Roche ACCU-CHEK Inform II Handleiding

Type
Handleiding
Inform II
ACCU-CHEK
®
SYSTEEM VOOR DE BEPALING VAN BLOEDGLUCOSE
Handleiding
© 2008 Roche Diagnostics. Alle rechten voorbehouden. 04807855001 (01) -0108 NL
Handleiding
A
A
CCU-
CCU-
C
HEK
HEK
®
Inform II Systeem
2
©2008 Roche Diagnostics. Alle rechten voorbehouden.
De inhoud van dit document, inclusief alle afbeeldingen, is het eigendom van Roche Diagnostics.
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Roche
Diagnostics aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid voor technische- of redactionele fouten of
onvolledigheden in dit document. Geen enkel onderdeel van dit document mag, voor welk doel dan
ook, op enigerlei wijze of in enigerlei vorm worden verveelvoudigd of verzonden (elektronisch of
mechanisch) zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Roche Diagnostics.
Voor vragen en opmerkingen over deze handleiding kunt u contact opnemen met de lokale ver-
tegenwoordiging van Roche Diagnostics.
ACCU-CHEK, ACCU-CHEK INFORM, ACCU-CHEK PERFORMA en COBAS
zijn merken van Roche.
Aan onderdelen van het Accu-Chek Inform II-systeem, waaronder de meter, codechipreader,
dockingstation en teststrips en het gebruik hiervan zijn in de Verenigde Staten één of meer van
de volgende patenten toegekend: 5,352,351; 4,999,582, 5,997,817; 5,053,199; Re.36,268;
5,438,271; 6,645,368; 4,891,319; 6,662,439; 5,122,244; 7,073,246; 7,276,146; 7,276,147. Voor aanvul-
lende patenten zijn in de Verenigde Staten patentaanvragen ingediend.
Datum van uitgifte: 2008-01
Op het verpakkingsmateriaal, het identificatieplaatje van de meter, het battery pack, het docking-
station of de codechipreader kunnen de volgende symbolen voorkomen. De betekenis hiervan is
hieronder weergegeven:
Waarschuwing (raadpleeg de bijgevoegde documentatie)! De veiligheidsaanwij-
zingen in de gebruiksaanwijzing van het apparaat raadplegen, a.u.b.
Bewaren bij
Houdbaar tot
Fabrikant
Lotnummer
Artikelnummer
Voor in vitro diagnostisch gebruik
Dit product voldoet aan de richtlijn 98/79/EG inzake medische hulpmiddelen voor
in-vitro
diagnostiek.
Het systeem voldoet aan de veiligheidseisen van Canada en de Verenigde Staten
(GEREGISTREERD door UL, conform UL3101-1 en CAN/CSA C22.2 nr. 1010-1)
Aansluiting voor stroomvoorziening
LOT
IVD
7.5V 1.7A
3
1 Inleiding
7
Voor de eerste ingebruikname..............................................................................................................
7
Toepassing.............................................................................................................................................
7
Belangrijke informatie met betrekking tot het gebruik........................................................
7
Als u hulp nodig heeft.......................................................................................................................
7
Mogelijkheden van het systeem....................................................................................................
8
Informatie met betrekking tot veiligheid en overige informatie................................................
9
Belangrijke informatie met betrekking tot veiligheid.........................................................
10
Weggooien van het systeem........................................................................................................
10
Productveiligheid..............................................................................................................................
11
Algemeen onderhoud.....................................................................................................................
11
Dockingstation..................................................................................................................................
11
Accessoirekit......................................................................................................................................
11
Meter....................................................................................................................................................
12
Battery Pack.......................................................................................................................................
12
Touchscreen.......................................................................................................................................
13
Laserscanner.....................................................................................................................................
13
Draadloze netwerkaansluiting (WLAN-kaart).......................................................................
14
Onderdelen van het systeem...............................................................................................................
16
Overzicht van de meter..........................................................................................................................
17
Overzicht van de codechipreader......................................................................................................
18
Overzicht van het dockingstation......................................................................................................
19
Overzicht van de accessoirekit...........................................................................................................
20
Reagentia en verbruiksmaterialen.....................................................................................................
20
Instructies voor het instellen voor gebruik.....................................................................................
21
2 De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
23
De meter aanzetten.................................................................................................................................
23
Instellen van het contrast..............................................................................................................
24
De achtergrondverlichting inschakelen/uitschakelen.......................................................
24
Activeren/deactiveren van de WLAN-kaart...........................................................................
25
Startprocedure afsluiten................................................................................................................
26
Invoeren van de gebruikersidentificatie..........................................................................................
26
Invoeren van een gebruikersidentificatie met de barcodescanner...............................
27
Handmatig invoeren van de gebruikersidentificatie...........................................................
28
Invoeren van een wachtwoord....................................................................................................
28
4
3 Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
29
Informatie over bloedglucosemetingen...........................................................................................
29
Voorbereiden van een meting.....................................................................................................
29
Uitvoeren van een glucosebepaling van een patiëntenmonster............................................
30
Overzicht van de testprocedure..................................................................................................
30
Invoeren of selecteren van de patiëntenidentificatie..........................................................
30
Handmatig invoeren van de patiëntenidentificatie.............................................................
32
Selectie van de patiëntenidentificatie uit een lijst...............................................................
33
Invoeren van een patiëntenidentificatie met de barcodescanner.................................
34
De code van de teststrip bevestigen of selecteren.............................................................
35
Teststrip in de meter plaatsen.....................................................................................................
36
Opzuigen van een bloedmonster...............................................................................................
37
Weergave van het resultaat..........................................................................................................
38
Opmerkingen toevoegen...............................................................................................................
40
4 Glucosebepalingen van controlematerialen
41
Informatie over metingen van glucosecontrolematerialen.......................................................
41
Intervallen tussen metingen van glucosecontrolematerialen..........................................
42
Bij meting van glucosecontrolematerialen opgeslagen informatie...............................
43
Controleoplossingen.......................................................................................................................
43
Voorbereidingen voor het uitvoeren van een meting van een
glucosecontrolemateriaal..............................................................................................................
43
Uitvoeren van metingen van glucosecontrolematerialen..........................................................
44
Overzicht van de testprocedure..................................................................................................
44
Starten van een meting van glucosecontrolematerialen...................................................
45
Het charge(lot)nummer van de controleoplossing bevestigen of selecteren...........
46
De code van de teststrip bevestigen of selecteren.............................................................
47
Teststrip in de meter plaatsen.....................................................................................................
48
Controleoplossing opzuigen........................................................................................................
49
Weergave van het resultaat..........................................................................................................
50
Uitvoeren van een CITO-test........................................................................................................
51
5 Resultatengeheugen
53
Weergave van opgeslagen meetresultaten....................................................................................
53
In gegevensbestanden voor meetresultaten opgeslagen informatie...........................
53
Weergave van in het geheugen opgeslagen meetresultaten..........................................
53
6 Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en
lineariteitstestoplossingen in de meter
55
Opslaan van informatie over teststrips.............................................................................................
55
Uploaden van informatie van de codechip naar de meter...............................................
56
Wijzigen van gegevens van de teststrips................................................................................
58
Opslaan van informatie over controleoplossingen......................................................................
61
Invoeren van het charge(lot)nummer van de controleoplossing...................................
61
Selecteren van een opgeslagen charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer..........................................................................................................................
64
Opslaan van informatie over lineariteitstesten..............................................................................
66
Invoeren van het charge(lot)nummer van de lineariteitstestkit......................................
66
Selecteren van een opgeslagen charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer..........................................................................................................................
68
5
7 Lineariteitstesten
71
Informatie over lineariteitstesten........................................................................................................
71
Intervallen tussen lineariteitstesten...........................................................................................
71
Bij lineariteitstesten opgeslagen informatie...........................................................................
72
Testkit voor de bepaling van de lineariteit.............................................................................
72
Voorbereidingen voor het uitvoeren van een lineariteitstest...........................................
72
Uitvoeren van een lineariteitstest.......................................................................................................
73
Overzicht van de testprocedure..................................................................................................
73
Starten van een meting van een lineariteitstest...................................................................
73
Het charge(lot)nummer van de lineariteitstestkit bevestigen of selecteren..............
74
De code van de teststrip bevestigen of selecteren.............................................................
74
Teststrip in de meter plaatsen.....................................................................................................
75
Lineariteitstestmonster opzuigen...............................................................................................
76
Weergave van het resultaat.........................................................................................................
77
8 Ringonderzoeken
79
Informatie over metingen voor ringonderzoeken........................................................................
79
Bij metingen voor ringonderzoeken opgeslagen informatie...........................................
80
Voorbereidingen voor het uitvoeren van een meting voor een ringonderzoek........
80
Uitvoeren van een meting voor een ringonderzoek....................................................................
81
Overzicht van de testprocedure..................................................................................................
81
Starten van een meting voor een ringonderzoek.................................................................
81
Invoeren van de monsteridentificatie van het ringonderzoekmonster........................
82
De code van de teststrip bevestigen of selecteren.............................................................
82
Teststrip in de meter plaatsen.....................................................................................................
83
Opzuigen van een ringonderzoekmonster.............................................................................
84
Weergave van het resultaat.........................................................................................................
85
9 Eerste ingebruikname
87
Aansluiten van het dockingstation....................................................................................................
87
Plaatsen of vervangen van het battery pack..................................................................................
88
Verwijderen van het battery pack..............................................................................................
89
Plaatsen van het battery pack.....................................................................................................
90
Meter instellen voor gebruik................................................................................................................
93
Menuoverzicht...................................................................................................................................
94
Openen van het Menu Instellen.........................................................................................................
97
Datum- en tijdweergave........................................................................................................................
98
Opties voor displayweergave en optionele testen.......................................................................
99
Opties voor teststrips...........................................................................................................................
100
Opties voor metingen van glucosecontrolematerialen...........................................................
102
Grenswaarden van de (normaal-, kritisch- en meet) bereiken...........................................
103
Opties voor het invoeren van gebruikersidentificaties...........................................................
104
Opties voor patiëntenidentificatie...................................................................................................
105
Een instelwachtwoord aanmaken...................................................................................................
106
Datum en tijd instellen........................................................................................................................
107
Opties voor het akoestische signaal..............................................................................................
108
Weergave van de systeemcontrole.................................................................................................
109
6
10 Onderhoud en verzorging
111
Bewaar- en verzendcondities...........................................................................................................
111
Algemene condities voor gebruik...........................................................................................
111
Bewaring...........................................................................................................................................
112
Reiniging...................................................................................................................................................
113
Reinigingsmiddelen......................................................................................................................
113
Reiniging van de meter...............................................................................................................
114
Reiniging van het scannervenster..........................................................................................
114
Reiniging van het dockingstation...........................................................................................
115
Reiniging van de accessoirekit................................................................................................
115
Ontsmetten..............................................................................................................................................
116
Ontsmetten van de meter..........................................................................................................
117
Ontsmetten van het dockingstation.......................................................................................
118
Ontsmetten van de accessoirekit............................................................................................
119
Onderhoudswerkzaamheden registreren....................................................................................
120
11 Oplossen van problemen
121
Fouten en ongebruikelijke werking zonder foutmeldingen..........................................
121
Foutmeldingen...............................................................................................................................
124
Resetten van de meter................................................................................................................
126
12 Algemene productinformatie
127
Technische gegevens .........................................................................................................................
127
Contactgegevens van Roche Diagnostics...................................................................................
129
Customer Service..........................................................................................................................
129
Aanvullende informatie.......................................................................................................................
131
Bestelinformatie ............................................................................................................................
131
Informatie over softwarelicenties............................................................................................
132
A Appendix
133
Tabel met opties voor de configuratie...........................................................................................
133
Voorbeelden van barcodesystemen...............................................................................................
141
B Appendix
143
Optie: Draadloos netwerk (WLAN).................................................................................................
143
Toepassingsgebied.......................................................................................................................
143
Mogelijkheden van draadloze aansluiting...........................................................................
143
Trefwoordenregister
145
Inleiding
7
1 Inleiding
Voor de eerste ingebruikname
Toepassing
Het Accu-Chek Inform II-systeem is bedoeld voor
in vitro
diagnostisch gebruik voor de kwantitatieve bepaling van
bloedglucose in monsters veneus-, capillair-, arterieel- of
neonataal (incl. navelstreng) volbloed. Het systeem is
bedoeld voor gebruik door medische beroepsbeoefenaren.
Het systeem meet bloedglucose en beheert automatisch
de bestanden van bloedglucose- en glucosecontroleme-
tingen. Medische beroepsbeoefenaren kunnen het
systeem aan het bed van de patiënt gebruiken, waardoor
zorg van hoge kwaliteit kan worden verleend.
Belangrijke informatie met
betrekking tot het gebruik
Lees deze handleiding en de bijsluiters van alle relevante
verbruiksmaterialen zorgvuldig door, voordat de meter voor
het eerst wordt gebruikt voor het uitvoeren van een meting.
U moet het Accu-Chek Inform II-systeem
voor
de eerste
ingebruikname naar uw eigen wensen configureren. U
kunt het systeem of direct op de meter of door gebruik te
maken van een geschikt gegevensbeheersysteem confi-
gureren. Raadpleeg hoofdstuk 9 “Meter instellen voor
gebruik” voor configuratie op de meter. Raadpleeg
Appendix A voor configuratie door middel van een gege-
vensbeheersysteem.
Lees voor de eerste ingebruikname van het systeem eerst
de paragraaf “Informatie met betrekking tot veiligheid en
overige informatie” in dit hoofdstuk goed door.
Als u hulp nodig heeft
Informatie over het gebruik van het systeem, de op de
display weergegeven menu’s en het uitvoeren van een
meting vindt u in deze handleiding.
De op de display weergegeven foutmeldingen bevatten
informatie of instructies voor het verhelpen van de fout.
Voor alle vragen over het Accu-Chek Inform II-systeem, die
niet in deze handleiding worden beantwoord, kunt u con-
tact opnemen met de lokale vertegenwoordiging van
Roche (zie hoofdstuk 12). Om de problemen zo snel moge-
lijk op te kunnen lossen, verzoeken wij u om uw Accu-
Chek Inform II-meter, het serienummer hiervan, deze
handleiding en alle bijbehorende verbruiksmaterialen bij
de hand te houden, als u contact met ons opneemt.
Inleiding
8
Mogelijkheden van het systeem
Het Accu-Chek Inform II-systeem beschikt over de vol-
gende functies en eigenschappen:
Uitvoeren van bloedglucosemetingen van patiën-
tenmonsters en van glucosecontrolemetingen met
controleoplossing.
Automatisch alle voor het gebruik relevante gege-
vens vastleggen, zoals:
Tijd en datum van de meting
Identificatienummers van gebruikers, patiënten en
monsters
Informatie over controleoplossingen, teststrips en
lineariteit
Meetresultaten en opmerkingen
Ten behoeve van de kwaliteitsborging kan informa-
tie over de volgende onderwerpen worden verza-
meld, opgeslagen en overgedragen:
Meters
–Teststrips
Glucosecontroleoplossingen
Lineariteitstestoplossingen
Meetresultaten
Inleiding
9
Informatie met betrekking tot veiligheid en overige informatie
In deze paragraaf wordt uitgelegd, hoe meldingen met
betrekking tot veiligheid en informatie over de juiste
omgang met het systeem in de handleiding van het
Accu-Chek Inform II-systeem worden weergegeven. Lees
deze delen van de tekst zorgvuldig door, a.u.b.
Het symbool voor veiligheidswaarschuwingen alleen (zon-
der alarmerende tekst) wordt gebruikt om de aandacht te
vestigen op gevaren van algemene aard of om de lezer te
wijzen op de bijbehorende veiligheidsinformatie.
WAARSCHUWING
Geeft een gevaarlijke situatie aan, die, indien deze niet
wordt vermeden, zou kunnen lijden tot de dood of ern-
stige verwondingen.
VOORZICHTIG!
Geeft een gevaarlijke situatie aan, die, indien deze niet
wordt vermeden, zou kunnen lijden tot lichte of middel-
zware verwondingen.
LET OP!
Geeft een gevaarlijke situatie aan, die, indien deze niet
wordt vermeden, zou kunnen lijden tot schade aan het
systeem.
Tips
worden tegen een gekleurde achtergrond (zon-
der symbool) weergegeven en geven nuttige, aanvul-
lende informatie over het onderwerp.
Inleiding
10
Belangrijke informatie met
betrekking tot veiligheid
Weggooien van het systeem
Kwalificaties van de gebruiker
Het Accu-Chek Inform II-systeem dient uitsluitend te
worden bediend door hiervoor opgeleide medische
beroepsbeoefenaren. De gebruikers moeten daarnaast
met succes een opleiding voor de bediening, de kwali-
teitscontrole en het onderhoud van het Accu-Chek
Inform II-systeem hebben gevolgd.
WAARSCHUWING
Bescherming tegen infecties
Er bestaat een potentieel infectiegevaar. Medische
beroepsbeoefenaren, die met het Accu-Chek Inform II-
systeem metingen bij meerdere patiënten uitvoeren,
moeten er rekening mee houden, dat alle voorwerpen, die
met humaan bloed in contact kunnen komen, als potenti-
eel infectieuze materialen moeten worden beschouwd.
Gebruik handschoenen.
Gebruik voor iedere patiënt een nieuw lancet en
een aparte prikpen. Gooi de gebruikte lancetten
weg in een naaldencontainer.
Gooi teststrips, die zijn gebruikt voor metingen van
patiëntenmonsters of voor ringonderzoeken, weg
conform de binnen uw laboratorium of instelling
geldende richtlijnen voor het omgaan met potenti-
eel infectieuze materialen.
Volg daarnaast alle overige, binnen uw laborato-
rium of instelling geldende voorschriften m.b.t.
hygiëne en veiligheid zorgvuldig op.
WAARSCHUWING
Infectiegevaar door een potentieel met infectieus
materiaal gecontamineerd apparaat
Het Accu-Chek Inform II-systeem of onderdelen hiervan
dient als potentieel infectieus (afval)materiaal te worden
behandeld. Daarom is decontaminatie (een combinatie van
processen als reiniging, ontsmetting en/of sterilisatie) voor
hergebruik, recycling of afvalverwijdering noodzakelijk.
Het systeem of onderdelen hiervan dienen conform de
hiervoor geldende lokale voorschriften te worden weg-
gegooid of naar Roche te worden teruggestuurd. Voor
meer informatie kunt u contact opnemen met de lokale
vertegenwoordiging van Roche.
Inleiding
11
Productveiligheid
Om de veiligheid van het product te waarborgen, dient
met de volgende informatie rekening te worden gehou-
den:
Het systeem is geschikt voor continu gebruik.
Algemeen onderhoud
Dockingstation
Accessoirekit
LET OP!
Het systeem is niet beschermd tegen de schadelijke wer-
king van binnendringende vloeistoffen (classificatie
IP X0 conform IEC 60529).
LET OP!
Reinig het systeem alleen met de aanbevolen oplossin-
gen. Het gebruik van andere oplossingen kan leiden tot
een onjuiste werking en zelfs tot uitvallen van het
systeem. Zorg ervoor, dat de meter en het dockingstation
na het reinigen of ontsmetten goed droog zijn.
WAARSCHUWING
Plaats het dockingstation buiten handbereik van patiën-
ten. Het dockingstation is niet bedoeld voor gebruik in
een ruimte, waar patiënten zonder toezicht verblijven. Er
bestaat de mogelijkheid van een elektrische schok.
LET OP!
De accessoirekit kan tijdens het vervoer gewoon aan het
handvat worden vastgehouden. Als de accessoirekit valt
of ergens tegenaan stoot, kan deze beschadigd raken.
Inleiding
12
Meter
Het systeem wordt, tenzij dit anders is geconfigu-
reerd, na 10 minuten niet te zijn gebruikt (d.w.z.
geen invoer via het touchscreen) automatisch uit-
geschakeld.
Gooi de meter weg conform de geldende wetge-
ving en voorschriften. Zie “Weggooien van het
systeem” op pagina 10.
Battery Pack
De meter is voorzien van een oplaadbare batterijeenheid
(battery pack), die wordt opgeladen, zodra de meter op
een actief dockingstation (d.w.z. een dockingstation, dat
is aangesloten op de stroomvoorziening) wordt geplaatst.
Neem de volgende algemene veiligheidsinstructies voor
het omgaan met batterijen in acht:
Bewaar de batterijen in de originele verpakking van
de fabrikant en gebruik deze ook als u de batterijen
weggooit.
Zet de meter altijd
uit
, voordat u het battery pack
verwijdert.
Als de waarschuwing
Batterij bijna leeg
op de dis-
play wordt weergegeven, moet de meter
zo spoe-
dig mogelijk
op het dockingstation worden
geplaatst om het battery pack weer op te laden.
De waarschuwing
Batterij praktisch leeg
geeft aan,
dat de meter
onmiddellijk
op het dockingstation
moet worden geplaatst om het battery pack weer
op te laden.
LET OP!
Gebruik uitsluitend het special ontwikkelde battery pack,
dat door Roche Diagnostics wordt geleverd. Het systeem
kan beschadigd raken bij gebruik van een ander type
batterij.
Gooi het battery pack niet weg met het gewone huisvuil.
Als onderdeel van het Accu-Chek Inform II-systeem
moet het als potentieel infectieus materiaal worden
beschouwd en als zodanig worden behandeld. Zie
“Weggooien van het systeem”op pagina 10.
Om verlies van gegevens te voorkomen, moeten de
gegevens worden opgeslagen of van de meter
worden gedownload, voordat het battery pack wordt
vervangen (zie hoofdstuk 9).
Inleiding
13
Touchscreen
Laserscanner
Als de ingebouwde barcodescanner wordt geactiveerd,
zendt deze een laserstraal uit.
De ingebouwde barcodescanner is een laser van
klasse 1, conform IEC 60825-1:1993 + A1:1997.
LET OP!
Gebruik alleen uw vinger om de onderdelen op de
display aan te raken. Het gebruik van een scherp
voorwerp (zoals de punt van een pen) kan het
touchscreen beschadigen.
Gebruik het systeem niet in direct zonlicht. Direct
zonlicht kan de levensduur en werking van de dis-
play negatief beïnvloeden en de kwaliteit van de
teststrips aantasten.
WAARSCHUWING
De laserscanner kan ook zonder barcode worden geacti-
veerd. Kijk nooit direct in een laser.
Inleiding
14
Draadloze netwerkaansluiting
(WLAN-kaart)
De optionele WLAN-kaart voor een draadloze netwerkaan-
sluiting maakt het mogelijk om met de meter gegevens
(meetresultaten, patiëntenidentificaties, gebruikersidentifi-
caties, enz.) naar het gegevensbeheersysteem te verzenden
zonder de meter op het dockingstation te moeten plaatsen.
De meter voldoet aan norm IEEE 802.11b voor draadloze
lokale netwerken (Wireless Local Area Network (WLAN)).
Deze functie moet door de systeembeheerder worden
geconfigureerd. Neem de richtlijnen van uw instelling of
laboratorium met betrekking tot het gebruik van draad-
loze lokale netwerkaansluitingen zorgvuldig in acht.
Voor informatie over het tijdelijk inschakelen of uitscha-
kelen van deze functie, zie pagina 25.
Opmerking over het gebruik van het Accu-Chek
Inform II-bloedglucosemeetsysteem binnen de
Europese Unie
:
Het gebruik van het Accu-Chek Inform II-bloedgluco-
semeetsysteem tezamen met de ingebouwde optie
voor een draadloze netwerkaansluiting (WLAN-kaart
/ RF-kaart) was op het moment, dat deze handleiding
werd gedrukt, in Europa alleen toegestaan in België,
Duitsland, Groot-Brittannië, Nederland en Zweden.
Voor gebruik in andere Europese landen adviseren wij
u om eerst contact op te nemen met Roche om te
informeren naar de registratiestatus van de inge-
bouwde WLAN-kaart (RF-kaart).
Deze apparatuur voldoet aan de eisen van Part 15 van
de FCC Rules en van RSS-210 van Industry Canada.
Het gebruik ervan is onderworpen aan de volgende
twee voorwaarden:
(1) deze apparatuur mag geen schadelijke storingen
veroorzaken en
(2) deze apparatuur moet bestand zijn tegen storin-
gen van buitenaf, met inbegrip van storingen, die een
ongewenste werking van de apparatuur kunnen ver-
oorzaken.
