83
8 Ringonderzoeken 85
Informatie over metingen voor ringonderzoeken......................................................................... 85
Bij metingen voor ringonderzoeken opgeslagen informatie............................................ 86
Voorbereidingen voor het uitvoeren van een meting voor een ringonderzoek........ 86
Uitvoeren van een meting voor een ringonderzoek.................................................................... 87
Overzicht van de testprocedure.................................................................................................. 87
Starten van een meting voor een ringonderzoek................................................................. 87
Invoeren van de monsteridentificatie van het ringonderzoekmonster ........................ 88
Het charge(lot)nummer van de teststrip bevestigen of selecteren............................... 88
Teststrip in de meter plaatsen..................................................................................................... 89
Opzuigen van een ringonderzoekmonster ............................................................................. 90
Weergave van het resultaat.......................................................................................................... 91
9 Eerste ingebruikname 93
Aansluiten van het dockingstation.................................................................................................... 93
Plaatsen of vervangen van het battery pack.................................................................................. 94
Verwijderen van het battery pack.............................................................................................. 95
Plaatsen van het battery pack..................................................................................................... 96
De meter op het dockingstation plaatsen ...................................................................................... 99
Meter instellen voor gebruik............................................................................................................. 101
Menuoverzicht................................................................................................................................ 102
Openen van het Menu Instellen...................................................................................................... 105
Datum- en tijdweergave..................................................................................................................... 106
Opties voor displayweergave en optionele testen.................................................................... 107
Opties voor teststrips........................................................................................................................... 108
Opties voor metingen van glucosecontrolematerialen ........................................................... 110
Grenswaarden van de (normaal-, kritisch- en meet) bereiken ........................................... 111
Opties voor het invoeren van gebruikersidentificaties............................................................ 112
Opties voor patiëntenidentificatie................................................................................................... 113
Een instelwachtwoord aanmaken................................................................................................... 114
Datum en tijd instellen........................................................................................................................ 115
Opties voor het akoestische signaal .............................................................................................. 116
Weergave van de systeemcontrole................................................................................................. 117
Een Download-blokkering deblokkeren....................................................................................... 118
8
10 Onderhoud en verzorging 119
Bewaar- en verzendcondities ........................................................................................................... 119
Algemene condities voor gebruik ........................................................................................... 119
Bewaring........................................................................................................................................... 120
Reiniging................................................................................................................................................... 120
Reinigingsmiddelen...................................................................................................................... 120
Reiniging van de meter............................................................................................................... 121
Reiniging van het venster van de barcodescanner.......................................................... 121
Reiniging van het dockingstation............................................................................................ 122
Reiniging van de accessoirekit ................................................................................................ 123
Ontsmetten .............................................................................................................................................. 124
Ontsmetten van de meter........................................................................................................... 125
Ontsmetten van het dockingstation ....................................................................................... 127
Ontsmetten van de accessoirekit............................................................................................ 128
Onderhoudswerkzaamheden registreren .................................................................................... 129
11 Oplossen van problemen 131
Fouten en ongebruikelijke werking zonder foutmeldingen .......................................... 131
Foutmeldingen................................................................................................................................ 134
Resetten van de meter ................................................................................................................ 136
12 Algemene productinformatie 137
Technische gegevens ......................................................................................................................... 137
Aanvullende informatie....................................................................................................................... 139
Bestelinformatie ............................................................................................................................ 139
Accu-Chek Inform II Handleiding en Beknopte gebruiksaanwijzing ........................ 139
Reagentia en oplossingen.......................................................................................................... 139
Informatie over softwarelicenties ............................................................................................ 140
Contactgegevens van Roche .................................................................................................... 140
A Appendix 141
Tabel met opties voor de configuratie........................................................................................... 141
Voorbeelden van barcodesystemen............................................................................................... 150
B Appendix 151
Optie: Draadloos netwerk (WLAN)................................................................................................. 151
Toepassingsgebied....................................................................................................................... 151
Mogelijkheden van draadloze aansluiting........................................................................... 151
Trefwoordenregister 153
Inleiding
9
1 Inleiding
Voor de eerste ingebruikname
Toepassing Het Accu-Chek
®
Inform II-systeem is bedoeld voor in
vitro diagnostisch gebruik voor de kwantitatieve bepaling
van bloedglucose in monsters veneus-, capillair-, arteri-
eel- of neonataal volbloed. Het systeem is bedoeld voor
gebruik door medische beroepsbeoefenaren. Het
systeem meet bloedglucose en beheert automatisch de
bestanden van bloedglucose- en glucosecontrolemetin-
gen. Medische beroepsbeoefenaren kunnen het systeem
aan het bed van de patiënt gebruiken, waardoor zorg van
hoge kwaliteit kan worden verleend.
Belangrijke informatie met
betrekking tot het gebruik
Lees deze handleiding en de bijsluiters van alle relevante
verbruiksmaterialen zorgvuldig door, voordat de meter
voor het eerst wordt gebruikt voor het uitvoeren van een
meting.
U moet het Accu-Chek Inform II-systeem voor de eerste
ingebruikname naar uw eigen wensen configureren.
U kunt het systeem of direct op de meter of door gebruik
te maken van een geschikt gegevensbeheersysteem con-
figureren. Raadpleeg hoofdstuk 9 ”Meter instellen voor
gebruik” voor configuratie op de meter. Raadpleeg
Appendix A voor configuratie door middel van een
gegevensbeheersysteem.
Lees voor de eerste ingebruikname van het systeem eerst
de paragraaf ”Informatie met betrekking tot veiligheid en
overige informatie” in dit hoofdstuk goed door.
Inleiding
10
Als u hulp nodig heeft Informatie over het gebruik van het systeem, de op de
display weergegeven menu’s en het uitvoeren van een
meting vindt u in deze handleiding.
De op de display weergegeven foutmeldingen bevatten
informatie of instructies voor het verhelpen van de fout.
Voor alle vragen over het Accu-Chek Inform II-systeem,
die niet in deze handleiding worden beantwoord, kunt
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche (zie hoofdstuk 12). Om de problemen zo snel
mogelijk op te kunnen lossen, verzoeken wij u om uw
Accu-Chek Inform II-meter, het serienummer hiervan,
deze handleiding en alle bijbehorende verbruiksmate-
rialen bij de hand te houden, als u contact met ons
opneemt. Als u vermoedt, dat een communicatiefout
niet aan de meter ligt, verzoeken wij u, om onze afdeling
Customer Service behulpzaam te zijn bij het oplossen van
de problemen, ook het serienummer van uw Accu-Chek
Inform II-dockingstation bij de hand houden.
Opmerking over het gebruik
van ”dockingstation” in deze
handleiding.
Opmerking over de afbeeldingen
in deze handleiding
Tenzij anders is aangegeven, heeft de term ”docking-
station” zowel betrekking op het Accu-Chek Inform II-
dockingstation als op het Accu-Chek Inform II-
dockingstation Light.
In de afbeeldingen in deze handleiding worden twee ver-
schillende soorten handen weergegeven:
Hand zonder handschoen Hand met handschoen
Een tussen de afbeeldingen van displayweergaven
weergegeven pijl met streepjes geeft aan, dat in deze
afbeeldingen sommige displayweergaven weg zijn
gelaten.
Inleiding
11
Mogelijkheden van het systeem Het Accu-Chek Inform II-systeem beschikt over de
volgende functies en eigenschappen:
Uitvoeren van bloedglucosemetingen van patiën-
tenmonsters en van glucosecontrolemetingen met
controleoplossing.
Automatisch alle voor het gebruik relevante
gegevens vastleggen, zoals:
Tijd en datum van de meting
Identificatienummers van gebruikers, patiënten
en monsters
Informatie over controleoplossingen, teststrips en
lineariteit
Meetresultaten en opmerkingen
Ten behoeve van de kwaliteitsborging kan informa-
tie over de volgende onderwerpen worden verza-
meld, opgeslagen en overgedragen:
Meters
Teststrips
Glucosecontroleoplossingen
Lineariteitstestoplossingen
Meetresultaten
Inleiding
12
Informatie met betrekking tot veiligheid en overige informatie
In deze paragraaf wordt uitgelegd, hoe meldingen met
betrekking tot veiligheid en informatie over de juiste
omgang met het systeem in de handleiding van het
Accu-Chek Inform II-systeem worden weergegeven.
Lees deze delen van de tekst zorgvuldig door, a.u.b.
Het symbool voor veiligheidswaarschuwingen alleen
(zonder alarmerende tekst) wordt gebruikt om de
aandacht te vestigen op gevaren van algemene aard of
om de lezer te wijzen op de bijbehorende veiligheids-
informatie.
WAARSCHUWING
Geeft een gevaarlijke situatie aan, die, indien deze niet
wordt vermeden, zou kunnen leiden tot de dood of
ernstige verwondingen.
VOORZICHTIG!
Geeft een gevaarlijke situatie aan, die, indien deze niet
wordt vermeden, zou kunnen leiden tot lichte of middel-
zware verwondingen.
LET OP!
Geeft een gevaarlijke situatie aan, die, indien deze niet
wordt vermeden, zou kunnen leiden tot schade aan het
systeem.
Belangrijke informatie, die geen betrekking heeft op
de veiligheid, wordt tegen een gekleurde achtergrond
(zonder symbool) weergegeven. Hier vindt u aanvul-
lende informatie over het juiste gebruik van de meter
of nuttige tips.
Inleiding
13
Belangrijke informatie met
betrekking tot veiligheid
Weggooien van het systeem
Kwalificaties van de gebruiker
Het Accu-Chek Inform II-systeem dient uitsluitend te
worden bediend door hiervoor opgeleide medische
beroepsbeoefenaren. De gebruikers moeten daarnaast
met succes een opleiding voor de bediening, de kwali-
teitscontrole en het onderhoud van het Accu-Chek
Inform II-systeem hebben gevolgd.
WAARSCHUWING
Bescherming tegen infecties
Er bestaat een potentieel infectiegevaar. Medische
beroepsbeoefenaren, die met het Accu-Chek Inform II-
systeem metingen bij meerdere patiënten uitvoeren,
moeten er rekening mee houden, dat alle voorwerpen,
die met humaan bloed in contact kunnen komen, als
potentieel infectieuze materialen moeten worden
beschouwd.
Gebruik handschoenen.
Gebruik voor iedere patiënt een nieuw lancet / een
aparte prikpen.
Gooi de gebruikte lancetten weg in een naalden-
container.
Gooi teststrips, die zijn gebruikt voor metingen van
patiëntenmonsters of voor ringonderzoeken, weg
conform de binnen uw laboratorium of instelling gel-
dende richtlijnen voor het omgaan met potentieel
infectieuze materialen.
Volg daarnaast alle overige, binnen uw laboratorium
of instelling geldende voorschriften m.b.t. hygiëne en
veiligheid zorgvuldig op.
WAARSCHUWING
Infectiegevaar door een potentieel met infectieus
materiaal gecontamineerd apparaat
Het Accu-Chek Inform II-systeem of onderdelen hiervan
dient als potentieel infectieus (afval)materiaal te worden
behandeld. Daarom is decontaminatie (een combinatie
van processen als reiniging, ontsmetting en/of sterilisa-
tie) voor hergebruik, recycling of afvalverwijdering nood-
zakelijk.
Het systeem of onderdelen hiervan dienen conform de
hiervoor geldende lokale voorschriften te worden weg-
gegooid of naar Roche te worden teruggestuurd. Voor
meer informatie kunt u contact opnemen met de lokale
vertegenwoordiging van Roche.
Inleiding
14
Productveiligheid Om de veiligheid van het product te waarborgen,
dient met de volgende informatie rekening te worden
gehouden:
Het systeem is geschikt voor continu gebruik.
Algemeen onderhoud
Accessoirekit
Meter Het systeem wordt, tenzij dit anders is geconfigu-
reerd, na 10 minuten niet te zijn gebruikt (d.w.z.
geen invoer via het touchscreen) automatisch uit-
geschakeld.
Gooi de meter weg conform de geldende wetge-
ving en voorschriften. Zie ”Weggooien van het
systeem”op pagina 13.
LET OP!
Het systeem is niet beschermd tegen de schadelijke
werking van binnendringende vloeistoffen (classificatie
IP X0 conform IEC 60529).
LET OP!
Reinig het systeem alleen met de aanbevolen oplos-
singen. Het gebruik van andere oplossingen kan leiden
tot een onjuiste werking en zelfs tot uitvallen van het
systeem. Zorg ervoor, dat de meter en het dockingstation
na het reinigen of ontsmetten goed droog zijn.
LET OP!
De accessoirekit kan tijdens het vervoer gewoon aan het
handvat worden vastgehouden. Als de accessoirekit valt
of ergens tegenaan stoot, kan deze beschadigd raken.
Inleiding
15
Battery Pack De meter is voorzien van een oplaadbare batterijeenheid
(battery pack), die wordt opgeladen, zodra de meter op
een actief dockingstation (d.w.z. een dockingstation, dat
is aangesloten op de stroomvoorziening) wordt geplaatst.
Neem de volgende algemene veiligheidsinstructies voor
het omgaan met batterijen in acht:
Bewaar het battery pack in de originele verpakking
van de fabrikant en gebruik deze ook als u het
battery pack weggooit.
Zet de meter altijd uit, voordat u het battery pack
verwijdert.
Als de waarschuwing Batterij bijna leeg op de
display wordt weergegeven, moet de meter zo
spoedig mogelijk op het dockingstation worden
geplaatst om het battery pack weer op te laden.
De waarschuwing Batterij praktisch leeg geeft aan,
dat de meter onmiddellijk op het dockingstation
moet worden geplaatst om het battery pack weer
op te laden.
LET OP!
Gebruik uitsluitend het speciaal ontwikkelde battery
pack, dat door Roche Diagnostics wordt geleverd. Het
systeem kan beschadigd raken bij gebruik van een ander
type batterij.
Gooi het battery pack niet weg met het gewone huisvuil.
Als onderdeel van het Accu-Chek Inform II-systeem
moet het als potentieel infectieus materiaal worden
beschouwd en als zodanig worden behandeld. Zie
”Weggooien van het systeem” op pagina 13.
Om verlies van gegevens te voorkomen, moeten de
gegevens worden opgeslagen of van de meter
worden gedownload, voordat het battery pack wordt
vervangen (zie hoofdstuk 9).
Inleiding
16
Touchscreen
Laserscanner Als de ingebouwde barcodescanner wordt geactiveerd,
zendt deze een laserstraal uit.
De ingebouwde barcodescanner is een laser van klasse
1, conform IEC 60825-1/A2:2001.
Draadloze netwerkaansluiting
(WLAN-kaart)
De optionele WLAN-kaart voor een draadloze netwerk-
aansluiting maakt het mogelijk om met de meter
gegevens (meetresultaten, patiëntenidentificaties,
gebruikersidentificaties, enz.) naar het gegevensbeheer-
systeem te verzenden zonder de meter op het docking-
station te moeten plaatsen. De meter voldoet aan norm
IEEE 802.11g voor draadloze lokale netwerken (Wireless
Local Area Network (WLAN)).
Deze functie moet door de systeembeheerder worden
geconfigureerd. Neem de richtlijnen van uw instelling of
laboratorium met betrekking tot het gebruik van draad-
loze lokale netwerkaansluitingen zorgvuldig in acht. Voor
informatie over het tijdelijk inschakelen of uitschakelen
van deze functie, zie pagina 29.
LET OP!
Gebruik alleen uw vinger om de onderdelen op de
display aan te raken. Het gebruik van een scherp
voorwerp (zoals de punt van een pen) kan het
touchscreen beschadigen.
Gebruik het systeem niet in direct zonlicht. Direct
zonlicht kan de levensduur en werking van de dis-
play negatief beïnvloeden en de kwaliteit van de
teststrips aantasten.
WAARSCHUWING
De laserscanner kan ook zonder barcode worden geacti-
veerd. Kijk nooit direct in de laserstraal.
Inleiding
17
Informatie over blootstelling aan
radiofrequentiestraling
Er gelden geen beperkingen voor het gebruik voor meters
zonder WLAN-kaart of voor meters met een WLAN-kaart,
die niet op het dockingstation zijn geplaatst.
Deze apparatuur voldoet aan de eisen van de FCC met
betrekking tot de grenswaarden van blootstelling aan
straling, zoals deze zijn vastgesteld voor een niet-gecon-
troleerde omgeving. Bij plaatsing en gebruik van deze
apparatuur dient een minimum afstand van 20 cm tussen
het straling uitzendende gedeelte en uw lichaam te
worden aangehouden.
Het zendgedeelte dient niet naast een antenne of een
andere zender te worden geplaatst of in combinatie
hiermee te worden gebruikt.
Door wijzigingen of modificaties aan de apparatuur aan
te brengen, die niet nadrukkelijk door Roche Diagnostics
zijn goedgekeurd, kan de goedkeuring van de FCC voor
het gebruik van deze apparatuur komen te vervallen.
Verklarende woordenlijst:
”FCC” staat voor ”Federal Communications
Commission” (USA), de Amerikaanse overheids-
instantie voor communicatieregelgeving.
”RSS”staat voor ”Radio Standards Specification”
(Canada).
Opmerking: De onderstaande tabel geeft een over-
zicht van de klassificaties voor elektromagnetische
compatibiliteit (EMC, elektromagnetische compatibili-
teit, conform CISPR 11) voor de verschillende combi-
naties van onderdelen van het Accu-Chek Inform II-
systeem. Raadpleeg de verklarende teksten onder de
tabel voor meer informatie over deze klassificaties.
Klassificatie conform CISPR 11 Meter met WLAN, op
dockingstation, serie-
nummer < UU11030000
Meter met WLAN, op
dockingstation, serie-
nummer UU11030000
Accu-Chek Inform II-dockingstation,
serienummer < UU41030000 en d.m.v. een
kabel verbonden met een netwerk / PC
Klasse A Niet toegestaan
Accu-Chek Inform II-dockingstation,
serienummer UU41030000
Klasse B Klasse B
Opmerking: De onderstaande Klassificatie B is van
toepassing op alle hardwarecombinaties met uitzon-
dering van de combinaties beschreven op pagina 19.
Inleiding
18
Deze apparatuur voldoet aan de eisen van Part 15 van
de FCC Rules en van RSS-210 van Industry Canada. Het
gebruik ervan is onderworpen aan de volgende twee
voorwaarden:
(1) deze apparatuur mag geen schadelijke storingen
veroorzaken
en
(2) deze apparatuur moet bestand zijn tegen storingen
van buitenaf, met inbegrip van storingen, die een onge-
wenste werking van de apparatuur kunnen veroorzaken.
Het Accu-Chek Inform II-systeem voldoet aan de eisen
m.b.t. elektromagnetische straling en storingsgevoelig-
heid, zoals beschreven in IEC 61326-2-6:2006. Het is
ontworpen en getest conform CISPR 11 Klasse B.
Overeenkomstig Part 15 van de FCC Rules is deze appa-
ratuur getest en lagen de resultaten binnen de grens-
waarden voor een digitaal apparaat van klasse B. Deze
grenswaarden zijn zodanig gekozen, dat er bij installatie
in een woonhuis een behoorlijke bescherming tegen
schadelijke storingen wordt geboden. Deze apparatuur
produceert, gebruikt en straalt radiofrequentie-energie
uit en kan, als het niet volgens de instructies is geïnstal-
leerd en wordt gebruikt, ernstige storingen van de radio-
communicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden
gegarandeerd, dat er bij een bepaalde installatie geen
storingen zullen optreden. Als deze apparatuur de ont-
vangst van radio of televisie stoort, hetgeen kan worden
vastgesteld door de apparatuur uit en aan te zetten, kan
de gebruiker proberen om de storing op te lossen door
een of meerdere van de volgende maatregelen te treffen:
Stel de ontvangende antenne anders in of verplaats
deze.
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de
ontvanger.
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact, dat is
aangesloten op een ander elektrisch circuit, dan
dat waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg uw leverancier of een deskundige radio/
tv-monteur.
Dit digitale apparaat van klasse B voldoet aan de eisen
van de Canadese norm ICES-003.
Inleiding
19
Aanwijzing voor systemen met
oudere hardware
Het Accu-Chek Inform II-systeem voldoet aan de eisen
m.b.t. elektromagnetische straling en storingsgevoelig-
heid, zoals beschreven in IEC 61326-2-6:2006. Het is ont-
worpen en getest conform CISPR 11 Klasse A. In een
huiselijke omgeving kan het storing van de radiocommu-
nicatie veroorzaken, in welk geval u maatregelen moet
nemen om de storing te verminderen. De elektromagne-
tische omgeving, waarin u het Accu-Chek Inform II-
systeem wilt gaan gebruiken, dient voor gebruik van het
systeem zorgvuldig te worden onderzocht.
WAARSCHUWING
Mogelijkheid van elektromagnetische storingen
Onder bepaalde omstandigheden kan een bepaalde
combinatie van apparatuur elektromagnetische straling
van een dermate hoge energie afgeven, dat het correct
functioneren van andere elektronische- of medische
apparatuur hierdoor beïnvloed wordt. Hierdoor is het niet
toegestaan om een Accu-Chek Inform II-meter met een
serienummer UU11030000 of hoger, die is voorzien van
een WLAN-kaart, op een Accu-Chek Inform II-docking-
station met een serienummer lager dan UU41030000 te
plaatsen, als dit Accu-Chek Inform II-dockingstation
d.m.v. een kabel, hetzij direct of via een PC, met een
netwerk verbonden is.
Opmerking: De onderstaande klassificatie is van toe-
passing op Accu-Chek Inform II-meters (met WLAN-
kaart) met een serienummer lager dan UU11030000,
die op een Accu-Chek Inform II-dockingstation met
een serienummer lager dan UU41030000 worden
geplaatst, als dit Accu-Chek Inform II-dockingstation
d.m.v. een kabel, hetzij direct of via een PC, met een
netwerk verbonden is.
Inleiding
20
Overeenkomstig Part 15 van de FCC Rules is deze appa-
ratuur getest en lagen de resultaten binnen de grens-
waarden voor een digitaal apparaat van klasse A. Deze
grenswaarden zijn zodanig gekozen, dat er bij gebruik
van de apparatuur in een commerciële omgeving een
behoorlijke bescherming tegen schadelijke storingen
wordt geboden. Deze apparatuur produceert, gebruikt en
straalt radiofrequentie-energie uit en kan, als het niet vol-
gens de instructies in de handleiding is geïnstalleerd en
wordt gebruikt, ernstige storingen van de radiocommuni-
catie veroorzaken. Gebruik van deze apparatuur in een
woongebied zal waarschijnlijk schadelijke storing veroor-
zaken, in welk geval de gebruiker op eigen kosten maat-
regelen dient te nemen om de storing op te heffen.
Dit digitale apparaat van klasse A voldoet aan de eisen
van de Canadese norm ICES-003.
Inleiding
21
Onderdelen van het systeem
Het Accu-Chek Inform II-systeem omvat de volgende
onderdelen en accessoires:
A Meter
B Codechipreader
C Dockingstation met netspanningadapter
D Accessoirekit (hier getoond met verbruiksmateria-
len, die echter niet bij de levering zijn inbegrepen)
Het systeem kan op twee verschillende manieren worden
geconfigureerd:
1 Configuratie door middel van de functie Instellen
op de meter (zie hoofdstuk 9)
2 Configuratie door middel van een gegevensbeheer-
systeem.
Opmerking: Niet alle opties kunnen op de meter zelf met
de functie Instellen worden geconfigureerd.
De meter vervult de volgende taken binnen het systeem:
Dient d.m.v. het touchscreen en de Aan/Uit-toets
als primaire gebruikersinterface.
Uitvoeren van glucosemetingen.
Scannen van barcodes
1
(charge (lot) nummers
van teststrips, controles, patiënten- en gebruikers-
identificaties) van diverse ondersteunde barcode-
systemen.
Weergave van de meetresultaten van bepalingen
van patiëntenmonsters en controlematerialen.
Via draadloze communicatie (WLAN, optioneel) of
het Accu-Chek Inform II-dockingstation (LAN)
opgeslagen gegevens overdragen naar het
gegevensbeheersysteem.
1. Het is mogelijk, dat flacons teststrips/controle-
oplossingen niet in alle landen met barcodes
verkrijgbaar zijn.
A
B
C
D
Inleiding
22
Overzicht van de meter
De meter bevat de volgende onderdelen:
1 Uitsparing voor de teststrip
Voor het invoeren van de teststrip in de meter.
2 Touchscreen
(display, gevoelig voor aanraking)
Door middel van dit touchscreen kunt u metingen
van patiëntenmonsters en controlematerialen uit-
voeren en resultaten bekijken. Om een van deze
functies te selecteren, moet u op de betreffende
knop op het touchscreen drukken.
3 Aan/Uit-toets
Druk op deze toets om de meter aan of uit te zetten.
