Roche ACCU-CHEK Inform II Handleiding

Type
Handleiding
Accu-Chek
®
Inform II
SYSTEEM VOOR DE BEPALING VAN BLOEDGLUCOSE
Handleiding
2
Overzicht van herzieningen
Versie van de Handleiding Herzieningsdatum Wijzigingen
Versie 1.0 2008-01 Nieuw document
Versie 2.0 2009-08 Update, nieuwe softwareversie 02.00
Versie 3.0 2010-09 Update, nieuwe softwareversie 03.00
Versie 4.0 2012-11 Update, nieuwe softwareversie 03.04 (OTS, IOT),
herziening van de paragraaf reiniging/ontsmetting;
diverse redactionele herzieningen
0 4807855001 (04) 2012-11 NL
Handleiding
Versie 4.0
A
A
CCU-
CCU-C
HEK
HEK
®
Inform II System
4
© 2008–2012, Roche Diagnostics. Alle rechten voorbehouden.
De inhoud van dit document, inclusief alle afbeeldingen, is het eigendom van Roche Diagnostics. Geen enkel
onderdeel van dit document mag, voor welk doel dan ook, op enigerlei wijze of in enigerlei vorm worden ver-
veelvoudigd of verzonden (elektronisch of mechanisch) zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming
van Roche Diagnostics. Roche Diagnostics heeft alle in redelijkheid te verwachten moeite gedaan om er voor
te zorgen, dat de in deze gebruiksaanwijzing weergegeven informatie op het tijdstip van drukken correct is.
Roche Diagnostics behoudt zich echter het recht voor om hierin zonder voorafgaande kennisgeving de uit
voortgaande productontwikkeling voortvloeiende noodzakelijke wijzigingen aan te brengen.
Voor vragen en opmerkingen over deze handleiding kunt u contact opnemen met de lokale vertegen-
woordiging van Roche Diagnostics.
ACCU-CHEK, ACCU-CHEK INFORM, ACCU-CHEK PERFORMA en COBAS zijn merken van Roche.
Alle overige handelsmerken zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Op het verpakkingsmateriaal, het identificatieplaatje van de meter, het battery pack, het dockingstation of de
codechipreader kunnen de volgende symbolen voorkomen. De betekenis hiervan is hieronder weergegeven:
Het Wi-Fi CERTIFIED-logo is een certificatiemerk van de Wi-Fi Alliance.
Voorzichtig, raadpleeg de bijgevoegde documentatie! Raadpleeg de veiligheidsaanwijzin-
gen in de gebruiksaanwijzing van het product.
Temperatuurlimiet (Bewaren bij)
Fabrikant
Artikelnummer
Medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek
Dit product voldoet aan de Europese richtlijnen 98/79/EG inzake medische hulpmiddelen
voor in-vitrodiagnostiek en 1999/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-
eindapparatuur (R&TTE).
Deze apparatuur voldoet aan de eisen van Part 15 van de FCC Rules en van RSS-210 van
Industry Canada.
Het conformiteitsmerkteken geeft aan, dat het product voldoet aan de eisen van de van toe-
passing zijnde norm, en vormt een herleidbare verbinding tussen het apparaat en de fabrikant,
importeur of hun gemachtigde agent, die verantwoordelijk is voor het voldoen aan de eisen van
de norm en voor het op de Australische- en Nieuwzeelandse markt brengen van het apparaat.
Het systeem voldoet aan de veiligheidseisen van Canada en de Verenigde Staten
(GEREGISTREERD door UL, conform UL 61010-1 en CAN/CSA C22.2 nr. 61010-1)
Aansluiting voor stroomvoorziening
IVD
7.5V 1.7A
5
1 Inleiding 11
1.1 Voor de eerste ingebruikname............................................................................................................ 11
Toepassing.......................................................................................................................................... 11
Belangrijke informatie met betrekking tot het gebruik ..................................................... 11
Als u hulp nodig heeft.................................................................................................................... 12
Opmerking over het gebruik van ”dockingstation” in deze handleiding.................... 12
Opmerking over de afbeeldingen in deze handleiding ..................................................... 12
Mogelijkheden van het systeem................................................................................................. 13
1.2 Belangrijke veiligheidsinstructies en overige informatie........................................................... 14
Belangrijke informatie met betrekking tot veiligheid ......................................................... 15
Weggooien van het systeem........................................................................................................ 16
Productveiligheid.............................................................................................................................. 17
Algemeen onderhoud..................................................................................................................... 17
Accessoirekit...................................................................................................................................... 17
Meter .................................................................................................................................................... 17
Automatisch uitzetten .................................................................................................................... 17
Battery Pack ....................................................................................................................................... 18
Touchscreen....................................................................................................................................... 19
Laserscanner ..................................................................................................................................... 19
Elektrostatische ontlading ............................................................................................................ 19
Lokale netwerken: bescherming tegen toegang door onbevoegden .......................... 20
Aansluiting op een kabelnetwerk .............................................................................................. 20
Draadloze netwerkaansluiting (WLAN-kaart)....................................................................... 21
Informatie over blootstelling aan radiofrequentiestraling................................................. 22
Aanwijzing voor systemen met oudere hardware................................................................ 25
1.3 Onderdelen van het systeem............................................................................................................... 27
1.4 Overzicht van de meter.......................................................................................................................... 28
1.5 Overzicht van de codechipreader...................................................................................................... 29
1.6 Overzicht van het dockingstation ...................................................................................................... 30
1.7 Overzicht van de accessoirekit ........................................................................................................... 31
1.8 Reagentia en verbruiksmaterialen..................................................................................................... 31
1.9 Instructies voor het instellen voor gebruik ..................................................................................... 32
2 De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren 33
2.1 De meter aanzetten................................................................................................................................. 33
Instellen van de display.................................................................................................................. 34
Instellen van de display van meters met oudere hardware ............................................. 34
Activeren/deactiveren van de WLAN-kaart ........................................................................... 35
Startprocedure afsluiten................................................................................................................ 36
2.2 Invoeren van de gebruikersidentificatie .......................................................................................... 36
Invoeren van een gebruikersidentificatie met de barcodescanner............................... 37
Handmatig invoeren van de gebruikersidentificatie........................................................... 38
Invoeren van een wachtwoord.................................................................................................... 38
6
3 Glucosebepalingen van patiëntenmonsters 39
3.1 Informatie over bloedglucosemetingen ........................................................................................... 39
Voorbereiden van een meting ..................................................................................................... 39
3.2 Uitvoeren van een glucosebepaling van een patiëntenmonster............................................ 40
Overzicht van de testprocedure.................................................................................................. 40
Invoeren of selecteren van de patiëntenidentificatie.......................................................... 40
Handmatig invoeren van de patiëntenidentificatie.............................................................. 42
Selectie van de patiëntenidentificatie uit een lijst ............................................................... 43
Invoeren van een patiëntenidentificatie met de barcodescanner ................................. 44
Het charge(lot)nummer van de teststrip bevestigen of selecteren............................... 45
Teststrip in de meter plaatsen..................................................................................................... 46
Opzuigen van een bloedmonster ............................................................................................... 47
Weergave van het resultaat.......................................................................................................... 48
Opmerkingen toevoegen............................................................................................................... 51
4 Glucosebepalingen van controlematerialen 53
4.1 Informatie over metingen van glucosecontrolematerialen....................................................... 53
Intervallen tussen metingen van glucosecontrolematerialen.......................................... 54
Bij meting van glucosecontrolematerialen opgeslagen informatie............................... 55
Controleoplossingen ....................................................................................................................... 55
Voorbereidingen voor het uitvoeren van een meting van een
glucosecontrolemateriaal.............................................................................................................. 55
4.2 Uitvoeren van metingen van glucosecontrolematerialen.......................................................... 56
Overzicht van de testprocedure.................................................................................................. 56
Starten van een meting van glucosecontrolematerialen................................................... 57
Het charge(lot)nummer van de controleoplossing bevestigen of selecteren ........... 58
Het charge(lot)nummer van de teststrip bevestigen of selecteren............................... 59
Teststrip in de meter plaatsen..................................................................................................... 60
Controleoplossing opzuigen......................................................................................................... 61
Weergave van het resultaat.......................................................................................................... 62
Uitvoeren van een CITO-test........................................................................................................ 63
5 Resultaten bekijken 65
5.1 Weergave van opgeslagen meetresultaten .................................................................................... 65
In gegevensbestanden voor meetresultaten opgeslagen informatie............................ 65
Weergave van in het geheugen opgeslagen meetresultaten.......................................... 65
6 Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en
lineariteitstestoplossingen in de meter 67
6.1 Opslaan van informatie over teststrips............................................................................................. 67
Overdracht van informatie van de codechip naar de meter ............................................ 68
Wijzigen van gegevens van de teststrips ................................................................................ 70
6.2 Opslaan van informatie over controleoplossingen ...................................................................... 73
Invoeren van het charge(lot)nummer van de controleoplossing ................................... 73
Selecteren van een opgeslagen charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer.......................................................................................................................... 76
6.3 Opslaan van informatie over lineariteitstesten.............................................................................. 78
Invoeren van het charge(lot)nummer van de lineariteitstestkit...................................... 78
Selecteren van een opgeslagen charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer.......................................................................................................................... 80
7
7 Lineariteitstesten 83
7.1 Informatie over lineariteitstesten........................................................................................................ 83
Intervallen tussen lineariteitstesten........................................................................................... 83
Bij lineariteitstesten opgeslagen informatie........................................................................... 84
Testkit voor de bepaling van de lineariteit.............................................................................. 84
Voorbereidingen voor het uitvoeren van een lineariteitstest........................................... 84
7.2 Uitvoeren van een lineariteitstest....................................................................................................... 85
Overzicht van de testprocedure.................................................................................................. 85
Starten van een meting van een lineariteitstest ................................................................... 85
Het charge(lot)nummer van de lineariteitstestkit bevestigen of selecteren.............. 86
Het charge(lot)nummer van de teststrip bevestigen of selecteren............................... 86
Teststrip in de meter plaatsen..................................................................................................... 87
Lineariteitstestmonster opzuigen............................................................................................... 88
Weergave van het resultaat.......................................................................................................... 89
8 Ringonderzoeken 91
8.1 Informatie over metingen voor ringonderzoeken......................................................................... 91
Bij metingen voor ringonderzoeken opgeslagen informatie............................................ 92
Voorbereidingen voor het uitvoeren van een meting voor een ringonderzoek........ 92
8.2 Uitvoeren van een meting voor een ringonderzoek.................................................................... 93
Overzicht van de testprocedure.................................................................................................. 93
Starten van een meting voor een ringonderzoek................................................................. 93
Invoeren van de monsteridentificatie van het ringonderzoekmonster ........................ 94
Het charge(lot)nummer van de teststrip bevestigen of selecteren............................... 94
Teststrip in de meter plaatsen..................................................................................................... 95
Opzuigen van een ringonderzoekmonster ............................................................................. 96
Weergave van het resultaat.......................................................................................................... 97
9 Eerste ingebruikname 99
9.1 Aansluiten van het dockingstation.................................................................................................... 99
9.2 Plaatsen of vervangen van het battery pack............................................................................... 100
Verwijderen van het battery pack........................................................................................... 101
Plaatsen van het battery pack.................................................................................................. 102
9.3 De meter op het dockingstation plaatsen ................................................................................... 105
9.4 Meter instellen voor gebruik............................................................................................................. 107
Menuoverzicht................................................................................................................................ 108
9.5 Openen van het Menu Instellen...................................................................................................... 111
9.6 Datum- en tijdweergave..................................................................................................................... 112
9.7 Opties voor displayweergave en optionele testen.................................................................... 113
9.8 Opties voor teststrips........................................................................................................................... 114
9.9 Opties voor metingen van glucosecontrolematerialen ........................................................... 116
9.10 Grenswaarden van de (normaal-, kritisch- en meet) bereiken ........................................... 117
9.11 Opties voor het invoeren van gebruikersidentificaties............................................................ 118
9.12 Opties voor patiëntenidentificatie................................................................................................... 119
9.13 Een instelwachtwoord aanmaken................................................................................................... 120
9.14 Datum en tijd instellen........................................................................................................................ 121
9.15 Opties voor het akoestische signaal .............................................................................................. 122
9.16 Weergave van de systeemcontrole................................................................................................. 123
9.17 Een Download-blokkering deblokkeren....................................................................................... 125
8
10 Onderhoud en verzorging 127
10.1 Bewaar- en verzendcondities ........................................................................................................... 127
Algemene condities voor gebruik ........................................................................................... 127
Bewaring........................................................................................................................................... 128
10.2 Reiniging/ontsmetting van het Accu-Chek Inform II-systeem ............................................ 128
Toegestane reinigings-/ontsmettingsmiddelen................................................................. 129
Reiniging/ontsmetting van de meter ..................................................................................... 130
Aanwijzingen voor het reinigen/ontsmetten....................................................................... 131
Reiniging van het venster van de barcodescanner.......................................................... 132
Reinigen/ontsmetten van het dockingstation .................................................................... 132
Reinigen/ontsmetten van de accessoirekit ......................................................................... 133
10.3 Onderhoudswerkzaamheden registreren .................................................................................... 134
11 Oplossen van problemen 135
Fouten en ongebruikelijke werking zonder foutmeldingen .......................................... 135
Foutmeldingen................................................................................................................................ 139
Resetten van de meter ................................................................................................................ 141
12 Algemene productinformatie 143
12.1 Technische gegevens ......................................................................................................................... 143
12.2 Aanvullende informatie....................................................................................................................... 145
Bestelinformatie ............................................................................................................................ 145
Accu-Chek Inform II Handleiding en Beknopte gebruiksaanwijzing ........................ 146
Reagentia en oplossingen.......................................................................................................... 146
Informatie over softwarelicenties ............................................................................................ 147
Contactgegevens van Roche .................................................................................................... 147
A Appendix 149
A.1 Tabel met opties voor de configuratie........................................................................................... 149
A.2 Voorbeelden van barcodesystemen .............................................................................................. 158
B Appendix 159
B.1 Optie: Draadloos netwerk (WLAN)................................................................................................. 159
Opmerking vooraf ......................................................................................................................... 159
Achtergrondinformatie................................................................................................................ 159
Technische implementatie......................................................................................................... 160
Locatie en type WLAN-kaart .................................................................................................... 161
WLAN-specifieke functionaliteiten en opgaven van de effectieve prestaties........ 162
9
C Supplement voor Invoer Overige Testgegevens 165
C.1 Voor de eerste ingebruikname......................................................................................................... 165
Omschrijving ................................................................................................................................... 165
C.2 Overzicht van Invoer Overige Testgegevens (IOT) ................................................................... 166
Inleiding ............................................................................................................................................ 166
C.3 Opslaan van andere patiëntentesten............................................................................................. 169
C.4 Opslaan van andere controletesten ............................................................................................... 176
Inleiding ............................................................................................................................................ 176
Intervallen tussen metingen van Andere controletesten ............................................... 176
Opgeslagen informatie over controles.................................................................................. 176
Waarschuwingsmeldingen ........................................................................................................ 182
C.5 Resultaten van andere testen bekijken ........................................................................................ 183
C.6 Opties voor de configuratie van Invoer Overige Testgegevens ........................................... 186
D Supplement voor Observatie Test 187
Observatie Test (OTS).................................................................................................................. 187
Gebruik van de OTS-functie ..................................................................................................... 188
Trefwoordenregister 191
10
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Inleiding • 1
11
1 Inleiding
1.1 Voor de eerste ingebruikname
Toepassing Het Accu-Chek
®
Inform II-systeem is bedoeld voor
in vitro diagnostisch gebruik voor de kwantitatieve bepa-
ling van bloedglucose in monsters veneus-, capillair-,
arterieel- of neonataal volbloed. Het systeem is bedoeld
voor gebruik door medische beroepsbeoefenaren. Het
systeem meet bloedglucose en beheert automatisch de
bestanden van bloedglucose- en glucosecontrolemetin-
gen. Medische beroepsbeoefenaren kunnen het systeem
aan het bed van de patiënt gebruiken, waardoor zorg van
hoge kwaliteit kan worden verleend.
Belangrijke informatie met
betrekking tot het gebruik
Lees deze handleiding en de bijsluiters van alle relevante
verbruiksmaterialen zorgvuldig door, voordat de meter
voor het eerst wordt gebruikt voor het uitvoeren van een
meting.
U moet het Accu-Chek Inform II-systeem voor de eerste
ingebruikname naar uw eigen wensen configureren.
U kunt het systeem of direct op de meter of door gebruik
te maken van een geschikt gegevensbeheersysteem
configureren. Raadpleeg hoofdstuk 9 ”Meter instellen
voor gebruik” voor configuratie op de meter. Raadpleeg
Appendix A voor configuratie door middel van een
gegevensbeheersysteem.
Lees voor de eerste ingebruikname van het systeem
eerst de paragraaf ”Belangrijke veiligheidsinstructies en
overige informatie” in dit hoofdstuk goed door.
1 • Inleiding
12
Als u hulp nodig heeft Informatie over het gebruik van het systeem, de op de
display weergegeven menu’s en het uitvoeren van een
meting vindt u in deze handleiding.
De op de display weergegeven foutmeldingen bevatten
informatie of instructies voor het verhelpen van de fout.
Voor alle vragen over het Accu-Chek Inform II-systeem,
die niet in deze handleiding worden beantwoord, kunt
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche (zie hoofdstuk 12). Om de problemen zo snel
mogelijk op te kunnen lossen, verzoeken wij u om uw
Accu-Chek Inform II-meter, het serienummer hiervan,
deze handleiding en alle bijbehorende verbruiksmate-
rialen bij de hand te houden, als u contact met ons
opneemt. Als u vermoedt, dat een communicatiefout
niet aan de meter ligt, verzoeken wij u om onze afdeling
Customer Service behulpzaam te zijn bij het oplossen
van de problemen en ook het serienummer van uw
Accu-Chek Inform II-dockingstation bij de hand houden.
Opmerking over het gebruik
van ”dockingstation” in deze
handleiding.
Opmerking over de afbeeldingen
in deze handleiding
Tenzij anders is aangegeven, heeft de term ”docking-
station” zowel betrekking op het Accu-Chek Inform II-
dockingstation als op het Accu-Chek Inform II-
dockingstation Light.
In de afbeeldingen in deze handleiding worden twee
verschillende soorten handen weergegeven:
Hand zonder handschoen Hand met handschoen
Een tussen de afbeeldingen van displayweergaven
weergegeven pijl met streepjes geeft aan, dat in deze
afbeeldingen sommige displayweergaven weg zijn
gelaten.
Inleiding • 1
13
Mogelijkheden van het systeem Het Accu-Chek Inform II-systeem beschikt over de
volgende functies en eigenschappen:
Uitvoeren van bloedglucosemetingen van patiën-
tenmonsters en van glucosecontrolemetingen met
controleoplossing.
Automatisch alle voor het gebruik relevante
gegevens vastleggen, zoals:
Tijd en datum van de meting
Identificatienummers van gebruikers, patiënten en
monsters
Informatie over controleoplossingen, teststrips en
lineariteit
Meetresultaten en opmerkingen
Opslaan van resultaten van metingen van patiën-
tenmonsters, van resultaten van kwaliteitscontrole-
metingen en van informatie over reagentia van
bepaalde, niet op de meter uitgevoerde, hand-
matige testen.
Ten behoeve van de kwaliteitsborging kan informa-
tie over de volgende onderwerpen worden verza-
meld, opgeslagen en overgedragen:
Meters
Teststrips
Glucosecontroleoplossingen
Lineariteitstestoplossingen
Meetresultaten
1 • Inleiding
14
1.2 Belangrijke veiligheidsinstructies en overige informatie
In deze paragraaf wordt uitgelegd, hoe meldingen met
betrekking tot veiligheid en informatie over de juiste
omgang met het systeem in de handleiding van het
Accu-Chek Inform II-systeem worden weergegeven.
Lees deze delen van de tekst zorgvuldig door, a.u.b.
Het symbool voor veiligheidswaarschuwingen alleen
(zonder alarmerende tekst) vestigt de aandacht op
gevaren van algemene aard of wijst de lezer op de
bijbehorende veiligheidsinformatie.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Geeft een gevaarlijke situatie aan, die, indien deze niet
wordt vermeden, zou kunnen leiden tot de dood of
ernstige verwondingen.
VOORZICHTIG!
VOORZICHTIG!
Geeft een gevaarlijke situatie aan, die, indien deze niet
wordt vermeden, zou kunnen leiden tot lichte of middel-
zware verwondingen.
LET OP!
LET OP!
Geeft een gevaarlijke situatie aan, die, indien deze niet
wordt vermeden, zou kunnen leiden tot schade aan het
systeem.
Belangrijke informatie, die geen betrekking heeft op
de veiligheid, wordt tegen een gekleurde achtergrond
(zonder symbool) weergegeven. Hier vindt u aanvul-
lende informatie over het juiste gebruik van de meter
of nuttige tips.
Inleiding • 1
15
Belangrijke informatie met
betrekking tot veiligheid
Kwalificaties van de gebruiker
Het Accu-Chek Inform II-systeem dient uitsluitend te
worden bediend door hiervoor opgeleide medische
beroepsbeoefenaren. De gebruikers moeten daarnaast
met succes een opleiding voor de bediening, de kwali-
teitscontrole en het onderhoud van het Accu-Chek
Inform II-systeem hebben gevolgd.
WAARSCHUWING
Bescherming tegen infecties en via het bloed over-
draagbare ziekteverwekkers
Medische beroepsbeoefenaren, die met het Accu-Chek
Inform II-systeem metingen bij meerdere patiënten uit-
voeren, moeten er rekening mee houden, dat alle voor-
werpen, die met humaan bloed in contact kunnen komen,
als potentieel infectieuze materialen moeten worden
beschouwd. Gebruikers dienen zich bij de omgang met of
het gebruik van het Accu-Chek Inform II-systeem te
houden aan de standaardvoorzorgsmaatregelen. Alle
onderdelen van dit systeem dienen als potentieel infecti-
eus materiaal te worden beschouwd en kunnen via bloed
overdraagbare ziekteverwekkers overdragen tussen
patiënten en medische beroepsbeoefenaren
Gebruik handschoenen. Draag voor het testen van
iedere patiënt een nieuw paar schone handschoenen.
Was uw handen grondig met zeep en water, voor-
dat u een nieuw paar handschoenen aantrekt en
een test bij een volgende patiënt uitvoert.
Gebruik voor iedere patiënt een prikpen voor een-
malig gebruik met automatische blokkering.
Gooi de gebruikte lancetten weg in een naalden-
container.
Gooi teststrips, die zijn gebruikt voor metingen van
patiëntenmonsters of voor ringonderzoeken, weg
conform de binnen uw laboratorium of instelling
geldende richtlijnen voor het omgaan met poten-
tieel infectieuze materialen.
Volg daarnaast alle overige, binnen uw laborato-
rium of instelling geldende voorschriften m.b.t.
hygiëne en veiligheid zorgvuldig op.
1 • Inleiding
16
Weggooien van het systeem
VOORZICHTIG!
Door reagentia en andere werkoplossingen veroor-
zaakte allergieën of verwondingen
Direct contact met reagentia, detergentia, reinigings-/
ontsmettingsoplossingen of andere werkoplossingen
kunnen huidirritaties of ontstekingen veroorzaken.
Draag altijd beschermende handschoenen.
Volg de in de bijsluiters van de reagentia en de
reinigings-/ontsmettingsoplossingen beschreven
voorzorgsmaatregelen zorgvuldig op.
Als een reagens-, controle-, lineariteits- of reinigings-/
ontsmettingsoplossing in aanraking komt met uw
huid, moet u deze onmiddellijk met water afwassen.
Volg daarnaast alle overige, binnen uw laboratorium
of instelling geldende voorschriften m.b.t. hygiëne en
veiligheid zorgvuldig op.
WAARSCHUWING
Infectiegevaar door een potentieel met infectieus
materiaal gecontamineerd apparaat
Het Accu-Chek Inform II-systeem of onderdelen hiervan
dient als potentieel infectieus (afval)materiaal te worden
behandeld. Daarom is decontaminatie (een combinatie
van processen als reiniging, ontsmetting en/of sterilisa-
tie) voor hergebruik, recycling of afvalverwijdering nood-
zakelijk.
Het systeem of onderdelen hiervan dienen conform de
hiervoor geldende lokale voorschriften te worden weg-
gegooid of naar Roche te worden teruggestuurd. Voor
meer informatie kunt u contact opnemen met de lokale
vertegenwoordiging van Roche.
Inleiding • 1
17
Productveiligheid Om de veiligheid van het product te waarborgen, dient met
de volgende informatie rekening te worden gehouden:
Het systeem is geschikt voor continu gebruik.
Algemeen onderhoud
Accessoirekit
Meter
Gooi de meter weg conform de geldende wet-
geving en voorschriften. Zie ”Weggooien van het
systeem” op pagina 16.
Automatisch uitzetten
Het systeem wordt, tenzij dit anders is geconfigu-
reerd, na 5 minuten niet te zijn gebruikt (b.v. geen
invoer via het touchscreen, plaatsing van een test-
strip) automatisch uitgeschakeld.
Uitsluitend in de meetmodus: Als u een meting (van
een patiëntenmonster, controlemateriaal, ring-
onderzoekmonster of lineariteitsmateriaal) uitvoert,
wordt de meter na 10 minuten niet te zijn gebruikt
(geen invoer via het touchscreen) uitgeschakeld,
onafhankelijk van de voor het automatisch uitzetten
geconfigureerde tijd. Als een resultaat reeds
beschikbaar is, geeft de meter na 5 minuten niet
te zijn gebruikt elke minuut drie waarschuwings-
pieptonen en wordt het resultaat, voordat de meter
na 10 minuten niet te zijn gebruikt wordt uitgescha-
keld, opgeslagen.
LET OP!
Het systeem is niet beschermd tegen de schadelijke
werking van binnendringende vloeistoffen (classificatie
IP X0 conform IEC 60529).
LET OP!
Reinig het systeem alleen met de aanbevolen oplossingen.
Het gebruik van andere oplossingen kan leiden tot een
onjuiste werking en zelfs tot uitvallen van het systeem.
Zorg ervoor, dat de meter en het dockingstation na het
reinigen en ontsmetten goed droog zijn.
LET OP!
De accessoirekit kan tijdens het vervoer gewoon aan het
handvat worden vastgehouden. Als de accessoirekit valt
of ergens tegenaan stoot, kan deze beschadigd raken.
1 • Inleiding
18
Battery Pack De meter is voorzien van een oplaadbare batterijeenheid
(battery pack), die wordt opgeladen, zodra de meter op
een actief dockingstation (d.w.z. een dockingstation, dat
is aangesloten op de stroomvoorziening) wordt geplaatst.
Neem de volgende algemene veiligheidsinstructies voor
het omgaan met batterijen in acht:
Bewaar het battery pack in de originele verpakking
van de fabrikant en gebruik deze ook als u het bat-
tery pack weggooit.
Zet de meter altijd uit, voordat u het battery pack
verwijdert.
Als de waarschuwing Batterij bijna leeg op de
display wordt weergegeven, moet de meter zo
spoedig mogelijk op het dockingstation worden
geplaatst om het battery pack weer op te laden.
De waarschuwing Batterij praktisch leeg geeft aan,
dat de meter onmiddellijk op het dockingstation
moet worden geplaatst om het battery pack weer
op te laden.
LET OP!
Gebruik uitsluitend het speciaal ontwikkelde battery
pack, dat door Roche Diagnostics wordt geleverd. Het
systeem kan beschadigd raken bij gebruik van een ander
type batterij.
Gooi het battery pack niet weg met het gewone huisvuil.
Als onderdeel van het Accu-Chek Inform II-systeem
moet het als potentieel infectieus materiaal worden
beschouwd en als zodanig worden behandeld. Zie
”Weggooien van het systeem” op pagina 16.
Om verlies van gegevens te voorkomen, moeten de
gegevens worden opgeslagen of van de meter worden
gedownload, voordat het battery pack wordt vervan-
gen (zie hoofdstuk 9).
Inleiding • 1
19
Touchscreen
Laserscanner Als de ingebouwde barcodescanner wordt geactiveerd,
zendt deze een laserstraal uit.
De ingebouwde barcodescanner is een laser van klasse
1, conform IEC 60825-1/A2:2001.
Elektrostatische ontlading Het Accu-Chek Inform II-systeem voldoet zowel m.b.t. de
frequentie als de testniveaus aan de elektromagnetische
immuniteitseisen en de immuniteitseisen m.b.t. radio-
storingen conform NEN-EN-ISO 15197 Annex A. Het sy-
steem voldoet ook aan de immuniteitseisen m.b.t. elektro-
statische ontlading zoals gespecificeerd in IEC 61000-4-2
en aan de van toepassing zijnde eisen m.b.t. elektromag-
netische straling conform NEN-EN-IEC 61326-1. De
emissie van de door het systeem gebruikte energie is laag
en zal waarschijnlijk in de nabije omgeving geen storing
van elektronisch aangestuurde apparatuur veroorzaken.
LET OP!
Gebruik alleen uw vinger om de onderdelen op de
display aan te raken. Het gebruik van een scherp
voorwerp (zoals de punt van een pen) kan het
touchscreen beschadigen.
Gebruik het systeem niet in direct zonlicht. Direct
zonlicht kan de levensduur en werking van de
display negatief beïnvloeden en de kwaliteit van de
teststrips aantasten.
WAARSCHUWING
De laserscanner kan ook zonder barcode worden
geactiveerd. Kijk nooit direct in de laserstraal.
1 • Inleiding
20
Elektrostatische ontlading is een elektrische lading in
rust, ook wel statische elektriciteit genoemd. Als de
Accu-Chek Inform II-meter voor of na het uitvoeren van
een bloedglucosemeting enigerlei vorm van elektrosta-
tische ontlading detecteert, wordt het meetresultaat in
het geheugen van de meter opgeslagen en gedownload
als de meter op een via een kabel aangesloten docking-
station is geplaatst of als er een draadloze verbinding tot
stand is gebracht. Als de meter tijdens een bloedglucose-
meting een elektrostatische ontlading detecteert, wordt
er een foutmelding gegeven en wordt er geen bloed-
glucoseresultaat op de display van de meter weerge-
geven of in het geheugen van de meter opgeslagen.
De bloedglucosemeting dient te worden herhaald.
Om elektrostatische ontlading te voorkomen mag u de
meter niet in een zeer droge omgeving (in het bijzonder
in een omgeving waarin zich synthetische materialen,
zoals b.v. vloerbedekking, bevinden, die schadelijke stati-
sche ontladingen kunnen veroorzaken) of in de buurt van
elektronische apparaten, die een bron van elektromagne-
tische staling zijn, gebruiken.
Lokale netwerken: bescherming
tegen toegang door
onbevoegden
Als dit product is aangesloten op een lokaal netwerk,
moet dit netwerk beschermd zijn tegen toegang door
onbevoegden. Er moet in het bijzonder voor worden
gezorgd, dat het netwerk niet direct is verbonden met een
ander netwerk of met het internet. Klanten zijn zelf ver-
antwoordelijk voor de veiligheid van hun lokale netwerk,
in het bijzonder met betrekking tot bescherming tegen
kwaadaardige software en vijandige aanvallen. Deze
bescherming kan zowel maatregelen om het apparaat
van ongecontroleerde netwerken te scheiden ( zoals het
instellen van een firewall) omvatten, als maatregelen om
te waarborgen, dat het aangesloten netwerk geen scha-
delijke codes bevat.
Aansluiting op een kabelnetwerk Als het Accu-Chek Inform II-dockingstation of het
Accu-Chek Inform II-dockingstation-netwerkknooppunt
op een lokaal netwerk is aangesloten, moet het door een
beheer met betrouwbare wachtwoorden tegen toe-
gang door onbevoegden worden beschermd, waarbij de
volgende regels worden aangehouden:
Inleiding • 1
21
Karakteristieken van betrouwbare wachtwoorden
Het wachtwoord dient niet meer dan twee opeen-
volgende tekens van de accountnaam van de
gebruiker of van delen van de volledige naam van
de gebruiker te bevatten.
Wachtwoorden moeten ten minste acht tekens lang
zijn.
Wachtwoorden moeten tekens van ten minste drie
van de volgende vier categorieën bevatten:
Hoofdletters van het Engelse alfabet (A tot Z)
Kleine letters van het Engelse alfabet (a tot z)
Numerieke tekens (0 tot 9)
Niet-alfabetische tekens (bijvoorbeeld !, $, #, %)
Voorbeelden van ongeschikte wachtwoorden
uhxwze11 bevat geen hoofdletter.
UHXW13SF bevat geen kleine letter.
uxxxxx7F bevat hetzelfde teken meer dan vier
maal.
x12useridF bevat een gedeelte van de gebruikers-
identificatie, dat langer is dan vier tekens.
