Laserliner MultiWet-Master de handleiding

Categorie
Hygrometers
Type
de handleiding
1 2
1.
6LR61 9V
2 sec
ON
2.
3.
3
OFF
1
3
2 sec
2
5
6
7
8
9
4
Functie / toepassing
Het onderhavige universele materiaalvocht-meettoestel werkt volgens het principe van de weerstands- en
capacitieve meting. Bij het capacitieve meetproces wordt door middel van 2 geleidende rubbercontacten
aan de onderzijde van het apparaat de vochtafhankelijke diëlektriciteit van het te meten product bepaald
en door interne, materiaalafhankelijke karakteristieken het materiaalvocht in % berekend. Bij het weer-
standsmeetproces wordt het vochtafhankelijke geleidingsvermogen van het te meten product bepaald
door het product met de meetpunten aan te raken. Het meettoestel vergelijkt de gemeten waarden met
de opgeslagen, materiaalafhankelijke karakteristieken en berekent het relatieve materiaalvocht in %. Met
het desbetreffende meetproces wordt het materiaalvochtgehalte in hout en beton bepaald. Een extra, opzij
aangebrachte sensor bepaalt de omgevingstemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid en berekent aan
de hand daarvan de dauwpunttemperatuur.
Lees de bedieningshandleiding en de bijgevoegde brochure ‚Garantie- en aanvullende aanwijzingen‘
volledig door. Volg de daarin beschreven aanwijzingen op. Bewaar deze documentatie goed.
!
Automatische
uitschakeling
na 2 minuten.
De geïntegreerde bouwmateriaalkarakteristieken voldoen aan de vermelde bouwmaterialen zonder
toevoegingen. Bouwmaterialen variëren productiegebonden van fabrikant tot fabrikant. Daarom dienen
eenmalig en bij verschillende productsamenstellingen of onbekende bouwmaterialen vergelijkende
vochtmetingen te worden uitgevoerd met ijkbare methoden (bijv. Darr-methode). Bij verschillen in de
meetwaarden dienen de meetwaarden relatief te worden gezien of de indexmodus voor het vocht-
resp. drogingsgedrag te worden gebruikt.
!
1 Meetpunten weerstandsmetingen
2 Rubbercontacten capacitieve meting
3 Uitklapbare sensor voor de meting van de
omgevingstemperatuur en de luchtvochtigheid
4 Batterijvak
5 Nat/droog ledweergave
6 Materiaalkeuze
7 ON/OFF
8 Voorselectie van de meetmodus
(weerstandsmeting, capacitieve meting)
9 LC-display
26
NL
MultiWet-Master
4
10
1
9
8
27
6
3
4
5
Meting ruimteklimaat
Het meettoestel beschikt over een uit-
klapbare sensorbehuizing voor de optimale
meting van het omgevingsklimaat. Breng
de sensorkop in de buurt van de te meten
positie en wacht totdat de weergave
voldoende gestabiliseerd is. De meet-
waarden voor het omgevingsklimaat
zijn permanent zichtbaar op het display.
Nat/droog Ledweergave
12 leds: 0…4 leds groen = droog
5…7 leds geel = vochtig
8…12 leds rood = nat
groen
geel
rood
1 Batterijlading
2 Materiaalkarakteristiek bouwmateriaal
weerstandsmeting: 1…19
3 Indexmodus
4 Weerstandsmeting
5 Capacitieve meting
6 Meetwaarde in % relatieve materiaalvochtigheid
7 Materiaalkarakteristiek hout
weerstandsmeting: A, B, C
Capacitieve meting: S (soft wood), H (hard wood)
8 Dauwpunttemperatuur in °C / °F
9 Relatieve luchtvochtigheid in %
10 Relatieve omgevingstemperatuur in °C / °F
De meting met ingeklapte sensor is ook mogelijk, maar door de uitgeklapte sensor ontstaat
een betere uitwisseling met de lucht, waardoor de sensorwaarden sneller stabiel worden.
!
De relatieve luchtvochtigheid wordt in relatie tot de maximaal mogelijke vochtigheid (100 %) van de lucht
met waterdamp aangegeven. De opnamehoeveelheid is temperatuurafhankelijk. Luchtvochtigheid is dus
de hoeveelheid van de in de lucht voorhanden waterdamp. De luchtvochtigheid kan 0-100Ɓ% rH bedragen.
100Ɓ% = verzadigingspunt. De lucht kan met de actuele temperatuur en luchtdruk geen water meer
opnemen.
Relatieve luchtvochtigheid
De dauwpunttemperatuur is de waarde waarbij de voorhanden waterdamp in de lucht zou condenseren.
De MultiWet-Master berekent de dauwpunttemperatuur uit de omgevingstemperatuur, de relatieve
luchtvochtigheid en de omgevingsdruk. Als de temperatuur op een oppervlak tot onder de
dauwpunttemperatuur daalt, vormt zich condensaat (water) aan het oppervlak.
Dauwpunt
27
NL
5
6
15 Houtgraniet, xyloliet
16 Polystyreen, styropor
17 Zachtboard hout,
bitumen
18 Cementgebonden
spaanplaat
19 Baksteen, steen
28
NL
7 Cementestrik,
kunststofadditief
8 Ardurapid cementestrik
9 Anhydrietestrik
10 Elasticelestrik
11 Gipsestrik
12 Houtcement-estrik
13 Kalkmortel KM 1/3
14 Cementmortel ZM 1/3
Meetproces selecteren
Het meettoestel beschikt over twee verschillende
meetprocessen. De meting door middel van de
weerstandsmeting geschiedt via de testpunten,
het capacitieve meetproces maakt gebruik van
de contactoppervlakken aan de onderzijde van
het apparaat. Met de toets ‚MODE‘ kunt u tussen
de beide meetprocessen omschakelen.