4 Barcodescanner (laser)
M.b.v. de geïntegreerde barcodescanner kunnen
gebruikers- en patiëntenidentificatienummers
worden ingelezen.
5 Etiket van de WLAN-kaart
Op dit etiket worden de registratienummers, die
specifiek zijn voor de in de meter gebruikte WLAN-
kaart, weergegeven.
6 Battery pack (oplaadbare batterijeenheid)
Zorgt voor de energievoorziening van de meter.
7 Reset-toets
Deze toets wordt gebruikt om de meter te resetten;
de instellingen worden hierbij niet gewijzigd.
8 Contacten voor het opladen
Deze contacten dienen voor het opladen van de
batterijeenheid, als de meter op het dockingstation
is geplaatst.
9 Infrarood-interface
Maakt gegevensoverdracht met de codechipreader
en het dockingstation mogelijk.
10 Deksel voor de WLAN-kaart
Als de meter met deze optie is uitgerust, bevindt de
WLAN-kaart voor het draadloze netwerk (WLAN)
zich achter deze deksel.
1
2
3
4
6
9
8
7
10
5
Inleiding
23
Overzicht van de codechipreader
De flacons teststrips bevatten een codechip. Deze code-
chip wordt door de codechipreader afgelezen en de
gegevens ervan worden doorgezonden naar de meter.
Voor aanvullende informatie over de codechipreader,
zie hoofdstuk 6.
De codechipreader bevat de volgende onderdelen:
11 Codechip-uitsparing
12 LED voor weergave van de status
13 Infraroodvenster voor overdracht van het code-
bestand naar de meter
Vervang geen codechips, als de LED van de code-
chipreader nog knippert. Als de LED van de code-
chipreader nog knippert, zal de codechipreader het
eerder geladen codebestand blijven downloaden en
het codebestand van de zojuist geplaatste codechip
negeren. Er kan een foutmelding op de meter worden
weergegeven.
11
12
13
Inleiding
24
Overzicht van het dockingstation
Om flexibel te kunnen voorzien in de behoeften van de
gebruiker, zijn er twee versies van het dockingstation
beschikibaar.
Het Accu-Chek Inform II-dockingstation
Het Accu-Chek Inform II-dockingstation Light
Beide versies van het dockingstation kunnen:
het battery pack (batterijeenheid) van de meter
opladen.
Daarnaast ondersteunt het Accu-Chek Inform II-
dockingstation ook:
de communicatie met een gegevensbeheersy-
steem.
de communicatie met een computer.
Beide versies van het dockingstation bevatten de volgende
onderdelen:
14 Contacten voor het opladen
15 Infraroodvenster voor communicatie met de meter
16 Status-LED (brandt als de stroomvoorziening is
aangesloten):
Rood verlicht: de stroomvoorziening is aangesloten,
de toepassing wordt opgestart (geldt alleen voor
het Accu-Chek Inform II-dockingstation)
Groen verlicht: Gereed
Rood knipperend: Fout
Blauw verlicht: Configuratiemodus (geldt alleen
voor het Accu-Chek Inform II-dockingstation)
17 Bus voor het aansluiten van de bijgeleverde net-
spanningadapter
18 Verwijderbare houder voor wandbevestiging
Daarnaast bevat het Accu-Chek Inform II-dockingstation
de volgende onderdelen:
19 Netwerkaansluiting — LAN, ethernet (RJ45)
20 USB-aansluiting
15
14
16
18
19 20 17
16
Inleiding
25
De elektrische aansluitingen bevinden zich aan de ach-
terkant van het dockingstation (om dit beter zichtbaar te
maken, is de verwijderbare houder voor wandbevestiging
transparant weergegeven).
Voor instructies voor het aansluiten van het docking-
station, zie hoofdstuk 9.
Overzicht van de accessoirekit
In de accessoirekit kunnen verbruiksmaterialen, die op de
plaats van verzorging (point of care) benodigd zijn voor
het uitvoeren van bloedglucosemetingen, worden opge-
borgen en vervoerd.
Reagentia en verbruiksmaterialen
Voor het uitvoeren van metingen van patiëntenmonsters
en van glucosecontrolematerialen zijn de volgende rea-
gentia nodig:
Accu-Chek Performa- of Accu-Chek Inform II-test-
strips
Accu-Chek Performa Control-oplossingen
Accu-Chek Lineariteitstest Kit (indien dit door de
richtlijnen van uw instelling of laboratorium vereist
wordt)
Overige verbruiksmaterialen, zoals bloedafnamemateria-
len, dienen door uw laboratorium of instelling te worden
geleverd. Volg de geldende voorschriften en veiligheids-
richtlijnen voor het afnemen van en het werken met
bloedmonsters zorgvuldig op.
Inleiding
26
Instructies voor het instellen voor gebruik
De meter moet voor de eerste ingebruikname worden
geconfigureerd. Bij het instellen worden de volgende
parameters geconfigureerd:
Datum- en tijdweergave
Invoermodus voor patiëntenidentificatie
Invoermodus voor gebruikersidentificatie
Glucosecontroles: type en tijdschema
Displayweergave van het resultaat van de glucose-
controlemeting
Opmerkingen, die na een meting kunnen worden
ingevoerd
Instellingen voor gegevensoverdracht
Deze instellingen kunnen in beperkte mate direct in het
Menu Instellen van de meter worden ingevoerd. Voor
meer informatie over de configuratie door middel van het
Menu Instellen, kunt u zowel hoofdstuk 9 als Appendix A
raadplegen. Naast deze instelmogelijkheid kan de meter
ook door middel van een gegevensbeheersysteem
worden geconfigureerd. Geschikte gegevensbeheer-
systemen beschikken over veel meer mogelijkheden voor
configuratie van de meter dan de instelfunctie op de
meter.
Voor informatie over het gebruik van gegevensbeheer-
systemen kunt u contact opnemen met de lokale
vertegenwoordiging van Roche (zie hoofdstuk 12).
Om binnen een instelling of laboratorium standaardi-
satie van de configuratie te waarborgen, kan het
Menu Instellen op de meter worden uitgeschakeld.
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
27
2 De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie
invoeren
De meter aanzetten
1 Druk kort op de Aan/Uit-toets . De meter is nu
ingeschakeld.
2 Het scherm Start verschijnt.
3 Controleer of de datum (linksonder) en de tijd
(rechtsboven) correct in het scherm Start worden
weergegeven. Raadpleeg de aanwijzingen in
hoofdstuk 9 indien het noodzakelijk is om deze
instellingen aan te passen.
Het batterijsymbool geeft de actuele ladings-
toestand van het battery pack aan.
Een volledig gevuld symbool geeft aan, dat
het battery pack volledig geladen is, terwijl een
gedeeeltelijk geladen battery pack wordt weer-
gegeven door een gedeeltelijk gevuld batterij-
symbool .
Als er tijdens de functietesten een fout wordt vast-
gesteld, wordt de bijbehorende foutmelding op de
display weergegeven.
Als de functie QC-blokkering is ingeschakeld en
er een glucosecontrole moet worden uitgevoerd,
wordt er een dienovereenkomstige melding op de
display weergegeven.
Contrast
Start 12:48
16.03.10
Bezig met functietesten...
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
28
Instellen van de display Door gebruik te maken van de Display-opties kunt u de
parameters van de display aanpassen aan uw behoeften:
Aanpassen van het contrast van de display aan de
lichtomstandigheden van de omgeving.
Instellen van het tijdsinterval voor het activeren van
de Energiebesparende modus, waardoor het con-
trast van de display na een in te stellen tijd zonder
activiteit (b.v. het aanraken van de display) kan
worden verlaagd om energie te sparen.
1 Druk in het scherm Start op Contrast. Het scherm
Display verschijnt.
2 Druk op of om de tijdsduur tot het
activeren van de Energiebesparende modus in
te stellen.
3 Druk op of om de display lichter resp.
donkerder te maken.
4 Druk op om de instelling te bevestigen.
Instellen van de display van
meters met oudere hardware
Als de meter is ingeschakeld, kunt u de achtergrond-
verlichting op ieder willekeurig moment inschakelen of
uitschakelen door langer dan 1,5 seconden op te
drukken.
U kunt het contrast van de display aanpassen, zoals
hierboven beschreven.
De functie Energiebesparende modus is echter niet
beschikbaar.
Display 12:48
16.03.10
Lichter Donkerder
Energiebesparende modus na:
30s
De volgende beschrijving is van toepassing op meters
met een serienummer lager dan UU11030000.
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
29
Activeren/deactiveren van
de WLAN-kaart
Als de eenheid is voorzien van een WLAN-kaart, kunt u
deze functie desgewenst tijdelijk activeren of deactiveren.
De WLAN-kaart wordt de eerstvolgende keer, dat de
meter wordt aangezet, automatisch weer geactiveerd.
U kunt de WLAN-kaart dan, indien noodzakelijk, opnieuw
tijdelijk deactiveren.
Als de WLAN-kaart is geactiveerd, wordt het
symbool (WLAN gedeactiveerd) op de display
weergegeven als knop in het scherm Start.
Druk om de draadloze netwerkverbinding tijdelijk
te deactiveren in het scherm Start op (WLAN
gedeactiveerd). Het symbool verandert hierdoor
in (WLAN geactiveerd).
Druk om de draadloze netwerkverbinding tijdelijk
te activeren in het scherm Start op (WLAN
geactiveerd). Het symbool verandert hierdoor
in (WLAN gedeactiveerd).
De knop WLAN geactiveerd/WLAN gedeactiveerd geeft
altijd de actuele keuzemogelijkheid weer. De actuele
communicatiestatus wordt in alle menu’s en schermen
op de statusbalk (onderste regel) van de display weer-
gegeven.
Het symbool wordt weergegeven, als de WLAN-
kaart is geactiveerd.
Het symbool wordt weergegeven, als de laatste
communicatie met het gegevensbeheersysteem
succesvol was en conform het communicatie-
protocol is afgesloten.
Het symbool wordt weergegeven, als de laatste
poging om met het gegevensbeheersysteem te
communiceren niet succesvol was of onbedoeld
is beëindigd. Als dit symbool op de display blijft
verschijnen, moet u contact opnemen met uw
systeembeheerder. Het negeren van deze informa-
tie kan leiden tot een Download-blokkering (indien
ingesteld, zie pagina 33).
WAARSCHUWING
Als u vermoed, dat het gebruik van de WLAN-kaart
schadelijk is voor de patiënt of een negatieve invloed
heeft op andere apparaten, dient u aan de hand van de
richtlijnen van uw instelling of laboratorium een herover-
weging te maken van het gebruik van de WLAN-functie
van het Accu-Chek Inform II-systeem.
Contrast
Start 12:48
16.03.10
Contrast
Start 12:48
16.03.10
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
30
Startprocedure afsluiten Als u alle noodzakelijke wijzigingen heeft uitgevoerd,
drukt u op om naar het scherm voor het invoe-
ren van de gebruikersidentificatie te gaan of
wacht u 5 seconden, waarna de meter automatisch
naar het scherm voor het invoeren van de gebrui-
kersidentificatie gaat.
Invoeren van de gebruikersidentificatie
Of en hoe er een gebruikersidentificatie wordt ingevoerd
en of er een wachtwoord vereist is, hangt af van de confi-
guratie van het systeem. Het is bijvoorbeeld mogelijk om
de gebruikersidentificatie alleen verplicht te stellen bij het
uitvoeren van kwaliteitscontrolemetingen. In het alge-
meen kan het systeem de gebruikersidentificaties behe-
ren en controleren, maar daarnaast ook andere functies
van het invoeren van deze identificatie afhankelijk
maken.
Als er een gebruikersnaam, die bij de ingevoerde gebrui-
kers-ID hoort, op de meter beschikbaar is, wordt deze
naam in het Hoofdmenu weergegeven (in dit voorbeeld
”Maria S.”).
Er zijn een aantal keuzemogelijkheden voor het invoeren
van gebruikersidentificaties en deze zijn afhankelijk van
de configuratie van het systeem:
Uitsluitend d.m.v. de barcodescanner
Handmatige invoer of optioneel d.m.v. de barcode-
scanner
Gebruikersidentificaties kunnen uit maximaal 20 alfa-
numerieke tekens bestaan.
Alfanumerieke tekens zijn iedere combinatie van
A – Z en 0 – 9, daarnaast mogen “.” (punt) of “-”
(koppelteken) worden gebruikt. Zie ook pagina 32.
Barcodemaskering kan worden gebruikt om alle
tekens, die niet tot de gebruikersidentificatie behoren,
te verwijderen. Zie de informatie in ”Barcodemaske-
ring van gebruikers- en patiëntenidentificatie” op
pagina 149.
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Maria S.
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
31
Invoeren van een
gebruikersidentificatie met
de barcodescanner
Als het scherm voor het invoeren van de gebruikers-
identificatie (Gebruikers-ID) wordt weergegeven:
1 Druk kort op . De knop wordt tijdens het
scannen met een zwarte achtergrond weer-
gegeven.
2 Houd de meter zodanig, dat het venster van de bar-
codescanner zich circa 10–20 cm (4–8 inch) boven
de barcode, die u wilt aflezen, bevindt.
De meter geeft een akoestisch signaal, als de barcode
met succes is afgelezen. De informatie van de barcode
wordt in het veld van de gebruikersidentificatie weerge-
geven. De barcodescanner wordt na 5 seconden uitge-
schakeld, als er geen barcode wordt gescand.
123
456
789
A-O0
Gebruikers-ID 12:48
16.03.10
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
32
Handmatig invoeren van de
gebruikersidentificatie
Als het scherm voor het invoeren van de gebruikers-
identificatie (Gebruikers-ID) wordt weergegeven:
1 Druk op de letters en de cijfers om de identificatie
in te voeren.
2 Gebruik de volgende knoppen om tussen de ver-
schillende groepen tekens te wisselen:
voor de letters A t/m O
voor de letters P t/m Z
voor de cijfers 0 t/m 9
3 Druk op de backspace-knop om een onjuist
ingevoerd teken te wissen. Druk op om een
spatie in te voeren.
4 Druk op om de identificatie te bevestigen.
Als de ingevoerde gebruikersidentificatie niet geldig is
(of als de gegevens van de gebruiker niet in de meter zijn
opgeslagen), wordt er een foutmelding op de display
weergegeven. Door de melding te bevestigen kunt u de
identificatie nogmaals invoeren.
Invoeren van een wachtwoord Nadat de gebruikersidentificatie correct is ingevoerd, kan
er (indien geconfigureerd) een scherm voor het invoeren
van een wachtwoord worden weergegeven. Voer het
wachtwoord op dezelfde wijze in als hierboven beschre-
ven voor de gebruikersidentificatie.
Als alle gegevens zijn ingevoerd, verschijnt het scherm
”Hoofdmenu”.
123
456
789
A-O0
Gebruikers-ID 12:48
16.03.10
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z123
Gebruikers-ID 12:48
16.03.10
MARIA MARIA S.
PQRST
UVWXY
Z.
123 A-O
-
Gebruikers-ID 12:48
16.03.10
A-O
P-Z
123
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
33
3 Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
Informatie over bloedglucosemetingen
Voorbereiden van een meting Voordat er een meting kan worden uitgevoerd, moet aan
de volgende vereisten zijn voldaan:
De Accu-Chek Performa- of Accu-Chek Inform II-
teststrips moeten beschikbaar zijn voor gebruik.
Er moet ten minste één codebestand van teststrips
in de meter zijn opgeslagen en dit moet overeenko-
men met het charge(lot)nummer van te gebruiken
teststrips (zie hoofdstuk 6).
Er moet een gebruikersidentificatie (met wachtwoord,
indien verplicht) worden ingevoerd, als de meter
voor aanmelding (inloggen) is geconfigureerd.
De in de configuratie van het systeem gespecifi-
ceerde glucosecontrolemetingen moeten succesvol
zijn uitgevoerd, voordat er metingen van patiënten-
monsters mogen worden uitgevoerd. Informatie
over de noodzaak om glucosecontrolemetingen uit
te voeren wordt in het scherm Start weergeven.
Indien dit zo is ingesteld, bestaat de verplichting om
binnen vastgestelde tijdsintervallen opgeslagen
gegevens van de meter te downloaden naar het
gegevensbeheersysteem. Als een dergelijke gege-
vensoverdracht (hetzij via WLAN of via het plaatsen
van de meter op een dockingstation) niet binnen de
aangegeven tijd plaatsvindt, wordt de meter
geblokkeerd (Download-blokkering) en kan niet
worden gebruikt voor het uitvoeren van een meting.
Als aangegeven wordt, dat er een glucosecontrolemeting
moet worden uitgevoerd, kan er geen glucosebepaling
van een patiëntenmonster worden uitgevoerd tot de con-
troles succesvol zijn uitgevoerd. Voor noodgevallen kunnen
er CITO-testen in de meter worden geconfigureerd. Als
de omstandigheden dit vereisen, maakt deze optie het
mogelijk om, ondanks QC-blokkering of Download-blok-
kering van de meter, een beperkt aantal glucosebepalin-
gen van patiëntenmonsters uit te voeren (zie pagina 57).
Contrast
Start 12:48
16.03.10
QC nodig: onmiddelijk
Volg bij het afnemen van bloedmonsters de gel-
dende voorschriften en richtlijnen m.b.t. hygiëne
en veiligheid zorgvuldig op.
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen voor
het weggooien van potentieel infectieuze monsters
en materialen zorgvuldig op.
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
34
Uitvoeren van een glucosebepaling van een patiëntenmonster
Overzicht van de testprocedure Een glucosebepaling van een patiëntenmonster bestaat
uit de volgende stappen:
Voer de patiëntenidentificatie in. Dit kan handmatig
of door gebruik te maken van de barcodescanner.
Bevestig, dat de codechip overeenkomt met de te
gebruiken teststrips (indien geconfigureerd).
Voer de meting uit.
De volgende stappen moeten op de hierboven beschre-
ven wijze reeds zijn uitgevoerd:
1 De meter is ingeschakeld.
2 U heeft uw gebruikersidentificatie ingevoerd.
3 U heeft de aanmelding afgesloten door op te
drukken en het scherm Hoofdmenu wordt weerge-
geven.
Invoeren of selecteren van de
patiëntenidentificatie
Nadat de meter, zoals hiervoor beschreven is, is voor-
bereid, kunt u verdergaan met de stappen, die direct
betrekking hebben op de meting:
1 Druk in het scherm Hoofdmenu op Patiëntentest.
2 Voer de Patiënten-ID in of selecteer deze, zoals
beschreven op de volgende pagina's.
3 Als de functie Patiënt bevestiging is ingeschakeld,
moet u, nadat u de identificatie heeft ingevoerd of
geselecteerd, de weergegeven patiënteneninfor-
matie controleren en bevestigen.
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z 123
Patiënten-ID 12:48
16.03.10
123456789
D-503: Patiënten-ID:
123456789
Naam:
Mary-Jane Miller
Geb.datum: 03.12.56
Is dit correct?
Patiënt bevestiging
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
123
456
789
A-O0
Patiënten-ID 12:48
16.03.10
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
35
Afhankelijk van de configuratie heeft u nu drie verschil-
lende opties om de eerstvolgende meting aan een patiënt
te koppelen.
* Afhankelijk van het door u gebruikte DMS is het
mogelijk, dat deze functie niet beschikbaar is.
De functie patiëntenidentificatie kan door uw
systeembeheerder worden geconfigureerd om:
iedere combinatie van maximaal 20 alfanume-
rieke tekens, met een gespecificeerde minimale-
en maximale lengte, in te voeren.
Alfanumerieke tekens zijn iedere combinatie van
A – Z en 0 – 9, daarnaast mogen “.” (punt) of “-”
(koppelteken) worden gebruikt.
de patiëntenidentificatie d.m.v. de barcode-
scanner in te voeren.
een patiënt in een lijst te selecteren. *
De volgende opties zijn beschikbaar voor de validatie
van patiëntenidentificaties:
Handmatige invoer kan worden gevalideerd aan
de hand van een gedownloade lijst.
Bevestiging van de naam, geboortedatum en
identificatie van de patiënt kunnen verplicht
worden gesteld. *
Barcodemaskering kan worden gebruikt om alle
tekens, die niet tot de patiëntenidentificatie beho-
ren, te verwijderen. Zie de informatie in ”Barcode-
maskering van gebruikers- en
patiëntenidentificatie” op pagina 149.
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
36
Handmatig invoeren van de
patiëntenidentificatie
Gebruik het op de display weergegeven toetsenbord om
de patiëntenidentificatie in te voeren. De tekens kunnen
op dezelfde wijze worden geselecteerd als bij het invoe-
ren van een gebruikersidentificatie.
1 Druk op de letters en de cijfers om de identificatie
in te voeren
2 Gebruik de volgende knoppen om tussen de ver-
schillende groepen tekens te wisselen:
voor de letters A t/m O
voor de letters P t/m Z
voor de cijfers 0 t/m 9
3 Druk op de backspace-knop om een onjuist
ingevoerd teken te wissen.
4 Druk op om de patiëntenidentificatie te
bevestigen of
5 druk op om deze procedure te annuleren en
terug te keren naar het hoofdmenu.
Als de ingevoerde patiëntenidentificatie niet geldig is
(of als de patiënt niet in de gedownloade lijst is aange-
troffen), wordt er een foutmelding op de display weer-
gegeven. Door de melding te bevestigen kunt u de
identificatie nogmaals invoeren.
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z123
Patiënten-ID 12:48
16.03.10
A-O
P-Z
123
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
37
Selectie van de patiënten-
identificatie uit een lijst
Selecteer de patiëntenidentificatie uit een lijst*, als deze
(van het gegevensbeheersysteem) is gedownload naar de
meter.
1 Druk op of om naar boven resp. naar
beneden door de lijst te bladeren.
Als een van de knoppen niet zichtbaar is, is het begin of
het einde van de lijst bereikt.
2 Druk op het gewenste gegeven om een patiënt te
selecteren of
3 druk op om deze procedure te annuleren en
terug te keren naar het hoofdmenu.
* Afhankelijk van het door u gebruikte DMS is het moge-
lijk, dat deze functie niet beschikbaar is.
Patiënten-ID 12:48
16.03.10
Toetsenbord
ID: 2222222222
Naam: Jane Doe
ID: 3333333333
Naam: John Doe
ID: 4444444444
Naam: Jenny Doe
ID: 5555555555
Naam: James Doe
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
38
Invoeren van een
patiëntenidentificatie met
de barcodescanner
Als het scherm voor het invoeren van de patiënten-
identificatie (Patiënten-ID) wordt weergegeven:
1 Druk kort op . De knop wordt tijdens het
scannen met een zwarte achtergrond weer-
gegeven.
2 Houd de meter zodanig, dat het venster van de bar-
codescanner zich circa 10–20 cm (4–8 inch) boven
de barcode, die u wilt aflezen, bevindt.
De meter geeft een akoestisch signaal, als de barcode
met succes is afgelezen. De informatie van de barcode
wordt in het veld van de patiëntenidentificatie weerge-
geven. De barcodescanner wordt na 5 seconden uitge-
schakeld, als er geen barcode wordt gescand.
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z123
Patiënten-ID 12:48
16.03.10
Patiënten-ID 12:48
16.03.10
Toetsenbord
ID: 2222222222
Naam: Jane Doe
ID: 3333333333
Naam: John Doe
ID: 4444444444
Naam: Jenny Doe
ID: 5555555555
Naam: James Doe
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
39
Het charge(lot)nummer van
de teststrip bevestigen of
selecteren
Nadat u de patiëntenidentificatie heeft ingevoerd en
bevestigd, wordt u gevraagd het charge(lot)nummer van
de teststrips te selecteren. Vergelijk het op de display van
de meter weergegeven nummer met het nummer op het
etiket van de flacon teststrips.
1 Selecteer het charge(lot)nummer als volgt:
Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om een lijst met opgeslagen charge(lot)nummers
weer te geven. Selecteer het gewenste
charge(lot)nummer in de lijst.
Om het charge(lot)nummer van de flacon teststrips
d.m.v. de barcodescanner in te lezen, moet
u op drukken. Volg de instructies voor het
scannen van identificaties op (zie de onderstaande
opmerking).
2 Druk op om het geselecteerde of gescande
charge(lot)nummer te bevestigen.
Voor meer informatie over het opslaan van
charge(lot)nummers van teststrips, zie pagina 61.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat
handmatige bevestiging niet nodig is. Bij deze instel-
ling wordt het charge(lot)nummer alleen weergege-
ven. Andere opties zijn niet beschikbaar.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat de
charge(lot)nummers uitsluitend d.m.v. de barcode-
scanner kunnen worden ingevoerd (zie de onder-
staande opmerking).
Opmerking: Het is mogelijk, dat flacons teststrips/
controleoplossingen niet in alle landen met barcodes
verkrijgbaar zijn. In dit geval moet u of
de code van het charge(lot)nummer telkens
handmatig invoeren (aanbevolen),
een eerder ingevoerde code van het
charge(lot)nummer uit de lijst kiezen of
de meter configureren om alleen de code van het
charge(lot)nummer weer te geven (zonder beves-
tiging door de gebruiker).