Draadloze netwerkaansluiting
(WLAN-kaart)
De optionele WLAN-kaart voor een draadloze netwer-
kaansluiting maakt het mogelijk om met de meter gege-
vens (meetresultaten, patiëntenidentificaties, gebruikers-
identificaties, enz.) naar het gegevensbeheersysteem te
verzenden zonder de meter op het dockingstation te
moeten plaatsen. Deze functie moet door de systeem-
beheerder worden geconfigureerd. Neem de richtlijnen
van uw instelling of laboratorium met betrekking tot het
gebruik van draadloze lokale netwerkaansluitingen zorg-
vuldig in acht. Voor informatie over het tijdelijk inscha-
kelen of uitschakelen van deze functie, zie pagina 35.
Voor een beschrijving van de mogelijkheden om de
Accu-Chek Inform II-meter op een draadloos netwerk
(WLAN, Wi-Fi) aan te sluiten, zie appendix B.
1 • Inleiding
22
Informatie over blootstelling aan
radiofrequentiestraling
Er gelden geen beperkingen voor het gebruik voor meters
zonder WLAN-kaart of voor meters met een WLAN-kaart,
die niet op het dockingstation zijn geplaatst.
Verklarende woordenlijst:
”FCC” staat voor ”Federal Communications
Commission” (USA), de Amerikaanse overheids-
instantie voor communicatieregelgeving.
”RSS”staat voor ”Radio Standards Specification”
(Canada).
Opmerking: De onderstaande tabel geeft een over-
zicht van de classificaties voor elektromagnetische
compatibiliteit (EMC, elektromagnetische compatibili-
teit, conform CISPR 11) voor de verschillende combi-
naties van onderdelen van het Accu-Chek Inform II-
systeem. Raadpleeg de verklarende teksten onder de
tabel voor meer informatie over deze classificaties.
Classificatie conform CISPR 11 Meter met WLAN, op
dockingstation, serie-
nummer < UU11030000
Meter met WLAN, op
dockingstation, serie-
nummer UU11030000
Accu-Chek Inform II-dockingstation,
serienummer <UU41030000 en
d.m.v. een kabel verbonden met
een netwerk / PC
Klasse A Niet toegestaan
Accu-Chek Inform II-dockingstation,
serienummer UU41030000
Klasse B Klasse B
Opmerking: De onderstaande Classificatie B is van
toepassing op alle hardwarecombinaties met uitzon-
dering van de combinaties beschreven op pagina 25.
Inleiding • 1
23
De industriële, wetenschappelijke en medische frequen-
ties (802.11b en 802.11g gebruiken 2.4 GHz) kunnen
emissies omvatten van microgolfovens, verwarmings-
apparatuur en andere niet voor communicatie bestemde
apparatuur. Hoewel dit soort apparaten meestal geen
storingen veroorzaken omdat het apparaten met een laag
vermogen zijn, bestaat de mogelijkheid dat sommige
industriële systemen met een hoog vermogen iedere
poging tot gebruik van een WLAN voor communicatie
onmogelijk maken. Daarom dient op de locatie een
onderzoek te worden ingesteld en met een spectrum-
analyser een storingsanalyse van het gehele spectrum
te worden uitgevoerd, waarbij niet alleen wordt gekeken
naar signalen, die binnen het frequentiebereik van de
betreffende WLAN liggen, maar ook naar signalen, die
vlakbij of op dezelfde frequentie liggen en storingen
veroorzaken.
Roche ondersteunt normen voor industriële draadloze
netwerken en beveelt het gebruik van producten met
Wi-Fi-certificatie aan. Bij deze certificatie worden pro-
ducten conform de industriële norm 802.11 getest op de
basale aansluitbaarheid, veiligheid, authenticiteit, kwali-
teit van de dienst, interoperabiliteit en betrouwbaarheid.
Het Wi-Fi CERTIFIED-logo is een waarborg, dat de Wi-Fi
Alliance een product in diverse configuraties en met
diverse steekproeven bij meerdere apparaten heeft getest
om compatibiliteit met andere Wi-Fi CERTIFIED-appara-
ten, die in dezelfde frequentieband werkzaam zijn, te
waarborgen. Het Wi-Fi Alliance-netwerk van onafhanke-
lijke testlaboratoria voert programma's met interoperabi-
liteitstesten uit om te waarborgen, dat draadloze appara-
ten samenwerken en veilige verbindingen ondersteunen.
Het Accu-Chek Inform II-systeem voldoet aan de eisen
van de FCC met betrekking tot de grenswaarden van
blootstelling aan straling, zoals deze zijn vastgesteld
voor een niet-gecontroleerde omgeving. Bij plaatsing en
gebruik van deze apparatuur dient een minimum afstand
van 20 cm tussen het straling uitzendende gedeelte en
uw lichaam te worden aangehouden.
Het zendgedeelte dient niet naast een antenne of een
andere zender te worden geplaatst of in combinatie
hiermee te worden gebruikt.
Door wijzigingen of modificaties aan de apparatuur aan
te brengen, die niet nadrukkelijk door Roche Diagnostics
zijn goedgekeurd, kan de goedkeuring van de FCC voor
het gebruik van deze apparatuur komen te vervallen.
1 • Inleiding
24
Deze apparatuur voldoet aan de eisen van Part 15 van
de FCC Rules en van RSS-210 van Industry Canada.
Het gebruik ervan is onderworpen aan de volgende twee
voorwaarden:
(1) deze apparatuur mag geen schadelijke storingen
veroorzaken
en
(2) deze apparatuur moet bestand zijn tegen storingen
van buitenaf, met inbegrip van storingen, die een onge-
wenste werking van de apparatuur kunnen veroorzaken.
Het Accu-Chek Inform II-systeem voldoet aan de eisen
m.b.t. elektromagnetische straling en storingsgevoelig-
heid, zoals beschreven in NEN-EN-IEC 61326-2-6. Het is
ontworpen en getest conform CISPR 11 Klasse B.
Overeenkomstig Part 15 van de FCC Rules is deze appa-
ratuur getest en lagen de resultaten binnen de grens-
waarden voor een digitaal apparaat van klasse B. Deze
grenswaarden zijn zodanig gekozen, dat er bij installatie
in een woonhuis een behoorlijke bescherming tegen
schadelijke storingen wordt geboden. Deze apparatuur
produceert, gebruikt en straalt radiofrequentie-energie
uit en kan, als het niet volgens de instructies is geïnstal-
leerd en wordt gebruikt, ernstige storingen van de radio-
communicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden
gegarandeerd, dat er bij een bepaalde installatie geen
storingen zullen optreden. Als deze apparatuur de ont-
vangst van radio of televisie stoort, hetgeen kan worden
vastgesteld door de apparatuur uit en aan te zetten, kan
de gebruiker proberen om de storing op te lossen door
een of meerdere van de volgende maatregelen te treffen:
Stel de ontvangende antenne anders in of verplaats
deze.
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de
ontvanger.
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact, dat is
aangesloten op een ander elektrisch circuit, dan
dat waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg uw leverancier of een deskundige radio/
tv-monteur.
Dit digitale apparaat van klasse B voldoet aan de eisen
van de Canadese norm ICES-003.
Inleiding • 1
25
Aanwijzing voor systemen met
oudere hardware
WAARSCHUWING
Mogelijkheid van elektromagnetische storingen
Onder bepaalde omstandigheden kan een bepaalde
combinatie van apparatuur elektromagnetische straling
van een dermate hoge energie afgeven, dat het correct
functioneren van andere elektronische- of medische
apparatuur hierdoor beïnvloed wordt. Hierdoor is het niet
toegestaan om een Accu-Chek Inform II-meter met een
serienummer UU11030000 of hoger, die is voorzien van
een WLAN-kaart, op een Accu-Chek Inform II-docking-
station met een serienummer lager dan UU41030000 te
plaatsen, als dit Accu-Chek Inform II-dockingstation
d.m.v. een kabel, hetzij direct of via een PC, met een
netwerk verbonden is.
Opmerking: De onderstaande classificatie is van toe-
passing op Accu-Chek Inform II-meters (met WLAN-
kaart) met een serienummer lager dan UU11030000,
die op een Accu-Chek Inform II-dockingstation met
een serienummer lager dan UU41030000 worden
geplaatst, als dit Accu-Chek Inform II-dockingstation
d.m.v. een kabel, hetzij direct of via een PC, met een
netwerk verbonden is.
1 • Inleiding
26
Het Accu-Chek Inform II-systeem voldoet aan de eisen
m.b.t. elektromagnetische straling en storingsgevoelig-
heid, zoals beschreven in NEN-EN-IEC 61326-2-6. Het is
ontworpen en getest conform CISPR 11 Klasse A. In een
huiselijke omgeving kan het storing van de radiocommu-
nicatie veroorzaken, in welk geval u maatregelen moet
nemen om de storing te verminderen. De elektromagne-
tische omgeving, waarin u het Accu-Chek Inform II-
systeem wilt gaan gebruiken, dient voor gebruik van het
systeem zorgvuldig te worden onderzocht.
Overeenkomstig Part 15 van de FCC Rules is deze appa-
ratuur getest en lagen de resultaten binnen de grens-
waarden voor een digitaal apparaat van klasse A. Deze
grenswaarden zijn zodanig gekozen, dat er bij gebruik
van de apparatuur in een commerciële omgeving een
behoorlijke bescherming tegen schadelijke storingen
wordt geboden. Deze apparatuur produceert, gebruikt en
straalt radiofrequentie-energie uit en kan, als het niet vol-
gens de instructies in de handleiding is geïnstalleerd en
wordt gebruikt, ernstige storingen van de radiocommuni-
catie veroorzaken. Gebruik van deze apparatuur in een
woongebied zal waarschijnlijk schadelijke storing veroor-
zaken, in welk geval de gebruiker op eigen kosten maat-
regelen dient te nemen om de storing op te heffen.
Dit digitale apparaat van klasse A voldoet aan de eisen
van de Canadese norm ICES-003.
Inleiding • 1
27
1.3 Onderdelen van het systeem
Het Accu-Chek Inform II-systeem omvat de volgende
onderdelen en accessoires:
A Meter
B Codechipreader
C Dockingstation met netspanningadapter
D Accessoirekit (hier getoond met verbruiksmateria-
len, die echter niet bij de levering zijn inbegrepen)
Het systeem kan op twee verschillende manieren worden
geconfigureerd:
1 Configuratie door middel van de functie Instellen
op de meter (zie hoofdstuk 9)
2 Configuratie door middel van een gegevensbeheer-
systeem.
Opmerking: Niet alle opties kunnen op de meter zelf met
de functie Instellen worden geconfigureerd.
De meter vervult de volgende taken binnen het systeem:
Dient d.m.v. het touchscreen en de Aan/Uit-toets
als primaire gebruikersinterface.
Uitvoeren van glucosemetingen.
Scannen van barcodes
1
(charge (lot) nummers
van teststrips, controles, patiënten- en gebruikers-
identificaties) van diverse ondersteunde barcode-
systemen.
Weergave van de meetresultaten van bepalingen
van patiëntenmonsters en controlematerialen.
Via draadloze communicatie (WLAN, optioneel)
of het Accu-Chek Inform II-dockingstation (LAN)
opgeslagen gegevens overdragen naar het
gegevensbeheersysteem.
1. Het is mogelijk, dat flacons teststrips/controleoplossingen
niet in alle landen met barcodes verkrijgbaar zijn.
A
B
C
D
1 • Inleiding
28
1.4 Overzicht van de meter
De meter bevat de volgende onderdelen:
1 Uitsparing voor de teststrip
Voor het invoeren van de teststrip in de meter.
2 Touchscreen
(display, gevoelig voor aanraking)
Door middel van dit touchscreen kunt u metingen
van patiëntenmonsters en controlematerialen uit-
voeren en resultaten bekijken. Om een van deze
functies te selecteren, moet u op de betreffende
knop op het touchscreen drukken.
3 Aan/Uit-toets
Druk op deze toets om de meter aan of uit te zetten.
4 Barcodescanner (laser)
M.b.v. de geïntegreerde barcodescanner kunnen
gebruikers- en patiëntenidentificatienummers
worden ingelezen.
5 Etiket van de WLAN-kaart
Op dit etiket worden de registratienummers, die
specifiek zijn voor de in de meter gebruikte WLAN-
kaart, weergegeven.
6 Battery pack (oplaadbare batterijeenheid)
Zorgt voor de energievoorziening van de meter.
7 Reset-toets
Deze toets wordt gebruikt om de meter te resetten;
de instellingen worden hierbij niet gewijzigd.
8 Contacten voor het opladen
Deze contacten dienen voor het opladen van de
batterijeenheid, als de meter op het dockingstation
is geplaatst.
9 Infraroodvenster
Maakt gegevensoverdracht met de codechipreader
en het dockingstation mogelijk.
10 Deksel voor de WLAN-kaart
Als de meter met deze optie is uitgerust, bevindt de
WLAN-kaart voor het draadloze netwerk (WLAN)
zich achter deze deksel.
1
2
3
4
6
9
8
7
10
5
Inleiding • 1
29
1.5 Overzicht van de codechipreader
De flacons teststrips bevatten een codechip. Deze code-
chip wordt door de codechipreader afgelezen en de
gegevens ervan worden doorgezonden naar de meter.
Voor aanvullende informatie over de codechipreader,
zie hoofdstuk 6.
De codechipreader bevat de volgende onderdelen:
11 Codechip-uitsparing
12 LED voor weergave van de status
13 Infraroodvenster voor overdracht van het code-
bestand naar de meter
Vervang geen codechip, als de LED van de code-
chipreader nog knippert. Als het LED-statuslicht van
de codechipreader nog knippert, zal de codechip-
reader het eerder geladen codebestand blijven down-
loaden en het codebestand van de zojuist geplaatste
codechip negeren. Er kan een foutmelding op de
meter worden weergegeven.
11
12
13
1 • Inleiding
30
1.6 Overzicht van het dockingstation
Om flexibel te kunnen voorzien in de behoeften van de
gebruiker, zijn er twee versies van het dockingstation
beschikibaar.
Het Accu-Chek Inform II-dockingstation
Het Accu-Chek Inform II-dockingstation Light
Beide versies van het dockingstation kunnen:
het battery pack (batterijeenheid) van de meter
opladen.
Daarnaast ondersteunt het Accu-Chek Inform II-
dockingstation ook:
de communicatie met een gegevensbeheersysteem.
de communicatie met een computer.
Beide versies van het dockingstation bevatten de volgende
onderdelen:
14 Contacten voor het opladen
15 Infraroodvenster voor communicatie met de meter
16 Status-LED (brandt als de stroomvoorziening is
aangesloten):
Rood verlicht: de stroomvoorziening is aangesloten,
de toepassing wordt opgestart (geldt alleen voor
het Accu-Chek Inform II-dockingstation)
Groen verlicht: Gereed
Rood knipperend: Fout
Blauw verlicht: Configuratiemodus (geldt alleen
voor het Accu-Chek Inform II-dockingstation)
17 Bus voor het aansluiten van de bijgeleverde
netspanningadapter
18 Verwijderbare houder voor wandbevestiging
Daarnaast bevat het Accu-Chek Inform II-dockingstation
de volgende onderdelen:
19 Netwerkaansluiting — LAN, Ethernet (RJ45)
20 USB-aansluiting
15
14
16
18
19 20 17
16
Inleiding • 1
31
De elektrische aansluitingen bevinden zich aan de ach-
terkant van het dockingstation (om dit beter zichtbaar te
maken, is de verwijderbare houder voor wandbevestiging
transparant weergegeven).
Voor instructies voor het aansluiten van het docking-
station, zie hoofdstuk 9.
1.7 Overzicht van de accessoirekit
In de accessoirekit kunnen verbruiksmaterialen, die op de
plaats van verzorging (point of care) benodigd zijn voor
het uitvoeren van bloedglucosemetingen, worden opge-
borgen en vervoerd.
1.8 Reagentia en verbruiksmaterialen
Voor het uitvoeren van metingen van patiëntenmonsters
en van glucosecontrolematerialen zijn de volgende rea-
gentia nodig:
Accu-Chek Inform II-teststrips
Accu-Chek Performa Control-oplossingen
Accu-Chek Lineariteitstest Kit (indien dit door de
richtlijnen van uw instelling of laboratorium vereist
wordt)
Overige verbruiksmaterialen, zoals bloedafnamemateria-
len, dienen door uw laboratorium of instelling te worden
geleverd. Volg de geldende voorschriften en veiligheids-
richtlijnen voor het afnemen van en het werken met
bloedmonsters zorgvuldig op.
1 • Inleiding
32
1.9 Instructies voor het instellen voor gebruik
De meter moet voor de eerste ingebruikname worden
geconfigureerd. Bij het instellen worden de volgende
parameters geconfigureerd:
Datum- en tijdweergave
Invoermodus voor patiëntenidentificatie
Invoermodus voor gebruikersidentificatie
Glucosecontroles: type en tijdschema
Displayweergave van het resultaat van de glucose-
controlemeting
Opmerkingen, die na een meting kunnen worden
ingevoerd
Instellingen voor gegevensoverdracht
Deze instellingen kunnen in beperkte mate direct in het
Menu Instellen van de meter worden ingevoerd. Voor
meer informatie over de configuratie door middel van het
Menu Instellen, kunt u zowel hoofdstuk 9 als Appendix A
raadplegen. Naast deze instelmogelijkheid kan de meter
ook door middel van een gegevensbeheersysteem wor-
den geconfigureerd. Geschikte gegevensbeheersystemen
beschikken over veel meer mogelijkheden voor configu-
ratie van de meter dan de instelfunctie op de meter.
Voor informatie over het gebruik van gegevensbeheersy-
stemen kunt u contact opnemen met de lokale vertegen-
woordiging van Roche (zie hoofdstuk 12).
Om binnen een instelling of laboratorium standaardi-
satie van de configuratie te waarborgen, kan het
Menu Instellen op de meter worden uitgeschakeld.
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren • 2
33
2 De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie
invoeren
2.1 De meter aanzetten
1 Druk kort op de Aan/Uit-toets . De meter is nu
ingeschakeld.
2 Het scherm Start verschijnt.
3 Controleer of de datum (linksonder) en de tijd
(rechtsboven) correct in het scherm Start worden
weergegeven. Raadpleeg de aanwijzingen in
hoofdstuk 9 indien het noodzakelijk is om deze
instellingen aan te passen.
Als er tijdens de functietesten een fout wordt vast-
gesteld, wordt de bijbehorende foutmelding op de
display weergegeven.
Als de functie QC-blokkering is ingeschakeld en er
een glucosecontrole moet worden uitgevoerd,
wordt er een dienovereenkomstige melding op de
display weergegeven.
Het batterijsymbool geeft de actuele ladingstoe-
stand van het battery pack aan. Een volledig gevuld
symbool geeft aan, dat het battery pack volle-
dig geladen is, terwijl een gedeeeltelijk geladen
battery pack wordt weergegeven door een gedeel-
telijk gevuld batterijsymbool .
Contrast
Start 12:48
19.11.12
Bezig met functietesten...
2 • De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
34
Instellen van de display Door gebruik te maken van de Display-opties kunt u de
parameters van de display aanpassen aan uw behoeften:
Aanpassen van het contrast van de display aan de
lichtomstandigheden van de omgeving.
Instellen van het tijdsinterval voor het activeren van
de Energiebesparende modus, waardoor het con-
trast van de display na een in te stellen tijd zonder
activiteit (b.v. het aanraken van de display) kan
worden verlaagd om energie te sparen.
1 Druk in het scherm Start op Contrast. Het scherm
Display verschijnt.
2 Druk op of om de tijdsduur tot het
activeren van de Energiebesparende modus in
te stellen.
3 Druk op of om de display lichter resp.
donkerder te maken.
4 Druk op om de instelling te bevestigen.
Instellen van de display van
meters met oudere hardware
Als de meter is ingeschakeld, kunt u de achtergrondver-
lichting op ieder willekeurig moment inschakelen of uit-
schakelen door langer dan 1,5 seconden op te
drukken.
U kunt het contrast van de display aanpassen, zoals
hierboven beschreven.
De functie Energiebesparende modus is echter niet
beschikbaar.
Display 12:48
19.11.12
Lichter Donkerder
Energiebesparende modus na:
30s
De volgende beschrijving is van toepassing op meters
met een serienummer lager dan UU11030000.
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren • 2
35
Activeren/deactiveren van
de WLAN-kaart
Als de eenheid is voorzien van een WLAN-kaart, kunt u
deze functie desgewenst tijdelijk activeren of deactiveren.
De WLAN-kaart wordt de eerstvolgende keer, dat de
meter wordt aangezet, automatisch weer geactiveerd.
U kunt de WLAN-kaart dan, indien noodzakelijk, opnieuw
tijdelijk deactiveren.
Als de WLAN-kaart is geactiveerd, wordt het
symbool (WLAN gedeactiveerd) op de display
weergegeven als knop in het scherm Start.
Druk om de draadloze netwerkverbinding tijdelijk
te deactiveren in het scherm Start op (WLAN
gedeactiveerd). Het symbool verandert hierdoor
in (WLAN geactiveerd).
Druk om de draadloze netwerkverbinding tijdelijk
te activeren in het scherm Start op (WLAN
geactiveerd). Het symbool verandert hierdoor
in (WLAN gedeactiveerd).
De knop WLAN geactiveerd/WLAN gedeactiveerd geeft
altijd de actuele keuzemogelijkheid weer. De actuele
communicatiestatus wordt in alle menu’s en schermen
op de statusbalk (onderste regel) van de display weer-
gegeven.
Het symbool wordt weergegeven, als de WLAN-
kaart is geactiveerd.
Het symbool wordt weergegeven, als de laatste
communicatie met het gegevensbeheersysteem
succesvol was en conform het communicatie-
protocol is afgesloten.
Het symbool wordt weergegeven, als de laatste
poging om met het gegevensbeheersysteem te
communiceren niet succesvol was of onbedoeld
is beëindigd. Als dit symbool op de display blijft
verschijnen, moet u contact opnemen met uw sy-
steembeheerder. Het negeren van deze informatie
kan leiden tot een Download-blokkering (indien
ingesteld, zie pagina 39).
WAARSCHUWING
Als u vermoed, dat het gebruik van de WLAN-kaart
schadelijk is voor de patiënt of een negatieve invloed
heeft op andere apparaten, dient u aan de hand van de
richtlijnen van uw instelling of laboratorium een herover-
weging te maken van het gebruik van de WLAN-functie
van het Accu-Chek Inform II-systeem.
Contrast
Start 12:48
19.11.12
Contrast
Start 12:48
19.11.12
2 • De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
36
Startprocedure afsluiten Als u alle noodzakelijke wijzigingen heeft uitgevoerd,
drukt u op om naar het scherm voor het invoe-
ren van de gebruikersidentificatie te gaan of
wacht u 5 seconden, waarna de meter automatisch
naar het scherm voor het invoeren van de gebrui-
kersidentificatie gaat.
2.2 Invoeren van de gebruikersidentificatie
Of en hoe er een gebruikersidentificatie wordt ingevoerd
en of er een wachtwoord vereist is, hangt af van de con-
figuratie van het systeem. Het is bijvoorbeeld mogelijk
om de gebruikersidentificatie alleen verplicht te stellen
bij het uitvoeren van kwaliteitscontrolemetingen. In het
algemeen kan het systeem de gebruikersidentificaties
beheren en controleren, maar daarnaast ook andere
functies van het invoeren van deze identificatie
afhankelijk maken.
Als er een gebruikersnaam, die bij de ingevoerde gebrui-
kers-ID hoort, op de meter beschikbaar is, wordt deze
naam in het Hoofdmenu weergegeven (in dit voorbeeld
”Maria S.”).
Er zijn een aantal keuzemogelijkheden voor het invoeren
van gebruikersidentificaties en deze zijn afhankelijk van
de configuratie van het systeem:
Uitsluitend d.m.v. de barcodescanner
Handmatige invoer of optioneel d.m.v. de barcode-
scanner
Gebruikersidentificaties kunnen uit maximaal 20 alfa-
numerieke tekens bestaan.
Alfanumerieke tekens zijn iedere combinatie van A–Z
en 0–9, daarnaast mogen ”.” (punt) of ”-” (koppel-
teken) worden gebruikt. Zie ook pagina 38.
Barcodemaskering kan worden gebruikt om alle
tekens, die niet tot de gebruikersidentificatie behoren,
te verwijderen. Zie de informatie over ”Barcodemaske-
ring van gebruikers- en patiëntenidentificatie” op
pagina 158.
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Maria S.
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren • 2
37
Invoeren van een gebruikers-
identificatie met de barcode-
scanner
Als het scherm voor het invoeren van de gebruikers-
identificatie (Gebruikers-ID) wordt weergegeven:
1 Druk kort op . De knop wordt tijdens het
scannen met een zwarte achtergrond weerge-
geven.
2 Houd de meter zodanig, dat het venster van de bar-
codescanner zich circa 10–20 cm (4–8 inch) boven
de barcode, die u wilt aflezen, bevindt.
De meter geeft een akoestisch signaal, als de barcode
met succes is afgelezen. De informatie van de barcode
wordt in het veld van de gebruikersidentificatie weer-
gegeven. De barcodescanner wordt na 10 seconden
uitgeschakeld, als er geen barcode wordt gescand.
123
456
789
A-O0
Gebruikers-ID 12:48
19.11.12
2 • De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
38
Handmatig invoeren van de
gebruikersidentificatie
Als het scherm voor het invoeren van de gebruikers-
identificatie (Gebruikers-ID) wordt weergegeven:
1 Druk op de letters en de cijfers om de identificatie
in te voeren.
2 Gebruik de volgende knoppen om tussen de ver-
schillende groepen tekens te wisselen:
voor de letters A t/m O
voor de letters P t/m Z
voor de cijfers 0 t/m 9
3 Druk op de backspace-knop om een onjuist
ingevoerd teken te wissen. Druk op om het
ingevoerde gegeven volledig te wissen. Druk
op om een spatie in te voeren.
4 Druk op om de identificatie te bevestigen.
Als de ingevoerde gebruikersidentificatie niet geldig is
(of als de gegevens van de gebruiker niet in de meter zijn
opgeslagen), wordt er een foutmelding op de display
weergegeven. Door de melding te bevestigen kunt u de
identificatie nogmaals invoeren.
Invoeren van een wachtwoord Nadat de gebruikersidentificatie correct is ingevoerd, kan
er (indien geconfigureerd) een scherm voor het invoeren
van een wachtwoord worden weergegeven. Voer het
wachtwoord op dezelfde wijze in als hierboven beschre-
ven voor de gebruikersidentificatie.
Als alle gegevens zijn ingevoerd, verschijnt het Hoofd-
menu.
123
456
789
A-O0
Gebruikers-ID 12:48
19.11.12
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z123
Gebruikers-ID 12:48
19.11.12
MARIA MARIA S.
PQRST
UVWXY
Z.
123 A-O
-
Gebruikers-ID 12:48
19.11.12
A-O
P-Z
123
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
39
3 Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
3.1 Informatie over bloedglucosemetingen
Voorbereiden van een meting Voordat er een meting kan worden uitgevoerd, moet aan
de volgende vereisten zijn voldaan:
De Accu-Chek Inform II-teststrips moeten beschik-
baar zijn voor gebruik.
Het codebestand van het in gebruik zijnde
charge(lot)nummer van de teststrips moet in de
meter worden opgeslagen (zie hoofdstuk 6).
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien verplicht) worden ingevoerd, als de
meter voor aanmelding (inloggen) is geconfigureerd.
De in de configuratie van het systeem gespecifi-
ceerde glucosecontrolemetingen moeten succesvol
zijn uitgevoerd, voordat er metingen van patiënten-
monsters mogen worden uitgevoerd. Informatie
over de noodzaak om glucosecontrolemetingen uit
te voeren wordt in het scherm Start weergeven.
Indien dit zo is ingesteld, bestaat de verplichting om
binnen vastgestelde tijdsintervallen opgeslagen
gegevens van de meter te downloaden naar het
gegevensbeheersysteem. Als een dergelijke gege-
vensoverdracht (hetzij via WLAN of via het plaatsen
van de meter op een dockingstation) niet binnen
de aangegeven tijd plaatsvindt, wordt de meter
geblokkeerd (Download-blokkering) en kan niet
worden gebruikt voor het uitvoeren van een meting.
Als aangegeven wordt, dat er een glucosecontrolemeting
moet worden uitgevoerd, kan er geen glucosebepaling
van een patiëntenmonster worden uitgevoerd tot de con-
troles succesvol zijn uitgevoerd. Voor noodgevallen kun-
nen er CITO-testen in de meter worden geconfigureerd.
Als de omstandigheden dit vereisen, maakt deze optie
het mogelijk om, ondanks QC-blokkering of Download-
blokkering van de meter, een beperkt aantal glucosebe-
palingen van patiëntenmonsters uit te voeren (zie pagina 63).
Contrast
Start 12:48
19.11.12
QC nodig: onmiddelijk
Volg bij het afnemen van bloedmonsters de gel-
dende voorschriften en richtlijnen m.b.t. hygiëne
en veiligheid zorgvuldig op.
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen voor
het weggooien van potentieel infectieuze monsters
en materialen zorgvuldig op.
3 • Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
40
3.2 Uitvoeren van een glucosebepaling van een patiëntenmonster
Overzicht van de testprocedure Een glucosebepaling van een patiëntenmonster bestaat
uit de volgende stappen:
Voer de patiëntenidentificatie in. Dit kan handmatig
of door gebruik te maken van de barcodescanner.
Bevestig, dat het charge(lot)nummer van de test-
strips overeenkomt met de te gebruiken teststrips
(indien geconfigureerd).
Voer de meting uit.
Optioneel kan een test worden ingedeeld als een
Observatie Test (zie pagina 187).
De volgende stappen moeten op de hierboven beschre-
ven wijze reeds zijn uitgevoerd:
1 De meter is ingeschakeld.
2 U heeft uw gebruikersidentificatie ingevoerd.
3 U heeft de aanmelding afgesloten door op te
drukken en het scherm Hoofdmenu wordt weerge-
geven.
Invoeren of selecteren van de
patiëntenidentificatie
Nadat de meter, zoals hiervoor beschreven is, is voor-
bereid, kunt u verdergaan met de stappen, die direct
betrekking hebben op de meting:
1 Druk in het scherm Hoofdmenu op Patiëntentest.
2 Voer de Patiënten-ID in of selecteer deze, zoals
beschreven op de volgende pagina's.
3 Als de functie Patiënt bevestiging is ingeschakeld,
moet u, nadat u de identificatie heeft ingevoerd of
geselecteerd, de weergegeven patiënteninformatie
controleren en bevestigen.
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z 123
Patiënten-ID 12:48
19.11.12
123456789
D-503: Patiënten-ID:
123456789
Naam:
Mary-Jane Miller
Geb.datum: 03.12.56
Is dit correct?
Patiënt bevestiging
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
123
456
789
A-O0
Patiënten-ID 12:48
19.11.12
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
41
Afhankelijk van de configuratie heeft u nu drie verschil-
lende opties om de eerstvolgende meting aan een patiënt
te koppelen.
* Afhankelijk van het door u gebruikte DMS is het moge-
lijk, dat deze functie niet beschikbaar is.
De functie patiëntenidentificatie kan door uw
systeembeheerder worden geconfigureerd om:
iedere combinatie van maximaal 20 alfanumerieke
tekens, met een gespecificeerde minimale- en
maximale lengte, in te voeren.
Alfanumerieke tekens zijn iedere combinatie van A–Z
en 0–9, daarnaast mogen ”.” (punt) of ”-” (koppel-
teken) worden gebruikt.
de patiëntenidentificatie d.m.v. de barcodescanner
in te voeren.
een patiënt in een lijst te selecteren. *
De volgende opties zijn beschikbaar voor de validatie
van patiëntenidentificaties:
Handmatige invoer kan worden gevalideerd aan
de hand van een gedownloade lijst.
Bevestiging van de naam, geboortedatum en iden-
tificatie van de patiënt kunnen verplicht worden
gesteld. *
Barcodemaskering kan worden gebruikt om
alle tekens, die niet tot de patiëntenidentificatie
behoren, te verwijderen. Zie de informatie over
”Barcodemaskering van gebruikers- en patiënten-
identificatie” op pagina 158.
3 • Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
42
Handmatig invoeren van de
patiëntenidentificatie
Gebruik het op de display weergegeven toetsenbord om
de patiëntenidentificatie in te voeren. De tekens kunnen
op dezelfde wijze worden geselecteerd als bij het invoe-
ren van een gebruikersidentificatie.
1 Druk op de letters en de cijfers om de identificatie
in te voeren.
2 Gebruik de volgende knoppen om tussen de ver-
schillende groepen tekens te wisselen:
voor de letters A t/m O
voor de letters P t/m Z
voor de cijfers 0 t/m 9
3 Druk op de backspace-knop om een onjuist
ingevoerd teken te wissen. Druk op om het
ingevoerde gegeven volledig te wissen. Druk
op om een spatie in te voeren.
4 Druk op om de patiëntenidentificatie te
bevestigen of
5 druk op om deze procedure te annuleren en
terug te keren naar het Hoofdmenu.