Weerstand Capacitief
Weerstandsmeetproces / materiaal selecteren
Bij het weerstandsmeetproces staan verschillende hout- en bouwmaterialen en de materiaalonafhankelijke
indexmodus ter beschikking. De metingen die in de indexmodus worden uitgevoerd, zijn niet materiaal-
gebonden resp. voor materialen bedoeld waarvoor geen karakteristieken zijn opgeslagen. Kies het
gewenste materiaal door het indrukken van de toets ‚SET‘. De selecteerbare houtsoorten en
bouwmaterialen staan vermeld in de navolgende tabellen onder punt 7 resp. punt 8.
Houtsoorten: A, B, C Bouwmaterialen: 1,2,3.......,18,19 Index
1A Beton C12 / 15
1B Beton C20 / 25
1C Beton C30 / 37
2 Gasbeton (lichter)
3 Kalkzandsteen, dichtheid 1.9
4 Gipsbepleistering
5 Cementestrik
6 Cementestrik,
bitumenadditief
Materiaaltabel weerstandsmeetproces
7
Bouwmaterialen
MultiWet-Master
8
Materiaaltabel weerstandsmeetproces
Hout
ABC
Abachi
Abura
Afzelia
Perenboom
Black Afara
Paraná-pijnboom
Beuken
Dabema
Ebbenhout
Eik - Amerikaans (rood)
Eik - wit
Es Pau amarelo
Es - Amerikaans
Es - Japans
Hickory zilverpopulier
Hickory - swap
Ilomba
Ipé
Iroko
Linde
Linde - Amerikaans
Mockernut
Niangon
Niové
Okoumé
Palissander
Rio Palissander
Groene beuk
Amerikaanse eik
Teak
Wilg
Witte eik
Ceder
Cipres - C. Lusit
Populier
Agba
Ahorn
Els
Alerce
Amaranth
Andiroba
Ratelpopulier
Balsa
Basralocus
Boomheide
Ebiara
Berk
Campêchehout
Ceder Virginia
Haagbeuk, witte beuk
Campêche
Canarium
Ceiba
Douka
Douglasspar
Eik
Eik - Steeneik,
Steeleik, troseik
Emien
Els rood, zwart
Es
Spar
Es
Gele berk
Gele den
Haagbeuk
Hickory zilverpopulier
Hickory - poplar
Izombé
Jacareuba
Jarrah
Iep
Karri
Kastanje - tamme
kastanje, paardenkastanje
Khaya, mahonie
Den
Kersenboom
Kosipo
Lariks
Limba
Mahonie
Makoré
Melêze
Populier (alle)
Pruimenboom
Pijnboom
Rood sandelhout
Iep
Zeeden
Steeleik
Steeneik
Tola
Tola branca
Walnoot
Reuzenlevensboom
Gewone esdoorn
Witte berk
Haagbeuk
Witte abeel
Alpenden
Ratelpopulier
Europese cultuurpruim
Italiaanse cipres
Hardbord
Houtvezel isolatieplaten
Harde houtvezelplaten
Kauramin-spaanplaten
Papier
Textiel
Afrormosia
Hevea
Imbuia
Kokrodua
Niové Bidinkala
Tola - echt, rood
Kurk
Melamine spaanplaten
Fenolhars spaanplaat
29
NL
9
10
Weerstandsmeetproces / materiaalvocht meten
Waarborg dat zich op de te meten plek geen verzorgingsleidingen (elektrische leidingen, waterleidingen…)
bevinden of een metalen ondergrond voorhanden is. Steek de meetelektroden zo ver mogelijk in het te
meten product, echter nooit met geweld. Hierdoor zou het toestel kunnen worden beschadigd. Verwijder
het meettoestel altijd door links-rechts-bewegingen. Voer vergelijkbare metingen op verschillende
plaatsen uit om meetfouten te minimaliseren. Gevaar voor letsel door de spitse meetelektroden.
Monteer altijd de beschermkap wanneer u het toestel transporteert of niet gebruikt.
De te meten plek dient onbehandeld en vrij van knoesten,
verontreinigingen of hars te zijn. Er dient géén meting aan
de kopse zijden te worden uitgevoerd omdat het hout hier
bijzonder snel droogt, hetgeen zou leiden tot vervalste
meetresultaten. Voer meerdere vergelijkende metingen
uit. Wacht totdat het %-symbool stopt met knipperen en
constant brandt. Pas dan zijn de meetwaarden stabiel.
Let op dat de meetresultaten kunnen worden vervalst bij
wanden (oppervlakken) met verschillende materialen of
verschillen in de materiaalsamenstelling. Voer meerdere
vergelijkende metingen uit. Wacht totdat het %-symbool
stopt met knipperen en constant brandt. Pas dan zijn de
meetwaarden stabiel.
Capacitief meetproces / materiaal selecteren
Bij het capacitieve meetproces staan twee
verschillende houtgroepen en de materiaal-
onafhankelijke indexmodus ter beschikking.
De metingen die in de indexmodus worden
uitgevoerd, zijn niet materiaalgebonden resp.
voor materialen bedoeld waarvoor geen
karakteristieken zijn opgeslagen. Kies het
gewenste materiaal door het indrukken van
de toets ‚SET‘. De selecteerbare houtgroepen
staan vermeld in de navolgende tabel onder
punt 11.