Patiëntentest
16.03.10
12:48
Patiënt 123456789
Gebruik strip lotnr. 545794 ?
Strip lotnrs. 12:48
16.03.10
344789
545794
545777
344654
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
40
Teststrip in de meter plaatsen Na bevestiging van het charge(lot)nummer van de test-
strip wordt u gevraagd om de teststrip in de meter te
plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip vast met de belettering
”ACCU-CHEK” naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op de
teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor de
teststrip. De meter geeft een akoestisch signaal.
Patiëntentest 12:48
16.03.10
Patiënt 123456789
Strip lotnr. 545794
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
41
Opzuigen van een bloedmonster Als de meter de teststrip heeft gedetecteerd, wordt
u gevraagd een bloedmonster op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u bloed opzuigt.
De meter geeft opnieuw een akoestisch signaal.
2 Houd de bloeddruppel tegen de uitsparing aan
de voorkant (gele opbrengzone) van de teststrip.
Breng geen bloed op aan de bovenkant van de
teststrip.
Het bloed wordt door capillaire werking in de test-
strip gezogen. Bloed op de bovenkant van de test-
strip is niet beschikbaar voor de meting.
Zodra er voldoende bloedmonster is gedetecteerd, geeft
de meter een akoestisch signaal en wordt de meting
gestart.
Patiëntentest 12:48
16.03.10
Patiënt 123456789
Strip lotnr. 545794
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
42
Weergave van het resultaat Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt
uitgevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat
beschikbaar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch
signaal.
Als het resultaat op de display wordt weergegeven, kan
er (afhankelijk van de configuratie van het systeem)
tevens een melding of waarschuwing verschijnen, als het
resultaat de aangegeven grenswaarden heeft overschre-
den. Deze grenswaarden geven de bereiken aan, die of
overeenkomstig de richtlijnen van uw instelling of labora-
torium afzonderlijk door de systeembeheerder kunnen
worden ingesteld of overeenkomen met de (technische)
grenzen van het systeem. De karakteristieken van deze
bereiken worden op de volgende pagina verklaard.
Op het scherm met het resultaat bevindt zich een knop,
waarvan de naam afhankelijk is van het resultaat (Bereik
of Buiten … bereik). Druk op deze knop om de ingestelde
grenswaarden weer te geven.
Patiëntentest
16.03.10
12:48
Patiënt 123456789
Datum 16.03.10 12:48
150
I
Bereik
I-502:
Normaalbereik:
Kritisch bereik:
Meetbereik:
3.9-11.1 mmol/L
2.2-16.7 mmol/L
0.6-33.3 mmol/L
Patiëntentest 12:48
16.03.10
Patiënt 123456789
Strip lotnr. 545794
Patiëntentest
16.03.10
Bereik
8.3
12:48
Patiënt 123456789
Datum 16.03.10 12:48
mmol/L
Patiëntentest
16.03.10
Buiten meetbereik
RR HI
12:48
Patiënt 123456789
Datum 16.03.10 12:48
Patiëntentest
16.03.10
Buiten normaalbereik
12.2
12:48
Patiënt 123456789
Datum 16.03.10 12:48
mmol/L
Patiëntentest
16.03.10
Buiten kritisch bereik
CR LO
12:48
Patiënt 123456789
Datum 16.03.10 12:48
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
43
Het meetbereik van het systeem heeft betrekking
op het standaard van fabriekswege ingestelde
meetbereik van het systeem zelf (strips en meter)
en is het enige bereik, dat door de gebruiker niet
kan worden ingesteld. Voor de Accu-Chek Per-
forma- of Accu-Chek Inform II-teststrips is dit
bereik vastgesteld op 0,6 tot 33,3 mmol/L (10 tot
600 mg/dL). Als een resultaat buiten dit bereik ligt,
verschijnt de melding HI of LO op de display, d.w.z.
dat het resultaat niet juist kan worden gekwantifi-
ceerd.
Glucoseresultaten boven of beneden het door uw
instelling, laboratorium of lokale regelgevende
instantie vastgestelde meetbereik (Reportable
Range, RR) liggen boven het hoogste of beneden
het laagste te rapporteren numerieke resultaat.
Resultaten buiten dit bereik dienen niet te worden
gebruikt voor het nemen van beslissingen over
therapeutische maatregelen.
Bij glucoseresultaten boven of beneden het door
uw ziekenhuis of instelling vastgestelde Kritische
bereik (Critical Range, CR) dienen onmiddellijk de
door uw ziekenhuis of instelling voorgeschreven
acties te worden ondernomen.
Glucoseresultaten binnen het door uw instelling
vastgestelde Normaalbereik worden als normaal
beschouwd en hierbij hoeven geen therapeutische
maatregelen te worden genomen.
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
44
Naast de standaardweergave van het meetresultaat
kunnen de volgende meldingen worden weergegeven:
CR LO (beneden de onderste grenswaarde van het
kritische bereik, doch binnen het ingestelde meet-
bereik van te rapporteren numerieke resultaten)
CR HI (boven de bovenste grenswaarde van het
kritische bereik, doch binnen het ingestelde meet-
bereik van te rapporteren numerieke resultaten)
RR LO (beneden de onderste grenswaarde van het
ingestelde meetbereik van te rapporteren nume-
rieke resultaten (RR), doch binnen het standaard
van fabriekswege ingestelde meetbereik van het
systeem)
RR HI (boven de bovenste grenswaarde van het
ingestelde meetbereik van te rapporteren nume-
rieke resultaten (RR), doch binnen het standaard
van fabriekswege ingestelde meetbereik van het
systeem)
LO (beneden het standaard van fabriekswege
ingestelde meetbereik van het systeem)
HI (boven het standaard van fabriekswege inge-
stelde meetbereik van het systeem)
Aanwijzingen voor het toevoegen van opmerkingen vindt
u in de volgende paragraaf.
Als u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoe-
gen, drukt u op om naar het Hoofdmenu terug te
keren.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen voor het weggooien
van potentieel infectieuze monsters en materialen.
Voor meetresultaten, die buiten het kritische bereik of
meetbereik (RR) liggen, kan tijdens het instellen een
melding (met een lengte van maximaal 100 tekens)
worden geconfigureerd. Deze melding wordt dan bij
de bijbehorende meetresultaten weergegeven.
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
45
Opmerkingen toevoegen U kunt maximaal drie opmerkingen toevoegen aan een
meetresultaat. Opmerkingen kunnen bijvoorbeeld aan-
vullende informatie geven over de testomstandigheden of
over de patiënt. De meter kan zodanig worden geconfi-
gureerd, dat opmerkingen verplicht zijn. U kunt de functie
voor het toevoegen van opmerkingen direct in het
scherm met het resultaat oproepen.
Om opmerkingen toe te voegen:
1 Druk in het scherm Patiëntentest op .
2 Selecteer de gewenste, reeds gedefinieerde
opmerking in de lijst op de display (indien
geconfigureerd) of
3 druk op om uw eigen opmerking in te voeren.
Gebruik het toetsenbord (net als bij het aanmelden)
om uw opmerking in te voeren.
4 Nadat u de gewenste opmerking(en) heeft gese-
lecteerd, drukt u op om terug te keren naar de
displayweergave met het resultaat.
5 Druk op om naar het Hoofdmenu terug te
keren.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen voor het weggooien
van potentieel infectieuze monsters en materialen.
Opmerking toev. 12:48
16.03.10
Nieuw strip lotnr.
Test wordt herhaald
Afd.hoofd geïnform.
Arts geïnformeerd
Patiëntentest
16.03.10
Buiten normaalbereik
12.2
12:48
Patiënt 123456789
Datum 16.03.10 12:48
Nieuw strip lotnr.
Arts geïnformeerd
Test wordt herhaald
mmol/L
Patiëntentest
16.03.10
Buiten normaalbereik
12.2
12:48
Patiënt 123456789
Datum 16.03.10 12:48
mmol/L
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
46
Glucosebepalingen van controlematerialen
47
4 Glucosebepalingen van controlematerialen
Informatie over metingen van glucosecontrolematerialen
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de
verantwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig
op bij het uitvoeren van metingen van glucosecontrole-
materialen.
Het nauwkeurig meten van bekende glucoseniveaus
dient om te waarborgen, dat met het systeem en de toe-
gepaste bepalingstechnieken nauwkeurige resultaten
worden verkregen bij het uitvoeren van glucosemetingen
van patiëntenmonsters. Glucosecontroleoplossingen
hebben benoemde (bekende) waarden. De met deze
oplossingen verkregen resultaten dienen binnen een
bepaald toegestaan bereik te liggen (controlewaarden-
bereik) om geldige metingen van patiëntenmonsters
mogelijk te maken.
Het systeem kan zo worden geconfigureerd, dat de resul-
taten van de meting van een glucosecontrole binnen het
toegestane bereik moeten liggen, voordat er een meting
van een patiëntenmonster kan worden uitgevoerd. Dit
wordt QC-blokkering genoemd en zolang de resultaten
van de metingen van de controlematerialen niet binnen
het toegestane bereik liggen, kan het systeem geen
metingen van patiëntenmonsters en monsters voor ring-
onderzoeken uitvoeren.
Glucosebepalingen van controlematerialen
48
Intervallen tussen metingen van
glucosecontrolematerialen
De intervallen tussen de metingen van glucosecontrole-
materialen worden door uw instelling of laboratorium
vastgesteld. Deze intervallen worden ingevoerd tijdens de
configuratie van het systeem. Als een ingesteld interval is
verstreken (of bij een bepaalde gebeurtenis, zoals het
starten van een meting met een nieuwe charge(lot) test-
strips), wordt er, zowel na het aanzetten van de meter als
na het selecteren van de functie Glucosetest, een waar-
schuwing op de display weergegeven.
Metingen van glucosecontrolematerialen dienen in de
volgende gevallen te worden uitgevoerd:
Voordat de meter voor het eerst wordt gebruikt
voor de meting van patiëntenmonsters.
Tijdens door uw instelling of laboratorium vastge-
stelde periodieke metingen van glucosecontrole-
materialen.
Als een nieuwe flacon teststrips voor het eerst
wordt gebruikt.
Als een nieuwe charge (lot) teststrips voor het eerst
wordt gebruikt (en dientengevolge ook een nieuwe
code van de teststrips).
Als een flacon met teststrips open heeft gestaan.
Als er regelmatig twijfelachtige meetresultaten
worden verkregen.
Als u de goede werking van het systeem wilt con-
troleren.
Daarnaast kunnen de volgende gebeurtenissen tijdens
het instellen worden ingevoerd als reden om een meting
van een glucosecontrole uit te voeren:
Als een voorgaande controlemeting buiten het toe-
gestane controlewaardenbereik ligt.
Als de metingen van de glucosecontrolematerialen
niet op het juiste tijdstip (juiste interval) zijn uitge-
voerd.
Als aangegeven wordt, dat er een meting van een gluco-
secontrole moet worden uitgevoerd, kan er geen bloed-
glucosemeting worden uitgevoerd tot de metingen van
de controles succesvol zijn uitgevoerd. Voor noodgeval-
len kunnen er CITO-testen in de meter worden geconfi-
gureerd. Als de omstandigheden dit vereisen, maakt deze
optie het mogelijk om, ondanks QC-blokkering van de
meter, een beperkt aantal bloedglucosemetingen uit te
voeren (zie pagina 57).
Contrast
Start 12:48
16.03.10
QC nodig: onmiddelijk
Glucosebepalingen van controlematerialen
49
Bij meting van
glucosecontrolematerialen
opgeslagen informatie
De volgende informatie wordt bij iedere meting van een
glucosecontroleoplossing opgeslagen:
Het resultaat van de meting van een glucose-
controle
Charge(lot)nummer van de controleoplossing
Gebruikersidentificatie (indien ingesteld)
Niveau van de controleoplossing (L1 of L2)
Charge(lot)nummer van de teststrips
Tijd en datum van de meting
Opmerkingen (indien aanwezig)
Metingen buiten het controlewaardenbereik
Controleoplossingen Voor deze bloedglucoseteststrips zijn er twee niveaus
controleoplossing beschikbaar:
Niveau 1 (L1): laag (meetresultaten met lage
waarden)
Niveau 2 (L2): hoog (meetresultaten met hoge
waarden)
Voorbereidingen voor het
uitvoeren van een meting van
een glucosecontrolemateriaal
Afgezien van bepaalde speciale voorbereidingen (zie de
volgende paragraaf) wordt een meting van een glucose-
controlemateriaal op dezelfde manier uitgevoerd als een
meting van een patiëntenmonster.
Er moet ten minste één codebestand van teststrips
in de meter zijn opgeslagen en dit moet overeenko-
men met het charge(lot)nummer van te gebruiken
teststrips (zie hoofdstuk 6).
De juiste teststrips moeten klaar worden gelegd.
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien van toepassing) worden ingevoerd,
als de meter voor aanmelding (inloggen) is gecon-
figureerd.
Glucosebepalingen van controlematerialen
50
Uitvoeren van metingen van glucosecontrolematerialen
Overzicht van de testprocedure Een meting van een glucosecontroleoplossing bestaat uit
de volgende stappen:
Selecteer het gewenste niveau (level) van de con-
troleoplossing voor de meting.
Controleer het charge(lot)nummer van de contro-
leoplossing.
Controleer het charge(lot)nummer van de test-
strips.
Voer de meting uit met de controleoplossing.
De controlemeting is succesvol uitgevoerd, als het resul-
taat binnen het aangegeven controlewaardenbereik
(weergeven op het etiket van de flacon teststrips of vast-
gelegd tijdens de configuratie) ligt. Vervolgens kunnen er
(weer) metingen van patiëntenmonsters worden uitge-
voerd.
Glucosebepalingen van controlematerialen
51
Starten van een meting van
glucosecontrolematerialen
Nadat de meter, zoals hiervoor beschreven is, is voor-
bereid, kunt u verdergaan met de stappen, die direct
betrekking hebben op de meting van controlematerialen:
1 Druk in het scherm Hoofdmenu op Controletest.
In het scherm Controletest worden de beschikbare
niveaus van de controleoplossing weergegeven. Rechts
naast de knoppen geeft het woord Verplicht het niveau
van de controle aan, waarvan een glucosecontrolemeting
moet worden uitgevoerd om QC-blokkering op te heffen.
2 Druk op Niv. 1 (laag) of Niv. 2 (hoog) om het niveau
van de volgende controlemeting te selecteren.
In het bovenstaande voorbeeld is Niv. 2 (hoog)
gemarkeerd.
Controletest 12:48
16.03.10
Niv. 2 (hoog)
Niv. 1 (laag)
Verplicht
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Glucosebepalingen van controlematerialen
52
Het charge(lot)nummer van
de controleoplossing bevestigen
of selecteren
Nadat u het niveau heeft geselecteerd, wordt u gevraagd
om het charge(lot)nummer van de controleoplossing te
bevestigen of in te voeren. Vergelijk het op de display van
de meter weergegeven nummer met het nummer op het
etiket van het flesje controleoplossing.
1 Selecteer het charge(lot)nummer als volgt:
Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op om dit te bevestigen.
Als u een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer wilt gebruiken, drukt u op
om het toetsenbord te openen en het nummer
handmatig in te voeren of
Om het charge(lot)nummer van het flesje contro-
leoplossing d.m.v. de barcodescanner in te lezen,
moet u op drukken. Volg de instructies voor
het scannen van identificaties op (zie pagina 31). *
2 Druk op om het geselecteerde of gescande
charge(lot)nummer te bevestigen.
Voor meer informatie over het opslaan van
charge(lot)nummers van controleoplossingen,
zie pagina 67.
* Het is mogelijk, dat flacons teststrips/controleoplos-
singen niet in alle landen met barcodes verkrijgbaar zijn
(zie pagina 39).
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat
handmatige bevestiging niet nodig is. Bij deze instel-
ling wordt het charge(lot)nummer alleen weergege-
ven. Andere opties zijn niet beschikbaar.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat de
charge(lot)nummers uitsluitend d.m.v. de barcode-
scanner kunnen worden ingevoerd. *
Controletest
16.03.10
12:48
Controle L2 (hoog)
Gebruik contr. lotnr. 123456?
123
456
789
0
Controle lotnr. 12:48
16.03.10
Glucosebepalingen van controlematerialen
53
Het charge(lot)nummer van
de teststrip bevestigen of
selecteren
Nadat u het charge(lot)nummer van de controleoplossing
heeft ingevoerd en bevestigd, wordt u gevraagd om het
charge(lot)nummer van de teststrips te selecteren. Verge-
lijk het op de display van de meter weergegeven nummer
met het nummer op het etiket van de flacon teststrips.
1 Selecteer het charge(lot)nummer als volgt:
Om het charge(lot)nummer van de flacon teststrips
d.m.v. de barcodescanner in te lezen, moet
u op drukken. Volg de instructies voor het
scannen van identificaties op. *
Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om een lijst met opgeslagen charge(lot)nummers
weer te geven. Selecteer het gewenste
charge(lot)nummer in de lijst.
2 Druk op om het geselecteerde of gescande
charge(lot)nummer te bevestigen.
Voor meer informatie over het opslaan van
charge(lot)nummers van teststrips, zie pagina 61.
* Het is mogelijk, dat flacons teststrips/controleoplos-
singen niet in alle landen met barcodes verkrijgbaar zijn
(zie pagina 39).
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat
handmatige bevestiging niet nodig is. Bij deze instel-
ling wordt het charge(lot)nummer alleen weerge-
geven. Andere opties zijn niet beschikbaar.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat de
charge(lot)nummers uitsluitend d.m.v. de barcode-
scanner kunnen worden ingevoerd. *
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat de
charge(lot)nummers uitsluitend in een lijst kunnen
worden geselecteerd.
Controletest
16.03.10
12:48
Controle L2 (hoog) 123456
Gebruik strip lotnr. 545794 ?
Strip lotnrs. 12:48
16.03.10
344789
545794
545777
344654
Glucosebepalingen van controlematerialen
54
Teststrip in de meter plaatsen Na bevestiging van het charge(lot)nummer van de test-
strip wordt u gevraagd om de teststrip in de meter te
plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip vast met de belettering
”ACCU-CHEK” naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op de
teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor de
teststrip. De meter geeft een akoestisch signaal.
Controletest 12:48
16.03.10
Controle L2 (hoog) 123456
Strip lotnr. 545794
Glucosebepalingen van controlematerialen
55
Controleoplossing opzuigen Als de meter de teststrip heeft gedetecteerd, wordt
u gevraagd de controleoplossing op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u de controleoplos-
sing opzuigt.
2 Houd de druppel glucosecontroleoplossing tegen
de uitsparing aan de voorkant van de teststrip.
Breng geen controleoplossing op aan de boven-
kant van de teststrip.
De controleoplossing wordt door capillaire werking
in de teststrip gezogen.
Zodra er voldoende controleoplossing is gedetecteerd,
geeft de meter een akoestisch signaal en wordt de
meting gestart.
Controletest 12:48
16.03.10
Controle L2 (hoog) 123456
Strip lotnr. 545794
Glucosebepalingen van controlematerialen
56
Weergave van het resultaat Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt uit-
gevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat beschik-
baar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch signaal.
Afhankelijk van de configuratie wordt het resultaat op de
display weergegeven als een waarde of alleen als een
kwalitatief resultaat Pass (correct) of Fail (incorrect).
Uw systeem kan zo zijn ingesteld, dat er verder geen
testen kunnen worden uitgevoerd, totdat alle vereiste
niveaus van de glucosecontroles met succes zijn bepaald
(QC-blokkering).
Als de resultaten als waarde worden weergegeven,
bevindt zich op het scherm met het resultaat een knop,
waarvan de naam afhankelijk is van het resultaat (Bereik
of Buiten …bereik). Druk op deze knop om de onderste-
en bovenste grenswaarden van de controleniveaus weer
te geven.
Net als bij de bloedglucosemetingen kunt u hier even-
eens opmerkingen aan een meetresultaat toevoegen
(zie pagina 45).
Als u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoe-
gen, drukt u op om, indien dit noodzakelijk is, met
het volgende niveau van de controlemeting verder te
gaan of om naar het hoofdmenu terug te keren.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen.
Controletest
16.03.10
12:48
PASS
Controle L2 (hoog) 123456
Datum 16.03.10 12:48
Controletest
16.03.10
Bereik
Controle L2 (hoog) 123456
12:48
Datum 16.03.10 12:48
17.1
mmol/L
Controletest
16.03.10
12:48
Controle L2 (hoog) 123456
Datum 16.03.10 12:48
FAIL
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automatisch
wordt uitgeschakeld.
Glucosebepalingen van controlematerialen
57
Uitvoeren van een CITO-test De meter kan zo worden geconfigureerd, dat er een
CITO-glucosebepaling van een patiëntenmonster kan
worden uitgevoerd, zelfs als er een QC-blokkering of
Download-blokkering is ingesteld. Deze optie is bedoeld
voor gebruik in situaties met kritieke patiënten. De
systeembeheerder kan toestaan, dat de controletesten
één tot negen maal wordt uitgesteld.
Voer CITO uit wordt onder de volgende voorwaarden in
de waarschuwingsmelding QC-blokkering weergegeven:
U heeft met succes ingelogd (aangemeld) en u
heeft Patiententest in het hoofdmenu geselecteerd.
Er moet een meting van een glucosecontrole
worden uitgevoerd (vanwege gespecificeerde
periodieke controles of andere omstandigheden).
De systeembeheerder heeft de mogelijkheid van
CITO-testen tijdens het instellen ingeschakeld.
Het toegestane aantal CITO-testen is nog niet
overschreden.
Als aan deze voorwaarden is voldaan, zullen er in de
waarschuwingsmelding twee knoppen worden weer-
gegeven, waarmee u kunt kiezen, wat de volgende stap
zal zijn:
Druk op Voer QC uit om in plaats van de meting van
een patiëntenmonster de verplichte controlemeting
uit te voeren.
Druk op Voer CITO uit om een meting van een
patiëntenmonster uit te voeren, zelfs als er eigenlijk
een meting van een glucosecontrole zou moeten
worden uitgevoerd. De status van CITO-test wordt
met het gegevensbestand van de meting opge-
slagen.
Als de meter zich in de status Download-blokkering
bevindt en er geen CITO-test beschikbaar is, kan de
meter door een systeembeheerder worden gedeblok-
keerd (zie pagina 118).
Menu Patiëntentest 12:48
16.03.10
Glucosetest
Voer QC uit CITO uitv.
QC-blokkering
D-513: Waarschuwing!
Glucosecontroletest
moet worden uitgevoerd.
Voer vereiste controles
uit om verder te gaan.
9 CITO test(en)
beschikbaar.
Glucosebepalingen van controlematerialen
58
Resultaten bekijken
59
5 Resultaten bekijken
Weergave van opgeslagen meetresultaten
In gegevensbestanden voor
meetresultaten opgeslagen
informatie
Als u het gegevensbestand voor opgeslagen meetresulta-
ten opvraagt, wordt de volgende informatie weergegeven:
Patiëntenidentificatie, glucosecontrole of monster-
identificatie
Het meetresultaat
De charge(lot)nummers van de voor glucosecon-
trole en lineariteitstesten gebruikte reagentia
Datum en tijd van de meting
Opmerkingen, die zijn ingevoerd bij het uitvoeren
van de meting.
Onderhoudsresultaten (voor documentatie van de onder-
houdswerkzaamheden) worden alleen met datum en tijd
opgeslagen en weergegeven, als hierbij opmerkingen zijn
ingevoerd.
Weergave van in het geheugen
opgeslagen meetresultaten
Om de in het geheugen opgeslagen resultaten als lijst
weer te geven:
1 Druk in het hoofdmenuscherm op Resultaten
bekijken.
Alle in het geheugen opgeslagen resultaten worden als
doorlopende lijst weergegeven.
2 Druk op of om naar boven resp. naar
beneden door de lijst te bladeren. De resultaten
worden naar datum gegroepeerd.
Glucoseresultaten
16.03.10
12:48
Patiënt QC
Alle -- 13.02.10 -- mmol/L
Tijd Res.
19:15 4.1 123456789ABC
17:32 12.7 123456789ABC
14:25 16.1 QC L2
12:15 4.4 56789ABC1234
11:46 3.6 QC L1
10:01 4.1 Lineariteit L3
ID
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Resultaten bekijken
60
3 Druk op één van de gegevens in de lijst om de bij-
behorende details weer te geven.
4 Druk op Patiënt, als u alleen de resultaten van een
bepaalde patiënt weer wilt geven.
Als u op Patiënt in het scherm ”Glucoseresultaten”
met de lijst met alle resultaten drukt, wordt
u gevraagd om de patiëntenidentificatie handmatig
(of met de barcodescanner) in te voeren. De vervol-
gens weergegeven lijst bevat alleen de resultaten
van de geselecteerde patiënt.
