ESAB GMH Handleiding

Type
Handleiding
Valid for serial no. 845--xxx--xxxx0460 671 001 2008--11--03
GMH
Bruksanvisning
Brugsanvisning
Bruksanvisning
Käyttöohjeet
Instruction manual
Betriebsanweisung
Manuel d’instructions
Gebruiksaanwijzing
Instrucciones de uso
Istruzioni per l’uso
Manual de instruções
Ïäçãßåò ÷ñÞóåùò
Instrukcja obs³ugi
Kezelési utasítások
Návod k pou¾ívání
Navod na pouitie
Lieto¹anas pamàcïba
Eksploatavimo instrukcijos
Priruènik s uputama
Manualul de instrucþiuni
-- 2 --
Rätt till ändring av specifikationer utan avisering förbehålles.
Ret til ændring af specifikationer uden varsel forbeholdes.
Rett til å endre spesifikasjoner uten varsel forbeholdes.
Oikeudet muutoksiin pidätetään.
Rights reserved to alter specifications without notice.
Änderungen vorbehalten.
Sous réserve de modifications sans avis préalable.
Recht op wijzigingen zonder voorafgaande mededeling voorbehouden.
Reservado el derecho de cambiar las especificaciones sin previo aviso.
Ci riserviamo il diritto di variare le specifiche senza preavviso.
Reservamo--nos o direito de alterar as especificações sem aviso prévio.
Äéáôçñåßôáé ôï äéêáßùìá ôñïðïðïßçóçò ðñïäéáãñáöþí ×ùñßò ðñïåéäïðïßçóç.
Zastrzegamy sobie prawo do wprowadzenia zmian.
Fenntartjuk az elözetes bejelentés nélküli változtatás jogát.
Výrobce si vyhrazuje právo na zmìnu údajû bez pøedcházejiciho upozomìni.
Výrobca si v y hradzuje právo na uskutoènenie zmien bez upovedomenia.
Tiek paturºtas tiesïbas bez iepriek¹ºja brïdinàjuma izmainït specifikàcijas.
Įmonė pasilieka teisę keisti specifikacijas be įspėjimo.
Rights reserved to alter specifications without notice.
Rights reserved to alter specifications without notice.
SVENSKA 5..............................................
DANSK 25................................................
NORSK 45................................................
SUOMI 65................................................
ENGLISH 85..............................................
DEUTSCH 105.............................................
FRANÇAIS 125.............................................
NEDERLANDS 145.........................................
ESPAÑOL 165..............................................
ITALIANO 185..............................................
PORTUGUÊS 205..........................................
ÅËËÇÍÉÊÁ 225.............................................
POLSKI 245.................................................
MAGYAR 265................................................
ÈESKY 285.................................................
SLOVENSKY 305.............................................
LATVIE©U 325...............................................
LIETUVIÙK 345..........................................
HRVATSKI 365..............................................
Rumanian 385...............................................
NEDERLANDS
-- 1 4 5 --
TOCh
1 VEILIGHEID 146.......................................................
2 INTRODUCTIE 148.....................................................
2.1 Algemeen 148................................................................
2.2 Varianten 148.................................................................
2.3 Technische gegevens 149......................................................
2.4 Hoofdcomponenten 150........................................................
3 INSTALLEREN 152.....................................................
3.1 Algemeen 152................................................................
3.2 Installeren en aansluiten 152....................................................
3.3 Sensorvinger afstellen 152......................................................
3.4 Inductieve sensor afstellen 152..................................................
4 BEDIENING 153........................................................
4.1 Algemeen 153................................................................
4.2 Naadvolgeenheid met bedieningspaneel 153......................................
4.3 Naadvolgeenheid -- achteraanzicht 155...........................................
4.4 Draagbare bedieningskast 156..................................................
4.5 Naadvolging 158..............................................................
4.6 Positioneren voor het lassen 161................................................
4.7 Positioneren voor het lassen (met inductieve naadvolging) 162......................
5 ONDERHOUD 163......................................................
5.1 Algemeen 163................................................................
5.2 Slijtonderdelen 163............................................................
6 ACCESSOIRES 164....................................................
SCHEMA 405.............................................................