Als de ingevoerde patiëntenidentificatie niet geldig is
(of als de patiënt niet in de gedownloade lijst is aange-
troffen), wordt er een foutmelding op de display weer-
gegeven. Door de melding te bevestigen kunt u de
identificatie nogmaals invoeren.
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z123
Patiënten-ID 12:48
19.11.12
A-O
P-Z
123
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
43
Selectie van de patiënten-
identificatie uit een lijst
Selecteer de patiëntenidentificatie uit een lijst*, als deze
(van het gegevensbeheersysteem) is gedownload naar de
meter.
1 Druk op of om naar boven resp. naar
beneden door de lijst te bladeren.
Als een van de knoppen niet zichtbaar is, is het begin of
het einde van de lijst bereikt.
2 Druk op het gewenste gegeven om een patiënt te
selecteren of
3 druk op om deze procedure te annuleren en
terug te keren naar het Hoofdmenu.
* Afhankelijk van het door u gebruikte DMS is het moge-
lijk, dat deze functie niet beschikbaar is.
Patiënten-ID 12:48
19.11.12
Toetsenbord
ID: 2222222222
Naam: Jane Doe
ID: 3333333333
Naam: John Doe
ID: 4444444444
Naam: Jenny Doe
ID: 5555555555
Naam: James Doe
3 • Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
44
Invoeren van een patiënten-
identificatie met de barcode-
scanner
Als het scherm voor het invoeren van de patiënten-
identificatie (Patiënten-ID) wordt weergegeven:
1 Druk kort op . De knop wordt tijdens het
scannen met een zwarte achtergrond weerge-
geven.
2 Houd de meter zodanig, dat het venster van de bar-
codescanner zich circa 10–20 cm (4–8 inch) boven
de barcode, die u wilt aflezen, bevindt.
De meter geeft een akoestisch signaal, als de barcode
met succes is afgelezen. De informatie van de barcode
wordt in het veld van de patiëntenidentificatie weer-
gegeven. De barcodescanner wordt na 10 seconden
uitgeschakeld, als er geen barcode wordt gescand.
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z123
Patiënten-ID 12:48
19.11.12
Patiënten-ID 12:48
19.11.12
Toetsenbord
ID: 2222222222
Naam: Jane Doe
ID: 3333333333
Naam: John Doe
ID: 4444444444
Naam: Jenny Doe
ID: 5555555555
Naam: James Doe
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
45
Het charge(lot)nummer van
de teststrip bevestigen of
selecteren
Nadat u de patiëntenidentificatie heeft ingevoerd en
bevestigd, wordt u gevraagd het charge(lot)nummer van
de teststrips te selecteren. Vergelijk het op de display van
de meter weergegeven nummer met het nummer op het
etiket van de flacon teststrips.
1 Selecteer het charge(lot)nummer als volgt:
Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om een lijst met opgeslagen charge(lot)nummers
weer te geven. Selecteer het gewenste
charge(lot)nummer in de lijst.
Om het charge(lot)nummer van de flacon teststrips
d.m.v. de barcodescanner in te lezen, moet u kort
op drukken. Volg de instructies voor het
scannen van identificaties op (zie de onderstaande
opmerking).
2 Druk op om het geselecteerde of gescande
charge(lot)nummer te bevestigen.
Voor meer informatie over het opslaan van
charge(lot)nummers van teststrips, zie pagina 67.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat
handmatige bevestiging niet nodig is. Bij deze instel-
ling wordt het charge(lot)nummer alleen weerge-
geven. Andere opties zijn niet beschikbaar.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat de
charge(lot)nummers uitsluitend d.m.v. de barcode-
scanner kunnen worden ingevoerd (zie de onder-
staande opmerking).
Opmerking: Het is mogelijk, dat flacons teststrips/
controleoplossingen niet in alle landen met barcodes
verkrijgbaar zijn. In dit geval moet u of
het charge(lot)nummer telkens handmatig
invoeren (aanbevolen),
een eerder ingevoerd charge(lot)nummer uit de
lijst kiezen of
de meter configureren om alleen het
charge(lot)nummer weer te geven (zonder
bevestiging door de gebruiker).
Patiëntentest
19.11.12
12:48
P
atiënt 123456789
Gebruik strip lotnr. 545794 ?
Strip lotnrs. 12:48
19.11.12
344789
545794
545794
545777
344654
3 • Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
46
Teststrip in de meter plaatsen Na bevestiging van het charge(lot)nummer van de test-
strip wordt u gevraagd om de teststrip in de meter te
plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip vast met de belettering
”ACCU-CHEK” naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op de
teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor de
teststrip. De meter geeft een akoestisch signaal.
Patiëntentest 12:48
19.11.12
Patiënt 123456789
Strip lotnr. 545794
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
47
Opzuigen van een bloedmonster Als de meter de teststrip heeft gedetecteerd, wordt
u gevraagd een bloedmonster op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u bloed opzuigt.
De meter geeft opnieuw een akoestisch signaal.
2 Houd de bloeddruppel tegen de uitsparing aan
de voorkant (gele opbrengzone) van de teststrip.
Breng geen bloed op aan de bovenkant van de
teststrip.
Het bloed wordt door capillaire werking in de test-
strip gezogen. Bloed op de bovenkant van de test-
strip is niet beschikbaar voor de meting.
Patiëntentest 12:48
19.11.12
Patiënt 123456789
Strip lotnr. 545794
Houd bij het opzuigen van het monster de meter zoda-
nig, dat de uitsparing voor de teststrip zich altijd hoger
dan of op hetzelfde niveau als de bloeddruppel bevindt.
Hierdoor wordt voorkomen, dat een teveel aan opge-
zogen bloed langs de teststrip naar beneden loopt en
in de meter terechtkomt.
3 • Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
48
Zodra er voldoende bloedmonster is gedetecteerd, geeft de
meter een akoestisch signaal en wordt de meting gestart.
Weergave van het resultaat Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt
uitgevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat
beschikbaar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch
signaal.
Als het resultaat op de display wordt weergegeven, kan
er (afhankelijk van de configuratie van het systeem)
tevens een melding of waarschuwing verschijnen, als
het resultaat de aangegeven grenswaarden heeft over-
schreden. Daarnaast geeft een rode knipperende pijl
naast het meetresultaat aan, dat het resultaat buiten het
bereik ligt.
: de waarde ligt boven de bovenste grenswaarde van
het normale/kritische bereik.
: de waarde ligt beneden de onderste grenswaarde
van het normale/kritische bereik.
Deze grenswaarden geven de bereiken aan, die of over-
eenkomstig de richtlijnen van uw instelling of laborato-
rium afzonderlijk door de systeembeheerder kunnen
worden ingesteld of overeenkomen met de (technische)
grenzen van het systeem. De karakteristieken van deze
bereiken worden op de volgende pagina verklaard.
Patiëntentest
19.11.12
12:48
P
atiënt 123456789
Datum 19.11.12 12:48
150
L22
I
Bereik
I-502:
Normaalbereik:
Kritisch bereik:
Meetbereik:
3.9-11.1 mmol/L
2.2-16.7 mmol/L
0.6-33.3 mmol/L
Patiëntentest 12:48
19.11.12
Patiënt 123456789
Strip lotnr. 545794
Patiëntentest
19.11.12
Bereik
8.3
12:48
Patiënt 123456789
Datum 19.11.12 12:48
mmol/L
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
49
Op het scherm met het resultaat bevindt zich een knop,
waarvan de naam afhankelijk is van het resultaat (Bereik
of Buiten ... bereik). Druk op deze knop om de ingestelde
grenswaarden weer te geven.
Het meetbereik van het systeem heeft betrekking
op het standaard van fabriekswege ingestelde
meetbereik van het systeem zelf (strips en meter)
en is het enige bereik, dat door de gebruiker niet
kan worden ingesteld. Voor de Accu-Chek Inform
II-teststrips is dit bereik vastgesteld op 0,6 tot
33,3 mmol/L (10 tot 600 mg/dL). Als een resultaat
buiten dit bereik ligt, verschijnt de melding HI of LO
op de display, d.w.z. dat het resultaat niet juist kan
worden gekwantificeerd.
Glucoseresultaten boven of beneden het door uw
instelling, laboratorium of lokale regelgevende
instantie vastgestelde meetbereik (Reportable
Range, RR) liggen boven het hoogste of beneden
het laagste te rapporteren numerieke resultaat.
Resultaten buiten dit bereik dienen niet te worden
gebruikt voor het nemen van beslissingen over
therapeutische maatregelen.
Bij glucoseresultaten boven of beneden het door
uw ziekenhuis of instelling vastgestelde Kritische
bereik (Critical Range, CR) dienen onmiddellijk de
door uw ziekenhuis of instelling voorgeschreven
acties te worden ondernomen.
Glucoseresultaten binnen het door uw instelling
vastgestelde Normaalbereik worden als normaal
beschouwd en hierbij hoeven geen therapeutische
maatregelen te worden genomen.
Patiëntentest
19.11.12
Buiten meetbereik
RR HI
12:48
Patiënt 123456789
Datum 19.11.12 12:48
Patiëntentest
19.11.12
Buiten normaalbereik
12.2
12:48
Patiënt 123456789
Datum 19.11.12 12:48
mmol/L
Patiëntentest
19.11.12
Buiten kritisch bereik
CR LO
12:48
Patiënt 123456789
Datum 19.11.12 12:48
3 • Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
50
Naast de standaardweergave van het meetresultaat
kunnen de volgende meldingen worden weergegeven:
CR LO (beneden de onderste grenswaarde van het
kritische bereik, doch binnen het ingestelde meet-
bereik van te rapporteren numerieke resultaten)
CR HI (boven de bovenste grenswaarde van het
kritische bereik, doch binnen het ingestelde meet-
bereik van te rapporteren numerieke resultaten)
RR LO (beneden de onderste grenswaarde van het
ingestelde meetbereik van te rapporteren nume-
rieke resultaten (RR), doch binnen het standaard
van fabriekswege ingestelde meetbereik van het
systeem)
RR HI (boven de bovenste grenswaarde van het
ingestelde meetbereik van te rapporteren nume-
rieke resultaten (RR), doch binnen het standaard
van fabriekswege ingestelde meetbereik van het
systeem)
LO (beneden het standaard van fabriekswege
ingestelde meetbereik van het systeem)
HI (boven het standaard van fabriekswege inge-
stelde meetbereik van het systeem)
Aanwijzingen voor het toevoegen van opmerkingen vindt
u in de volgende paragraaf.
Als opmerkingen niet als verplicht zijn ingesteld en
u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoegen,
drukt u op om naar het Hoofdmenu terug te keren.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen voor het weggooien
van potentieel infectieuze monsters en materialen.
Voor meetresultaten, die buiten het kritische bereik of
meetbereik (RR) liggen, kan tijdens het instellen een
melding (met een lengte van maximaal 100 tekens)
worden geconfigureerd. Deze melding wordt dan bij
de bijbehorende meetresultaten weergegeven.
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters • 3
51
Opmerkingen toevoegen U kunt maximaal drie opmerkingen toevoegen aan een
meetresultaat. Opmerkingen kunnen bijvoorbeeld aan-
vullende informatie geven over de testomstandigheden of
over de patiënt.
De meter kan zo worden geconfigureerd, dat opmerkin-
gen altijd verplicht zijn, verplicht zijn afhankelijk van het
resultatenbereik, optioneel zijn of uitgeschakeld zijn.
U kunt de functie voor het toevoegen van opmerkingen
direct in het scherm met het resultaat oproepen. Als
opmerkingen als verplicht zijn ingesteld, zal de meter
geen leeg veld voor opmerkingen accepteren.
Om opmerkingen toe te voegen:
1 Druk in het scherm Patiëntentest op .
2 Selecteer de gewenste, reeds gedefinieerde
opmerking(en) in de lijst op de display (indien
geconfigureerd) of
3 druk op om maximaal één eigen opmerking in
te voeren (als het invoeren van eigen opmerkingen is
ingeschakeld). Gebruik het toetsenbord (net als bij
het aanmelden) om uw opmerking(en) in te voeren.
4 Nadat u de gewenste opmerking(en) heeft gese-
lecteerd, drukt u op om terug te keren naar de
displayweergave met het resultaat.
5 Druk op om naar het Hoofdmenu terug te
keren.
Van deze drie opmerkingen kan er slechts één een
eigen opmerking zijn; de andere kunnen in de lijst met
reeds gedefinieerde opmerkingen worden geselecteerd.
Opmerking toev. 12:48
19.11.12
Nieuw strip lotnr.
Test wordt herh.
Afd.hfd geïnform.
Arts geïnformeerd
Patiëntentest
19.11.12
Buiten normaalbereik
12.2
12:48
Patiënt 123456789
Datum 19.11.12 12:48
mmol/L
Nieuw strip lotnr.
Arts geïnformeerd
Test wordt herh.
Patiëntentest
19.11.12
Buiten normaalbereik
12.2
12:48
Patiënt 123456789
Datum 19.11.12 12:48
mmol/L
3 • Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
52
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen voor het weggooien
van potentieel infectieuze monsters en materialen.
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter na 10 minu-
ten niet te zijn gebruikt (geen invoer via het touch-
screen) automatisch wordt uitgeschakeld. Zie
”Automatisch uitzetten” op pagina 17.
Glucosebepalingen van controlematerialen • 4
53
4 Glucosebepalingen van controlematerialen
4.1 Informatie over metingen van glucosecontrolematerialen
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de ver-
antwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig op bij
het uitvoeren van metingen van glucosecontrolemateria-
len. Zie ook de veiligheidswaarschuwing ”Door reagentia
en andere werkoplossingen veroorzaakte allergieën of
verwondingen” op pagina 16.
Het nauwkeurig meten van bekende glucoseniveaus
dient om te waarborgen, dat met het systeem en de toe-
gepaste bepalingstechnieken nauwkeurige resultaten
worden verkregen bij het uitvoeren van glucosemetingen
van patiëntenmonsters. Glucosecontroleoplossingen
hebben benoemde (bekende) waarden. De met deze
oplossingen verkregen resultaten dienen binnen een
bepaald toegestaan bereik te liggen (controlewaarden-
bereik) om geldige metingen van patiëntenmonsters
mogelijk te maken.
Het systeem kan zo worden geconfigureerd, dat de resul-
taten van de meting van een glucosecontrole binnen het
toegestane bereik moeten liggen, voordat er een meting
van een patiëntenmonster kan worden uitgevoerd. Dit
wordt QC-blokkering genoemd en zolang de resultaten
van de metingen van de controlematerialen niet binnen
het toegestane bereik liggen, kan het systeem geen
metingen van patiëntenmonsters en monsters voor ring-
onderzoeken uitvoeren.
4 • Glucosebepalingen van controlematerialen
54
Intervallen tussen metingen van
glucosecontrolematerialen
De intervallen tussen de metingen van glucosecontrole-
materialen worden door uw instelling of laboratorium
vastgesteld. Deze intervallen worden ingevoerd tijdens de
configuratie van het systeem. Als een ingesteld interval is
verstreken (of bij een bepaalde gebeurtenis, zoals het
starten van een meting met een nieuwe charge(lot) test-
strips), wordt er, zowel na het aanzetten van de meter als
na het selecteren van de functie Glucosetest, een waar-
schuwing op de display weergegeven.
Metingen van glucosecontrolematerialen dienen in de
volgende gevallen te worden uitgevoerd:
Voordat de meter voor het eerst wordt gebruikt
voor de meting van patiëntenmonsters.
Tijdens door uw instelling of laboratorium vastge-
stelde periodieke metingen van glucosecontrole-
materialen.
Als een nieuwe flacon teststrips voor het eerst
wordt gebruikt.
Als een nieuwe charge (lot) teststrips voor het eerst
wordt gebruikt (en dientengevolge ook een nieuwe
code van de teststrips).
Als een flacon met teststrips open heeft gestaan.
Als er regelmatig twijfelachtige meetresultaten
worden verkregen.
Als u de goede werking van het systeem wilt con-
troleren.
Daarnaast kunnen de volgende gebeurtenissen tijdens
het instellen worden ingevoerd als reden om een meting
van een glucosecontrole uit te voeren:
Als een voorgaande controlemeting buiten het toe-
gestane controlewaardenbereik ligt.
Als de metingen van de glucosecontrolematerialen
niet op het juiste tijdstip (juiste interval) zijn uitge-
voerd.
Als aangegeven wordt, dat er een meting van een gluco-
secontrole moet worden uitgevoerd, kan er geen bloed-
glucosemeting worden uitgevoerd tot de metingen van
de controles succesvol zijn uitgevoerd. Voor noodgeval-
len kunnen er CITO-testen in de meter worden geconfi-
gureerd. Als de omstandigheden dit vereisen, maakt deze
optie het mogelijk om, ondanks QC-blokkering van de
meter, een beperkt aantal bloedglucosemetingen uit te
voeren (zie pagina 63).
Contrast
Start 12:48
19.11.12
QC nodig: onmiddelijk
Glucosebepalingen van controlematerialen • 4
55
Bij meting van
glucosecontrolematerialen
opgeslagen informatie
De volgende informatie wordt bij iedere meting van een
glucosecontroleoplossing opgeslagen:
Het resultaat van de meting van een glucose-
controle
Charge(lot)nummer van de controleoplossing
Gebruikersidentificatie (indien ingesteld)
Niveau van de controleoplossing (L1 of L2)
Charge(lot)nummer van de teststrips
Tijd en datum van de meting
Opmerkingen (indien van toepassing)
Metingen buiten het controlewaardenbereik
Controleoplossingen Voor deze bloedglucoseteststrips zijn er twee niveaus
controleoplossing beschikbaar:
Niveau 1 (L1): laag (meetresultaten met lage
waarden)
Niveau 2 (L2): hoog (meetresultaten met hoge
waarden)
Voorbereidingen voor het
uitvoeren van een meting van
een glucosecontrolemateriaal
Afgezien van bepaalde speciale voorbereidingen (zie de
volgende paragraaf) wordt een meting van een glucose-
controlemateriaal op dezelfde manier uitgevoerd als een
meting van een patiëntenmonster.
Er moet ten minste één codebestand van teststrips
in de meter zijn opgeslagen en dit moet overeenko-
men met het charge(lot)nummer van te gebruiken
teststrips (zie hoofdstuk 6).
De juiste teststrips moeten klaar worden gelegd.
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien van toepassing) worden ingevoerd,
als de meter voor aanmelding (inloggen) is gecon-
figureerd.
4 • Glucosebepalingen van controlematerialen
56
4.2 Uitvoeren van metingen van glucosecontrolematerialen
Overzicht van de testprocedure Een meting van een glucosecontroleoplossing bestaat uit
de volgende stappen:
Selecteer het gewenste niveau (level) van de
controleoplossing voor de meting.
Controleer het charge(lot)nummer van de controle-
oplossing.
Controleer het charge(lot)nummer van de test-
strips.
Voer de meting uit met de controleoplossing.
De controlemeting is succesvol uitgevoerd, als het resul-
taat binnen het aangegeven controlewaardenbereik
(weergeven op het etiket van de flacon teststrips of vast-
gelegd tijdens de configuratie) ligt. Vervolgens kunnen er
(weer) metingen van patiëntenmonsters worden uitge-
voerd.
Glucosebepalingen van controlematerialen • 4
57
Starten van een meting van
glucosecontrolematerialen
Nadat de meter, zoals hiervoor beschreven is, is voor-
bereid, kunt u verdergaan met de stappen, die direct
betrekking hebben op de meting van controlematerialen:
1 Druk in het scherm Hoofdmenu op Controletest.
In het scherm Controletest worden de beschikbare
niveaus van de controleoplossing weergegeven. Rechts
naast de knoppen geeft het woord Verplicht het niveau
van de controle aan, waarvan een glucosecontrolemeting
moet worden uitgevoerd om QC-blokkering op te heffen.
2 Druk op Niv. 1 (laag) of Niv. 2 (hoog) om het niveau
van de volgende controlemeting te selecteren.
In het bovenstaande voorbeeld is Niv. 2 (hoog)
gemarkeerd.
Controletest 12:48
19.11.12
Niv
. 2 (hoog)
Niv. 1 (laag)
Verplicht
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
4 • Glucosebepalingen van controlematerialen
58
Het charge(lot)nummer van de
controleoplossing bevestigen
of selecteren
Nadat u het niveau heeft geselecteerd, wordt u gevraagd
om het charge(lot)nummer van de controleoplossing te
bevestigen of in te voeren. Vergelijk het op de display van
de meter weergegeven nummer met het nummer op het
etiket van het flesje controleoplossing.
1 Selecteer het charge(lot)nummer als volgt:
Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op om dit te bevestigen.
Als u een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer wilt gebruiken, drukt u op
om het toetsenbord te openen en het nummer
handmatig in te voeren of
Om het charge(lot)nummer van het flesje contro-
leoplossing d.m.v. de barcodescanner in te lezen,
moet u kort op drukken. Volg de instructies
voor het scannen van identificaties op (zie
pagina 37). *
2 Druk op om het geselecteerde
charge(lot)nummer te bevestigen.
Voor meer informatie over het opslaan van
charge(lot)nummers van controleoplossingen,
zie pagina 73.
* Het is mogelijk, dat flacons teststrips/controle-
oplossingen niet in alle landen met barcodes
verkrijgbaar zijn (zie pagina 45).
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat
handmatige bevestiging niet nodig is. Bij deze instel-
ling wordt het charge(lot)nummer alleen weerge-
geven. Andere opties zijn niet beschikbaar.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat de
charge(lot)nummers uitsluitend d.m.v. de barcode-
scanner kunnen worden ingevoerd. *
Controletest
19.11.12
12:48
Controle L2 (hoog)
Gebruik contr
. lotnr. 123456?
123
456
789
0
Controle lotnr. 12:48
19.11.12
Glucosebepalingen van controlematerialen • 4
59
Het charge(lot)nummer van
de teststrip bevestigen of
selecteren
Nadat u het charge(lot)nummer van de controleoplossing
heeft ingevoerd en bevestigd, wordt u gevraagd om het
charge(lot)nummer van de teststrips te selecteren.
Vergelijk het op de display van de meter weergegeven
nummer met het nummer op het etiket van de flacon
teststrips.
1 Selecteer het charge(lot)nummer als volgt:
Om het charge(lot)nummer van de flacon teststrips
d.m.v. de barcodescanner in te lezen, moet u kort
op drukken. Volg de instructies voor het
scannen van identificaties op. *
Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om een lijst met opgeslagen charge(lot)nummers
weer te geven. Selecteer het gewenste
charge(lot)nummer in de lijst.
2 Druk op om het geselecteerde
charge(lot)nummer te bevestigen.
Voor meer informatie over het opslaan van
charge(lot)nummers van teststrips, zie pagina 67.
* Het is mogelijk, dat flacons teststrips/controle-
oplossingen niet in alle landen met barcodes
verkrijgbaar zijn (zie pagina 45).
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat
handmatige bevestiging niet nodig is. Bij deze instel-
ling wordt het charge(lot)nummer alleen weerge-
geven. Andere opties zijn niet beschikbaar.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat de
charge(lot)nummers uitsluitend d.m.v. de barcode-
scanner kunnen worden ingevoerd. *
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat de
charge(lot)nummers uitsluitend in een lijst kunnen
worden geselecteerd.
Controletest
19.11.12
12:48
Controle L2 (hoog) 123456
Gebruik strip lotnr
. 545794 ?
Strip lotnrs. 12:48
19.11.12
344789
545794
545794
545777
344654
4 • Glucosebepalingen van controlematerialen
60
Teststrip in de meter plaatsen Na bevestiging van het charge(lot)nummer van de test-
strip wordt u gevraagd om de teststrip in de meter te
plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip vast met de belettering
”ACCU-CHEK” naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op de
teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor de
teststrip. De meter geeft een akoestisch signaal.
Controletest 12:48
19.11.12
Controle L2 (hoog) 123456
Strip lotnr
. 545794
Glucosebepalingen van controlematerialen • 4
61
Controleoplossing opzuigen Als de meter de teststrip heeft gedetecteerd, wordt
u gevraagd de controleoplossing op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u de controle-
oplossing opzuigt.
2 Houd de druppel glucosecontroleoplossing tegen
de uitsparing aan de voorkant van de teststrip.
Breng geen controleoplossing op aan de boven-
kant van de teststrip.
De controleoplossing wordt door capillaire werking
in de teststrip gezogen.
Zodra er voldoende controleoplossing is gedetecteerd,
geeft de meter een akoestisch signaal en wordt de
meting gestart.
Controletest 12:48
19.11.12
Controle L2 (hoog) 123456
Strip lotnr
. 545794
4 • Glucosebepalingen van controlematerialen
62
Weergave van het resultaat Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt
uitgevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat
beschikbaar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch
signaal.
Afhankelijk van de configuratie wordt het resultaat op de
display weergegeven als een waarde of alleen als een
kwalitatief resultaat Pass (correct) of Fail (incorrect). Uw
systeem kan zo zijn ingesteld, dat er verder geen testen
kunnen worden uitgevoerd, totdat alle vereiste niveaus
van de glucosecontroles met succes zijn bepaald (QC-
blokkering).
Als de resultaten als waarde worden weergegeven, bevindt
zich op het scherm met het resultaat een knop, waarvan de
naam afhankelijk is van het resultaat (Bereik of Buiten
…bereik). Druk op deze knop om de onderste- en boven-
ste grenswaarden van de controleniveaus weer te geven.
Net als bij de bloedglucosemetingen kunt u hier even-
eens opmerkingen aan een meetresultaat toevoegen
(zie pagina 51).
Als u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoe-
gen, drukt u op om, indien dit noodzakelijk is, met
het volgende niveau van de controlemeting verder te
gaan of om naar het Hoofdmenu terug te keren.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de
geldende voorschriften en richtlijnen.
Controletest
19.11.12
12:48
PASS
Controle L2 (hoog) 123456
Datum 19.11.12 12:48
Controletest
19.11.12
Bereik
Controle L2 (hoog) 123456
12:48
Da
tum 19.11.12 12:48
17.1
mmol/L
Controletest
19.11.12
12:48
Controle L2 (hoog) 123456
Da
tum 19.11.12 12:48
FAIL
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
Glucosebepalingen van controlematerialen • 4
63
Uitvoeren van een CITO-test De meter kan zo worden geconfigureerd, dat er een
CITO-glucosebepaling van een patiëntenmonster kan
worden uitgevoerd, zelfs als er een QC-blokkering of
Download-blokkering is ingesteld. Deze optie is bedoeld
voor gebruik in situaties met kritieke patiënten. De
systeembeheerder kan toestaan, dat de controletesten
één tot negen maal wordt uitgesteld.
Voer CITO uit wordt onder de volgende voorwaarden in
de waarschuwingsmelding QC-blokkering weergegeven:
U heeft met succes ingelogd (aangemeld) en u
heeft Patiententest in het Hoofdmenu geselecteerd.
Er moet een meting van een glucosecontrole
worden uitgevoerd (vanwege gespecificeerde
periodieke controles of andere omstandigheden).
De systeembeheerder heeft de optie CITO-test
tijdens het instellen ingeschakeld.
Het toegestane aantal CITO-testen is nog niet
overschreden.
Als aan deze voorwaarden is voldaan, zullen er in de
waarschuwingsmelding twee knoppen worden weerge-
geven, waarmee u kunt kiezen, wat de volgende stap
zal zijn:
Druk op Voer QC uit om in plaats van de meting van
een patiëntenmonster de verplichte controlemeting
uit te voeren.
Druk op Voer CITO uit om een meting van een
patiëntenmonster uit te voeren, zelfs als er eigenlijk
een meting van een glucosecontrole zou moeten
worden uitgevoerd. De status van CITO-test wordt
met het gegevensbestand van de meting opge-
slagen.
Als de meter zich in de status Download-blokkering
bevindt en er geen CITO-test beschikbaar is, kan de
meter door een systeembeheerder worden gedeblok-
keerd (zie pagina 125).
Menu Patiëntentest 12:48
19.11.12
Glucosetest
Voer QC uit CITO uitv.
QC-blokkering
D-513: Waarschuwing!
Glucosecontroletest
moet w
orden uitgevoerd.
Voer vereiste controles
uit om verder te
gaan. 9 CITO test(en)
beschikbaar.
4 • Glucosebepalingen van controlematerialen
64
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Resultaten bekijken • 5
65
5 Resultaten bekijken
5.1 Weergave van opgeslagen meetresultaten
In gegevensbestanden voor
meetresultaten opgeslagen
informatie
Als u het gegevensbestand voor opgeslagen meetresulta-
ten opvraagt, wordt de volgende informatie weergegeven:
Patiëntenidentificatie, glucosecontrole of monster-
identificatie
Het meetresultaat
De charge(lot)nummers van de voor glucose-
controle en lineariteitstesten gebruikte reagentia
Datum en tijd van de meting
Opmerkingen, die zijn ingevoerd bij het uitvoeren
van de meting.
Onderhoudsresultaten (voor documentatie van de onder-
houdswerkzaamheden) worden alleen met datum en tijd
opgeslagen en weergegeven, als hierbij opmerkingen zijn
ingevoerd.
Weergave van in het geheugen
opgeslagen meetresultaten
Om de in het geheugen opgeslagen resultaten als lijst
weer te geven:
1 Druk in de displayweergave Hoofdmenu op Resul-
taten bekijken.
Alle in het geheugen opgeslagen resultaten worden als
doorlopende lijst weergegeven.
Glucoseresultaten
19.11.12
12:48
P
atiënt QC
Alle -- 19.06.12 -- mmol/L
Tijd Res.
19:15 4.1 123456789ABC
17:32 12.7 123456789ABC
14:25 16.1 QC L2
12:15 4.4 56789ABC1234
11:46 3.6 QC L1
10:01 4.1 Lineariteit L3
ID
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
5 • Resultaten bekijken
66
2 Druk op of om naar boven resp. naar
beneden door de lijst te bladeren. De resultaten
worden naar datum gegroepeerd.
3 Druk op één van de gegevens in de lijst om de
bijbehorende details weer te geven.
4 Druk op Patiënt, als u alleen de resultaten van een
bepaalde patiënt weer wilt geven.
Als u op Patiënt in het scherm met de lijst met alle
resultaten drukt, wordt u gevraagd om de patiënte-
nidentificatie handmatig of met de barcodescanner
in te voeren. De vervolgens weergegeven lijst bevat
alleen de resultaten van de geselecteerde patiënt.
Als u op Patiënt in het scherm Resultaat patiënt
(middelste scherm hierboven) drukt, wordt de lijst
met meetresultaten van deze patiënt weergegeven.
5 Druk op QC, als u een lijst met metingen van
glucosecontrolematerialen wilt weergeven.
6 Druk op Alle in het scherm Glucoseresultaten om
de selectie van Patiënt of QC op te heffen en alle
resultaten weer te geven.
7 Druk op om naar het voorgaande menu-
scherm terug te keren of
8 Druk op om naar het Hoofdmenu terug te
keren.
Glucoseresultaten
19.11.12
12:48
P
atiënt QC
Alle -- 19.06.12 -- mmol/L
Tijd Res.
19:15 4.1 123456789ABC
17:32 12.7 123456789ABC
14:25 16.1 QC L2
12:15 4.4 56789ABC1234
11:46 3.6 QC L1
10:01 4.1 Lineariteit L3
ID
Resultaat patiënt
19.11.12
ID: 123456789ABCDEFG
Naam: Joe M. Doe
Strip lotnr
.: 400433
12.7 mmol/L
19.06.12 05:32
Opmerking 1
Opmerking 2
Opmerking 3
12:48
Patiënt QC
Glucoseresultaten
19.11.12
12:48
Alle
QC
ID: 123456789ABCDEFG
Patiënt -- 18.06.12 -- mmol/L
Tijd Res.
19:15 8.5
17:12 6.2
13:01 5.5
11:20 12.8
9:25 7.9
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
67
6 Opslaan van informatie over teststrips, controleop-
lossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
6.1 Opslaan van informatie over teststrips
Iedere verpakking teststrips bevat een codechip. Iedere
codechip hoort bij één charge(lot)nummer en bevat
belangrijke informatie over de charge(lot)-specifieke
eigenschappen van de teststrip. De eigenschappen van
de teststrip worden door middel van de codechipreader
(als codebestand) van de codechip afgelezen en aan de
meter overgedragen. Het codebestand wordt in de meter
opgeslagen.
Deze procedure maakt het ook mogelijk om de informatie
van de codechip centraal in het gegevensbeheersysteem
op te slaan, van waaruit het aan alle binnen uw instelling
of laboratorium gebruikte meters kan worden overge-
dragen.
Let er bij iedere meting op, dat de opgeslagen (en door
u geselecteerde) code bij het charge(lot)nummer van de
gebruikte teststrips hoort.
Naast de niet te wijzigen gegevens, die direct met de
charge(lot)-specifieke eigenschappen verbonden zijn,
bevat de codechip ook gegevens, die (afhankelijk van de
configuratie van de meter) kunnen worden gewijzigd.