Als u op Patiënt in het scherm Resultaat patiënt
(middelste scherm hierboven) drukt, wordt de lijst
met meetresultaten van deze patiënt weergegeven.
5 Druk op QC, als u een lijst met metingen van
glucosecontrolematerialen wilt weergeven.
6 Druk op Alle in het scherm Glucoseresultaten om
de selectie van Patiënt of QC op te heffen en alle
resultaten weer te geven.
7 Druk op om naar het voorgaande menu-
scherm terug te keren of
8 Druk op om naar het hoofdmenu terug te
keren.
Glucoseresultaten
16.03.10
12:48
Patiënt QC
Alle -- 13.02.10 -- mmol/L
Tijd Res.
19:15 4.1 123456789ABC
17:32 12.7 123456789ABC
14:25 16.1 QC L2
12:15 4.4 56789ABC1234
11:46 3.6 QC L1
10:01 4.1 Lineariteit L3
ID
Resultaat patiënt
16.03.10
ID: 123456789ABCDEFG
Naam: Joe M. Doe
Strip lotnr.: 400433
12.7 mmol/L
13.02.10 17:32
Opmerking 1
Opmerking 2
Opmerking 3
12:48
Patiënt QC
Glucoseresultaten
16.03.10
12:48
Alle QC
ID: 123456789ABCDEFG
Patiënt -- 12.02.10 -- mmol/L
Tijd Res.
19:15 8.5
17:12 6.2
13:01 5.5
11:20 12.8
9:25 7.9
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
61
6 Opslaan van informatie over teststrips, controleop-
lossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
Opslaan van informatie over teststrips
Iedere verpakking teststrips bevat een codechip. Iedere
codechip hoort bij één charge(lot)nummer en bevat
belangrijke informatie over de charge(lot)-specifieke
eigenschappen van de teststrip. De eigenschappen van
de teststrip worden door middel van de codechipreader
(als codebestand) van de codechip afgelezen en aan de
meter overgedragen. Het codebestand wordt in de meter
opgeslagen.
Deze procedure maakt het ook mogelijk om de informatie
van de codechip centraal in het gegevensbeheersysteem
op te slaan, van waaruit het aan alle binnen uw instelling
of laboratorium gebruikte meters kan worden over-
gedragen.
Let er bij iedere meting op, dat de opgeslagen (en door
u geselecteerde) code overeenkomt met de code van de
gebruikte teststrips.
Naast de niet te wijzigen gegevens, die direct met de
charge(lot)-specifieke eigenschappen verbonden zijn,
bevat de codechip ook gegevens, die (afhankelijk van de
configuratie van de meter) kunnen worden gewijzigd.
Deze gegevens zijn:
Vervaldatum (kan op een datum voor de in de
codechip opgeslagen datum ingesteld worden)
Parameters van controleoplossingen (onderste- en
bovenste grenswaarden van de niveaus L1/laag en
L2/hoog)
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
62
Overdracht van informatie van
de codechip naar de meter
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op om het scherm Hoofdmenu 2 te
openen.
2 Druk op Strip lotnrs. om het bijbehorende menu
te openen.
3 Druk op Toev., als u van een nieuwe codechip de
gegevens van een een nieuw charge(lot)nummer
wilt toevoegen. Het scherm Strip lotnr. toevoegen
wordt geopend.
4 Plaats de nieuwe codechip in de codechip-uitspa-
ring van de codechipreader. Een LED begint te
knipperen en geeft aan, dat de codechipreader
gereed is om de gegevens naar de meter over te
dragen.
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
16.03.10
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Strip lotnrs.
16.03.10
12:48
Toev.
Strip
31.12.10 855732
* 15.03.11 845678
Strip 15.03.11 845723
Type Vervaldat. Lotnr.
Strip
De codechipreader blijft, nadat de overdracht van de
gegevens heeft plaatsgevonden, nog enige seconden
gereed om gegevens over te dragen. Hierdoor kunt
u de volgende procedure met meerdere meters
achterelkaar herhalen, zonder de codechip telkens
opnieuw te hoeven plaatsen.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
63
5 Plaats de codechipreader op een vlakke onder-
grond, zoals een tafel. Houd de meter 10–15 cm
(4–6 inch) boven de codechipreader, zodat er
verbinding tussen de twee infraroodvensters kan
worden gemaakt.
6 Druk op om te starten met het downloaden
van de gegevens.
Zodra de verbinding tot stand is gekomen, wordt u door
displayweergaven op de meter geïnformeerd over de
voortgang van het downloaden.
Zolang de LED op de codechipreader knippert,
kunnen de gegevens van het codebestand worden
gedownload, zelfs als de codechip is verwijderd.
Zodra de LED stopt met knipperen, kunt u de
codechip verwijderen en, indien noodzakelijk,
een nieuwe codechip plaatsen om te worden
gedownload.
Als u een foutmelding krijgt, dat het downloaden
niet succesvol was, moet u dezelfde codechip
opnieuw plaatsen en het opnieuw proberen.
Vervang geen codechip, als de LED van de code-
chipreader nog knippert. Als de LED van de code-
chipreader nog knippert, zal de codechipreader
het eerder geladen codebestand blijven downloa-
den en het codebestand van de zojuist geplaatste
codechip negeren. Er kan een foutmelding op de
meter worden weergegeven.
Strip lotnr. toev. 12:48
16.03.10
Wachten a.u.b.
I-302: Aan het verbinden
met codechipreader
I
Houd de meter boven de
codechipreader en start door
op de rechter pijltjestoets te
drukken.
16.03.10
Strip lotnr. toev. 12:48
Strip lotnr. toev. 12:48
16.03.10
Wachten a.u.b.
I-303: Ontvangst
codechipgegevens.
I
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
64
Vervolgens wordt er informatie over de vervaldatum en
de parameters van de controleoplossingen op de display
weergegeven.
1 Druk op om de gegevens van dit
charge(lot)nummer ongewijzigd in de meter
op te slaan of
2 Druk op om de gegevens van dit
charge(lot)nummer te wijzigen, voordat deze
in de meter worden opgeslagen.
Wijzigen van gegevens van
de teststrips
Zoals aan het begin van dit hoofdstuk vermeld, kunt u
meerdere parameters van de teststrips wijzigen, namelijk
de vervaldatum en de grenswaarden van de controle-
waardenbereiken van de controleoplossingen.
3 Voer de gewenste vervaldatum met het toetsenbord
op de display in (gebruik twee cijfers en plaats voor
getallen van één cijfer een nul). Het is niet mogelijk
om een datum voorbij de in de codechip opge-
slagen vervaldatum in te voeren.
4 Druk op om de gewijzigde datum te accep-
teren en met de controlewaardenbereiken verder
te gaan.
Strip lotnr. toev.
16.03.10
12:48
Bevestiging strip lotnr.
D-530: Wilt u de
voorgestelde waarden
voor strip 545603?
Houdbaar tot: 10.02.11
L1 (LA): 2.4-4.1 mmol/L
L2 (HO): 16-21.6 mmol/L
Strip lotnr. toev.
16.03.10
12:48
Bevestiging strip lotnr.
D-530: Wilt u de
voorgestelde waarden
voor strip 545603?
Houdbaar tot: 10.02.11
L1 (LA): 2.4-4.1 mmol/L
L2 (HO): 16-21.6 mmol/L
123
456
789
0
Vervaldatum strip 12:48
16.03.10
31.07.10
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
65
De parameters van de controleoplossingen bestaan uit
vier verschillende waarden.
5 Gebruik het toetsenbord om de gewenste waarden
na elkaar in te voeren:
Onderste grenswaarde (min.) voor niveau 1
Bovenste grenswaarde (max.) voor niveau 1
Onderste grenswaarde (min.) voor niveau 2
Bovenste grenswaarde (max.) voor niveau 2
6 Bevestig iedere ingevoerde waarde door op te
drukken en ga vervolgens verder met het invoeren
van de volgende waarde.
123
456
789
0
Controle L2 max 12:48
16.03.10
21.6 mmol/L
123
456
789
0
Controle L2 min 12:48
16.03.10
16 mmol/L
123
456
789
0
Vervaldatum strip 12:48
16.03.10
31.07.10
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
66
Als u klaar bent met het wijzigen van de gegevens van
de teststrips, kunt u in het volgende scherm het
charge(lot)nummer, waarvan u de gegevens zojuist heeft
gewijzigd, als het huidige charge(lot)nummer selecteren.
7 Druk op om te bevestigen, dat u dit
charge(lot)nummer wilt gebruiken als het huidige,
in gebruik zijnde charge(lot)nummer of
8 Druk op om de ingevoerde gegevens op te
slaan zonder dit charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer in te stellen.
9 Ga verder met het invoeren van andere
charge(lot)nummers of
10 Druk op om naar het hoofdmenu terug te
keren.
Het als huidig charge(lot)nummer geselecteerde
charge(lot)nummer wordt bij de volgende metingen
automatisch voor gebruik op de display weergegeven.
123
Controle L2 max 12:48
16.03.10
21.6 mmol/L
D-314: Wilt u lotnummer:
545603 van de strips
instellen als het 'huidige'
lotnummer?
'Huidig' maken
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
67
Opslaan van informatie over controleoplossingen
Als het op de meter bewerken van charge(lot)nummers
bij de configuratie is ingeschakeld, kan er, voordat er
metingen worden uitgevoerd, informatie over
charge(lot)nummers van glucosecontroleoplossingen
worden ingevoerd. Deze informatie wordt in een lijst
weergegeven, die de gebruikers kunnen gebruiken.
U kunt de volgende procedure gebruiken om
charge(lot)nummers van glucosecontroles toe te voegen
aan de lijst Controle lotnrs.
Invoeren van het
charge(lot)nummer van
de controleoplossing
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op om het scherm Hoofdmenu 2 te
openen.
2 Druk op Contr. lotnrs. om het bijbehorende menu
te openen.
3 Druk op Toev. om een nieuw charge(lot)nummer
toe te voegen.
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
16.03.10
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Controle lotnrs.
16.03.10
12:48
Toev.
*QC L2 15.03.11 777678
31.12.10 777732
15.03.11 777723
QC L1
QC L2
Type Vervaldat. Lotnr.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
68
4 Selecteer het niveau (Niv. 1 (laag) of Niv. 2 (hoog)).
5 Voer het charge(lot)nummer in via het toetsenbord.
Druk op om het ingevoerde charge(lot)num-
mer te bevestigen of
6 Druk op om het charge(lot)nummer van het
flesje controleoplossing d.m.v. de barcodescanner
in te lezen. Volg de instructies voor het scannen van
identificaties op (zie pagina 31). *
7 Voer de op het flesje controleoplossing vermelde
vervaldatum in met het toetsenbord op de display.
8 Druk op om de ingevoerde vervaldatum te
bevestigen.
* Het is mogelijk, dat flacons teststrips/controleoplos-
singen niet in alle landen met barcodes verkrijgbaar zijn
(zie pagina 39).
123
456
789
0
Controle lotnr. 12:48
16.03.10
Controle lotnr. toev. 12:48
16.03.10
Niv. 2 (hoog)
Niv. 1 (laag)
123
456
789
0
Vervaldat. controle 12:48
16.03.10
31.07.10
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
69
Als u klaar bent met het wijzigen van de gegevens van de
controleoplossing, kunt u in het volgende scherm het
charge(lot)nummer, waarvan u de gegevens zojuist heeft
gewijzigd, als het huidige charge(lot)nummer selecteren.
9 Druk op om te bevestigen, dat u dit
charge(lot)nummer wilt gebruiken als het huidige,
in gebruik zijnde charge(lot)nummer of
10 Druk op om de ingevoerde gegevens op te
slaan zonder dit charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer in te stellen.
11 Ga verder met het invoeren van andere
charge(lot)nummers of
12 Druk op om naar het hoofdmenu terug te
keren.
Het als huidig charge(lot)nummer geselecteerde
charge(lot)nummer wordt bij de volgende metingen
automatisch voor gebruik op de display weergegeven.
123
Vervaldat. controle 12:48
16.03.10
31.07.10
D-312: Wilt u lotnummer
134526 van de controle
instellen als het 'huidige'
lotnummer voor niveau 1
(laag)?
'Huidig' maken
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
70
Selecteren van een opgeslagen
charge(lot)nummer als het
huidige charge(lot)nummer
U kunt ieder opgeslagen charge(lot)nummer selecteren
als het huidige charge(lot)nummer.
1 Druk op in het hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Contr. lotnrs. om het bijbehorende menu te
openen. Het huidige charge(lot)nummer wordt
weergegeven door een sterretje (*).
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
16.03.10
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Controle lotnrs.
16.03.10
12:48
Toev.
*QC L2 15.03.11 777678
31.12.10 777732
15.03.11 777723
QC L1
QC L2
Type Vervaldat. Lotnr.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
71
3 Druk op het charge(lot)nummer, dat u als het hui-
dige charge(lot)nummer wilt selecteren. Hierdoor
wordt het scherm met de bijbehorende gedetail-
leerde informatie weergegeven.
4 Druk op ”Huidig” maken om dit charge(lot)nummer
als het huidige charge(lot)nummer in te stellen.
De informatie Huidig wordt vervolgens ook in de
gedetailleerde informatie weergegeven.
5 Druk op om naar de lijst met charge(lot)num-
mers terug te keren of
6 Druk op om naar het hoofdmenu terug te
keren.
Details contr. lotnr.
16.03.10
12:48
Bewerk Wissen
Controle lotnr.: 777732
Niveau controle: 1
Houdbaar tot 31.12.10
Huidig
Details contr. lotnr.
16.03.10
12:48
Bewerk Wissen
Controle lotnr.: 777732
Niveau controle: 1
Houdbaar tot 31.12.10
‚Huidig‘ maken
Controle lotnrs.
16.03.10
12:48
Toev.
*QC L2 15.03.11 777678
31.12.10 777732
15.03.11 777723
QC L1
QC L2
Type Vervaldat. Lotnr.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
72
Opslaan van informatie over lineariteitstesten
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de ver-
antwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig op bij
het uitvoeren van lineariteitstesten.
Invoeren van het
charge(lot)nummer van
de lineariteitstestkit
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op om het scherm Hoofdmenu 2 te
openen.
2 Druk op Linear. lotnrs. om het bijbehorende menu
te openen.
3 Druk op Toev. om een nieuw charge(lot)nummer
toe te voegen.
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
16.03.10
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Lineariteit lotnrs.
16.03.10
12:48
Toev.
*Lin. 31.12.10 777732
15.03.11 777723
Lin.
Type Vervaldat. Lotnr.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
73
4 Voer het charge(lot)nummer in via het toetsenbord.
5 Druk op om het ingevoerde charge(lot)num-
mer te bevestigen.
6 Voer de vervaldatum in (gebruik twee cijfers en
plaats voor getallen met één cijfer een nul) en druk
op om de door u ingevoerde vervaldatum te
bevestigen.
Als u klaar bent met het wijzigen van de gegevens van
de lineariteitstest, kunt u in het volgende scherm het
charge(lot)nummer, waarvan u de gegevens zojuist heeft
gewijzigd, als het huidige charge(lot)nummer selecteren.
7 Druk op om te bevestigen, dat u dit
charge(lot)nummer wilt gebruiken als het huidige,
in gebruik zijnde charge(lot)nummer of
8 Druk op om de ingevoerde gegevens op te
slaan zonder dit charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer in te stellen.
9 Ga verder met het invoeren van andere
charge(lot)nummers of
10 Druk op om naar het hoofdmenu terug te
keren.
123
456
789
A-O0
Lineariteit lotnr. 12:48
16.03.10
123
456
789
0
Vervaldat. lin.test 12:48
16.03.10
31.07.10
Het als huidig charge(lot)nummer geselecteerde
charge(lot)nummer wordt bij de volgende metingen
automatisch voor gebruik op de display weergegeven.
Lineariteit lotnrs. 12:48
16.03.10
D-311: Wilt u
lotnummer 777678
van de lineariteitstest
instellen als het 'huidige'
lotnummer?
'Huidig' maken
*
31.12.10 777732
Lin.
15.03.11 777723
Lin.
Vervaldat. Lotnr.
Type
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
74
Selecteren van een opgeslagen
charge(lot)nummer als het
huidige charge(lot)nummer
U kunt ieder opgeslagen charge(lot)nummer selecteren
als het huidige charge(lot)nummer.
1 Druk op in het hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Linear. lotnrs. om het bijbehorende menu
te openen. Het huidige charge(lot)nummer wordt
weergegeven door een sterretje (*).
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
16.03.10
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Lineariteit lotnrs.
16.03.10
12:48
Toev.
*Lin. 15.03.11 777678
31.12.10 777732
15.03.11 777723
Lin.
Lin.
Type Vervaldat. Lotnr.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
75
3 Druk op het charge(lot)nummer, dat u als het hui-
dige charge(lot)nummer wilt selecteren. Hierdoor
wordt het scherm met de bijbehorende gedetail-
leerde informatie weergegeven.
4 Druk op ”Huidig” maken om dit charge(lot)nummer
als het huidige charge(lot)nummer in te stellen.
De informatie Huidig wordt vervolgens ook in de
gedetailleerde informatie weergegeven.
5 Druk op om naar de lijst met charge(lot)num-
mers terug te keren of
6 Druk op om naar het hoofdmenu terug te
keren.
Details linear. lotnr.
16.03.10
12:48
Bewerk Wissen
Lineariteit lotnr.: 777732
Houdbaar tot 31.12.10
Huidig
Lineariteit lotnrs.
16.03.10
12:48
Toev.
*Lin. 15.03.11 777678
31.12.10 777732
15.03.11 777723
Lin.
Lin.
Type Vervaldat. Lotnr.
Details linear. lotnr.
16.03.10
12:48
Bewerk Wissen
Lineariteit lotnr.: 777732
Houdbaar tot 31.12.10
‚Huidig‘ maken
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
76
Lineariteitstesten
77
7 Lineariteitstesten
Informatie over lineariteitstesten
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de ver-
antwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig op bij
het uitvoeren van lineariteitstesten. Voor informatie over
producten voor het uitvoeren van lineariteitstesten kunt
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Met behulp van lineariteitstesten kunnen de functie en
de nauwkeurigheid van het gehele systeem over het
gehele bereik van de aangegeven waarden worden
gecontroleerd. De monsters van de lineariteitstest dienen
op precies dezelfde manier te worden behandeld als hier-
voor is beschreven voor de controleoplossingen voor de
glucosecontrolemetingen.
De term ”lineariteit” beschrijft het vermogen van het
systeem om een constante nauwkeurigheid te handha-
ven over het gehele bereik van de aangegeven waarden.
Als de meetwaarden tegen referentiewaarden zouden
worden uitgezet, zou de grafiek over het gehele bereik
van deze waarden in het ideale geval (hoge lineariteit)
een rechte lijn weergeven. Lineariteit geeft het bereik
weer van de laagste tot de hoogste waarde, waarvan is
vastgesteld, dat een instrument hierbinnen nauwkeurige
resultaten geeft.
Intervallen tussen
lineariteitstesten
De lineariteit van het systeem dient te worden gecontro-
leerd, voordat het systeem voor het eerst wordt gebruikt
voor metingen van patiëntenmonsters. De intervallen
tussen opeenvolgende lineariteitstesten worden vastge-
steld door de instelling of het laboratorium, dat het
systeem gebruikt. Lineariteitstesten kunnen ook worden
uitgevoerd om de goede werking van het gehele systeem
te controleren.
Lineariteitstesten
78
Bij lineariteitstesten opgeslagen
informatie
De volgende informatie wordt bij iedere lineariteitstest
opgeslagen:
Meetresultaat
Charge(lot)nummer van de lineariteitstestoplossing
Niveau van de lineariteitstestoplossing (L1 tot L6)
Gebruikersidentificatie (indien ingesteld)
Charge(lot)nummer van de teststrips
Tijd en datum van de meting
Opmerkingen (indien aanwezig)
Testkit voor de bepaling van
de lineariteit
De testkit voor de bepaling van de lineariteit bevat glu-
coseoplossingen van zes niveaus (6 flesjes, 2,5 mL per
flesje). Voor aanvullende informatie over de inhoud en
het gebruik van de kit wordt verwezen naar de bijsluiter.
Voorbereidingen voor het
uitvoeren van een lineariteitstest
Afgezien van bepaalde speciale voorbereidingen (zie de
volgende paragraaf) wordt een meting van een lineari-
teitstest op dezelfde manier uitgevoerd als de meting van
een patiëntenmonster. Controleer het volgende:
Er moet ten minste één codebestand van teststrips
in de meter zijn opgeslagen en dit moet overeenko-
men met het charge(lot)nummer van te gebruiken
teststrips (zie hoofdstuk 6).
De juiste teststrips moeten klaar worden gelegd.
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien van toepassing) worden ingevoerd,
als de meter voor aanmelding (inloggen) is gecon-
figureerd.
Lineariteitstesten
79
Uitvoeren van een lineariteitstest
Overzicht van de testprocedure Een lineariteitstest bestaat uit de volgende stappen:
Controleer het charge(lot)nummer van de lineari-
teitstestoplossingen.
Controleer het charge(lot)nummer van de test-
strips.
Voer de test uit met ten minste drie lineariteitstest-
oplossingen.
Starten van een meting van
een lineariteitstest
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Lineariteit om de lineariteitstest te starten.
Het scherm Lineariteitstest wordt geopend.
Lineariteitstest
16.03.10
12:48
Gebruik lin. lotnr. 12345678?
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
16.03.10
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Lineariteitstesten
80
Het charge(lot)nummer van
de lineariteitstestkit bevestigen
of selecteren
U wordt nu gevraagd om het charge(lot)nummer van de
lineariteitstestkit te bevestigen of in te voeren. Vergelijk
het op de display van de meter weergegeven nummer
met het nummer op het etiket van de lineariteitstestkit.
3 Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om het toetsenbord te openen en het nummer
handmatig in te voeren (zie pagina 72).
Het charge(lot)nummer van
de teststrip bevestigen of
selecteren
Nadat u het charge(lot)nummer van de lineariteitstestkit
heeft ingevoerd en bevestigd, wordt u gevraagd om
het charge(lot)nummer van de teststrips te selecteren.
Vergelijk het op de display van de meter weergegeven
nummer met het nummer op het etiket van de flacon
teststrips.
4 Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om het nummer in een lijst te selecteren, het toet-
senbord te openen en het nummer handmatig in te
voeren of om het charge(lot)nummer door middel
van de barcodescanner in te voeren (zie pagina 61). *
* Het is mogelijk, dat flacons teststrips/controleoplos-
singen niet in alle landen met barcodes verkrijgbaar zijn
(zie pagina 39).
Lineariteitstest
16.03.10
12:48
Gebruik lin. lotnr. 12345678?
Lineariteitstest
16.03.10
12:48
Lineariteit 12345678
Gebruik strip lotnr. 545794 ?
Lineariteitstesten
81
In het menu Lineariteitstest worden de beschikbare
niveaus van de lineariteitstest weergegeven.
5 Druk op L1 om de eerstvolgende meting met dit
(eerste) niveau te starten.
Teststrip in de meter plaatsen Na selectie van het niveau wordt u gevraagd om de test-
strip in de meter te plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip vast met de belettering
”ACCU-CHEK” naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op de
teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor de
teststrip. De meter geeft een akoestisch signaal.
Lineariteitstest 12:48
16.03.10
L1
L5
L3
L6
L4
L2
Lineariteit 12345678
Strip lotnr. 545794
Lineariteitstest 12:48
16.03.10
Lineariteit 12345678 L1
Strip lotnr. 545794
Lineariteitstesten
82
Lineariteitstestmonster
opzuigen
Als de meter de teststrip heeft gedetecteerd, wordt
u gevraagd de lineariteitstestoplossing op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u de lineariteitstest-
oplossing opzuigt.
2 Houd de druppel lineariteitstestoplossing tegen de
uitsparing aan de voorkant van de teststrip. Breng
geen lineariteitstestoplossing op aan de bovenkant
van de teststrip.
De lineariteitstestoplossing wordt door capillaire
werking in de teststrip gezogen.
Zodra er voldoende lineariteitstestoplossing is gedetec-
teerd, geeft de meter een akoestisch signaal en wordt de
meting gestart.
Lineariteitstest 12:48
16.03.10
Lineariteit 12345678 L1
Strip lotnr. 545794
Lineariteitstesten
83
Weergave van het resultaat Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt
uitgevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat
beschikbaar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch
signaal.
Net als bij de bloedglucosemetingen kunt u hier even-
eens opmerkingen aan een meetresultaat toevoegen
(zie pagina 45).
Als u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoe-
gen, drukt u op om met het volgende niveau van de
lineariteitstest verder te gaan.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen. Herhaal de boven-
staande stappen voor alle niveaus van de lineariteitstest.