MAATSCHETS 408........................................................
RESERVEONDERDELENLIJST 411.........................................
-- 1 4 6 --
SafHL
1VEILIGHEID
De gebruiker van een ESAB lasuitrusting draagt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de veilig-
heidsmaatregelen die van toepassing zijn voor het personeel dat met of in de buurt van de
installatie werkt. De veiligheidsmaatregelen moeten voldoen aan de eisen die aan dit type
lasuitrusting gesteld worden. De inhoud van deze aanbevelingen moet beschouwd worden als
een aanvulling op de normale regels die van toepassing zijn voor een werkplaats.
Alle handelingen moeten uitgevoerd worden door personeel dat goed op de hoogte is van de
werking van de lasuitrusting. Een verkeerd maneuver kan tot een abnormale situatie leiden
waardoor de operateur gewond kan raken en de machine beschadigd kan worden.
1. Al het personeel dat met de machine werkt, moet goed op de hoogte zijn van:
S de bediening
S de plaats van de noodstop
S de werking
S de geldende veiligheidsvoorschriften
S de lastechniek
2. De operateur moet controleren:
S of er zich geen onbevoegden binnen het werkgebied van de lasuitrusting bevinden,
voor hij begint te werken.
S of er niemand op een onbeschermde plaats staat wanneer de lichtboog wordt ontsto-
ken.
3. De werkplaats moet:
S doelmatig zijn
S tochtvrij zijn
4. Persoonlijke veiligheidsuitrusting
S Draag altijd de voorgeschreven persoonlijke veiligheidsuitrusting zoals b.v. een lasbril,
onontvlambare kleding, lashandschoenen.
S Draag nooit loszittende kleding zoals sjaals, armbanden, ringen e.d. die beklemd kun-
nen raken, of brandwonden kunnen veroorzaken.
5. Algemene veiligheidsvoorschriften
S Controleer of de aangeduide retourleiders goed aangesloten zijn.
S Alleen bevoegd personeel mag aan de elektrische eenheden werken.
S De benodigde brandblusuitrusting moet gemakkelijk bereikbaar zijn op een duidelijk
aangegeven plaats.
S Wanneer de lasuitrusting in gebruik is, mag hij niet gesmeerd worden en mag er geen
onderhoud uitgevoerd worden.
NL
-- 1 4 7 --
SafHL
WAARSCHUWING
LEES DEZE GEBRUIKSAANWIJZING GRONDIG DOOR VOOR U
OVERGAAT TOT INSTALLATIE EN GEBRUIK.
DE VLAMBOOG EN HET SNIJDEN KUNNEN GEVAARLIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDE-
REN; DAAROM MOET U VOORZICHTIG ZIJN BIJ HET LASSEN. VOLG DE VEILIGHEIDSVOOR-
SCHRIFTEN VAN UW WERKGEVER OP. ZE MOETEN GEBASEERD ZIJN OP DE WAARSCHU-
WINGSTEKST VAN DE PRODUCENT.
ELEKTRISCHE SCHOK -- Kan dodelijk zijn
S Installeer en aard de lasuitrusting volgens de geldende normen.
S Raak delen die onder stroom staan en elektroden niet aan met onbedekte handen of met natte
beschermuitrusting.
S Zorg dat u geïsoleerd bent van aarde en van het werkstuk.
S Zorg ervoor dat u een veilige werkhouding hebt.
ROOK EN GAS -- Kunnen uw gezondheid schaden
S Zorg ervoor dat u niet met uw gezicht in de lasrook hangt.
S Ververs regelmatig de lucht in de werkruimte en zorg ervoor dat de lasrook en het gas afgezo-
gen worden.
LICHTSTRALEN -- Kunnen de ogen beschadigen en de huid verbranden
S Bescherm uw ogen en uw lichaam. Gebruik een geschikte lashelm met filter en draag altijd be-
schermende kleding.
S Scherm uw werkruimte af met geschikte beschermmiddelen of gordijnen, zodat niemand an-
ders gewond kan raken.
BRANDGEVAAR
S De vonken kunnen brand veroorzaken. Zorg er daarom voor dat er geen brandgevaarlijk mate-
riaal in de buurt is.