Minerale bouwmaterialen
Hout
Houtsoorten:
[S] soft wood (soft),
[H] hard wood
Index
30
NL
MultiWet-Master
Materiaaltabel capacitief meetproces
11
Softwood houtsoorten met geringe dichtheid: bijv. spar, den, linde, populier, ceder, mahonie
Hardwood houtsoorten met hogere dichtheid: bijv. beuk, eik, es, berk
geleidende rubbercontacten volledig op het te meten materiaal leggen en met gelijkmatige en lichte
druk aandrukken voor een goed contact
oppervlak van het meetproduct dient vrij van stof en vuil te zijn
minimale afstand van 5 cm tot metalen voorwerpen aanhouden
metalen buizen, elektrische leidingen en wapeningsstaal kunnen meetresultaten vervalsen
metingen op meerdere meetpunten uitvoeren
Op grond van de verschillen in hoedanigheid en samenstelling van de materialen moeten specifieke
toepassingsaanwijzingen bij de bepaling van het vochtgehalte in acht genomen worden.
Hout: De meting moet met de lange apparaatzijde parallel aan de nerf van het hout worden uitgevoerd.
De meetdiepte bij hout bedraagt max. 30 mm, maar varieert door de verschillende dichtheden van de
houtsoorten. Bij metingen aan dunne houten platen dienen deze naar mogelijkheid gestapeld te worden
omdat anders een te kleine waarde wordt weergegeven. Bij metingen aan vast geïnstalleerde resp.
ingebouwde houtsoorten zijn montagebonden en door chemische behandeling (bijv. met verf)
verschillende materialen bij de meting betrokken. De meetwaarden kunnen daarom slechts als
relatieve waarden beschouwd. Op deze wijze kunnen echter zeer goed verschillen in de vochtverdeling,
mogelijke vochtige plekken en dus bijv. schade in de isolatie worden gelokaliseerd.
De hoogste nauwkeurigheid wordt bereikt tussen 6Ɓ% ... 30Ɓ% materiaalvocht. Bij zeer droog hout
( < 6Ɓ%) kan een onregelmatige vochtverdeling worden vastgesteld, bij zeer nat hout (> 30Ɓ%) begint
een overstroming van de houtvezels.
Richtwaarden voor het gebruik van hout in % relatieve materiaalvochtigheid:
– toepassing buitenshuis: 12% … 19%
– toepassing in niet verwarmde ruimten: 12% … 16%
– in verwarmde ruimten (12Ɓ°C ... 21Ɓ°C):Ɓ 9% … 13%
– in verwarmde ruimten (> 21Ɓ°C):Ɓ 6% … 10%
Voorbeeld: 100% materiaalvocht bij 1 kg nat hout = 500 g water.
Toepassingsaanwijzingen
12
Materiaalvocht bepalen
13
31
NL
14
2.
1 sec
+
+
4.
3.
6.
+
+
8.
7.5.
De indexmodus is bedoeld voor het snel opsporen van vocht door
middel van vergelijkende metingen, zonder de directe uitvoer van
het materiaalvocht in %. De uitgegeven waarde (0 t/m 1.000) is
een indicatieve waarde die stijgt bij toenemend materiaalvocht. De
metingen die in de indexmodus worden uitgevoerd, zijn materiaal-
onafhankelijk resp. voor materialen bedoeld waarvoor geen
karakteristieken zijn opgeslagen. Bij sterk afwijkende waarden
binnen de vergelijkende metingen kan een vochtverloop in het
materiaal snel worden gelokaliseerd.
De nat-/droog-ledindicator is op de dienovereenkomstige materiaalkarakteristieken geprogrammeerd,
zodat de leds bovendien aangeven of het materiaal als droog, vochtig of nat kan worden geclassiÖ ceerd.
De waarden in de materiaalonafhankelijke indexmodus worden daarentegen op een neutrale schaal
uitgegeven waarvan de waarde met toenemende vochtigheid stijgt. Door de deÖ nitie van de eindwaarden
voor ‘droog’ en ‘nat’ kan de ledindicator speciaal voor de indexmodus worden geprogrammeerd. Het
waardeverschil tussen de ingestelde waarde voor ‘droog’ en ‘nat’ wordt omgerekend op de 12 leds.
Instelling van de nat-/droog-drempelwaarde in de indexmodus
15
Indexmodus
De indexmodus kan zowel met het weerstandsmeetproces als met
het capacitieve meetproces gebruikt worden. Zie ook stap 6 resp.
10 om de indexmodus in te stellen.
32
NL
MultiWet-Master
16
17
1 sec
18
1 sec
5 x
+
4 x
Naast de numerieke weergave van de meetwaarde in % relatieve materiaalvochtigheid, biedt de ledweer-
gave een aanvullende, materiaalafhankelijke evaluatie van de vochtigheid. Met toenemend vochtgehalte
verandert de ledweergave van links naar rechts.De weergave met 12 leds is onderverdeeld in 4 groene
(droog), 3 gele (vochtig) en 5 rode (nat) segmenten. Bij nat materiaal klinkt bovendien een signaal.
De classificatie ‚droog‘ betekent dat de materialen in een verwarmde ruimte het evenwichts-
vochtgehalte hebben bereikt en in de regel geschikt zijn voor de verdere verwerking.
!
groen = droog geel = vochtig rood = nat
Nat/droog ledweergave
Het relatieve materiaalvocht is afhankelijk
van de temperatuur van het materiaal.
Het apparaat compenseert automatisch
verschillende materiaaltemperaturen door
de omgevingstemperatuur te meten en
voor de interne berekening te gebruiken.
Het meettoestel biedt echter ook de
mogelijkheid om de temperatuur van
het materiaal handmatig in te stellen om
de meetnauwkeurigheid te verbeteren.