Door wijzigingen of modificaties aan de apparatuur
aan te brengen, die niet nadrukkelijk door Roche
Diagnostics Germany zijn goedgekeurd, kan de goed-
keuring van de FCC voor het gebruik van deze appa-
ratuur komen te vervallen.
Inleiding
15
Overeenkomstig Part 15 van de FCC Rules is deze
apparatuur getest en lagen de resultaten binnen de
grenswaarden voor een digitaal apparaat van klasse B.
Deze grenswaarden zijn zodanig gekozen, dat er bij
installatie in een woonhuis een behoorlijke bescher-
ming tegen schadelijke storingen wordt geboden. Deze
apparatuur produceert, gebruikt en straalt radiofre-
quentie-energie uit en kan, als het niet volgens de
instructies is geïnstalleerd en wordt gebruikt, ernstige
storingen van de radiocommunicatie veroorzaken. Er
kan echter niet worden gegarandeerd, dat er bij een
bepaalde installatie geen storingen zullen optreden. Als
deze apparatuur de ontvangst van radio of televisie
stoort, hetgeen kan worden vastgesteld door de appa-
ratuur uit en aan te zetten, kan de gebruiker proberen
om de storing op te lossen door een of meerdere van
de volgende maatregelen te treffen:
Stel de ontvangende antenne anders in of ver-
plaats deze.
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de
ontvanger.
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact, dat
is aangesloten op een ander elektrisch circuit,
dan dat waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg uw leverancier of een deskundige
radio/tv-monteur.
Dit digitale apparaat van klasse B voldoet aan de
eisen van de Canadese norm ICES-003.
Informatie over blootstelling aan radiofrequen-
tiestraling:
Deze apparatuur voldoet aan de eisen van de FCC met
betrekking tot de grenswaarden van blootstelling aan
straling, zoals deze zijn vastgesteld voor een niet-
gecontroleerde omgeving. Bij plaatsing en gebruik
van deze apparatuur dient een minimum afstand van
20 cm tussen het straling uitzendende gedeelte en uw
lichaam te worden aangehouden.
Het zendgedeelte dient niet naast een antenne of een
andere zender te worden geplaatst of in combinatie
hiermee te worden gebruikt.
Inleiding
16
Onderdelen van het systeem
Het Accu-Chek Inform II-systeem omvat de volgende
onderdelen en accessoires:
A
Meter
B
Codechipreader
C
Dockingstation met netspanningadapter
D
Accessoirekit (hier getoond met verbruiksmateria-
len, die echter niet bij de levering zijn inbegrepen)
Het systeem kan op twee verschillende manieren worden
geconfigureerd:
1 Configuratie door middel van de functie Instellen
op de meter (zie hoofdstuk 9)
2 Configuratie door middel van een gegevensbeheer-
systeem.
Opmerking: Niet alle opties kunnen op de meter zelf met
de functie Instellen worden geconfigureerd.
De meter vervult de volgende taken binnen het systeem:
Dient d.m.v. het touchscreen en de Aan/Uit-toets
als primaire gebruikersinterface.
Uitvoeren van glucosemetingen.
Scannen van barcodes (charge (lot) nummers van
teststrips, patiënten- en gebruikersidentificaties)
van diverse ondersteunde barcodesystemen.
Weergave van de meetresultaten van bepalingen
van patiëntenmonsters en controlematerialen.
Via draadloze communicatie (WLAN, optioneel) of
het dockingstation (LAN) opgeslagen gegevens
overdragen naar het gegevensbeheersysteem.
A
B
C
D
Inleiding
17
Overzicht van de meter
De meter bevat de volgende onderdelen:
1 Uitsparing voor de teststrip
Voor het invoeren van de teststrip in de meter.
2 Touchscreen
(display, gevoelig voor aanraking)
Door middel van dit touchscreen kunt u metingen
van patiëntenmonsters en controlematerialen uit-
voeren en resultaten bekijken. Om een van deze
functies te selecteren, moet u op de betreffende
knop op het touchscreen drukken.
3 Aan/Uit-toets
Druk op deze toets om de meter aan of uit te zetten.
Met deze toets is het ook mogelijk om de achter-
grondverlichting van de display in- of uit te schake-
len.
4 Barcodescanner (laser)
M.b.v. de geïntegreerde barcodescanner kunnen
gebruikers- en patiëntenidentificatienummers
worden ingelezen.
5 Battery Pack (oplaadbare batterijeenheid)
Zorgt voor de energievoorziening van de meter.
6 Reset-toets
Deze toets wordt gebruikt om de meter te resetten;
de instellingen worden hierbij niet gewijzigd.
7 Contacten voor het opladen
Deze contacten dienen voor het opladen van de
batterijeenheid, als de meter op het dockingstation
is geplaatst.
8 Infrarood-interface
Maakt gegevensoverdracht met de codechipreader
en het dockingstation mogelijk.
9 Deksel voor de WLAN-kaart
Als de meter met deze optie is uitgerust, bevindt de
WLAN -kaart voor het draadloze netwerk (WLAN)
zich achter deze deksel.
1
2
3
4
5
8
7
6
9
Inleiding
18
Overzicht van de codechipreader
De flacons teststrips bevatten een codechip. Deze code-
chip wordt door de codechipreader afgelezen en de
gegevens ervan worden doorgezonden naar de meter.
Voor aanvullende informatie over de codechipreader, zie
hoofdstuk 6.
De codechipreader bevat de volgende onderdelen:
10
Codechip-uitsparing
11
LED voor weergave van de status
12
Infraroodvenster voor overdracht van het codebe-
stand naar de meter
10
11
12
Inleiding
19
Overzicht van het dockingstation
Het dockingstation heeft drie functies:
Het opladen van het battery pack (batterijeenheid)
van de meter.
Ondersteunen van de communicatie met een gege-
vensbeheersysteem.
Ondersteunen van de communicatie met een com-
puter.
Voor communicatie zijn een USB- en een Ethernet
(RJ45)-poort beschikbaar.
Het dockingstation bevat de volgende onderdelen:
13
Contacten voor het opladen
14
Infraroodvenster voor communicatie met de meter
15
Statusweergave (brandt als de stroomvoorziening
is aangesloten), oplaadindicator:
Oranje verlicht: de stroomvoorziening is aangeslo-
ten, de toepassing wordt opgestart.
Groen verlicht: Gereed
Oranje knipperend: Fout
Blauw verlicht: Configuratiemodus
De elektrische aansluitingen bevinden zich aan de ach-
terkant van het dockingstation (om dit beter zichtbaar te
maken, is de verwijderbare houder voor wandbevestiging
transparant weergegeven).
16
Netwerkaansluiting (LAN, RJ45)
17
USB-aansluiting
18
Bus voor het aansluiten van de bijgeleverde net-
spanningadapter
19
Verwijderbare houder voor wandbevestiging
Voor instructies voor het aansluiten van het dockingsta-
tion, zie hoofdstuk 9.
14
13
15
19
16 17 18
15
Inleiding
20
Overzicht van de accessoirekit
In de accessoirekit kunnen verbruiksmaterialen, die op de
plaats van verzorging (point of care) benodigd zijn voor
het uitvoeren van bloedglucosemetingen, worden opge-
borgen en vervoerd.
Reagentia en verbruiksmaterialen
Voor het uitvoeren van metingen van patiëntenmonsters
en van glucosecontrolematerialen zijn de volgende rea-
gentia nodig:
Accu-Chek Performa-teststrips
Accu-Chek Performa Control-oplossingen
Accu-Chek Lineariteitstest Kit (indien dit door de
richtlijnen van uw instelling of laboratorium vereist
wordt)
Overige verbruiksmaterialen, zoals bloedafnamemateria-
len, dienen door uw laboratorium of instelling te worden
geleverd. Volg de geldende voorschriften en veiligheids-
richtlijnen voor het afnemen van en het werken met
bloedmonsters zorgvuldig op.
Inleiding
21
Instructies voor het instellen voor gebruik
De meter moet voor de eerste ingebruikname worden
geconfigureerd. Bij het instellen worden de volgende
parameters geconfigureerd:
Datum- en tijdweergave
Invoermodus voor patiëntenidentificatie
Invoermodus voor gebruikersidentificatie
Glucosecontroles: Type en tijdschema
Displayweergave van het resultaat van de glucose-
controlemeting
Opmerkingen, die na een meting kunnen worden
ingevoerd
Instellingen voor gegevensoverdracht
Deze instellingen kunnen in beperkte mate direct in het
Menu Instellen
van de meter worden ingevoerd. Voor
meer informatie over de configuratie door middel van het
Menu Instellen
, kunt u zowel hoofdstuk 9 als Appendix A
raadplegen. Naast deze instelmogelijkheid kan de meter
ook door middel van een gegevensbeheersysteem
worden geconfigureerd. Geschikte gegevensbeheersy-
stemen beschikken over veel meer mogelijkheden voor
configuratie van de meter dan de instelfunctie op de
meter.
Voor informatie over het gebruik van gegevensbeheersy-
stemen kunt u contact opnemen met de lokale vertegen-
woordiging van Roche (zie hoofdstuk 12).
Om binnen een instelling of laboratorium standaardi-
satie van de configuratie te waarborgen, kan het
Menu Instellen
op de meter worden uitgeschakeld.
Inleiding
22
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
23
2 De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie
invoeren
De meter aanzetten
1 Druk kort op de Aan/Uit-toets . De meter is nu
ingeschakeld.
2Het scherm
Start
verschijnt.
3 Controleer of de datum (linksonder) en de tijd
(rechtsboven) correct in het scherm
Start
worden
weergegeven. Raadpleeg de aanwijzingen in
hoofdstuk 9 indien het noodzakelijk is om deze
instellingen aan te passen.
Het batterijsymbool geeft de actuele ladingstoe-
stand van het battery pack aan. Een volledig gevuld
symbool geeft aan, dat het battery pack volle-
dig geladen is, terwijl een gedeeeltelijk geladen
battery pack wordt weergegeven door een gedeel-
telijk gevuld batterijsymbool .
Als er tijdens de functietesten een fout wordt vast-
gesteld, wordt de bijbehorende foutmelding op de
display weergegeven.
Als de functie
QC-blokkering
is ingeschakeld en er
een glucosecontrole moet worden uitgevoerd,
wordt er een dienovereenkomstige melding op de
display weergegeven.
Contrast
Start 12:48
13.11.07
Bezig met functietesten...
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
24
Instellen van het contrast
Ga als volgt te werk om het contrast van de display aan te
passen aan de lichtomstandigheden van de omgeving:
1 Druk in het scherm
Start
op de knop
Contrast
. Het
scherm
Contrast
verschijnt.
2 Gebruik de knop of om de display lichter
resp. donkerder te maken.
3 Druk op de knop om de instelling te
bevestigen.
De achtergrondverlichting
inschakelen/uitschakelen
Als de meter is ingeschakeld, kunt u de achtergrondver-
lichting op ieder willekeurig moment inschakelen of uit-
schakelen door langer dan 1,5 seconden op te
drukken. De achtergrondverlichting wordt in- of uitge-
schakeld zodra de toets wordt losgelaten.
Contrast 12:48
13.11.07
Lichter Donkerder
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
25
Activeren/deactiveren van de
WLAN-kaart
Als de eenheid is voorzien van een WLAN-kaart, kunt u
deze functie desgewenst tijdelijk activeren of deactiveren.
Het tijdelijk deactiveren van de WLAN-kaart blijft inge-
schakeld tot de volgende keer, dat de meter wordt uitge-
zet. Tenzij u deze functie handmatig uitschakelt, wordt de
WLAN-kaart na het uitzetten van de meter automatisch
geactiveerd.
Het tijdelijk deactiveren van het draadloze netwerk
geschiedt als volgt:
Druk in het scherm
Start
op de knop (
WLAN
gedeactiveerd
).
Het tijdelijk activeren van het draadloze netwerk
geschiedt als volgt:
Druk in het scherm
Start
op de knop (
WLAN
geactiveerd
).
De actuele communicatiestatus wordt in alle menu’s en
schermen op de onderste regel van de display weergege-
ven. Het symbool wordt weergegeven, als de laatste
communicatie met het gegevensbeheersysteem succes-
vol was en conform het communicatieprotocol is afgeslo-
ten. Het symbool wordt weergegeven, als de laatste
poging om met het gegevensbeheersysteem te commu-
niceren niet succesvol was of onbedoeld is beëindigd. Als
dit symbool op de display blijft verschijnen, moet u con-
tact opnemen met uw systeembeheerder.
WAARSCHUWING
Als u vermoed, dat het gebruik van de WLAN-kaart
schadelijk is voor de patiënt of een negatieve invloed
heeft op andere apparaten, dient u aan de hand van de
richtlijnen van uw instelling of laboratorium een herover-
weging te maken van het gebruik van de WLAN-functie
van het Accu-Chek Inform II-systeem.
Contrast
Start 12:48
13.11.07
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
26
Startprocedure afsluiten
Als u alle noodzakelijke wijzigingen heeft uitgevoerd,
drukt u op de knop om naar het scherm voor
het invoeren van de gebruikersidentificatie te gaan
of
wacht u 5 seconden, waarna de meter automatisch
naar het scherm voor het invoeren van de gebrui-
kersidentificatie gaat.
Invoeren van de gebruikersidentificatie
Of en hoe er een gebruikersidentificatie wordt ingevoerd
en of er een wachtwoord vereist is, hangt af van de confi-
guratie van het systeem. Het is bijvoorbeeld mogelijk om
de gebruikersidentificatie alleen verplicht te stellen bij het
uitvoeren van kwaliteitscontrolemetingen. In het alge-
meen kan het systeem de gebruikersidentificaties behe-
ren en controleren, maar daarnaast ook andere functies
van het invoeren van deze identificatie afhankelijk
maken.
Er zijn een aantal keuzemogelijkheden voor het invoeren
van gebruikersidentificaties en deze zijn afhankelijk van
de configuratie van het systeem:
Uitsluitend d.m.v. de barcodescanner
Handmatige invoer of optioneel d.m.v. de barcode-
scanner
Gebruikersidentificaties kunnen uit iedere combinatie
van maximaal 20 alfanumerieke tekens bestaan.
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
27
Invoeren van een
gebruikersidentificatie met de
barcodescanner
Als het scherm voor het invoeren van de gebruikersiden-
tificatie (Gebruikers-ID) wordt weergegeven:
1 Druk kort op de knop
Scan
. De knop wordt tijdens
het scannen met een zwarte achtergrond weerge-
geven.
2 Houdt de meter zodanig, dat het venster van de
barcodescanner zich circa 10–20 cm (4–8 inch)
boven de barcode, die u wilt aflezen, bevindt.
De meter geeft een akoestisch signaal, als de barcode
met succes is afgelezen. De informatie van de barcode
wordt in het veld van de gebruikersidentificatie weerge-
geven. De scanner wordt na 5 seconden uitgeschakeld,
als er geen barcode wordt gescand.
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z 123
Wissen
Scan
Gebruikers-ID 12:48
13.11.07
De meter aanzetten en een gebruikersidentificatie invoeren
28
Handmatig invoeren van de
gebruikersidentificatie
Als het scherm voor het invoeren van de gebruikersiden-
tificatie (Gebruikers-ID) wordt weergegeven:
1 Druk op de letters en de cijfers om de identificatie
in te voeren.
2 Gebruik de volgende toetsen om tussen de ver-
schillende groepen tekens te wisselen:
voor de letters A t/m O
voor de letters P t/m Z
voor de cijfers 0 t/m 9
voor andere speciale taalspecifieke tekens
(kunnen uitsluitend via het scherm worden
geselecteerd)
3 Druk op de backspace-knop om een onjuist
ingevoerd teken te wissen. Druk op de spatieknop
om een spatie in te voeren.
4 Druk op om de identificatie te bevestigen.
Als de ingevoerde gebruikersidentificatie niet geldig is (of
als de gegevens van de gebruiker niet in de meter zijn
opgeslagen), wordt er een foutmelding op de display
weergegeven. Door de melding te bevestigen kunt u de
identificatie nogmaals invoeren.
Invoeren van een wachtwoord
Nadat de gebruikersidentificatie correct is ingevoerd, kan
er (indien geconfigureerd) een scherm voor het invoeren
van een wachtwoord worden weergegeven. Voer het
wachtwoord op dezelfde wijze in als hierboven beschre-
ven voor de gebruikersidentificatie.
Als alle gegevens zijn ingevoerd, verschijnt het scherm
”Hoofdmenu”.
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z 123
Wissen
Scan
Gebruikers-ID 12:48
13.11.07
GEB
PQRST
UVWXJ
Z.
123 A-O ÄÖÜ
Wissen
Scan
Gebruikers-ID 12:48
13.11.07
GEB123
123
456
789
A-O0
Wissen
Scan
Gebruikers-ID 12:48
13.11.07
P-Z
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
29
3 Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
Informatie over bloedglucosemetingen
Voorbereiden van een meting
Voordat er een meting kan worden uitgevoerd, moet aan
de volgende vereisten zijn voldaan:
De Accu-Chek Performa-teststrips moeten
beschikbaar zijn voor gebruik.
Er moet ten minste één codebestand van teststrips
in de meter zijn opgeslagen en dit moet overeenko-
men met het charge(lot)nummer van te gebruiken
teststrips (zie hoofdstuk 6).
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien van toepassing) worden ingevoerd,
als de meter voor aanmelding (inloggen) is gecon-
figureerd.
De in de configuratie van het systeem gespecifi-
ceerde glucosecontrolemetingen moeten succes-
vol zijn uitgevoerd, voordat er metingen van
patiëntenmonsters mogen worden uitgevoerd.
Informatie over de noodzaak om glucosecontrole-
metingen uit te voeren wordt in het scherm
Start
weergeven.
Als aangegeven wordt, dat er een glucosecontrolemeting
moet worden uitgevoerd, kan er geen glucosebepaling
van een patiëntenmonster worden uitgevoerd tot de con-
troles succesvol zijn uitgevoerd. Voor noodgevallen
kunnen er CITO-testen in de meter worden geconfigu-
reerd. Als de omstandigheden dit vereisen, maakt deze
optie het mogelijk om, ondanks QC-blokkering van de
meter, een beperkt aantal glucosebepalingen van patiën-
tenmonsters uit te voeren (zie pagina 51).
Contrast
Start 12:48
13.11.07
QC nodig: onmiddelijk
Volg bij het afnemen van bloedmonsters de gel-
dende voorschriften en richtlijnen m.b.t. hygiëne
en veiligheid zorgvuldig op.
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen voor
het weggooien van potentieel infectieuze monsters
en materialen zorgvuldig op.
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
30
Uitvoeren van een glucosebepaling van een patiëntenmonster
Overzicht van de testprocedure
Een glucosebepaling van een patiëntenmonster bestaat
uit de volgende stappen:
Voer de patiëntenidentificatie in. Dit kan handmatig
of door gebruik te maken van de barcodescanner.
Bevestig, dat de codechip overeenkomt met de te
gebruiken teststrips (indien geconfigureerd).
Voer de meting uit.
De volgende stappen moeten op de hierboven beschre-
ven wijze reeds zijn uitgevoerd:
1 De meter is ingeschakeld.
2 U heeft uw gebruikersidentificatie ingevoerd.
3 U heeft de aanmelding afgesloten door op te
drukken en het scherm
Hoofdmenu
wordt weerge-
geven.
Invoeren of selecteren van de
patiëntenidentificatie
Nadat de meter, zoals hiervoor beschreven is, is voorbe-
reid, kunt u verdergaan met de stappen, die direct
betrekking hebben op de meting:
1 Druk in het scherm
Hoofdmenu
op de knop
Patiëntentest
.
2 Druk in het scherm
Menu Patiëntentesten
op de
knop
Glucosetest
.
Menu Patiëntentesten 12:48
13.11.07
Glucosetest
Andere test
Hoofdmenu 12:48
13.11.07
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Als een knop op de display met grijze letters wordt
weergegeven, is de optie niet beschikbaar.
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
31
Afhankelijk van de configuratie heeft u nu twee verschil-
lende opties om de eerstvolgende meting aan een patiënt
te koppelen.
De functie patiëntenidentificatie kan door uw
systeembeheerder worden geconfigureerd om:
iedere combinatie van maximaal 20 alfanume-
rieke tekens, met een gespecificeerde minimale-
en maximale lengte, in te voeren.
de patiëntenidentificatie d.m.v de barcode-
scanner in te voeren.
De volgende opties zijn beschikbaar voor de validatie
van patiëntenidentificaties:
Handmatige invoer kan worden gevalideerd aan
de hand van een gedownloade lijst.
Bevestiging van de naam en identificatie van de
patiënt kunnen verplicht worden gesteld.
Bij gebruik van de barcodescanner: kan de meter
barcodes van maximaal 30 tekens scannen, mits
gebruik wordt gemaakt van barcodemaskering
om de barcode terug te brengen tot 20 tekens of
minder.
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
32
Handmatig invoeren van de
patiëntenidentificatie
Gebruik het op de display weergegeven toetsenbord om
de patiëntenidentificatie in te voeren. De tekens kunnen
op dezelfde wijze worden geselecteerd als bij het invoe-
ren van een gebruikersidentificatie.
1 Druk op de letters en de cijfers om de identificatie
in te voeren
2 Gebruik de volgende toetsen om tussen de ver-
schillende groepen tekens te wisselen:
voor de letters A t/m O
voor de letters P t/m Z
voor de cijfers 0 t/m 9
voor andere, speciale taalspecifieke tekens
(kunnen uitsluitend via het scherm worden
geselecteerd)
3 Druk op de backspace-knop om een onjuist
ingevoerd teken te wissen.
4 Druk op om de patiëntenidentificatie te
bevestigen of
5 druk op knop om deze procedure te annule-
ren en terug te keren naar het hoofdmenu.
Als de ingevoerde patiëntenidentificatie niet geldig is (of
als de gegevens van de patiënt niet in de gedownloade
lijst zijn aangetroffen), wordt er een foutmelding op de
display weergegeven. Door de melding te bevestigen
kunt u de identificatie nogmaals invoeren.
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z 123
Wissen
Scan
Patiënten-ID 12:48
13.11.07
P-Z
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
33
Selectie van de
patiëntenidentificatie uit een lijst
Selecteer de patiëntenidentificatie uit een lijst, als deze
(van het gegevensbeheersysteem) is gedownload naar de
meter.
1 Gebruik de knop of om naar boven resp.
naar beneden door de lijst te bladeren.
Als een van de knoppen niet zichtbaar is, is het begin of
het einde van de lijst bereikt.
2 Druk op het gewenste gegeven om een patiënt te
selecteren of
3 druk op knop om deze procedure te annule-
ren en terug te keren naar het hoofdmenu.
ID: 2222222222
Scan
Patiënten-ID 12:48
13.11.07
Toetsenbord
Naam: Jane Doe
ID: 3333333333
Naam: John Doe
ID: 4444444444
Naam: Jenny Doe
ID: 5555555555
Naam: James Doe
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
34
Invoeren van een
patiëntenidentificatie met de
barcodescanner
Als het scherm voor het invoeren van de patiëntenidenti-
ficatie (Patiënten-ID) wordt weergegeven:
1 Druk kort op de knop
Scan
. De knop wordt tijdens
het scannen met een zwarte achtergrond weerge-
geven.
2 Houdt de meter zodanig, dat het venster van de
barcodescanner zich circa 10–20 cm (4–8 inch)
boven de barcode, die u wilt aflezen, bevindt.
De meter geeft een akoestisch signaal, als de barcode
met succes is afgelezen. De informatie van de barcode
wordt in het veld van de patiëntenidentificatie weergege-
ven. De scanner wordt na 5 seconden uitgeschakeld, als
er geen barcode wordt gescand.
ABCDE
FGH I J
KLMNO
P-Z 123
Wissen
Scan
Patiënten-ID 12:48
13.11.07
ID: 2222222222
Scan
Patiënten-ID 12:48
13.11.07
Toetsenbord
Naam: Jane Doe
ID: 3333333333
Naam: John Doe
ID: 4444444444
Naam: Jenny Doe
ID: 5555555555
Naam: James Doe
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
35
De code van de teststrip
bevestigen of selecteren
Nadat u de patiëntenidentificatie heeft ingevoerd en
bevestigd, wordt u gevraagd het charge(lot)nummer van
de teststrips te selecteren. Vergelijk het op de display van
de meter weergegeven nummer met het nummer op het
etiket van de flacon teststrips.