LAWAAI -- Geluidsoverlast kan het gehoor beschadigen
S Bescherm uw oren. Gebruik gehoorbeschermers of andere gehoorbescherming.
S Waarschuw omstanders voor de gevaren.
BIJ DEFECTEN -- Neem contact op met een vakman.
BESCHERM UZELF EN ANDEREN!
NL
-- 1 4 8 --
hga1d1ha
2 INTRODUCTIE
2.1 Algemeen
GMH is naadvolgapparatuur voor positionering en naadvolging van automatische
lasapparatuur voor alle soorten naden waarbij de sensorvinger een geleiderand kan
volgen. De apparatuur is afgestemd op de standaardservosleden van ESAB en
stuurt een of twee servomotoren tegelijk aan.
Het systeem is verkrijgbaar in meerdere varianten, zie onder.
2.2 Varianten
S Naadvolgeenheid met bedieningspaneel.
S Naadvolgeenheid met draagbare bedieningskast.
S Naadvolgeenheid met geïntegreerde component voor laskolom en zwenkarm.
NL
-- 1 4 9 --
hga1d1ha
2.3 Technische gegevens
GMH
Netspanning 42V AC, 50--60 Hz
Stroomafgifte 450 VA
Buitentemperatuur -- 1 5 ° C--+45° C
Relatieve luchtvochtigheidsgraad Max. 98 %
Max. stroomsterkte motor 6A 100%
Beschermingsgraad IP 23
Max. stroomsterkte 15 A (max. stroomsterkte hardware)
Voedingszekering 10 A traag
Motorregelaar , type Omgekeerde vierkwadrantenregelaar
Rotorspanning 40 V DC
Veldspanning, afzonderlijke,
gemagnetiseerde motor
60 V DC
Gewichten:
Naadvolgeenheid:
Draagbare bedieningskast:
Sensor en sledekruis met steun:
Geleidevinger:
6,2 kg
2,7 kg (inclusief 4 m kabel en bescherming)
2,2 kg
0,6 kg
Werkgebiedsensor, radiaal 360° 4mm
Veiligheidsnorm
De IP --code geeft de beveiligingsklasse aan, d.w.z. de graad van bescherming tegen vaste voorwer-
pen en vocht. Een apparaat met IP 23 is bestemd voor gebruik zowel binnen-- als buitenshuis.
Werkbereik en instelsnelheid, zie onderstaande figuur en de technische beschrijving
in de bedieningshandleiding voor de A6--slede.
Normale verhouding
Omgekeerde
verhouding
Hoekafwijking in graden
Lassnelheid in cm/min
Grafiek van de maximale hoekafwijking van de lasnaad in relatie tot de ingestelde
lassnelheid.
NL
-- 1 5 0 --
hga1d1ha
2.4 Hoofdcomponenten
1. Naadvolgeenheid (met of zonder bedieningspaneel)
2. Draagbare bedieningskast
3. Sensor
4. Sledekruis voor sensor
5. Geleidevinger
6. Besturingskabel (2 m)
7. Motorkabel (zie Accessoires)
N.B.
De draagbare bedieningskast (2) en de besturingskabel (6), zoals hierboven
vermeld, vervallen voor bepaalde laskommen en zwenkarmen en worden vervangen
door productspecifieke componenten.
Zie voor meer informatie het onderdeel Bediening op pagina 153.
NL
-- 1 5 1 --
hga1d1ha
2.4.1 Sensor
De sensor heeft de vorm van een vinger. De vinger is dusdanig afgeveerd dat deze
altijd terugkeert naar de centrale positie in dwarsrichting en hoogterichting gezien.
1. Sensor met kabelaansluiting voor naadvolgeenheid en met steun voor
verschillende volgvingers aan de voorkant.
2. Naadvolgvingers
3. Aanslagbouten (twee) voor verstelling van de horizontale vingerbeweging. De
bouten maken instellingen mogelijk voor uiteenlopende soorten lasnaden.
NL
-- 1 5 2 --
hga1i1ha
3 INSTALLEREN
3.1 Algemeen
De installatie dient door een bevoegd persoon te worden uitgevoerd.