Deze waarde wordt niet opgeslagen
en moet iedere keer opnieuw worden
ingesteld wanneer het apparaat wordt
ingeschakeld.
Materiaal-temperatur-compensatie
De eenheid voor de omgevings-
temperatuur en de materiaal-
compensatie kan telkens worden
ingesteld op °C of °F. Deze
instelling wordt duurzaam
opgeslagen.
Instellen van de temperatuureenheid
33
NL
19
1 sec
7 x
6 x
20
1 sec
21
+
8 x
1 sec
AUTO: de displayverlichting schakelt in
geval van inactiviteit uit resp.
automatisch weer in bij
meetprocessen.
ON: de displayverlichting blijft permanent
ingeschakeld.
OFF: de displayverlichting blijft permanent
uitgeschakeld.
Deze instelling wordt duurzaam opgeslagen.
LCD-verlichting
Auto-Hold-functie
Als het toestel uit het te meten voorwerp
wordt getrokken, wordt automatisch
de laatste meetwaarde gedurende ca. 5
seconden gehouden. Gedurende deze tijd
knipperen de leds en geven de als laatste
gemeten waarde aan.
Voor de LCD-verlichting kunt u kiezen uit
3 verschillende instellingen:
Zelftestfunctie
34
NL
MultiWet-Master
1.
2.
210 mm
210 mm
20 mm
200 mm
40 mm
210 mm
50 mm
12
34
3.
22
Gebruik van de diepte-elektroden
1. Insteekbare diepte-elektroden, rond (niet-geïsoleerd, ø 2 mm)
voor de vochtmeting in bouw- en isoleermateriaal of metingen via de voeg of het voegenkruis.
2. Insteekbare diepte-elektroden, rond (geïsoleerd, ø 4 mm)
voor de vochtmeting in verdekt liggende elementniveaus van meerlaagse wand- of plafondbouw.
3. Insteekbare diepte-elektrode, borstel
voor de vochtmeting in een homogeen bouwmateriaal. Het contact komt tot stand via de borstelkop.
4. Insteekbare diepte-elektroden, vlak (geïsoleerd, 1 mm vlak)
voor de gerichte vochtmeting in verdekt liggende bouwdeelniveaus van meerlaagse wand- of
plafondbouw. Elektroden kunnen bijv. door de randstrook of in de overgang tussen wand en
plafond worden gestoken.
Gebruik van de diepte-elektroden
De afstand tussen de boorgaten voor de borstelelektroden moet altijd tussen 30 en 50 mm liggen en de
boorgaten moeten een ø van 8 mm hebben. Sluit het gat na het boren weer en wacht ca. 30 minuten,
zodat het door de boorwarmte verminderde vochtgehalte weer haar oorspronkelijke waarde bereikt. In
het andere geval kunnen de meetwaarden worden vervalst.
Diepte-elektroden aansluiten met verbindingskabel (art.-nr. 082.026A)
35
NL
1. 2.
Art.-Nr. 082.024.1
23
24
Art.-Nr. 082.020.1
De functie en de bedrijfsveiligheid kunnen alléén worden gewaarborgd als het meettoestel binnen
de aangegeven klimatische voorwaarden gebruikt en alléén doelmatig toegepast wordt. Voor de
beoordeling van de meetresultaten en de daaruit resulterende maatregelen is de gebruiker al
naargelang de desbetreffende werktaak verantwoordelijk.
!
De externe handelektrode is geschikt voor alle
houtsoorten en zachte bouwmaterialen. De
zelftestfunctie kan ook met de externe
handelektrode worden uitgevoerd (vergelijk
stap 21). Let op dat de verbindingskap goed
met de MultiWet-Master verbonden is.
Bewaar de handelektrode altijd in de trans-
portkoffer wanneer u hem niet gebruikt. Zo
voorkomt u letsel door de spitse meetelek-
troden.
Externe handelektrode (art.-nr. 082.024) aansluiten
Meetpunten vervangen
36
NL
MultiWet-Master
Technische wijzigingen voorbehouden. 10.11
37
NL
Technische gegevens
Meting ruimteklimaat
Meetbereik / nauwkeurigheid omgevingstemperatuur -10Ɓ°C … 60Ɓ°C / ± 2Ɓ°C
Meetbereik / nauwkeurigheid relatieve luchtvochtigheid 20Ɓ% … 90Ɓ% rH / ± 3Ɓ%
Dauwpuntweergave -20Ɓ°C … 60Ɓ°C
Resolutie relatieve luchtvochtigheid ± 1Ɓ%
Resolutie dauwpunt 1Ɓ°C
Weerstandsmeetproces
Meetprincipe Materiaalvochtmeting via geïntegreerde
elektroden; 3 houtgroepen, 19 bouw-
materialen, indexmodus, zelftestfunctie
Meetbereik / nauwkeurigheid Hout:
0…30Ɓ% / ± 1Ɓ%, 30…60Ɓ% / ± 2Ɓ%,
60…90Ɓ% / ± 4Ɓ%
Andere materialen:
± 0,5Ɓ%
Capacitief meetproces
Meetprincipe Capacitieve meting via geïntegreerde
rubberelektroden
Meetbereik / nauwkeurigheid Zacht hout (soft wood):
0Ɓ%…52Ɓ% / ± 2Ɓ% (6Ɓ%…30Ɓ%)
Hard hout (hard wood):
0Ɓ%…32Ɓ% / ± 2Ɓ% (6Ɓ%…30Ɓ%)
Arbeidstemperatuur 0Ɓ°C ... 40Ɓ°C
Opslagtemperatuur -20 °C ... 70 °C
Voeding Type 9V E blok
Gewicht 185 g
EU-bepalingen en afvoer
Het apparaat voldoet aan alle van toepassing zijnde normen voor het vrije goederenverkeer
binnen de EU.