1 Selecteer het charge(lot)nummer als volgt:
Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op de knop om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op de
knop om een lijst met opgeslagen
charge(lot)nummers weer te geven. Selecteer het
gewenste charge(lot)nummer in de lijst.
Om het charge(lot)nummer d.m.v. de barcodescan-
ner in te lezen, moet u op de knop
Scan
drukken.
Volg de instructies voor het scannen van identifica-
ties op.
2 Druk op om het geselecteerde of gescande
charge(lot)nummer te bevestigen.
Voor meer informatie over het opslaan van
charge(lot)nummers van teststrips, zie pagina 55.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat
handmatige bevestiging niet nodig is. Bij deze instel-
ling wordt het charge(lot)nummer alleen weergege-
ven. Andere opties zijn niet beschikbaar.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat de
charge(lot)nummers uitsluitend d.m.v. de barcodes-
canner kunnen worden ingevoerd.
Patiëntentest
13.11.07
12:48
Patiënt 123456789
Scan
Gebruik strip lotnr. 545794 ?
Strip lotnrs. 12:48
13.11.07
Scan
545777
344789
344654
344521
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
36
Teststrip in de meter plaatsen
Na bevestiging van de code van de teststrip wordt u
gevraagd om de teststrip in de meter te plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip met de belettering ”Accu-Chek”
naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op de
teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor de
teststrip.
Patiëntentest 12:48
13.11.07
Patiënt 123456789
Strip lotnr. 545794
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
37
Opzuigen van een bloedmonster
Als de meter de teststrip heeft gedetecteerd, wordt u
gevraagd een bloedmonster op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u bloed opzuigt.
2 Houd de bloeddruppel tegen de uitsparing aan de
voorkant
(gele opbrengzone) van de teststrip.
Breng
geen
bloed op aan de bovenkant van de
teststrip.
Het bloed wordt door capillaire werking in de test-
strip gezogen. Bloed op de bovenkant van de test-
strip is niet beschikbaar voor de meting.
Zodra er voldoende bloedmonster is gedetecteerd, geeft
de meter een akoestisch signaal en wordt de meting
gestart.
Patiëntentest 12:48
13.11.07
Patiënt 123456789
Strip lotnr. 545794
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
38
Weergave van het resultaat
Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt uit-
gevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat
beschikbaar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch
signaal.
Als het resultaat op de display wordt weergegeven, kan
er (afhankelijk van de configuratie van het systeem)
tevens een melding of waarschuwing verschijnen, als het
resultaat de aangegeven grenswaarden heeft overschre-
den. Op het scherm met het resultaat bevindt zich een
knop, waarvan de naam afhankelijk is van het resultaat
(
Bereik
of
Buiten ... bereik
). Druk op deze knop om de
ingestelde grenswaarden voor de volgende bereiken
weer te geven:
Normaalbereik
Kritisch bereik
Meetbereik
Patiëntentest
13.11.07
8.3
12:48
Bereik
I-502:
Normaalbereik: 3.9-11.1
Kritisch bereik: 2.2-16.7
Meetbereik: 0.6-33.3
Patiënt 123456789
Strip lotnr. 545794
I
Patiëntentest 12:48
13.11.07
Patiënt 123456789
Strip lotnr. 545794
Patiëntentest
13.11.07
Bereik
8.3
Opmerkingen
12:48
Patiënt 123456789
Datum 13.11.07 12:48
mmol/L
Patiëntentest
13.11.07
Buiten meetbereik
RR HI
Opmerkingen
12:48
Patiënt 123456789
Datum 13.11.07 12:48
Patiëntentest
13.11.07
Buiten normaalbereik
12.2
Opmerkingen
12:48
Patiënt 123456789
Datum 13.11.07 12:48
mmol/L
Patiëntentest
13.11.07
Buiten kritisch bereik
CR LO
Opmerkingen
12:48
Patiënt 123456789
Datum 13.11.07 12:48
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
39
Naast de standaardweergave van het meetresultaat
kunnen de volgende meldingen worden weergegeven:
CR LO
(beneden de onderste grenswaarde van het
kritische bereik; afhankelijk van de configuratie)
CR HI
(boven de bovenste grenswaarde van het
kritische bereik; afhankelijk van de configuratie)
RR LO
(beneden het meetbereik)
RR HI
(boven het meetbereik)
LO
(beneden het standaard van fabriekswege
ingestelde meetbereik)
HI
(boven het standaard van fabriekswege inge-
stelde meetbereik)
Aanwijzingen voor het toevoegen van opmerkingen vindt
u in de volgende paragraaf.
Als u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoe-
gen, drukt u op de knop om naar het
Hoofdmenu
terug te keren.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen voor het weggooien
van potentieel infectieuze monsters en materialen.
Voor meetresultaten, die buiten het kritische- of
meetbereik liggen, kan tijdens het instellen een mel-
ding (met een lengte van maximaal 100 tekens)
worden geconfigureerd. Deze melding wordt dan bij
de bijbehorende meetresultaten weergegeven.
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
Glucosebepalingen van patiëntenmonsters
40
Opmerkingen toevoegen
U kunt maximaal drie opmerkingen toevoegen aan een
meetresultaat. Opmerkingen kunnen bijvoorbeeld aan-
vullende informatie geven over de testomstandigheden of
over de patiënt. De meter kan zodanig worden geconfi-
gureerd, dat opmerkingen verplicht zijn. U kunt de functie
voor het toevoegen van opmerkingen direct in het
scherm met het resultaat oproepen.
Om opmerkingen toe te voegen:
1 Druk in het scherm
Patiëntentest
op de knop
Opmerkingen
.
2 Selecteer de gewenste, reeds gedefinieerde opmer-
king in de lijst op de display (indien geconfigureerd)
of
3 druk op de knop
Extra
om uw eigen opmerking in
te voeren. Gebruik het toetsenbord (net als bij het
aanmelden) om uw opmerking in te voeren.
4 Nadat u de gewenste opmerking(en) heeft gese-
lecteerd, drukt u op de knop om terug te keren
naar het scherm met het resultaat.
5 Druk op knop om naar het
Hoofdmenu
terug
te keren.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen voor het weggooien
van potentieel infectieuze monsters en materialen.
Opmerking toevoegen 12:48
13.11.07
Extra
Nieuw strip lotnr.
Gereinigde meter
QC-flesje verwisseld
Arts geïnformeerd
Patiëntentest
13.11.07
Buiten normaalbereik
12.2
Opmerkingen
12:48
Patiënt 123456789
Datum 13.11.07 12:48
Nieuw strip lotnr.
Arts geïnformeerd
Test wordt herhaald
mmol/L
Patiëntentest
13.11.07
Buiten normaalbereik
12.2
Opmerkingen
12:48
Patiënt 123456789
Datum 13.11.07 12:48
mmol/L
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
Glucosebepalingen van controlematerialen
41
4 Glucosebepalingen van controlematerialen
Informatie over metingen van glucosecontrolematerialen
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de ver-
antwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig op bij
het uitvoeren van metingen van glucosecontrole-
materialen.
Het nauwkeurig meten van bekende glucoseniveaus
dient om te waarborgen, dat met het systeem en de toe-
gepaste bepalingstechnieken nauwkeurige resultaten
worden verkregen bij het uitvoeren van glucosemetingen
van patiëntenmonsters. Glucosecontroleoplossingen
hebben benoemde (bekende) waarden. De met deze
oplossingen verkregen resultaten dienen binnen een
bepaald toegestaan bereik te liggen (controlewaarden-
bereik) om geldige metingen van patiëntenmonsters
mogelijk te maken.
Het systeem kan zo worden geconfigureerd, dat de resul-
taten van de meting van een glucosecontrole binnen het
toegestane bereik moeten liggen, voordat er een meting
van een patiëntenmonster kan worden uitgevoerd. Dit
wordt
QC-blokkering
genoemd en zolang de resultaten
van de metingen van de controlematerialen niet binnen
het toegestane bereik liggen, kan het systeem geen
metingen van patiëntenmonsters en monsters voor ring-
onderzoeken uitvoeren.
Glucosebepalingen van controlematerialen
42
Intervallen tussen metingen van
glucosecontrolematerialen
De intervallen tussen de metingen van glucosecontrole-
materialen worden door uw instelling of laboratorium
vastgesteld. Deze intervallen worden ingevoerd tijdens de
configuratie van het systeem. Als een ingesteld interval is
verstreken (of bij een bepaalde gebeurtenis, zoals het
starten van een meting met een nieuwe charge(lot) test-
strips), wordt er, zowel na het aanzetten van de meter als
na het selecteren van de functie
Glucosetest
, een waar-
schuwing op de display weergegeven.
Metingen van glucosecontrolematerialen dienen in de
volgende gevallen te worden uitgevoerd:
Voordat de meter voor het eerst wordt gebruikt voor
de meting van patiëntenmonsters.
Tijdens door uw instelling of laboratorium vastge-
stelde periodieke metingen van glucosecontrole-
materialen.
Als een nieuwe flacon teststrips voor het eerst
wordt gebruikt.
Als een nieuwe charge (lot) teststrips voor het eerst
wordt gebruikt ( en dientengevolge ook een nieuwe
code van de teststrips).
Als een flacon met teststrips open heeft gestaan.
Als er regelmatig twijfelachtige meetresultaten
worden verkregen.
Als u de goede werking van het systeem wilt con-
troleren.
Daarnaast kunnen de volgende gebeurtenissen tijdens
het instellen worden ingevoerd als reden om een meting
van een glucosecontrole uit te voeren:
Als een voorgaande controlemeting buiten het toe-
gestane controlewaardenbereik ligt.
Als de metingen van de glucosecontrolematerialen
niet op het juiste tijdstip (juiste interval) zijn uitge-
voerd.
Als aangegeven wordt, dat er een meting van een gluco-
secontrole moet worden uitgevoerd, kan er geen bloed-
glucosemeting worden uitgevoerd tot de metingen van
de controles succesvol zijn uitgevoerd. Voor noodgeval-
len kunnen er CITO-testen in de meter worden geconfi-
gureerd. Als de omstandigheden dit vereisen, maakt deze
optie het mogelijk om, ondanks QC-blokkering van de
meter, een beperkt aantal bloedglucosemetingen uit te
voeren (zie pagina 51).
Contrast
Start 12:48
13.11.07
QC nodig: onmiddelijk
Glucosebepalingen van controlematerialen
43
Bij meting van
glucosecontrolematerialen
opgeslagen informatie
De volgende informatie wordt bij iedere meting van een
glucosecontroleoplossing opgeslagen:
Het resultaat van de meting van een glucosecon-
trole
Charge(lot)nummer van de controleoplossing
Gebruikersidentificatie (indien ingesteld)
Niveau van de controleoplossing (L1 of L2)
Charge(lot)nummer van de teststrips
Tijd en datum van de meting
Opmerkingen (indien aanwezig)
Metingen buiten het controlewaardenbereik
Controleoplossingen
Voor deze bloedglucoseteststrips zijn er twee niveaus
controleoplossing beschikbaar:
Niveau 1 (L1): laag (meetresultaten met lage
waarden)
Niveau 2 (L2): hoog (meetresultaten met hoge
waarden)
Voorbereidingen voor het
uitvoeren van een meting van
een glucosecontrolemateriaal
Afgezien van bepaalde speciale voorbereidingen (zie de
volgende paragraaf) wordt een meting van een glucose-
controlemateriaal op dezelfde manier uitgevoerd als een
meting van een patiëntenmonster.
Er moet ten minste één codebestand van teststrips
in de meter zijn opgeslagen en dit moet overeenko-
men met het charge(lot)nummer van te gebruiken
teststrips (zie hoofdstuk 6).
De juiste teststrips moeten klaar worden gelegd.
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien van toepassing) worden ingevoerd,
als de meter voor aanmelding (inloggen) is gecon-
figureerd.
Glucosebepalingen van controlematerialen
44
Uitvoeren van metingen van glucosecontrolematerialen
Overzicht van de testprocedure
Een meting van een glucosecontroleoplossing bestaat uit
de volgende stappen:
Selecteer het gewenste niveau (level) van de con-
troleoplossing voor de meting.
Controleer het charge(lot)nummer van de contro-
leoplossing.
Controleer het charge(lot)nummer van de test-
strips.
Voer de meting uit met de controleoplossing.
De controlemeting is succesvol uitgevoerd, als het resul-
taat binnen het aangegeven controlewaardenbereik
(weergeven op het etiket van de flacon teststrips of vast-
gelegd tijdens de configuratie) ligt. Vervolgens kunnen er
(weer) metingen van patiëntenmonsters worden uitge-
voerd.
Glucosebepalingen van controlematerialen
45
Starten van een meting van
glucosecontrolematerialen
Nadat de meter, zoals hiervoor beschreven is, is voorbe-
reid, kunt u verdergaan met de stappen, die direct
betrekking hebben op de meting van controlematerialen:
1 Druk in het scherm
Hoofdmenu
op de knop
Controletest
.
2 Druk in het scherm
Menu Controletesten
op de
knop
Glucosecontroletest
.
In het scherm
Controletest
worden de beschikbare
niveaus van de controleoplossing weergegeven. Rechts
naast de knoppen geeft het woord
Verplicht
het niveau
van de controle aan, waarvan een glucosecontrolemeting
moet worden uitgevoerd om QC-blokkering op te heffen.
3Druk op
Niveau 1 (laag)
of
Niveau 2 (hoog)
om het
niveau van de volgende controlemeting te selecte-
ren. In het bovenstaande voorbeeld is
Niveau 2
(hoog)
gemarkeerd.
Controletest 12:48
13.11.07
Niv. 2 (hoog)
Niv. 1 (laag)
Verplicht
Scan
Menu Controletesten 12:48
13.11.07
Glucosecontroletest
Andere controletesten
Hoofdmenu 12:48
13.11.07
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Als een knop op de display met grijze letters wordt
weergegeven, is de optie niet beschikbaar.
Glucosebepalingen van controlematerialen
46
Het charge(lot)nummer van de
controleoplossing bevestigen of
selecteren
Nadat u het niveau heeft geselecteerd, wordt u gevraagd
om het charge(lot)nummer van de controleoplossing te
bevestigen of in te voeren. Vergelijk het op de display van
de meter weergegeven nummer met het nummer op het
etiket van het flesje controleoplossing.
1 Selecteer het charge(lot)nummer als volgt:
Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op de knop om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op knop
om het toetsenbord te openen en het nummer
handmatig in te voeren of
Om het charge(lot)nummer d.m.v. de barcodescan-
ner in te lezen, moet u op de knop
Scan
drukken.
Volg de instructies voor het scannen van identifica-
ties op (zie pagina 27).
2 Druk op om het geselecteerde of gescande
charge(lot)nummer te bevestigen.
Voor meer informatie over het opslaan van
charge(lot)nummers van controleoplossingen, zie
pagina 61.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat
handmatige bevestiging niet nodig is. Bij deze instel-
ling wordt het charge(lot)nummer alleen weergege-
ven. Andere opties zijn niet beschikbaar.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat de
charge(lot)nummers uitsluitend d.m.v. de barcodes-
canner kunnen worden ingevoerd.
Controletest
13.11.07
12:48
Controle L2 (hoog)
Scan
Gebruik controle lotnr. 123456?
123
456
789
A-O0
Wissen
Scan
Controle lotnr. 12:48
13.11.07
Glucosebepalingen van controlematerialen
47
De code van de teststrip
bevestigen of selecteren
Nadat u het charge(lot)nummer van de controleoplossing
heeft ingevoerd en bevestigd, wordt u gevraagd om het
charge(lot)nummer van de teststrips te selecteren. Ver-
gelijk het op de display van de meter weergegeven
nummer met het nummer op het etiket van de flacon
teststrips.
1 Selecteer het charge(lot)nummer als volgt:
Om het charge(lot)nummer d.m.v. de barcodescan-
ner in te lezen, moet u op de knop
Scan
drukken.
Volg de instructies voor het scannen van identifica-
ties op.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op de
knop om een lijst met opgeslagen
charge(lot)nummers weer te geven. Selecteer het
gewenste charge(lot)nummer in de lijst.
Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op de knop om dit te bevestigen.
2 Druk op om het geselecteerde of gescande
charge(lot)nummer te bevestigen.
Voor meer informatie over het opslaan van
charge(lot)nummers van teststrips, zie pagina 55.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat
handmatige bevestiging niet nodig is. Bij deze instel-
ling wordt het charge(lot)nummer alleen weergege-
ven. Andere opties zijn niet beschikbaar.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat de
charge(lot)nummers uitsluitend d.m.v. de barcodes-
canner kunnen worden ingevoerd.
De meter kan zodanig worden geconfigureerd, dat de
charge(lot)nummers uitsluitend in een lijst kunnen
worden geselecteerd.
Controletest
13.11.07
12:48
Controle L2 (hoog) 123456
Gebruik strip lotnr. 545794 ?
Scan
Strip lotnrs. 12:48
13.11.07
Scan
545777
344789
344654
344521
Glucosebepalingen van controlematerialen
48
Teststrip in de meter plaatsen
Na bevestiging van de code van de teststrip wordt u
gevraagd om de teststrip in de meter te plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip met de belettering ”Accu-Chek”
naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op de
teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor de
teststrip.
Controletest 12:48
13.11.07
Controle L2 (hoog) 123456
Strip lotnr. 545794
Glucosebepalingen van controlematerialen
49
Controleoplossing opzuigen
Als de meter de teststrip heeft gedetecteerd, wordt u
gevraagd de controleoplossing op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u de controleoplos-
sing opzuigt.
2 Houd de druppel glucosecontroleoplossing tegen
de uitsparing aan de
voorkant
van de teststrip.
Breng
geen
controleoplossing op aan de boven-
kant van de teststrip.
De controleoplossing wordt door capillaire werking
in de teststrip gezogen.
Zodra er voldoende controleoplossing is gedetecteerd,
geeft de meter een akoestisch signaal en wordt de
meting gestart.
Controletest 12:48
13.11.07
Controle L2 (hoog) 123456
Strip lotnr. 545794
Glucosebepalingen van controlematerialen
50
Weergave van het resultaat
Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt uit-
gevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat beschik-
baar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch signaal.
Afhankelijk van de configuratie wordt het resultaat op de
display weergegeven als een waarde of alleen als een
kwalitatief resultaat
Pass
(correct) of
Fail
(incorrect). Uw
systeem kan zo zijn ingesteld, dat er verder geen testen
kunnen worden uitgevoerd, totdat alle vereiste niveaus
van de glucosecontroles met succes zijn bepaald (QC-
blokkering).
Als de resultaten als waarde worden weergegeven, bevindt
zich op het scherm met het resultaat een knop, waarvan de
naam afhankelijk is van het resultaat (
Bereik
of
Buiten …
bereik
). Druk op deze knop om de onderste- en bovenste
grenswaarden van de controleniveaus weer te geven.
Net als bij de bloedglucosemetingen kunt u hier even-
eens opmerkingen aan een meetresultaat toevoegen (zie
pagina 40).
Als u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoe-
gen, drukt u op de knop om, indien dit noodzakelijk
is, met het volgende niveau van de controlemeting verder
te gaan of om naar het hoofdmenu terug te keren.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen.
Controletest
13.11.07
Opmerkingen
12:48
PASS
Controle L2 (hoog) 123456
Datum 13.11.07 12:48
Controletest
13.11.07
Bereik
Controle L2 (hoog) 123456
Opmerkingen
12:48
Datum 13.11.07 12:48
17.1
mmol/L
Controletest
13.11.07
Opmerkingen
12:48
Controle L2 (hoog) 123456
Datum 13.11.07 12:48
FAIL
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
Glucosebepalingen van controlematerialen
51
Uitvoeren van een CITO-test
De meter kan zo worden geconfigureerd, dat er een
CITO-glucosebepaling van een patiëntenmonster kan
worden uitgevoerd, zelfs als er een QC-blokkering is
ingesteld. Deze optie is bedoeld voor gebruik in situaties
met kritieke patiënten. De systeembeheerder kan toe-
staan, dat de controletest één tot negen maal wordt uit-
gesteld.
De knop
Voer CITO uit
wordt onder de volgende voor-
waarden in de waarschuwingsmelding
QC-blokkering
weergegeven:
U heeft met succes ingelogd (aangemeld) en u
heeft
Patiententest
in het hoofdmenu geselecteerd
en in het volgende menu
Glucosetest
.
Er moet een meting van een glucosecontrole
worden uitgevoerd (vanwege gespecificeerde peri-
odieke controles of andere omstandigheden).
De systeembeheerder heeft de mogelijkheid van
CITO-testen tijdens het instellen ingeschakeld.
Het toegestane aantal CITO-testen is nog niet over-
schreden.
Als aan deze voorwaarden is voldaan, zullen er in de
waarschuwingsmelding twee knoppen worden weerge-
geven, waarmee u kunt kiezen, wat de volgende stap zal
zijn:
Druk op de knop
Voer QC uit
om in plaats van de
meting van een patiëntenmonster de verplichte
controlemeting uit te voeren.
Druk op de knop
Voer CITO uit
om een meting van
een patiëntenmonster uit te voeren, zelfs als er
eigenlijk een meting van een glucosecontrole zou
moeten worden uitgevoerd. De status van CITO-
test wordt met het gegevensbestand van de meting
opgeslagen.
Menu Patiëntentesten 12:48
13.11.07
Glucosetest
Voer QC uit Voer CITO uit
QC-blokkering
D-513: Waarschuwing!
Glucosecontroletest
moet worden uitge-
voerd. Voer vereiste
glucosecontroletesten
uit om verder te kunnen
gaan. 7 CITO test(en)
beschikbaar.
Glucosebepalingen van controlematerialen
52
Resultatengeheugen
53
5 Resultatengeheugen
Weergave van opgeslagen meetresultaten
In gegevensbestanden voor
meetresultaten opgeslagen
informatie
Als u het gegevensbestand voor opgeslagen meetresulta-
ten opvraagt, wordt de volgende informatie weergegeven:
Patiëntenidentificatie, het niveau van de glucose-
controle of de monsteridentificatie
Het meetresultaat
De charge(lot)nummers van de voor glucosecon-
trole en lineariteitstesten gebruikte reagentia
Datum en tijd van de meting
Opmerkingen, die zijn ingevoerd bij het uitvoeren
van de meting.
Onderhoudsresultaten (voor documentatie van de onder-
houdswerkzaamheden) worden alleen met datum en tijd
opgeslagen en weergegeven, als hierbij opmerkingen zijn
ingevoerd.
Weergave van in het geheugen
opgeslagen meetresultaten
Om de in het geheugen opgeslagen resultaten als lijst
weer te geven:
1 Druk in het hoofdmenuscherm op de knop
Resulta-
ten bekijken
.
2 Druk in het scherm
Menu Testresultaten
op de knop
Glucosetest bekijken
.
Alle in het geheugen opgeslagen resultaten worden als
doorlopende lijst weergegeven.
Glucoseresultaten
13.11.07
12:48
Patiënt QC
Alle -- 12.10.07
Tijd resultaat
19:15 4.1 123456789ABC
17:32 12.7 123456789ABC
14:25 13.9 QC L2
12:15 4.4 56789ABC1234
11:46 3.6 QC L1
10:01 4.1 Lineariteit L3
ID
Menu Testresultaten 12:48
13.11.07
Glucosetest bekijken
Andere test bekijken
Hoofdmenu 12:48
13.11.07
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Resultatengeheugen
54
3 Gebruik de knop of om naar boven resp.
naar beneden door de lijst te bladeren. De resulta-
ten worden naar datum gegroepeerd.
4 Druk op één van de gegevens in de lijst om de bij-
behorende details weer te geven.
5 Druk op de knop
Patiënt
, als u alleen de resultaten
van een bepaalde patiënt weer wilt geven.
Als u op de knop
Patiënt
in het scherm ”Glucosere-
sultaten” met de lijst met alle resultaten drukt,
wordt u gevraagd om de patiëntenidentificatie
handmatig (of met de scanner) in te voeren. De ver-
volgens weergegeven lijst bevat alleen de resulta-
ten van de geselecteerde patiënt.