Deze gegevens zijn:
Vervaldatum (kan op een datum voor de in de
codechip opgeslagen datum ingesteld worden)
Parameters van controleoplossingen (onderste- en
bovenste grenswaarden van de niveaus L1/laag en
L2/hoog)
Als voor de configuratie een gegevensbeheersysteem
wordt gebruikt, is het mogelijk om de in dit hoofdstuk
beschreven functies gedeeltelijk of geheel uit te scha-
kelen. In dit geval worden de betreffende knoppen in
Hoofdmenu 2 niet weergegeven. Zie ook Appendix A.
6 • Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
68
Overdracht van informatie van
de codechip naar de meter
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het Hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op om het scherm Hoofdmenu 2 te
openen.
2 Druk op Strip lotnrs. om het bijbehorende menu
te openen.
3 Druk op Toev., als u van een nieuwe codechip de
gegevens van een nieuw charge(lot)nummer wilt
toevoegen. Het scherm Strip lotnr. toev. wordt
geopend.
4 Plaats de nieuwe codechip in de codechip-uitspa-
ring van de codechipreader. De LED begint groen
te knipperen en geeft aan, dat de codechipreader
gereed is om de gegevens naar de meter over te
dragen.
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
19.11.12
Onderhoud
Strip lotnrs
.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Strip lotnrs.
19.11.12
12:48
T
oev.
Strip
31.12.13 855732
* 21.11.13 845678
Strip 21.11.13 845723
Type Vervaldat. Lotnr.
Strip
De codechipreader blijft, nadat de overdracht van de
gegevens heeft plaatsgevonden, nog enige seconden
gereed om gegevens over te dragen. Hierdoor kunt u
de volgende procedure met meerdere meters achter-
elkaar herhalen, zonder de codechip telkens opnieuw
te hoeven plaatsen.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
69
5 Plaats de codechipreader op een vlakke onder-
grond, zoals een tafel. Houd de meter 10–15 cm
(4–6 inch) boven de codechipreader, zodat er
verbinding tussen de twee infraroodvensters kan
worden gemaakt.
6 Druk op om te starten met het downloaden
van de gegevens.
Zodra de verbinding tot stand is gekomen, wordt u door
displayweergaven op de meter geïnformeerd over de
voortgang van het downloaden.
Zolang de LED op de codechipreader knippert,
kunnen de gegevens van het codebestand worden
gedownload, zelfs als de codechip is verwijderd.
Zodra de LED stopt met knipperen, kunt u de
codechip verwijderen en, indien noodzakelijk,
een nieuwe codechip plaatsen om te worden
gedownload.
Als u een foutmelding krijgt, dat het downloaden
niet succesvol was, moet u dezelfde codechip
opnieuw plaatsen en het opnieuw proberen.
Vervang geen codechip, als de LED van de code-
chipreader nog knippert. Als de LED van de code-
chipreader nog knippert, zal de codechipreader
het eerder geladen codebestand blijven downloa-
den en het codebestand van de zojuist geplaatste
codechip negeren. Er kan een foutmelding op de
meter worden weergegeven.
Strip lotnr. toev. 12:48
19.11.12
Wachten a.u.b.
I-302: Aan het verbinden
met codechipreader
...
I
Houd de meter boven de
codechipreader en start door
op de rechter pijltjestoets te
drukken.
19.11.12
Strip lotnr. toev. 12:48
Strip lotnr. toev. 12:48
19.11.12
Wachten a.u.b.
I-303: Ontvangst
codechipgegev
ens...
I
6 • Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
70
Vervolgens wordt er informatie over de vervaldatum en
de parameters van de controleoplossingen op de display
weergegeven.
1 Druk op om de gegevens van dit
charge(lot)nummer ongewijzigd in de meter
op te slaan of
2 Druk op om de gegevens van dit
charge(lot)nummer te wijzigen, voordat deze
in de meter worden opgeslagen.
Wijzigen van gegevens van
de teststrips
Zoals aan het begin van dit hoofdstuk vermeld, kunt
u meerdere parameters van de teststrips wijzigen, name-
lijk de vervaldatum en de grenswaarden van de controle-
waardenbereiken van de controleoplossingen.
3 Voer de gewenste vervaldatum met het toetsenbord
op de display in (gebruik twee cijfers en plaats voor
getallen van één cijfer een nul). Het is niet mogelijk
om een datum voorbij de in de codechip opgesla-
gen vervaldatum in te voeren.
4 Druk op om de gewijzigde datum te accep-
teren en met de controlewaardenbereiken verder
te gaan.
Strip lotnr. toev.
19.11.12
12:48
Bevestiging strip lotnr.
D-530: Wilt u de
v
oorgestelde waarden
voor strip 545603
gebruiken??
Houdbaar tot: 10.02.13
L1 (LA): 2.4-4.1 mmol/L
L2 (HO): 16-21.6 mmol/L
Strip lotnr. toev.
19.11.12
12:48
Bevestiging strip lotnr.
D-530: Wilt u de
v
oorgestelde waarden
voor strip 545603
gebruiken??
Houdbaar tot: 10.02.13
L1 (LA): 2.4-4.1 mmol/L
L2 (HO): 16-21.6 mmol/L
123
456
789
0
Vervaldatum strip 12:48
19.11.12
30.11.12
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
71
De parameters van de controleoplossingen bestaan uit
vier verschillende waarden.
5 Gebruik het toetsenbord om de gewenste waarden
na elkaar in te voeren:
Onderste grenswaarde (min.) voor niveau 1
Bovenste grenswaarde (max.) voor niveau 1
Onderste grenswaarde (min.) voor niveau 2
Bovenste grenswaarde (max.) voor niveau 2
6 Bevestig iedere ingevoerde waarde door op te
drukken en ga vervolgens verder met het invoeren
van de volgende waarde.
123
456
789
0
Controle L2 max 12:48
19.11.12
21.6 mmol/L
123
456
789
0
Controle L2 min 12:48
19.11.12
16 mmol/L
123
456
789
0
Vervaldatum strip 12:48
19.11.12
30.11.12
6 • Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
72
Als u klaar bent met het wijzigen van de gegevens van
de teststrips, kunt u in het volgende scherm het
charge(lot)nummer, waarvan u de gegevens zojuist heeft
gewijzigd, als het huidige charge(lot)nummer selecteren.
7 Druk op om te bevestigen, dat u dit
charge(lot)nummer wilt gebruiken als het huidige,
in gebruik zijnde charge(lot)nummer of
8 Druk op om de ingevoerde gegevens op te
slaan zonder dit charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer in te stellen.
9 Ga verder met het invoeren van andere
charge(lot)nummers of
10 Druk op om naar het Hoofdmenu terug
te keren.
Het als huidig charge(lot)nummer geselecteerde
charge(lot)nummer wordt bij de volgende metingen
automatisch voor gebruik op de display weergegeven.
123
Controle L2 max 12:48
19.11.12
21.6 mmol/L
D-314: Wilt u lotnummer
545603 van de strips
instellen als het 'huidige'
lotnummer?
'Huidig' maken
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
73
6.2 Opslaan van informatie over controleoplossingen
Als het op de meter bewerken van charge(lot)nummers
bij de configuratie is ingeschakeld, kan er, voordat er
metingen worden uitgevoerd, informatie over
charge(lot)nummers van glucosecontroleoplossingen
worden ingevoerd. Deze informatie wordt in een lijst
weergegeven, die de gebruikers kunnen gebruiken.
U kunt de volgende procedure gebruiken om
charge(lot)nummers van glucosecontroles toe te
voegen aan de lijst Controle lotnrs.
Invoeren van het
charge(lot)nummer van
de controleoplossing
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het Hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op om het scherm Hoofdmenu 2 te
openen.
2 Druk op Contr. lotnrs. om het bijbehorende menu
te openen.
3 Druk op Toev. om een nieuw charge(lot)nummer
toe te voegen.
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
19.11.12
Onderhoud
Strip lotnrs
.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Controle lotnrs.
19.11.12
12:48
T
oev.
*QC L2 21.11.12 777678
31.12.12 777732
21.11.12 777723
QC L1
QC L2
Type Vervaldat. Lotnr.
6 • Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
74
4 Selecteer het niveau (Niv. 1 (laag) of Niv. 2 (hoog)).
5 Voer het charge(lot)nummer in via het toetsenbord.
Druk op om het ingevoerde charge(lot)num-
mer te bevestigen of
6 Druk kort op om het charge(lot)nummer van
het flesje controleoplossing d.m.v. de barcodescan-
ner in te lezen. Volg de instructies voor het scannen
van identificaties op (zie pagina 37). *
7 Voer de op het flesje controleoplossing vermelde
vervaldatum in met het toetsenbord op de display.
8 Druk op om de ingevoerde vervaldatum te
bevestigen.
* Het is mogelijk, dat flacons teststrips/controleoplos-
singen niet in alle landen met barcodes verkrijgbaar zijn
(zie pagina 45).
123
456
789
0
Controle lotnr. 12:48
19.11.12
Controle lotnr. toev. 12:48
19.11.12
Niv
. 2 (hoog)
Niv. 1 (laag)
123
456
789
0
Vervaldat. controle 12:48
19.11.12
30.11.12
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
75
Als u klaar bent met het wijzigen van de gegevens van de
controleoplossing, kunt u in het volgende scherm het
charge(lot)nummer, waarvan u de gegevens zojuist heeft
gewijzigd, als het huidige charge(lot)nummer selecteren.
9 Druk op om te bevestigen, dat u dit
charge(lot)nummer wilt gebruiken als het huidige,
in gebruik zijnde charge(lot)nummer of
10 Druk op om de ingevoerde gegevens op
te slaan zonder dit charge(lot)nummer als het
huidige charge(lot)nummer in te stellen.
11 Ga verder met het invoeren van andere
charge(lot)nummers of
12 Druk op om naar het Hoofdmenu terug
te keren.
Het als huidig charge(lot)nummer geselecteerde
charge(lot)nummer wordt bij de volgende metingen
automatisch voor gebruik op de display weergegeven.
123
Vervaldat. controle 12:48
19.11.12
30.11.12
D-312: Wilt u lotnummer
134526 van de controle
instellen als het 'huidige'
lotnummer voor niveau 1
(laag)?
'Huidig' maken
6 • Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
76
Selecteren van een opgeslagen
charge(lot)nummer als het
huidige charge(lot)nummer
U kunt ieder opgeslagen charge(lot)nummer selecteren
als het huidige charge(lot)nummer.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Contr. lotnrs. om het bijbehorende menu
te openen. Het huidige charge(lot)nummer wordt
weergegeven door een sterretje (*).
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
19.11.12
Onderhoud
Strip lotnrs
.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Controle lotnrs.
19.11.12
12:48
T
oev.
*QC L2 21.11.12 777678
31.12.12 777732
21.11.12 777723
QC L1
QC L2
Type Vervaldat. Lotnr.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
77
3 Druk op het charge(lot)nummer, dat u als het hui-
dige charge(lot)nummer wilt selecteren. Hierdoor
wordt het scherm met de bijbehorende gedetail-
leerde informatie weergegeven.
4 Druk op ”Huidig” maken om dit charge(lot)nummer
als het huidige charge(lot)nummer in te stellen.
De informatie Huidig wordt vervolgens ook in de
gedetailleerde informatie weergegeven.
5 Druk op om naar de lijst met charge(lot)num-
mers terug te keren of
6 Druk op om naar het Hoofdmenu terug te
keren.
Details contr. lotnr.
19.11.12
12:48
Bew
erk Wissen
Controle lotnr.: 777732
Niveau controle: 1
Houdbaar tot 31.12.12
Huidig
Details contr. lotnr.
19.11.12
12:48
Bew
erk Wissen
Controle lotnr.: 777732
Niveau controle: 1
Houdbaar tot 31.12.12
'Huidig' maken
Controle lotnrs.
19.11.12
12:48
T
oev.
*QC L2 21.11.12 777678
31.12.12 777732
21.11.12 777723
QC L1
QC L2
Type Vervaldat. Lotnr.
6 • Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
78
6.3 Opslaan van informatie over lineariteitstesten
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de ver-
antwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig op bij
het uitvoeren van lineariteitstesten.
Invoeren van het
charge(lot)nummer van de
lineariteitstestkit
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het Hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op om het scherm Hoofdmenu 2 te
openen.
2 Druk op Linear. lotnrs. om het bijbehorende menu
te openen.
3 Druk op Toev. om een nieuw charge(lot)nummer
toe te voegen.
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
19.11.12
Onderhoud
Strip lotnrs
.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Lineariteit lotnrs.
19.11.12
12:48
T
oev.
*Lin. 31.12.12 777732
15.03.13 777723
Lin.
Type Vervaldat. Lotnr.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
79
4 Voer het charge(lot)nummer in via het toetsenbord.
5 Druk op om het ingevoerde charge(lot)num-
mer te bevestigen.
6 Voer de vervaldatum in (gebruik twee cijfers en
plaats voor getallen met één cijfer een nul) en druk
op om de door u ingevoerde vervaldatum te
bevestigen.
Als u klaar bent met het wijzigen van de gegevens van
de lineariteitstest, kunt u in het volgende scherm het
charge(lot)nummer, waarvan u de gegevens zojuist heeft
gewijzigd, als het huidige charge(lot)nummer selecteren.
7 Druk op om te bevestigen, dat u dit
charge(lot)nummer wilt gebruiken als het huidige,
in gebruik zijnde charge(lot)nummer of
8 Druk op om de ingevoerde gegevens op te
slaan zonder dit charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer in te stellen.
9 Ga verder met het invoeren van andere
charge(lot)nummers of
10 Druk op om naar het Hoofdmenu terug
te keren.
123
456
789
A-O0
Lineariteit lotnr. 12:48
19.11.12
123
456
789
0
Vervaldat. lin.test 12:48
19.11.12
30.11.12
Het als huidig charge(lot)nummer geselecteerde
charge(lot)nummer wordt bij de volgende metingen
automatisch voor gebruik op de display weergegeven.
Lineariteit lotnrs. 12:48
19.11.12
D-311: Wilt u
lotnummer 777678
van de lineariteitstest
instellen als het 'huidige'
lotnummer?
'Huidig' maken
*
31.12.12
777732
Lin.
15.03.13 777723
Lin.
Vervaldat. Lotnr.
Type
6 • Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
80
Selecteren van een opgeslagen
charge(lot)nummer als het
huidige charge(lot)nummer
U kunt ieder opgeslagen charge(lot)nummer selecteren
als het huidige charge(lot)nummer.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Linear. lotnrs. om het bijbehorende menu
te openen. Het huidige charge(lot)nummer wordt
weergegeven door een sterretje (*).
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
19.11.12
Onderhoud
Strip lotnrs
.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Lineariteit lotnrs.
19.11.12
12:48
T
oev.
*Lin. 21.11.12 777678
31.12.12 777732
21.11.12 777723
Lin.
Lin.
Type Vervaldat. Lotnr.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter • 6
81
3 Druk op het charge(lot)nummer, dat u als het hui-
dige charge(lot)nummer wilt selecteren. Hierdoor
wordt het scherm met de bijbehorende gedetail-
leerde informatie weergegeven.
4 Druk op ”Huidig” maken om dit charge(lot)nummer
als het huidige charge(lot)nummer in te stellen.
De informatie Huidig wordt vervolgens ook in de
gedetailleerde informatie weergegeven.
5 Druk op om naar de lijst met charge(lot)num-
mers terug te keren of
6 Druk op om naar het Hoofdmenu terug te
keren.
Details linear. lotnr.
19.11.12
12:48
Bew
erk Wissen
Lineariteit lotnr.: 777732
Houdbaar tot 31.12.12
Huidig
Lineariteit lotnrs.
19.11.12
12:48
T
oev.
*Lin. 21.11.12 777678
31.12.12 777732
21.11.12 777723
Lin.
Lin.
Type Vervaldat. Lotnr.
Details linear. lotnr.
19.11.12
12:48
Bew
erk Wissen
Lineariteit lotnr.: 777732
Houdbaar tot 31.12.12
'Huidig' maken
6 • Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
82
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Lineariteitstesten • 7
83
7 Lineariteitstesten
7.1 Informatie over lineariteitstesten
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de ver-
antwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig op bij
het uitvoeren van metingen van glucosecontrolematerialen.
Zie ook de veiligheidswaarschuwing ”Door reagentia en
andere werkoplossingen veroorzaakte allergieën of ver-
wondingen” op pagina 16. Voor informatie over producten
voor het uitvoeren van lineariteitstesten kunt u contact
opnemen met de lokale vertegenwoordiging van Roche.
Met behulp van lineariteitstesten kunnen de functie en
de nauwkeurigheid van het gehele systeem over het
gehele bereik van de aangegeven waarden worden
gecontroleerd. De monsters van de lineariteitstest dienen
op precies dezelfde manier te worden behandeld als hier-
voor is beschreven voor de controleoplossingen voor de
glucosecontrolemetingen.
De term ”lineariteit” beschrijft het vermogen van het
systeem om een constante nauwkeurigheid te handha-
ven over het gehele bereik van de aangegeven waarden.
Als de meetwaarden tegen referentiewaarden zouden
worden uitgezet, zou de grafiek over het gehele bereik
van deze waarden in het ideale geval (hoge lineariteit)
een rechte lijn weergeven. Lineariteit geeft het bereik
weer van de laagste tot de hoogste waarde, waarvan is
vastgesteld, dat een instrument hierbinnen nauwkeurige
resultaten geeft.
Intervallen tussen
lineariteitstesten
De lineariteit van het systeem dient te worden gecontro-
leerd, voordat het systeem voor het eerst wordt gebruikt
voor metingen van patiëntenmonsters. De intervallen
tussen opeenvolgende lineariteitstesten worden vastge-
steld door de instelling of het laboratorium, dat het
systeem gebruikt. Lineariteitstesten kunnen ook worden
uitgevoerd om de goede werking van het gehele systeem
te controleren.
Als voor de configuratie een gegevensbeheersysteem
wordt gebruikt, is het mogelijk om de in dit hoofdstuk
beschreven functies gedeeltelijk of geheel uit te scha-
kelen. In dit geval worden de betreffende knoppen in
Hoofdmenu 2 niet weergegeven. Zie ook Appendix A.
7 • Lineariteitstesten
84
Bij lineariteitstesten opgeslagen
informatie
De volgende informatie wordt bij iedere lineariteitstest
opgeslagen:
Meetresultaat
Charge(lot)nummer van de lineariteitstestoplossing
Niveau van de lineariteitstestoplossing (L1 tot L6)
Gebruikersidentificatie (indien ingesteld)
Charge(lot)nummer van de teststrips
Tijd en datum van de meting
Opmerkingen (indien van toepassing)
Testkit voor de bepaling van
de lineariteit
De testkit voor de bepaling van de lineariteit bevat
glucoseoplossingen van zes niveaus (6 flesjes, 2,5 mL per
flesje). Voor aanvullende informatie over de inhoud en
het gebruik van de kit wordt verwezen naar de bijsluiter.
Voorbereidingen voor het
uitvoeren van een lineariteitstest
Afgezien van bepaalde speciale voorbereidingen (zie de
volgende paragraaf) wordt een meting van een lineari-
teitstest op dezelfde manier uitgevoerd als de meting van
een patiëntenmonster. Controleer het volgende:
Er moet ten minste één codebestand van teststrips
in de meter zijn opgeslagen en dit moet overeenko-
men met het charge(lot)nummer van te gebruiken
teststrips (zie hoofdstuk 6).
De juiste teststrips moeten klaar worden gelegd.
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien van toepassing) worden ingevoerd,
als de meter voor aanmelding (inloggen) is gecon-
figureerd.
Lineariteitstesten • 7
85
7.2 Uitvoeren van een lineariteitstest
Overzicht van de testprocedure Een lineariteitstest bestaat uit de volgende stappen:
Controleer het charge(lot)nummer van de lineari-
teitstestoplossingen.
Controleer het charge(lot)nummer van de test-
strips.
Voer de test uit met ten minste drie lineariteitstest-
oplossingen.
Starten van een meting van
een lineariteitstest
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het Hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Lineariteit om de lineariteitstest te starten.
Het scherm Lineariteitstest wordt geopend.
Lineariteitstest
19.11.12
12:48
Gebruik lin. lotnr
. 12345678?
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
19.11.12
Onderhoud
Strip lotnrs
.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
7 • Lineariteitstesten
86
Het charge(lot)nummer van de
lineariteitstestkit bevestigen of
selecteren
U wordt nu gevraagd om het charge(lot)nummer van de
lineariteitstestkit te bevestigen of in te voeren. Vergelijk
het op de display van de meter weergegeven nummer
met het nummer op het etiket van de lineariteitstestkit.
3 Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om het toetsenbord te openen en het nummer
handmatig in te voeren (zie pagina 78).
Het charge(lot)nummer van
de teststrip bevestigen of
selecteren
Nadat u het charge(lot)nummer van de lineariteitstestkit
heeft ingevoerd en bevestigd, wordt u gevraagd om
het charge(lot)nummer van de teststrips te selecteren.
Vergelijk het op de display van de meter weergegeven
nummer met het nummer op het etiket van de flacon
teststrips.
4 Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om het nummer in een lijst te selecteren, het toet-
senbord te openen en het nummer handmatig in te
voeren of om het charge(lot)nummer door middel
van de barcodescanner in te voeren (zie pagina 67). *
* Het is mogelijk, dat flacons teststrips/controleoplos-
singen niet in alle landen met barcodes verkrijgbaar zijn
(zie pagina 45).
Lineariteitstest
19.11.12
12:48
Gebruik lin. lotnr
. 12345678?
Lineariteitstest
19.11.12
12:48
Lineariteit 12345678
Gebruik strip lotnr
. 545794 ?
Lineariteitstesten • 7
87
In het menu Lineariteitstest worden de beschikbare
niveaus van de lineariteitstest weergegeven.
5 Druk op L1 om de eerstvolgende meting met dit
(eerste) niveau te starten.
Teststrip in de meter plaatsen Na selectie van het niveau wordt u gevraagd om de test-
strip in de meter te plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip vast met de belettering
”ACCU-CHEK” naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op de
teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor de
teststrip. De meter geeft een akoestisch signaal.
Lineariteitstest 12:48
19.11.12
L1
L5
L3
L6
L4
L2
Lineariteit 12345678
Strip lotnr
. 545794
Lineariteitstest 12:48
19.11.12
Lineariteit 12345678 L1
Strip lotnr
. 545794
7 • Lineariteitstesten
88
Lineariteitstestmonster
opzuigen
Als de meter de teststrip heeft gedetecteerd, wordt
u gevraagd de lineariteitstestoplossing op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u de lineariteitstest-
oplossing opzuigt.
2 Houd de druppel lineariteitstestoplossing tegen de
uitsparing aan de voorkant van de teststrip. Breng
geen lineariteitstestoplossing op aan de bovenkant
van de teststrip.
De lineariteitstestoplossing wordt door capillaire
werking in de teststrip gezogen.
Zodra er voldoende lineariteitstestoplossing is gedetec-
teerd, geeft de meter een akoestisch signaal en wordt de
meting gestart.
Lineariteitstest 12:48
19.11.12
Lineariteit 12345678 L1
Strip lotnr
. 545794
Lineariteitstesten • 7
89
Weergave van het resultaat Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt
uitgevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat
beschikbaar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch
signaal.
Net als bij de bloedglucosemetingen kunt u hier even-
eens opmerkingen aan een meetresultaat toevoegen
(zie pagina 51).
Als u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoe-
gen, drukt u op om met het volgende niveau van de
lineariteitstest verder te gaan.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen. Herhaal de boven-
staande stappen voor alle niveaus van de lineariteitstest.
Lineariteitstest
19.11.12
2.5
12:48
Lineariteit 12345678 L1
Datum 19.11.12 12:48
mmol/L
Lineariteitstest 12:48
19.11.12
Lineariteit 12345678 L1
Strip lotnr
. 545794
Lineariteitstest 12:48
19.11.12
L1
L5
L3
L6
L4
L2
Lineariteit 12345678
Strip lotnr
. 545794
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
7 • Lineariteitstesten
90
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Ringonderzoeken • 8
91
8 Ringonderzoeken
8.1 Informatie over metingen voor ringonderzoeken
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de ver-
antwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig op bij
het uitvoeren van metingen voor ringonderzoeken (inter-
laboratoriumvergelijkingen).
Ringonderzoeken van bloedglucosemetingen worden uit-
gevoerd met monsters, waarvan de waarden niet bekend
zijn bij de gebruiker, die de meting uitvoert. Deze mon-
sters worden door een externe instantie geleverd en de
resultaten dienen na het voltooien van de metingen bij de
betreffende instantie te worden ingeleverd. De geleverde
monsters dienen op dezelfde wijze te worden behandeld
als monsters van patiënten.
Ringonderzoeken van bloedglucosemetingen bieden een
extra mogelijkheid om te controleren of uw techniek, de
reagentia, het systeem en het uiteindelijke meetresultaat
aan de eisen voldoen. Voor het certificeren van een
instelling of laboratorium stellen sommige accrediterende
lichamen het testen van deze ringonderzoekmonsters
verplicht als onderdeel van het kwaliteitsborgingpro-
gramma van de instelling of het laboratorium.
Als voor de configuratie een gegevensbeheersysteem
wordt gebruikt, is het mogelijk om de in dit hoofdstuk
beschreven functies gedeeltelijk of geheel uit te scha-
kelen. In dit geval worden de betreffende knoppen in
Hoofdmenu 2 niet weergegeven. Zie ook Appendix A.
8 • Ringonderzoeken
92
Bij metingen voor ring-
onderzoeken opgeslagen
informatie
De volgende informatie wordt bij iedere meting voor
ringonderzoeken opgeslagen:
Meetresultaat
Monsteridentificatie
Charge(lot)nummer van de teststrips
Tijd en datum van de meting
Opmerkingen (indien van toepassing)
Gebruikersidentificatie (indien ingesteld)
Voorbereidingen voor het
uitvoeren van een meting
voor een ringonderzoek
Voor het uitvoeren van een meting voor een ringonder-
zoek heeft u het volgende nodig:
Er moet ten minste één codebestand van teststrips
in de meter zijn opgeslagen en dit moet overeenko-
men met het charge(lot)nummer van te gebruiken
teststrips (zie hoofdstuk 6).
De juiste teststrips moeten klaar worden gelegd.
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien van toepassing) worden ingevoerd,
als de meter voor aanmelding (inloggen) is gecon-
figureerd.
Voor ringonderzoeken van bloedglucosemetingen
moet (in plaats van de patiëntenidentificatie) de mon-
steridentificatie als identificatie worden ingevoerd.
Er kunnen monsteridentificaties met maximaal
20 tekens worden ingevoerd.
Ringonderzoeken • 8
93
8.2 Uitvoeren van een meting voor een ringonderzoek
Overzicht van de testprocedure Een meting voor een ringonderzoek bestaat uit de
volgende stappen:
Voer de monsteridentificatie van het ringonder-
zoekmonster in.
Controleer het charge(lot)nummer van de test-
strips.
Voer de meting van het ringonderzoekmonster uit.
Starten van een meting voor
een ringonderzoek
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het Hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Ringonderz. om de meting van het ring-
onderzoekmonster te starten.
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
19.11.12
Onderhoud
Strip lotnrs
.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
8 • Ringonderzoeken
94
Invoeren van de monster-
identificatie van het ring-
onderzoekmonster
U wordt nu gevraagd om de monsteridentificatie in te
voeren.
1 Voer de monsteridentificatie handmatig via het
toetsenbord in of
2 Druk kort op om de monsteridentificatie
d.m.v. de barcodescanner van de monsterbuis af te
lezen (zie pagina 37). Let er in dit geval op, dat het
ringonderzoekmonster een compatibele barcode
heeft (zie Appendix A).
3 Druk op om de geselecteerde of gescande
monsteridentificatie te bevestigen.
Het charge(lot)nummer van
de teststrip bevestigen of
selecteren
Nadat u de monsteridentificatie heeft ingevoerd en
bevestigd, wordt u gevraagd het charge(lot)nummer van
de teststrip te selecteren. Vergelijk het op de display van
de meter weergegeven nummer met het nummer op het
etiket van de flacon teststrips.
4 Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op
om het nummer in een lijst te selecteren, het toet-
senbord te openen en het nummer handmatig in te
voeren of om het charge(lot)nummer door middel
van de barcodescanner in te voeren (zie pagina 67). *
* Het is mogelijk, dat flacons teststrips/controleoplos-
singen niet in alle landen met barcodes verkrijgbaar zijn
(zie pagina 45).
123
456
789
A-O0
Monster-ID 12:48
19.11.12
Ringonderzoektest
19.11.12
12:48
Monster 123456789
Gebruik strip lotnr
. 545794 ?
Ringonderzoeken • 8
95
Teststrip in de meter plaatsen Na bevestiging van het charge(lot)nummer van de test-
strip wordt u gevraagd om de teststrip in de meter te
plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip vast met de belettering
”ACCU-CHEK” naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op de
teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor de
teststrip. De meter geeft een akoestisch signaal.
Ringonderzoektest 12:48
19.11.12
Monster 123456789
Strip lotnr
. 545794
8 • Ringonderzoeken
96
Opzuigen van een
ringonderzoekmonster
Als de meter de teststrip heeft gedetecteerd, wordt
u gevraagd het ringonderzoekmonster op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u het ringonderzoek-
monster opzuigt.
2 Houd een druppel ringonderzoekmonster tegen de
uitsparing aan de voorkant van de teststrip. Breng
geen ringonderzoekmonster op aan de bovenkant
van de teststrip.
Het ringonderzoekmonster wordt door capillaire
werking in de teststrip gezogen.
Zodra er voldoende ringonderzoekmonster is gedetec-
teerd, geeft de meter een akoestisch signaal en wordt de
meting gestart.
Ringonderzoektest 12:48
19.11.12
Monster 123456789
Strip lotnr
. 545794
Ringonderzoeken • 8
97
Weergave van het resultaat Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt
uitgevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat
beschikbaar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch
signaal.
Het resultaat wordt weergegeven als een numerieke
waarde, tenzij het buiten het meetbereik van het systeem
ligt. In dit geval wordt de melding HI of LO op de display
weergegeven.
Net als bij de bloedglucosemetingen kunt u hier even-
eens opmerkingen aan een meetresultaat toevoegen
(zie pagina 51).
Als u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoe-
gen, drukt u op om de meting af te sluiten en het
resultaat op te slaan.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen voor het weggooien
van potentieel infectieuze monsters en materialen.
Ringonderzoektest
19.11.12
12:48
HI
Monster 123456789
Datum 19.11.12 12:48
Ringonderzoektest
19.11.12
8.3
12:48
Monster 123456789
Datum 19.11.12 12:48
mmol/L
Ringonderzoektest
19.11.12
12:48
LO
Monster 123456789
Datum 19.11.12 12:48
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
8 • Ringonderzoeken
98
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Eerste ingebruikname • 9
99
9 Eerste ingebruikname
9.1 Aansluiten van het dockingstation
1 Schuif het dockingstation naar boven van de wand-
houder (indien deze gebruikt wordt).
2 Sluit de voedingskabel aan op de juiste bus.
3 Als u het Accu-Chek Inform II-dockingstation
wilt aansluiten op een netwerk: sluit de Ether-
net(RJ45)kabel of de USB-kabel aan op de betref-
fende bus. Gebruik alleen de met het Accu-Chek
Inform II-systeem geleverde USB-kabel.
4 Schuif het dockingstation terug op de wandhouder
(indien deze gebruikt wordt).
LET OP!
Om de veilige en betrouwbare werking voortdurend te
kunnen waarborgen, dient alleen de voor het Accu-Chek
Inform II-systeem geleverde netspanningadapter te
worden gebruikt (voor bestelinformatie zie pagina 145).
Voor informatie over de configuratie van het
Accu-Chek Inform II-dockingstation kunt u contact
opnemen met de lokale vertegenwoordiging van
Roche.
9 • Eerste ingebruikname
100
9.2 Plaatsen of vervangen van het battery pack
Het battery pack (batterijeenheid) is bij verzending
niet in de Accu-Chek Inform II-meter geplaatst.
Nadat een nieuw battery pack is geplaatst, moet de
meter drie uren op het dockingstation worden opge-
laden, voordat er met de meter metingen mogen
worden uitgevoerd.
Als de meter op het dockingstation is geplaatst, wordt
het symbool op de display weergegeven. Dit
symbool geeft aan, dat het dockingstation van stroom
wordt voorzien en de meter, indien noodzakelijk,
op kan laden.
Let erop, dat het toegestane temperatuurbereik voor
het opladen van het battery pack (3–40 °C of 37–104 °F)
tijdens het plaatsen en de eerste configuratie niet
wordt overschreden.
Vervang het battery pack binnen circa 10 minuten om
ervoor te zorgen, dat de instellingen van datum en tijd
behouden blijven. Na deze tijdsperiode is het moge-
lijk, dat u datum en tijd opnieuw in moet voeren.