Dit product is een elektrisch apparaat en moet volgens de Europese richtlijn voor oude
elektrische en elektronische apparatuur gescheiden verzameld en afgevoerd worden.
Verdere veiligheids- en aanvullende instructies onder: www.laserliner.com/info

Documenttranscriptie

! Lees de bedieningshandleiding en de bijgevoegde brochure ‚Garantie- en aanvullende aanwijzingen‘ volledig door. Volg de daarin beschreven aanwijzingen op. Bewaar deze documentatie goed. Functie / toepassing Het onderhavige universele materiaalvocht-meettoestel werkt volgens het principe van de weerstands- en capacitieve meting. Bij het capacitieve meetproces wordt door middel van 2 geleidende rubbercontacten aan de onderzijde van het apparaat de vochtafhankelijke diëlektriciteit van het te meten product bepaald en door interne, materiaalafhankelijke karakteristieken het materiaalvocht in % berekend. Bij het weerstandsmeetproces wordt het vochtafhankelijke geleidingsvermogen van het te meten product bepaald door het product met de meetpunten aan te raken. Het meettoestel vergelijkt de gemeten waarden met de opgeslagen, materiaalafhankelijke karakteristieken en berekent het relatieve materiaalvocht in %. Met het desbetreffende meetproces wordt het materiaalvochtgehalte in hout en beton bepaald. Een extra, opzij aangebrachte sensor bepaalt de omgevingstemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid en berekent aan de hand daarvan de dauwpunttemperatuur. ! De geïntegreerde bouwmateriaalkarakteristieken voldoen aan de vermelde bouwmaterialen zonder toevoegingen. Bouwmaterialen variëren productiegebonden van fabrikant tot fabrikant. Daarom dienen eenmalig en bij verschillende productsamenstellingen of onbekende bouwmaterialen vergelijkende vochtmetingen te worden uitgevoerd met ijkbare methoden (bijv. Darr-methode). Bij verschillen in de meetwaarden dienen de meetwaarden relatief te worden gezien of de indexmodus voor het vochtresp. drogingsgedrag te worden gebruikt. 1 2. 1. 2 ON 3 OFF 2 sec 2 sec Automatische uitschakeling na 2 minuten. 3. 6LR61 9V 1 2 9 3 5 6 7 8 26 NL 4 1 Meetpunten weerstandsmetingen 2 Rubbercontacten capacitieve meting 3 Uitklapbare sensor voor de meting van de omgevingstemperatuur en de luchtvochtigheid 4 Batterijvak 5 Nat/droog ledweergave 6 Materiaalkeuze 7 ON/OFF 8 Voorselectie van de meetmodus (weerstandsmeting, capacitieve meting) 9 LC-display MultiWet-Master 1 10 1 Batterijlading 2 Materiaalkarakteristiek bouwmateriaal weerstandsmeting: 1…19 3 Indexmodus 4 Weerstandsmeting 5 Capacitieve meting 6 Meetwaarde in % relatieve materiaalvochtigheid 7 Materiaalkarakteristiek hout weerstandsmeting: A, B, C Capacitieve meting: S (soft wood), H (hard wood) 8 Dauwpunttemperatuur in °C / °F 9 Relatieve luchtvochtigheid in % 10 Relatieve omgevingstemperatuur in °C / °F 9 8 7 6 2 3 4 5 geel groen rood Nat/droog Ledweergave 12 leds: 0…4 leds groen = droog 5…7 leds geel = vochtig 8…12 leds rood = nat 4 Meting ruimteklimaat Het meettoestel beschikt over een uitklapbare sensorbehuizing voor de optimale meting van het omgevingsklimaat. Breng de sensorkop in de buurt van de te meten positie en wacht totdat de weergave voldoende gestabiliseerd is. De meetwaarden voor het omgevingsklimaat zijn permanent zichtbaar op het display. ! De meting met ingeklapte sensor is ook mogelijk, maar door de uitgeklapte sensor ontstaat een betere uitwisseling met de lucht, waardoor de sensorwaarden sneller stabiel worden. Relatieve luchtvochtigheid De relatieve luchtvochtigheid wordt in relatie tot de maximaal mogelijke vochtigheid (100 %) van de lucht met waterdamp aangegeven. De opnamehoeveelheid is temperatuurafhankelijk. Luchtvochtigheid is dus de hoeveelheid van de in de lucht voorhanden waterdamp. De luchtvochtigheid kan 0-100Ɓ% rH bedragen. 100Ɓ% = verzadigingspunt. De lucht kan met de actuele temperatuur en luchtdruk geen water meer opnemen. Dauwpunt De dauwpunttemperatuur is de waarde waarbij de voorhanden waterdamp in de lucht zou condenseren. De MultiWet-Master berekent de dauwpunttemperatuur uit de omgevingstemperatuur, de relatieve luchtvochtigheid en de omgevingsdruk. Als de temperatuur op een oppervlak tot onder de dauwpunttemperatuur daalt, vormt zich condensaat (water) aan het oppervlak. NL 27 5 Meetproces selecteren Weerstand Capacitief Het meettoestel beschikt over twee verschillende meetprocessen. De meting door middel van de weerstandsmeting geschiedt via de testpunten, het capacitieve meetproces maakt gebruik van de contactoppervlakken aan de onderzijde van het apparaat. Met de toets ‚MODE‘ kunt u tussen de beide meetprocessen omschakelen. 