Als u op de knop
Patiënt
in het scherm
Resultaat
patiënt
(middelste scherm hierboven) drukt, wordt
de lijst met meetresultaten van deze patiënt weer-
gegeven.
6Druk op de knop
QC
, als u een lijst met metingen
van glucosecontrolematerialen wilt weergeven.
7 Druk op de knop
Alle
in het scherm
Glucoseresulta-
ten
om de selectie van
Patiënt
of
QC
op te heffen en
alle resultaten weer te geven.
8 Druk op de knop om naar het voorgaande
menuscherm terug te keren of
9 Druk op de knop om naar het hoofdmenu
terug te keren.
Glucoseresultaten
13.11.07
12:48
Patiënt QC
Alle -- 12.10.07
Tijd resultaat
19:15 4.1 123456789ABC
17:32 12.7 123456789ABC
14:25 13.9 QC L2
12:15 4.4 56789ABC1234
11:46 3.6 QC L1
10:01 4.1 Lineariteit L3
ID
Resultaat patiënt
13.11.07
ID: 123456789ABCDEFG
Naam: Joe M. Doe
Strip lotnr.: 400433
12.7 mmol/L
12.10.07 17:32
Opmerking 1
Opmerking 2
Opmerking 3
12:48
Patiënt QC
Glucoseresultaten
13.11.07
12:48
Alle QC
ID: 123456789ABCDEFG
Patiënt -- 11.10.07 -- mmol/L
Tijd resultaat
14:15 8.5
21:12 6.2
13:01 5.5
14:20 12.8
19:25 7.9
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
55
6 Opslaan van informatie over teststrips, controleop-
lossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
Opslaan van informatie over teststrips
Iedere flacon teststrips bevat een charge(lot)-specifieke
codechip. Iedere codechip hoort bij één charge(lot)num-
mer en bevat belangrijke informatie over de charge(lot)-
specifieke eigenschappen van de teststrip. De eigen-
schappen van de teststrip worden door middel van de
codechipreader (als codebestand) van de codechip afge-
lezen en aan de meter overgedragen. Het codebestand
wordt in de meter opgeslagen.
Deze procedure maakt het ook mogelijk om de informatie
van de codechip centraal in het gegevensbeheersysteem
op te slaan, van waaruit het aan alle binnen uw instelling of
laboratorium gebruikte meters kan worden overgedragen.
Let er bij iedere meting op, dat de opgeslagen (en door u
geselecteerde) code overeenkomt met de code van de
gebruikte teststrips.
Naast de niet te wijzigen gegevens, die direct met de
charge(lot)-specifieke eigenschappen verbonden zijn,
bevat de codechip ook gegevens, die (afhankelijk van de
configuratie van de meter) kunnen worden gewijzigd.
Deze gegevens zijn:
Vervaldatum (kan op een datum
voor
de in de
codechip opgeslagen datum ingesteld worden)
Parameters van controleoplossingen (onderste- en
bovenste grenswaarden van de niveaus L1/laag en
L2/hoog)
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
56
Uploaden van informatie van de
codechip naar de meter
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op knop om het scherm
Hoofdmenu 2
te
openen.
2Druk op de knop
Strip lotnrs.
om het bijbehorende
menu te openen.
3Druk op de knop
Toev.
om een nieuw
charge(lot)nummer van de teststrips of gegevens
van de nieuwe codechip in te lezen. Het scherm
Strip lotnr. toevoegen
wordt geopend.
4 Plaats de nieuwe codechip in de codechip-uitspa-
ring van de codechipreader. Een LED begint te knip-
peren en geeft aan, dat de codechipreader gereed is
om de gegevens naar de meter te uploaden.
Hoofdmenu 12:48
13.11.07
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
13.11.07
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderzoek
Controle lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Strip lotnrs.
13.11.07
12:48
Toev.
Strip 31.12.07 855732
*Strip 15.06.08 845678
Strip 15.06.08 845723
Type Vervaldat. Lotnr.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
57
5 Plaats de codechipreader op een vlakke onder-
grond, zoals een tafel. Houd de meter 10–15 cm (3–
5 inch) boven de codechipreader, zodat er verbin-
ding tussen de twee infraroodvensters kan worden
gemaakt.
6 Druk op om te starten met het uploaden van
de gegevens.
Zodra de verbinding tot stand is gekomen, wordt u door
displayweergaven op de meter geïnformeerd over de
voortgang van het uploaden.
Strip lotnr. toevoegen 12:48
13.11.07
Wachten a.u.b.
I-302: Aan het verbinden
met codechipreader.
I
Houd het IR-venster aan de
onderkant van de meter boven
het IR-venster aan de boven-
kant van de codechipreader en
druk vervolgens op de rechter
pijltjestoets om gegevensover-
dracht te starten.
13.11.07
Strip lotnr. toevoegen 12:48
Strip lotnr. toevoegen 12:48
13.11.07
Wachten a.u.b.
I-303: Codechipgegevens
worden ontvangen.
I
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
58
Vervolgens wordt er informatie over de vervaldatum en de
parameters van de controleoplossingen op de display
weergegeven.
1 Druk op de knop om de gegevens van dit
charge(lot)nummer ongewijzigd in de meter op te
slaan of
2 Druk op de knop om de gegevens van dit
charge(lot)nummer te wijzigen, voordat deze in de
meter worden opgeslagen.
Wijzigen van gegevens van de
teststrips
Zoals aan het begin van dit hoofdstuk vermeld, kunt u
meerdere parameters van de teststrips wijzigen, namelijk
de vervaldatum en de grenswaarden van de controle-
waardenbereiken van de controleoplossingen.
3 Voer de gewenste vervaldatum met het toetsenbord
op de display in (gebruik twee cijfers en plaats voor
getallen van één cijfer een nul). Het is
niet
mogelijk
om een datum voorbij de in de codechip opgesla-
gen vervaldatum in te voeren.
4 Druk op de knop om de gewijzigde datum te
accepteren en met de controlewaardenbereiken
verder te gaan.
Strip lotnr. toevoegen
13.11.07
12:48
Bevestiging strip lotnr.
D-530: Wilt u de voorge-
stelde waarden gebrui-
ken voor strip 545603?
Houdbaar tot: 10.02.08
Niv. 1 (laag) 2.4-4.1
Niv. 2 (hoog) 16.0-21.6
Strip lotnr. toevoegen
13.11.07
12:48
Bevestiging strip lotnr.
D-530: Wilt u de voorge-
stelde waarden gebrui-
ken voor strip 545603?
Houdbaar tot: 10.02.08
Niv. 1 (laag) 2.4-4.1
Niv. 2 (hoog) 16.0-21.6
123
456
789
A-O0
Wissen
Vervaldatum strip 12:48
13.11.07
31.01.08
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
59
De parameters van de controleoplossingen bestaan uit
vier verschillende waarden.
5 Gebruik het toetsenbord om de gewenste waarden
na elkaar in te voeren:
Onderste grenswaarde (min.) voor niveau 1
Bovenste grenswaarde (max.) voor niveau 1
Onderste grenswaarde (min.) voor niveau 2
Bovenste grenswaarde (max.) voor niveau 2
6 Bevestig iedere ingevoerde waarde met de knop
en ga vervolgens verder met het invoeren van
de volgende waarde.
123
456
789
0
Controle L2 max 12:48
13.11.07
21.6 mmol/L
.
123
456
789
0
Controle L2 min 12:48
13.11.07
16 mmol/L
.
123
456
789
A-O0
Wissen
Vervaldatum strip 12:48
13.11.07
31.01.08
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
60
Als u klaar bent met het wijzigen van de gegevens van de
teststrip, kunt u in het volgende scherm het
charge(lot)nummer, waarvan u de gegevens zojuist heeft
gewijzigd, als het huidige charge(lot)nummer selecteren.
7 Druk op om te bevestigen, dat u dit
charge(lot)nummer wilt gebruiken als het huidige,
in gebruik zijnde charge(lot)nummer of
8 Druk op knop om de ingevoerde gegevens op
te slaan zonder dit charge(lot)nummer als het hui-
dige charge(lot)nummer in te stellen.
9 Ga verder met het invoeren van andere
charge(lot)nummers of
10 Druk op de knop om naar het hoofdmenu
terug te keren.
Het als huidig charge(lot)nummer geselecteerde
charge(lot)nummer wordt bij de volgende metingen
automatisch voor gebruik op de display weergegeven.
De codechipreader blijft, nadat de overdracht van de
gegevens heeft plaatsgevonden, nog enige seconden
gereed om gegevens te uploaden. Hierdoor kunt u de
procedure met meerdere meters achterelkaar herha-
len, zonder de codechip telkens opnieuw te hoeven
plaatsen.
123
Controle L2 max 12:48
13.11.07
21.6 mmol/L
D-314: Wilt u lotnum-
mer: 545603 van de
strips instellen als het
”huidige” lotnummer?
”Huidig” maken
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
61
Opslaan van informatie over controleoplossingen
Als het op de meter bewerken van charge(lot)nummers
bij de configuratie is ingeschakeld, kan er, voordat er
metingen worden uitgevoerd, informatie over
charge(lot)nummers van glucosecontroleoplossingen
worden ingevoerd. Deze informatie wordt in een lijst
weergegeven, die de gebruikers kunnen gebruiken. U
kunt de volgende procedure gebruiken om
charge(lot)nummers van glucosecontroles toe te voegen
aan de lijst Controle lotnrs.
Invoeren van het
charge(lot)nummer van de
controleoplossing
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op knop om het scherm
Hoofdmenu 2
te
openen.
2 Druk op de knop
Controle lotnrs.
om het bijbeho-
rende menu te openen.
3 Druk op de knop
Toev.
om een nieuw
charge(lot)nummer toe te voegen.
Hoofdmenu 12:48
13.11.07
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
13.11.07
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderzoek
Controle lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Controle lotnrs.
13.11.07
12:48
Toev.
*QC L2 15.06.08 777678
31.12.07 777732
15.06.08 777723
QC L1
QC L2
Type Vervaldat. Lotnr.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
62
4 Selecteer het niveau (Niv. 1 (laag) of Niv. 2 (hoog)).
5 Voer het charge(lot)nummer in via het toetsenbord
of
6 Druk u op de knop
Scan
om het charge(lot)nummer
d.m.v. de barcodescanner in te lezen. Volg de
instructies voor het scannen van identificaties op
(zie pagina 27).
7 Druk op om het ingevoerde of gescande
charge(lot)nummer te bevestigen.
8 U kunt de vervaldatum wijzigen (gebruik twee cij-
fers en plaats voor getallen met één cijfer een nul)
of op drukken om de weergegeven vervalda-
tum te bevestigen.
123
456
789
A-O0
Wissen
Scan
Controle lotnr. 12:48
13.11.07
Controle lotnr. toev. 12:48
13.11.07
Niv. 2 (hoog)
Niv. 1 (laag)
Scan
123
456
789
A-O0
Wissen
Vervaldatum controle 12:48
13.11.07
31.01.08
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
63
Als u klaar bent met het wijzigen van de gegevens van de
controleoplossing, kunt u in het volgende scherm het
charge(lot)nummer, waarvan u de gegevens zojuist heeft
gewijzigd, als het huidige charge(lot)nummer selecteren.
9 Druk op om te bevestigen, dat u dit
charge(lot)nummer wilt gebruiken als het huidige,
in gebruik zijnde charge(lot)nummer of
10 Druk op knop om de ingevoerde gegevens op
te slaan zonder dit charge(lot)nummer als het hui-
dige charge(lot)nummer in te stellen.
11 Ga verder met het invoeren van andere
charge(lot)nummers of
12 Druk op de knop om naar het hoofdmenu
terug te keren.
Het als huidig charge(lot)nummer geselecteerde
charge(lot)nummer wordt bij de volgende metingen
automatisch voor gebruik op de display weergegeven.
123
Vervaldatum controle 12:48
13.11.07
31.01.08
D-314: Wilt u lotnummer
134526 van de controle
instellen als het ”hui-
dige” lotnummer voor
niveau 1 (laag)?
”Huidig” maken
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
64
Selecteren van een opgeslagen
charge(lot)nummer als het
huidige charge(lot)nummer
U kunt ieder opgeslagen charge(lot)nummer selecteren
als het huidige charge(lot)nummer.
1 Druk op knop in het hoofdmenu om het
scherm
Hoofdmenu 2
te openen.
2Druk op de knop
Controle lotnrs.
om het bijbeho-
rende menu te openen. Het huidige
charge(lot)nummer wordt weergegeven door een
sterretje (*).
Hoofdmenu 12:48
13.11.07
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
13.11.07
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderzoek
Controle lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Controle lotnrs.
13.11.07
12:48
Toev.
*QC L2 15.06.08 777678
31.12.07 777732
15.06.08 777723
QC L1
QC L2
Type Vervaldat. Lotnr.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
65
3 Druk op het charge(lot)nummer, dat u als het hui-
dige charge(lot)nummer wilt selecteren. Hierdoor
wordt het scherm met de bijbehorende gedetail-
leerde informatie weergegeven.
4 Druk op knop
”Huidig” maken
om dit
charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer in te stellen. De informatie
Huidig
wordt vervolgens ook in de gedetailleerde
informatie weergegeven.
5 Druk op de knop om naar de lijst met
charge(lot)nummers terug te keren of
6 Druk op de knop om naar het hoofdmenu
terug te keren.
Details controlelotnr.
13.11.07
12:48
Bewerk Wissen
Controle lotnr.: 777732
Niveau controle: 1
Houdbaar tot 31.12.07
Huidig
Details controlelotnr.
13.11.07
12:48
Bewerk Wissen
Controle lotnr.: 777732
Niveau controle: 1
Houdbaar tot 31.12.07
”Huidig” maken
Controle lotnrs.
13.11.07
12:48
Toev.
*QC L2 15.06.08 777678
31.12.07 777732
15.06.08 777723
QC L1
QC L2
Type Vervaldat. Lotnr.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
66
Opslaan van informatie over lineariteitstesten
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de ver-
antwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig op bij
het uitvoeren van lineariteitstesten.
Invoeren van het
charge(lot)nummer van de
lineariteitstestkit
Bij de volgende beschrijving wordt er van uitgegaan, dat
de meter is ingeschakeld en dat het hoofdmenu wordt
weergegeven.
1 Druk op knop om het scherm
Hoofdmenu 2
te
openen.
2 Druk op de knop
Linear. lotnrs.
om het bijbehorende
menu te openen.
3Druk op de knop
Toev.
om een nieuw
charge(lot)nummer toe te voegen.
Hoofdmenu 12:48
13.11.07
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
13.11.07
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderzoek
Controle lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Lineariteit lotnrs.
13.11.07
12:48
Toev.
*Lin. 15.06.08 777678
31.12.07 777732
15.06.08 777723
Lin.
Lin.
Type Vervaldat. Lotnr.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
67
4 Voer het charge(lot)nummer in via het toetsenbord.
5 Druk op om het ingevoerde charge(lot)num-
mer te bevestigen.
6 Voer de vervaldatum in (gebruik twee cijfers en
plaats voor getallen met één cijfer een nul) en druk
op om de door u ingevoerde vervaldatum te
bevestigen.
Als u klaar bent met het wijzigen van de gegevens van de
lineariteitstest, kunt u in het volgende scherm het
charge(lot)nummer, waarvan u de gegevens zojuist heeft
gewijzigd, als het huidige charge(lot)nummer selecteren.
7 Druk op om te bevestigen, dat u dit
charge(lot)nummer wilt gebruiken als het huidige,
in gebruik zijnde charge(lot)nummer of
8 Druk op knop om de ingevoerde gegevens op
te slaan zonder dit charge(lot)nummer als het hui-
dige charge(lot)nummer in te stellen.
9 Ga verder met het invoeren van andere
charge(lot)nummers of
10 Druk op de knop om naar het hoofdmenu
terug te keren.
123
456
789
A-O0
Wissen
Lineariteit lotnr. 12:48
13.11.07
123
456
789
A-O0
Wissen
Vervaldatum lin.test 12:48
13.11.07
31.01.08
Het als huidig charge(lot)nummer geselecteerde
charge(lot)nummer wordt bij de volgende metingen
automatisch voor gebruik op de display weergegeven.
123
Vervaldatum lin.test 12:48
13.11.07
31.01.08
D-311: Wilt u
lotnummer 777678 van
de lineariteitstest in-
stellen als het ”huidige”
lotnummer?
”Huidig” maken
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
68
Selecteren van een opgeslagen
charge(lot)nummer als het
huidige charge(lot)nummer
U kunt ieder opgeslagen charge(lot)nummer selecteren
als het huidige charge(lot)nummer.
1 Druk op knop in het hoofdmenu om het
scherm
Hoofdmenu 2
te openen.
2Druk op de knop
Lineariteit
om het bijbehorende
menu te openen. Het huidige charge(lot)nummer
wordt weergegeven door een sterretje (*).
Hoofdmenu 12:48
13.11.07
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
13.11.07
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderzoek
Controle lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Lineariteit lotnrs.
13.11.07
12:48
Toev.
*Lin. 15.06.08 777678
31.12.07 777732
15.06.08 777723
Lin.
Lin.
Type Vervaldat. Lotnr.
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
69
3 Druk op het charge(lot)nummer, dat u als het hui-
dige charge(lot)nummer wilt selecteren. Hierdoor
wordt het scherm met de bijbehorende gedetail-
leerde informatie weergegeven.
4 Druk op knop
”Huidig” maken
om dit
charge(lot)nummer als het huidige
charge(lot)nummer in te stellen. De informatie
Huidig
wordt vervolgens ook in de gedetailleerde
informatie weergegeven.
5 Druk op de knop om naar de lijst met
charge(lot)nummers terug te keren of
6 Druk op de knop om naar het hoofdmenu
terug te keren.
Details linear. lotnr.
13.11.07
12:48
Bewerk Wissen
Lineariteit lotnr.: 777732
Houdbaar tot 31.12.07
Huidig
Lineariteit lotnrs.
13.11.07
12:48
Toev.
*Lin. 15.06.08 777678
31.12.07 777732
15.06.08 777723
Lin.
Lin.
Type Vervaldat. Lotnr.
Details linear. lotnr.
13.11.07
12:48
Bewerk Wissen
Lineariteit lotnr.: 777732
Houdbaar tot 31.12.07
”Huidig” maken
Opslaan van informatie over teststrips, controleoplossingen en lineariteitstestoplossingen in de meter
70
Lineariteitstesten
71
7 Lineariteitstesten
Informatie over lineariteitstesten
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de ver-
antwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig op bij
het uitvoeren van lineariteitstesten. Voor informatie over
producten voor het uitvoeren van lineariteitstesten kunt u
contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging van
Roche.
Met behulp van lineariteitstesten kunnen de functie en
de nauwkeurigheid van het gehele systeem over het
gehele bereik van de aangegeven waarden worden
gecontroleerd. De monsters van de lineariteitstest dienen
op precies dezelfde manier te worden behandeld als hier-
voor is beschreven voor de controleoplossingen voor de
glucosecontrolemetingen.
De term ”lineariteit” beschrijft het vermogen van het
systeem om een constante nauwkeurigheid te handha-
ven over het gehele bereik van de aangegeven waarden.
Als de meetwaarden tegen referentiewaarden zouden
worden uitgezet, zou de grafiek over het gehele bereik
van deze waarden in het ideale geval (hoge lineariteit)
een rechte lijn weergeven. Lineariteit geeft het bereik
weer van de laagste tot de hoogste waarde, waarvan is
vastgesteld, dat een instrument hierbinnen nauwkeurige
resultaten geeft.
Intervallen tussen
lineariteitstesten
De lineariteit van het systeem dient te worden gecontro-
leerd, voordat het systeem voor het eerst wordt gebruikt
voor metingen van patiëntenmonsters. De intervallen
tussen opeenvolgende lineariteitstesten worden vastge-
steld door de instelling of het laboratorium, dat het
systeem gebruikt. Lineariteitstesten kunnen ook worden
uitgevoerd om de goede werking van het gehele systeem
te controleren.
Lineariteitstesten
72
Bij lineariteitstesten opgeslagen
informatie
De volgende informatie wordt bij iedere lineariteitstest
opgeslagen:
Meetwaarde
Charge(lot)nummer van de lineariteitstestoplossing
Niveau van de lineariteitstestoplossing (L1 tot L6)
Gebruikersidentificatie (indien ingesteld)
Charge(lot)nummer van de teststrips
Tijd en datum van de meting
Opmerkingen (indien aanwezig)
Testkit voor de bepaling van de
lineariteit
De testkit voor de bepaling van de lineariteit bevat gluco-
seoplossingen van zes niveaus (6 flesjes, 2,5 mL per
flesje). Voor aanvullende informatie over de inhoud en het
gebruik van de kit wordt verwezen naar de bijsluiter.
Voorbereidingen voor het
uitvoeren van een lineariteitstest
Afgezien van bepaalde speciale voorbereidingen (zie de
volgende paragraaf) wordt een meting van een lineari-
teitstest op dezelfde manier uitgevoerd als de meting van
een patiëntenmonster. Controleer het volgende:
Er moet ten minste één codebestand van teststrips
in de meter zijn opgeslagen en dit moet overeenko-
men met het charge(lot)nummer van te gebruiken
teststrips (zie hoofdstuk 6).
De juiste teststrips moeten klaar worden gelegd.
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien van toepassing) worden ingevoerd,
als de meter voor aanmelding (inloggen) is gecon-
figureerd.
Lineariteitstesten
73
Uitvoeren van een lineariteitstest
Overzicht van de testprocedure
Een lineariteitstest bestaat uit de volgende stappen:
Controleer het charge(lot)nummer van de lineari-
teitstestoplossingen.
Controleer het charge(lot)nummer van de test-
strips.
Voer de test uit met alle zes lineariteitstest-
oplossingen.
Starten van een meting van een
lineariteitstest
Nadat de meter, zoals hiervoor beschreven is, is voorbe-
reid, kunt u verdergaan met de stappen, die direct
betrekking hebben op de meting van de lineariteitstest:
1 Druk op de knop in het
Hoofdmenu
om het
scherm
Hoofdmenu 2
te openen.
2 Druk op de knop
Lineariteit
om de lineariteitstest te
starten. Het scherm
Lineariteitstest
wordt geopend.
Lineariteitstest
13.11.07
12:48
Gebruik lineariteitstest lotnr.
12345678?
Hoofdmenu 12:48
13.11.07
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
13.11.07
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderzoek
Controle lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Lineariteitstesten
74
Het charge(lot)nummer van de
lineariteitstestkit bevestigen of
selecteren
U wordt nu gevraagd om het charge(lot)nummer van de
lineariteitstestkit te bevestigen of in te voeren. Vergelijk
het op de display van de meter weergegeven nummer
met het nummer op het etiket van de lineariteitstestkit.
3 Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op de knop om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op knop
om het toetsenbord te openen en het nummer
handmatig in te voeren of om het charge(lot)num-
mer door middel van de barcodescanner in te
voeren (zie pagina 66).
De code van de teststrip
bevestigen of selecteren
Nadat u het charge(lot)nummer van de lineariteitstestkit
heeft ingevoerd en bevestigd, wordt u gevraagd om het
charge(lot)nummer van de teststrips te selecteren. Ver-
gelijk het op de display van de meter weergegeven
nummer met het nummer op het etiket van de flacon
teststrips.
4 Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op de knop om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op knop
om het nummer in een lijst te selecteren, het
toetsenbord te openen en het nummer handmatig
in te voeren of om het charge(lot)nummer door
middel van de barcodescanner in te voeren (zie
pagina 55).
Lineariteitstest
13.11.07
12:48
Gebruik lineariteitstest lotnr.
12345678?
Lineariteitstest
13.11.07
12:48
Lineariteit 12345678
Gebruik strip lotnr. 545794 ?
Scan
Lineariteitstesten
75
In het menu
Lineariteitstest
worden de beschikbare
niveaus van de lineariteitstest weergegeven.
5 Druk op de knop
L1
om de eerstvolgende meting
met dit (eerste) niveau te starten.
Teststrip in de meter plaatsen
Na selectie van het niveau wordt u gevraagd om de test-
strip in de meter te plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip met de belettering ”Accu-Chek”
naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op de
teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor de
teststrip.