Lineariteitstest
16.03.10
2.5
12:48
Lineariteit 12345678 L1
Datum 16.03.10 12:48
mmol/L
Lineariteitstest 12:48
16.03.10
Lineariteit 12345678 L1
Strip lotnr. 545794
Lineariteitstest 12:48
16.03.10
L1
L5
L3
L6
L4
L2
Lineariteit 12345678
Strip lotnr. 545794
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
Lineariteitstesten
84
Ringonderzoeken
85
8 Ringonderzoeken
Informatie over metingen voor ringonderzoeken
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de ver-
antwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig op bij
het uitvoeren van metingen voor ringonderzoeken (inter-
laboratoriumvergelijkingen).
Ringonderzoeken van bloedglucosemetingen worden uit-
gevoerd met monsters, waarvan de waarden niet bekend
zijn bij de gebruiker, die de meting uitvoert. Deze mon-
sters worden door een externe instantie geleverd en de
resultaten dienen na het voltooien van de metingen bij de
betreffende instantie te worden ingeleverd. De geleverde
monsters dienen op dezelfde wijze te worden behandeld
als monsters van patiënten.
Ringonderzoeken van bloedglucosemetingen bieden een
extra mogelijkheid om te controleren of uw techniek, de
reagentia, het systeem en het uiteindelijke meetresultaat
aan de eisen voldoen. Voor het certificeren van een
instelling of laboratorium stellen sommige accrediterende
lichamen het testen van deze ringonderzoekmonsters
verplicht als onderdeel van het kwaliteitsborgingpro-
gramma van de instelling of het laboratorium.
Ringonderzoeken
86
Bij metingen voor
ringonderzoeken opgeslagen
informatie
De volgende informatie wordt bij iedere meting voor ring-
onderzoeken opgeslagen:
Meetresultaat
Monsteridentificatie
Charge(lot)nummer van de teststrips
Tijd en datum van de meting
Opmerkingen (indien van toepassing)
Gebruikersidentificatie (indien ingesteld)
Voorbereidingen voor het
uitvoeren van een meting voor
een ringonderzoek
Voor het uitvoeren van een meting voor een ringonder-
zoek heeft u het volgende nodig:
Er moet ten minste één codebestand van teststrips
in de meter zijn opgeslagen en dit moet overeenko-
men met het charge(lot)nummer van te gebruiken
teststrips (zie hoofdstuk 6).
De juiste teststrips moeten klaar worden gelegd.
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien van toepassing) worden ingevoerd,
als de meter voor aanmelding (inloggen) is gecon-
figureerd.
Voor ringonderzoeken van bloedglucosemetingen
moet (in plaats van de patiëntenidentificatie) de
monsteridentificatie als identificatie worden inge-
voerd. Er kunnen monsteridentificaties met maximaal
20 tekens worden ingevoerd.
Ringonderzoeken
87
Uitvoeren van een meting voor een ringonderzoek
Overzicht van de testprocedure Een meting voor een ringonderzoek bestaat uit de vol-
gende stappen:
Voer de monsteridentificatie van het ringonder-
zoekmonster in.
Controleer het charge(lot)nummer van de test-
strips.
Voer de meting van het ringonderzoekmonster uit.
Starten van een meting voor
een ringonderzoek
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Ringonderz. om de meting van het ring-
onderzoekmonster te starten.
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
16.03.10
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Ringonderzoeken
88
Invoeren van de monster-
identificatie van het ring-
onderzoekmonster
U wordt nu gevraagd om de monsteridentificatie in
te voeren.
1 Voer de monsteridentificatie via het toetsenbord in
of
2 Druk op om de monsteridentificatie d.m.v. de
barcodescanner van de monsterbuis af te lezen
(zie pagina 31). Let er in dit geval op, dat het ring-
onderzoekmonster een compatibele barcode heeft
(zie Appendix A).
3 Druk op om de geselecteerde of gescande
monsteridentificatie te bevestigen.
Het charge(lot)nummer van
de teststrip bevestigen of
selecteren
Nadat u de monsteridentificatie heeft ingevoerd en
bevestigd, wordt u gevraagd het charge(lot)nummer van
de teststrip te selecteren. Vergelijk het op de display van
de meter weergegeven nummer met het nummer op het
etiket van de flacon teststrips.
4 Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om het nummer in een lijst te selecteren, het toet-
senbord te openen en het nummer handmatig in te
voeren of om het charge(lot)nummer door middel
van de barcodescanner in te voeren (zie pagina 61).
*
* Het is mogelijk, dat flacons teststrips/controleoplos-
singen niet in alle landen met barcodes verkrijgbaar zijn
(zie pagina 39).
123
456
789
A-O0
Monster-ID 12:48
16.03.10
Ringonderzoektest
16.03.10
12:48
Monster 123456789
Gebruik strip lotnr. 545794 ?
Ringonderzoeken
89
Teststrip in de meter plaatsen Na bevestiging van het charge(lot)nummer van de test-
strip wordt u gevraagd om de teststrip in de meter te
plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip vast met de belettering
”ACCU-CHEK” naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op de
teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor de
teststrip. De meter geeft een akoestisch signaal.
Ringonderzoektest 12:48
16.03.10
Monster 123456789
Strip lotnr. 545794
Ringonderzoeken
90
Opzuigen van een
ringonderzoekmonster
Als de meter de teststrip heeft gedetecteerd, wordt
u gevraagd het ringonderzoekmonster op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u het ringonderzoek-
monster opzuigt.
2 Houd een druppel ringonderzoekmonster tegen de
uitsparing aan de voorkant van de teststrip. Breng
geen ringonderzoekmonster op aan de bovenkant
van de teststrip.
Het ringonderzoekmonster wordt door capillaire
werking in de teststrip gezogen.
Zodra er voldoende ringonderzoekmonster is gedetec-
teerd, geeft de meter een akoestisch signaal en wordt de
meting gestart.
Ringonderzoektest 12:48
16.03.10
Monster 123456789
Strip lotnr. 545794
Ringonderzoeken
91
Weergave van het resultaat Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt
uitgevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat
beschikbaar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch
signaal.
Het resultaat wordt weergegeven als een numerieke
waarde, tenzij het buiten het meetbereik van het systeem
ligt. In dit geval wordt de melding HI of LO op de display
weergegeven.
Net als bij de bloedglucosemetingen kunt u hier even-
eens opmerkingen aan een meetresultaat toevoegen
(zie pagina 45).
Als u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoe-
gen, drukt u op om de meting af te sluiten en het
resultaat op te slaan.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen voor het weggooien
van potentieel infectieuze monsters en materialen.
Ringonderzoektest
16.03.10
12:48
HI
Monster 123456789
Datum 16.03.10 12:48
Ringonderzoektest
16.03.10
8.3
12:48
Monster 123456789
Datum 16.03.10 12:48
mmol/L
Ringonderzoektest
16.03.10
12:48
LO
Monster 123456789
Datum 16.03.10 12:48
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
Ringonderzoeken
92
Eerste ingebruikname
93
9 Eerste ingebruikname
Aansluiten van het dockingstation
1 Schuif het dockingstation naar boven van de wand-
houder (indien deze gebruikt wordt).
2 Sluit de voedingskabel aan op de juiste bus.
3 Als u het Accu-Chek Inform II-dockingstation
wilt aansluiten op een netwerk: sluit de ether-
net(RJ45)kabel of de USB-kabel aan op de betref-
fende bus. Gebruik alleen de met het Accu-Chek
Inform II-systeem geleverde USB-kabel.
4 Schuif het dockingstation terug op de wandhouder
(indien deze gebruikt wordt).
LET OP!
Om de veilige en betrouwbare werking voortdurend te
kunnen waarborgen, dient alleen de voor het Accu-Chek
Inform II-systeem geleverde netspanningadapter te
worden gebruikt (voor bestelinformatie zie pagina 139).
Voor informatie over de configuratie van het
Accu-Chek Inform II-dockingstation kunt u contact
opnemen met de lokale vertegenwoordiging van
Roche.
Eerste ingebruikname
94
Plaatsen of vervangen van het battery pack
Het battery pack (batterijeenheid) is bij verzending
niet in de Accu-Chek Inform II-meter geplaatst.
Nadat een nieuw battery pack is geplaatst, moet de
meter drie uren op het dockingstation worden opgela-
den, voordat er met de meter metingen mogen worden
uitgevoerd.
Als de meter op het dockingstation is geplaatst, wordt
het symbool op de display weergegeven. Dit
symbool geeft aan, dat het dockingstation van stroom
wordt voorzien en de meter, indien noodzakelijk, op
kan laden.
Let erop, dat het toegestane temperatuurbereik voor
het opladen van het battery pack (3–40 °C of 37–104 °F)
tijdens het plaatsen en de eerste configuratie niet
wordt overschreden.
Als er een nieuw battery pack in een meter, die al in
gebruik is genomen, moet worden geplaatst, advise-
ren wij u om de gegevens van de meter te down-
loaden, voordat u het oude battery pack verwijdert.
Hierdoor wordt ongewenst verlies van gegevens
voorkomen.
Eerste ingebruikname
95
Verwijderen van het battery pack 1 Zorg ervoor, dat de meter is uitgeschakeld, als er
zich reeds een battery pack in de meter bevindt.
2 Plaats de meter met de bovenkant naar beneden op
een vlak oppervlak.
3 Gebruik een Torx-schroevendraaier grootte T5 om
de twee schroefjes, waarmee het battery pack is
bevestigd, los te draaien.
4 Verwijder het battery pack voorzichtig van de
meter. Het battery pack is nog door de stekker met
de meter verbonden.
5 Verwijder de aansluitstekker.
Gooi gebruikte battery packs op een milieuverant-
woorde wijze (met het klein chemisch afval (KCA))
weg conform de lokaal geldende voorschriften en
richtlijnen.
Eerste ingebruikname
96
Plaatsen van het battery pack 1 Draai de schroeven van het battery pack zover los,
dat ze circa 4–5 mm (2/10 inch) uitsteken.
2 Houd het battery pack zodanig tegen de onderkant
van de meter, dat de aansluitstekker zich ter hoogte
van de bus in de meter bevindt.
3 Steek de aansluitstekker in de bus.
4 Gebruik, indien noodzakelijk, een geschikt
gereedschap (zoals de Torx-schroevendraaier) om
de stekker geheel in de bus te drukken.
Eerste ingebruikname
97
5 Plaats het battery pack met de smalle kant aan de
rand van de opening en klap dit (zoals in de onder-
staande afbeelding weergegeven) als een deksel
naar beneden dicht. Zorg ervoor, dat de kabels van
de aansluitstekker in de kabelgoot op het battery
pack komen te liggen. Het op de hierboven
beschreven wijze sluiten van de ”deksel” draagt
ertoe bij, dat de kabels op een juiste wijze worden
geplaatst, waardoor ze niet worden afgekneld of
geknikt.
6 Het battery pack moet nu één vlak met de onder-
kant van de meter vormen. Als dit niet het geval is,
moet u controleren of de schroeven voldoende los-
gedraaid zijn of dat de kabels misschien tussen
battery pack en de meter klem zitten.
7 Draai de schroeven vast tot de aanslag (handvast,
niet te strak). Tot het vastdraaien heeft de deksel
door de hierin liggende rubberen afdichting en de
O-ringen rond de schroeven enige speling. Nadat
de schroeven zijn vastgedraaid moet de deksel in
één vlak met de onderkant van de meter liggen.
Eerste ingebruikname
98
8 Houd een liniaal dwars over de onderkant van de
meter om te controleren of het battery pack correct
is geplaatst. De liniaal dient geheel vlak op de
onderkant van de meter te liggen en aan de linker-
en rechterkant van het battery pack contact met de
meter te maken (zie de bovenstaande linkerafbeel-
ding). Indien dit niet het geval is (zoals in de hier-
boven weergegeven rechterafbeelding), moet u de
schroeven weer voorzichtig losdraaien en opnieuw
beginnen met stap 1.
Na het plaatsen van een nieuw battery pack wordt de
meter automatisch aangezet.
Het Roche-logo wordt weergegeven. Als de meter
niet automatisch wordt aangezet, moet u een reset
uitvoeren. Druk hiertoe met een hulpmiddel, zoals
een schroevendraaier of een paperclip, op de reset-
toets in het midden van het battery pack.
Na een korte tijd wordt het startscherm weer-
gegeven.
Afhankelijk van de tijdsduur, dat de meter zonder
stroomvoorziening is geweest, kan er om een veri-
ficatie van de tijd en de datum worden gevraagd.
Als de tijd en datum juist zijn, drukt u op . Als
de weergaven niet juist zijn, drukt u op en cor-
rigeert u deze. Volg de aanwijzingen op het scherm
op of raadpleeg uw systeembeheerder.
Nadat een nieuw battery pack is geplaatst, moet de meter
drie uren op het dockingstation worden opgeladen, voor-
dat er met de meter metingen mogen worden uitgevoerd.
Eerste ingebruikname
99
De meter op het dockingstation plaatsen
Door de meter op het dockingstation te plaatsen, kunt
u het battery pack opladen. Als de meter op het docking-
station is geplaatst, geeft deze, afhankelijk van de actuele
status van de meter, verschillende meldingen weer.
De volgende displayweergaven worden weergegeven,
als de meter verbinding maakt met het gegevensbeheer-
systeem en opgeslagen gegevens overdraagt.
Opmerking: De volgende displayweergaven worden
op de meter weergegeven, als de meter op een
Accu-Chek Inform II-dockingstation of een
Accu-Chek Inform II-dockingstation Light is
geplaatst en er communicatie plaatsvindt.
Dezelfde displayweergaven worden weergegeven, als
de meter gegevens hetzij via een dockingstation of via
een WLAN-kaart (draadloze aansluiting) overdraagt.
Op dockingstation 12:48
16.03.10
Verbinding wordt gemaakt...
Op dockingstation 12:48
16.03.10
Database wordt
gesynchroniseerd...
Op dockingstation 12:48
16.03.10
Gegevens worden overgedragen..
50 resultaten te verzenden
Eerste ingebruikname
100
Deze displayweergave wordt weergegeven, als er geen
communicatie plaatsvindt.
Deze displayweergave wordt weergegeven, als er soft-
ware-updates naar de meter worden overgedragen.
Opmerking:
Als de meter gegevens onmiddellijk na een
meting draadloos overdraagt, wordt deze com-
municatie niet op de display weergegeven. De
display blijft ongewijzigd (na een meting wordt
meestal het scherm Hoofdmenu weergegeven).
Als een meter zich in de stand-by-modus bevindt
(doch niet op een dockingstation is geplaatst) en
draadloos communiceert, wordt deze communi-
catie niet op de display weergegeven. De display
blijft leeg.
Op dockingstation 12:48
16.03.10
Inactief
Op dockingstation 12:48
16.03.10
Software wordt geüpdatet...
Eerste ingebruikname
101
Meter instellen voor gebruik
Er zijn twee manieren om de instellingen van de meter
aan te passen: direct op de meter (zie het onderstaande
menuoverzicht) of door middel van een gegevensbeheer-
systeem (zie Appendix A). De twee methoden verschillen
in het aantal beschikbare opties.
De meter wordt geleverd met in de fabriek reeds inge-
voerde standaardinstellingen. De volgende instellingen
kunnen op de meter zelf worden ingevoerd:
Datum- en tijdweergave
Toestaan van het wijzigen van de datum en de tijd
Eenheden
Testtypen
Toestaan van het bewerken van charge(lot)infor-
matie
Wijze van verificatie van charge(lot)informatie
Barcodescanner activeren
Het normale-, kritische- en meetbereik
Opties voor gebruikersidentificatie
Opties voor patiëntenidentificatie
Instellingen voor glucosecontroles en
QC-blokkering
Geluidsniveau van het akoestische signaal
Als de meter door de systeembeheerder door middel
van een gegevensbeheersysteem is geconfigureerd,
kunnen de configuratieopties op de meter worden
uitgeschakeld om conflicten met de instellingen te
voorkomen. Deze opties worden dan op de display
met grijze letters weergegeven.
Eerste ingebruikname
102
Menuoverzicht De onderstaande tabellen geven een beknopt overzicht
van de menustructuur. De menu’s kunnen worden
gebruikt om de meter volledig te kunnen bedienen en de
belangrijkste basisinstellingen in te kunnen voeren.
Hoofdmenu
Patiëntentest Patiëntenidentificatie invoeren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Teststrip plaatsen
Monster opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerking toevoegen
Controletest Niveau selecteren
Charge(lot)nummer controlemateriaal verifiëren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Teststrip plaatsen
Controleoplossing opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerking toevoegen
Resultaten bekijken Alle meetresultaten bekijken
Eerste ingebruikname
103
Hoofdmenu 2
Onderhoud Opmerking toevoegen
Resultaat onderhoud
Ringonderz. Monsteridentificatie invoeren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Teststrip plaatsen
Monster opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerking toevoegen
Strip lotnrs. Lijst met charge(lot)nummers bekijken
Charge(lot)nummer toevoegen
Vervaldatum invoeren
Controlewaardenbereiken instellen
Details van charge(lot)nummers bekijken
Charge(lot)nummer ”huidig” maken
Charge (lot) wijzigen/verwijderen
Contr. lotnrs. Lijst met charge(lot)nummers bekijken
Niveau controles selecteren
Charge(lot)nummer toevoegen
Vervaldatum invoeren
Charge(lot)nummer ”huidig” maken
Charge (lot) wijzigen/verwijderen
Linear. lotnrs. Lijst met charge(lot)nummers bekijken
Charge(lot)nummer toevoegen
Vervaldatum invoeren
Charge(lot)nummer ”huidig” maken
Charge (lot) wijzigen/verwijderen
Lineariteit Charge(lot)nummer lineariteitstestkit verifiëren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Niveau lineariteitstestoplossing selecteren
Teststrip plaatsen
Lineariteitstestoplossing opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerking toevoegen
Geluid Geluidsniveau van het akoestische signaal instellen
Syst. controle Softwareversies weergeven
Barcodescanner testen
Logboek gebeurtenissen meter
Eerste ingebruikname
104
Beheermenu
Beheer Taal
Datum/tijd
Instellen
Taal Duits
Frans
Spaans
Italiaans
Nederlands
Zweeds
Engels
Deens
Portugees
Datum/tijd Huidige datum invoeren
Huidige tijd invoeren
Menu Instellen
Opties datum/tijd Datum/tijd wijzigen
Tijdweergave
Datumweergave
Opties testweergave Eenheid resultaat
Testen inschakelen
CITO-test toegestaan
(indien ingeschakeld)
Aantal CITO-testen
Opties reagentia Reagens wijzigen
Charge(lot)nummerverifica-
tiemodus
QC frequentie Frequentie controle
Testbereiken Normaalbereik
Kritisch bereik
Meetbereik
Invoer gebruikers-ID Gebruiker invoeren
Validatie gebruiker
Barcode
Invoer patiënten-ID Patiënt invoeren
Validatie patiënt
Barcode
Instelwachtwoord Instelwachtwoord wijzigen
Druk op om wijzigingen in de instellingen te bevestigen en op te slaan.
Eerste ingebruikname
105
Openen van het Menu Instellen
Alle hier beschreven instellingen worden geconfigureerd
via het Menu Instellen. Om het Menu Instellen te openen
gaat u als volgt te werk:
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Beheer om het Beheermenu te openen.
3 Druk op Menu Instellen om het Menu Instellen te
openen.
4 Voer het Instelwachtwoord in, als hierom wordt
gevraagd.
Hoofdmenu 2 12:48
16.03.10
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Beheermenu 12:48
16.03.10
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
Menu Instellen 12:48
16.03.10
Datum/tijd
QC
Testweergave
Wachtwoord
Testbereiken
Reagentia
Gebruikers-ID Patiënten-ID
Deblokkeren
Eerste ingebruikname
106
Datum- en tijdweergave
Gebruik dit menu om de datum- en tijdweergave op de
display te selecteren. Daarnaast kunt u aangeven of de
gebruiker (eventueel na het invoeren van een wacht-
woord) de datum en de tijd mag wijzigen.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te schakelen:
Datum/tijd wijzigen
Toegestaan: De gebruiker mag de datum en de tijd
wijzigen.
Wachtwoord nodig: De gebruiker mag de datum
en de tijd alleen wijzigen na het invoeren van een
wachtwoord.
Tijdweergave
12 uur (am/pm)
24 uur
Datumweergave
mm/dd/jj: De datum wordt met twee cijfers als
maand/dag/jaar weergegeven.
dd.mm.jj: De datum wordt met twee cijfers als dag/
maand/jaar weergegeven.
2 Druk op om de instellingen op te slaan of
3 Druk op om dit menu te verlaten zonder enige
wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt vervolgens het Menu Instellen op
de display weergegeven.
Als voor de configuratie een gegevensbeheersysteem
wordt gebruikt, is het mogelijk om de optie Datum/tijd
wijzigen volledig uit te schakelen.
Opties datum/tijd
16.03.10
12:48
Toegestaan
Wachtwoord nodig
12 uur (am / pm)
24 uur
mm/dd/jj
dd.mm.jj
Niet toegestaan
Datum/tijd wijzigen:
Tijdweergave:
Datumweergave:
Eerste ingebruikname
107
Opties voor displayweergave en optionele testen
Gebruik dit menu om de meeteenheid, waarin de meet-
resultaten moeten worden weergegeven, te selecteren en
optionele testen in- of uit te schakelen.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te schakelen:
Eenheid resultaat
mg/dL
mmol/L
Testen inschakelen
CITO: Er mogen CITO-testen worden uitgevoerd.
Als deze optie is ingeschakeld, moet u (na bevesti-
ging van de instellingen) het aantal toegestane
CITO-testen invoeren.
Lineariteit wordt in het scherm Hoofdmenu 2 weer-
gegeven.
Ringonderzoek wordt in het scherm Hoofdmenu 2
weergegeven.
Onderhoud wordt in het scherm Hoofdmenu 2
weergegeven.
2 Druk op om de instellingen op te slaan. Als de
optie CITO is ingeschakeld, moet u het aantal toe-
gestane CITO-testen invoeren of
3 Druk op om dit menu te verlaten zonder enige
wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt (na het invoeren van het aantal
toegestane CITO-testen) het Menu Instellen op de display
weergegeven.
Optie testweergave
16.03.10
Eenheid resultaat:
12:48
mg/dL
mmol/L
Testen inschakelen:
CITO
Lineariteit
Ringonderz.
Onderhoud
Weergave waarschuwing
beperkingen strip
123
456
789
0
CITO-test toegest. 12:48
16.03.10
8
Eerste ingebruikname
108
Opties voor teststrips
In dit menu kunt u de mogelijkheden voor het werken
met charge(lot)nummers selecteren en specificeren of de
gebruiker (eventueel na het invoeren van een wacht-
woord) de vervaldatum en de grenswaarden op de meter
mag wijzigen.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te schakelen:
Reagens wijzigen
Toegestaan: De gebruiker mag de vervaldatum en
de grenswaarden wijzigen.
Wachtwoord nodig: De gebruiker mag de verval-
datum en de grenswaarden alleen wijzigen na het
invoeren van een wachtwoord.
Verificatie strip lotnr.
Alleen weergave: Het charge(lot)nummer wordt op
de display weergegeven, maar de gebruiker kan het
niet bevestigen of een ander charge(lot)nummer
selecteren.
Bevestiging: De gebruiker moet het op de display
weergegeven charge(lot)nummer bevestigen en
kan alternatieve charge(lot)nummers handmatig of
d.m.v. de barcodescanner invoeren.
Selectie uit lijst: De gebruiker kan ook uit een lijst
met opgeslagen charge(lot)nummers selecteren.
Alleen scannen: Charge(lot)nummers kunnen
uitsluitend d.m.v. de barcodescanner worden
geverifieerd.
2 Druk op om naar het tweede scherm ”Opties
reagentia” te gaan of
3 Druk op om dit menu te verlaten zonder enige
wijzigingen op te slaan.
Als voor de configuratie een gegevensbeheersysteem
wordt gebruikt, is het mogelijk om de optie Reagens
wijzigen volledig uit te schakelen.
Opties reagentia
16.03.10
Reagens wijzigen:
12:48
Toegestaan
Wachtwoord nodig
Vericatie strip lotnr.:
Alleen weergave
Bevestiging
Selectie uit lijst
Alleen scannen
Niet toegestaan
Eerste ingebruikname
109
Op het tweede instelscherm kunt u de opties voor het
werken met charge(lot)nummers bij metingen van glu-
cosecontrolematerialen en lineariteitstesten selecteren.
1 Druk op de gewenste optie om deze in
te schakelen:
Verificatie controle lotnr.
Alleen weergave: Het charge(lot)nummer wordt op
de display weergegeven, maar de gebruiker kan het
niet bevestigen of een ander charge(lot)nummer
selecteren.
Bevestiging: De gebruiker moet het op de display
weergegeven charge(lot)nummer bevestigen en
kan alternatieve charge(lot)nummers handmatig of
d.m.v. de barcodescanner invoeren.