6 Weerstandsmeetproces / materiaal selecteren Bij het weerstandsmeetproces staan verschillende hout- en bouwmaterialen en de materiaalonafhankelijke indexmodus ter beschikking. De metingen die in de indexmodus worden uitgevoerd, zijn niet materiaalgebonden resp. voor materialen bedoeld waarvoor geen karakteristieken zijn opgeslagen. Kies het gewenste materiaal door het indrukken van de toets ‚SET‘. De selecteerbare houtsoorten en bouwmaterialen staan vermeld in de navolgende tabellen onder punt 7 resp. punt 8. Houtsoorten: A, B, C Bouwmaterialen: 1,2,3.......,18,19 Index 7 Materiaaltabel weerstandsmeetproces Bouwmaterialen 1A 1B 1C 2 3 4 5 6 28 Beton C12 / 15 Beton C20 / 25 Beton C30 / 37 Gasbeton (lichter) Kalkzandsteen, dichtheid 1.9 Gipsbepleistering Cementestrik Cementestrik, bitumenadditief NL 7 8 9 10 11 12 13 14 Cementestrik, kunststofadditief Ardurapid cementestrik Anhydrietestrik Elasticelestrik Gipsestrik Houtcement-estrik Kalkmortel KM 1/3 Cementmortel ZM 1/3 15 16 17 Houtgraniet, xyloliet Polystyreen, styropor Zachtboard hout, bitumen 18 Cementgebonden spaanplaat 19 Baksteen, steen MultiWet-Master 8 Materiaaltabel weerstandsmeetproces Hout A Abachi Abura Afzelia Perenboom Black Afara Paraná-pijnboom Beuken Dabema Ebbenhout Eik - Amerikaans (rood) Eik - wit Es Pau amarelo Es - Amerikaans Es - Japans Hickory zilverpopulier Hickory - swap Ilomba Ipé Iroko Linde Linde - Amerikaans Mockernut Niangon Niové Okoumé Palissander Rio Palissander Groene beuk Amerikaanse eik Teak Wilg Witte eik Ceder Cipres - C. Lusit Populier B Agba Ahorn Els Alerce Amaranth Andiroba Ratelpopulier Balsa Basralocus Boomheide Ebiara Berk Campêchehout Ceder Virginia Haagbeuk, witte beuk Campêche Canarium Ceiba Douka Douglasspar Eik Eik - Steeneik, Steeleik, troseik Emien Els rood, zwart Es Spar Es Gele berk Gele den Haagbeuk Hickory zilverpopulier Hickory - poplar Izombé Jacareuba Jarrah Iep Karri C Kastanje - tamme Afrormosia kastanje, paardenkastanje Hevea Khaya, mahonie Imbuia Den Kokrodua Kersenboom Niové Bidinkala Kosipo Tola - echt, rood Lariks Kurk Limba Melamine spaanplaten Mahonie Fenolhars spaanplaat Makoré Melêze Populier (alle) Pruimenboom Pijnboom Rood sandelhout Iep Zeeden Steeleik Steeneik Tola Tola branca Walnoot Reuzenlevensboom Gewone esdoorn Witte berk Haagbeuk Witte abeel Alpenden Ratelpopulier Europese cultuurpruim Italiaanse cipres Hardbord Houtvezel isolatieplaten Harde houtvezelplaten Kauramin-spaanplaten Papier Textiel NL 29 9 Weerstandsmeetproces / materiaalvocht meten Waarborg dat zich op de te meten plek geen verzorgingsleidingen (elektrische leidingen, waterleidingen…) bevinden of een metalen ondergrond voorhanden is. Steek de meetelektroden zo ver mogelijk in het te meten product, echter nooit met geweld. Hierdoor zou het toestel kunnen worden beschadigd. Verwijder het meettoestel altijd door links-rechts-bewegingen. Voer vergelijkbare metingen op verschillende plaatsen uit om meetfouten te minimaliseren. Gevaar voor letsel door de spitse meetelektroden. Monteer altijd de beschermkap wanneer u het toestel transporteert of niet gebruikt. Minerale bouwmaterialen Let op dat de meetresultaten kunnen worden vervalst bij wanden (oppervlakken) met verschillende materialen of verschillen in de materiaalsamenstelling. Voer meerdere vergelijkende metingen uit. Wacht totdat het %-symbool stopt met knipperen en constant brandt. Pas dan zijn de meetwaarden stabiel. Hout De te meten plek dient onbehandeld en vrij van knoesten, verontreinigingen of hars te zijn. Er dient géén meting aan de kopse zijden te worden uitgevoerd omdat het hout hier bijzonder snel droogt, hetgeen zou leiden tot vervalste meetresultaten. Voer meerdere vergelijkende metingen uit. Wacht totdat het %-symbool stopt met knipperen en constant brandt. Pas dan zijn de meetwaarden stabiel. 10 Capacitief meetproces / materiaal selecteren Bij het capacitieve meetproces staan twee verschillende houtgroepen en de materiaalonafhankelijke indexmodus ter beschikking. De metingen die in de indexmodus worden uitgevoerd, zijn niet materiaalgebonden resp. voor materialen bedoeld waarvoor geen karakteristieken zijn opgeslagen. Kies het gewenste materiaal door het indrukken van de toets ‚SET‘. De selecteerbare houtgroepen staan vermeld in de navolgende tabel onder punt 11. Houtsoorten: [S] soft wood (soft), [H] hard wood 30 NL Index MultiWet-Master 11 Materiaaltabel capacitief meetproces Softwood houtsoorten met geringe dichtheid: bijv. spar, den, linde, populier, ceder, mahonie