Lineariteitstest 12:48
13.11.07
L1
L5
L3
L6
L4
L2
Lineariteit 12345678
Strip lotnr. 545794
Lineariteitstest 12:48
13.11.07
Lineariteit 12345678 L1
Strip lotnr. 545794
Lineariteitstesten
76
Lineariteitstestmonster
opzuigen
Als de meter de teststrip heeft gedetecteerd, wordt u
gevraagd de lineariteitstestoplossing op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u de lineariteitstest-
oplossing opzuigt.
2 Houd de druppel lineariteitstestoplossing tegen de
uitsparing aan de
voorkant
van de teststrip. Breng
geen
lineariteitstestoplossing op aan de bovenkant
van de teststrip.
De lineariteitstestoplossing wordt door capillaire
werking in de teststrip gezogen.
Zodra er voldoende lineariteitstestoplossing is gedetec-
teerd, geeft de meter een akoestisch signaal en wordt de
meting gestart.
Lineariteitstest 12:48
13.11.07
Lineariteit 12345678 L1
Strip lotnr. 545794
Lineariteitstesten
77
Weergave van het resultaat
Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt uit-
gevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat
beschikbaar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch
signaal.
Net als bij de bloedglucosemetingen kunt u hier even-
eens opmerkingen aan een meetresultaat toevoegen (zie
pagina 40).
Als u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoe-
gen, drukt u op de knop om met het volgende
niveau van de lineariteitstest verder te gaan.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen. Herhaal de boven-
staande stappen voor alle niveaus van de lineariteitstest.
Lineariteitstest
13.11.07
8.3
Opmerkingen
12:48
Lineariteit 12345678 L1
Datum 13.11.07 12:48
mmol/L
Lineariteitstest 12:48
13.11.07
Lineariteit 12345678 L1
Strip lotnr. 545794
Lineariteitstest 12:48
13.11.07
L1
L5
L3
L6
L4
L2
Lineariteit 12345678
Strip lotnr. 545794
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
Lineariteitstesten
78
Ringonderzoeken
79
8 Ringonderzoeken
Informatie over metingen voor ringonderzoeken
Volg de geldende voorschriften en richtlijnen van de ver-
antwoordelijke regelgevende instanties zorgvuldig op bij
het uitvoeren van metingen voor ringonderzoeken (inter-
laboratoriumvergelijkingen).
Ringonderzoeken van bloedglucosemetingen worden uit-
gevoerd met monsters, waarvan de waarden niet bekend
zijn bij de gebruiker, die de meting uitvoert. Deze mon-
sters worden door een externe instantie geleverd en de
resultaten dienen na het voltooien van de metingen bij de
betreffende instantie te worden ingeleverd. De geleverde
monsters dienen op dezelfde wijze te worden behandeld
als monsters van patiënten.
Ringonderzoeken van bloedglucosemetingen bieden een
extra mogelijkheid om te controleren of uw techniek, de
reagentia, het systeem en het uiteindelijke meetresultaat
aan de eisen voldoen. Voor het certificeren van een
instelling of laboratorium stellen sommige accrediterende
lichamen het testen van deze ringonderzoekmonsters
verplicht als onderdeel van het kwaliteitsborgingpro-
gramma van de instelling of het laboratorium.
Ringonderzoeken
80
Bij metingen voor
ringonderzoeken opgeslagen
informatie
De volgende informatie wordt bij iedere meting voor ring-
onderzoeken opgeslagen:
Meetresultaat
Monsteridentificatie
Charge(lot)nummer van de teststrips
Tijd en datum van de meting
Opmerkingen (indien van toepassing)
Gebruikersidentificatie (indien ingesteld)
Voorbereidingen voor het
uitvoeren van een meting voor
een ringonderzoek
Voor het uitvoeren van een meting voor een ringonder-
zoek heeft u het volgende nodig:
Er moet ten minste één codebestand van teststrips
in de meter zijn opgeslagen en dit moet overeenko-
men met het charge(lot)nummer van te gebruiken
teststrips (zie hoofdstuk 6).
De juiste teststrips moeten klaar worden gelegd.
Er moet een gebruikersidentificatie (met wacht-
woord, indien van toepassing) worden ingevoerd,
als de meter voor aanmelding (inloggen) is gecon-
figureerd.
Voor ringonderzoeken van bloedglucosemetingen
moet (in plaats van de patiëntenidentificatie) de mon-
steridentificatie als identificatie worden ingevoerd. Er
kunnen monsteridentificaties met maximaal 16 tekens
worden ingevoerd.
Ringonderzoeken
81
Uitvoeren van een meting voor een ringonderzoek
Overzicht van de testprocedure
Een meting voor een ringonderzoek bestaat uit de vol-
gende stappen:
Voer de monsteridentificatie van het ringonder-
zoekmonster in.
Controleer het charge(lot)nummer van de test-
strips.
Voer de meting van het ringonderzoekmonster uit.
Starten van een meting voor een
ringonderzoek
Nadat de meter, zoals hiervoor beschreven is, is voorbe-
reid, kunt u verdergaan met de stappen, die direct
betrekking hebben op de meting van ringonderzoek-
monsters:
1 Druk op de knop in het
Hoofdmenu
om het
scherm
Hoofdmenu 2
te openen.
2 Druk op de knop
Ringonderzoek
om de meting van
het ringonderzoekmonster te starten.
Hoofdmenu 12:48
13.11.07
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
13.11.07
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderzoek
Controle lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Ringonderzoeken
82
Invoeren van de
monsteridentificatie van het
ringonderzoekmonster
U wordt nu gevraagd om de monsteridentificatie in te
voeren.
1 Voer de monsteridentificatie via het toetsenbord in
of
2 Druk u op de knop
Scan
om de monsteridentificatie
d.m.v. de barcodescanner in te lezen (zie pagina
27). Let er in dit geval op, dat het ringonderzoek-
monster een compatibele barcode heeft (zie
Appendix A).
3 Druk op om de geselecteerde of gescande
monsteridentificatie te bevestigen.
De code van de teststrip
bevestigen of selecteren
Nadat u de monsteridentificatie heeft ingevoerd en
bevestigd, wordt u gevraagd het charge(lot)nummer van
de teststrip te selecteren. Vergelijk het op de display van
de meter weergegeven nummer met het nummer op het
etiket van de flacon teststrips.
4 Als u het op de display van de meter weergegeven,
voorgeselecteerde charge(lot)nummer wilt gebrui-
ken, drukt u op de knop om dit te bevestigen.
Om een ander dan het op de display weergegeven
charge(lot)nummer te gebruiken, drukt u op knop
om het nummer in een lijst te selecteren, het
toetsenbord te openen en het nummer handmatig
in te voeren of om het charge(lot)nummer door
middel van de barcodescanner in te voeren (zie
pagina 55).
123
456
789
A-O0
Wissen
Scan
Monster-ID 12:48
13.11.07
Ringonderzoektest
13.11.07
12:48
Monster 123456789
Gebruik strip lotnr. 545794 ?
Scan
Ringonderzoeken
83
Teststrip in de meter plaatsen
Na bevestiging van de code van de teststrip wordt u
gevraagd om de teststrip in de meter te plaatsen.
1 Neem de teststrip uit de flacon en sluit de flacon
direct weer af met de dop.
2 Houd de teststrip met de belettering ”Accu-Chek”
naar boven.
3 Schuif de teststrip in de richting van de pijlen op de
teststrip zo ver mogelijk in de uitsparing voor de
teststrip.
Ringonderzoektest 12:48
13.11.07
Monster 123456789
Strip lotnr. 545794
Ringonderzoeken
84
Opzuigen van een
ringonderzoekmonster
Als de meter de teststrip heeft gedetecteerd, wordt u
gevraagd het ringonderzoekmonster op te zuigen.
1 Wacht tot de knipperende druppel op de display
wordt weergegeven, voordat u het ringonderzoek-
monster opzuigt.
2 Houd een druppel ringonderzoekmonster tegen de
uitsparing aan de
voorkant
van de teststrip. Breng
geen
ringonderzoekmonster op aan de bovenkant
van de teststrip.
Het ringonderzoekmonster wordt door capillaire
werking in de teststrip gezogen.
Zodra er voldoende ringonderzoekmonster is gedetec-
teerd, geeft de meter een akoestisch signaal en wordt de
meting gestart.
Ringonderzoektest 12:48
13.11.07
Monster 123456789
Strip lotnr. 545794
Ringonderzoeken
85
Weergave van het resultaat
Het zandlopersymbool geeft aan, dat de meting wordt uit-
gevoerd. Als de meting is voltooid en het resultaat
beschikbaar is, geeft de meter opnieuw een akoestisch
signaal.
Het resultaat wordt weergegeven als een numerieke
waarde, tenzij het buiten de ingestelde grenswaarden
ligt. In dit geval wordt de melding
HI
of
LO
op de display
weergegeven.
Net als bij de bloedglucosemetingen kunt u hier even-
eens opmerkingen aan een meetresultaat toevoegen (zie
pagina 40).
Als u geen opmerking aan het meetresultaat wilt toevoe-
gen, drukt u op de knop om de meting af te sluiten
en het resultaat op te slaan.
Verwijder de teststrip en gooi deze weg conform de gel-
dende voorschriften en richtlijnen voor het weggooien
van potentieel infectieuze monsters en materialen.
Ringonderzoektest
13.11.07
Opmerkingen
12:48
HI
Monster 123456789
Datum 13.11.07 12:48
Ringonderzoektest
13.11.07
8.3
Opmerkingen
12:48
Monster 123456789
Datum 13.11.07 12:48
mmol/L
Ringonderzoektest
13.11.07
Opmerkingen
12:48
LO
Monster 123456789
Datum 13.11.07 12:48
Meetresultaten worden ook opgeslagen, als de meter
wordt uitgeschakeld, terwijl de resultaten op de dis-
play worden weergegeven of als de meter automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
Ringonderzoeken
86
Eerste ingebruikname
87
9 Eerste ingebruikname
Aansluiten van het dockingstation
1 Schuif het dockingstation naar boven van de wand-
houder (indien deze gebruikt wordt).
2 Sluit de voedingskabel aan op de juiste bus.
3 Sluit (indien gewenst) de netwerkkabel of de USB-
kabel aan op de betreffende bus. Gebruik alleen de
met het Accu-Chek Inform II-systeem geleverde
USB-kabel.
4 Schuif het dockingstation terug op de wandhouder
(indien deze gebruikt wordt).
LET OP!
Om de veiligheid en betrouwbare werking voortdurend
te kunnen waarborgen, dient alleen de voor het Accu-
Chek Inform II-systeem geleverde netspanningadapter te
worden gebruikt (voor bestelinformatie zie pagina 131).
Voor informatie over de configuratie van het Accu-
Chek Inform II-dockingstation kunt u contact opne-
men met de lokale vertegenwoordiging van Roche.
Eerste ingebruikname
88
Plaatsen of vervangen van het battery pack
Het battery pack (batterijeenheid) is bij verzending niet
in de Accu-Chek Inform II-meter geplaatst.
Nadat een nieuw battery pack is geplaatst, moet de
meter drie uren op het dockingstation worden opgela-
den, voordat er met de meter metingen mogen worden
uitgevoerd.
Als de meter op het dockingstation is geplaatst, wordt
het symbool op de display weergegeven. Dit sym-
bool geeft aan, dat het dockingstation van stroom
wordt voorzien en de meter, indien noodzakelijk, op kan
laden.
Let erop, dat het toegestane temperatuurbereik voor
het opladen van het battery pack (3–40 °C of 37–104 °F)
tijdens het plaatsen en de eerste configuratie niet
wordt overschreden.
Als er een nieuw battery pack in een meter, die al in
gebruik is genomen, moet worden geplaatst, adviseren
wij u om de gegevens van de meter te downloaden,
voordat u het oude battery pack verwijdert. Hierdoor
wordt ongewenst verlies van gegevens voorkomen.
Eerste ingebruikname
89
Verwijderen van het battery pack
1 Zorg ervoor, dat de meter is uitgeschakeld, als er
zich reeds een battery pack in de meter bevindt.
2 Plaats de meter met de bovenkant naar beneden op
een vlak oppervlak.
3 Gebruik een Torx-schroevendraaier grootte T5 om
de twee schroefjes, waarmee het battery pack is
bevestigd, los te draaien.
4 Verwijder het battery pack voorzichtig van de meter.
Het battery pack is nog door de stekker met de
meter verbonden.
5 Verwijder de aansluitstekker.
Gooi gebruikte battery packs op een milieuverant-
woorde wijze (met het klein chemisch afval (KCA))
weg conform de lokaal geldende voorschriften en
richtlijnen.
Eerste ingebruikname
90
Plaatsen van het battery pack
1 Draai de schroeven van het battery pack zover los,
dat ze circa 4–5 mm (2/10 inch) uitsteken.
2 Houd het battery pack zodanig tegen de onderkant
van de meter, dat de aansluitstekker zich ter hoogte
van de bus in de meter bevindt.
3 Steek de aansluitstekker in de bus.
4 Gebruik, indien noodzakelijk, een geschikt
gereedschap (zoals de Torx-schroevendraaier) om
de stekker geheel in de bus te drukken.
Eerste ingebruikname
91
5 Plaats het battery pack met de smalle kant aan de
rand van de opening en klap dit (zoals in de onder-
staande afbeelding weergegeven) als een deksel
naar beneden dicht. Zorg ervoor, dat de kabels van
de aansluitstekker in de kabelgoot op het battery
pack komen te liggen. Het op de hierboven
beschreven wijze sluiten van de ”deksel” draagt
ertoe bij, dat de kabels op een juiste wijze worden
geplaatst, waardoor ze niet worden afgekneld of
geknikt.
6 Het battery pack moet nu één vlak met de onder-
kant van de meter vormen. Als dit niet het geval is,
moet u controleren of de schroeven voldoende los-
gedraaid zijn of dat de kabels misschien tussen
battery pack en de meter klem zitten.
7 Draai de schroeven vast tot de aanslag (handvast,
niet te strak). Tot het vastdraaien heeft de deksel
door de hierin liggende rubberen afdichting en de
O-ringen rond de schroeven enige speling. Nadat
de schroeven zijn vastgedraaid moet de deksel in
één vlak met de onderkant van de meter liggen.
Eerste ingebruikname
92
8 Houd een liniaal dwars over de onderkant van de
meter om te controleren of het battery pack correct
is geplaatst. De liniaal dient geheel vlak op de
onderkant van de meter te liggen en aan de linker-
en rechterkant van het battery pack contact met de
meter te maken (zie de bovenstaande linkerafbeel-
ding). Indien dit niet het geval is (zoals in de hier-
boven weergegeven rechterafbeelding), moet u de
schroeven weer voorzichtig losdraaien en opnieuw
beginnen met stap 1.
Na het plaatsen van een nieuw battery pack wordt de
meter automatisch aangezet.
Het Roche-logo wordt weergegeven. Als de meter
niet automatisch wordt aangezet, moet u een reset
uitvoeren. Druk hiertoe met een hulpmiddel, zoals
een schroevendraaier of een paperclip, op de reset-
toets in het midden van het battery pack.
Na een korte tijd wordt het startscherm weergege-
ven.
Afhankelijk van de tijdsduur, dat de meter zonder
stroomvoorziening is geweest, kan er om een veri-
ficatie van de tijd en de datum worden gevraagd.
Als de tijd en datum juist zijn, drukt u op . Als
de weergaven niet juist zijn, drukt u op en cor-
rigeert u deze. Volg de aanwijzingen op het scherm
op of raadpleeg uw systeembeheerder.
Eerste ingebruikname
93
Meter instellen voor gebruik
Er zijn twee manieren om de instellingen van de meter
aan te passen: direct op de meter (zie het onderstaande
menuoverzicht) of door middel van een gegevensbeheer-
systeem (zie Appendix A). De twee methoden verschillen
in het aantal beschikbare opties.
De meter wordt geleverd met in de fabriek reeds inge-
voerde standaardinstellingen. De volgende instellingen
kunnen op de meter zelf worden ingevoerd:
Datum- en tijdweergave
Toestaan van het wijzigen van de datum en de tijd
Eenheden
Testtypen
Toestaan van het bewerken van charge(lot)infor-
matie
Wijze van verificatie van charge(lot)informatie
Barcodescanner activeren
Het normale-, kritische- en meetbereik
Opties voor gebruikersidentificatie
Opties voor patiëntenidentificatie
Instellingen voor glucosecontroles en QC-
blokkering
Geluidsniveau van het akoestische signaal
Als de meter door de systeembeheerder door middel
van een gegevensbeheersysteem is geconfigureerd,
kunnen de configuratieopties op de meter worden
uitgeschakeld om conflicten met de instellingen te
voorkomen. Deze opties worden dan op de display
met grijze letters weergegeven.
Eerste ingebruikname
94
Menuoverzicht
De onderstaande tabellen geven een beknopt overzicht
van de menustructuur. De menu’s kunnen worden
gebruikt om de meter volledig te kunnen bedienen en de
belangrijkste basisinstellingen in te kunnen voeren.
Hoofdmenu
Patiëntentest
Patiëntenidentificatie invoeren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Teststrip plaatsen
Monster opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerkingen toevoegen
Controletest
Niveau selecteren
Charge(lot)nummer controlemateriaal verifiëren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Teststrip plaatsen
Controleoplossing opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerkingen toevoegen
Resultaten bekijken
Alle meetresultaten bekijken
Eerste ingebruikname
95
Hoofdmenu 2
Onderhoud
Opmerking toevoegen
Resultaat onderhoud
Ringonderzoek
Monsteridentificatie invoeren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Teststrip plaatsen
Monster opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerkingen toevoegen
Strip lotnrs.
Lijst met charge(lot)nummers bekijken
Charge(lot)nummer toevoegen
Vervaldatum invoeren
Controlewaardenbereiken instellen
Details van charge(lot)nummers bekijken
Charge(lot)nummer ”huidig” maken
Charge (lot) wijzigen/verwijderen
Controle lotnrs.
Lijst met charge(lot)nummers bekijken
Niveau controles selecteren
Charge(lot)nummer toevoegen
Vervaldatum invoeren
Charge(lot)nummer ”huidig” maken
Charge (lot) wijzigen/verwijderen
Lineariteit lotnrs.
Lijst met charge(lot)nummers bekijken
Charge(lot)nummer toevoegen
Vervaldatum invoeren
Charge(lot)nummer ”huidig” maken
Charge (lot) wijzigen/verwijderen
Lineariteit
Charge(lot)nummer lineariteitstestkit verifiëren
Charge(lot)nummer teststrip verifiëren
Niveau lineariteitstestoplossing selecteren
Teststrip plaatsen
Lineariteitstestoplossing opzuigen
Meetresultaten bekijken
Opmerkingen toevoegen
Geluid
Geluidsniveau van het akoestische signaal instellen
Akoestisch signaal inschakelen /uitschakelen
Systeemcontrole
Softwareversies weergeven
Barcodescanner testen
Logboek gebeurtenissen meter
Eerste ingebruikname
96
Beheermenu
Beheer
Taal
Datum/tijd
Instellen
Taal
–Engels
–Duits
–Nederlands
–Frans
–Zweeds
Datum/tijd
Huidige datum invoeren
Huidige tijd invoeren
Menu Instellen
Opties datum/tijd
Datum/tijd wijzigen
Tijdweergave
Datumweergave
Opties testweergave
Eenheid resultaat
Testen inschakelen
CITO-test toegestaan
(indien ingeschakeld)
–Aantal CITO-testen
Opties reagentia
Reagens wijzigen
Charge(lot)nummerverifica-
tiemodus
QC frequentie
Frequentie controle
Testbereiken
–Normaalbereik
–Kritisch bereik
Meetbereik
Invoer gebruikers-ID
Gebruiker invoeren
Validatie gebruiker
–Barcode
Invoer patiënten-ID
Patiënt invoeren
Validatie patiënt
–Barcode
Instelwachtwoord
Instelwachtwoord wijzigen
Druk op om wijzigingen in de instellingen te bevestigen en op te slaan.
Eerste ingebruikname
97
Openen van het Menu Instellen
Alle hier beschreven instellingen worden geconfigureerd
via het
Menu Instellen
. Om het
Menu Instellen
te openen
gaat u als volgt te werk:
1 Druk op de knop in het
Hoofdmenu
om het
scherm
Hoofdmenu 2
te openen.
2 Druk op de knop
Beheer
om het
Beheermenu
te
openen.
3 Druk op de knop
Menu Instellen
om het
Menu
Instellen
te openen.
Hoofdmenu 2 12:48
13.11.07
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderzoek
Controle lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Beheermenu 12:48
13.11.07
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
Menu Instellen 12:48
13.11.07
Datum/tijd
QC
Testweergave
Wachtwoord
Testbereiken
Reagentia
Gebruikers-ID Patiënten-ID
Eerste ingebruikname
98
Datum- en tijdweergave
Gebruik dit menu om de datum- en tijdweergave op de
display te selecteren. Daarnaast kunt u aangeven of de
gebruiker (eventueel na het invoeren van een wacht-
woord) de datum en de tijd mag wijzigen.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te schake-
len:
Datum/tijd wijzigen
Toegestaan
: De gebruiker mag de datum en de tijd
wijzigen.
Wachtwoord nodig
: De gebruiker mag de datum en
de tijd alleen wijzigen na het invoeren van een
wachtwoord.
Tijdweergave
12 uur (am / pm)
24 uur
Datumweergave
mm/dd/jj
: De datum wordt met twee cijfers als
maand/dag/jaar weergegeven.
dd.mm.jj
: De datum wordt met twee cijfers als dag/
maand/jaar weergegeven.
2 Druk op de knop om de instellingen op te
slaan of
3 Druk op knop om dit menu te verlaten zonder
enige wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt vervolgens het
Menu Instellen
op
de display weergegeven.
Als voor de configuratie een gegevensbeheersysteem
wordt gebruikt, is het mogelijk om de optie
Datum/tijd
wijzigen
volledig uit te schakelen.
Opties datum/tijd
13.11.07
Datum/tijd wijzigen
12:48
Toegestaan
Wachtwoord nodig
Tijdweergave
12 uur (am / pm)
24 uur
Datumweergave
mm/dd/jj
dd.mm.jj
Niet toegestaan
Eerste ingebruikname
99
Opties voor displayweergave en optionele testen
Gebruik dit menu om de meeteenheid, waarin de meetre-
sultaten moeten worden weergegeven, te selecteren en
optionele testen in- of uit te schakelen.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te schake-
len:
Eenheid resultaat
mg/dL
–mmol/L
Testen inschakelen
CITO:
Er mogen CITO-testen worden uitgevoerd.
Als deze optie is ingeschakeld, moet u (na bevesti-
ging van de instellingen) het aantal toegestane
CITO-testen invoeren.
Lineariteit:
De knop
Lineariteit
wordt in het scherm
Hoofdmenu 2
weergegeven.
Ringonderzoek:
De knop
Ringonderzoek
wordt in
het scherm
Hoofdmenu 2
weergegeven.
Onderhoud:
De knop
Onderhoud
wordt in het
scherm
Hoofdmenu 2
weergegeven.
2 Druk op de knop om de instellingen op te
slaan. Als de optie
CITO
is ingeschakeld, moet u het
aantal toegestane CITO-testen invoeren of
3 Druk op knop om dit menu te verlaten zonder
enige wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt (na het invoeren van het aantal
toegestane CITO-testen) het
Menu Instellen
op de display
weergegeven.
Opties testweergave
13.11.07
Eenheid resultaat:
12:48
mg/dL
mmol/L
Testen inschakelen:
CITO
Lineariteit
Ringonderzoek
Onderhoud
Weergave waarschuwing
beperkingen strip
123
456
789
0
CITO-test toegestaan 12:48
13.11.07
8
Eerste ingebruikname
100
Opties voor teststrips
In dit menu kunt u de mogelijkheden voor het werken
met charge(lot)nummers selecteren en specificeren of de
gebruiker (eventueel na het invoeren van een wacht-
woord) de vervaldatum en de grenswaarden op de meter
mag wijzigen.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te schake-
len:
Reagens wijzigen
Toegestaan
: De gebruiker mag de vervaldatum en
de grenswaarden instellen.
Wachtwoord nodig
: De gebruiker mag de vervalda-
tum en de grenswaarden alleen instellen na het
invoeren van een wachtwoord.
Verificatie strip lotnr.