Lotnr. invoeren: De gebruiker moet het
charge(lot)nummer invoeren.
Alleen scannen: Charge(lot)nummers kunnen
uitsluitend d.m.v. de barcodescanner worden
geverifieerd.
Verificatie lineariteit lotnr.
Alleen weergave: Het charge(lot)nummer wordt op
de display weergegeven, maar de gebruiker kan het
niet bevestigen of een ander charge(lot)nummer
selecteren.
Bevestiging: De gebruiker moet het op de display
weergegeven charge(lot)nummer bevestigen en
kan alternatieve charge(lot)nummers handmatig of
d.m.v. de barcodescanner invoeren.
Lotnr. invoeren: De gebruiker moet het
charge(lot)nummer invoeren.
2 Druk op om de instellingen (van beide
instelschermen) op te slaan of
3 Druk op om naar het eerste instelscherm
terug te keren.
Opties reagentia
16.03.10
12:48
Alleen scannen
Display only
Conrmation
Alleen weergave
Bevestiging
Lot entry
Lotnr. invoeren
Vericatie controle lotnr.:
Vericatie lineariteit lotnr.:
Eerste ingebruikname
110
Opties voor metingen van glucosecontrolematerialen
Dit menu bevat opties, waarmee u kunt specificeren of
en met welke intervallen metingen van glucosecontrole-
materialen moeten worden uitgevoerd. Als er verplicht
metingen van controlematerialen moeten worden
uitgevoerd, moet u de instellingen van de CITO-testen
controleren (zie pagina 107).
1 Druk op de gewenste optie om deze in te schakelen:
Frequentie controle
Altijd OK: QC-blokkering is uitgeschakeld, er
kunnen altijd metingen van patiëntenmonsters
worden uitgevoerd. Dit is onafhankelijk van het
resultaat van het uitvoeren van metingen van
glucosecontrolematerialen.
Laatste QC OK: QC-blokkering wordt alleen in
werking gesteld, als het resultaat van de laatste
glucosecontrolemeting buiten het controlewaar-
denbereik ligt of als er geen resultaat beschikbaar
is (zoals bij het in gebruik nemen van een nieuwe
charge (lot) teststrips).
Uren: QC-blokkering wordt na de ingestelde tijd in
werking gesteld. Als er een glucosecontrolemeting
succesvol is uitgevoerd, wordt de teller weer op ”0”
gezet.
Aantal strips: QC-blokkering wordt na het bereiken
van het ingestelde aantal metingen in werking
gesteld. Als er een glucosecontrolemeting succes-
vol is uitgevoerd, wordt de teller van het aantal test-
strips weer op ”0” gezet.
Dienst: QC-blokkering wordt per dienst in werking
gesteld.
Tijdstip van de dag: QC-blokkering wordt op het
gespecificeerde tijdstip van de dag in werking
gesteld. (er kunnen per dag maximaal zes tijd-
stippen worden geconfigureerd.)
Afwissel. contr.: Bij de QC-metingen moet afwisse-
lend gebruik worden gemaakt van L1- en L2-con-
troleoplossingen, in plaats van het gebruik van
beide controles bij het uitvoeren van een QC-
meting.
2 Druk op om de instellingen op te slaan. Als de
optie Uren of Aantal strips is ingeschakeld, moet
het gewenste aantal worden ingevoerd. of:
3 Druk op om dit menu te verlaten zonder enige
wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt vervolgens het Menu Instellen op
de display weergegeven.
QC frequentie
16.03.10
12:48
Laatste QC OK
Altijd OK
Aantal strips
Uren
Frequentie controle:
Afwissel. contr.
Dienst
Tijdstip v. dag
123
456
789
0
QC uren 12:48
16.03.10
50
123
456
789
0
QC strips 12:48
16.03.10
50
Eerste ingebruikname
111
Grenswaarden van de (normaal-, kritisch- en meet) bereiken
In dit menu kunt u grenswaarden voor het Normaalbereik,
Kritisch bereik of Meetbereik instellen. Resultaten buiten
deze grenswaarden worden gemarkeerd om u hierop te
attenderen. Het Meetbereik maakt het de systeembe-
heerder mogelijk om een door de instelling of het labora-
torium vastgesteld meetbereik voor de rapportage van de
resultaten van patiëntenmonsters in te stellen.
De grenswaarden voor de verschillende bereiken worden
direct na elkaar in de volgende volgorde ingevoerd:
Normaalbereik (onderste/bovenste grenswaarde)
Kritisch bereik (onderste/bovenste grenswaarde)
Meetbereik (onderste/bovenste grenswaarde)
1 Voer de eerste waarde in via het toetsenbord.
2 Druk op om de volgende waarde in te voeren
of
3 Druk op om naar voorgaande scherm terug te
keren.
4 Druk na het invoeren van de laatste waarde op
om alle voorgaande instellingen op te slaan.
123
456
789
0
Meetbereik laag 12:48
16.03.10
0.6 mmol/L
123
456
789
0
Normaalbereik laag 12:48
16.03.10
3.9 mmol/L
123
456
789
0
Kritisch bereik laag 12:48
16.03.10
2.2 mmol/L
123
456
789
0
Meetbereik hoog 12:48
16.03.10
33.3 mmol/L
123
456
789
0
Normaalber. hoog 12:48
16.03.10
11.1 mmol/L
123
456
789
0
Kritisch bereik hoog 12:48
16.03.10
16.7 mmol/L
Eerste ingebruikname
112
Opties voor het invoeren van gebruikersidentificaties
In dit menu kunt u vastleggen of en hoe een gebruiker
zich moet aanmelden.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te schakelen:
Gebruiker invoeren
Geen: De meter kan worden gebruikt zonder
aanmelding van de gebruiker.
Via scherm of Via scherm (alleen numeriek): De
gebruiker moet worden aangemeld. De gebruikers-
identificatie kan handmatig via het toetsenbord of
d.m.v. de barcodescanner worden ingevoerd.
Alleen scannen: De gebruiker moet worden aange-
meld. De identificatie kan alleen d.m.v. de barcode-
scanner worden ingevoerd.
Validatie gebruiker
Geen: De gebruikersidentificatie kan iedere wille-
keurige lengte hebben.
Lengte: De gebruikersidentificatie moet een gespe-
cificeerde lengte hebben (maximaal 20 tekens).
Voer na het selecteren van deze optie de minimale-
en maximale lengte in.
Lijst: De gebruikersidentificatie moet op een van
het DMS ontvangen lijst staan.
Lijst met wachtwoord: De gebruikersidentificatie
moet op een van het DMS ontvangen lijst staan.
Daarnaast moet er ook nog een wachtwoord
worden ingevoerd.
2 Druk op om de instellingen op te slaan. Als de
optie Lengte is ingeschakeld, moet u de gewenste
getallen invoeren. of:
3 Druk op om dit menu te verlaten zonder enige
wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt vervolgens het Menu Instellen op
de display weergegeven.
Invoer gebr.-ID
16.03.10
Gebruiker invoeren:
12:48
Via scherm
Geen
Validatie gebruiker:
Lengte
Alleen scannen
Geen
Via scherm (alleen num.)
Lijst
Lijst met wachtwoord
123
456
789
0
Min. lengte gebr.-ID 12:48
16.03.10
8
123
456
789
0
Max. lengt gebr.-ID 12:48
16.03.10
12
Eerste ingebruikname
113
Opties voor patiëntenidentificatie
In dit menu kunt u de criteria voor het invoeren van een
patiëntenidentificatie vastleggen.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te schakelen:
Patiënt invoeren
Via scherm of Via scherm (alleen numeriek):
De patiëntenidentificatie kan handmatig via het
toetsenbord of d.m.v de barcodescanner worden
ingevoerd.
Alleen scannen: De identificatie kan alleen d.m.v. de
barcodescanner worden ingevoerd.
Via scherm of lijst: De patiëntenidentificatie kan
handmatig via het toetsenbord of d.m.v de bar-
codescanner worden ingevoerd of in een van het
DMS ontvangen lijst worden geselecteerd.
Validatie patiënt
Geen: De patiëntenidentificatie kan iedere wille-
keurige lengte hebben.
Lengte: De patiëntenidentificatie moet een gespe-
cificeerde lengte hebben (maximaal 20 tekens).
Voer na het selecteren van deze optie de minimale-
en maximale lengte in.
Lengte indien numeriek: Alleen numerieke patiën-
tenidentificaties worden gevalideerd op hun lengte.
Alfabetische patiëntenidentificaties worden niet
gevalideerd.
Lijst- moet op lijst staan: De patiëntenidentificatie
moet op een van het DMS ontvangen lijst staan.
Lijst- nwe toev. toegestaan: De patiëntenidentifica-
tie moet worden gecontroleerd met een van het
DMS ontvangen lijst. Het is echter mogelijk om
d.m.v. de meter een nieuwe patiëntenidentificatie
aan te maken.
2 Druk op om de instellingen op te slaan. Als de
optie Lengte is ingeschakeld, moet u de gewenste
getallen invoeren. of:
3 Druk op om dit menu te verlaten zonder enige
wijzigingen op te slaan.
Op de display wordt (na het invoeren van de gewenste
getallen) altijd het Menu Instellen weergegeven.
Opties Patiënten-ID
16.03.10
Patiënt invoeren:
12:48
Alleen scannen
Via scherm (alleen num.)
Via scherm
Via scherm of lijst
123
456
789
0
Min. lengte pat.-ID 12:48
16.03.10
8
123
456
789
0
Max. lengte pat.-ID 12:48
16.03.10
12
Opties Patiënten-ID
16.03.10
12:48
Validatie patiënt:
Lengte
Geen
Lengte indien numeriek
Lijst- nwe toev. toegestaan
Lijst- moet op lijst staan
Eerste ingebruikname
114
Een instelwachtwoord aanmaken
In dit scherm kunt een wachtwoord aanmaken voor alle
in dit hoofdstuk beschreven instellingen. Dit wachtwoord
waarborgt, dat alleen geautoriseerde personen wijzigin-
gen in de instellingen kunnen aanbrengen.
1 Voer het wachtwoord in via het toetsenbord.
2 Druk op om het wachtwoord op te slaan en de
beveiliging met een wachtwoord in te schakelen.
(De beveiliging met een wachtwoord wordt echter
de eerstvolgende keer, dat de meter wordt aange-
zet, pas effectief.) Op de display wordt vervolgens
het Menu Instellen weergegeven. of:
3 Druk op om dit scherm te verlaten zonder
enige wijzigingen op te slaan. Op de display wordt
vervolgens het Hoofdmenu weergegeven.
Om beveiliging met een wachtwoord uit te schakelen:
1 Open het Menu Instellen (u moet het huidige
wachtwoord invoeren).
2 Druk op Wachtwoord.
3 Verwijder het huidige wachtwoord door op te
drukken.
4 Druk op om de beveiliging met een wacht-
woord uit te schakelen.
U moet zich er wel van bewust zijn, dat de beveiliging
met een wachtwoord alleen kan worden opgeheven
of gewijzigd na het invoeren van het actuele wacht-
woord. Voor toegang tot het Menu Instellen is een
juiste vaststelling van de authenticiteit vereist. Bewaar
uw wachtwoord op een veilige plaats.
123
456
789
A-O0
Instelwachtwoord 12:48
16.03.10
Eerste ingebruikname
115
Datum en tijd instellen
Afhankelijk van de configuratie kan deze instelling ver-
borgen zijn of kan hiervoor het invoeren van een wacht-
woord vereist zijn.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Beheer om het Beheermenu te openen.
3 Druk op Datum/tijd om met het invoeren van de
datum te beginnen.
4 Voer eerst de datum en vervolgens de tijd in (alle
getallen bestaan uit twee cijfers; plaats voor getal-
len met één cijfer een nul) door op te drukken.
Als de 12-uursweergave is ingesteld, moet u op am/pm
drukken om de juiste tijd in te stellen.
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
16.03.10
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Beheermenu 12:48
16.03.10
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
123
456
789
0
Datum 12:48
16.03.10
30.07.10
123
456
789
AM/PM0
Tijd 12:48
16.03.10
12:15
Beheermenu 12:15
30.07.10
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
Eerste ingebruikname
116
Opties voor het akoestische signaal
Met deze instelling kunt u het geluidsniveau van het
akoestische signaal instellen.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Geluid om het geluidsniveau in te stellen.
3 Druk op de knop met het gewenste geluidsniveau.
Als u op een knop drukt, zal de meter een akoes-
tisch signaal met het bijbehorende geluidsniveau
afgeven.
4 Druk op om de instelling op te slaan en naar
het scherm Hoofdmenu 2 terug te keren.
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
16.03.10
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Instellen pieptoon 12:48
16.03.10
Normaal
Zacht
Hard
Geluidsniveau:
Eerste ingebruikname
117
Weergave van de systeemcontrole
Onder Systeemcontrole vindt u informatie over het
systeem, zoals softwareversie, aantal opgeslagen gege-
vensbestanden en instellingen. Gebruik dit menu om
opgeslagen foutmeldingen op de display weer te geven
en de barcodescanner te testen.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Syst. controle om het hoofdscherm van dit
menu op te roepen.
3 Druk op of om tussen de schermen te
wisselen.
4 Druk op Logboek om de opgeslagen foutmeldingen
weer te geven.
5 Druk op om de barcodescanner te testen.
6 Druk op om naar het Hoofdmenu terug te
keren.
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
16.03.10
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Systeemcontrole
16.03.10
12:48
S/W Version: 03.00.00
BSP Version: 3.7
Laatste download: 26.02.10
Voltage batterij: 3,766 V
Batterij percentage: 50
Scan:
Logboek
Eerste ingebruikname
118
Een Download-blokkering deblokkeren
Bij gebruik van een gegevensbeheersysteem voor de
configuratie kan er een Download-blokkering worden
ingesteld. Deze blokkering voorkomt, dat een meter voor
metingen kan worden gebruikt, als de gegevens van de
meter gedurende een gedefinieerde tijdsperiode niet zijn
gedownload. Als er een download-blokkering optreedt,
kan de gebruiker een CITO-test uitvoeren om de blokke-
ring tijdelijk te omzeilen. Als er echter geen CITO-test is
geconfigureerd of meer beschikbaar is, kan de meter
niet worden gebruikt tot de opgeslagen gegevens via het
netwerk (hetzij draadloos, hetzij door de meter op het
dockingstation te plaatsen) zijn gedownload.
In geval van b.v. een uitgevallen netwerk (waardoor down-
loaden onmogelijk is) of andere noodgevallen kan het
nodig zijn om een meter zonder contact met het gege-
vensbeheersysteem te deblokkeren. Omdat deblokkeren
een functie van het Menu Instellen is, is dit uitsluitend
voorbehouden aan personen, die het instelwachtwoord
kennen.
Om een meter te deblokkeren:
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Beheer om het Beheermenu te openen.
3 Druk op Menu Instellen om het Menu Instellen te
openen.
4 Voer het Instelwachtwoord in, als hierom wordt
gevraagd.
5 Druk op Deblokkeren om de teller voor het
blokkeren te resetten.
De meter wordt uitgeschakeld en is, nadat deze weer wordt
aangezet, gereed voor het uitvoeren van een meting.
Hoofdmenu 2 12:48
16.03.10
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Beheermenu 12:48
16.03.10
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
Menu Instellen 12:48
16.03.10
Datum/tijd
QC
Testweergave
Wachtwoord
Testbereiken
Reagentia
Gebruikers-ID Patiënten-ID
Deblokkeren
Onderhoud en verzorging
119
10 Onderhoud en verzorging
Bewaar- en verzendcondities
Algemene condities
voor gebruik
Volg de volgende punten zorgvuldig op om de betrouw-
bare werking van uw systeem ook op langere termijn te
waarborgen.
Ga voorzichtig met de meter en de onderdelen van
het systeem om. Laat hem niet vallen of ergens
tegenaan stoten.
Stel het dockingstation niet bloot aan vloeistof-
druppels.
Dompel de meter of het dockingstation niet onder
in een vloeistof.
Volg de aanwijzingen voor reiniging, zoals beschre-
ven op pagina 120 en verder, zorgvuldig op.
Voorkom, dat de meter tijdens het uitvoeren van
een meting gedurende langere tijd aan extreme
warmtebronnen wordt blootgesteld. Mogelijke
warmtebronnen zijn bijvoorbeeld:
Bilirubine- of fototherapielampen, waar u de meter
onder laat liggen.
Bedwarmers, waar u de meter op laat liggen.
Isolettes, waarin u de meter laat liggen.
Zie hoofdstuk 12 voor de bereiken van de gebruiks- en
bewaartemperatuur.
Alle in dit hoofdstuk gegeven informatie m.b.t. onder-
houd en verzorging van het ”dockingstation” is van
toepassing op zowel het
Accu-Chek Inform II-dockingstation als het
Accu-Chek Inform II-dockingstation Light.
Om de goede werking van het systeem te waarborgen,
dient met de volgende veiligheidsinformatie rekening
te worden gehouden. Onjuist gebruik kan tot onjuiste
meetresultaten leiden.
Onderhoud en verzorging
120
Bewaring
Bewaar het systeem en de teststrips in de omge-
ving, waar u ze gaat gebruiken.
Bewaar de meter niet in direct zonlicht of bij
extreme temperaturen.
Neem bij het bewaren en het gebruik van de meter
de grenswaarden voor de temperatuur en de lucht-
vochtigheid in acht (zie hoofdstuk 12).
Reiniging
Medische beroepsbeoefenaren dienen bij het bedienen
van apparatuur voor het bepalen van bloedglucose altijd
handschoenen te dragen en de binnen het laboratorium
of instelling geldende richtlijnen en procedures voor het
omgaan met potentieel infectieuze materialen zorgvuldig
op te volgen. Het is belangrijk, dat u uw systeem schoon
en vrij van besmettingen houdt. De meter dient regelma-
tig te worden gereinigd en goed te worden onderhouden.
Gebruik de volgende procedures om hiervoor zorg te
dragen.
Reinigingsmiddelen Controleer, voordat u een reinigingsmiddel voor de meter,
het dockingstation, de codechipreader of de accessoire-
kit gebruikt, de actieve bestanddelen. Toegestane actieve
bestanddelen zijn:
een lichte zeepwateroplossing
70 % (of minder) oplossing van isopropylalcohol
in water
0,625 % (of minder) oplossing van natrium-
hypochloriet in water
Het gebruik van reinigingsmiddelen, die andere actieve
bestanddelen bevatten, kan beschadiging van de meter,
het dockingstation, de codechipreader of de accessoire-
kit tot gevolg hebben.
LET OP!
Gebruik voor het schoonmaken van de onderdelen van
het systeem geen reinigingsmiddelen, die de chemica-
liën ether of polyhexanide bevatten of oplossingen of
doekjes, die een mengsel van bleekmiddel en detergens
bevatten. Het gebruik van reinigingsmiddelen, die een
van deze chemicaliën bevatten, kan beschadiging van de
onderdelen van het systeem tot gevolg hebben.
Onderhoud en verzorging
121
Reiniging van de meter
Veeg het oppervlak af met een zachte, licht bevoch-
tigde doek (niet nat) of besproei de meter met een
oplossing conform de hieronder gegeven aanwij-
zingen.
Haal de meter voor het reinigen uit het docking-
station.
Reinig de meter niet tijdens het uitvoeren van een
meting van een patiëntenmonster of een controle-
materiaal.
Plaats de meter op een vlak oppervlak als u het
gebied rond de uitsparing voor de teststrip afveegt
en zorg ervoor, dat er geen vloeistof in de uitsparing
voor de teststrip terecht komt.
Maak de meter na het reinigen goed droog.
Controleer goed of er zich na het reinigen geen
vloeistof op de meter bevindt. Als er reinigings-
vloeistoffen op de uitsparingen achterblijven, kan
dit ernstige beschadiging van de meter en het
dockingstation tot gevolg hebben.
Bij gebruik van commercieel verkrijgbare vochtige
reinigingsdoekjes moet de eventuele overmaat
aan reinigingsoplossing worden verwijderd
door uitknijpen of afdeppen op een papieren tissue,
voordat de buitenkant van de meter hiermee kan
worden afgenomen.
Plaats de meter op een vlak oppervlak of tafel, als
u deze met oplossing besproeit. Draag handschoe-
nen. Denk erom, dat de meter glad kan worden, als
deze nat is. Laat de meter niet vallen! Besproei
de meter niet met een oplossing, als deze op het
dockingstation is geplaatst.
Reiniging van het venster van
de barcodescanner
Het venster van de barcodescanner dient regelmatig te
worden gereinigd. Gebruik een schone, droge doek om
het venster van de barcodescanner af te nemen.
LET OP!
Zorg ervoor, dat de meter en het dockingstation (incl. aan-
sluitingen) na het reinigen of ontsmetten goed droog zijn.
WAARSCHUWING
Sproei de oplossingen niet rechtstreeks in de
uitsparing voor de teststrip!
Vocht in de uitsparing voor de teststrip kan tot onjuiste
bloedglucoseresultaten leiden. Als u vermoedt, dat er vocht
in de uitsparing voor de teststrip terecht is gekomen,
dient u een meting met een glucosecontrole uit te voeren.
Onderhoud en verzorging
122
Reiniging van het dockingstation
Verwijder voor het schoonmaken alle stekkers van
het dockingstation.
Veeg het oppervlak af met een zachte, licht bevoch-
tigde doek (niet nat).
Zorg ervoor, dat u de elektrische aansluitingen aan
de achterkant van het dockingstation niet afveegt.
Maak het dockingstation na het reinigen goed
droog. Controleer goed of er zich na het reinigen
geen vloeistoffen op de aansluitingen van het
dockingstation bevinden. Als er reinigingsvloei-
stoffen op een van de aansluitingen achterblijven,
kan dit ernstige beschadiging van de meter en het
dockingstation tot gevolg hebben.
Bij gebruik van commercieel verkrijgbare vochtige
reinigingsdoekjes moet de eventuele overmaat
aan reinigingsoplossing worden verwijderd
door uitknijpen of afdeppen op een papieren tissue,
voordat de buitenkant van het dockingstation hier-
mee kan worden afgenomen.
Als er reinigingsoplossing op de aansluitingen
komt of zich in het dockingstation ophoopt, moeten
alle stekkers van het dockingstation worden verwij-
derd en moeten de onderdelen met een droge
doek of een gaasje worden afgedroogd, voordat
de meter weer op het dockingstation kan worden
geplaatst.
Sluit alle stekkers van het dockingstation weer aan.
LET OP!
Zorg ervoor, dat de meter en het dockingstation (incl.
aansluitingen) na het reinigen of ontsmetten goed droog
zijn. Een knipperende LED (rood) op het dockingstation
geeft aan, dat er een fout is opgetreden.
LET OP!
Sproei oplossingen niet rechtstreeks op het docking-
station, aangezien de oplossing dan de behuizing binnen
kan dringen en de elektronische onderdelen kan
beschadigen.
Onderhoud en verzorging
123
Reiniging van de accessoirekit
Veeg het oppervlak af met een zachte, licht bevoch-
tigde doek (niet nat).
Plaats de accessoirekit op een vlak oppervlak of
tafel, als u deze met oplossing besproeit. Zorg
ervoor, dat de accessoirekit geheel leeg is.
U kunt het oppervlak ook afvegen met een zachte
doek, licht bevochtigd (niet nat) met 70 % iso-
propylalcohol, onverdund.
LET OP!
Zorg ervoor, dat de accessoirekit goed droog is, voordat
u deze weer gebruikt of vult.
Onderhoud en verzorging
124
Ontsmetten
Medische beroepsbeoefenaren dienen bij het bedienen
van apparatuur voor het bepalen bloedglucose altijd
handschoenen te dragen en de binnen het laboratorium
of instelling geldende richtlijnen en procedures voor het
omgaan met potentieel infectieuze materialen zorgvuldig
op te volgen.
Als uw instelling of laboratorium het Accu-Chek
Inform II-systeem wil desinfecteren, dient u de onder-
staande procedures te volgen:
Voordat u een desinfecterende oplossing voor de meter,
het dockingstation of de codechipreader gebruikt, moet
u het etiket van het product raadplegen voor de vereiste
inwerkingduur voor ontsmetting en om te waarborgen,
dat de actieve bestanddelen geschikt zijn voor gebruik.
Bereid alle desinfecterende oplossingen, zoals door de
fabrikant op het etiket is aangegeven. Toegestane actieve
bestanddelen van desinfecterende oplossingen zijn:
0,625 % (of minder) oplossing van natrium-
hypochloriet in water (bleekmiddel)
ammoniumchloride (tot maximaal 0,25 % van elke
quaternaire ammoniumverbinding) met isopropyl-
alcohol (maximaal 55 %)
0,05 % oplossing van een fenolverbinding in water
Het gebruik van ontsmettingsmiddelen, die andere
actieve bestanddelen bevatten, kan beschadiging van
de meter, het dockingstation of de codechipreader tot
gevolg hebben.