3.2 Installeren en aansluiten
1. Zie voor informatie over de maatvoering de maatschetsen op pagina 408--410.
2. Zie voor aansluiting de schema’s op pagina 405--407
3. Controleer of het vereiste vermogen en de vereiste spanning beschikbaar zijn
voor de complete installatie.
4. Monteer de geleidevinger evenwijdig aan het gemotoriseerde sledekruis.
3.3 Sensorvinger afstellen
Neem contact op met de Serviceafdeling van ESAB voor het afstellen van de
sensorvinger.
3.4 Inductieve sensor afstellen
Neem contact op met de Serviceafdeling van ESAB voor het afstellen van de
inductieve sensor.
NL
-- 1 5 3 --
hga1o1ha
4BEDIENING
4.1 Algemeen
De algemene veilig heidsvoorschriften voor h et g eb ruik van de hier beschre-
ven uitrusting vindt u op pagina 146. Lees deze voorschriften zorgvuldig door,
voordat u de uitrusting in gebruik neemt.
4.2 Naadvolgeenheid met bedieningspaneel
Noodstop (1)
S Als u eenmaal op de knop drukt, wordt de NOODSTOP geactiveerd.
N.B. De noodstop mag nooit worden gereset, voordat de oorzaak van de/het
afwijkende functie/signaal is vastgesteld en weggenomen.
Signaallampje (wit)
S Brandt wanneer de stroom is ingeschakeld.
Alarmlampje (au to matische naadvolg in g ) (oranje)
S Brandt wanneer de geleidevinger buiten het werkbereik (verticaal) is.
De automatische functie wordt dan geblokkeerd.
Signaallampje (n aadvolging ) (groen)
S Brandt wanneer de automatische naadvolging actief is.
NL
-- 1 5 4 --
hga1o1ha
Knop met 5 standen
Selectie van naadvolg-- en naadzoekopties:
S Handmatige instelling -- stand
S Verticale en horizontale naadvolging -- stand
S Verticale en horizontale naadvolging met naadzoek naar rechts -- stand
S Verticale en horizontale naadvolging met naadzoek naar links -- stand
S Verticale naadvolging -- stand
OPMERKING!
Als de knop in een naadvolgstand staat bij inschakeling van de apparatuur, zal de
apparatuur om veiligheidsredenen de naadvolging niet activeren. Om de
naadvolging te activeren dient u korte tijd een andere stand te kiezen en de knop
vervolgens in naar de gewenste stand draaien.
Bedieningshendel
S Handmatige bediening van servosleden omhoog/omlaag en naar links/rechts.
De commando’s die met de bedieningshendel worden gegeven hebben altijd
voorrang.
Wanneer het alarmlampje gaat branden, wordt de handmatige
beweging omlaag geblokkeerd.
Drukknop met lampje (hoge snelheid)
Selectie van lage of hoge snelheid bij handmatig positioneren met de
bedieningshendel.
S Als u eenmaal op de knop drukt, wordt de hoge snelheid geactiveerd.
Als de functie wordt geactiveerd, gaat er in de knop een lampje branden.
S Als u nogmaals op de knop drukt, gaat u terug naar de lage snelheid.
Controleer of het lampje dooft voordat u andere commando’s geeft.
NL
-- 1 5 5 --
hga1o1ha
4.3 Naadvolgeenheid -- achteraanzicht
1 Aansluiting, voeding 42V
2
Schakelaar
Stroom aan/uit.
3
Schakelaar
Voor het wisselen van de bewegingsrichting van de
horizontale sledemotor..
4
Aansluiting, voor verbinding met de motor van de verticale
slede
5
Aansluiting, voor verbinding met de motor van de
horizontale slede
6 Stuurzekering, 10 A traag
7
Busaansluiting (8--pens), voor verbinding met de
geleidevinger.
8
Aansluiting (23--pens), voor verbinding met de draagbare
bedieningskast.
9
Aansluitingen, voor verbinding met de eindpositieschake-
laar
10 Extra aansluitingen
11 Serviceaansluitingen
NL
-- 1 5 6 --
hga1o1ha
4.4 Draagbare bedieningskast
Noodstop (1)
S Als u eenmaal op de knop drukt, wordt de NOODSTOP geactiveerd.