Alleen weergave:
Het charge(lot)nummer wordt op
de display weergegeven, maar de gebruiker kan het
niet bevestigen of een ander charge(lot)nummer
selecteren.
Bevestiging:
De gebruiker moet het op de display
weergegeven charge(lot)nummer bevestigen en
kan alternatieve charge(lot)nummers handmatig of
d.m.v. de scanner invoeren.
Selectie uit lijst
: De gebruiker kan ook uit een lijst
met opgeslagen charge(lot)nummers selecteren.
Alleen scannen
: Charge(lot)nummers kunnen uit-
sluitend d.m.v. de scanner worden geverifieerd.
2 Druk op de knop om naar het tweede scherm
”Opties reagentia” te gaan of
3 Druk op knop om dit menu te verlaten zonder
enige wijzigingen op te slaan.
Als voor de configuratie een gegevensbeheersysteem
wordt gebruikt, is het mogelijk om de optie
Reagens
wijzigen
volledig uit te schakelen.
Opties reagentia
13.11.07
Reagens wijzigen:
12:48
Toegestaan
Wachtwoord nodig
Verificatie strip lotnr.:
Alleen weergave
Bevestiging
Selectie uit lijst
Alleen scannen
Niet toegestaan
Eerste ingebruikname
101
Op het tweede instelscherm kunt u de opties voor het
werken met charge(lot)nummers bij metingen van gluco-
secontrolematerialen en lineariteitstesten selecteren.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te schake-
len:
Verificatie controle lotnr.
Alleen weergave:
Het charge(lot)nummer wordt op
de display weergegeven, maar de gebruiker kan het
niet bevestigen of een ander charge(lot)nummer
selecteren.
Bevestiging:
De gebruiker moet het op de display
weergegeven charge(lot)nummer bevestigen en
kan alternatieve charge(lot)nummers handmatig of
d.m.v. de scanner invoeren.
Lotnr. invoeren
: De gebruiker moet het
charge(lot)nummer invoeren.
Alleen scannen
: Charge(lot)nummers kunnen uit-
sluitend d.m.v. de scanner worden geverifieerd.
Verificatie lineariteit lotnr.
Alleen weergave:
Het charge(lot)nummer wordt op
de display weergegeven, maar de gebruiker kan het
niet bevestigen of een ander charge(lot)nummer
selecteren.
Bevestiging:
De gebruiker moet het op de display
weergegeven charge(lot)nummer bevestigen en
kan alternatieve charge(lot)nummers handmatig of
d.m.v. de scanner invoeren.
Lotnr. invoeren
: De gebruiker moet het
charge(lot)nummer invoeren.
2 Druk op de knop om de instellingen (van
beide instelschermen) op te slaan of
3 Druk op de knop om naar het eerste instel-
scherm terug te keren.
Opties reagentia
13.11.07
Verificatie controle lotnr.
12:48
Alleen scannen
Verificatie lineariteit lotnr.
Alleen weergave
Bevestiging
Alleen weergave
Bevestiging
Lotnr. invoeren
Lotnr. invoeren
Eerste ingebruikname
102
Opties voor metingen van glucosecontrolematerialen
Dit menu bevat opties, waarmee u kunt specificeren of en
met welke intervallen metingen van glucosecontrolema-
terialen moeten worden uitgevoerd. Als er verplicht
metingen van controlematerialen moeten worden uitge-
voerd, moet u de instellingen van de CITO-testen contro-
leren (zie pagina 99).
1 Druk op de gewenste optie om deze in te schakelen:
Frequentie controle
Altijd OK
: QC-blokkering is uitgeschakeld, er
kunnen altijd metingen van patiëntenmonsters
worden uitgevoerd. Dit is onafhankelijk van het
resultaat van het uitvoeren van metingen van glu-
cosecontrolematerialen.
Laatste QC OK
: QC-blokkering wordt alleen in wer-
king gesteld, als het resultaat van de laatste gluco-
secontrolemeting buiten het
controlewaardenbereik ligt of als er geen resultaat
beschikbaar is (zoals bij het in gebruik nemen van
een nieuwe charge (lot) teststrips).
Uren
: QC-blokkering wordt na de ingestelde tijd in
werking gesteld. Als er een glucosecontrolemeting
succesvol is uitgevoerd, wordt de teller weer op ”0”
gezet.
Aantal strips
: QC-blokkering wordt na het bereiken
van het ingestelde aantal metingen in werking
gesteld. Als er een glucosecontrolemeting succes-
vol is uitgevoerd, wordt de teller van het aantal test-
strips weer op ”0” gezet.
2 Druk op de knop om de instellingen op te
slaan. Als de optie
Uren
of
Aantal strips
is ingescha-
keld, moet het gewenste aantal worden ingevoerd.
of:
3 Druk op knop om dit menu te verlaten zonder
enige wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt vervolgens het
Menu Instellen
op
de display weergegeven.
QC frequentie
13.11.07
12:48
Laatste QC OK
Altijd OK
Aantal strips
Uren
Frequentie controle:
123
456
789
0
QC uren 12:48
13.11.07
50
123
456
789
0
QC strips 12:48
13.11.07
50
Eerste ingebruikname
103
Grenswaarden van de (normaal-, kritisch- en meet) bereiken
In dit menu kunt u grenswaarden voor het
Normaalbereik
,
Kritisch bereik
of
Meetbereik
instellen. Resultaten buiten
deze grenswaarden worden gemarkeerd om u hierop te
attenderen. Het
Meetbereik
maakt het de systeembeheer-
der mogelijk om een door de instelling of het laborato-
rium vastgesteld meetbereik voor de rapportage van de
resultaten van patiëntenmonsters in te stellen.
De grenswaarden voor de verschillende bereiken worden
direct na elkaar in de volgende volgorde ingevoerd:
Normaalbereik (onderste/bovenste grenswaarde)
Kritisch bereik (onderste/bovenste grenswaarde)
Meetbereik (onderste/bovenste grenswaarde)
1 Voer de eerste waarde in via het toetsenbord.
2 Druk op knop om de volgende waarde in te
voeren of
3 Druk op de knop om naar voorgaande scherm
terug te keren.
4 Druk na het invoeren van de laatste waarde op
om alle voorgaande instellingen op te slaan.
123
456
789
0
Meetbereik laag 12:48
13.11.07
0.6 mmol/L
123
456
789
0
Normaalbereik laag 12:48
13.11.07
3.9 mmol/L
123
456
789
0
Kritisch bereik laag 12:48
13.11.07
2.2 mmol/L
123
456
789
0
Meetbereik hoog 12:48
13.11.07
33.3 mmol/L
123
456
789
0
Normaalbereik hoog 12:48
13.11.07
11.1 mmol/L
123
456
789
0
Kritisch bereik hoog 12:48
13.11.07
16.7 mmol/L
Eerste ingebruikname
104
Opties voor het invoeren van gebruikersidentificaties
In dit menu kunt u vastleggen of en hoe een gebruiker
zich moet aanmelden.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te schake-
len:
Gebruiker invoeren
Geen
: De meter kan worden gebruikt zonder aan-
melding van de gebruiker.
Via scherm
of
Via scherm (alleen numeriek)
: De
gebruiker moet worden aangemeld. De gebruiker-
sidentificatie kan handmatig via het toetsenbord of
d.m.v. de barcodescanner worden ingevoerd.
Alleen scannen
: De gebruiker moet worden aange-
meld. De identificatie kan alleen d.m.v. de barco-
descanner worden ingevoerd.
Validatie gebruiker
Geen
: De gebruikersidentificatie kan iedere wille-
keurige lengte hebben.
Lengte
: De gebruikersidentificatie moet een gespe-
cificeerde lengte hebben (maximaal 20 tekens).
Voer na het selecteren van deze optie de minimale-
en maximale lengte in.
2 Druk op de knop om de instellingen op te
slaan. Als de optie
Lengte
is ingeschakeld, moet u
de gewenste getallen invoeren. of:
3 Druk op knop om dit menu te verlaten zonder
enige wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt vervolgens het
Menu Instellen
op
de display weergegeven.
Invoer gebruikers-ID
13.11.07
Gebruiker invoeren:
12:48
Via scherm
Geen
Validatie gebruiker:
Lengte
Alleen scannen
Geen
Via scherm (alleen numer.)
Lijst
Lijst met wachtwoord
123
456
789
0
Min. lengte gebr.-ID 12:48
13.11.07
8
123
456
789
0
Max. lengte gebr.-ID 12:48
13.11.07
12
Eerste ingebruikname
105
Opties voor patiëntenidentificatie
In dit menu kunt u de criteria voor het invoeren van een
patiëntenidentificatie vastleggen.
1 Druk op de gewenste optie om deze in te schake-
len:
Patiënt invoeren
Via scherm
of
Via scherm (alleen numeriek):
De
patiëntenidentificatie kan handmatig via het toet-
senbord of d.m.v de barcodescanner worden
ingevoerd.
Alleen scannen
: De identificatie kan alleen d.m.v. de
barcodescanner worden ingevoerd.
Validatie patiënt
Geen
: De patiëntenidentificatie kan iedere wille-
keurige lengte hebben.
Lengte
: De patiëntenidentificatie moet een gespe-
cificeerde lengte hebben (maximaal 20 tekens).
Voer na het selecteren van deze optie de minimale-
en maximale lengte in.
2 Druk op de knop om de instellingen op te
slaan. Als de optie
Lengte
is ingeschakeld, moet u
de gewenste getallen invoeren. of:
3 Druk op knop om dit menu te verlaten zonder
enige wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt (na het invoeren van de gewenste
getallen) het
Menu Instellen
op de display weergegeven.
Invoer patiënten-ID
13.11.07
Patiënt invoeren:
12:48
Alleen scannen
Via scherm (alleen numer.)
Validatie patiënt:
Lengte
Geen
Via scherm
Lengte indien numeriek
Lijst- nwe toev. toegestaan
Lijst- moet op lijst staan
Via scherm of lijst
123
456
789
0
Min. lengte pat.-ID 12:48
13.11.07
8
123
456
789
0
Max. lengte pat.-ID 12:48
13.11.07
12
Eerste ingebruikname
106
Een instelwachtwoord aanmaken
In dit scherm kunt een wachtwoord aanmaken voor alle
in dit hoofdstuk beschreven instellingen. Dit wachtwoord
waarborgt, dat alleen geautoriseerde personen wijzigin-
gen in de instellingen kunnen aanbrengen.
1 Voer het wachtwoord in via het toetsenbord.
2 Druk op de knop om het wachtwoord op te
slaan en de beveiliging met een wachtwoord in te
schakelen. of:
3 Druk op knop om dit scherm te verlaten
zonder enige wijzigingen op te slaan.
In beide gevallen wordt vervolgens het
Menu Instellen
op
de display weergegeven.
Om beveiliging met een wachtwoord uit te schakelen:
1 Open het
Menu Instellen
(u moet het huidige
wachtwoord invoeren).
2Druk op de knop
Wachtwoord
.
3 Verwijder het huidige wachtwoord door op de knop
Wissen
te drukken.
4 Druk op de knop om de beveiliging met een
wachtwoord uit te schakelen.
U moet zich er wel van bewust zijn, dat de beveiliging
met een wachtwoord alleen kan worden opgeheven
of gewijzigd na het invoeren van het actuele wacht-
woord. Voor toegang tot het
Menu Instellen
is een
juiste vaststelling van de authenticiteit vereist. Bewaar
uw wachtwoord op een veilige plaats.
123
456
789
A-O0
Wissen
Instelwachtwoord 12:48
13.11.07
Eerste ingebruikname
107
Datum en tijd instellen
Afhankelijk van de configuratie kan deze instelling ver-
borgen zijn of kan hiervoor het invoeren van een wacht-
woord vereist zijn.
1 Druk op de knop in het
Hoofdmenu
om het
scherm
Hoofdmenu 2
te openen.
2 Druk op de knop
Beheer
om het
Beheermenu
te
openen.
3 Druk op de knop
Datum/tijd
om met het invoeren
van de datum te beginnen.
4 Voer eerst de datum en vervolgens de tijd in (alle
getallen bestaan uit twee cijfers; plaats voor getal-
len met één cijfer een nul) door op te drukken.
Als de 12-uursweergave is ingesteld, moet u de knop
am/
pm
gebruiken om de juiste tijd in te stellen.
Hoofdmenu 12:48
13.11.07
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
13.11.07
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderzoek
Controle lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Beheermenu 12:48
13.11.07
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
123
456
789
0
Datum 12:48
13.11.07
30.10.07
123
456
789
0
Tijd 12:48
13.11.07
12:15
Beheermenu 12:15
30.10.07
Datum/tijd
Selectie van de taal
Menu Instellen
Eerste ingebruikname
108
Opties voor het akoestische signaal
Met deze instelling kunt u het geluidsniveau van het
akoestische signaal instellen.
1 Druk op de knop in het
Hoofdmenu
om het
scherm
Hoofdmenu 2
te openen.
2 Druk op de knop
Geluid
om het geluidsniveau in te
stellen.
3 Druk op de knop met het gewenste geluidsniveau.
Als u op een knop drukt, zal de meter een akoes-
tisch signaal met het bijbehorende geluidsniveau
afgeven.
4 Druk op de knop om de instelling op te slaan
en naar het scherm
Hoofdmenu 2
terug te keren.
Hoofdmenu 12:48
13.11.07
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
13.11.07
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderzoek
Controle lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Instellen pieptoon 12:48
13.11.07
Normaal
Zacht
Hard
Geluidsniveau:
Eerste ingebruikname
109
Weergave van de systeemcontrole
Onder
Systeemcontrole
vindt u informatie over het
systeem, zoals softwareversie, aantal opgeslagen gege-
vensbestanden en instellingen. Gebruik dit menu om
opgeslagen foutmeldingen op de display weer te geven
en de scanner te testen.
1 Druk op de knop in het
Hoofdmenu
om het
scherm
Hoofdmenu 2
te openen.
2 Druk op de knop
Syst. controle
om het hoofdscherm
van dit menu op te roepen.
3 Druk op knop of om tussen de schermen
te wisselen.
4 Druk op knop
Logboek
om de opgeslagen foutmel-
dingen weer te geven.
5 Druk op knop
Scannen
om de scanner te testen.
6 Druk op knop om naar het
Hoofdmenu
terug
te keren.
Hoofdmenu 12:48
13.11.07
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
13.11.07
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderzoek
Controle lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Systeemcontrole
13.11.07
12:48
S/W Version: 1.00
BSP Version: 3.2
Laatste download: 26.09.07
Voltage batterij: 3.3 V
Batterij percentage: 100
Scan:
Logboek Scan
Eerste ingebruikname
110
Onderhoud en verzorging
111
10 Onderhoud en verzorging
Bewaar- en verzendcondities
Algemene condities voor
gebruik
Volg de volgende punten zorgvuldig op om de betrouw-
bare werking van uw systeem ook op langere termijn te
waarborgen.
Ga voorzichtig met de meter en de onderdelen van
het systeem om. Laat hem niet vallen of ergens
tegenaan stoten.
Stel het dockingstation niet bloot aan vloeistof-
druppels.
Dompel de meter of het dockingstation
niet
onder
in een vloeistof.
Volg de aanwijzingen voor reiniging, zoals beschre-
ven op pagina 113 en verder, zorgvuldig op.
Voorkom, dat de meter tijdens het uitvoeren van
een meting gedurende langere tijd aan extreme
warmtebronnen wordt blootgesteld. Mogelijke
warmtebronnen zijn bijvoorbeeld:
Bilirubine- of fototherapielampen, waar u de meter
onder laat liggen.
Bedwarmers, waar u de meter op laat liggen.
Isolettes, waarin u de meter laat liggen.
Zie hoofdstuk 12 voor de bereiken van de gebruiks- en
bewaartemperatuur.
Om de goede werking van het systeem te waarborgen,
dient met de volgende veiligheidsinformatie rekening te
worden gehouden. Onjuist gebruik kan tot onjuiste meet-
resultaten leiden.
Onderhoud en verzorging
112
Bewaring
Bewaar het systeem en de teststrips in de omge-
ving, waar u ze gaat gebruiken.
Bewaar de meter niet in direct zonlicht of bij
extreme temperaturen.
Neem bij het bewaren en het gebruik van de meter
de grenswaarden voor de temperatuur en de lucht-
vochtigheid in acht (zie hoofdstuk 12).
Onderhoud en verzorging
113
Reiniging
Medische beroepsbeoefenaren dienen bij het bedienen
van apparatuur voor het bepalen van bloedglucose altijd
handschoenen te dragen en de binnen het laboratorium
of instelling geldende richtlijnen en procedures voor het
omgaan met potentieel infectieuze materialen zorgvuldig
op te volgen. Het is belangrijk, dat u uw systeem schoon
en vrij van besmettingen houdt. De meter dient regelma-
tig te worden gereinigd en goed te worden onderhouden.
Gebruik de volgende procedures om hiervoor zorg te
dragen.
Reinigingsmiddelen
Controleer, voordat u een reinigingsmiddel voor de meter,
het dockingstation, de codechipreader of de accessoire-
kit gebruikt, de actieve bestanddelen. Toegestane actieve
bestanddelen zijn:
een lichte zeepwateroplossing
70 % (of minder) oplossing van isopropylalcohol in
water
0,625 % (of minder) oplossing van natriumhypo-
chloriet in water
Het gebruik van reinigingsmiddelen, die andere actieve
bestanddelen bevatten, kan beschadiging van de meter,
het dockingstation, de codechipreader of de accessoire-
kit tot gevolg hebben.
LET OP!
Gebruik voor het schoonmaken van de onderdelen van
het systeem geen reinigingsmiddelen, die de chemica-
liën ether of polyhexamide bevatten of oplossingen of
doekjes, die een mengsel van bleekmiddel en detergens
bevatten. Het gebruik van reinigingsmiddelen, die een
van deze chemicaliën bevatten, kan beschadiging van de
onderdelen van het systeem tot gevolg hebben.
Onderhoud en verzorging
114
Reiniging van de meter
Haal de meter voor het reinigen uit het docking-
station.
Reinig de meter
niet
tijdens het uitvoeren van een
meting van een patiëntenmonster of een controle-
materiaal.
Plaats de meter op een vlak oppervlak als u het
gebied rond de uitsparing voor de teststrip afveegt
en zorg ervoor, dat er geen vloeistof in de uitsparing
voor de teststrip terecht komt.
Veeg het oppervlak af met een zachte, licht bevoch-
tigde doek (
niet nat
).
Maak de meter na het reinigen goed
droog
. Con-
troleer goed of er zich na het reinigen geen vloei-
stof op de meter bevindt. Als er
reinigingsvloeistoffen op de uitsparingen achter-
blijven, kan dit ernstige beschadiging van de meter
en het dockingstation tot gevolg hebben.
U kunt het oppervlak ook afvegen met een zachte
doek, licht bevochtigd (
niet nat
) met 70 % isopro-
pylalcohol, onverdund. Zorg ervoor, dat er geen
strepen op het touchscreen achterblijven.
Bij gebruik van commercieel verkrijgbare vochtige
reinigingsdoekjes moet de eventuele
overmaat
aan reinigingsoplossing
worden
verwijderd
door uitknijpen of afdeppen op een papieren tissue,
voordat de buitenkant van de meter hiermee kan
worden afgenomen.
Reiniging van het
scannervenster
Het scannervenster dient regelmatig te worden gereinigd.
Gebruik een schone, droge doek om het scannervenster
af te nemen.
LET OP!
Zorg ervoor, dat de meter en het dockingstation (incl.
aansluitingen) na het reinigen of ontsmetten goed droog
zijn. Een knipperende LED (oranje) op het dockingsta-
tion geeft aan, dat er een fout is opgetreden.
LET OP!
Sproei oplossingen niet rechtstreeks op de meter, aan-
gezien de oplossing dan de behuizing binnen kan drin-
gen en de elektronische onderdelen kan beschadigen.
Onderhoud en verzorging
115
Reiniging van het dockingstation
Verwijder voor het schoonmaken alle stekkers van
het dockingstation.
Veeg het oppervlak af met een zachte, licht bevoch-
tigde doek (
niet nat
).
Zorg ervoor, dat u de elektrische aansluitingen aan
de achterkant van het dockingstation niet afveegt.
Maak het dockingstation na het reinigen goed
droog
. Controleer goed of er zich na het reinigen
geen vloeistoffen op de aansluitingen van het doc-
kingstation bevinden. Als er reinigingsvloeistoffen
op een van de aansluitingen achterblijven, kan dit
ernstige beschadiging van de meter en het doc-
kingstation tot gevolg hebben.
U kunt het oppervlak ook afvegen met een zachte
doek, licht bevochtigd (
niet nat
) met 70 % isopro-
pylalcohol, onverdund. Zorg ervoor, dat er geen
strepen op het touchscreen achterblijven.
Bij gebruik van commercieel verkrijgbare vochtige
reinigingsdoekjes moet de eventuele
overmaat
aan reinigingsoplossing
worden
verwijderd
door uitknijpen of afdeppen op een papieren tissue,
voordat de buitenkant van het dockingstation hier-
mee kan worden afgenomen.
Als er reinigingsoplossing op de aansluitingen komt
of zich in het dockingstation ophoopt, moeten alle
stekkers van het dockingstation worden verwijderd
en moeten de
onderdelen
met een droge doek of
een gaasje worden
afgedroogd
, voordat de meter
weer op het dockingstation kan worden geplaatst.
Sluit alle stekkers van het dockingstation weer aan.
Reiniging van de accessoirekit
Veeg het oppervlak af met een zachte doek, licht
bevochtigd (
niet nat
) met warm zeepwater.
U kunt het oppervlak ook afvegen met een zachte
doek, licht bevochtigd (
niet nat
) met 70 % isopro-
pylalcohol, onverdund.
LET OP!
Zorg ervoor, dat de meter en het dockingstation (incl.
aansluitingen) na het reinigen of ontsmetten goed droog
zijn. Een knipperende LED (oranje) op het dockingsta-
tion geeft aan, dat er een fout is opgetreden.
Onderhoud en verzorging
116
Ontsmetten
Medische beroepsbeoefenaren dienen bij het bedienen
van apparatuur voor het bepalen bloedglucose altijd
handschoenen te dragen en de binnen het laboratorium
of instelling geldende richtlijnen en procedures voor het
omgaan met potentieel infectieuze materialen zorgvuldig
op te volgen.
Als uw instelling of laboratorium het Accu-Chek
Inform II-systeem wil desinfecteren, dient u de onder-
staande procedures te volgen:
Voordat u een desinfecterende oplossing voor de meter,
het dockingstation of de codechipreader gebruikt, moet u
het etiket van het product raadplegen voor de vereiste
inwerkingduur voor ontsmetting en om te waarborgen,
dat de actieve bestanddelen geschikt zijn voor gebruik.
Bereid alle desinfecterende oplossingen, zoals door de
fabrikant op het etiket is aangegeven. Toegestane actieve
bestanddelen van desinfecterende oplossingen zijn:
0,625 % (of minder) oplossing van natriumhypo-
chloriet in water (bleekmiddel)
ammoniumchloride (tot maximaal 0,25 % van elke
quaternaire ammoniumverbinding) met isopropyl-
alcohol (maximaal 55 %)
0,05 % oplossing van een fenolverbinding in water
Het gebruik van ontsmettingsmiddelen, die andere
actieve bestanddelen bevatten, kan beschadiging van de
meter, het dockingstation of de codechipreader tot
gevolg hebben.
Toegestane bestanddelen van ontsmettingsmiddelen
voor de accessoirekit zijn:
0,625 % (of minder) oplossing van natriumhypo-
chloriet in water (bleekmiddel)
Gebruik van ontsmettingsmiddelen, die andere actieve
bestanddelen bevatten, kan beschadiging van de acces-
soirekit tot gevolg hebben.
LET OP!
Gebruik voor het schoonmaken van het systeem geen
ontsmettingsmiddelen, die de chemicaliën ether of
polyhexamide bevatten of oplossingen of doekjes, die
een mengsel van bleekmiddel en detergens bevatten.
Het gebruik van ontsmettingsmiddelen, die een van deze
chemicaliën bevatten, kan beschadiging van het systeem
tot gevolg hebben.
Onderhoud en verzorging
117
Ontsmetten van de meter
Haal de meter voor het ontsmetten uit het docking-
station.
