6
NEDERLANDS
POLARIS
De directionele fotocel met uitlijning POLARIS, bestaande
uit een zender en een ontvanger, fig. 1, met gemoduleerde
infraroodstralen, is een veiligheidsvoorziening. Als de
lichtbundel wordt bedekt, wordt de status van het
elektronische contact op de ontvanger veranderd.
TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Voeding
24Vdc (19÷34Vdc)
24Vac ± 5%
햲
Stroomopname TX 30mA - RX 60mA
Nominaal bereik 30 meter
Tijd detectie obstakel 7 msec
Omgevingstemperatuur -20 ÷ +70 °C
Max. stroom op de contacten
0.1 A bij 25Vac
Beschermingsgraad IP 55
햲
betreft de spanningswisselingen van het lichtnet
INSTALLATIE
Alvorens de fotocellen te gaan installeren, moet
worden bedacht dat:
Het paar fotocellen, ontvanger en zender, uitgelijnd
tegenover elkaar moet worden geïnstalleerd.
Als er twee paar fotocellen zijn voorzien, moeten de
ontvangers ieder aan een kant worden gemonteerd,
om onderlinge interferentie te voorkomen.
Bij installaties met ingemetselde of ingebouwde
fotocellen moeten leidingen worden geplaatst waar
de verbindingskabels doorheen moeten.
De fotocellen POLARIS kunnen op verschillende wijzen
worden geïnstalleerd:
INGEMETSELD IN EEN MUUR/PILAAR (FIG. 3)
Maak in de muur/pilaar een rond gat met Ø60.5 mm
(minimaal) en een diepte van minstens 50 mm.
Plaats de leidingen waar de kabels doorheen
moeten.
Metsel de behuizing van de fotocel in de muur/pilaar.
Wacht tot het cement gehard is, en monteer
vervolgens de fotocel zoals beschreven in de volgende
paragraaf.
INGEBOUWD IN EEN MUUR/PILAAR (FIG. 5)
Druk in de behuizing van de fotocel de twee
voorgedrukte gaten open (fig. 4) die zullen worden
gebruikt om de houder te bevestigen.
Maak in de muur/pilaar een rond gat, Ø 60.5 x 50 mm
(fig. 5 ref. 햲).
Plaats de behuizing van de fotocel in het gat en markeer
de positie van de twee eerder opengemaakte gaten
(fig. 5 ref 햳).
De gebruikte pluggen en bevestigingsschroeven
moeten voldoen aan de vereisten in fig. 5 ref. 햴.
Gebruik geen bevestigingselementen met
grotere afmetingen.
Boor de twee bevestigingsgaten op de gemarkeerde
plaats.
Plaats de leidingen waar de kabels doorheen
moeten.
Bevestig de behuizing van de fotocel.
INGEBOUWD IN EEN IJZEREN PILAAR (FIG. 6)
Druk in de behuizing van de fotocel twee voorgedrukte
gaten open (fig. 4) die zullen worden gebruikt voor de
bevestiging.
Maak in de pilaar een rond gat, Ø 60.5 (fig. 6 ref. 햲).
Plaats de houder in het gat en markeer de positie van de
twee eerder opengemaakte gaten (fig. 6 ref. 햳).
Boor de twee bevestigingsgaten Ø3mm (fig. 6 ref. 햴)
op de eerder gemarkeerde plaats.
Plaats de verbindingskabels.
Bevestig de behuizing van de fotocel met de twee
bijgeleverde schroeven (Ø3.5x16 mm) en ringen.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
MET OP DE PILAAR GELASTE HOUDER (FIG. 7).
Las de metalen houder (optional) aan de pilaar.
Maak op de meest geschikte plek een gat in de houder
waar de verbindingskabels doorheen moeten.
De diameter van het gat moet worden aangepast aan
het type kabel dat wordt gebruikt, en de eventuele
kabelklem.
Plaats de verbindingskabels.
Plaats de behuizing van de fotocellen en bevestig
hem met de bijgeleverde schroeven (Ø3.5x16 mm)
en ringen.
Wacht met het plaatsen van de behuizing van de
fotocellen tot de zojuist vastgelaste houder is
afgekoeld.
MONTAGE EN AANSLUITING
Als de behuizing van de fotocel eenmaal is geplaatst,
worden de elektriciteitskabels aangesloten en wordt de
fotocel gemonteerd.
De fotocellen POLARIS kunnen worden gebruikt als
veiligheidsvoorziening of als impulsgever. Hieronder zijn
de belangrijkste oplossingen weergegeven:
Een paar fotocellen als beveiliging (fig. 9).
Een paar fotocellen als impulsgever (fig. 10).
Twee paar fotocellen als beveiliging (Fig. 11).
Een paar fotocellen als impulsgever en als beveiliging
(fig. 12).
Een paar fotocellen om het elektrische contact te
besturen (fig. 13).
De maximale stroom van het contact is 0,1A.
Controleer alvorens de elektriciteitskabels aan te sluiten
of de afdichting, fig. 8 ref. 햲, achter het binnendeel van
de fotocel zit (fig. 8 ref. 햳).
Plaats, wanneer de elektriciteitskabels zijn aangesloten,
het binnendeel van de fotocel in de behuizing en zet hem
vast met de drie bijgeleverde schroeven.
In deze fase moeten de drie schroeven ongeveer 3
mm (2÷3 slagen met de schroevendraaier) worden
aangedraaid, om de fotocellen vervolgens te kunnen
uitlijnen.
UITLIJNING
De fotocellen moeten worden uitgelijnd met behulp van
een tester. Plaats de meetpennen van de tester in de
twee test points op het binnendeel van de ontvanger,
zie fig. 14, met inachtneming van de polariteit die op het
binnendeel zelf is aangegeven.
Als de rode led op de ontvanger gaat branden, geeft dit
de toestand van voor-uitlijning aan.
Draai aan de drie bevestigingsschroeven van zowel
de ontvanger als de zender, fig. 15, tot de gemeten
gelijkstroomspanning de in de volgende tabel
aangegeven waarden bereikt::
Afstand tussen ontvanger
en zender
Spanning van het
controlesignaal
Tot 20 meter 7.5 Vdc
Van 20 tot 30 meter 6 ÷ 7.5 Vdc
Verwijder na het uitlijnen te hebben voltooid de
meetpennen van de tester, en controleer of de fotocellen
goed werken. Als ze niet goed zijn uitgelijnd, begint de
led op de ontvanger te knipperen.
AFSLUITENDE HANDELINGEN
Plaats, na het uitlijnen te hebben voltooid, de twee
afsluitdoppen, fig. 16, en het dekglas, fig. 17.
Als het dekglas moet worden verwijderd, steek dan een
platte schroevendraaier in het onderste spleetje van de
behuizing van de fotocel, en draai hem tot het dekglas
loskomt, fig. 18.
ONDERHOUD
De fotocellen POLARIS behoeven geen periodiek
onderhoud.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•