Toegestane bestanddelen van ontsmettingsmiddelen
voor de accessoirekit zijn:
0,625 % (of minder) oplossing van natrium-
hypochloriet in water (bleekmiddel)
Gebruik van ontsmettingsmiddelen, die andere actieve
bestanddelen bevatten, kan beschadiging van de acces-
soirekit tot gevolg hebben.
LET OP!
Gebruik voor het schoonmaken van het systeem geen
ontsmettingsmiddelen, die de chemicaliën ether of
polyhexanide bevatten of oplossingen of doekjes, die een
mengsel van bleekmiddel en detergens bevatten. Het
gebruik van ontsmettingsmiddelen, die een van deze
chemicaliën bevatten, kan beschadiging van het systeem
tot gevolg hebben.
Onderhoud en verzorging
125
Ontsmetten van de meter
Haal de meter voor het ontsmetten uit het docking-
station.
Plaats de meter op een vlak oppervlak als u het
gebied rond de uitsparing voor de teststrip afveegt
en zorg ervoor, dat er geen vloeistof in de uitsparing
voor de teststrip terecht komt.
Veeg de meter goed af, waarbij contact met de
uitsparing voor de teststrip moet worden vermeden,
of besproei de meter met een oplossing conform de
hieronder gegeven aanwijzingen.
Ontsmet de meter niet tijdens het uitvoeren van
een meting van een patiëntenmonster of een
controlemateriaal.
Let erop, dat de oplossingen actieve bestanddelen
bevatten, die zijn toegestaan voor het ontsmetten
van het systeem. Bij gebruik van commercieel ver-
krijgbare vochtige ontsmettingsdoekjes moet de
eventuele overmaat aan ontsmettingsoplossing
worden verwijderd door uitknijpen of afdeppen op
een papieren tissue.
Laat de meter gedurende de op het etiket van het
ontsmettingsmiddel aanbevolen inwerkingduur
aan de lucht drogen.
Droog de meter met een droge doek of een gaasje
en controleer goed of er zich na het ontsmetten
geen vloeistof meer op de meter bevindt. Zorg
ervoor, dat de meter na het ontsmetten goed
droog is.
Plaats de meter op een vlak oppervlak of tafel, als
u deze met oplossing besproeit. Draag handschoe-
nen. Denk erom, dat de meter glad kan worden, als
deze nat is. Laat de meter niet vallen! Besproei
de meter niet met een oplossing, als deze op het
dockingstation is geplaatst.
Onderhoud en verzorging
126
WAARSCHUWING
Sproei de oplossingen niet rechtstreeks in de
uitsparing voor de teststrip!
Vocht in de uitsparing voor de teststrip kan tot onjuiste
bloedglucoseresultaten leiden. Als u vermoedt, dat er
vocht in de uitsparing voor de teststrip terecht is geko-
men, dient u een meting met een glucosecontrole uit te
voeren.
LET OP!
Zorg ervoor, dat er geen vloeistof in de uitsparing voor
de teststrip komt of dat er vloeistof op het touchscreen
ophoopt. Als er toch vloeistof in de uitsparing voor de
teststrip komt, moeten de onderdelen onmiddellijk met
een droge doek of een gaasje worden afgedroogd.
Als er vloeistoffen in de uitsparingen van de meter
achterblijven, kan dit tot ernstige schade leiden.
Onderhoud en verzorging
127
Ontsmetten van het
dockingstation
Haal de meter voor het ontsmetten uit het docking-
station.
Verwijder voor het ontsmetten alle stekkers van het
dockingstation.
Let erop, dat de oplossingen actieve bestanddelen
bevatten, die zijn toegestaan voor het ontsmetten
van het systeem. Bij gebruik van commercieel ver-
krijgbare vochtige ontsmettingsdoekjes moet de
eventuele overmaat aan ontsmettingsoplossing
worden verwijderd door uitknijpen of afdeppen op
een papieren tissue.
Veeg het dockingstation goed af. Veeg niet over het
gedeelte met de aansluitingen voor de kabels aan
de achterkant van het dockingstation. Als er toch
vloeistof in dit gedeelte terecht komt, moet dit
onmiddellijk met een droge doek of een gaasje
worden afgedroogd.
Laat het dockingstation gedurende de op het etiket
van het ontsmettingsmiddel aanbevolen inwerking-
duur aan de lucht drogen. Plaats de meter niet op
het dockingstation voor alle stappen van de ont-
smettingsprocedure zijn voltooid.
Droog het dockingstation met een droge doek of
een gaasje en controleer goed of er zich na het ont-
smetten geen vloeistof meer in het gedeelte rond
de aansluitingen en de kabels bevindt. Zorg ervoor,
dat het dockingstation (inclusief de aanslui-
tingen) na het ontsmetten goed droog is.
Sluit alle stekkers van het dockingstation weer aan.
LET OP!
Laat geen vloeistof in de aansluitingen komen. Als er
toch vloeistof in de aansluitingen komt, moeten de
onderdelen onmiddellijk met een droge doek of een
gaasje worden afgedroogd. Als er vloeistoffen in een
aansluiting van het dockingstation achterblijven,
kan dit tot ernstige schade leiden.
LET OP!
Sproei oplossingen niet rechtstreeks op het docking-
station, aangezien de oplossing dan de behuizing binnen
kan dringen en de elektronische onderdelen kan
beschadigen.
Onderhoud en verzorging
128
Ontsmetten van de accessoirekit
Let erop, dat de oplossingen actieve bestanddelen
bevatten, die zijn toegestaan voor het ontsmetten
van het systeem. Bij gebruik van commercieel ver-
krijgbare vochtige ontsmettingsdoekjes moet de
eventuele overmaat aan ontsmettingsoplossing
worden verwijderd door uitknijpen of afdeppen op
een papieren tissue.
Veeg de accessoirekit goed af.
Plaats de accessoirekit op een vlak oppervlak of
tafel, als u deze met oplossing besproeit. Zorg
ervoor, dat de accessoirekit geheel leeg is.
Laat de accessoirekit gedurende de op het etiket
van het ontsmettingsmiddel aanbevolen inwerking-
duur aan de lucht drogen. Plaats de meter niet in de
accessoirekit voor alle stappen van de ontsmet-
tingsprocedure zijn voltooid.
Droog de accessoirekit met een droge doek of een
gaasje en controleer goed of er zich na het ont-
smetten geen vloeistof meer in de accessoirekit
bevindt.
LET OP!
Zorg ervoor, dat de accessoirekit goed droog is, voordat
u deze weer gebruikt of vult.
Onderhoud en verzorging
129
Onderhoudswerkzaamheden registreren
Reiniging en andere onderhoudswerkzaamheden kunnen
in de meter worden geregistreerd. Zorg ervoor, dat alle
reinigingswerkzaamheden zijn uitgevoerd en dat het
systeem goed droog is, voordat u de meter aanzet.
Om de informatie over het reinigen in de meter op te
slaan, gaat u als volgt te werk:
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Onderhoud om het scherm voor het toe-
voegen van opmerkingen te openen.
3 Selecteer de gewenste opmerking(n) in de lijst of
druk op om uw eigen opmerking d.m.v. het
toetsenbord in te voeren.
4 Druk, nadat u uw opmerking(en) heeft ingevoerd,
op om de opmerkingen m.b.t. het onderhoud
op te slaan. Het scherm Res. onderhoud wordt
geopend.
5 Druk op om naar het Hoofdmenu 2 terug te
keren.
Hoofdmenu 12:48
16.03.10
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
16.03.10
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Opmerking toev. 12:48pm
03/16/10
Gereinigde meter
Onderhoudstest 12:48
16.03.10
Gereinigde meter
NIEUW BATTERY PACK
Onderhoud en verzorging
130
Oplossen van problemen
131
11 Oplossen van problemen
De Accu-Chek Inform II-meter controleert de onderdelen
van het systeem voortdurend op onverwachte en onge-
wenste problemen.
Hieronder volgt een tabel met oplossingen van proble-
men, die u kunt gebruiken, als het systeem niet naar
verwachting werkt. De meeste problemen kunnen met
behulp van deze tabel snel worden opgelost. Onderneem
de volgende stappen, als er zich een onverwacht pro-
bleem voordoet:
Zoek de weergegeven melding of het probleem op
in de tabel met oplossingen van problemen.
Voer de voorgestelde actie in de kolom onder de
kop Mogelijke oplossingen uit.
Neem indien verdere hulp nodig is, contact op met de
lokale vertegenwoordiging van Roche.
Fouten en ongebruikelijke
werking zonder foutmeldingen
Er kunnen soms problemen ontstaan, waarvoor geen
foutmelding bestaat. Raadpleeg de volgende tabel, als
er met het Accu-Chek Inform II-systeem zo'n probleem
ontstaat.
Displayweergave/symptoom Mogelijke oplossingen
Geen melding of ongebruikelijke werking
De display van de meter gaat niet aan. Wacht 10 seconden en probeer de meter opnieuw aan te
zetten.
Plaats de meter op het dockingstation en controleer of het
battery pack wordt opgeladen.
Controleer of het battery pack correct is geplaatst en
aangesloten.
Volg de aanwijzingen in hoofdstuk 9 op om te voorkomen,
dat er bij het vervangen van het battery pack gegevens
verloren gaan.
Meter geeft een onverwacht resultaat
weer.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Oplossen van problemen
132
Meetresultaat LO/HI Het resultaat van de glucosemeting ligt beneden (LO) of
boven (HI) het standaard van fabriekswege ingestelde
meetbereik van het systeem.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Controleer of u de meting correct uitvoert (zie hoofdstuk 3).
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe test-
strip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Meetresultaat RR LO/RR HI Het resultaat van de glucosemeting ligt beneden/boven het
door de systeembeheerder ingestelde meetbereik.
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe test-
strip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Meetresultaat CR LO/CR HI Het resultaat van de glucosemeting ligt beneden/boven het
door de systeembeheerder ingestelde kritische bereik.
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe test-
strip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Op de display van de meter wordt
Defecte strip fout weergegeven.
De teststrip is defect of het resultaat van de bloedglucose-
meting is extreem laag en ligt beneden het meetbereik van
de meter.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Controleer of u de meting correct uitvoert (zie hoofdstuk 3).
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe test-
strip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Op de meter wordt een fout van het
Type onjuiste hoeveelheid weerge-
geven.
Er is onvoldoende bloed met de teststrip opgezogen.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Bekijk de juiste meetprocedure.
Herhaal de meting met een nieuwe teststrip en zorg ervoor,
dat het monster correct wordt opgezogen.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Op de display van de meter wordt (QC)
FAIL of Buiten bereik weergegeven.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Controleer of u de meting correct uitvoert (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de glucosecontrolemeting met een nieuwe test-
strip.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Displayweergave/symptoom Mogelijke oplossingen
Oplossen van problemen
133
Dockingstation
LED brandt niet Niet aangesloten op de netspanningadapter of de netspan-
ningadapter is defect, het dockingstation is defect of de
stroomvoorziening is niet ingeschakeld.
Neem de netspanningadapter uit het stopcontact en steek
deze vervolgens weer in het stopcontact.
Als de fout hierdoor niet is hersteld, moet u contact opne-
men met de lokale vertegenwoordiging van Roche.
Rood knipperende LED Communicatie- of configuratiefout.
Controleer de configuratie en/of de verbinding met het
gegevensbeheersysteem (DMS). Neem contact op met
de beheerder van het DMS of IT van uw instelling.
Als de foutmelding opnieuw wordt weergegeven, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Automatisch uitschakelen
Om energie te sparen wordt de meter na een in te stellen
tijd zonder activiteit (b.v. het drukken op een knop, het aan-
raken van de display) uitgeschakeld. Daarnaast kan de
meter ook in één van de hieronder weergegeven gevallen
automatisch worden uitgeschakeld. Reactiveer de meter/
display als hieronder beschreven:
Uitschakeling na de door de systeem-
beheerder ingestelde tijd (instelling bij
levering is 10 minuten, kan door de
systeembeheerder anders worden
ingesteld).
Druk op de Aan/Uit-toets aan de bovenkant van de meter.
Batterij bijna leeg Laad het battery pack op door de meter op het docking-
station te plaatsen.
Batterij praktisch leeg Laad het battery pack op door de meter op het docking-
station te plaatsen.
Controleer of het battery pack correct is geplaatst
en aangesloten.
Vervang het defecte battery pack.
Volg de aanwijzingen in hoofdstuk 9 op om te voorkomen,
dat er bij het vervangen van het battery pack gegevens
verloren gaan.
Displayweergave/symptoom Mogelijke oplossingen
Oplossen van problemen
134
Foutmeldingen Naast de op de display weergegeven foutmeldingen
wordt door het systeem altijd een beschrijving van de fout
en een mogelijke oplossing weergegeven. Volg de op de
display voorgestelde actie op om het probleem op te los-
sen. Alle meldingen, inclusief de informatieve meldingen,
worden voorafgegaan door een letter, waarmee het type
melding wordt aangegeven, en een nummer. De verschil-
lende typen meldingen worden in de onderstaande tabel
met een voorbeeld weergegeven.
Voorbeeld van een type melding Omschrijving
D: Beslissing (Engels: Decision); druk op om dit
te bevestigen.
Druk op om dit af te keuren.
I: Informatie; druk op om dit te bevestigen.
Lineariteit lotnrs. 12:48
16.03.10
D-311: Wilt u
lotnummer 777678
van de lineariteitstest
instellen als het 'huidige'
lotnummer?
'Huidig' maken
*
31.12.10 777732
Lin.
15.03.11 777723
Lin.
Vervaldat. Lotnr.
Type
Patiëntentest
16.03.10
12:48
Patiënt 123456789
Datum 16.03.10 12:48
150
I
Bereik
I-502:
Normaalbereik:
Kritisch bereik:
Meetbereik:
3.9-11.1 mmol/L
2.2-16.7 mmol/L
0.6-33.3 mmol/L
Oplossen van problemen
135
E: Fout (Engels: Error); druk op om dit te bevestigen.
Volg de voorgestelde actie op om het probleem op te
lossen.
W: Waarschuwing; druk op om dit te bevestigen.
Voorbeeld van een type melding Omschrijving
123
456
789
A-O0
Wissen
Gebruikers-ID 12:48
16.03.10
E-314: Ongeldige scan.
Er zijn na scannen >
20 tekens ingevoerd.
Raadpleeg uw
systeembeheerder.
Ongeldige scan
Patiëntentest
16.03.10
Buiten kritisch bereik
12:48
Patiënt 123456789
Datum 16.03.10 12:48
17.2
mmol/L
Buiten kritisch bereik
W-511: Buiten kritisch
bereik.
Oplossen van problemen
136
Resetten van de meter Het resetten van de meter kan worden uitgevoerd om een
aantal niet-specifieke problemen (zoals een ”bevroren”
display, enz.) op te lossen. Voer de volgende stappen uit
om de meter te resetten.
1 Plaats de meter met de bovenkant naar beneden op
een vlak oppervlak.
2 Druk met een hulpmiddel, zoals een schroeven-
draaier of een paperclip, op de reset-toets in het
midden van het battery pack.
3 Draai de meter om.
Het Roche-logo wordt weergegeven.
Als het Roche-logo niet binnen 60 seconden op
de display verschijnt, moet u de meter ten minste
15 minuten op het dockingstation plaatsen om het
battery pack op te laden.
Na korte tijd wordt het scherm Versies weerge-
geven met de versienummers van de onderdelen
van de meter.
4 De schermen voor het invoeren van de datum en
de tijd verschijnen, als de datum en de tijd moet
worden ingesteld. Als u de juiste informatie heeft
ingevoerd, moet u de informatie in elk scherm
met bevestigen.
Ten slotte worden, zoals gebruikelijk, het scherm
Start en het Hoofdmenu weergegeven.
Afhankelijk van de configuratie van uw systeem is het
mogelijk, dat de meter in het dockingstation moet
worden geplaatst om de datum/tijd van de meter te
synchroniseren met de datum/tijd van uw instelling of
laboratorium.
Algemene productinformatie
137
12 Algemene productinformatie
Technische gegevens
* Accu-Chek Inform II-dockingstation Light: alleen rood, groen.
Specificatie Meter Dockingstation Netspanningadapter
Hoogte 47 mm / 1,85 inch 105 mm / 4,13 inch 34 mm / 1,34 inch +
wisselstroomstekker
(28–40 mm / 1,1–1,6 inch)
Breedte 92 mm / 3,62 inch 150 mm / 5,91 inch 52 mm / 2,05 inch
Lengte 190 mm / 7,48 inch 150 mm / 5,91 inch 88 mm / 3,46 inch
Gewicht 350 g (met oplaadbaar
battery pack)
366 g (met oplaadbaar
battery pack EN WLAN-
kaart)
Accu-Chek Inform II –
dockingstation
615 g met wandhouder
Accu-Chek Inform II –
dockingstation Light
573 g met wandhouder
N.v.t.
Gebruikersinterface Touchscreen en barcode-
scanner
LED (drie kleuren: rood,
groen, blauw) *
N.v.t.
Resolutie van de display
(touchscreen)
320 x 240 pixels
één kleur
N.v.t. N.v.t.
Geheugencapaciteit 2.000 resultaten
5.000 gebruikers-ID’s
4.000 patiënten-ID’s
N.v.t. N.v.t.
Gebruikstemperatuur 3 °C tot 50 °C
37 °F tot 122 °F
3 °C tot 50 °C
37 °F tot 122 °F
0 °C tot 40 °C
32 °F tot 104 °F
Meet
temperatuur
Afhankelijk van de gebruikte teststrip:
Accu-Chek Performa-teststrips: 6 °C tot 44 °C / 43 °F tot 111 °F
Voor Accu-Chek Performa-teststrips met het groene symbool en voor
Accu-Chek Inform II-teststrips: raadpleeg de bijsluiter van de betreffende
verpakking.
Bewaartemperatuur
(bij langdurige bewaring)
2 °C tot 25 °C
36 °F tot 77 °F
–25 °C tot 69 °C
–13 °F tot 156 °F
–40 °C tot 70 °C
–40 °F tot 158 °F
Luchtvochtigheid
(bij gebruik)
90% relatieve luchtvoch-
tigheid bij 32 °C / 90 °F
(zonder condensatie)
N.v.t. N.v.t.
Luchtdruk 0,7 tot 1,06 bar
70 tot 106 kPa
0,7 tot 1,06 bar
70 tot 106 kPa
N.v.t.
Relatieve luchtvochtig-
heid (bewaring)
< 95% < 95% N.v.t.
Algemene productinformatie
138
* Niet van toepassing op het Accu-Chek Inform II-dockingstation Light
Specificatie Meter Dockingstation Netspanningadapter
Batterijspanning/type 3,7 Volt, oplaadbaar
(lithiumtechnologie)
N.v.t. N.v.t.
Ingangsspanning +7,5 V DC +7,5 V DC 90 tot 264 V AC
Ingangsfrequentie DC DC 50 tot 60 Hz
Ingangsstroom 1,7 A (max) 1,7 A (max) 400 mA (max) bij
100–240 V AC / 50 Hz
Capaciteit van het
battery pack
100 (achtereenvolgende)
metingen mogelijk na een
oplaadtijd van 360 min.
N.v.t. N.v.t.
Interfaces Contactpunten voor
het opladen
IR-venster
Barcodescanner
WLAN-kaart
(alleen kanaal 1–11)
Contactpunten voor
het opladen
IR-venster
RJ45 Ethernet *
USB type B *
DC-stekker
Verwisselbare
AC-ingangscontacten
(stekker)
Snelheid gegevens-
overdracht
WLAN-kaart: maximaal
54 Mbps
IR: 9,6 – 115 Kbps *
Ethernet: 10 Mbps *
USB: 12 Mbps *
N.v.t.
Min. barcodebreedte 4 mil (1 mil = 0,0254 mm) N.v.t. N.v.t.
CDRH/IEC CDRH Klasse I N.v.t. N.v.t.
Ondersteunde barcodes Code 128, Code 39,
Code 93, EAN 13, Inter-
leaved 2 of 5, Codabar.
N.v.t. N.v.t.
Specificatie Accessoirekit Codechipreader
Hoogte 85 mm / 3,35 inch 18,4 mm / 0,72 inch
Breedte 280 mm / 11,02 inch 34,8 mm / 1,37 inch
Lengte 272 mm / 10,71 inch 70,7 mm /2,78 inch
Gewicht 1.100 g 28 g
Bewaartemperatuur –25 °C tot 69 °C
–13 °F tot 156 °F
2 °C tot 25 °C
36 °F tot 77 °F
Relatieve luchtvochtig-
heid (bewaring)
< 95% < 93%
Batterijspanning/type N.v.t. Niet vervangbaar
Interfaces N.v.t. IR-venster
Codechip-bus
Algemene productinformatie
139
Aanvullende informatie
Bestelinformatie
Accu-Chek Inform II
Handleiding en Beknopte
gebruiksaanwijzing
Voor extra exemplaren van de Accu-Chek Inform II Hand-
leiding en Beknopte gebruiksaanwijzing of voor een
versie in een andere taal kunt u contact opnemen met de
lokale vertegenwoordiging van Roche Diagnostics.
Reagentia en oplossingen De benodigde materialen zijn verkrijgbaar bij Roche
Diagnostics. Neem hiervoor contact op met de lokale
vertegenwoordiging van Roche Diagnostics.
Artikel Omschrijving REF/Artikel-
nummer
Accu-Chek Inform II-meter Meter, zonder WLAN-kaart 05060311001
Accu-Chek Inform II-meter Meter, uitgerust met WLAN-kaart 05060303001
Accu-Chek Inform II-dockingstation Uitgerust met oplaad- en aansluitings-
functionaliteit
05060290001
Accu-Chek Inform II-dockingstation
Light
Uitgerust met oplaadfunctionaliteit 05920353001
Accu-Chek Inform II-dockingstation-
wandhouder
Houder voor wandbevestiging van het
dockingstation/dockingstation Light
05404878001
Accu-Chek Inform II-dockingstation-
netwerkknooppunt
Uitgerust met stroomvoorzienings- en
aansluitingsfunctionaliteit voor het
Accu-Chek Inform II-dockingstation Light
05888760001
Accu-Chek Inform II-battery pack 04882326001
Accu-Chek Inform II-codechipreader 04884671001
Accu-Chek Inform II RF Card Kit WLAN-kaart voor optionele draadloze
functionaliteit
05112699001
Voeding Netspanningadapter voor dockingstation
(internationale editie)
04805666001
Voeding Netspanningadapter voor dockingstation
(Noord-Amerika)
05388805001
Accu-Chek Inform II-accessoirekit 05060281001
Algemene productinformatie
140
Informatie over
softwarelicenties
Dit product bevat softwaremodules, die zijn ontwikkeld
op basis van open broncode-licenties. De broncode
hiervan kan op een standaard medium voor gegevens-
overdracht op het volgende adres bij de fabrikant worden
aangevraagd:
Roche Diagnostics GmbH
Sandhofer Str. 116
D-68305 Mannheim
Duitsland
De volledige licentieovereenkomsten zijn als tekstbestand
(bestandsnaam ”license.txt”) op het Accu-Chek Inform II-
dockingstation van het Accu-Chek Inform II-systeem
opgeslagen. Het bestand ”License.txt” bevindt zich in
dezelfde map als het bestand ”Technical Note.pdf”.
Deze bestanden zijn toegankelijk door het Accu-Chek
Inform II-dockingstation door middel van de USB-kabel
op een PC aan te sluiten. Gedetailleerde aanwijzingen
hierover vindt u in het instructieblad ”Setting Up the Base
Unit” (op dit moment alleen verkrijgbaar in het Engels),
dat bij de Accu-Chek Inform II-dockingstationkit is
ingesloten.
Het is iedereen toegestaan exacte kopieën van dit
licentiedocument te maken en deze te distribueren, het
wijzigen ervan is echter niet toegestaan.
Contactgegevens van Roche Voor alle vragen over het Accu-Chek Inform II-systeem,
die niet in deze handleiding worden beantwoord, kunt
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche. Als u nog niet over de contactgegevens
beschikt, kunt u onze website www.roche.com raadplegen.
Selecteer ”Roche Worldwide” bovenaan de pagina en
selecteer vervolgens het gewenste land om de contact-
gegevens van de betreffende lokale vertegenwoordiging
weer te geven.
Het Accu-Chek inform II-systeem wordt geproduceerd en
gedistribueerd door:
In de Verenigde Staten:
Roche Diagnostics
9115 Hague Road
Indianapolis, IN 46256
In Australië:
Roche Diagnostics Australia Pty Limited
ABN 29 003 001 205
31 Victoria Avenue
Castle Hill, NSW, 2154
Appendix
141
A Appendix
Tabel met opties voor de configuratie
In deze tabel vindt u een overzicht van alle instellingen,
waarmee de meter kan worden geconfigureerd.