Eerste ingebruikname • 9
101
Verwijderen van het battery pack 1 Zorg ervoor, dat de meter is uitgeschakeld, als er
zich reeds een battery pack in de meter bevindt.
2 Plaats de meter met de bovenkant naar beneden op
een vlak oppervlak.
3 Gebruik een Torx-schroevendraaier grootte T5 om
de twee schroefjes, waarmee het battery pack is
bevestigd, los te draaien.
4 Verwijder het battery pack voorzichtig van de
meter. Het battery pack is nog door de stekker
met de meter verbonden.
5 Verwijder de aansluitstekker.
Gooi gebruikte battery packs op een milieuverant-
woorde wijze (met het klein chemisch afval (KCA))
weg conform de lokaal geldende voorschriften en
richtlijnen.
9 • Eerste ingebruikname
102
Plaatsen van het battery pack 1 Draai de schroeven van het battery pack zover los,
dat ze circa 4–5 mm (2/10 inch) uitsteken.
2 Houd het battery pack zodanig tegen de onderkant
van de meter, dat de aansluitstekker zich ter hoogte
van de bus in de meter bevindt.
3 Steek de aansluitstekker in de bus.
4 Gebruik, indien noodzakelijk, een geschikt
gereedschap (zoals de Torx-schroevendraaier)
om de stekker geheel in de bus te drukken.
Eerste ingebruikname • 9
103
5 Plaats het battery pack met de smalle kant aan de
rand van de opening en klap dit (zoals in de onder-
staande afbeelding weergegeven) als een deksel
naar beneden dicht. Zorg ervoor, dat de kabels van
de aansluitstekker in de kabelgoot op het battery
pack komen te liggen. Het op de hierboven
beschreven wijze sluiten van de ”deksel” draagt
ertoe bij, dat de kabels op een juiste wijze worden
geplaatst, waardoor ze niet worden afgekneld of
geknikt.
6 Het battery pack moet nu één vlak met de onder-
kant van de meter vormen. Als dit niet het geval is,
moet u controleren of de schroeven voldoende los-
gedraaid zijn of dat de kabels misschien tussen
battery pack en de meter klem zitten.
7 Draai de schroeven vast tot de aanslag (handvast,
niet te strak). Tot het vastdraaien heeft de deksel
door de hierin liggende rubberen afdichting en de
O-ringen rond de schroeven enige speling. Nadat
de schroeven zijn vastgedraaid moet de deksel in
één vlak met de onderkant van de meter liggen.
9 • Eerste ingebruikname
104
8 Houd een liniaal dwars over de onderkant van de
meter om te controleren of het battery pack correct
is geplaatst. De liniaal dient geheel vlak op de
onderkant van de meter te liggen en aan de linker-
en rechterkant van het battery pack contact met de
meter te maken (zie de bovenstaande linkerafbeel-
ding). Indien dit niet het geval is (zoals in de hier-
boven weergegeven rechterafbeelding), moet u de
schroeven weer voorzichtig losdraaien en opnieuw
beginnen met stap 1.
Na het plaatsen van een nieuw battery pack wordt de
meter automatisch aangezet.
Het Roche-logo wordt weergegeven. Als de meter
niet automatisch wordt aangezet, moet u een reset
uitvoeren. Druk hiertoe met een hulpmiddel, zoals
een schroevendraaier of een paperclip, op de reset-
toets in het midden van het battery pack.
Na een korte tijd wordt het startscherm weerge-
geven.
Afhankelijk van de tijdsduur, dat de meter zonder
stroomvoorziening is geweest, kan er om een veri-
ficatie van de tijd en de datum worden gevraagd.
Als de tijd en datum juist zijn, drukt u op . Als
de weergaven niet juist zijn, drukt u op en cor-
rigeert u deze. Volg de aanwijzingen op het scherm
op of raadpleeg uw systeembeheerder.
Nadat een nieuw battery pack is geplaatst, moet de meter
drie uren op het dockingstation worden opgeladen, voor-
dat er met de meter metingen mogen worden uitgevoerd.
Eerste ingebruikname • 9
105
9.3 De meter op het dockingstation plaatsen
Door de meter op het dockingstation te plaatsen, kunt
u het battery pack opladen. Als de meter op het docking-
station is geplaatst, geeft deze, afhankelijk van de actuele
status van de meter, verschillende meldingen weer.
De volgende displayweergaven worden weergegeven,
als de meter verbinding maakt met het gegevensbeheer-
systeem en opgeslagen gegevens overdraagt.
Opmerking: De volgende displayweergaven worden
op de meter weergegeven, als de meter op een
Accu-Chek Inform II-dockingstation of een
Accu-Chek Inform II-dockingstation Light is
geplaatst en er communicatie plaatsvindt.
Dezelfde displayweergaven worden weergegeven, als
de meter gegevens hetzij via een dockingstation of via
een WLAN-kaart (draadloze aansluiting) overdraagt.
Op dockingstation 12:48
19.11.12
Verbinding wordt gemaakt...
Op dockingstation 12:48
19.11.12
Database wordt gesynchron...
Op dockingstation 12:48
19.11.12
Overdracht van gegevens...
50 resultaten te verzenden
9 • Eerste ingebruikname
106
Deze displayweergave wordt weergegeven, als de com-
municatie nog steeds actief is, maar de meter bezig is
met het verwerken van de ontvangen gegevens of in
afwachting is van de volgende melding met gegevens
van het DMS.
Deze displayweergave wordt weergegeven, als er geen
communicatie plaatsvindt.
Deze displayweergave wordt weergegeven, als er soft-
ware-updates naar de meter worden overgedragen.
Opmerking:
Als de meter gegevens onmiddellijk na een meting
draadloos overdraagt, wordt deze communicatie
niet op de display weergegeven. De display blijft
ongewijzigd (na een meting wordt meestal het
scherm Hoofdmenu weergegeven).
Als een meter zich in de stand-by-modus bevindt
(doch niet op een dockingstation is geplaatst) en
draadloos communiceert, wordt deze communi-
catie niet op de display weergegeven. De display
blijft leeg.
Op dockingstation 12:48
19.11.12
Bezig...
Op dockingstation 12:48
19.11.12
Inactief
Op dockingstation 12:48
19.11.12
Software wordt geüpdatet...
Eerste ingebruikname • 9
107
9.4 Meter instellen voor gebruik
Er zijn twee manieren om de instellingen van de meter
aan te passen: direct op de meter (zie het onderstaande
menuoverzicht) of door middel van een gegevensbeheer-
systeem (zie Appendix A). De twee methoden verschillen
in het aantal beschikbare opties.
De meter wordt geleverd met in de fabriek reeds inge-
voerde standaardinstellingen. De volgende instellingen
kunnen op de meter zelf worden ingevoerd:
Datum- en tijdweergave
Toestaan van het wijzigen van de datum en de tijd
Eenheden
Testtypen
Toestaan van het bewerken van charge(lot)infor-
matie
Wijze van verificatie van charge(lot)informatie
Barcodescanner activeren
Het normale-, kritische- en meetbereik
Opties voor gebruikersidentificatie
Opties voor patiëntenidentificatie
Instellingen voor glucosecontroles en QC-
blokkering
Geluidsniveau van het akoestische signaal
Als de meter door de systeembeheerder door middel
van een gegevensbeheersysteem is geconfigureerd,
kunnen de configuratieopties op de meter worden
uitgeschakeld om conflicten met de instellingen te
voorkomen. Deze opties worden dan op de display
met grijze letters weergegeven.
9 • Eerste ingebruikname
108
Menuoverzicht De onderstaande tabellen geven een beknopt overzicht
van de menustructuur. De menu’s kunnen worden
gebruikt om de meter volledig te kunnen bedienen en
de belangrijkste basisinstellingen in te kunnen voeren.
Hoofdmenu
Patiëntentest Inloggen observator Observator-ID invoeren
Wachtwoord van observator invoeren
Glucosetest Patiënten-ID invoeren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Teststrip plaatsen
Monster opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerkingen toevoegen
Andere test Zwangerschapstest
Visuele urineanalyse (UA)
Streptokokken-sneltest
Drugs-sneltesten
Feces occult
Maag occult
Ketonen
Snelwerkende insuline
Normale insuline
Intermediair werkende insuline
Langwerkende insuline
Mix-insuline
Controletest Glucosecontroletest Niveau selecteren
Charge(lot)nummer controlemateriaal
verifiëren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Teststrip plaatsen
Controleoplossing opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerkingen toevoegen
Andere controletesten Selecteer het type controle
Voer testdatum/testtijd in
Charge(lot)nummer testkit of teststrip
invoeren/bevestigen
Vervaldatum testkit of teststrip invoeren
Charge(lot)nummer controle invoeren/
bevestigen
Vervaldatum controle lotnummer invoeren
Controleresulta(a)t(en) selecteren.
Resultaten bekijken Glucosetest bekijken Alle meetresultaten bekijken
Andere test bekijken Alle IOT-resultaten bekijken
Eerste ingebruikname • 9
109
Hoofdmenu 2
Onderhoud Opmerking toevoegen
Resultaat onderhoud
Ringonderzoek Monsteridentificatie invoeren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Teststrip plaatsen
Monster opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerkingen toevoegen
Strip lotnummers Lijst met charge(lot)nummers bekijken
Charge(lot)nummer toevoegen
Vervaldatum invoeren
Controlewaardenbereiken instellen
Details van charge(lot)nummers bekijken
Charge(lot)nummer ”huidig” maken
Charge (lot) wijzigen/verwijderen
Controle lotnummers Lijst met charge(lot)nummers bekijken
Niveau controles selecteren
Charge(lot)nummer toevoegen
Vervaldatum invoeren
Charge(lot)nummer ”huidig” maken
Charge (lot) wijzigen/verwijderen
Lineariteit lotnummers Lijst met charge(lot)nummers bekijken
Charge(lot)nummer toevoegen
Vervaldatum invoeren
Charge(lot)nummer ”huidig” maken
Charge (lot) wijzigen/verwijderen
Lineariteit Charge(lot)nummer lineariteitstestkit verifiëren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Niveau lineariteitstestoplossing selecteren
Teststrip plaatsen
Lineariteitstestoplossing opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerkingen toevoegen
Geluid Geluidsniveau van het akoestische signaal instellen
Systeemcontrole Softwareversies weergeven
Barcodescanner testen
Logboek gebeurtenissen meter
Statistieken
Configuratie
Bereiken
Instellen Draadloos
Status Draadloos
Draadloos Test
9 • Eerste ingebruikname
110
Beheermenu
Beheer Taal
Datum/tijd
Instellen
Taal Duits
Frans
Spaans
Italiaans
Nederlands
Zweeds
Engels
Deens
Portugees
Datum/tijd Huidige datum invoeren
Huidige tijd invoeren
Menu Instellen Opties datum/tijd Datum/tijd wijzigen
Tijdweergave
Datumweergave
Opties testweergave Eenheid resultaat
Testen inschakelen
Aantal CITO-testen (indien ingeschakeld)
Opties reagentia Reagens wijzigen
Charge(lot)nummerverificatiemodus
QC frequentie Frequentie controle
Testbereiken Normaalbereik
Kritisch bereik
Meetbereik
Invoer gebruikers-ID Gebruiker invoeren
Validatie gebruiker
Barcode
Patiënten-ID Patiënt invoeren
Validatie patiënt
Barcode
Instelwachtwoord Instelwachtwoord wijzigen
Wis Patiënt Alle patiëntgerelateerde gegevens
(patiëntenlijst en resultaten) wissen
Druk op om wijzigingen in de instellingen te bevestigen en op te slaan.
Eerste ingebruikname • 9
111
9.5 Openen van het Menu Instellen
Alle hier beschreven instellingen worden geconfigureerd
via het Menu Instellen. Om het Menu Instellen te openen
gaat u als volgt te werk:
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Beheer om het Beheermenu te openen.
3 Druk op Menu Instellen om het Menu Instellen
te openen.
4 Voer het Instelwachtwoord in, als hierom wordt
gevraagd.
Hoofdmenu 2 12:48
19.11.12
Onderhoud
Strip lotnrs
.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Beheermenu 12:48
19.11.12
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
Menu Instellen 12:48
19.11.12
Datum/tijd
QC
Testweergave
Wachtwoord
Testbereiken
Reagentia
Gebruikers-ID Patiënten-ID
Deblokkeren
Wis Pat.
9 • Eerste ingebruikname
112
9.6 Datum- en tijdweergave
Gebruik dit menu om de datum- en tijdweergave op de
display te selecteren. Daarnaast kunt u aangeven of de
gebruiker (eventueel na het invoeren van een wacht-
woord) de datum en de tijd mag wijzigen.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te
schakelen:
Datum/tijd wijzigen
Toegestaan: De gebruiker mag de datum en de tijd
wijzigen.
Wachtwoord nodig: De gebruiker mag de datum
en de tijd alleen wijzigen na het invoeren van een
wachtwoord.
Tijdweergave
12 uur (am/pm)
24 uur
Datumweergave
mm/dd/jj: De datum wordt met twee cijfers als
maand/dag/jaar weergegeven.
dd.mm.jj: De datum wordt met twee cijfers als dag/
maand/jaar weergegeven.
2 Druk op om de instellingen op te slaan of
3 druk op om dit menu te verlaten zonder enige
wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt vervolgens het Menu Instellen op
de display weergegeven.
Als voor de configuratie een gegevensbeheersysteem
wordt gebruikt, is het mogelijk om de optie Datum/tijd
wijzigen volledig uit te schakelen.
Opties datum/tijd
19.11.12
12:48
T
oegestaan
Wachtwoord nodig
12 uur (am/pm)
24 uur
mm/dd/jj
dd.mm.jj
Niet toegestaan
Datum/tijd wijzigen:
Tijdw
eergave:
Datumweergave:
Eerste ingebruikname • 9
113
9.7 Opties voor displayweergave en optionele testen
Gebruik dit menu om de meeteenheid, waarin de meet-
resultaten moeten worden weergegeven, te selecteren en
optionele testen in- of uit te schakelen.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te
schakelen:
Eenheid resultaat
mg/dL
mmol/L
Testen inschakelen
CITO: Er mogen CITO-testen worden uitgevoerd.
Als deze optie is ingeschakeld, moet u (na bevesti-
ging van de instellingen) het aantal toegestane
CITO-testen invoeren.
Lineariteit wordt in het scherm Hoofdmenu 2
weergegeven.
Ringonderzoek wordt in het scherm Hoofdmenu 2
weergegeven.
Onderhoud wordt in het scherm Hoofdmenu 2
weergegeven.
2 Druk op om de instellingen op te slaan. Als
de optie CITO is ingeschakeld, moet u het aantal
toegestane CITO-testen invoeren of
3 op drukken om dit menu te verlaten zonder
enige wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt (na het invoeren van het aantal
toegestane CITO-testen) het Menu Instellen op de display
weergegeven.
Optie testweergave
19.11.12
Eenheid resultaa
t:
12:48
mg/dL
mmol/L
Testen inschakelen:
CITO
Lineariteit
Ringonderz.
Onderhoud
Weergave waarschuwing
beperkingen strip
123
456
789
0
CITO-test toegest. 12:48
19.11.12
8
9 • Eerste ingebruikname
114
9.8 Opties voor teststrips
In dit menu kunt u de mogelijkheden voor het werken
met charge(lot)nummers selecteren en specificeren of de
gebruiker (eventueel na het invoeren van een wacht-
woord) de vervaldatum en de grenswaarden op de meter
mag wijzigen.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te
schakelen:
Reagens wijzigen
Toegestaan: De gebruiker mag de vervaldatum en
de grenswaarden wijzigen.
Wachtwoord nodig: De gebruiker mag de verval-
datum en de grenswaarden alleen wijzigen na het
invoeren van een wachtwoord.
Verificatie strip lotnr.
Alleen weergave: Het charge(lot)nummer wordt op
de display weergegeven, maar de gebruiker kan het
niet bevestigen of een ander charge(lot)nummer
selecteren.
Bevestiging: De gebruiker moet het op de display
weergegeven charge(lot)nummer bevestigen en
kan alternatieve charge(lot)nummers handmatig of
d.m.v. de barcodescanner invoeren.
Selectie uit lijst: De gebruiker kan ook uit een lijst
met opgeslagen charge(lot)nummers selecteren.
Alleen scannen: Charge(lot)nummers kunnen
uitsluitend d.m.v. de barcodescanner worden
geverifieerd.
2 Druk op om naar het tweede scherm ”Opties
reagentia” te gaan of
3 druk op om dit menu te verlaten zonder enige
wijzigingen op te slaan.
Als voor de configuratie een gegevensbeheersysteem
wordt gebruikt, is het mogelijk om de optie Reagens
wijzigen volledig uit te schakelen.
Opties reagentia
19.11.12
Reagens wijzigen:
12:48
T
oegestaan
Wachtwoord nodig
Verifi catie strip lotnr.:
Alleen weergave
Bevestiging
Selectie uit lijst
Alleen scannen
Niet toegestaan
Eerste ingebruikname • 9
115
Op het tweede instelscherm kunt u de opties voor het
werken met charge(lot)nummers bij metingen van gluco-
secontrolematerialen en lineariteitstesten selecteren.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te
schakelen:
Verificatie controle lotnr.
Alleen weergave: Het charge(lot)nummer wordt op
de display weergegeven, maar de gebruiker kan het
niet bevestigen of een ander charge(lot)nummer
selecteren.
Bevestiging: De gebruiker moet het op de display
weergegeven charge(lot)nummer bevestigen en
kan alternatieve charge(lot)nummers handmatig
of d.m.v. de barcodescanner invoeren.
Lotnr. invoeren: De gebruiker moet het
charge(lot)nummer invoeren.
Alleen scannen: Charge(lot)nummers kunnen
uitsluitend d.m.v. de barcodescanner worden
geverifieerd.
Verificatie lineariteit lotnr.
Alleen weergave: Het charge(lot)nummer wordt op
de display weergegeven, maar de gebruiker kan het
niet bevestigen of een ander charge(lot)nummer
selecteren.
Bevestiging: De gebruiker moet het op de display
weergegeven charge(lot)nummer bevestigen en
kan alternatieve charge(lot)nummers handmatig
of d.m.v. de barcodescanner invoeren.
Lotnr. invoeren: De gebruiker moet het
charge(lot)nummer invoeren.
2 Druk op om de instellingen (van beide
instelschermen) op te slaan of
3 Druk op om naar het eerste instelscherm
terug te keren.
Opties reagentia
19.11.12
12:48
Alleen scannen
Alleen w
eergave
Bevestiging
Alleen weergave
Bevestiging
Lotnr. invoeren
Lotnr. invoeren
Verifi catie controle lotnr.:
Verifi catie lineariteit lotnr.:
9 • Eerste ingebruikname
116
9.9 Opties voor metingen van glucosecontrolematerialen
Dit menu bevat opties, waarmee u kunt specificeren of
en met welke intervallen metingen van glucosecontrole-
materialen moeten worden uitgevoerd. Als er verplicht
metingen van controlematerialen moeten worden uitge-
voerd, moet u de instellingen van de CITO-testen con-
troleren (zie pagina 113).
1 Druk op de gewenste optie om deze in te schakelen:
Frequentie controle
Altijd OK: QC-blokkering is uitgeschakeld, er
kunnen altijd metingen van patiëntenmonsters
worden uitgevoerd. Dit is onafhankelijk van het
resultaat van het uitvoeren van metingen van
glucosecontrolematerialen.
Laatste QC OK: QC-blokkering wordt alleen in wer-
king gesteld, als het resultaat van de laatste glu-
cosecontrolemeting buiten het controlewaarden-
bereik ligt of als er geen resultaat beschikbaar is
(zoals bij het in gebruik nemen van een nieuwe
charge (lot) teststrips).
Uren: QC-blokkering wordt na de ingestelde tijd in
werking gesteld. Als er een glucosecontrolemeting
succesvol is uitgevoerd, wordt de teller weer op ”0”
gezet.
Aantal strips: QC-blokkering wordt na het bereiken
van het ingestelde aantal metingen in werking
gesteld. Als er een glucosecontrolemeting succes-
vol is uitgevoerd, wordt de teller van het aantal test-
strips weer op ”0” gezet.
Dienst: QC-blokkering wordt per dienst in werking
gesteld.
Tijdstip van de dag: QC-blokkering wordt op het
gespecificeerde tijdstip van de dag in werking
gesteld. (er kunnen per dag maximaal zes tijdstip-
pen worden geconfigureerd.)
Afwissel. contr.: Bij de QC-metingen moet afwisse-
lend gebruik worden gemaakt van L1- en L2-con-
troleoplossingen, in plaats van het gebruik van beide
controles bij het uitvoeren van een QC-meting.
2 Druk op om de instellingen op te slaan. Als de
optie Uren of Aantal strips is ingeschakeld, moet
u het gewenste aantal invoeren of
3 op drukken om dit menu te verlaten zonder
enige wijzigingen op te slaan.
QC frequentie
19.11.12
12:48
Laa
tste QC OK
Altijd OK
Aantal strips
Uren
Frequentie controle:
Afwissel. contr.
Dienst
Tijdstip v
. dag
123
456
789
0
QC uren 12:48
19.11.12
50
123
456
789
0
QC strips 12:48
19.11.12
50
Eerste ingebruikname • 9
117
In beide gevallen wordt vervolgens het Menu Instellen op
de display weergegeven.
9.10 Grenswaarden van de (normaal-, kritisch- en meet) bereiken
In dit menu kunt u grenswaarden voor het Normaalbereik,
Kritisch bereik of Meetbereik instellen. Resultaten buiten
deze grenswaarden worden gemarkeerd om u hierop te
attenderen. Het Meetbereik maakt het de systeembe-
heerder mogelijk om een door de instelling of het labora-
torium vastgesteld meetbereik voor de rapportage van de
resultaten van patiëntenmonsters in te stellen.
De grenswaarden voor de verschillende bereiken worden
direct na elkaar in de volgende volgorde ingevoerd:
Normaalbereik (onderste/bovenste grenswaarde)
Kritisch bereik (onderste/bovenste grenswaarde)
Meetbereik (onderste/bovenste grenswaarde)
1 Voer de eerste waarde in via het toetsenbord.
2 Druk op om de volgende waarde in te voeren
of
3 Druk op om naar voorgaande scherm terug
te keren.
4 Druk na het invoeren van de laatste waarde op
om alle voorgaande instellingen op te slaan.
123
456
789
0
Meetbereik laag 12:48
19.11.12
0.6 mmol/L
123
456
789
0
Normaalbereik laag 12:48
19.11.12
3.9 mmol/L
123
456
789
0
Kritisch bereik laag 12:48
19.11.12
2.2 mmol/L
123
456
789
0
Meetbereik hoog 12:48
19.11.12
33.3 mmol/L
123
456
789
0
Normaalber. hoog 12:48
19.11.12
11.1 mmol/L
123
456
789
0
Kritisch bereik hoog 12:48
19.11.12
16.7 mmol/L
9 • Eerste ingebruikname
118
9.11 Opties voor het invoeren van gebruikersidentificaties
In dit menu kunt u vastleggen of en hoe een gebruiker
zich moet aanmelden.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te
schakelen:
Gebruiker invoeren
Geen: De meter kan worden gebruikt zonder
aanmelding van de gebruiker.
Via scherm of Via scherm (alleen numeriek): De
gebruiker moet worden aangemeld. De gebruiker-
sidentificatie kan handmatig via het toetsenbord of
d.m.v. de barcodescanner worden ingevoerd.
Alleen scannen: De gebruiker moet worden aange-
meld. De identificatie kan alleen d.m.v. de barcode-
scanner worden ingevoerd.
Validatie gebruiker
Geen: De gebruikersidentificatie kan iedere wille-
keurige lengte hebben.
Lengte: De gebruikersidentificatie moet een gespe-
cificeerde lengte hebben (maximaal 20 tekens).
Voer na het selecteren van deze optie de minimale-
en maximale lengte in.
Lijst: De gebruikersidentificatie moet op een van
het gegevensbeheersysteem (DMS) ontvangen
lijst staan.
Lijst met wachtwoord: De gebruikersidentificatie
moet op een van het gegevensbeheersysteem
(DMS) ontvangen lijst staan. Daarnaast moet er
ook nog een wachtwoord worden ingevoerd.
2 Druk op om de instellingen op te slaan. Als de
optie Lengte is ingeschakeld, moet u de gewenste
getallen invoeren of
3 op drukken om dit menu te verlaten zonder
enige wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt vervolgens het Menu Instellen op
de display weergegeven.
Invoer gebruikers-ID
19.11.12
Gebruiker inv
oeren:
12:48
Via scherm
Geen
Validatie gebruiker:
Lengte
Alleen scannen
Geen
Via scherm (alleen num.)
Lijst
Lijst met wachtwoord
123
456
789
0
Min. lengte gebr.-ID 12:48
19.11.12
8
123
456
789
0
Max. lengt gebr.-ID 12:48
19.11.12
12
Eerste ingebruikname • 9
119
9.12 Opties voor patiëntenidentificatie
In dit menu kunt u de criteria voor het invoeren van een
patiëntenidentificatie vastleggen.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te
schakelen:
Patiënt invoeren
Via scherm of Via scherm (alleen numeriek):
De patiëntenidentificatie kan handmatig via het
toetsenbord of d.m.v de barcodescanner worden
ingevoerd.
Alleen scannen: De identificatie kan alleen d.m.v. de
barcodescanner worden ingevoerd.
Via scherm of lijst: De patiëntenidentificatie kan
handmatig via het toetsenbord of d.m.v de bar-
codescanner worden ingevoerd of in een van het
DMS ontvangen lijst worden geselecteerd.
Validatie patiënt
Geen: De patiëntenidentificatie kan iedere wille-
keurige lengte hebben.
Lengte: De patiëntenidentificatie moet een gespe-
cificeerde lengte hebben (maximaal 20 tekens).
Voer na het selecteren van deze optie de minimale-
en maximale lengte in.
Lengte indien numeriek: Alleen numerieke patiën-
tenidentificaties worden gevalideerd op hun lengte.
Alfabetische patiëntenidentificaties worden niet
gevalideerd.
Lijst- moet op lijst staan: De patiëntenidentificatie
moet op een van het DMS ontvangen lijst staan.
Lijst- nwe toev. toegestaan: De patiëntenidentifica-
tie moet worden gecontroleerd met een van het
DMS ontvangen lijst. Het is echter mogelijk om
d.m.v. de meter een nieuwe patiëntenidentificatie
aan te maken.
2 Druk op om de instellingen op te slaan. Als de
optie Lengte is ingeschakeld, moet u de gewenste
getallen invoeren of
3 op drukken om dit menu te verlaten zonder
enige wijzigingen op te slaan.
Op de display wordt (na het invoeren van de gewenste
getallen) altijd het Menu Instellen weergegeven.
Opties Patiënten-ID
19.11.12
P
atiënt invoeren:
12:48
Alleen scannen
Via scherm (alleen num.)
Via scherm
Via scherm of lijst
123
456
789
0
Min. lengte pat.-ID 12:48
19.11.12
8
123
456
789
0
Max. lengte pat.-ID 12:48
19.11.12
12
Opties Patiënten-ID
19.11.12
12:48
V
alidatie patiënt:
Lengte
Geen
Lengte indien numeriek
Lijst- nwe toev. toegest.
Lijst- moet op lijst staan
9 • Eerste ingebruikname
120
9.13 Een instelwachtwoord aanmaken
In dit scherm kunt een wachtwoord aanmaken voor alle
in dit hoofdstuk beschreven instellingen. Dit wachtwoord
waarborgt, dat alleen geautoriseerde personen wijzigin-
gen in de instellingen kunnen aanbrengen.
1 Voer het wachtwoord in via het toetsenbord.
2 Druk op om het wachtwoord op te slaan en de
beveiliging met een wachtwoord in te schakelen.
(De beveiliging met een wachtwoord wordt echter
de eerstvolgende keer, dat de meter wordt aange-
zet, pas effectief.) Op de display wordt vervolgens
het Menu Instellen weergegeven of
3 druk op om dit scherm te verlaten zonder
enige wijzigingen op te slaan. Op de display wordt
vervolgens het Hoofdmenu weergegeven.
Om beveiliging met een wachtwoord uit te schakelen:
1 Open het Menu Instellen (u moet het huidige
wachtwoord invoeren).
2 Druk op Wachtwoord.
3 Verwijder het huidige wachtwoord door op
te drukken.
4 Druk op om de beveiliging met een wacht-
woord uit te schakelen.
U moet zich er wel van bewust zijn, dat de beveiliging
met een wachtwoord alleen kan worden opgeheven
of gewijzigd na het invoeren van het actuele wacht-
woord. Voor toegang tot het Menu Instellen is een
juiste vaststelling van de authenticiteit vereist. Bewaar
uw wachtwoord op een veilige plaats.
123
456
789
A-O0
Instelwachtwoord 12:48
19.11.12
Eerste ingebruikname • 9
121
9.14 Datum en tijd instellen
Afhankelijk van de configuratie kan deze instelling ver-
borgen zijn of kan hiervoor het invoeren van een wacht-
woord vereist zijn.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Beheer om het Beheermenu te openen.
3 Druk op Datum/tijd om met het invoeren van de
datum te beginnen.
4 Voer eerst de datum en vervolgens de tijd in (alle
getallen bestaan uit twee cijfers; plaats voor getal-
len met één cijfer een nul) door op te drukken.
Als de 12-uursweergave is ingesteld, moet u op am/pm
drukken om de juiste tijd in te stellen.
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
19.11.12
Onderhoud
Strip lotnrs
.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Beheermenu 12:48
19.11.12
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
123
456
789
0
Datum 12:48
19.11.12
30.11.12
123
456
789
AM/PM0
Tijd 12:48
19.11.12
12:15
Beheermenu 12:15
19.11.12
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
9 • Eerste ingebruikname
122
9.15 Opties voor het akoestische signaal
Met deze instelling kunt u het geluidsniveau van het
akoestische signaal instellen.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Geluid om het geluidsniveau in te stellen.
3 Druk op de knop met het gewenste geluidsniveau.
Als u op een knop drukt, zal de meter een akoes-
tisch signaal met het bijbehorende geluidsniveau
afgeven.
4 Druk op om de instelling op te slaan en naar
het scherm Hoofdmenu 2 terug te keren.
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
19.11.12
Onderhoud
Strip lotnrs
.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Instellen pieptoon 12:48
19.11.12
Normaal
Zacht
Hard
Geluidsniv
eau:
Eerste ingebruikname • 9
123
9.16 Weergave van de systeemcontrole
Onder Systeemcontrole vindt u informatie over het
systeem, zoals softwareversie, aantal opgeslagen gege-
vensbestanden en instellingen. Gebruik dit menu om
opgeslagen foutmeldingen op de display weer te geven
en de barcodescanner te testen.
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Syst. controle om het hoofdscherm van dit
menu op te roepen.
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
19.11.12
Onderhoud
Strip lotnrs
.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Systeemcontrole
19.11.12
12:48
S/W V
ersion: 03.00.00
BSP Version: 3.7
Laatste download: 26.02.12
Voltage batterij: 3,766 V
Batterij percentage: 50
Scan:
Logboek
9 • Eerste ingebruikname
124
3 Druk op of om tussen de schermen te
wisselen.
4 Druk op Logboek om de opgeslagen foutmeldingen
weer te geven.
5 Druk op om de barcodescanner te testen.
6 Druk op om naar het Hoofdmenu terug te
keren.
Systeemcontrole
19.11.12
12:48
Meting
Authenticated:
RF Card:
Associated:
Received IP:
IP:
Subnet:
Gateway:
DNS:
Contacted DMS:
Connected to DMS:
Completed:
192.168.4.117
Wireless Status:
Systeemcontrole
19.11.12
12:48
Lijst- nw
e toev. toegest.
Reagens wijzigen:
Datum/tijd wijzigen:
CITO‘s:
Validatie patiënt:
9
Geen
Validatie gebruiker:
0
Confi guratie: Pagina 3
Uren: 24QC Frequentie:
Waarschuw. beperking strip:
Gebruikt:
Uitgeschakeld
Ingeschakeld
Toegestaan:
Toegestaan
Systeemcontrole
19.11.12
12:48
S/W V
ersion: 03.00.00
BSP Version: 3.7
Laatste download: 26.02.12
Voltage batterij: 3,766 V
Batterij percentage: 50
Scan:
Logboek
Eerste ingebruikname • 9
125
9.17 Een Download-blokkering deblokkeren
Bij gebruik van een gegevensbeheersysteem voor de
configuratie kan er een Download-blokkering worden
ingesteld. Deze blokkering voorkomt, dat een meter voor
metingen kan worden gebruikt, als de gegevens van de
meter gedurende een gedefinieerde tijdsperiode niet zijn
gedownload. Als er een download-blokkering optreedt,
kan de gebruiker een CITO-test uitvoeren om de blok-
kering tijdelijk te omzeilen. Als er echter geen CITO-test
is geconfigureerd of meer beschikbaar is, kan de meter
niet worden gebruikt tot de opgeslagen gegevens via het
netwerk (hetzij draadloos, hetzij door de meter op het
dockingstation te plaatsen) zijn gedownload.
