13
NL
Opnemen op MD’s
• Bij het opnemen van een geluidsbron die is aan-
gesloten op de LINE(ANALOG) IN aansluitingen,
met de INPUT op “ANALOG”, of bij het opnemen
van een satelliet-uitzending of een DAT cassettedeck
aangesloten op een van de digitale
ingangsaansluitingen, met de INPUT in de
betreffende digitale stand en de “T.Mark Off”
instelling gekozen in het 02 Instelmenu:
Al het opgenomen materiaal zal nu gelden als één
enkel muziekstuk.
• Ook bij het opnemen van een analoge geluidsbron of
een digitale zoals een DAT cassette of een satelliet-
uitzending, kunt u wel muziekstuknummers
aanbrengen, “T.Mark LSyn” is gekozen in het 02
Instelmenu (zie “Aanbrengen van muziekstuk-
nummers tijdens het opnemen” op blz. 17).
• Bij opnemen vanaf een DAT cassettedeck of satelliet-
uitzending, met de INPUT ingesteld op de juiste
digitale ingang, zal de MD-recorder automatisch een
muziekstuknummer aanbrengen bij elk punt waar de
bemonsteringsfrequentie van het ingangssignaal
verandert, ongeacht de instelling in het 02
Instelmenu.
z Zowel tijdens als na het opnemen kunt u
muziekstuknummers aanbrengen
Zie voor nadere bijzonderheden de beschrijving onder
“Aanbrengen van muziekstuknummers tijdens het
opnemen” (blz. 17), resp. “Onderverdelen van
opgenomen muziekstukken” (blz. 44).
Wanneer “TOC Writing” in het display knippert
De MD-recorder is dan bezig met bijwerken van de
inhoudsopgave (Table Of Contents). Op dit moment
mag u niet de stekker uit het stopcontact trekken en de
MD-recorder niet verplaatsen. De nieuw opgenomen
muziek-informatie wordt pas op de MD vastgelegd
wanneer u de inhoudsopgave (TOC) bijwerkt door de
MD eruit te nemen, of door de MD-recorder in de
wachtstand te zetten met de 1/u toets.
Deze MD-recorder werkt volgens het SCMS één-
generatie kopieersysteem (Serial Copy Management
System, zie blz. 55)
MD’s die zijn opgenomen via een digitale
ingangsaansluiting kunnen niet op digitale wijze, via
de digitale uitgangsaansluiting, worden gekopieerd of
overgespeeld op een andere MD of een DAT cassette.
Bij opnemen en in de opnamepauzestand worden
digitale signalen die binnenkomen via de digitale
ingangsaansluitingen doorgegeven via de digitale
uitgangsaansluiting met dezelfde, oorspronkelijke
bemonsteringsfrequentie.
Om een inkomend digitaal signaal voor het uitsturen
om te zetten naar een andere bemonsteringsfrequentie
(zonder het signaal op een MD op te nemen), gebruikt
u de ingangscontrolefunctie (zie blz. 14).
Opmerkingen betreffende het
opnemen
Indien “Protected” en “C11” beurtelings in het
display verschijnen
De MD is beveiligd tegen opnemen. Schuif het
wispreventienokje om de uitsparing af te dekken (zie
de paragraaf “Beveiligen van een MD tegen per
ongeluk wissen” op bladzijde 11).
Indien ”Din Unlock“ en ”C71“ beurtelings in het
display verschijnen
• Dan is de digitale geluidsbron die u wilt opnemen
niet aangesloten op de aansluiting die u met de
INPUT hebt gekozen in stap 4 op blz. 9.
Om nu verder te gaan, sluit u de apparatuur voor
opname aan op de juiste ingangsaansluiting.
• De geluidsbron staat niet ingeschakeld.
Schakel de geluidsbron in.
Afhankelijk van de menu-instellingen en de
geluidsbron die wordt opgenomen, zullen
muziekstuknummers als volgt worden aangebracht:
• Tijdens opnemen van een CD-speler of MD-recorder
met de INPUT ingesteld op COAX, OPT1 of OPT2 en
de opnamebron aangesloten op de respectieve
digitale aansluiting:
Nu zal de MD-recorder de muziekstuknummers
automatisch aanbrengen in dezelfde volgorde als op
de opnamebron. Als een muziekstuk echter meer-
dere malen wordt afgespeeld (bij voorbeeld door
herhaalde weergave van een enkel muziekstuk) of er
twee of meer muziekstukken zijn met hetzelfde
nummer (dus van verschillende MD’s of CD’s), zal
dit muziekstuk of stel muziekstukken als één
doorlopend nummer worden opgenomen. Overigens
zullen bij opnemen vanaf een CD-speler
muziekstukken met een speelduur korter dan
4 seconden niet van een nummer worden voorzien.
• Tijdens opnemen van sommige CD-spelers en multi-
disc-spelers die zijn aangesloten op een van de digi-
tale ingangsaansluitingen, met de INPUT ingesteld
op de overeenkomstige digitale positie:
Het is mogelijk dat de MD-recorder de muziek-
stuknummers niet automatisch zal aanbrengen. In
zo’n geval dient u de muziekstuk-nummers na het
opnemen aan te brengen met behulp van de DIVIDE
functie (zie “Onderverdelen van opgenomen
muziekstukken” op blz. 44).
Opnemen op MD’s