De twee rechter kolommen beschrijven de beschikbaar-
heid van een parameter bij configuratie op de meter
(Menu Instellen) en d.m.v. een gegevensbeheersysteem
(data management system (DMS)).
”J” (Ja) betekent, dat deze parameter beschikbaar is, ”N”
(Nee) betekent, dat deze parameter met de betreffende
configuratiemethode niet beschikbaar is.
Opties voor configuratie
METER: Als de meter door de systeembeheerder door
middel van een gegevensbeheersysteem is geconfigu-
reerd, kunnen de configuratieopties op de meter
worden uitgeschakeld om conflicten met de instellin-
gen te voorkomen.
DMS: De configuratieopties kunnen, afhankelijk van
de beschikbare DMS-instellingen, verschillen.
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Tijdschakelaar
Tijdschakelaar: Meter wordt uitgescha-
keld.
30 – 3.600 sec 300 N J
Akoestisch signaal
Geluidsniveau van het akoestische signaal 0: zacht
1: normaal
2: hard
2JJ
Voortgang van de meting
Opmerking verplicht 0: optioneel
1: buiten bereik
2: verplicht
0NJ
Verificatie controle lotnr. 0: alleen weergave
1: ja / nee bevestiging
2: invoer via toetsenbord
3: alleen scannen
1JJ
Appendix
142
Weergave resultaten controlematerialen 0: waarde (numeriek)
1: PASS / FAIL
0NJ
Weergave kritisch bereik 0: waarde (numeriek)
1: HI / LO
0NJ
Kritisch bereik bovenste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
600 mg/dL
33,3 mmol/L
JJ
Kritisch bereik onderste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
10 mg/dL
0,6 mmol/L
JJ
Melding kritisch bereik inschakelen De waarschuwingsmelding
”Buiten kritisch bereik” wel (1)
of niet (0) weergeven.
1NJ
Kritisch bereik tekst 0 – 100 tekens “” N J
Normaalbereik bovenste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
600 mg/dL
33,3 mmol/L
JJ
Normaalbereik onderste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
10 mg/dL
0,6 mmol/L
JJ
CITO-testen toegestaan 0: nee
1: ja
1JJ
Aantal toegestane CITO-testen 0 – 9 9 J J
Meetbereik bovenste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
600 mg/dL
33,3 mmol/L
JJ
Meetbereik onderste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
10 mg/dL
0,6 mmol/L
JJ
Melding meetbereik Een meetbereikmelding wel (1)
of niet (0) weergeven.
1NJ
Tekst meetbereikmelding 0 – 100 tekens “” N J
Waarschuwing beperkingen strip Instellen of de waarschuwing
beperkingen strip wel (1) of niet
(0) moet worden weergegeven.
0JJ
Verificatie strip lotnr. 0: alleen weergave
1: ja / nee bevestiging
2: selectie in lijst
3: alleen scannen
1JJ
Verificatie lineariteit lotnr. 0: alleen weergave
1: ja / nee bevestiging
2: invoer lotnr. via toetsenbord
1JJ
Display
Tijd tot activeren van
Energiebesparende modus
(alleen serienummers UU11030000)
0 – 120 sec (0 = Energie-
besparende modus uit)
30 sec J J
Contrast 1 – 15 7 J J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix
143
Manier van weergeven en taal
Datumweergave 1: MM/DD/JJ
2: DD.MM.JJ
1JJ
Tijdweergave 1: 24 uren
2: 12 uren
2JJ
Instelling taal * 1: Duits
3: Frans
4: Spaans
5: Italiaans
6: Nederlands
7: Zweeds
8: Engels (USA)
9: Deens
11: Portugees
8JJ
Eenheid resultaat glucosemeting 0: mg/dL
1: mmol/L
0JJ
* Andere talen: voor de beschikbaarheid van hierboven niet weergegeven talen kunt u contact opnemen
met Roche.
Start
Locatie (een string om aan te geven wat
de locatie van een bepaalde meter zou
moeten zijn); weergave in het scherm Start.
0 – 20 tekens “” N J
Functionaliteit van de meter
Toestaan van het wijzigen van de datum
en de tijd
0: alleen elektronisch (de datum
en tijd kunnen alleen d.m.v. DMS
worden ingesteld)
1: iedereen (iedereen kan de
datum en tijd instellen)
2: wachtwoord vereist (het
instelwachtwoord is vereist om
datum en tijd in te stellen)
1NJ
Hoofdmenu 2 ”Lineariteit” (indien
ingeschakeld, zijn lineariteitstesten
toegestaan)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1JJ
Hoofdmenu 2 ”Onderhoud” (indien
ingeschakeld, zijn opmerkingen m.b.t.
het onderhoud toegestaan)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1JJ
Hoofdmenu 2 ”Ringonderzoek” (indien
ingeschakeld, zijn metingen voor ring-
onderzoek toegestaan)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0JJ
Beheermenu ”Instellen” (indien toege-
staan, is toegang tot de instelschermen
mogelijk)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1JJ
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix
144
Instelwachtwoord 0 – 20 tekens “” J J
Reagens wijzigen toegestaan 1: Toegestaan
2: Wachtwoord nodig
0: Niet toegestaan
1 (J) J
Gebruikersidentificatie
Invoeren gebruikersidentificatie controle 0: Geen
1: Via scherm
2: Alleen scannen
3: Via scherm (alleen numeriek)
1JJ
Invoeren gebruikersidentificatie controle,
uitsluitend voor glucosecontrole
0: nee (altijd)
1: ja (uitsluitend voor controles)
0JJ
Gebruikersidentificatie valideren
(Toegestane tekens: a–z, 0–9,
”.” [punt], ”-” [koppelteken])
0: geen
1: lengte
2: lijst
3: lijst & wachtwoord
0JJ
Maximale lengte gebruikersidentificatie
(voor het valideren van een gebruikers-
identificatie, als de validatiemodus hiervan
is ingesteld op ”Lengte”)
0 – 20 20 J J
Minimale lengte gebruikersidentificatie 0 – 20 0 J J
Onderbreking gebruikersidentificatie
(bepaalt de tijd in sec, dat een gebruiker na
het automatisch uitschakelen van de meter
nog ingelogd blijft). 0 sec schakelt deze
functie uit.
0 – 3.600 sec 0 N J
Lengte gebruikerswachtwoord 4–20 tekens (alleen a–z,
0–9 toegestaan)
n.v.t. N N
Waarschuwing voor verlopen gebruikers-
certificatie
0–90 dagen 0 (=uit) N J
Lengte gebruikersnaam 0–25 tekens n.v.t. N N
Barcodemaskering van gebruikers- en patiëntenidentificatie
Barcodemaskering van gebruikers-
identificatie ( zie separate tabel aan het
eind van dit hoofdstuk)
0 – 60 tekens* “” N J
Barcodemaskering van patiënten-
identificatie ( zie separate tabel aan het
eind van dit hoofdstuk)
0 – 60 tekens* “” N J
* Het aantal tekens in de gedemaskeerde barcode mag maximaal 20 zijn.
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix
145
Patiëntenidentificatie
Bevestiging patiëntenidentificatie 0: uitgeschakeld
1: naam
2: geboortedatum*
3: naam/geboortedatum*
0NJ
* Afhankelijk van de beschikbare DMS-instellingen
Modus invoeren patiëntenidentificatie 0: Toetsenbord /scannen
1: Lijst / toetsenbord / scannen
2: Alleen scannen
3: Via scherm (numeriek)
0JJ
Modus invoeren patiëntenvalidatie 0: geen
1: lengte
2: lijst
3: lijst, die invoer mogelijk maakt,
indien niet op de lijst
4: lengte indien numeriek
0JJ
Lengte patiëntenidentificatie
(Toegestane tekens: a–z, 0–9,
”.” [punt], ”-” [koppelteken])
1–20 tekens n.v.t. N J
Lengte naam van de patiënt 0–25 tekens n.v.t. N N
QC-algoritme
QC-algoritme 0: Geen (altijd OK)
1: Laatste resultaat OK
2: Tijdstip van de dag
(alleen DMS)
3: Dienst (alleen DMS)
4: Uren
5: Aantal strips
6: Wijziging van het tijdstip van
de dag (alleen DMS)
7: Wisseling van dienst
(alleen DMS)
8: Wijziging van uren
(alleen DMS)
9: Wijziging van het aantal strips
(alleen DMS)
0 (J) J
QC uren (het aantal uren tussen de
verplichte controlemetingen, als het
QC-algoritme is ingesteld op ”Uren” of
”Wijziging van uren”)
0 – 9.999 uren 24 J J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix
146
QC voor duur van de dienst (een geldige
controle (PASS) blijft tweemaal zo lang
geldig na de aanvangstijd van een dienst,
als het QC-algoritme is ingesteld op
”Dienst” of op ”Wisseling van dienst”)
1, 2, 3, 4, 6, 8, 12, 24 uren 8 N J
QC aanvang dienst (tijdstip van de aan-
vang van een dienst, als het QC-algoritme
is ingesteld op ”Dienst” of op ”Wisseling
van dienst”)
0 – 23 uren 6 N J
QC Strips (het aantal metingen, dat een
geldige controle geldig blijft)
1 – 999 50 J J
QC tijdstip van de dag 6 POCT1-A-gegevensvelden
tussen 00:00 – 23:59
06:00
09:00
12:00
15:00
18:00
22:00
NJ
QC tijdstip van de dag instellen 6 POCT1-A-gegevensvelden
0 of 1
1 0 0 0 0 0 N J
Resultaat wissen
Algoritme voor het wissen van resultaten 0: automatisch
1: Oud voor nieuw
1NJ
Bewaarduur van een resultaat (aantal
dagen na de meting van een resultaat,
dat een resultaat automatisch kan worden
gewist als het algoritme voor het wissen
van resultaten is ingesteld op ”automa-
tisch”)
1 – 1.000 dagen 30 N J
Downloaden van het resultaat verplicht 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
Elektronische communicatie
Download-waarschuwing 0 – 999 uren 0: uitge-
schakeld
NJ
Download-blokkering 0 – 999 uren 0: uitge-
schakeld
NJ
Maximaal aantal onderwerpen van de lijst,
die in één POCT1-A-bericht kunnen
worden gedownload
1 – 500 75 N J
Onderbrekingsduur voor toepassing
(binnen deze tijd wordt voor de toepassing
een respons van DMS op een POCT1-A-
commando verwacht)
5 – 6.000 sec 60 N J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix
147
WLAN-instellingen (algemeen)
WLAN ingeschakeld 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
Gebruik DHCP 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
IP (het statische Internet Protokol-adres als
DHCP niet wordt gebruikt)
0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
Subnetmaskering (dient door de meter te
worden gebruikt, als een statisch IP wordt
gebruikt. Opmerking: als DHCP wordt
gebruikt, wordt de DHCP-subnetmaske-
ring gebruikt.)
0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
Gebruik DNS (systeem van domeinnamen) 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
DMS-hostsysteem (de domeinnaam van
het hostsysteem, als DNS wordt gebruikt)
0 – 20 tekens “” N J
IP-adres van DMS (het IP-adres van het
hostsysteem, als geen DNS wordt
gebruikt)
0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
DMS-poort (het poortnummer om toegang
tot het DMS te verkrijgen) Roche beveelt
het gebruik van poortnummers 1024
aan.)
0 – 65,535 0 N J
DNS-IP (IP-adres van de DNS-server,
als DHCP niet wordt gebruikt en DNS is
geconfigureerd)
0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
Gate-IP (statisch gateway-IP-adres) 0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
WLAN-instellingen (veiligheid)
Type cijferschrift (ontcijfermethode) 0: Geen (geen cijferschrifttype)
1: AES (cryptografie met een
symmetrische sleutel)
2: TKIP (met dynamische
sleutels)
3: AES | TKIP (AES en TKIP
tezamen)
4: WEP40 (=WEP met 64-bits
sleutellengte)
5: WEP104 (=WEP met 128-bits
sleutellengte)
0: uitge-
schakeld
NJ
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix
148
Veiligheidstype * 0: open (geen veiligheid/cijfer-
schrift)
1: WEP
2: WPA_PSK (WPA met vooraf
gedeelde sleutel)
0NJ
*Opmerking: alleen die combinaties van het cijferschrifttype en het veiligheidstype, die hieronder staan ver-
meld, zijn toegestaan; zie de tabel "Toegestane combinaties van het cijferschrifttype en het veiligheidstype".
SSID 0 – 32 tekens “” N J
WEP-sleutel (40 of 104 bits) Op nullen eindigende string van
10 of 26 tekens (HEX)
“0000000000” N J
WEP-verificatie 0: verificatie d.m.v. een open
systeem
1: verificatie met een gedeelde
sleutel
0NJ
WPA-sleuteltype 0: Toegangstekst
1: Sleutel
0NJ
WPA-sleutel string van 64 tekens (HEX) “0000000000
00000000000
00000000000
00000000000
00000000000
000000”
NJ
WPA-toegangstekst (niet-gecodeerde
tekst om de (vooraf gedeelde) sleutel van
256 bits te kunnen genereren.)
8 – 63 tekens “” N J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Gecontroleerde testvolgorde (OTS)
OTS-functionaliteit * 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
* Afhankelijk van de beschikbare DMS-instellingen
Ingevoerd gegeven van een andere test (OTE)
OTE-functionaliteit * 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
* Afhankelijk van de beschikbare DMS-instellingen
Appendix
149
Toegestane combinaties van het cijferschrifttype en het veiligheidstype
Barcodemaskering van gebruikers- en patiëntenidentificatie
veiligheids_type cijferschrift_type wep_veri_type wep_sleutel wpa_sleutel_type wpa_sleutel wpa_toegangstekst
0 – open 0 – geen
1 – WEP 4 – WEP40 0 – open /
1 – gedeeld
10 tekens
HEX
––
1 – WEP 5 – WEP104 0 – open /
1 – gedeeld
26 tekens
HEX
––
2 – WPA_PSK 1 AES (WPA2) 0 – toegangs-
tekst
8–63 tekens
2 – WPA_PSK 1 AES (WPA2) 1 – sleutel 64 tekens
HEX
2 – WPA_PSK 2 – TKIP (WPA) 0 – toegangs-
tekst
8–63 tekens
2 – WPA_PSK 2 – TKIP (WPA) 1 – sleutel 64 tekens
HEX
2 – WPA_PSK 3 – AES/TKIP
(WPA2/WPA)
0 – toegangs-
tekst
8–63 tekens
2 – WPA_PSK 3 – AES/TKIP
(WPA2/WPA)
1 – sleutel 64 tekens
HEX
Teken voor
barcodemaskering
Definitie
A–Z, 0–9 Als een teken van gescande gegevens niet wordt voorafgegaan door een accent
circonflexe (”^”), moet het teken hetzelfde zijn als het maskeringsteken. Dit teken
wordt niet opgeslagen als onderdeel van de identificatie. Als de tekens niet het-
zelfde zijn, is het gescande gegeven geen geldige identificatie.
Dollar (”$”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens wordt opgeslagen
als onderdeel van de identificatie.
Sterretje (”*”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens wordt niet opge-
slagen als onderdeel van de identificatie.
Tilde (”~”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens moet een cijfer
(0–9) zijn en wordt niet opgeslagen als onderdeel van de identificatie. Als het
gescande teken geen cijfer is, is het gescande gegeven geen geldige identificatie.
Plus (”+”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens moet een
alfanumeriek teken (A – Z) zijn en wordt niet opgeslagen als onderdeel van de
identificatie. Als het gescande teken geen alfanumeriek teken is, is het gescande
gegeven geen geldige identificatie.
Accent circonflexe
(”^”)
Dit maskeringsteken geeft aan, dat het teken van gescande gegevens gelijk moet
zijn aan het in de barcodemaskering na ”^” volgende teken en dat dit teken wordt
opgeslagen als onderdeel van de identificatie. Als het teken van het gescande
gegeven niet overeenkomt met het maskeringsteken, is de afgelezen barcode
ongeldig als identificatie.
Appendix
150
Voorbeelden van barcodesystemen
Codabar
Code 39
Code 93
Code 128
EAN 13
Interleaved 2 of 5
Appendix
151
B Appendix
Optie: Draadloos netwerk (WLAN)
Toepassingsgebied De optioneel verkrijgbare module voor draadloze aanslui-
ting op een netwerk (WLAN-kaart) maakt het instellingen
en laboratoria mogelijk om permanent met hun gege-
vensbeheersysteem in verbinding te staan. Draadloze
aansluiting maakt het mogelijk om te waarborgen, dat
wijzigingen in informatie in het gegevensbeheersysteem
direct naar alle meters, die op het netwerk zijn aange-
sloten, kan worden doorgestuurd.
Mogelijkheden van draadloze
aansluiting
Met de geïntegreerde WLAN-kaart hoeft de meter alleen
maar naar het dockingstation te worden teruggebracht
om de batterijeenheid op te laden of om in gebieden,
waar draadloze communicatie niet mogelijk is, met het
gegevensbeheersysteem te kunnen communiceren. Als
de configuratie voor draadloze communicatie wordt ver-
anderd, moet de meter ook op het dockingstation worden
geplaatst om de nieuwe configuratie in te voeren.
Appendix
152
Trefwoordenregister
153
Trefwoordenregister
A
Accessoirekit
Ontsmetten ..................................................... 128
Overzicht ............................................................25
Reiniging ......................................................... 123
Achtergrondverlichting .........................................28
Adressen (Roche) ................................................ 140
Afvalverwijdering ....................................................13
B
Barcode
Barcodesystemen ......................................... 150
Maskeringen .................................................. 149
Battery pack
Plaatsen of vervangen ............................9498
Bereiken (resultaten) .............................................43
Bestelinformatie .................................................... 139
Bewaring ................................................................. 120
C
Charge(lot)nummers ......................................6175
Charge(lot)nummers van controleoplossingen
Bewerken van gegevens
van charge(lot)nummers
van controleoplossingen .......................6771
Opslaan van informatie ..........................6175
Selecteren ..........................................................52
Charge(lot)nummers van de lineariteitstestkit
Bewerken van gegevens
van charge(lot)nummers
van de lineariteitstestkit .........................7275
Opslaan van informatie ..........................6175
Charge(lot)nummers van teststrips
Opslaan van informatie ..........................6175
Cijferschrift ............................................................. 149
CITO-test ....................................................................57
Codechip .............................................................23, 61
Zie codechip
Codechipreader
Downloaden van informatie
van de codechip ..............................................62
Overzicht ............................................................23
Condities voor het gebruik
(algemeen) ............................................................. 119
Configuratie ............................... 101116, 141149
Menuoverzicht ......................................102104
Contrast ......................................................................28
Controleoplossing
Lotnummer ........................................................52
CR LO/HI ....................................................................44
Customer Service ................................................. 140
D
Datum en tijd ......................................................... 115
Datum- en tijdweergave .................................... 106
De meter op het dockingstation plaatsen .....99
Display
Achtergrondverlichting .................................28
Contrast ..............................................................28
Dockingstation, dockingstation Light
Aansluiten ..........................................................93
Ontsmetten ..................................................... 127
Overzicht .............................................................24
Reiniging ......................................................... 122
Download-blokkering .................................... 33, 57
Deblokkeren ................................................... 118
E
Eenheid (resultaten) ............................................ 107
Eerste ingebruikname ................................. 93117
F
Fouten (zonder foutmelding) ..................131133
Foutmeldingen ...................................................... 134
Frequentie controle ............................................. 110
G
Gebruikersidentificatie .................................. 3032
Barcodescanner ...............................................31
Handmatig invoeren .......................................32
Opties ............................................................... 112
Wachtwoord ......................................................32
Geluidsniveau van het
akoestische signaal ............................................. 116
Trefwoordenregister
154
Glucosebepalingen van
controlematerialen .......................................... 4757
Resultaten ..........................................................56
Glucosebepalingen van
patiëntenmonsters .......................................... 3345
Resultaten ..........................................................42
Uitvoeren van een meting .................... 3444
Voorbereiding ...................................................33
Glucosecontrole
CITO-test ............................................................57
Controleoplossingen ......................................49
Intervallen ..........................................................48
Uitvoeren van een meting .................... 5056
Voorbereiding ...................................................49
H
HI ...................................................................................44
I
Instellen ...................................... 101116, 141149
Datum en tijd ................................................. 115
Datum- en tijdweergave ............................ 106
Geluidsniveau van het
akoestische signaal ..................................... 116
Grenswaarden van de bereiken ............. 111
Invoeren gebruikersidentificatie ............. 112
Invoeren patiëntenidentificatie ............... 113
Menu Instellen .....................................105, 118
Menuoverzicht ......................................102104
Opties reagentia ........................................... 109
Opties teststrips ............................................ 108
Opties voor displayweergave ................... 107
Opties voor glucosecontrole .................... 110
Wachtwoord ................................................... 114
Instellen van de meter ...............................101116
Menuoverzicht ......................................102104
K
Kritisch bereik ................................................ 44, 111
L
Licentie (GPL) ........................................................ 140
Lineariteitstesten ............................................. 7783
Intervallen .......................................................... 77
Resultaten ......................................................... 83
Uitvoeren van een meting .................... 7983
Voorbereiding .................................................. 78
LO ................................................................................. 44
Lotnummer van de teststrips
Selecteren .................................................. 39, 53
M
Meetbereik .......................................................44, 111
Meter
Instellen .................................................. 141149
Meter aanzetten .............................................. 27
Ontsmetten ..................................................... 125
Overzicht ............................................................ 22
Reiniging .......................................................... 121
Resetten ........................................................... 136
Systeemcontrole ........................................... 117
Meter aanzetten ...................................................... 27
Meting voor een ringonderzoek
Voorbereiding .................................................. 86
Monster
Opzuigen ......................................41, 55, 82, 90
N
Normaalbereik ................................................44, 111
O
Onderdelen ............................................................... 21
Onderhoud .................................................... 119129
Logboek ........................................................... 129
Ontsmetten ................................................... 124128
Oplossen van problemen ........................ 131136
Opmerkingen
Onderhoudslogboek ................................... 129
Toevoegen ......................................................... 45
Opties reagentia ................................................... 109
Opties teststrips .................................................... 108
Opties voor displayweergave ...........................107
Opties voor glucosecontrole ............................110
Trefwoordenregister
155
P
Patiëntenidentificatie ......................................3438
Barcodescanner ..............................................38
Handmatig invoeren ......................................36
Opties ............................................................... 113
Productinformatie .......................................137140
Q
QC-blokkering ..........................................................47
R
Reagentia ...................................................................25
REF (artikelnummers) ......................................... 139
Reiniging ........................................................120123
Reinigingsmiddelen ............................................ 120
Resetten ................................................................... 136
Resultatengeheugen .......................................5960
Ringonderzoeken .............................................8591
Resultaten ..........................................................91
Uitvoeren van een meting .....................8791
RR LO/HI ....................................................................44
S
Specificaties ........................................................... 137
Symbolen
Identificatieplaatje ............................................ 4
Verpakking .......................................................... 4
Systeem
Algemene informatie .........................137140
Eerste ingebruikname ......................... 93117
Onderdelen ........................................................21
Onderhoud ............................................119129
Ontsmetten ............................................124128
Oplossen van problemen .................131136
Overzicht (accessoirekit) ..............................25
Overzicht (codechipreader) ........................23
Overzicht (dockingstation) ..........................24
Overzicht (meter) ............................................22
Reiniging ................................................120123
Technische gegevens ................................. 137
Systeemcontrole ................................................... 117
T
Technische gegevens ......................................... 137
Telefoonnummer (Customer Service) .......... 140
Teststrips
Bloedmonster opzuigen ................................41
Controleoplossing opzuigen .......................55
Gegevens wijzigen .................................. 6466
Instelopties ..................................................... 108
Lineariteitstestmonster
opzuigen .............................................................82
Plaatsen ........................................40, 54, 81, 89
Ringonderzoekmonster
opzuigen .............................................................90
V
Veiligheid
Bescherming tegen infecties ......................13
Kwalificaties van de gebruiker ...................13
Veiligheidsinformatie ..................................... 1420
W
Wachtwoord ........................................................... 114
Weergave van het resultaat ..........42, 56, 83, 91
WLAN ....................................................................... 151
WLAN-kaart ........................................................... 151
Tijdelijk deactiveren .......................................29
WLAN-veiligheid .................................................. 149
Trefwoordenregister
156
Opmerkingen
157
Opmerkingen
Opmerkingen
158
Opmerkingen
159
ACCU-CHEK, ACCU-CHEK INFORM,
ACCU-CHEK PERFORMA en COBAS
zijn merken van Roche.
Roche Diagnostics GmbH
Sandhofer Strasse 116
68305 Mannheim
Germany
www.roche.com
www.accu-chek.com
0 4807855001 (03) 2010-09 NL
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160

Roche ACCU-CHEK Inform II Handleiding

Type
Handleiding