Ontsmet de meter
niet
tijdens het uitvoeren van
een meting van een patiëntenmonster of een con-
trolemateriaal.
Let erop, dat de oplossingen actieve bestanddelen
bevatten, die zijn toegestaan voor het ontsmetten
van het systeem. Bij gebruik van commercieel ver-
krijgbare vochtige ontsmettingsdoekjes moet de
eventuele
overmaat aan ontsmettingsoplossing
worden
verwijderd
door uitknijpen of afdeppen op
een papieren tissue.
Veeg de meter goed af; contact met de uitsparing
voor de teststrip moet hierbij echter worden verme-
den.
Plaats de meter op een vlak oppervlak als u het
gebied rond de uitsparing voor de teststrip afveegt
en zorg ervoor, dat er geen vloeistof in de uitsparing
voor de teststrip terecht komt.
Laat de meter gedurende de op het etiket van het
ontsmettingsmiddel aanbevolen inwerkingduur
aan de lucht drogen.
Droog de meter met een droge doek of een gaasje
en controleer goed of er zich na het ontsmetten
geen vloeistof meer op de meter bevindt.
Zorg
ervoor, dat de meter na het ontsmetten goed
droog is
.
LET OP!
Zorg ervoor, dat er geen vloeistof in de uitsparing voor de
teststrip komt of dat er vloeistof op het touchscreen
ophoopt. Als er toch vloeistof in de uitsparing voor de
teststrip komt, moeten de onderdelen onmiddellijk met
een droge doek of een gaasje worden afgedroogd.
Als
er vloeistoffen in de uitsparingen van de meter ach-
terblijven, kan dit tot ernstige schade leiden
.
LET OP!
Sproei oplossingen niet rechtstreeks op de meter, aan-
gezien de oplossing dan de behuizing binnen kan drin-
gen en de elektronische onderdelen kan beschadigen.
Onderhoud en verzorging
118
Ontsmetten van het
dockingstation
Haal de meter voor het ontsmetten uit het docking-
station.
Verwijder voor het ontsmetten alle stekkers van het
dockingstation.
Let erop, dat de oplossingen actieve bestanddelen
bevatten, die zijn toegestaan voor het ontsmetten
van het systeem. Bij gebruik van commercieel ver-
krijgbare vochtige ontsmettingsdoekjes moet de
eventuele
overmaat aan ontsmettingsoplossing
worden
verwijderd
door uitknijpen of afdeppen op
een papieren tissue.
Veeg het dockingstation goed af. Veeg niet over het
gedeelte met de aansluitingen voor de kabels aan
de achterkant van het dockingstation. Als er toch
vloeistof in dit gedeelte terecht komt, moet dit
onmiddellijk met een droge doek of een gaasje
worden afgedroogd.
Laat het dockingstation gedurende de op het etiket
van het ontsmettingsmiddel aanbevolen inwerking-
duur aan de lucht drogen. Plaats de meter niet op
het dockingstation voor alle stappen van de ont-
smettingsprocedure zijn voltooid.
Droog het dockingstation met een droge doek of een
gaasje en controleer goed of er zich na het ontsmet-
ten geen vloeistof meer in het gedeelte rond de aan-
sluitingen en de kabels bevindt.
Zorg ervoor, dat
het dockingstation (inclusief de aansluitingen)
na het ontsmetten goed droog is
.
Sluit alle stekkers van het dockingstation weer aan.
LET OP!
Laat geen vloeistof in de aansluitingen komen. Als er
toch vloeistof in de aansluitingen komt, moeten de
onderdelen onmiddellijk met een droge doek of een
gaasje worden afgedroogd.
Als er vloeistoffen in een
aansluiting van het dockingstation achterblijven,
kan dit tot ernstige schade leiden
.
LET OP!
Sproei oplossingen niet rechtstreeks op het docking-
station, aangezien de oplossing dan de behuizing
binnen kan dringen en de elektronische onderdelen
kan beschadigen.
Onderhoud en verzorging
119
Ontsmetten van de accessoirekit
Let erop, dat de oplossingen actieve bestanddelen
bevatten, die zijn toegestaan voor het ontsmetten
van het systeem. Bij gebruik van commercieel ver-
krijgbare vochtige ontsmettingsdoekjes moet de
eventuele
overmaat aan ontsmettingsoplossing
worden
verwijderd
door uitknijpen of afdeppen op
een papieren tissue.
Veeg de accessoirekit goed af.
Laat de accessoirekit gedurende de op het etiket
van het ontsmettingsmiddel aanbevolen inwerking-
duur aan de lucht drogen. Plaats de meter niet in de
accessoirekit voor alle stappen van de ontsmet-
tingsprocedure zijn voltooid.
Droog de accessoirekit met een droge doek of een
gaasje en controleer goed of er zich na het ont-
smetten geen vloeistof meer in de accessoirekit
bevindt.
Onderhoud en verzorging
120
Onderhoudswerkzaamheden registreren
Reiniging en andere onderhoudswerkzaamheden kunnen
in de meter worden geregistreerd. Zorg ervoor, dat alle
reinigingswerkzaamheden zijn uitgevoerd en dat het
systeem goed droog is, voordat u de meter aanzet.
Om de informatie over het reinigen in de meter op te
slaan, gaat u als volgt te werk:
1 Druk op de knop in het
Hoofdmenu
om het
scherm
Hoofdmenu 2
te openen.
2Druk op de knop
Onderhoud
om het scherm voor
het toevoegen van opmerkingen te openen.
3 Selecteer de gewenste opmerking(n) in de lijst of
druk op
Extra
om uw eigen opmerking d.m.v. het
toetsenbord in te voeren.
4 Druk, nadat u uw opmerking(en) heeft ingevoerd,
op om de opmerkingen m.b.t. het onderhoud
op te slaan. Het scherm
Resultaat onderhoud
wordt
geopend.
5 Druk op om naar het
Hoofdmenu 2
terug te
keren.
Hoofdmenu 12:48
13.11.07
Resultaten bekijken
Controletest
Patiëntentest
Hoofdmenu 2 12:48
13.11.07
Onderhoud
Strip lotnrs.
Ringonderzoek
Controle lotnrs.
Geluid
Lineariteit
Syst. controle
Linear. lotnrs.
Beheer
Opmerking toevoegen 12:48
13.11.07
Extra
Nieuw strip lotnr.
Gereinigde meter
QC-flesje verwisseld
Arts geïnformeerd
Resultaat onderhoud 12:48
13.11.07
Opmerkingen
Gereinigde meter
Nieuw battery pack
Oplossen van problemen
121
11 Oplossen van problemen
De Accu-Chek Inform II-meter controleert de onderdelen
van het systeem voortdurend op onverwachte en onge-
wenste problemen.
Hieronder volgt een tabel met oplossingen van proble-
men, die u kunt gebruiken, als het systeem niet naar ver-
wachting werkt. De meeste problemen kunnen met
behulp van deze tabel snel worden opgelost. Onderneem
de volgende stappen, als er zich een onverwacht pro-
bleem voordoet:
Zoek de weergegeven melding of het probleem op
in de tabel met oplossingen van problemen.
Voer de voorgestelde actie in de kolom onder de
kop
Mogelijke oplossingen
uit.
Neem indien verdere hulp nodig is, contact op met de
lokale vertegenwoordiging van Roche.
Fouten en ongebruikelijke
werking zonder foutmeldingen
Er kunnen soms problemen ontstaan, waarvoor geen
foutmelding bestaat. Raadpleeg de volgende tabel, als er
met het Accu-Chek Inform II-systeem zo'n probleem ont-
staat.
Displayweergave/symptoom Mogelijke oplossingen
Geen melding of ongebruikelijke werking
De display van de meter gaat niet aan.
Wacht 10 seconden en probeer de meter opnieuw aan te
zetten.
Plaats de meter op het dockingstation en controleer of het
battery pack wordt opgeladen.
Controleer of het battery pack correct is geplaatst en aan-
gesloten.
Volg de aanwijzingen in hoofdstuk 9 op om te voorkomen,
dat er bij het vervangen van het battery pack gegevens ver-
loren gaan.
Meter geeft een onverwacht resultaat
weer.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Oplossen van problemen
122
Meetresultaat
LO/HI
Het resultaat van de glucosemeting ligt beneden (LO) of
boven (HI) het standaard van fabriekswege ingestelde
meetbereik van het systeem.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Controleer de procedure van de meting aan de hand van de
beschrijving in hoofdstuk 3.
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe test-
strip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Meetresultaat
RR LO/RR HI
Het resultaat van de glucosemeting ligt beneden/boven het
door de systeembeheerder ingestelde meetbereik.
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe test-
strip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Meetresultaat
CR LO/CR HI
Het resultaat van de glucosemeting ligt beneden/boven het
door de systeembeheerder ingestelde kritische bereik.
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe test-
strip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Op de display van de meter wordt
Defecte strip
weergegeven
De teststrip is defect of het resultaat van de bloedglucose-
meting is extreem laag en ligt beneden het meetbereik van
de meter.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Controleer de procedure van de meting (zie hoofdstuk 3).
Voer een glucosecontrolemeting uit met een nieuwe test-
strip (zie hoofdstuk 4).
Herhaal de meting of volg de voorschriften en richtlijnen
van uw instelling of laboratorium op.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet u
contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging van
Roche.
Op de display van de meter wordt
Onjuiste hoeveelheid
weergegeven.
Er is onvoldoende bloed met de teststrip opgezogen.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Bekijk de juiste meetprocedure.
Herhaal de meting met een nieuwe teststrip en zorg ervoor,
dat het monster correct wordt opgezogen.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet u
contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging van
Roche.
Op de display van de meter wordt (QC)
FAIL
of
Buiten bereik
weergegeven.
Raadpleeg de bijsluiter van de verpakking teststrips.
Controleer de procedure van de meting aan de hand van de
beschrijving in hoofdstuk 4.
Herhaal de glucosecontrolemeting met een nieuwe test-
strip.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet u
contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging van
Roche.
Displayweergave/symptoom Mogelijke oplossingen
Oplossen van problemen
123
Dockingstation
Indicatorlampje van het dockingstation
brandt niet.
Niet aangesloten op de netspanningadapter of de netspan-
ningadapter is defect, het dockingstation is defect of de
stroomvoorziening is niet ingeschakeld.
Neem de netspanningadapter uit het stopcontact en steek
deze vervolgens weer in het stopcontact.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet u
contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging van
Roche.
Het indicatorlampje van het docking-
station knippert.
Mogelijke kortsluiting aan de contactpunten voor het opla-
den.
Neem de netspanningadapter uit het stopcontact en steek
deze vervolgens weer in het stopcontact.
Als de foutmelding op de display blijft verschijnen, moet u
contact opnemen met de lokale vertegenwoordiging van
Roche.
Automatisch uitschakelen
Om energie te sparen wordt de meter na een in te stellen
tijd zonder activiteit (b.v. het drukken op een knop, het aan-
raken van de display) uitgeschakeld. Daarnaast kan de
meter ook in één van de hieronder weergegeven gevallen
automatisch worden uitgeschakeld. Reactiveer de meter/
display als hieronder beschreven:
Uitschakeling na de door de systeem-
beheerder ingestelde tijd (instelling bij
levering is 10 minuten, kan door de
systeembeheerder anders worden
ingesteld).
Druk op de Aan/Uit-toets aan de bovenkant van de meter.
Batterij bijna leeg
Laad het battery pack op door de meter op het dockingsta-
tion te plaatsen.
Batterij praktisch leeg
Laad het battery pack op door de meter op het dockingsta-
tion te plaatsen.
Controleer of het battery pack correct is geplaatst en aan-
gesloten.
Vervang het defecte battery pack.
Volg de aanwijzingen in hoofdstuk 9 op om te voorkomen,
dat er bij het vervangen van het battery pack gegevens ver-
loren gaan.
Displayweergave/symptoom Mogelijke oplossingen
Oplossen van problemen
124
Foutmeldingen
Naast de op de display weergegeven foutmeldingen
wordt door het systeem altijd een beschrijving van de fout
en een mogelijke oplossing weergegeven. Volg de op de
display voorgestelde actie op om het probleem op te los-
sen. Alle meldingen, inclusief de informatieve meldingen,
worden voorafgegaan door een letter, waarmee het type
melding wordt aangegeven, en een nummer. De verschil-
lende typen meldingen worden in de onderstaande tabel
met een voorbeeld weergegeven.
Voorbeeld van een type melding Omschrijving
D
: Beslissing (Engels: Decision); druk op knop om dit
te bevestigen.
Druk op
om dit af te keuren.
I
: Informatie; druk op knop om dit te bevestigen.
123
Vervaldatum lin.test 12:48
13.11.07
31.01.08
D-311: Wilt u
lotnummer 777678 van
de lineariteitstest in-
stellen als het ”huidige”
lotnummer?
”Huidig” maken
Patiëntentest
13.11.07
8.3
12:48
Bereik
I-502:
Normaalbereik: 3.9-11.1
Kritisch bereik: 2.2-16.7
Meetbereik: 0.6-33.3
Patiënt 123456789
Strip lotnr. 545794
I
Oplossen van problemen
125
E
: Fout (Engels: Error); druk op knop om dit te beves-
tigen. Volg de voorgestelde actie op om het probleem op te
lossen.
W
: Waarschuwing; druk op knop om dit te bevestigen.
Voorbeeld van een type melding Omschrijving
123
456
789
A-O0
Wissen
Scan
Gebruikers-ID 12:48
13.11.07
E-314: Ongeldige scan.
Er zijn na scannen > 20
tekens ingevoerd. Raad-
pleeg uw systeembe-
heerder.
Ongeldige scan
Patiëntentest
13.11.07
Buiten kritisch bereik
CR LO
12:48
Patiënt 123456789
Datum 13.11.07 12:48
W-511: Buiten kritisch
bereik.
Buiten kritisch bereik
Oplossen van problemen
126
Resetten van de meter
Het resetten van de meter kan worden uitgevoerd om een
aantal niet-specifieke problemen (zoals een ”bevroren”
display, enz.) op te lossen. Voer de volgende stappen uit
om de meter te resetten.
1 Plaats de meter met de bovenkant naar beneden op
een vlak oppervlak.
2 Druk met een hulpmiddel, zoals een schroeven-
draaier of een paperclip, op de reset-toets in het
midden van het battery pack.
3 Draai de meter om.
Het Roche-logo wordt weergegeven.
Als het Roche-logo niet binnen 60 seconden op de
display verschijnt, moet u de meter ten minste 15
minuten op het dockingstation plaatsen om het
battery pack op te laden.
Na korte tijd wordt het scherm
Versies
weergege-
ven met de versienummers van de onderdelen van
de meter.
4 De schermen voor het invoeren van de datum en de
tijd verschijnen, als de datum of de tijd moet
worden ingesteld. Als de datum en de tijd juist zijn
of als u de juiste informatie heeft ingevoerd, moet u
de informatie in elk scherm met bevestigen.
Ten slotte worden, zoals gebruikelijk, het scherm
Start
en het
Hoofdmenu
weergegeven.
Algemene productinformatie
127
12 Algemene productinformatie
Technische gegevens
Specificatie Meter Dockingstation Netspanningadapter
Hoogte 47 mm / 1,85 inch 105 mm / 4,13 inch 34 mm / 1,34 inch +
wisselstroomstekker
(28–40 mm / 1,1–1,6 inch)
Breedte 92 mm / 3,62 inch 150 mm / 5,91 inch 52 mm / 2,05 inch
Lengte 190 mm / 7,48 inch 150 mm / 5,91 inch 88 mm / 3,46 inch
Gewicht 350 g (met oplaadbaar
battery pack)
615 g met wandhouder N.v.t.
Gebruikersinterface Touchscreen en barco-
descanner
LED (drie kleuren: oranje,
groen, blauw)
N.v.t.
Resolutie van de display
(touchscreen)
320 x 240 pixels
één kleur
N.v.t. N.v.t.
Geheugencapaciteit 2.000 resultaten
5.000 gebruikers-ID’s
4.000 patiënten-ID’s
N.v.t. N.v.t.
Gebruikstemperatuur
(alleen weergavefunctie)
3 °C tot 50 °C
37 °F tot 122 °F
3 °C tot 50 °C
37 °F tot 122 °F
0 °C tot 40 °C
32 °F tot 104 °F
Meettemperatuur 6 °C tot 42 °C
43 °F tot 108 °F
N.v.t. N.v.t.
Oplaadtemperatuur (bat-
tery pack)
3 °C tot 40 °C
37 °F tot 104 °F
N.v.t. N.v.t.
Gebruikstemperatuur
(WLAN-kaart, indien
geïnstalleerd)
12 °C tot 47 °C
54 °F tot 117 °F
N.v.t. N.v.t.
Bewaartemperatuur 2 °C tot 25 °C
36 °F tot 77 °F
-25 °C tot 69 °C
-13 °F tot 156 °F
-40 °C tot 70°C
-40 °F tot 158 °F
Luchtvochtigheid (bij
gebruik)
90 % relatieve luchtvoch-
tigheid bij 32 °C / 90 °F
(zonder condensatie)
N.v.t. N.v.t.
Luchtdruk 0,7 tot 1,06 bar
70 tot 106 kPa
0,7 tot 1,06 bar
70 tot 106 kPa
N.v.t.
Relatieve luchtvochtig-
heid (bewaring)
< 95 % < 95 % N.v.t.
Batterijspanning/type 3,7 Volt lithium polymeer,
oplaadbaar
N.v.t. N.v.t.
Ingangsspanning +7,5 V DC +7,5 V DC 90 tot 264 V AC
Ingangsfrequentie DC DC 50 tot 60 Hz
Algemene productinformatie
128
Ingangsstroom 1,7 A (max) 1,7 A (max) 400 mA (max) bij
100-240 V AC / 50 Hz
Lithiumion batterij
oplaadsnelheid
13 metingen mogelijk na
een oplaadtijd van 90 min.
N.v.t. N.v.t.
Interfaces Contactpunten voor het
opladen
IR-venster
Barcodescanner
WLAN-kaart
Contactpunten voor het
opladen
IR-venster
RJ45 Ethernet
USB type B
DC-stekker
Verwisselbare
AC-ingangscontacten
(stekker)
Snelheid gegevensover-
dracht
WLAN-kaart: 11 Mbps IR: 9,6 – 115 Kbps
Ethernet: 10 Mbps
USB: 12 Mbps
N.v.t.
Min barcodebreedte 4 mil (1 mil = 0,0254 mm) N.v.t. N.v.t.
CDRH/IEC CDRH Klasse I N.v.t. N.v.t.
Ondersteunde barcodes Code 128, Code 39,
Code 93, EAN 13, Inter-
leaved 2 of 5, Codabar.
N.v.t. N.v.t.
Specificatie Meter Dockingstation Netspanningadapter
Specificatie Accessoirekit Codechipreader
Hoogte 85 mm / 3,35 inch 18,4 mm / 0,72 inch
Breedte 280 mm / 11,02 inch 34,8 mm / 1,37 inch
Lengte 272 mm / 10,71 inch 70,7 mm / 2,78 inch
Gewicht 1.100 g 28 g
Bewaartemperatuur -25 °C tot 69 °C
-13 °F tot 156 °F
2 °C tot 25 °C
36 °F tot 77 °F
Relatieve luchtvochtig-
heid
(bewaring)
< 95% < 93%
Batterijspanning/type N.v.t. Niet vervangbaar
Interfaces N.v.t. IR-venster
Codechip-bus
Algemene productinformatie
129
Contactgegevens van Roche Diagnostics
Customer Service
Voor vragen kunt u contact opnemen met de lokale verte-
genwoordiging van Roche Diagnostics.
België
Roche Diagnostics
Schaarbeeklei 198
1800 Vilvoorde
Tel: 32 2 247 49 62
Fax: 32 2 247 49 70
Canada
Roche Diagnostics
201 Boul. Armand-Frappier, H7V 4A2
Laval, Québec, Canada
Montreal area: Tel. (450) 686-7111
Outside Montreal (toll-free): 1-877-273-3433
Denemarken
Roche Diagnostics A/S
Industriholmen 59
2650 Hvidovre
Danmark
Tel. 36 39 99 64
Fax 36 39 9979
http://www.roche-diagnostics.dk
http://www.diavant.dk
Duitsland
Roche Diagnostics GmbH
Kunden Service Center
D-68298 Mannheim, Germany
Tel: 0621/759 6677
Finland
Roche Diagnostics Oy,
PL 12, Sinimäentie 10 B, FIN - 02631 Espoo, Puh. 09-525331,
Asiakaspalvelupuhelin:
010 802 050 (pvm hinnalla)
Jakelu: Oriola Oy, Puh. 010 429 -3466/-3467
Ierland
Roche Diagnostics Limited
Charles Avenue, Burgess Hill, West Sussex, RH15 9RY
United Kingdom
Tel: 1800 509 586
Fax: 1800 509 109
Registration No: 571546
Italië
Roche Diagnostics SpA
Viale G. B. Stucchi 110, I-20052 Monza (MI)
Numero Verde: 800-610619
Algemene productinformatie
130
Nederland
Roche Diagnostics Nederland BV
Transistorstraat 41
NL 1322 CK Almere
Tel: 0800 2 882 882
Noorwegen
Roche Diagnostics Norge AS
Brynsengfaret 6B
Pb 6610 Etterstad
0607 Oslo, Norge
Tlf. +47-23 37 33 00
Oostenrijk
Roche Diagnostics GmbH
Engelhorngasse 3
1211 A-Wien
Tel.Nr.: (01) 277 87-0
Tsjechische Republiek
Roche s.r.o., Diagnostics Division Diabetes Care,
Karlovo náměstí 17,
120 00 Praha 2
Tel.: +420 220 382 500, Fax: +420 220 382 501
Verenigd Koninkrijk
Roche Diagnostics Limited
Charles Avenue, Burgess Hill, West Sussex, RH15 9RY
Tel: 0808 100 9998
Fax: 0808 100 8060
Registration No: 571546
Verenigde Staten
Roche Diagnostics Corporation
ACCU-CHEK
®
Customer Care Service Center
9115 Hague Road, Indianapolis, IN 46250-0457
Tel: 1-800-440-3638
Zweden
Roche Diagnostics Scandinavia AB
Karlsbodavägen 30
Box 147
161 26 Bromma
Tel. kundsupport: 08-404 88 70
Tel. växel.: 08-404 88 00
Fax: 08-98 44 42
www.roche-diagnostics.se
Zwitserland
Roche Diagnostics (Schweiz) AG
Industriestrasse 7
CH-6343 Rotkreuz
Tel: +41 (41) 799 61 61
Fax: +41 (41) 799 65 55
www.roche-diagnostics.ch
Algemene productinformatie
131
Aanvullende informatie
Bestelinformatie
Reagentia en oplossingen
De benodigde materialen zijn verkrijgbaar bij Roche
Diagnostics. Neem hiervoor contact op met de lokale
vertegenwoordiging van Roche Diagnostics.
Artikel Omschrijving REF/Artikel-
nummer
Accu-Chek Inform II-meter Meter, zonder WLAN-kaart
05060311001
Accu-Chek Inform II-meter Meter, uitgerust met WLAN-kaart 05060303001
Accu-Chek Inform II-dockingstation 05060290001
Accu-Chek Inform II-battery pack 04882326001
Accu-Chek Inform II-codechipreader 04884671001
Voeding Netspanningadapter voor dockingstation 04805666001
Accu-Chek Inform II-accessoirekit 05060281001
Accu-Chek Inform II
Handleiding
Gedrukte gebruiksaanwijzing (Engels, mg/dL)
Gedrukte gebruiksaanwijzing (Engels, mmol/L)
Gedrukte gebruiksaanwijzing (Frans, mmol/L)
Gedrukte gebruiksaanwijzing (Duits, mg/dL)
04807804001
04807839001
04807847001
04807782001
Accu-Chek Inform II
Beknopte gebruiksaanwijzing
Beknopte gebruiksaanwijzing (Engels, mg/dL)
Beknopte gebruiksaanwijzing (Engels, mmol/L)
Beknopte gebruiksaanwijzing (Frans, mmol/L)
Beknopte gebruiksaanwijzing (Duits, mg/dL)
04807901001
04807928001
04807936001
04807898001
Accu-Chek Inform II
Handleiding en
Beknopte gebruiksaanwijzing op cd
Cd-rom met de PDF-versie van de
Accu-Chek Inform II Handleiding en Beknopte
gebruiksaanwijzing in het Deens, Nederlands,
Engels, Frans, Duits en Zweeds
05060419001
Algemene productinformatie
132
Informatie over softwarelicenties
Dit product bevat softwaremodules, die zijn ontwikkeld
op basis van open broncode licenties. De broncode hier-
van kan op een standaard medium voor gegevensover-
dracht op het volgende adres worden aangevraagd:
Roche Diagnostics GmbH
Sandhofer Str. 116
D-68305 Mannheim
De volledige licentieovereenkomsten zijn als tekstbe-
stand (bestandsnaam ”license.txt”) op het dockingstation
van het Accu-Chek Inform II-systeem opgeslagen. Het
bestand ”License.txt” bevindt zich in dezelfde map als het
bestand ”Technical Note.pdf”.