In geval van b.v. een uitgevallen netwerk (waardoor
downloaden onmogelijk is) of andere noodgevallen
kan het nodig zijn om een meter zonder contact met
het gegevensbeheersysteem te deblokkeren. Omdat
deblokkeren een functie van het Menu Instellen is, is
dit uitsluitend voorbehouden aan personen, die het
instelwachtwoord kennen.
Hoofdmenu 2 12:48
19.11.12
Onderhoud
Strip lotnrs
.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Beheermenu 12:48
19.11.12
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
Menu Instellen 12:48
19.11.12
Datum/tijd
QC
Testweergave
Wachtwoord
Testbereiken
Reagentia
Gebruikers-ID Patiënten-ID
Deblokkeren
Wis Pat.
9 • Eerste ingebruikname
126
Om een meter te deblokkeren:
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Beheer om het Beheermenu te openen.
3 Druk op Menu Instellen om het Menu Instellen
te openen.
4 Voer het Instelwachtwoord in, als hierom wordt
gevraagd.
5 Druk op Deblokkeren om de teller voor het
blokkeren te resetten.
De meter wordt uitgeschakeld en is, nadat deze weer
wordt aangezet, gereed voor het uitvoeren van een
meting.
Onderhoud en verzorging • 10
127
10 Onderhoud en verzorging
10.1 Bewaar- en verzendcondities
Algemene condities
voor gebruik
Volg de volgende punten zorgvuldig op om de betrouw-
bare werking van uw systeem ook op langere termijn te
waarborgen.
Ga voorzichtig met de meter en de onderdelen van
het systeem om. Laat hem niet vallen of ergens
tegenaan stoten.
Stel het dockingstation niet bloot aan vloeistof-
druppels.
Dompel de meter of het dockingstation niet onder
in een vloeistof.
Volg de aanwijzingen voor reiniging, zoals beschre-
ven op pagina 128 en verder, zorgvuldig op.
Voorkom, dat de meter tijdens het uitvoeren van
een meting gedurende langere tijd aan extreme
warmtebronnen wordt blootgesteld. Mogelijke
warmtebronnen zijn bijvoorbeeld:
Bilirubine- of fototherapielampen, waar u de meter
onder laat liggen.
Bedwarmers, waar u de meter op laat liggen.
Isolettes, waarin u de meter laat liggen.
Zie hoofdstuk 12 voor de bereiken van de gebruiks- en
bewaartemperatuur.
Alle in dit hoofdstuk gegeven informatie over onder-
houd en verzorging van het dockingstation heeft zowel
betrekking op het Accu-Chek Inform II-dockingstation
als het Accu-Chek Inform II-dockingstation Light.
Om de goede werking van het systeem te waarborgen,
dient met de volgende veiligheidsinformatie rekening
te worden gehouden. Onjuist gebruik kan tot onjuiste
meetresultaten leiden.
10 • Onderhoud en verzorging
128
Bewaring
Bewaar het systeem en de teststrips in de omge-
ving, waar u ze gaat gebruiken.
Bewaar de meter niet in direct zonlicht of bij
extreme temperaturen.
Neem bij het bewaren en het gebruik van de meter
de grenswaarden voor de temperatuur en de lucht-
vochtigheid in acht (zie hoofdstuk 12).
10.2 Reiniging/ontsmetting van het Accu-Chek Inform II-systeem
Medische beroepsbeoefenaren dienen bij het bedienen
van apparatuur voor het bepalen van bloedglucose altijd
handschoenen te dragen en de binnen het laboratorium
of instelling geldende richtlijnen en procedures voor het
omgaan met potentieel infectieuze materialen zorgvuldig
op te volgen. Zie ook de veiligheidswaarschuwingen
”Bescherming tegen infecties en via het bloed overdraag-
bare ziekteverwekkers” op pagina 15 en ”Door reagentia
en andere werkoplossingen veroorzaakte allergieën of
verwondingen” op pagina 16.
De tijdens het reinigen en ontsmetten gedragen hand-
schoenen dienen te worden uitgetrokken en de handen
grondig met water en zeep te worden gewassen, voordat
er een meting bij een volgende patiënt wordt uitgevoerd.
Gooi de toegestane reinigings- en ontsmettingsoplos-
singen weg conform de richtlijnen van uw instelling of
laboratorium.
LET OP!
Gebruik voor het schoonmaken van de onderdelen van
het systeem geen reinigings-/ontsmettingsoplossingen,
die de chemicaliën ether of polyhexanide bevatten of
oplossingen of doekjes, die een mengsel van bleekmid-
del en detergens bevatten. Het gebruik van reinigings-/
ontsmettingsoplossingen, die een van deze chemicaliën
bevatten, kan beschadiging van de onderdelen van het
systeem tot gevolg hebben.
Onderhoud en verzorging • 10
129
Toegestane reinigings-/
ontsmettingsmiddelen
Voordat u een reinigings-/ontsmettingsoplossing voor
de meter, het dockingstation, de codechipreader of de
accessoirekit gebruikt, moet u het etiket van het product
raadplegen voor de vereiste inwerkingduur voor reiniging/
ontsmetting en om te waarborgen, dat de actieve bestand-
delen geschikt zijn voor gebruik. Bereid alle oplossingen,
zoals door de fabrikant op het etiket van het product is
aangegeven.
Toegestane actieve bestanddelen zijn hieronder weer-
gegeven.
Aanbevolen reinigingsmiddelen
een lichte zeepwateroplossing
70 % (of minder) oplossing van isopropylalcohol
in water
0,625 % (of minder) oplossing van natriumhypo-
chloriet in water
Aanbevolen ontsmettingsmiddelen
0,625 % (of minder) oplossing van natriumhypo-
chloriet in water (bleekmiddel)
ammoniumchloride (tot maximaal 0,25 % van elke
quaternaire ammoniumverbinding) met isopropyl-
alcohol (maximaal 55 %)*
0,05 % oplossing van een fenolverbinding in water*
* Uitzondering: Gebruik de met een sterretje gemarkeerde
ontsmettingsmiddelen niet voor het ontsmetten van de
accessoirekit. Gebruik voor ontsmetting hiervan uitslui-
tend een 0,625 % (of minder) oplossing van natriumhypo-
chloriet in water (bleekmiddel). Zie ook pagina 133.
10 • Onderhoud en verzorging
130
Reiniging/ontsmetting van
de meter
Reinig de meter en verwijder zichtbare vervuiling
en organische materialen voor een veilige omgang
met de meter en/of voorafgaand aan het ontsmet-
ten van de meter.
Ontsmet de meter als deze vervuild is en wanneer
dit door de richtlijnen van uw instelling of labora-
torium wordt voorgeschreven.
WAARSCHUWING
Voorkom dat er vloeistof in de uitsparing voor de
teststip terechtkomt!
Vocht in de uitsparing voor de teststrip kan tot onjuiste
bloedglucoseresultaten leiden.
Reinig/ontsmet de meter NIET tijdens het uitvoeren
van een bloedglucosemeting of een meting van een
controlemateriaal.
Zorg ervoor, dat er GEEN vocht in de uitsparing voor
de teststrip komt.
Sproei GEEN vocht in de uitsparing voor de teststrip.
Dompel de meter NIET onder in vloeistof.
Als u vermoedt, dat er vocht in de uitsparing voor de test-
strip terecht is gekomen, dient u een meting met een
glucosecontrole uit te voeren.
LET OP!
Zorg ervoor, dat er geen vloeistof in de uitsparing voor
de teststrip komt of dat er vloeistof op het touchscreen
ophoopt. Als er toch vloeistof in de uitsparing voor de
teststrip komt, moeten de onderdelen onmiddellijk met
een droge doek of een gaasje worden afgedroogd.
Als er vloeistoffen in de uitsparingen van de meter
achterblijven, kan dit tot ernstige schade aan het
systeem leiden.
Onderhoud en verzorging • 10
131
Aanwijzingen voor het reinigen/
ontsmetten
1 Haal de meter voor het reinigen/ontsmetten uit het
dockingstation.
2 Zet de meter uit.
3 Plaats de meter op een vlak oppervlak.
4 Veeg het oppervlak (touchscreen, behuizing) voor-
zichtig af met een zachte, niet-pluizende, licht
bevochtigde doek (niet nat).
Bij gebruik van commercieel verkrijgbare vochtige reini-
gings-/ontsmettingsdoekjes moet een eventuele over-
maat aan oplossing worden verwijderd door uitknijpen
of afdeppen op een droge papieren tissue, voordat de
buitenkant van de meter hiermee kan worden afgenomen.
5 Veeg het gebied rond de uitsparing voor de test-
strip voorzichtig af en zorg ervoor, dat er geen
vloeistof in de uitsparing voor de teststrip terecht
komt.
Als u de meter met oplossing besproeit, moet
u de meter op een vlak oppervlak of tafel plaatsen.
Draag handschoenen. Denk erom, dat de meter
glad kan worden, als deze nat is. Laat de meter niet
vallen! Besproei de meter niet met een oplossing,
als deze op het dockingstation is geplaatst.
6 Droog de meter na het reinigen goed af met een
zachte doek of een gaasje. Controleer goed of er
zich na het reinigen geen vloeistof op de meter
bevindt. Zorg ervoor, dat de meter na het
reinigen/ontsmetten goed droog is.
10 • Onderhoud en verzorging
132
Reiniging van het venster van
de barcodescanner
Het venster van de barcodescanner dient regelmatig te
worden gereinigd. Gebruik een schone, droge doek om
het venster van de barcodescanner af te nemen.
Reinigen/ontsmetten van het
dockingstation
1 Verwijder voor het reinigen/ontsmetten alle stek-
kers van het dockingstation.
2 Veeg de buitenkant af met een zachte, niet-pluizende,
licht bevochtigde doek (wring teveel vloeistof uit).
Bij gebruik van commercieel verkrijgbare vochtige reini-
gings-/ontsmettingsdoekjes moet een eventuele over-
maat aan oplossing worden verwijderd door uitknij-
pen of afdeppen op een droge papieren tissue, voordat
de buitenkant van het dockingstation hiermee kan
worden afgenomen.
Veeg de elektrische aansluitingen aan de achterkant van
het dockingstation niet afv.
3 Maak het dockingstation na het reinigen/ontsmet-
ten goed droog. Controleer goed of er zich na het
ontsmetten geen vloeistoffen op de aansluitingen
van het dockingstation bevinden. Als er vloeistof op
een van de aansluitingen achterblijft, kan dit ern-
stige beschadiging van de meter en het docking-
station tot gevolg hebben.
4 Sluit alle stekkers van het dockingstation weer aan.
LET OP!
Zorg ervoor, dat de meter en het dockingstation (incl.
aansluitingen) na het reinigen of ontsmetten goed droog
zijn. Een knipperende LED (rood) op het dockingstation
geeft aan, dat er een fout is opgetreden.
LET OP!
Sproei oplossingen niet rechtstreeks op het dockingsta-
tion, aangezien de oplossing dan de behuizing binnen kan
dringen en de elektronische onderdelen kan beschadigen.
Als er reinigings-/ontsmettingsoplossing op de aan-
sluitingen komt of zich in het dockingstation ophoopt,
moeten alle stekkers van het dockingstation worden ver-
wijderd en moeten de onderdelen met een droge doek
of een gaasje worden afgedroogd, voordat de meter
weer op het dockingstation kan worden geplaatst.
Onderhoud en verzorging • 10
133
Reinigen/ontsmetten van
de accessoirekit
Voor het reinigen, kunt u het oppervlak afvegen met
een zachte doek, licht bevochtigd (niet nat) met een 70 %
(of minder) oplossing van isopropylalcohol in water of
met 70 % isopropylalcohol, onverdund.
Voor het ontsmetten: Toegestane actieve bestanddelen
voor het ontsmetten van de accessoirekit zijn:
0,625 % (of minder) oplossing van natriumhypo-
chloriet in water (bleekmiddel).
1 Veeg het oppervlak af met een zachte, licht bevoch-
tigde doek (niet nat).
Plaats de accessoirekit op een vlak oppervlak of
tafel, als u deze met oplossing besproeit. Zorg
ervoor, dat de accessoirekit geheel leeg is.
2 Laat de accessoirekit gedurende de op het etiket
van het reinigings-/ontsmettingsmiddel aanbevo-
len inwerkingduur aan de lucht drogen. Plaats de
meter niet in de accessoirekit voor alle stappen van
de reinigings-/ontsmettingsprocedure zijn voltooid.
3 Droog de accessoirekit met een droge doek of een
gaasje en controleer goed of er zich na het reini-
gen/ontsmetten geen vloeistof meer in de acces-
soirekit bevindt.
Zorg ervoor, dat de accessoirekit goed droog is, voordat
u deze weer gebruikt of vult.
LET OP!
Gebruik van ontsmettingsmiddelen, die andere actieve
bestanddelen bevatten, kan beschadiging van de acces-
soirekit tot gevolg hebben.
10 • Onderhoud en verzorging
134
10.3 Onderhoudswerkzaamheden registreren
Reiniging, ontsmetting en andere onderhoudswerkzaam-
heden kunnen in de meter worden geregistreerd. Zorg
ervoor, dat alle reinigingswerkzaamheden zijn uitgevoerd
en dat het systeem goed droog is, voordat u de meter
aanzet.
Om de informatie over het reinigen in de meter op te
slaan, gaat u als volgt te werk:
1 Druk op in het Hoofdmenu om het scherm
Hoofdmenu 2 te openen.
2 Druk op Onderhoud om het scherm voor het toe-
voegen van opmerkingen te openen.
3 Selecteer de gewenste opmerking(n) in de lijst of
druk op om uw eigen opmerking d.m.v. het
toetsenbord in te voeren.
4 Druk, nadat u uw opmerking(en) heeft ingevoerd,
op om de opmerkingen m.b.t. het onderhoud
op te slaan. Het scherm Onderhoudstest wordt
geopend.
5 Druk op om naar het Hoofdmenu 2 terug te
keren.
U kunt maximaal drie opmerkingen toevoegen. Voor
details zie de paragraaf ”Opmerkingen toevoegen” op
pagina 51.
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
19.11.12
Onderhoud
Strip lotnrs
.
Ringonderz.
Contr. lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Opmerking toev. 12:48
19.11.12
Gereinigde meter
Onderhoudstest 12:48
19.11.12
Gereinigde meter
NIEUW BATTERY PACK
Oplossen van problemen • 11
135
11 Oplossen van problemen
De Accu-Chek Inform II-meter controleert de onderdelen
van het systeem voortdurend op onverwachte en onge-
wenste problemen.
Hieronder volgt een tabel met oplossingen van problemen,
die u kunt gebruiken, als het systeem niet naar verwach-
ting werkt. De meeste problemen kunnen met behulp van
deze tabel snel worden opgelost. Onderneem de volgende
stappen, als er zich een onverwacht probleem voordoet:
Zoek de weergegeven melding of het probleem op
in de tabel met oplossingen van problemen.
Voer de voorgestelde actie in de kolom onder de
kop Mogelijke oplossingen uit.
Neem indien verdere hulp nodig is, contact op met de
lokale vertegenwoordiging van Roche.
Fouten en ongebruikelijke
werking zonder foutmeldingen
Er kunnen soms problemen ontstaan, waarvoor geen fout-
melding bestaat. Raadpleeg de volgende tabel, als er met
het Accu-Chek Inform II-systeem zo'n probleem ontstaat.
Displayweergave/symptoom Mogelijke oplossingen
Geen melding of ongebruikelijke werking
De display van de meter gaat niet aan. Wacht 10 seconden en probeer de meter opnieuw aan
te zetten.
Plaats de meter op het dockingstation en controleer of
het battery pack wordt opgeladen.
Controleer of het battery pack correct is geplaatst en
aangesloten.
Volg de aanwijzingen in hoofdstuk 9 op om te voorkomen,
dat er bij het vervangen van het battery pack gegevens
verloren gaan.
Meter geeft een onverwacht resultaat
weer.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
11 • Oplossen van problemen
136
Meetresultaat LO/HI Het resultaat van de glucosemeting ligt beneden (LO) of
boven (HI) het standaard van fabriekswege ingestelde
meetbereik van het systeem.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Controleer of u de meting correct uitvoert (zie hoofdstuk 3).
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe
teststrip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Meetresultaat RR LO/RR HI Het resultaat van de glucosemeting ligt beneden/boven het
door de systeembeheerder ingestelde meetbereik.
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe
teststrip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Meetresultaat CR LO/CR HI Het resultaat van de glucosemeting ligt beneden/boven het
door de systeembeheerder ingestelde kritische bereik.
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe
teststrip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Op de display van de meter wordt
Defecte strip fout weergegeven.
De teststrip is defect.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Controleer of u de meting correct uitvoert (zie hoofdstuk 3).
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe
teststrip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Op de display van de meter wordt
een fout van het
Type onjuiste hoeveelheid
weergegeven.
Er is onvoldoende bloed met de teststrip opgezogen.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Bekijk de juiste meetprocedure.
Herhaal de meting met een nieuwe teststrip en zorg ervoor,
dat het monster correct wordt opgezogen.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Op de display van de meter wordt (QC)
FAIL of Buiten bereik weergegeven.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Controleer of u de meting correct uitvoert (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de glucosecontrolemeting met een nieuwe
teststrip.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Displayweergave/symptoom Mogelijke oplossingen
Oplossen van problemen • 11
137
Op de display van de meter wordt
Glucosefout weergegeven.
Detectie van een onverwachte hardwarefout.
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe
teststrip (zie hoofdstuk 4).
Druk op de Aan/Uit-toets aan de bovenkant van de meter.
Reset de meter door op de reset-toets te drukken
(zie pagina 141).
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Op de display van de meter wordt
Onverwachte softwarefout
weergegeven.
Detectie van een onverwachte softwarefout.
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Plaats de meter op een aangesloten dockingstation om
de configuraties met het gegevensbeheersysteem te
synchroniseren.
Reset de meter door op de reset-toets te drukken
(zie pagina 141).
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Problemen met de communicatie met het gegevensbeheersysteem via WLAN.
De Accu-Chek Inform II Meter is niet
in staat om met het gegevensbeheer-
systeem te communiceren.
Controleer of WLAN op de meter is geactiveerd
(zie hoofdstuk 2).
Controleer of het gegevensoverdrachtsymbool aangeeft,
dat de laatste poging om gegevens over te dragen succes-
vol was (zie hoofdstuk 2).
Plaats de meter met geactiveerde WLAN op een docking-
station met vaste bedrading om de gegevens over te
dragen (zie hoofdstuk 9).
Controleer op de meter in Systeemcontrole scherm #7
de werking van WLAN op de meter. Zie pagina 123.
Reset de meter door op de reset-toets te drukken
(zie pagina 141).
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Displayweergave/symptoom Mogelijke oplossingen
11 • Oplossen van problemen
138
Dockingstation
LED brandt niet Niet aangesloten op de netspanningadapter of de netspan-
ningadapter is defect, het dockingstation is defect of de
stroomvoorziening is niet ingeschakeld.
Neem de netspanningadapter uit het stopcontact en steek
deze vervolgens weer in het stopcontact.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Rood knipperende LED Communicatie- of configuratiefout.
Controleer de configuratie en/of de verbinding met het
gegevensbeheersysteem (DMS). Neem contact op met de
beheerder van het DMS of IT van uw instelling.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche.
Automatisch uitschakelen (uitzetten)
Om energie te sparen wordt de meter na een in te stellen
tijd zonder activiteit (b.v. het drukken op een knop, het aan-
raken van de display) uitgeschakeld. Daarnaast kan de
meter ook in één van de hieronder weergegeven gevallen
automatisch worden uitgeschakeld. Reactiveer de meter/
display als hieronder beschreven:
Uitzetten na de door de systeem-
beheerder ingestelde tijd (instelling
bij levering is 5 minuten, kan door
de systeembeheerder anders worden
ingesteld).
Druk op de Aan/Uit-toets aan de bovenkant van de meter.
Batterij bijna leeg Laad het battery pack op door de meter op het docking-
station te plaatsen.
Batterij praktisch leeg Laad het battery pack op door de meter op het docking-
station te plaatsen.
Controleer of het battery pack correct is geplaatst en
aangesloten.
Vervang het defecte battery pack.
Volg de aanwijzingen in hoofdstuk 9 op om te voorkomen,
dat er bij het vervangen van het battery pack gegevens ver-
loren gaan.
Displayweergave/symptoom Mogelijke oplossingen
Oplossen van problemen • 11
139
Foutmeldingen Naast de op de display weergegeven foutmeldingen
wordt door het systeem altijd een beschrijving van de fout
en een mogelijke oplossing weergegeven. Volg de op de
display voorgestelde actie op om het probleem op te los-
sen. Alle meldingen, inclusief de informatieve meldingen,
worden voorafgegaan door een letter, waarmee het type
melding wordt aangegeven, en een nummer. De verschil-
lende typen meldingen worden in de onderstaande tabel
met een voorbeeld weergegeven.
Voorbeeld van een type melding Omschrijving
D: Beslissing (Engels: Decision); druk op om dit te
bevestigen.
Druk op om dit af te keuren.
I: Informatie; druk op om dit te bevestigen.
Lineariteit lotnrs. 12:48
19.11.12
D-311: Wilt u
lotnummer 777678
van de lineariteitstest
instellen als het 'huidige'
lotnummer?
'Huidig' maken
*
31.12.12
777732
Lin.
15.03.13 777723
Lin.
Vervaldat. Lotnr.
Type
Patiëntentest
19.11.12
12:48
P
atiënt 123456789
Datum 19.11.12 12:48
150
L22
I
Bereik
I-502:
Normaalbereik:
Kritisch bereik:
Meetbereik:
3.9-11.1 mmol/L
2.2-16.7 mmol/L
0.6-33.3 mmol/L
11 • Oplossen van problemen
140
E: Fout (Engels: Error); druk op om dit te bevestigen.
Volg de voorgestelde actie op om het probleem op te
lossen.
W: Waarschuwing; druk op om dit te bevestigen.
Voorbeeld van een type melding Omschrijving
123
Gebruikers-ID 12:48
19.11.12
E-314: Ongeldige scan.
Er zijn na scannen >
20 tekens ingevoerd.
Raadpleeg uw
systeembeheerder.
Ongeldige scan
Patiëntentest
19.11.12
Buiten krit. bereik
12:48
P
atiënt 123456789
Datum 19.11.12 12:48
17.2
mmol/L
Buiten krit. bereik
W-511: Buiten krit. bereik
Oplossen van problemen • 11
141
Resetten van de meter Het resetten van de meter kan worden uitgevoerd om een
aantal niet-specifieke problemen (zoals een ”bevroren”
display, enz.) op te lossen. Voer de volgende stappen uit
om de meter te resetten.
1 Plaats de meter met de bovenkant naar beneden op
een vlak oppervlak.
2 Druk met een hulpmiddel, zoals een schroeven-
draaier of een paperclip, op de reset-toets in het
midden van het battery pack.
3 Draai de meter om.
Het Roche-logo wordt weergegeven.
Als het Roche-logo niet binnen 60 seconden op
de display verschijnt, moet u de meter ten minste
15 minuten op het dockingstation plaatsen om het
battery pack op te laden.
Na korte tijd wordt het scherm Versies weergege-
ven met de versienummers van de onderdelen van
de meter. (De hier getoonde displayweergave van
Versies dient uitsluitend ter illustratie. De versie-
nummers op uw meter kunnen anders zijn.)
4 De schermen voor het invoeren van de datum en
de tijd verschijnen, als de datum en de tijd moet
worden ingesteld. Als u de juiste informatie heeft
ingevoerd, moet u de informatie in elk scherm
met bevestigen.
Ten slotte worden, zoals gebruikelijk, het scherm
Start en het Hoofdmenu weergegeven.
Afhankelijk van de configuratie van uw systeem is het
mogelijk, dat de meter in het dockingstation moet
worden geplaatst om de datum/tijd van de meter te
synchroniseren met de datum/tijd van uw instelling of
laboratorium.
12:48pm
Kernel:
RootFS:
App:
Boot:
Build: 03.02.00
Versies
03.02.00
00.15.00
00.21.28
00.16.28
11 • Oplossen van problemen
142
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Algemene productinformatie • 12
143
12 Algemene productinformatie
12.1 Technische gegevens
* Accu-Chek Inform II-dockingstation Light: alleen rood, groen.
Specificatie Meter Dockingstation Netspanningadapter
Hoogte 44 mm / 1,73 inch (max.) 110 mm / 4,33 inch (max.) 35 mm / 1,38 inch +
wisselstroomstekker
(28–40 mm / 1,1–1,6 inch)
Breedte 95 mm / 3,74 inch (max.) 118 mm / 4,65 inch (max.) 51 mm / 2,01 inch
Lengte 193 mm / 7,60 inch (max.) 103 mm / 4,06 inch (max.) 87 mm / 3,43 inch
Gewicht circa 361 g (met oplaad-
baar battery pack)
circa 376 g (met oplaad-
baar battery pack EN
WLAN-kaart)
Accu-Chek Inform II-
dockingstation
615 g met wandhouder
Accu-Chek Inform II-
dockingstation Light
573 g met wandhouder
N.v.t.
Gebruikersinterface Touchscreen en barcode-
scanner
LED (drie kleuren: rood,
groen, blauw) *
N.v.t.
Resolutie van de display
(touchscreen)
320 x 240 pixels N.v.t. N.v.t.
Geheugencapaciteit 1.000 resultaten
3.000 gebruikers-ID’s
4.000 patiënten-ID’s
300 reeds gedefini-
eerde opmerkingen
20 codebestanden
(= charges van test-
strips)
100 charges van rea-
gentia (= controles,
lineariteit, IOT)
N.v.t. N.v.t.
Gebruikstemperatuur 3 °C tot 50 °C
37 °F tot 122 °F
3 °C tot 50 °C
37 °F tot 122 °F
0 °C tot 40 °C
32 °F tot 104 °F
Meettemperatuur Afhankelijk van de gebruikte teststrip: Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking
teststrips
Opslagcondities
(bij langdurige bewaring)
5°C tot 40 °C / 41 °F tot 104 °F bij 10–85% relatieve luchtvochtigheid
(zonder condensatie)
Luchtvochtigheid
(bij gebruik)
10–90 % relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
Luchtdruk 0,7 tot 1,06 bar
70 tot 106 kPa
0,7 tot 1,06 bar
70 tot 106 kPa
N.v.t.
12 • Algemene productinformatie
144
* Niet van toepassing op het Accu-Chek Inform II-dockingstation Light
Specificatie Meter Dockingstation Netspanningadapter
Batterijspanning/type 3,7 Volt, oplaadbaar
(lithiumtechnologie)
N.v.t. N.v.t.
Ingangsspanning +7,5 V DC +7,5 V DC 100 tot 240 V AC
Ingangsfrequentie DC DC 50 tot 60 Hz
Ingangsstroom 1,7 A (max) 1,7 A (max) 350 tot 150 mA
Capaciteit van het
battery pack
100 (achtereenvolgende)
metingen mogelijk na een
oplaadtijd van 360 min.
N.v.t. N.v.t.
Interfaces Contactpunten voor het
opladen
IR-venster
Barcodescanner
WLAN-kaart
(uitsluitend kanalen 1–11)
Contactpunten voor het
opladen
IR-venster
RJ45 Ethernet *
USB type B *
DC-stekker
Verwisselbare
AC-ingangscontacten
(stekker)
Snelheid gegevens-
overdracht
WLAN-kaart: maximaal
54 Mbps
IR: 9,6–115 Kbps *
Ethernet: 10 Mbps *
USB: 12 Mbps *
N.v.t.
Min. barcodebreedte 4 mil (1 mil = 0,0254 mm) N.v.t. N.v.t.
CDRH/IEC CDRH Klasse I N.v.t. N.v.t.
Ondersteunde barcodes Code 128, Code 39,
Code 93, EAN 13, Inter-
leaved 2 of 5, Codabar,
GS1 DataBar Limited
N.v.t. N.v.t.
Specificatie Accessoirekit Codechipreader
Hoogte 85 mm / 3,35 inch 18,4 mm / 0,72 inch
Breedte 280 mm / 11,02 inch 34,8 mm / 1,37 inch
Lengte 272 mm / 10,71 inch 70,7 mm / 2,78 inch
Gewicht 1.100 g 28 g
Bewaartemperatuur -25 °C tot 70 °C
-13 °F tot 158 °F
2 °C tot 25 °C
36 °F tot 77 °F
Relatieve luchtvochtig-
heid (bewaring)
< 93% < 93%
Batterijspanning/type N.v.t. Niet vervangbaar
Interfaces N.v.t. IR-venster
Codechip-bus
Algemene productinformatie • 12
145
12.2 Aanvullende informatie
Bestelinformatie
Artikel Omschrijving REF/Artikel-
nummer
Accu-Chek Inform II-meter Meter, zonder WLAN-kaart 05060311001
Accu-Chek Inform II-meter Meter, uitgerust met WLAN-kaart 05060303001
Accu-Chek Inform II Base Unit Dockingstation, uitgerust met oplaad- en
aansluitingsfunctionaliteit
05060290001
Accu-Chek Inform II Base Unit Light Dockingstation Light, uitgerust met oplaad-
functionaliteit
05920353001
Accu-Chek Inform II Base Unit-wand-
houder
Houder voor wandbevestiging van het
dockingstation/dockingstation Light
05404878001
Accu-Chek Inform II Base Unit Hub Dockingstation-netwerkknooppunt, uitgerust
met stroomvoorzienings- en aansluitings-
functionaliteit voor het Accu-Chek Inform II-
dockingstation Light.
05888760001
Accu-Chek Inform II-battery pack 04882326001
Accu-Chek Inform II-codechipreader 04884671001
Accu-Chek Inform II RF Card Kit WLAN-kaart voor optionele draadloze
functionaliteit
05112699001
Voeding Netspanningadapter voor dockingstation
(internationale editie)
04805666001
Voeding Netspanningadapter voor dockingstation
(Noord-Amerika)
05388805001
Voedingskabel Benodigd om het dockingstation-
netwerkknooppunt van energie te voorzien
(Noord-Amerika)
03868133001
Voedingskabel Benodigd om het dockingstation-
netwerkknooppunt van energie te voorzien
(Verenigd Koninkrijk)
03034933001
Voedingskabel Benodigd om het dockingstation-
netwerkknooppunt van energie te voorzien
(internationaal)
11800515001
Accu-Chek Inform II-accessoirekit 05060281001
12 • Algemene productinformatie
146
Accu-Chek Inform II
Handleiding en Beknopte
gebruiksaanwijzing
Voor extra exemplaren van de Accu-Chek Inform II Hand-
leiding en Beknopte gebruiksaanwijzing of voor een
versie in een andere taal kunt u contact opnemen met de
lokale vertegenwoordiging van Roche Diagnostics.
Reagentia en oplossingen De benodigde materialen zijn verkrijgbaar bij Roche
Diagnostics. Neem hiervoor contact op met de lokale
vertegenwoordiging van Roche Diagnostics.
Algemene productinformatie • 12
147
Informatie over
softwarelicenties
Dit product bevat softwaremodules, die zijn ontwikkeld op
basis van open broncode-licenties. De broncode hiervan
kan op een standaard medium voor gegevensoverdracht
op het volgende adres bij de fabrikant worden aangevraagd:
Roche Diagnostics GmbH
Sandhofer Str. 116
D-68305 Mannheim
Duitsland
De volledige licentieovereenkomsten zijn als tekstbe-
stand (bestandsnaam ”license.PDF”) op het Accu-Chek
Inform II-dockingstation van het Accu-Chek Inform II-
systeem opgeslagen. Het bestand ”License.PDF” bevindt
zich in dezelfde map als het bestand ”ROCHE HBU-BU
Technical Note.pdf”.
Deze bestanden zijn toegankelijk door het Accu-Chek
Inform II-dockingstation door middel van de USB-kabel
op een PC aan te sluiten. Gedetailleerde aanwijzingen
hierover vindt u in de Nederlandstalige versie van het
instructieblad ”Setting Up the Base Unit”, dat bij de
Accu-Chek Inform II-dockingstationkit is ingesloten.
Het is iedereen toegestaan exacte kopieën van dit
licentiedocument te maken en deze te distribueren,
het wijzigen ervan is echter niet toegestaan.
Contactgegevens van Roche Voor alle vragen over het Accu-Chek Inform II-systeem,
die niet in deze handleiding worden beantwoord, kunt
u contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging
van Roche. Als u nog niet over de contactgegevens
beschikt, kunt u onze website www.roche.com raad-
plegen. Selecteer ”Roche Worldwide” bovenaan de
pagina en selecteer vervolgens het gewenste land om
de contactgegevens van de betreffende lokale vertegen-
woordiging weer te geven.