Hardwood houtsoorten met hogere dichtheid: bijv. beuk, eik, es, berk 12 Toepassingsaanwijzingen – geleidende rubbercontacten volledig op het te meten materiaal leggen en met gelijkmatige en lichte druk aandrukken voor een goed contact – oppervlak van het meetproduct dient vrij van stof en vuil te zijn – minimale afstand van 5 cm tot metalen voorwerpen aanhouden – metalen buizen, elektrische leidingen en wapeningsstaal kunnen meetresultaten vervalsen – metingen op meerdere meetpunten uitvoeren 13 Materiaalvocht bepalen Op grond van de verschillen in hoedanigheid en samenstelling van de materialen moeten specifieke toepassingsaanwijzingen bij de bepaling van het vochtgehalte in acht genomen worden. Hout: De meting moet met de lange apparaatzijde parallel aan de nerf van het hout worden uitgevoerd. De meetdiepte bij hout bedraagt max. 30 mm, maar varieert door de verschillende dichtheden van de houtsoorten. Bij metingen aan dunne houten platen dienen deze naar mogelijkheid gestapeld te worden omdat anders een te kleine waarde wordt weergegeven. Bij metingen aan vast geïnstalleerde resp. ingebouwde houtsoorten zijn montagebonden en door chemische behandeling (bijv. met verf) verschillende materialen bij de meting betrokken. De meetwaarden kunnen daarom slechts als relatieve waarden beschouwd. Op deze wijze kunnen echter zeer goed verschillen in de vochtverdeling, mogelijke vochtige plekken en dus bijv. schade in de isolatie worden gelokaliseerd. De hoogste nauwkeurigheid wordt bereikt tussen 6Ɓ% ... 30Ɓ% materiaalvocht. Bij zeer droog hout ( < 6Ɓ%) kan een onregelmatige vochtverdeling worden vastgesteld, bij zeer nat hout (> 30Ɓ%) begint een overstroming van de houtvezels. Richtwaarden voor het gebruik van hout in % relatieve materiaalvochtigheid: – toepassing buitenshuis: 12% … 19% – toepassing in niet verwarmde ruimten: 12% … 16% – in verwarmde ruimten (12Ɓ°C ... 21Ɓ°C):Ɓ 9% … 13% – in verwarmde ruimten (> 21Ɓ°C):Ɓ 6% … 10% Voorbeeld: 100% materiaalvocht bij 1 kg nat hout = 500 g water. NL 31 14 Indexmodus De indexmodus is bedoeld voor het snel opsporen van vocht door middel van vergelijkende metingen, zonder de directe uitvoer van het materiaalvocht in %. De uitgegeven waarde (0 t/m 1.000) is een indicatieve waarde die stijgt bij toenemend materiaalvocht. De metingen die in de indexmodus worden uitgevoerd, zijn materiaalonafhankelijk resp. voor materialen bedoeld waarvoor geen karakteristieken zijn opgeslagen. Bij sterk afwijkende waarden binnen de vergelijkende metingen kan een vochtverloop in het materiaal snel worden gelokaliseerd. De indexmodus kan zowel met het weerstandsmeetproces als met het capacitieve meetproces gebruikt worden. Zie ook stap 6 resp. 10 om de indexmodus in te stellen. 15 Instelling van de nat-/droog-drempelwaarde in de indexmodus De nat-/droog-ledindicator is op de dienovereenkomstige materiaalkarakteristieken geprogrammeerd, zodat de leds bovendien aangeven of het materiaal als droog, vochtig of nat kan worden geclassiÖceerd. De waarden in de materiaalonafhankelijke indexmodus worden daarentegen op een neutrale schaal uitgegeven waarvan de waarde met toenemende vochtigheid stijgt. Door de deÖnitie van de eindwaarden voor ‘droog’ en ‘nat’ kan de ledindicator speciaal voor de indexmodus worden geprogrammeerd. Het waardeverschil tussen de ingestelde waarde voor ‘droog’ en ‘nat’ wordt omgerekend op de 12 leds. 1 sec 3. – + 2. 32 NL 5. – + 4. 7. – + 6. – + 8. MultiWet-Master 16 Nat/droog ledweergave Naast de numerieke weergave van de meetwaarde in % relatieve materiaalvochtigheid, biedt de ledweergave een aanvullende, materiaalafhankelijke evaluatie van de vochtigheid. Met toenemend vochtgehalte verandert de ledweergave van links naar rechts.De weergave met 12 leds is onderverdeeld in 4 groene (droog), 3 gele (vochtig) en 5 rode (nat) segmenten. Bij nat materiaal klinkt bovendien een signaal. groen = droog ! geel = vochtig rood = nat De classificatie ‚droog‘ betekent dat de materialen in een verwarmde ruimte het evenwichtsvochtgehalte hebben bereikt en in de regel geschikt zijn voor de verdere verwerking. 17 Materiaal-temperatur-compensatie Het relatieve materiaalvocht is afhankelijk van de temperatuur van het materiaal. Het apparaat compenseert automatisch verschillende materiaaltemperaturen door de omgevingstemperatuur te meten en voor de interne berekening te gebruiken. 1 sec Het meettoestel biedt echter ook de mogelijkheid om de temperatuur van het materiaal handmatig in te stellen om de meetnauwkeurigheid te verbeteren. Deze waarde wordt niet opgeslagen en moet iedere keer opnieuw worden ingesteld wanneer het apparaat wordt ingeschakeld. 