Deze bestanden zijn toegankelijk door het dockingstation
door middel van de USB-kabel op een PC aan te sluiten.
Gedetailleerde aanwijzingen hierover vindt u in het
instructieblad ”Setting Up the Base Unit” (op dit moment
alleen verkrijgbaar in het Engels), dat bij de Accu-Chek
Inform II-dockingstationkit is ingesloten.
Appendix
133
A Appendix
Tabel met opties voor de configuratie
In deze tabel vindt u een overzicht van alle instellingen,
waarmee de meter kan worden geconfigureerd.
De twee rechter kolommen beschrijven de beschikbaar-
heid van een parameter bij configuratie op de meter
(
Menu Instellen
) en d.m.v. een gegevensbeheersysteem
(data management system (DMS)).
”J” (Ja) betekent, dat deze parameter beschikbaar is, ”N”
(Nee) betekent, dat deze parameter met de betreffende
configuratiemethode niet beschikbaar is.
Opties voor configuratie
Als de meter door de systeembeheerder door middel
van een gegevensbeheersysteem is geconfigureerd,
kunnen de configuratieopties op de meter worden
uitgeschakeld om conflicten met de instellingen te
voorkomen.
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Tijdschakelaar
Tijdschakelaar: Meter wordt uitgescha-
keld.
30 – 3.600 sec 300 N J
Akoestisch signaal
Geluidsniveau van het akoestische signaal 0: zacht
1: normaal
2: hard
2JJ
Voortgang van de meting
Opmerking verplicht 0: optioneel
1: buiten bereik
2: verplicht
0NJ
Verificatie controle lotnr. 0: alleen weergave
1: ja / nee bevestiging
2: invoer via toetsenbord
3: alleen scannen
1JJ
Weergave resultaten controlematerialen 0: waarde (numeriek)
1: PASS / FAIL
0NJ
Weergave kritisch bereik 0: waarde (numeriek)
1: HI / LO
0NJ
Appendix
134
Kritisch bereik bovenste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
600 mg/dL
33,3 mmol/L
JJ
Kritisch bereik onderste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
10 mg/dL
0,6 mmol/L
JJ
Melding kritisch bereik inschakelen De waarschuwingsmel-
ding ”Buiten kritisch
bereik” wel (1) of niet (0)
weergeven.
1NJ
Kritisch bereik tekst (0 – 100 tekens) “” N J
Normaalbereik bovenste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
600 mg/dL
33,3 mmol/L
JJ
Normaalbereik onderste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
10 mg/dL
0,6 mmol/L
JJ
CITO-testen toegestaan 0: nee
1: ja
1JJ
Aantal toegestane CITO-testen 0 – 9 9 J J
Meetbereik bovenste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
600 mg/dL
33,3 mmol/L
JJ
Meetbereik onderste grenswaarde 10 – 600 mg/dL
0,6 – 33,3 mmol/L
10 mg/dL
0,6 mmol/L
JJ
Melding meetbereik Een meetbereikmelding
wel (1) of niet (0) weerge-
ven.
1NJ
Tekst meetbereikmelding (0 – 100 tekens) “” N J
Waarschuwing beperkingen strip Instellen of de waarschu-
wing beperkingen strip
wel (1) of niet (0) moet
worden weergegeven.
1JJ
Verificatie strip lotnr. 0: alleen weergave
1: ja / nee bevestiging
2: selectie in lijst
3: alleen scannen
1JJ
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix
135
Manier van weergeven en taal
Datumweergave 1: MM/DD/JJ
2: DD.MM.JJ
1JJ
Tijdweergave 1: 24 uren
2: 12 uren
2JJ
Instelling taal 1: Duits
3: Frans
6: Nederlands
7: Zweeds
8: Engels (USA)
8JJ
Eenheid resultaat glucosemeting 0: mg/dL
1: mmol/L
0JJ
Start
Locatie (een string om aan te geven wat de
locatie van een bepaalde meter zou
moeten zijn); weergave in het startscherm.
(0 – 20 tekens) “” N J
Functionaliteit van de meter
Toestaan van het wijzigen van de datum en
de tijd
0: alleen elektronisch (de
datum en tijd kunnen
alleen d.m.v. DMS
worden ingesteld)
1: iedereen (iedereen
kan de datum en tijd
instellen)
2: wachtwoord vereist
(het instelwachtwoord is
vereist om datum en tijd
in te stellen)
1NJ
Hoofdmenu 2 ”Lineariteit” (indien inge-
schakeld, zijn lineariteitstesten toegestaan)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1JJ
Hoofdmenu 2 ”Onderhoud” (indien inge-
schakeld, zijn opmerkingen m.b.t. het
onderhoud toegestaan)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1JJ
Hoofdmenu 2 ”Ringonderzoek” (indien
ingeschakeld, zijn metingen voor ringon-
derzoek toegestaan)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0JJ
Beheermenu ”Instellen” (indien toegestaan,
is toegang tot de instelschermen mogelijk)
0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1JJ
Instelwachtwoord (0 – 20 tekens) “” J J
Reagens wijzigen toegestaan 1: Toegestaan
2: Wachtwoord nodig
0: Niet toegestaan
1(J)J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix
136
Gebruikersidentificatie
Invoeren gebruikersidentificatie controle 0: Geen
1: Via scherm
2: Alleen scannen
3: Via scherm (alleen
numeriek)
1JJ
Invoeren gebruikersidentificatie controle,
uitsluitend voor glucosecontrole
0: nee (altijd)
1: ja (uitsluitend voor
controles)
0JJ
Gebruikersidentificatie valideren 0: geen
1: lengte
2: lijst (alleen DMS)
3: lijst & wachtwoord
(alleen DMS)
0(J)J
Maximale lengte gebruikersidentificatie
(voor het valideren van een gebruikersi-
dentificatie, als de validatiemodus hiervan
is ingesteld op ”Lengte”)
0 – 20 20 J J
Minimale lengte gebruikersidentificatie 0 – 20 0 J J
Onderbreking gebruikersidentificatie (bepaalt
de tijd in sec, dat een gebruiker na het auto-
matisch uitschakelen van de meter nog inge-
logd blijft). 0 sec schakelt deze functie uit.
0 – 3.600 sec 0 N J
Barcodemaskering van gebruikers- en patiëntenidentificatie
Barcodemaskering van gebruikersidentifi-
catie ( zie separate tabel aan het eind van
dit hoofdstuk)
(0 – 60 tekens) “” N J
Barcodemaskering van patiëntenidentifi-
catie ( zie separate tabel aan het eind van
dit hoofdstuk)
(0 – 60 tekens) “” N J
Patiëntenidentificatie
Bevestiging patiëntenidentificatie 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
Modus invoeren patiëntenidentificatie 0: Toetsenbord /scannen
1: Lijst / toetsenbord /
scannen (alleen DMS)
2: Alleen scannen
3: Via scherm (numeriek)
0(J)J
Modus invoeren patiëntenvalidatie 0: geen
1: lengte
2: lijst (alleen DMS)
3: lijst, die invoer mogelijk
maakt, indien niet op de
lijst (alleen DMS)
4: lengte indien numeriek
0(J)J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix
137
QC-algoritme
Algoritme voor blokkering 0: Geen (altijd OK)
1: Laatste resultaat OK
2: Tijdstip van de dag
3: Dienst (alleen DMS)
4: Uren
5: Aantal strips
6: Wijziging van het tijdstip
van de dag (alleen DMS)
7: Wisseling van dienst
(alleen DMS)
8: Wijziging van uren
(alleen DMS)
9: Wijziging van het
aantal strips (alleen
DMS)
0(J)J
QC uren (het aantal uren tussen de verplichte
controlemetingen, als het QC-algoritme is
ingesteld op ”Uren” of ”Wijziging van uren”)
0 – 9.999 uren 24 J J
QC voor duur van de dienst (een geldige
controle (PASS) blijft tweemaal zo lang
geldig na de aanvangstijd van een dienst,
als het QC-algoritme is ingesteld op
”Dienst” of op ”Wisseling van dienst”)
1, 2, 3, 4, 6, 8, 12, 24 uren 8 N J
QC aanvang dienst (tijdstip van de aanvang
van een dienst, als het QC-algoritme is inge-
steld op ”Dienst” of op ”Wisseling van dienst”)
0 – 23 uren 6 N J
QC Strips ( het aantal metingen, dat een
geldige controle geldig blijft)
1 – 999 50 J J
QC tijdstip van de dag 6 POCT1-A-gegevensvel-
den tussen 00:00 – 23:59
06:00
09:00
12:00
15:00
18:00
22:00
NJ
QC tijdstip van de dag instellen 6 POCT1-A-gegevensvel-
den 0 of 1
1 0 0 0 0 0 N J
Resultaat wissen
Algoritme voor het wissen van resultaten 0: automatisch
1: Oud voor nieuw
1NJ
Bewaarduur van een resultaat (aantal
dagen na de meting van een resultaat, dat
een resultaat automatisch kan worden
gewist als het algoritme voor het wissen van
resultaten is ingesteld op ”automatisch”)
1 – 1.000 dagen 30 N J
Uploaden van het resultaat verplicht 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix
138
Elektronische communicatie
Waarschuwing om te uploaden 0 – 999 uren 0: uitgeschakeld N J
Maximaal aantal onderwerpen van de lijst,
die in één POCT1-A-bericht kunnen
worden gedownload
1 – 500 75 N J
Onderbrekingsduur voor toepassing (bin-
nen deze tijd wordt voor de toepassing een
respons van DMS op een POCT1-A-com-
mando verwacht)
5 – 6.000 sec 60 N J
WLAN-instellingen (algemeen)
WLAN ingeschakeld 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
1NJ
Gebruik DHCP 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
IP (het statische Internet Protokol-adres
als DHCP niet wordt gebruikt)
0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
Subnetmaskering (dient door de meter te
worden gebruikt, als een statisch IP wordt
gebruikt. Opmerking: als DHCP wordt
gebruikt, wordt de DHCP-subnetmaskering
gebruikt.)
0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
Gebruik DNS (systeem van domeinnamen) 0: uitgeschakeld
1: ingeschakeld
0NJ
DMS-hostsysteem (de domeinnaam van
het hostsysteem, als DNS wordt gebruikt)
(0 – 20 tekens) “” N J
IP-adres van DMS (het IP-adres van het
hostsysteem, als geen DNS wordt
gebruikt)
0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
DMS-poort (het poortnummer om toegang
tot het DMS te verkrijgen) Roche beveelt
het gebruik van poortnummers
1024
aan.)
0 – 65,535 0 N J
DNS-IP (IP-adres van de DNS-server, als
DHCP niet wordt gebruikt en DNS is
geconfigureerd)
0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
Gate-IP (statisch gateway-IP-adres) 0.0.0.0 – 255.255.255.255 0.0.0.0 N J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix
139
WLAN-instellingen (veiligheid)
Type cijferschrift (ontcijfermethode) 0: Geen (geen cijfer-
schrifttype)
1: AES (cryptografie met
een symmetrische sleu-
tel)
2: TKIP (met dynamische
sleutels)
3: AES | TKIP (AES en
TKIP tezamen)
4: WEP40 (=WEP met 64-
bits sleutellengte)
5: WEP104 (=WEP met
128-bits sleutellengte)
0: uitgeschakeld N J
Veiligheidstype (Opmerking: alleen die
combinaties van het cijferschrifttype en het
veiligheidstype, die in de hieronder separaat
weergegeven tabel (Toegestane combina-
ties van het cijferschrifttype en het veilig-
heidstype) staan vermeld, zijn toegestaan.)
0: open (geen veiligheid/
cijferschrift)
1: WEP
2: WPA_PSK (WPA met
vooraf gedeelde sleutel)
0NJ
SSID (0 – 32 tekens) “” N J
WEP-sleutel (40 of 104 bits) Op nullen eindigende
string van 10 of 26 tekens
(HEX)
"0000000000" N J
WEP-verificatie 0: verificatie d.m.v. een
open systeem
1: verificatie met een
gedeelde sleutel
0NJ
WPA-sleuteltype 0: Toegangstekst
1: Sleutel
0NJ
WPA-sleutel string van 64 tekens
(HEX)
“000000000000000
000000000000000
000000000000000
000000000000000”
NJ
WPA-toegangstekst (niet-gecodeerde
tekst om de (vooraf gedeelde) sleutel van
256 bits te kunnen genereren.)
(8 – 63 tekens) “” N J
Onderwerp/Kenmerk Bereik Standaard-
instelling
Meter DMS
Appendix
140
Toegestane combinaties van het cijferschrifttype en het veiligheidstype
Barcodemaskering van gebruikers- en patiëntenidentificatie
veiligheids
_type
cijferschrift
_type
wep_veri_type
wep
_sleutel
wpa_sleutel
_type
wpa
_sleutel
wpa
_toegangstekst
0 - open 0 - geen - - - - -
1 - WEP 4 - WEP40 0 - open /
1 - gedeeld
10 tekens
HEX
---
1 - WEP 5 - WEP104 1 - open /
1 - gedeeld
26 tekens
HEX
---
2 - WPA_PSK 1 - AES - - 0 - toegangs-
tekst
- 8-63 tekens
2 - WPA_PSK 1 - AES - - 1 - sleutel 32 tekens
HEX
-
2 - WPA_PSK 2 - TKIP - - 0 - toegangs-
tekst
- 8-63 tekens
2 - WPA_PSK 2 - TKIP - - 1 - sleutel 32 tekens
HEX
-
2 - WPA_PSK 3 - AES/TKIP - - 0 - toegangs-
tekst
- 8-63 tekens
2 - WPA_PSK 3 - AES/TKIP - - 1 - sleutel 32 tekens
HEX
-
Teken voor barcodemaske-
ring
Definitie
A-Z, 0-9 Als een teken van gescande gegevens niet wordt voorafgegaan door een
accent circonflexe (”^”), moet het teken hetzelfde zijn als het maskeringste-
ken. Dit teken wordt niet opgeslagen als onderdeel van de identificatie. Als de
tekens niet hetzelfde zijn, is het gescande gegeven geen geldige identificatie.
Dollar (”$”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens wordt
opgeslagen als onderdeel van de identificatie.
Sterretje (”*”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens wordt niet
opgeslagen als onderdeel van de identificatie.
Tilde (”~”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens moet een
cijfer (0-9) zijn en wordt niet opgeslagen als onderdeel van de identificatie.
Als het gescande teken geen cijfer is, is het gescande gegeven geen geldige
identificatie.
Plus (”+”) Het op deze positie weergegeven teken van gescande gegevens moet een
alfanumeriek teken (A – Z) zijn en wordt niet opgeslagen als onderdeel van
de identificatie. Als het gescande teken geen alfanumeriek teken is, is het
gescande gegeven geen geldige identificatie.
Accent circonflexe (”^”) Dit maskeringsteken geeft aan, dat het teken van gescande gegevens gelijk
moet zijn aan het in de barcodemaskering na ”^” volgende teken en dat dit
teken wordt opgeslagen als onderdeel van de identificatie. Als het teken van
het gescande gegeven niet overeenkomt met het maskeringsteken, is de
afgelezen barcode ongeldig als identificatie.
Appendix
141
Voorbeelden van barcodesystemen
Codabar
–Code 39
Code 93
Code 128
–EAN 13
Interleaved 2 of 5
Appendix
142
Appendix
143
B Appendix
Optie: Draadloos netwerk (WLAN)
Toepassingsgebied
De optioneel verkrijgbare module voor draadloze aanslui-
ting op een netwerk (WLAN-kaart) maakt het instellin-
gen en laboratoria mogelijk om permanent met hun
gegevensbeheersysteem in verbinding te staan. Draad-
loze aansluiting maakt het mogelijk om te waarborgen,
dat wijzigingen in informatie in het gegevensbeheersy-
steem direct naar alle meters, die op het netwerk zijn
aangesloten, kan worden doorgestuurd.
Mogelijkheden van draadloze
aansluiting
Met de geïntegreerde WLAN-kaart hoeft de meter alleen
maar naar het dockingstation te worden teruggebracht
om de batterijeenheid op te laden of om met het gege-
vensbeheersysteem te kunnen communiceren in die
gebieden, waar geen draadloze verbinding mogelijk is.
De volgende informatie kan door middel van de WLAN-
kaart worden overgedragen:
Meetresultaten
Informatie over met de meter benodigde verbruiks-
materialen (teststrips, reagentia, lineariteitstestkit)
Gebruikerslijst
Patiëntenlijst
Informatie over de configuratie
Lijsten met opmerkingen
Appendix
144
Trefwoordenregister
145
Trefwoordenregister
A
Accessoirekit
Ontsmetten ......................................................119
Overzicht ............................................................20
Reiniging ..........................................................115
Achtergrondverlichting .........................................24
Adressen (Roche) .................................................129
Afvalverwijdering ....................................................10
B
Barcode
Barcodesystemen .........................................141
Maskeringen ...................................................140
Battery pack
Plaatsen of vervangen ............................88–92
Bestelinformatie ....................................................131
Bewaring ..................................................................112
C
Charge(lot)nummers ......................................55–69
Charge(lot)nummers van controleoplossingen
Bewerken van gegevens van
charge(lot)nummers van
controleoplossingen ...............................61–65
Opslaan van informatie .........................55–69
Selecteren ..........................................................46
Charge(lot)nummers van de lineariteitstestkit
Bewerken van gegevens van
charge(lot)nummers van de
lineariteitstestkit .......................................66–69
Opslaan van informatie .........................55–69
Charge(lot)nummers van teststrips
Opslaan van informatie .........................55–69
Cijferschrift ..............................................................140
CITO-test ....................................................................51
Codechip .............................................................18, 55
Codechipreader
Overzicht ............................................................18
Uploaden van informatie van de
codechip .............................................................56
Condities voor het gebruik (algemeen) ........111
Configuratie ................................. 93–108, 133–140
Menuoverzicht ..........................................94–96
Contrast ......................................................................24
Controleoplossing
Lotnummer ........................................................46
CR LO/HI ....................................................................39
Customer Service ..................................................129
D
Datum en tijd ..........................................................107
Datum- en tijdweergave ......................................98
Display
Achtergrondverlichting .................................24
Contrast ..............................................................24
Dockingstation
Aansluiten ..........................................................87
Ontsmetten ......................................................118
Overzicht ............................................................19
Reiniging ..........................................................115
E
Eenheid (resultaten) ..............................................99
Eerste ingebruikname ..................................87–109
F
Fouten (zonder foutmelding) .................121–123
Foutmeldingen .......................................................124
Frequentie controle ..............................................102
G
Gebruikersidentificatie ...................................26–28
Barcodescanner ..............................................27
Handmatig invoeren ......................................28
Opties ................................................................104
Wachtwoord ......................................................28
Geluidsniveau van het akoestische signaal 108
Glucosebepalingen van
controlematerialen ..........................................41–51
Resultaten ..........................................................50
Trefwoordenregister
146
Glucosebepalingen van
patiëntenmonsters ...........................................29–40
Resultaten ..........................................................38
Uitvoeren van een meting .....................30–39
Voorbereiding ...................................................29
Glucosecontrole
CITO-test ............................................................51
Controleoplossingen ......................................43
Intervallen ..........................................................42
Uitvoeren van een meting .....................44–50
Voorbereiding ...................................................43
H
HI ...................................................................................39
I
Instellen .........................................93–108, 133–140
Datum en tijd ..................................................107
Datum- en tijdweergave ...............................98
Geluidsniveau van het akoestische
signaal ...............................................................108
Grenswaarden van de bereiken ..............103
Invoeren gebruikersidentificatie ..............104
Invoeren patiëntenidentificatie ................105
Menu Instellen .................................................97
Menuoverzicht ..........................................94–96
Opties reagentia ............................................101
Opties teststrips .............................................100
Opties voor displayweergave ......................99
Opties voor glucosecontrole .....................102
Wachtwoord ....................................................106
Instellen van de meter .................................93–108
Menuoverzicht ..........................................94–96
K
Kritisch bereik ................................................39, 103
L
Licentie (GPL) .........................................................132
Lineariteitstesten ..............................................71–77
Intervallen ..........................................................71
Resultaten ..........................................................77
Uitvoeren van een meting ....................73–77
Voorbereiding ...................................................72
LO .................................................................................39
Lotnummer van de teststrips
Selecteren ...................................................35, 47
M
Meetbereik ...................................................... 39, 103
Meter
Instellen ..................................................133–140
Meter aanzetten ..............................................23
Ontsmetten ......................................................117
Overzicht ............................................................17
Reiniging ..........................................................114
Resetten ............................................................126
Systeemcontrole ............................................109
Meter aanzetten ......................................................23
Meting voor een ringonderzoek
Voorbereiding ...................................................80
Monster
Opzuigen .......................................37, 49, 76, 84
N
Normaalbereik ............................................... 39, 103
O
Onderdelen ................................................................16
Onderhoud ....................................................111–120
Logboek ............................................................120
Ontsmetten ....................................................116–119
Oplossen van problemen .........................121–126
Opmerkingen
Onderhoudslogboek ....................................120
Toevoegen .........................................................40
Opties reagentia ....................................................101
Opties teststrips .....................................................100
Opties voor displayweergave ..............................99
Opties voor glucosecontrole .............................102
Trefwoordenregister
147
P
Patiëntenidentificatie ......................................30–34
Barcodescanner ..............................................34
Handmatig invoeren ......................................32
Opties ................................................................105
Productinformatie .......................................127–132
Q
QC-blokkering .........................................................41
R
Reagentia ...................................................................20
REF (artikelnummer) ............................................131
Reiniging ........................................................113–115
Reinigingsmiddelen .............................................113
Resetten ...................................................................126
Resultatengeheugen ......................................53–54
Ringonderzoeken .............................................79–85
Resultaten ..........................................................85
Uitvoeren van een meting ....................81–85
RR LO/HI ....................................................................39
S
Specificaties ............................................................127
Symbolen
Identificatieplaatje .............................................2
Verpakking ...........................................................2
Systeem
Algemene informatie .........................127–132
Eerste ingebruikname ..........................87–109
Onderdelen .......................................................16
Onderhoud ............................................111–120
Ontsmetten ............................................116–119
Oplossen van problemen .................121–126
Overzicht (accessoirekit) ..............................20
Overzicht (codechipreader) ........................18
Overzicht (dockingstation) ..........................19
Overzicht (meter) ............................................17
Reiniging ................................................113–115
Technische gegevens ..................................127
Systeemcontrole ....................................................109
T
Technische gegevens ..........................................127
Telefoonnummer (Customer Service) ...........129
Teststrips
Bloedmonster opzuigen ...............................37
Controleoplossing opzuigen .......................49
Gegevens wijzigen ...................................58–60
Instelopties ......................................................100
Lineariteitstestmonster opzuigen .............76
Plaatsen .........................................36, 48, 75, 83
Ringonderzoekmonster opzuigen .............84
V
Veiligheid
Bescherming tegen infecties ......................10
Kwalificaties van de gebruiker ..................10
Veiligheidsinformatie ......................................11–15
W
Wachtwoord ............................................................106
Weergave van het resultaat ...........38, 50, 77, 85
WLAN ........................................................................143
WLAN-kaart ............................................................143
Tijdelijk deactiveren .......................................25
WLAN-veiligheid ...................................................140
Trefwoordenregister
148
04807855001 (01)
Inform II
ACCU-CHEK
®
Inform II
Handleiding
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150

Roche ACCU-CHEK Inform II Handleiding

Type
Handleiding