Het Accu-Chek inform II-systeem wordt geproduceerd en
gedistribueerd door:
In de Verenigde Staten:
Roche Diagnostics
9115 Hague Road
Indianapolis, IN 46256
In Australië:
Roche Diagnostics Australia Pty Limited
ABN 29 003 001 205
31 Victoria Avenue
Castle Hill, NSW, 2154
12 • Algemene productinformatie
148
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Appendix • A
149
A Appendix
A.1 Tabel met opties voor de configuratie
In deze tabel vindt u een overzicht van alle instellingen,
waarmee de meter kan worden geconfigureerd.
De twee rechter kolommen beschrijven de beschikbaar-
heid van een parameter bij configuratie op de meter
(Menu Instellen) en d.m.v. een gegevensbeheersysteem
(data management system (DMS)).
”J” (Ja) betekent, dat deze parameter beschikbaar is, ”N”
(Nee) betekent, dat deze parameter met de betreffende
configuratiemethode niet beschikbaar is.
Opties voor configuratie
METER: Als de meter door de systeembeheerder door
middel van een gegevensbeheersysteem is geconfi-
gureerd, kunnen de configuratieopties op de meter
worden uitgeschakeld om conflicten met de instellin-
gen te voorkomen. Deze optie wordt aangegeven door
het gebruik van haakjes, b.v. (J).
DMS: De configuratieopties kunnen, afhankelijk van
de beschikbare DMS-instellingen, verschillen.
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Tijdschakelaar
Tijdsduur tot uitschakelen (meter wordt
uitgeschakeld, als er geen activiteiten zijn)
30–3.600 sec 300 N J
Display: Energiebeparende modus na
[0 = functie uitgeschakeld)
0–120 sec 30 J J
Akoestisch signaal
Geluidsniveau van het akoestische signaal 0: zacht
1: normaal
2: hard
2JJ
Voortgang van de meting
Opmerking verplicht 0: optioneel
1: buiten bereik
2: verplicht
3: uitgeschakeld
0NJ
A • Appendix
150
Niveau waarbij opmerking verplicht:
indien buiten... (alleen geldig indien
Opmerking verplicht = 1)
0: normaalbereik
1: kritisch bereik
2: meetbereik (RR)
3: meetbereik
0NJ
Eigen opmerkingen 0: ingeschakeld
1: uitgeschakeld
0NJ
Verificatie controle lotnr. 0: alleen weergave
1: ja / nee bevestiging
2: invoer via toetsenbord
3: alleen scannen
1JJ
Weergave resultaten controlematerialen 0: waarde (numeriek)
1: PASS / FAIL
0NJ
Weergave kritisch bereik 0: waarde (numeriek)
1: HI / LO
0NJ
Kritisch bereik bovenste grenswaarde 10–600 mg/dL
0,6–33,3 mmol/L
600 mg/dL
33,3 mmol/L
JJ
Kritisch bereik onderste grenswaarde 10–600 mg/dL
0,6–33,3 mmol/L
10 mg/dL
0,6 mmol/L
JJ
Melding kritisch bereik inschakelen De waarschuwingsmelding
”Buiten kritisch bereik” wel (1)
of niet (0) weergeven.
1NJ
Kritisch bereik tekst 0–100 tekens “” N J
Normaalbereik bovenste grenswaarde 10–600 mg/dL
0,6–33,3 mmol/L
600 mg/dL
33,3 mmol/L
JJ
Normaalbereik onderste grenswaarde 10–600 mg/dL
0,6–33,3 mmol/L
10 mg/dL
0,6 mmol/L
JJ
CITO-testen toegestaan 0: nee
1: ja
1JJ
Aantal toegestane CITO-testen 0–9 9 J J
Meetbereik bovenste grenswaarde 10–600 mg/dL
0,6–33,3 mmol/L
600 mg/dL
33,3 mmol/L
JJ
Meetbereik onderste grenswaarde 10–600 mg/dL
0,6–33,3 mmol/L
10 mg/dL
0,6 mmol/L
JJ
Melding meetbereik Een meetbereikmelding wel (1)
of niet (0) weergeven.
1NJ
Tekst meetbereikmelding 0–100 tekens “” N J
Waarschuwing beperkingen strip Instellen of de waarschuwing
beperkingen strip wel (1) of niet
(0) moet worden weergegeven.
0JJ
Verificatie strip lotnr. 0: alleen weergave
1: ja / nee bevestiging
2: selectie in lijst
3: alleen scannen
1JJ
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix • A
151
Verificatie lineariteit lotnr. 0: alleen weergave
1: ja / nee bevestiging
2: invoer lotnr. via toetsenbord
1JJ
Display
Tijd tot activeren van
Energiebesparende modus
(alleen serienummers UU11030000)
0–120 sec (0 = Energie-
besparende modus uit)
30 sec J J
Contrast 1–15 7 J J
Manier van weergeven en taal
Datumweergave 1: MM/DD/JJ
2: DD.MM.JJ
1JY
Tijdweergave 1: 24 uren
2: 12 uren
2JJ
Instelling taal * 1: Duits
3: Frans
4: Spaans
5: Italiaans
6: Nederlands
7: Zweeds
8: Engels (USA)
9: Deens
11: Portugees
8JJ
Eenheid resultaat glucosemeting 0: mg/dL
1: mmol/L
0JJ
* Andere talen: voor de beschikbaarheid van hierboven niet weergegeven talen kunt u contact opnemen met Roche.
Start
Locatie (een string om aan te geven wat
de locatie van een bepaalde meter zou
moeten zijn); weergave in het scherm Start.
0–20 tekens “” N J
Functionaliteit van de meter
Toestaan van het wijzigen van de datum
en de tijd
0: alleen elektronisch (de datum
en tijd kunnen alleen d.m.v. DMS
worden ingesteld)
1: iedereen (iedereen kan de
datum en tijd instellen)
2: wachtwoord vereist
(het instelwachtwoord is vereist
om datum en tijd in te stellen)
1NJ
Hoofdmenu 2 ”Lineariteit” (indien inge-
schakeld, zijn lineariteitstesten toege-
staan)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1JJ
Hoofdmenu 2 ”Onderhoud” (indien inge-
schakeld, zijn opmerkingen m.b.t. het
onderhoud toegestaan)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1JJ
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
A • Appendix
152
Hoofdmenu 2 ”Ringonderzoek” (indien
ingeschakeld, zijn metingen voor ring-
onderzoek toegestaan)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0JJ
Beheermenu ”Instellen” (indien toege-
staan, is toegang tot de instelschermen
mogelijk)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1JJ
Instelwachtwoord 0–20 tekens “” J J
Reagens wijzigen toegestaan 1: Toegestaan
2: Wachtwoord nodig
0: Niet toegestaan
1 (J) J
Gebruikersidentificatie
Invoeren gebruikersidentificatie controle 0: Geen
1: Via scherm
2: Alleen scannen
3: Via scherm (alleen numeriek)
1JJ
Invoeren gebruikersidentificatie controle,
uitsluitend voor glucosecontrole
0: nee (altijd)
1: ja (uitsluitend voor controles)
0JJ
Gebruikersidentificatie valideren
(Toegestane tekens: a–z, 0–9,
”.” [punt], ”-” [koppelteken])
0: geen
1: lengte
2: lijst
3: lijst & wachtwoord
0JJ
Maximale lengte gebruikersidentificatie
(voor het valideren van een gebruikers-
identificatie, als de validatiemodus hiervan
is ingesteld op ”Lengte”)
0–20 20 J J
Minimale lengte gebruikersidentificatie
(voor het valideren van een gebruikers-
identificatie, als de validatiemodus hiervan
is ingesteld op ”Lengte”)
0–20 0 J J
Onderbreking gebruikersidentificatie
(bepaalt de tijd in sec, dat een gebruiker na
het uitschakelen van de meter nog inge-
logd blijft). 0 = functie uitgeschakeld.
0–3.600 sec 0 N J
Lengte gebruikerswachtwoord 4–20 tekens (alleen a–z, 0–9 toe-
gestaan)
N.v.t. N N
Waarschuwing voor verlopen
gebruikerscertificatie
0–90 dagen 0 (=uit) N J
Lengte gebruikersnaam 0–25 tekens N.v.t. N N
Barcodemaskering van gebruikers- en patiëntenidentificatie
Barcodemaskering van gebruikers-
identificatie ( zie separate tabel aan het
eind van dit hoofdstuk)
0–60 tekens* “” N J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix • A
153
Barcodemaskering van patiënten-
identificatie ( zie separate tabel aan het
eind van dit hoofdstuk)
0–60 tekens* “” N J
*Het aantal tekens in de gedemaskeerde barcode mag maximaal 20 zijn.
Patiëntenidentificatie
Bevestiging patiëntenidentificatie 0: uitgeschakeld
1: naam
2: geboortedatum*
3: naam/geboortedatum*
0NJ
* Afhankelijk van de beschikbare DMS-instellingen
Modus invoeren patiëntenidentificatie 0: Toetsenbord /scannen
1: Lijst / toetsenbord / scannen
2: Alleen scannen
3: Via scherm (numeriek)
0JJ
Validatie patiëntenidentificatie
(Toegestane tekens: a–z, 0–9,
”.” [punt], ”-” [koppelteken])
0: geen
1: lengte
2: lijst
3: lijst, die invoer mogelijk maakt,
indien niet op de lijst
4: lengte indien numeriek
0JJ
Maximale lengte patiëntenidentificatie
(voor het valideren van een patiënten-
identificatie, als de validatiemodus hiervan
is ingesteld op ”Lengte”)
0–20 20 J J
Minimale lengte patiëntenidentificatie
(voor het valideren van een patiënten-
identificatie, als de validatiemodus hiervan
is ingesteld op ”Lengte”)
0–20 0 J J
Lengte naam van de patiënt 0–25 tekens N.v.t. N N
QC-algoritme
QC-algoritme 0: Geen (altijd OK)
1: Laatste resultaat OK
2:
Tijdstip van de dag (alleen DMS)
3: Dienst (alleen DMS)
4: Uren
5: Aantal strips
6: Wijziging van het tijdstip van
de dag (alleen DMS)
7: Wisseling van dienst
(alleen DMS)
8:
Wijziging van uren (alleen DMS)
9: Wijziging van het aantal strips
(alleen DMS)
0 (J) J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
A • Appendix
154
QC uren (het aantal uren tussen de ver-
plichte controlemetingen, als het QC-algo-
ritme is ingesteld op ”Uren” of ”Wijziging
van uren”)
0–9.999 uren 24 J J
QC voor duur van de dienst (een geldige
controle (PASS) blijft tweemaal zo lang
geldig na de aanvangstijd van een dienst,
als het QC-algoritme is ingesteld op
”Dienst” of op ”Wisseling van dienst”)
1, 2, 3, 4, 6, 8, 12, 24 uren 8 N J
QC aanvang dienst (tijdstip van de aan-
vang van een dienst, als het QC-algoritme
is ingesteld op ”Dienst” of op ”Wisseling
van dienst”)
0–23 uren 6 N J
QC Strips (het aantal metingen, dat een
geldige controle geldig blijft)
1–999 50 J J
QC tijdstip van de dag 6 POCT1-A-gegevensvelden
tussen 00:00–23:59
06:00
09:00
12:00
15:00
18:00
22:00
NJ
QC tijdstip van de dag instellen 6 POCT1-A-gegevensvelden
0 of 1
1 0 0 0 0 0 N J
Resultaat wissen
Algoritme voor het wissen van resultaten.
Automatisch of oud voor nieuw.
0: automatisch
1: Oud voor nieuw
1NJ
Bewaarduur van een resultaat (aantal
dagen na de meting van een resultaat, dat
een resultaat automatisch kan worden
gewist als het algoritme voor het wissen
van resultaten is ingesteld op ”automa-
tisch” en er niet meer geheugen beschik-
baar is).
1–1.000 dagen 30 N J
Downloaden van het resultaat verplicht 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
Elektronische communicatie
Download-waarschuwing 0–999 uren 0: uitgescha-
keld
NJ
Download-blokkering 0–999 uren 0: uitgescha-
keld
NJ
Maximaal aantal onderwerpen van de lijst,
die in één POCT1-A-bericht kunnen
worden gedownload
1–500 75 N J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix • A
155
Onderbrekingsduur voor toepassing
(binnen deze tijd wordt voor de toepassing
een respons van DMS op een POCT1-A-
commando verwacht)
5–6.000 sec 60 N J
WLAN-instellingen (algemeen)
WLAN ingeschakeld 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
Gebruik DHCP 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
IP (het statische Internet Protokol-adres
als DHCP niet wordt gebruikt)
0.0.0.0–255.255.255.255 0.0.0.0 N J
Subnetmaskering (dient door de meter
te worden gebruikt, als een statisch IP
wordt gebruikt. Opmerking: als DHCP
wordt gebruikt, wordt de DHCP-subnet-
maskering gebruikt.)
0.0.0.0–255.255.255.255 0.0.0.0 N J
Gebruik DNS (systeem van domeinnamen) 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
DMS-hostsysteem (de domeinnaam van
het hostsysteem, als DNS wordt gebruikt)
0–20 tekens “” N J
IP-adres van DMS (het IP-adres van
het hostsysteem, als geen DNS wordt
gebruikt)
0.0.0.0–255.255.255.255 0.0.0.0 N J
DMS-poort (het poortnummer om toegang
tot het DMS te verkrijgen. Roche beveelt
het gebruik van poortnummers 1024
aan.)
0–65,535 0 N J
DNS-IP (IP-adres van de DNS-server,
als DHCP niet wordt gebruikt en DNS
is geconfigureerd)
0.0.0.0–255.255.255.255 0.0.0.0 N J
Gate-IP (statisch gateway-IP-adres) 0.0.0.0–255.255.255.255 0.0.0.0 N J
WLAN-instellingen (veiligheid)
Type cijferschrift (ontcijfermethode) 0: Geen (geen cijferschrifttype)
1: AES (cryptografie met een
symmetrische sleutel)
2: TKIP (met dynamische sleutels)
3: AES | TKIP (AES en TKIP
tezamen)
4: WEP40 (WEP met 64-bits
sleutellengte)
5: WEP104 (WEP met 128-bits
sleutellengte)
0: uitgescha-
keld
NJ
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
A • Appendix
156
Veiligheidstype* 0: open (geen veiligheid/cijfer-
schrift)
1: WEP
2: WPA_PSK (WPA met vooraf
gedeelde sleutel)
3: WEP2
4: EAP**
0NJ
*Opmerking: alleen die combinaties van het cijferschrifttype en het veiligheidstype, die hieronder staan ver-
meld, zijn toegestaan; zie de tabel ”Toegestane combinaties van het cijferschrifttype en het veiligheidstype”.
**Opmerking: Bij gebruik van optie 4 moet ervoor gezorgd worden, dat er reeds een bijbehorend WLAN-
EAP-pakket van het DMS naar de meter is gedownload. In dit EAP-pakket moeten het bijbehorende EAP-
type (TLS, PEAP of TTLS) en de diverse instellingen voor de EAP-configuratie worden geconfigureerd.
SSID 0–32 tekens “” N J
WEP-sleutel (40 of 104 bits) Op nullen eindigende string van
10 of 26 tekens (HEX)
”0000000000
NJ
WEP-verificatie 0: verificatie d.m.v. een open
systeem
1: verificatie met een gedeelde
sleutel
0NJ
WPA-sleuteltype 0: Toegangstekst
1: Sleutel
0NJ
WPA-sleutel string van 64 tekens (HEX) “0000000000
0000000000
0000000000
0000000000
0000000000
0000000000”
NJ
WPA-toegangstekst (niet-gecodeerde
tekst om de (vooraf gedeelde) sleutel
van 256 bits te kunnen genereren.)
8–63 tekens “” N J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Invoer Overige Testgegevens (IOT)
IOT-functionaliteit * 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
* Afhankelijk van de beschikbare DMS-instellingen
Appendix • A
157
Toegestane combinaties van het cijferschrifttype en het veiligheidstype
veiligheids_
type
cijferschrift_
type
wep_veri_
type
wep_
sleutel
wpa_sleutel_
type
wpa_
sleutel
wpa_
toegangstekst
0 – open 0 – geen - - - - -
1 – WEP 4 – WEP40 0 – open /
1 – gedeeld
10 tekens
HEX
---
1 – WEP 5 – WEP104 0 – open /
1 – gedeeld
26 tekens
HEX
---
2 – WPA_PSK 1 – AES
(WPA2)
- - 0 – toegangs-
tekst
- 8–63 tekens
2 – WPA_PSK 1 – AES
(WPA2)
- - 1 – sleutel 64 tekens
HEX
-
2 – WPA_PSK 2 – TKIP
(WPA)
- - 0 – toegangs-
tekst
- 8–63 tekens
2 – WPA_PSK 2 – TKIP
(WPA)
- - 1 – sleutel 64 tekens
HEX
-
2 – WPA_PSK 3 – AES/TKIP
(WPA2/WPA)
- - 0 – toegangs-
tekst
- 8–63 tekens
2 – WPA_PSK 3 – AES/TKIP
(WPA2/WPA)
- - 1 – sleutel 64 tekens
HEX
-
3 – WEP2 4 – WEP40 0 – open /
1 – gedeeld
10 tekens
HEX
---
3 – WEP2 5 – WEP40 0 – open /
1 – gedeeld
26 tekens
HEX
---
4 – EAP - - - - - -
A • Appendix
158
Barcodemaskering van gebruikers- en patiëntenidentificatie
A.2 Voorbeelden van barcodesystemen
Teken voor
barcodemaskering
Definitie
A–Z, 0–9 Als een teken van gescande gegevens niet wordt voorafgegaan door een accent
circonflexe (”^”), moet het teken hetzelfde zijn als het maskeringsteken. Dit
teken wordt niet opgeslagen als onderdeel van de identificatie. Als de tekens niet
hetzelfde zijn, is het gescande gegeven geen geldige identificatie.
Dollar (”$”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens wordt opge-
slagen als onderdeel van de identificatie.
Sterretje (”*”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens wordt niet
opgeslagen als onderdeel van de identificatie.
Tilde (”~”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens moet een cijfer
(0–9) zijn en wordt niet opgeslagen als onderdeel van de identificatie. Als het
gescande teken geen cijfer is, is het gescande gegeven geen geldige identificatie.
Plus (”+”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens moet een alfa-
numeriek teken (A–Z) zijn en wordt niet opgeslagen als onderdeel van de iden-
tificatie. Als het gescande teken geen alfanumeriek teken is, is het gescande
gegeven geen geldige identificatie.
Accent circonflexe (”^”) Dit maskeringsteken geeft aan, dat het teken van gescande gegevens gelijk moet
zijn aan het in de barcodemaskering na ”^” volgende teken en dat dit teken
wordt opgeslagen als onderdeel van de identificatie. Als het teken van het
gescande gegeven niet overeenkomt met het maskeringsteken, is de afgelezen
barcode ongeldig als identificatie.
Codabar Code 39
Code 93 Code 128
EAN 13 Interleaved 2/5
GS1 DataBar
Limited
Appendix • B
159
B Appendix
B.1 Optie: Draadloos netwerk (WLAN)
Opmerking vooraf Appendix B is ontwikkeld om uitleg te geven over de proto-
collen voor draadloze communicatie van het Accu-Chek
Inform II-systeem
1
. De in deze sectie beschreven aan-
sluitspecificaties zijn ontworpen om de informatietechno-
logie-/managementteams van uw instelling of laborato-
rium te helpen om het Accu-Chek Inform II-systeem
effectief in uw draadloze netwerk werkzaam te laten zijn.
Achtergrondinformatie De Accu-Chek Inform II-meter kan alleen d.m.v. een gege-
vensbeheersysteem worden geconfigureerd voor draad-
loze communicatie. Het gegevensbeheersysteem wordt
ook gebruikt om de meter in te stellen en te configureren
voor verbinding met één ziekenhuisspecifiek draadloos
lokaal netwerk (Wireless Local Area Network (WLAN
2
)).
WLANs gebruiken elektromagnetische golven in het fre-
quentiebereik van 2,4 GHz om draadloos gegevens te ver-
zenden
3
. Twee van de momenteel erkende IEEE-normen
voor WLANs zijn 802.11b en 802.11g. Tijdens de draadloze
communicatie met een toegangspunt (Access Point (AP))
herkent de Accu-Chek Inform II-meter de door het toe-
gangspunt gebruikte configuratie van het WLAN-protocol
(802.11b of 802.11g) en verzendt automatisch gegevens
m.b.v. het betreffende communicatieprotocol
4
.
Het signaalverlies of toegang tot de bandbreedte van een
bepaalde client kan, afhankelijk van één of meerdere van
de volgende situaties, variëren: het soort en het aantal
andere clients, de prestaties van het toegangspunt
(Access Point), de aanwezigheid van elektromagnetische
storingen en andere potentiële storingsfactoren, zoals
b.v. betonnen muren.
1. Het Accu-Chek Inform II-systeem is gecertificeerd door
de Wi-Fi Alliance.
2. WLAN wordt ook wel draadloze LAN of Wi-Fi genoemd,
WLAN-kaarten ook wel Wi-Fi-kaarten.
3. Om de draadloze functionaliteit goed te laten werken,
moet de draadloze module eerst door uw systeem-
beheerder worden geconfigureerd.
4. WLANs zijn georganiseerd in cellen. Een WLAN-cel be-
staat in principe uit toegangspunt(en) (Access Point(s)),
die met het lokale (kabel)netwerk en één of meer clients
zijn verbonden, b.v. Accu-Chek Inform II-meters naast
andere clients, zoals draagbare computers.
B • Appendix
160
De Accu-Chek Inform II-meter gebruikt een protocol voor
impulsreeksachtige communicatie, dat alleen band-
breedte gebruikt op het moment, dat er gegevens moeten
worden overgedragen. Vergeleken met andere toepassin-
gen, zoals het Voice over Internet Protocol (VoIP) of mul-
timediatoepassingen, is het gebruik van de bandbreedte
door de meter minimaal. Als de WLAN, die de Accu-Chek
Inform II-meter zoekt om verbinding mee te maken,
wordt verkleind, brengt het ontwerp van de meter de de
impact op de functionaliteit terug tot een minimum.
Technische implementatie Voordat een draadloos apparaat op een draadloos net-
werk wordt aangesloten, is het aan te bevelen om een
onderzoek van de WLAN-locatie uit te voeren. Het doel
van het onderzoek van een WLAN-locatie is te waarbor-
gen, dat de toegangspunten voldoende dekking bieden
en voldoende capaciteit bezitten om iedere nieuwe radio-
frequentie (RF)-toepassing of -apparaat te ondersteunen.
Het onderzoek zal ook nauwkeurig de RF-signalen weer-
geven, waaronder naast alle bestaande WLANs ook
concurerende RF-signalen en RF-storingen (gerelateerd
met de bouwstructuur en andere draadloze uitrusting/
apparatuur).
Als onderdeel van de RF-implementatie van het
Accu-Chek Inform II-systeem wordt aanbevolen, dat
er per verdieping minimaal een dockingstation via een
RJ-45 netwerkjack is voorzien van vaste bedrading.
Een op een netwerk aangesloten dockingstation biedt
ingebouwde reservemogelijkheden, als een draadloos
netwerk, dat de Accu-Chek Inform II-meter gebruikt,
slecht werkt of diensten verliest. Als de Accu-Chek
Inform II-meter met WLAN wordt gebruikt in een omge-
ving met een laag signaal of storingen, wordt het aanbe-
volen om als ingebouwde reservemogelijkheid een via
een kabel aangesloten dockingstation te installeren.
De ingebouwde reservemogelijkheid van het per kabel
aangesloten dockingstation maakt een onmiddellijke ver-
zending van patiëntenresultaten mogelijk, als de meter
op het dockingstation is geplaatst.
De Accu-Chek Inform II-meter gebruikt een draadloze
(WLAN)-kaart in compact flash (CF)-kaartformaat om de
WLAN-functionaliteit te implementeren. Afhankelijk van
de door u gekochte systeemconfiguratie kan de meter
reeds zijn uitgerust met een WLAN-kaart of bestaat de
mogelijkheid om deze kaart later te kopen.
Appendix • B
161
De huidige WLAN-kaart bestaat naast andere componen-
ten uit een antenne en een WLAN-systeem op chip (SoC).
Het WLAN-systeem op chip is het hart van het WLAN-
systeem. De eigenschappen van de in de Accu-Chek
Inform II-meter gebruikte WLAN-kaart voldoen aan de
volgende specificaties:
Het WLAN-systeem op chip ondersteunt IEEE
802.11b Direct Sequence Spread Spectrum en
802.11g Orthogonal Frequency Division Multi-
plexing basisbandmodulatie en Media Access
Control (MAC). Het werkt naadloos samen met de
WLAN-RF-ontvangers. Het implementeert ook de
veiligheidsmechanismen Wi-Fi Protected Access
(WPA™ – Enterprise en WPA™ – Personal), Wi-Fi
Protected Access 2 (WPA2™ – Enterprise en
WPA2™ – Personal) en Wired Equivalent Privacy
(WEP) met Temporal Key Integrity Protocol (TKIP)
en Advanced Encryption Standard (AES).
Daarnaast ondersteunt het systeem ook het exten-
sible authentication protocol (EAP)) met EAP-TLS,
EAP-TTLS/MSCHAPv2 en PEAPv0/EAP-MSCHAPv2.
Het Wi-Fi-certificaat m.b.t. de interoperabiliteit
van de Accu-Chek Inform II-meter kan worden
bekeken op http://certifications.wi-fi.org/
pdf_certificate.php?cid=WFA9981.
Nadere informatie, waaronder een verklarende
woordenlijst, regelmatig gestelde vragen en andere
onderwerpen met betrekking tot de Wi-Fi-techno-
logie vindt u op de website van de Wi-Fi Alliance
(http://www.wi-fi.org/).
De in de 2..4 GHz-band gebruikte kanalen zijn de
kanalen 1-11, hetgeen in de VS wettelijk toege-
stane kanalen zijn. (de kanalen 12-13 worden door
de Accu-Chek Inform II- meter niet gebruikt.)
Het RF-uitgangsvermogen is circa 13 dBm bij een
gegevenssnelheid van 54 MBPS.
Locatie en type WLAN-kaart De locatie van de WLAN-kaart wordt beschreven op
pagina 28.
Er mogen uitsluitend door Roche goedgekeurde WLAN-
kaarten worden gebruikt. Alle Roche-goedgekeurde
WLAN-kaarten voldoen aan de FCC-normen.
Opmerking: Als de technologie zich verder ontwikkelt,
kan de WLAN-kaart worden geüpdatet.
B • Appendix
162
WLAN-specifieke functiona-
liteiten en opgaven van de
effectieve prestaties
Het Accu-Chek Inform II-systeem beschikt over een opti-
onele module voor draadloze aansluiting op een netwerk
(WLAN-kaart). Deze module kan alleen worden geconfi-
gureerd d.m.v. een gegevensbeheersysteem (DMS), dat
draadloze communicatie en gegevensoverdracht op de
meter mogelijk maakt. Draadloze aansluiting maakt het
mogelijk om te waarborgen, dat updates van de informa-
tie in het DMS direct naar alle meters, die op het netwerk
zijn aangesloten, kunnen worden doorgestuurd.
Meters met een geïntegreerde WLAN-kaart en ingescha-
kelde draadloze functie gebruiken het dockingstation
voor het opladen en/of als ingebouwde reservemogelijk-
heid voor communicatie om gegevens met het DMS uit te
wisselen.
De meter moet ook op het dockingstation worden
geplaatst, als het ziekenhuis veiligheidsprotocols wijzigt.
Als deze wijziging plaatsvindt, kunnen alle meters worden
geblokkeerd tot deze op het dockingstation zijn geplaatst
en met het nieuwe protocol zijn geconfigureerd.
Zoals hierboven beschreven, ondersteunt de Accu-Chek
Inform II-meter de norm 802.11g. Dit vertaalt zich in de
volgende WLAN-specifieke opgaven van de effectieve
prestaties:
De Accu-Chek Inform II-meter is geschikt om via
WLAN een gegevensset van maximaal 2.000 resul-
taatbestanden, 100 reagensbestanden en 500 ge-
bruikers-ID-bestanden in minder dan 15 minuten
naar een geschikte DMS te verzenden, als de meter
in een geschikte WLAN-omgeving (correct WLAN-
beheer, aanwezigheid van een geschikte populatie
andere clients, een van de ondersteunde veilig-
heidsmodellen ingeschakeld) wordt gebruikt.
Onmiddellijk nadat de gebruiker het verzenden van
een bloedglucoseresultaat heeft gestart, zal de
Accu-Chek Inform II-meter proberen verbinding te
maken met het DMS. In overeenstemming met de
industriële communicatienorm POCT1-A, moet het
DMS de aanvraag van de meter om verbinding
bevestigen en actief naar het resultaat vragen.
Na ontvangst van deze DMS-vraag zal de meter het
resultaat opnieuw verzenden. Hierdoor hangt de
effectieve tijd voor het verzenden van resultaten af
van de infrastructtur, werklast van het DMS, etc,
Zodra het DMS echter een vraag stuurt, zal de
meter binnen enkele seconden reageren.
Appendix • B
163
Een Accu-Chek Inform II-meter met een WLAN-
kaart en ingeschakelde draadloze functie zal de
resultaten na iedere meting communiceren of, als
de meter inactief is, zal deze automatisch elke
10 minuten proberen met het DMS te commu-
niceren.
Een typisch bereik voor directe verbinding tussen de
Accu-Chek Inform II-meter en het toegangspunt (lucht,
direct zicht, geringe storingen) is maximaal 15 tot
20 meter. Het daadwerkelijke bereik hangt af van de
positie van de antennes van het toegangspunt en andere
topologische eigenschappen van de ruimte tussen het
WLAN-apparaat en het toegangspunt. Daarnaast kan de
dynamische controle van het uitzendvermogen van het
toegangspunt de maximale afstand tussen het WLAN-
apparaat en het toegangspunt, waarbinnen communi-
catie kan worden gegarandeerd, verminderen.
Het Accu-Chek Inform II-systeem is zodanig ontworpen,
dat het naast andere draadloze communicatieapparatuur
kan functioneren. Het Accu-Chek Inform II-systeem
beschikt NIET over enige real time- of zelfs tijdskritische
draadloze functionaliteit. Het communiceert uitsluitend
enkele, digitale gegevensvelden. Het communiceert
GEEN continue golfvormige gegevens.
Opmerking: Het Accu-Chek Inform II-meter bewaakt
de kwaliteit van de dienst (QoS) van de verbinding van
de WLAN-communicatie. Indien de laatste communi-
catiepoging is mislukt, wordt er een symbool op de
display weergegeven (zie pagina 35). Een verminderde
QoS zal geen invloed hebben op de functionaliteit van
de meter, maar kan de communicatie van de resulta-
ten naar het DMS vertragen. De gebruikers moeten
zich er bewust van zijn, dat real-time communicatie
van bloedglucoseresultaten niet kan worden gega-
randeerd door de Accu-Chek Inform II-meter.
B • Appendix
164
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
165
C Supplement voor Invoer Overige Testgegevens
C.1 Voor de eerste ingebruikname
Omschrijving De functie Invoer Overige Testgegevens (IOT) is ontwik-
keld om de professionele gebruiker de mogelijkheid te
bieden om de resultaten van bepaalde, niet op de meter
uitgevoerde, testen van patiëntenmonsters of andere
gerelateerde informatie (zoals b.v. het voorgeschreven
type insuline of het aantal eenheden) te documenteren.
Externe controles worden ingevoerd in het menu Contro-
letest. De meter maakt de overdracht van deze informatie
naar een gegevensbeheersysteem (data management
system (DMS)) mogelijk.
De in deze gebruiksaanwijzing gegeven voorbeelden
dienen uitsluitend ter illustratie. Raadpleeg de met het
DMS geleverde instructies voor details en configuratie-
opties.
De activering van deze functie is alleen mogelijk via
een hiervoor geschikt DMS.
Door activering van deze functie wordt permanent een
extra stap aan het menu Patiëntentest of het menu
Controletest toegevoegd. Nadat deze functie is geac-
tiveerd, moet u telkens het type test (Glucosetest/
Andere test of Glucosecontroletest/Andere controle-
testen) selecteren.
C • Supplement voor Invoer Overige Testgegevens
166
C.2 Overzicht van Invoer Overige Testgegevens (IOT)
Inleiding De functie Invoer Overige Testgegevens (IOT) maakt het
mogelijk om resultaten van patiëntenmonsters voor de
volgende testen in te voeren:
Zwangerschapstest
Visuele urineanalyse (UA)
Streptokokken-sneltest
Drugs-sneltesten
Feces occult
Maag occult
Ketonen
De functie Invoer Overige Testgegevens maakt het ook
mogelijk om informatie over het voorgeschreven type
insuline en het aantal eenheden toe te voegen:
Snelwerkende insuline
Normale insuline
Intermediair werkende insuline
Langwerkende insuline
Mix-insuline
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
167
In de lijst van Resultaten bekijken worden de namen van
de bovenstaande testen en de informatie over insuline als
volgt worden afgekort:
Zwangerschap (Preg)
Visuele UA (VUA)
Strep-sneltest (Strep)
Drugs-sneltest (DAT)
Feces occult (F Occ)
Maag occult (G Occ)
Ketonen (Ket)
Snelwerkend (Rap-I)
Normaal (Reg-I)
Intermediair werkend (Int-I)
Langwerkend (Long-I)
Mix-insuline (Mix-I)
C • Supplement voor Invoer Overige Testgegevens
168
Het invoeren van de meetresultaten van patiëntenmon-
sters m.b.v. de functie Invoer Overige Testgegevens omvat
de volgende stappen:
Invoeren van de Patiënten-ID.