5x – + 18 Instellen van de temperatuureenheid De eenheid voor de omgevingstemperatuur en de materiaalcompensatie kan telkens worden ingesteld op °C of °F. Deze instelling wordt duurzaam opgeslagen. 1 sec 4x NL 33 19 LCD-verlichting Voor de LCD-verlichting kunt u kiezen uit 3 verschillende instellingen: AUTO: de displayverlichting schakelt in geval van inactiviteit uit resp. automatisch weer in bij meetprocessen. ON: de displayverlichting blijft permanent ingeschakeld. OFF: de displayverlichting blijft permanent uitgeschakeld. 1 sec Deze instelling wordt duurzaam opgeslagen. 7x 20 Auto-Hold-functie Als het toestel uit het te meten voorwerp wordt getrokken, wordt automatisch de laatste meetwaarde gedurende ca. 5 seconden gehouden. Gedurende deze tijd knipperen de leds en geven de als laatste gemeten waarde aan. 1 sec 6x 21 Zelftestfunctie 1 sec 8x + 34 NL MultiWet-Master 22 Diepte-elektroden aansluiten met verbindingskabel (art.-nr. 082.026A) 3. 20 mm 210 mm 1. 2 3 210 mm 1 4 210 mm 50 mm 200 mm 40 mm 2. Gebruik van de diepte-elektroden 1. Insteekbare diepte-elektroden, rond (niet-geïsoleerd, ø 2 mm) voor de vochtmeting in bouw- en isoleermateriaal of metingen via de voeg of het voegenkruis. 2. Insteekbare diepte-elektroden, rond (geïsoleerd, ø 4 mm) voor de vochtmeting in verdekt liggende elementniveaus van meerlaagse wand- of plafondbouw. 3. Insteekbare diepte-elektrode, borstel voor de vochtmeting in een homogeen bouwmateriaal. Het contact komt tot stand via de borstelkop. 4. Insteekbare diepte-elektroden, vlak (geïsoleerd, 1 mm vlak) voor de gerichte vochtmeting in verdekt liggende bouwdeelniveaus van meerlaagse wand- of plafondbouw. Elektroden kunnen bijv. door de randstrook of in de overgang tussen wand en plafond worden gestoken. Gebruik van de diepte-elektroden De afstand tussen de boorgaten voor de borstelelektroden moet altijd tussen 30 en 50 mm liggen en de boorgaten moeten een ø van 8 mm hebben. Sluit het gat na het boren weer en wacht ca. 30 minuten, zodat het door de boorwarmte verminderde vochtgehalte weer haar oorspronkelijke waarde bereikt. In het andere geval kunnen de meetwaarden worden vervalst. NL 35 23 Externe handelektrode (art.-nr. 082.024) aansluiten De externe handelektrode is geschikt voor alle houtsoorten en zachte bouwmaterialen. De zelftestfunctie kan ook met de externe handelektrode worden uitgevoerd (vergelijk stap 21). Let op dat de verbindingskap goed met de MultiWet-Master verbonden is. Bewaar de handelektrode altijd in de transportkoffer wanneer u hem niet gebruikt. Zo voorkomt u letsel door de spitse meetelektroden. 1. 2. 24 Meetpunten vervangen Art.-Nr. 082.024.1 ! 36 Art.-Nr. 082.020.1 De functie en de bedrijfsveiligheid kunnen alléén worden gewaarborgd als het meettoestel binnen de aangegeven klimatische voorwaarden gebruikt en alléén doelmatig toegepast wordt. Voor de beoordeling van de meetresultaten en de daaruit resulterende maatregelen is de gebruiker al naargelang de desbetreffende werktaak verantwoordelijk. NL MultiWet-Master Technische gegevens Meting ruimteklimaat Meetbereik / nauwkeurigheid omgevingstemperatuur -10Ɓ°C … 60Ɓ°C / ± 2Ɓ°C Meetbereik / nauwkeurigheid relatieve luchtvochtigheid 20Ɓ% … 90Ɓ% rH / ± 3Ɓ% Dauwpuntweergave -20Ɓ°C … 60Ɓ°C Resolutie relatieve luchtvochtigheid ± 1Ɓ% Resolutie dauwpunt 1Ɓ°C Weerstandsmeetproces Meetprincipe Materiaalvochtmeting via geïntegreerde elektroden; 3 houtgroepen, 19 bouwmaterialen, indexmodus, zelftestfunctie Meetbereik / nauwkeurigheid Hout: 0…30Ɓ% / ± 1Ɓ%, 30…60Ɓ% / ± 2Ɓ%, 60…90Ɓ% / ± 4Ɓ% Andere materialen: ± 0,5Ɓ% Capacitief meetproces Meetprincipe Capacitieve meting via geïntegreerde rubberelektroden Meetbereik / nauwkeurigheid Zacht hout (soft wood): 0Ɓ%…52Ɓ% / ± 2Ɓ% (6Ɓ%…30Ɓ%) Hard hout (hard wood): 0Ɓ%…32Ɓ% / ± 2Ɓ% (6Ɓ%…30Ɓ%) Arbeidstemperatuur 0Ɓ°C ... 40Ɓ°C Opslagtemperatuur -20 °C ... 70 °C Voeding Type 9V E blok Gewicht 185 g Technische wijzigingen voorbehouden. 10.11 EU-bepalingen en afvoer Het apparaat voldoet aan alle van toepassing zijnde normen voor het vrije goederenverkeer binnen de EU. Dit product is een elektrisch apparaat en moet volgens de Europese richtlijn voor oude elektrische en elektronische apparatuur gescheiden verzameld en afgevoerd worden. Verdere veiligheids- en aanvullende instructies onder: www.laserliner.com/info NL 37
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268

Laserliner MultiWet-Master de handleiding

Categorie
Hygrometers
Type
de handleiding