Invoeren van de datum en de tijd, waarop de test is
uitgevoerd.
Invoeren of bevestigen van het charge(lot)nummer
van teststrip, testkit en/of andere reagentia.
Invoeren van de vervaldatum van de teststrip, test-
kit en/of andere reagentia als een charge(lot)num-
mer voor het eerst wordt ingevoerd.
Invoeren van het resultaat/de resultaten van geïn-
tegreerde controlemetingen, indien beschikbaar.
Invoeren van het testresultaat/de testresultaten.
Selecteren van de betreffende opmerkingen.
Dit kan of handmatig of d.m.v. de barcodescanner
worden uitgevoerd.
Dit kan of handmatig of d.m.v. de barcodescanner
worden uitgevoerd (als er een barcode beschikbaar
is).
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
169
C.3 Opslaan van andere patiëntentesten
De volgende stappen moeten reeds zijn uitgevoerd:
De meter is aangezet.
U heeft uw gebruikersidentificatie ingevoerd.
U heeft de aanmelding afgesloten door op
te drukken en het scherm Hoofdmenu wordt weer-
gegeven.
1 Druk in het scherm Hoofdmenu op Patiëntentest.
2 Druk in Menu Patiëntentest op Andere test. De
menulijst Andere pat.testen wordt op de display
weergegeven.
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Andere pat.testen 12:48
19.11.12
Zwangerschapstest
Visuele UA (MS)
Visuele UA (CS)
Strep-sneltest
Drugs-sneltest
Menu Patiëntentest 12:48
19.11.12
Glucosetest
Andere test
C • Supplement voor Invoer Overige Testgegevens
170
3 Druk op of om naar boven resp. naar
beneden door de lijst te bladeren.
4 Selecteer de gewenste test in de op de display
weergegeven lijst.
Andere pat.testen 12:48
19.11.12
Zwangerschapstest
Visuele UA (MS)
Visuele UA (CS)
Strep-sneltest
Drugs-sneltest
Andere pat.testen 12:48
19.11.12
Intermed. werkende insuline
Mix-insuline
Langwerkende insuline
Andere pat.testen 12:48
19.11.12
Feces occult
Ketonen
Maag occult
Snelw
erkende insuline
Normale insuline
Als u een gegeven wilt wijzigen, moet u op druk-
ken om terug te keren naar de voorgaande display-
weergave.
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
171
5 Selecteer of voer de Patiënten-ID in. Druk op
om verder te gaan naar de volgende displayweer-
gave
1
.
6 Voer de datum, dat de test is uitgevoerd, met het
toetsenbord op de display in. Plaats hierbij voor
getallen van één cijfer een nul. Druk op om
verder te gaan naar de volgende displayweergave.
7 Voer de tijd, dat de test is uitgevoerd, met het toet-
senbord op de display in. Plaats hierbij voor getal-
len van één cijfer een nul. Druk op om verder
te gaan naar de volgende displayweergave.
Andere pat.testen 12:48
19.11.12
Feces occult
Ketonen
Maag occult
Snelw
erkende insuline
Normale insuline
123
456
789
A-O0
Patiënten-ID 12:48
19.11.12
1. Zie ook de rubriek ”Invoeren of selecteren van de
patiëntenidentificatie” in hoofdstuk 3.
123
456
789
0
Testdatum 12:48
19.11.12
19.11.12
123
456
789
0
Testtijdstip 12:48
19.11.12
AM/PM
12:48
C • Supplement voor Invoer Overige Testgegevens
172
8 Voer het Feces kaart lotnr. met het toetsenbord of
de barcodescanner in en druk op om verder te
gaan naar de volgende displayweergave. OF, indien
geconfigureerd:
Druk op om te bevestigen, dat u het op de dis-
play van de meter weergegeven, voorgeselecteerde
charge(lot)nummer wilt gebruiken.
Druk op om een nieuw charge(lot)nummer in
te voeren, als u een ander dan het op de display
weergegeven charge(lot)nummer wilt gebruiken.
9 Voer de vervaldatum van het Feces kaart lotnr. via
het toetsenbord in. Druk op om verder te gaan
naar de volgende displayweergave.
123
456
789
0
Vervaldatum 12:48
19.11.12
30.12.12
123
456
789
A-O0
Feces kaart lotnr. 12:48
19.11.12
131163
Feces kaart lotnr.
19.11.12
12:48
Gebruik kaar
t 131163?
ID: 150 88 256
19.11.12 9:12
Als u op drukt om het weergegeven
charge(lot)nummer te bevestigen, zal de meter op de
display niet vragen om invoer van de vervaldatum.
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
173
10 Voer het nummer van Feces ontwikkel lot met het
toetsenbord of de barcodescanner (indien er een
barcode beschikbaar is) in en druk op om
verder te gaan naar de volgende displayweergave.
Of, indien geconfigureerd:
Druk op om te bevestigen, dat u het op de dis-
play van de meter weergegeven, voorgeselecteerde
charge(lot)nummer wilt gebruiken.
Druk op om een nieuw charge(lot)nummer in
te voeren, als u een ander dan het op de display
weergegeven charge(lot)nummer wilt gebruiken.
11 Voer de vervaldatum van Feces ontwikkel lot via het
toetsenbord in. Druk op om verder te gaan
naar de volgende displayweergave.
123
456
789
0
Vervaldatum 12:48
19.11.12
30.12.12
123
456
789
A-O0
Feces ontwikkel lot 12:48
19.11.12
Feces ontwikkel lot
19.11.12
12:48
Gebruik ontw
. 131163?
ID: 150 88 256
19.11.12 9:12
Als u op drukt om het weergegeven
charge(lot)nummer te bevestigen, zal de meter op de
display niet vragen om invoer van de vervaldatum.
C • Supplement voor Invoer Overige Testgegevens
174
12 Selecteer voor het resultaat van de Positieve con-
trole acceptabel of niet-acceptabel door op de
betreffende knop te drukken.
13 Selecteer voor het resultaat van de Negatieve con-
trole acceptabel of niet-acceptabel door op de
betreffende knop te drukken.
14 Selecteer voor het testresultaat van het patiënten-
monster positief of negatief door op de betreffende
knop te drukken.
Feces occult pat. 12:48
19.11.12
ID: 150 88 256
Positieve controle
Selecteer een resultaat
v
an een positieve
controle.
acceptabel
niet-
acceptabel
I
Feces occult pat. 12:48
19.11.12
ID: 150 88 256
Negatieve controle
Selecteer een resultaat
v
an een negatieve
controle.
acceptabel
niet-
acceptabel
I
Feces occult pat. 12:48
19.11.12
ID: 150 88 256
Resultaat
Selecteer een
resultaa
t van Feces
occult.
positief negatief
I
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
175
Nadat het resultaat/de resultaten zijn ingevoerd, wordt de
displayweergave met resultaten van Feces occult pat.
weergegeven.
15 Als u een gegeven of een resultaat wilt wijzigen,
moet u op de betreffende knop drukken.
Om opmerkingen toe te voegen
1
:
16 Druk in de displayweergave met resultaten op .
17 Selecteer de gewenste, reeds gedefinieerde
opmerking in de lijst op de display (indien
geconfigureerd) of
18 druk op om uw eigen opmerking in te voeren.
Gebruik het toetsenbord (net als bij het aanmelden)
om uw opmerking in te voeren.
19 Nadat u de gewenste opmerking(en) heeft gese-
lecteerd, drukt u op om terug te keren naar de
displayweergave met het resultaat.
20 Druk op om naar het Hoofdmenu terug te
keren.
Feces occult pat. 12:48
19.11.12
Kaart lotnr.
Test D/T
Ontw. lotnr.
ID: 150 88 256
Pos. controle
Neg. controle acceptabel
acceptabel
19.11.12
9:12
45233
30.11.13
1283
30.12.12
Feces occult pat. 12:48
19.11.12
Resultaat
ID: 150 88 256
negatief
Feces occult pat. 12:48
19.11.12
Arts geïnformeerd
Resultaat
ID: 150 88 256
negatief
1. Zie ook de rubriek ”Opmerkingen toevoegen” in
hoofdstuk 3.
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
C • Supplement voor Invoer Overige Testgegevens
176
C.4 Opslaan van andere controletesten
Inleiding De functie Andere controletesten maakt het mogelijk om
resultaten van metingen van controleoplossinggen voor
de volgende IOT-testen in te voeren:
Zwangerschap (Preg)
Visuele UA (VUA)
Strep-sneltest (Strep)
Drugs-sneltest (DAT)
Het uitvoeren van controles waarborgt, dat met de bij
het testen van Andere pat.testen gebruikte techniek
nauwkeurige resultaten worden verkregen. Controle-
oplossingen hebben benoemde (bekende) waarden.
Commercieel bereide controleoplossingen dienen regel-
matig, zoals vastgelegd in de binnen uw instelling of
laboratorium geldende procedures voor het uitvoeren van
kwaliteitscontroles, te worden gebruikt. De met deze
oplossingen verkregen resultaten dienen binnen een
bepaald toegestaan bereik (controlewaardenbereik) te
liggen om geldige resultaten van IOT-testen te waar-
borgen.
Intervallen tussen metingen van
Andere controletesten
De intervallen tussen de metingen van controlemateria-
len worden door uw instelling of laboratorium vastge-
steld. Kwaliteitscontroleblokkering (QC-blokkering) is
niet beschikbaar bij Invoer Overige Testgegevens.
Opgeslagen informatie over
controles
De meter kan de volgende informatie over Andere
controletesten opslaan:
Gebruikers-ID
Type controle
Testdatum
Testtijdstip
Charge(lot)nummer van de testkit
Charge(lot)nummer van de controle
Resultaat/resultaten van de controletest
Opmerking (indien van toepassing)
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
177
Het invoeren van de meetresultaten van controlemate-
rialen m.b.v. het menu Andere controletesten omvat de
volgende stappen:
Selecteren van het type controle, dat moet worden
opgeslagen.
Invoeren van de testdatum (indien vereist).
Invoeren van het testtijdstip (indien vereist).
Invoeren of bevestigen van het charge(lot)nummer
van de testkit of de teststrip.
Invoeren van de vervaldatum van de testkit of de
teststrip.
Invoeren of bevestigen van het charge(lot)nummer
van de controle.
Invoeren van de vervaldatum van het controle-
lotnummer.
Selecteren van het controleresultaat/de controle-
resultaten.
De resultaten van de controleoplossingen moeten binnen
het toegestane bereik, dat op de verpakking van de test-
kit of de reagentia staat aangegeven of dat door de
instelling zelf is vastgesteld, liggen voordat de bepaling
als succesvol uitgevoerd mag worden beschouwd.
Dit kan of handmatig of d.m.v. de barcodescanner
worden uitgevoerd (als er een barcode beschikbaar
is).
C • Supplement voor Invoer Overige Testgegevens
178
De volgende stappen moeten reeds zijn uitgevoerd:
1 De meter is aangezet.
2 U heeft uw gebruikersidentificatie ingevoerd.
3 U heeft de aanmelding afgesloten door op
te drukken en het scherm Hoofdmenu wordt weer-
gegeven.
1 Druk in het scherm Hoofdmenu op Controletest.
2 Druk in Menu Controletest op Andere controletesten.
3 Selecteer de gewenste test in de op de display
weergegeven lijst.
(de controle van Zwangerschapstest zal hier als
voorbeeld worden gebruikt.)
4 Selecteer het type (niveau) van de gebruikte
controle.
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Andere contr.testen 12:48
19.11.12
Zwangerschapstest
Visuele UA (MS)
Visuele UA (CS)
Strep-sneltest
Drugs-sneltest
Menu Controletest 12:48
19.11.12
Glucosecontroletest
Andere controletesten
Andere contr.testen 12:48
19.11.12
Zwangerschapstest
Visuele UA (MS)
Visuele UA (CS)
Strep-sneltest
Drugs-sneltest
Zwangerschap contr. 12:48
19.11.12
Pos. controleopl.
Neg. controleopl.
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
179
5 Voer het nummer van Zwangerschap contr.lot met
het toetsenbord of de barcodescanner (indien er
een barcode beschikbaar is) in. Druk op om
verder te gaan naar de volgende displayweergave.
6 Voer de vervaldatum van Zwangerschap contr.lot
via het toetsenbord in. Druk op om verder te
gaan naar de volgende displayweergave.
7 Voer de datum, dat de test is uitgevoerd, met het
toetsenbord op de display in. Plaats hierbij voor
getallen van één cijfer een nul. Druk op om
verder te gaan naar de volgende displayweergave.
8 Voer de tijd, dat de test is uitgevoerd, met het toet-
senbord op de display in. Plaats hierbij voor getal-
len van één cijfer een nul. Druk op om verder
te gaan naar de volgende displayweergave.
123
456
789
A-O0
Zwanger. contr.lot 12:48
19.11.12
123
456
789
0
Vervaldatum 12:48
19.11.12
30.12.12
123
456
789
0
Testdatum 12:48
19.11.12
19.11.12
123
456
789
0
Testtijdstip 12:48
19.11.12
AM/PM
12:48
C • Supplement voor Invoer Overige Testgegevens
180
9 Voer het nummer van Zwangersch.test lot met het
toetsenbord of de barcodescanner (indien er een
barcode beschikbaar is) in. Druk op om verder
te gaan naar de volgende displayweergave.
10 Voer de vervaldatum van Zwangersch.test lot via
het toetsenbord in. Druk op om verder te gaan
naar de volgende displayweergave.
123
456
789
A-O0
Zwangersch.test lot 12:48
19.11.12
123
456
789
0
Vervaldatum 12:48
19.11.12
30.07.13
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
181
11 Selecteer voor het resultaat van de test van de Con-
trolelijn acceptabel of niet-acceptabel door op de
betreffende knop te drukken.
12 Selecteer voor het resultaat van de meting van de
controleoplossing (Resultaat controle) acceptabel
of niet-acceptabel door op de betreffende knop te
drukken.
Nadat de resultaten zijn ingevoerd, wordt de displayweer-
gave met resultaten van Zwangerschap contr. weerge-
geven.
13 Als u een gegeven of een resultaat wilt wijzigen,
moet u op de betreffende knop drukken.
Om opmerkingen toe te voegen
1
:
14 Druk in de displayweergave met resultaten op .
15 Selecteer de gewenste, reeds gedefinieerde
opmerking(en) in de lijst op de display (indien
geconfigureerd) of
16 druk op om uw eigen opmerking(en) in te
voeren. Gebruik het toetsenbord (net als bij het
aanmelden) om uw opmerking in te voeren.
Zwangerschap contr. 12:48
19.11.12
Pos. controleopl.
Controlelijn
Select. res. van controlelijn
v
an zwangersch.test.
acceptabel
niet-
acceptabel
I
Zwangerschap contr. 12:48
19.11.12
Pos. controleopl.
Resultaat controle
Selecteer res. van
controleopl. v
an
zwangerschapstest.
acceptabel
niet-
acceptabel
I
Zwangerschap contr. 12:48
19.11.12
Controle lotnr.
Test D/T
Test lotnr.
Pos. controleopl.
Controlelijn
Result. contr. acceptabel
acceptabel
19.11.12
8:30
45233
30.11.13
1283
30.12.12
1. Zie ook de rubriek ”Opmerkingen toevoegen” in
hoofdstuk 3.
C • Supplement voor Invoer Overige Testgegevens
182
17 Nadat u de gewenste opmerking(en) heeft gese-
lecteerd, drukt u op om terug te keren naar de
displayweergave met het resultaat.
18 Druk op om naar het Hoofdmenu terug te
keren.
Waarschuwingsmeldingen Op de display van de meter kunnen fout- of waarschu-
wingsmeldingen worden weergegeven, als u Andere
patiëntentesten en Andere controletesten invoert. Deze
fout- of waarschuwingsmeldingen worden weergegeven
als de geldigheid van het opgeslagen resultaat twijfelach-
tig is. Deze meldingen waarschuwen, dat de informatie
van de test mogelijk niet geldig of niet nauwkeurig is.
(Zie ook ”Foutmeldingen” in hoofdstuk 11)
Bij het invoeren van resultaten van andere patiënten-
testen en van andere controletesten kan de gebruiker
worden gevraagd om het resultaat van een controletest
(controlelijn) als acceptabel of als niet-acceptabel in te
voeren. Als het resultaat als niet-acceptabel wordt inge-
voerd, kunnen de bijbehorende resultaten van patiënten-
monsters door het ongeldige controlelijnresultaat
ongeldig worden.
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
183
C.5 Resultaten van andere testen bekijken
Op de displayweergave Overige testresult. worden alle
opgeslagen IOT-resultaten weergegeven. De resultaten
kunnen op drie manieren worden bekeken: Alle, Patiënt
of QC.
De volgende stappen moeten reeds zijn uitgevoerd:
1 De meter is aangezet.
2 U heeft uw gebruikersidentificatie ingevoerd.
3 U heeft de aanmelding afgesloten door op
te drukken en het scherm Hoofdmenu wordt weer-
gegeven.
Voer de volgende stappen uit om het resultaat/de resul-
taten van Andere test bekijken te bekijken:
1 Druk in de displayweergave Hoofdmenu op Resul-
taten bekijken.
2 Druk in Menu Testresultaat op Andere test bekijken.
Alle opgeslagen IOT-testresultaten worden in een door-
lopende lijst weergegeven.
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Overige testresult.
19.11.12
12:48
P
atiënt QC
Alle -- 19.11.12
Type ID
12:15
12:25
Strep
VUA
Positieve controle
10:32
9:12
VUA
F Occ
Negatieve controle8:20 DAT
54344478
8:31 Preg 150 88 256
Tijd
150 88 256
150 88 256
Menu Testresultaat 12:48
19.11.12
Glucosetest bekijken
Andere test bekijken
C • Supplement voor Invoer Overige Testgegevens
184
3 Druk op of om naar boven resp. naar
beneden door de lijst te bladeren. De resultaten
worden naar datum gegroepeerd.
4 Druk op één van de gegevens in de lijst om de bij-
behorende details weer te geven.
5 Druk op of om alle beschikbare pagina's
van een testresultaat weer te geven.
Overige testresult.
19.11.12
12:48
P
atiënt QC
Alle -- 19.11.12
Type ID
12:15
12:25
Strep
VUA
Positieve controle
10:32
9:12
VUA
F Occ
Negatieve controle8:20 DAT
54344478
8:31 Preg 150 88 256
Tijd
150 88 256
150 88 256
Feces occult pat.
19.11.12
12:48
QCP
atiënt
ID: 150 88 256
Ontw. lotnr.
Kaart lotnr.
Naam: Helen Schneider
45233
30.11.12
1283
30.12.12
19.11.12 9:12
Pagina 1/2
Feces occult pat.
19.11.12
12:48
QCP
atiënt
ID: 150 88 256
Arts geïnformeerd
Negatieve controle
Positieve controle
Pagina 2/2
acceptabel
negatiefResultaat
acceptabel
Supplement voor Invoer Overige Testgegevens • C
185
6 Druk op Patiënt, als u alleen de resultaten van een
bepaalde patiënt weer wilt geven.
Als u op Patiënt in het scherm met de lijst met alle
resultaten drukt, wordt u gevraagd om de patiënte-
nidentificatie handmatig of met de barcodescanner
in te voeren. De vervolgens weergegeven lijst bevat
alleen de resultaten van de geselecteerde patiënt.
7 Druk op QC, als u een lijst met andere controle-
testen weer wilt geven.
8 Druk op Alle in het scherm Overige testresult. om
de selectie van Patiënt of QC op te heffen en alle
resultaten weer te geven.
9 Druk op om naar het voorgaande menu-
scherm terug te keren of
10 Druk op om naar het Hoofdmenu terug te
keren.
Overige testresult.
19.11.12
12:48
P
atiënt QC
Alle -- 19.11.12
Type ID
12:15
12:25
Strep
VUA
Positieve controle
10:32
9:12
VUA
F Occ
Negatieve controle8:20 DAT
54344478
8:31 Preg 150 88 256
Tijd
150 88 256
150 88 256
Overige testresult.
19.11.12
12:48
QCAlle
ID: 150 88 256
T
ype
12:25 VUA
9:12 F Occ
Tijd
Patiënt -- 19.11.12
8:31 Preg
8:02 DAT
7:25 Strep
Overige testresult.
19.11.12
12:48
P
atiënt Alle
QC -- 19.11.12
Type ID
12:15 Strep Positieve controle
8:20 DAT Negatieve controle
Tijd
C • Supplement voor Invoer Overige Testgegevens
186
C.6 Opties voor de configuratie van Invoer Overige Testgegevens
De opties van Invoer Overige Testgegevens kunnen alleen
met behulp van een DMS worden geconfigureerd.
De beschikbaarheid van configuratieopties is hierdoor
afhankelijk van de door uw instelling of laboratorium
voor gegevensbeheer gebruikte software. Raadpleeg uw
systeembeheerder hierover.
Supplement voor Observatie Test • D
187
D Supplement voor Observatie Test
Observatie Test (OTS) De functie Observatie Test (OTS) stelt een observator
(beoordelaar) in staat om de uitvoering van metingen
door een gebruiker te beoordelen en te registreren
(b.v. voor het opnieuw toekennen van een certificaat).
De observator observeert een gebruiker tijdens een
meting om te controleren of de meting conform de aan-
bevolen procedures wordt uitgevoerd. Hij/zij beoordeelt
de uitvoering van de meting en bepaalt of de gebruiker
hiervoor is geslaagd of gezakt. Deze beoordeling wordt
tezamen met het resultaat van de glucosemeting en
eventueel gewenste opmerkingen opgeslagen.
Als de configuratie hiervoor is ingesteld, kan de gebruiker
een melding van het DMS ontvangen, als hij of zij op de
meter probeert in te loggen. Deze melding informeert de
gebruikers, dat zij hun certificaat moeten vernieuwen. De
inhoud van de melding wordt op het DMS aangemaakt
en kan variëren. De hier getoonde displaymelding dient
uitsluitend ter illustratie.
Deze functie dient door de systeembeheerder te
worden geconfigureerd en is afhankelijk van de
beschikbare DMS-instellingen. De opties, die met
elektronische configuratie mogelijk zijn, zijn hierdoor
afhankelijk van de door uw instelling of laboratorium
voor gegevensbeheer gebruikte software.
Inlogmelding
I-300: Hallo Dan Brown.
U moet een OTS-
opleiding hebben
gevolgd, voordat u de
meter mag gebruiken.
I
D • Supplement voor Observatie Test
188
Gebruik van de OTS-functie Een aanvraag voor een Observatie Test is afkomstig van
het DMS.
Observator:
1 Druk op Patiëntentest.
In Menu Patiëntentest wordt de knop Glucosetest in het
grijs weergegeven (is inactief) tot de observator zich
heeft aangemeld (ingelogd).
2 Druk op Inlog. observator.
3 Wacht tot het scherm Observator-ID op de display
wordt weergegeven.
4 Voer uw gebruikersidentificatie in of scan de
barcode van uw gebruikersidentificatie. Voer het
(optionele) wachtwoord in het scherm Wachtw.
observator in en druk op om u aan te melden
(in te loggen).
Het Menu Patiëntentest wordt opnieuw weergegeven.
De knop Glucosetest is nu actief.
5 Geef de meter aan de gebruiker, die de meting van
een patiëntenmonster nu onder toezicht uit kan
voeren.
Hoofdmenu 12:48
19.11.12
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
123
456
789
A-O0
Observator-ID 12:48
19.11.12
Menu Patiëntentest 12:48
19.11.12
Inloggen observator
Glucosetest
Andere test
Menu Patiëntentest 12:48
19.11.12
Inloggen observator
Glucosetest
Andere test
Supplement voor Observatie Test • D
189
Gebruiker:
1 Druk op Glucosetest.
Voer de meting van het patiëntenmonster op de gebrui-
kelijke manier uit. Nadat de meting is voltooid, moet de
observator de volgende stappen uitvoeren.
2 Geef de meter terug aan de observator.
Observator:
3 Druk op om opnieuw in te loggen.
4 Nadat u uw wachtwoord heeft ingevoerd, moet
u op drukken om met de beoordeling verder
te gaan.
5 Beoordeel de geldigheid van het meetresultaat
door op Ja of Nee te drukken.
6 Beoordeel de uitvoering van de meting door de
gebruiker door op Pass of Fail te drukken.
7 Druk op , als u een opmerking toe wilt voegen.
8 Druk op om naar het scherm Hoofdmenu
terug te keren.
De OTS-informatie wordt tezamen met het meetresultaat
opgeslagen.
Inloggen observator
I-301: Observator Alan
Smithee
, log in om
verder te gaan. Anders
kan de OTS-test niet
worden voltooid.
I
OTS
19.11.12
12:48
Nee
Ja
P
ass
Fail
Geldig glucoseresultaat:
OTS:
Patiëntentest - OTS
19.11.12
Bereik
8.3
12:48
Patiënt 123456789
Datum 19.11.12 12:48
mmol/L
D • Supplement voor Observatie Test
190
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
Trefwoordenregister
191
Trefwoordenregister
A
Accessoirekit
overzicht .............................................................31
reinigen/ontsmetten ................................... 133
Achtergrondverlichting .........................................34
Adressen (Roche) ................................................ 147
Afvalverwijdering ....................................................16
Automatisch uitzetten ...........................................17
B
Barcode
Barcodesystemen ......................................... 158
maskeringen .................................................. 158
Battery pack
plaatsen of vervangen .......................100104
Bereiken (resultaten) .............................................49
Bestelinformatie .................................................... 145
Bewaring ................................................................. 128
C
Charge(lot)nummers ......................................6781
Charge(lot)nummers van controleoplossingen
bewerken van gegevens van
charge(lot)nummers van
controleoplossingen ................................7377
opslaan van informatie ..........................6781
selecteren ..........................................................58
Charge(lot)nummers van de lineariteitstestkit
bewerken van gegevens van
charge(lot)nummers van de
lineariteitstestkit .......................................7881
opslaan van informatie ..........................6781
Charge(lot)nummers van teststrips
opslaan van informatie ..........................6781
Cijferschrift ............................................................. 157
CITO-test ....................................................................63
Codechip .............................................................29, 67
Codechipreader
downloaden van informatie van de
codechip .............................................................68
overzicht .............................................................29
Condities voor het gebruik (algemeen) ....... 127
Configuratie ............................... 107122, 149158
menuoverzicht ......................................108110
Contrast ......................................................................34
Controleoplossing
lotnummer ..........................................................58
CR LO/HI ....................................................................50
Customer Service ................................................. 147
D
Datum en tijd ......................................................... 121
Datum- en tijdweergave .................................... 112
De meter op het dockingstation plaatsen .. 105
Display
achtergrondverlichting ..................................34
contrast ...............................................................34
Dockingstation, dockingstation Light
aansluiten ...........................................................99
overzicht .............................................................30
reinigen/ontsmetten .................................... 132
Download-blokkering .................................... 39, 63
deblokkeren ................................................... 125
E
Eenheid (resultaten) ............................................ 113
Eerste ingebruikname ................................. 99124
F
Fouten (zonder foutmelding) ..................135138
Foutmeldingen ...................................................... 139
Frequentie controle ............................................. 116
G
Gebruikers-ID ................................................... 3638
barcodescanner ...............................................37
handmatig invoeren .......................................38
opties ................................................................ 118
wachtwoord .......................................................38
Geluidsniveau van het akoestische signaal ..122
Glucosebepalingen van
controlematerialen .......................................... 5363
resultaten ...........................................................62
Trefwoordenregister
192
Glucosebepalingen van
patiëntenmonsters .......................................... 3952
resultaten ...........................................................49
uitvoeren van een meting .................... 4050
voorbereiding ....................................................39
Glucosecontrole
CITO-test ............................................................63
controleoplossingen .......................................55
intervallen ...........................................................54
uitvoeren van een meting .................... 5662
voorbereiding ....................................................55
H
HI ...................................................................................50
I
Instellen ..........................................................149158
datum en tijd .................................................. 121
datum- en tijdweergave ............................. 112
geluidsniveau van het akoestische
signaal .............................................................. 122
grenswaarden van de bereiken .............. 117
invoeren gebruikersidentificatie ............. 118
invoeren patiëntenidentificatie ............... 119
Menu Instellen .....................................111, 126
opties reagentia ............................................ 115
opties teststrips ............................................. 114
opties voor displayweergave .................... 113
opties voor glucosecontrole ..................... 116
wachtwoord .................................................... 120
Instellen van de meter ...............................107122
menuoverzicht ......................................108110
Instellingen ....................................................107122
menuoverzicht ......................................108110
Invoer Overige Testgegevens (IOT) ......165185
K
Kritisch bereik ................................................ 50, 117
L
Licentie (GPL) ........................................................ 147
Lineariteitstesten ............................................. 8389
intervallen .......................................................... 83
resultaten ........................................................... 89
uitvoeren van een meting .................... 8589
voorbereiding ................................................... 84
LO ................................................................................. 50
Lotnummer van de teststrips
selecteren ................................................... 45, 59
M
Meetbereik .......................................................50, 117
Meter
instellen .................................................. 149158
meter aanzetten .............................................. 33
overzicht ............................................................. 28
reinigen/ontsmetten ....................................131
resetten ............................................................ 141
systeemcontrole ............................................ 123
Meter aanzetten ...................................................... 33
Meting voor een ringonderzoek
voorbereiding ................................................... 92
Monster
opzuigen .......................................47, 61, 88, 96
N
Normaalbereik ................................................50, 117
O
Observatie Test (OTS) ......................................... 188
Onderdelen ............................................................... 27
Onderhoud .................................................... 127134
logboek ............................................................ 134
Ontsmetten ................................................... 128133
Oplossen van problemen ........................ 135141
Opmerkingen
onderhoudslogboek .................................... 134
toevoegen .......................................................... 51
Opties reagentia ................................................... 115
Opties teststrips .................................................... 114
Opties voor displayweergave ...........................113
Opties voor glucosecontrole ............................116
Trefwoordenregister
193
P
Patiënten-ID .......................................................4044
barcodescanner ...............................................44
handmatig invoeren .......................................42
opties ................................................................ 119
Productinformatie .......................................143147
Q
QC-blokkering ..........................................................53
R
Reagentia ...................................................................31
REF (artikelnummers) ......................................... 145
Reiniging ........................................................128133
Reinigingsmiddelen ............................................ 129
Resetten ................................................................... 141
Resultatengeheugen .......................................6566
Ringonderzoeken .............................................9197
resultaten ...........................................................97
uitvoeren van een meting .....................9397
RR LO/HI ....................................................................50
S
Specificaties ........................................................... 143
Symbolen
identificatieplaatje ............................................ 4
verpakking ........................................................... 4
Systeem
algemene informatie ..........................143147
eerste ingebruikname ......................... 99124
onderdelen ........................................................27
onderhoud .............................................127134
ontsmetten .............................................128133
oplossen van problemen ..................135141
overzicht (accessoirekit) ..............................31
overzicht (codechipreader) .........................29
overzicht (dockingstation) ...........................30
overzicht (meter) .............................................28
reiniging ..................................................128133
technische gegevens .................................. 143
Systeemcontrole ................................................... 123
T
Technische gegevens ......................................... 143
Telefoonnummer (Customer Service) .......... 147
Teststrips
bloedmonster opzuigen ................................47
controleoplossing opzuigen ........................61
gegevens wijzigen ................................... 7072
instelopties ...................................................... 114
lineariteitstestmonster opzuigen ...............88
plaatsen ........................................46, 60, 87, 95
ringonderzoekmonster opzuigen ..............96
U
Uitzetten (automatisch) ........................................17
V
Veiligheid
bescherming tegen infecties ......................15
kwalificaties van de gebruiker ...................15
Veiligheidsinformatie ..................................... 1726
W
Wachtwoord ........................................................... 120
Weergave van het resultaat .......... 49, 62, 89, 97
WLAN ....................................................................... 159
WLAN-kaart ........................................................... 159
tijdelijk deactiveren ........................................35
WLAN-veiligheid .................................................. 157
Trefwoordenregister
194
Deze pagina is met opzet blanco gelaten.
195
0 4807855001 (04) 2012-11 NL
c
ACCU-CHEK, ACCU-CHEK INFORM,
ACCU-CHEK PERFORMA en COBAS
zijn merken van Roche.
M
Roche Diagnostics GmbH
Sandhofer Strasse 116
68305 Mannheim, Germany
www.roche.com
www.accu-chek.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196

Roche ACCU-CHEK Inform II Handleiding

Type
Handleiding

Andere documenten