N.B. De noodstop mag nooit worden gereset, voordat de oorzaak van de/het
afwijkende functie/signaal is vastgesteld en weggenomen.
Signaallampje (wit)
S Brandt wanneer de stroom is ingeschakeld.
Alarmlampje (au to matische naadvolg in g )
(oranje)
S Brandt wanneer de geleidevinger buiten het werkbereik (verticaal) is. De
automatische functie wordt dan geblokkeerd.
Signaallampje (n aadvolging )
(groen)
S Brandt wanneer de automatische naadvolging actief is.
NL
-- 1 5 7 --
hga1o1ha
Knop met 5 standen
Selectie van naadvolg-- en naadzoekopties:
S Handmatige instelling -- stand
S Verticale en horizontale naadvolging -- stand
S Verticale en horizontale naadvolging met naadzoek naar rechts -- stand
S Verticale en horizontale naadvolging met naadzoek naar links -- stand
S Verticale naadvolging -- stand
OPMERKING!
Als de knop in een naadvolgstand staat bij inschakeling van de apparatuur, zal de
apparatuur om veiligheidsredenen de naadvolging niet activeren. Om de
naadvolging te activeren dient u korte tijd een andere stand te kiezen en de knop
vervolgens in naar de gewenste stand draaien.
Bedieningshendel
S Handmatige bediening van servosleden omhoog/omlaag en naar links/rechts.
De commando’s die met de bedieningshendel worden gegeven hebben altijd voorrang.
Wanneer het alarmlampje
gaat branden, wordt de handmatige beweging omlaag
geblokkeerd.
Drukknop met lampje (hoge snelheid)
Selectie van lage of hoge snelheid bij handmatig positioneren met de
bedieningshendel.
S Als u eenmaal op de knop drukt, wordt de hoge snelheid geactiveerd.
Als de functie wordt geactiveerd, gaat er in de knop een lampje branden.
S Als u nogmaals op de knop drukt, gaat u terug naar de lage snelheid.
Controleer of het lampje dooft voordat u andere commando’s geeft.
NL
-- 1 5 8 --
hga1o1ha
4.5 Naadvolging
De naadvolgapparatuur kan worden ingesteld op verschillende soorten naadvolging.
De apparatuur kan worden ingesteld op naadvolging met randsturing en voor
naadvolging met groefsturing. De instelling wordt verricht op zowel de besturingskast
als op de sensor.
4.5.1 Naadvolging met randstu ring
De volgende functies worden ingesteld op de besturingskast, of afhankelijk
van de vraag of linkse of rechtse sturing vereist is. De twee aanslagbouten op de
sensor dienen tot aan de aanslag vastgedraaid te worden. Zie onderstaande
illustratie. Dit betekent dat de zekeringen in dwarsrichting veerbelast zijn en
randsturing toegestaan is. Naadvolging met naadsturing wordt gebruikt voor het
lassen van hoeknaden en vergelijkbare lasnaden, zie ook de lasnadentabel op
pagina 159.
De aanslagbouten worden vastgedraaid tot aan de aanslag.
4.5.2 Naadvolging met g roefsturing
De volgende functies worden ingesteld op de besturingskast, of afhankelijk
van de vraag of zowel verticale als laterale sturing of alleen verticale sturing vereist
is. De aanslagbouten op de sensor moeten minstens twee slagen losser worden
gedraaid of tot de aanslag, zie onderstaande illustratie. De zoekvingers zijn dan in
dwarsrichting niet meer afgeveerd zodat groefsturing mogelijk is. Als de
aanslagbouten niet naar buiten gedraaid worden bestaat het risico dat de
zoekvingers bij ondiepe V-- en U--naden tegen de naadwanden ”omhoogklimmen.
Zie ook pagina 159 voor het kiezen van een instelling.
De aanslagbouten worden 2 slagen losser gedraaid
NL
-- 1 5 9 --
hga1o1ha
Voorbeelden van verschillende soorten lasnaden en de aanzetting van de
geleidevinger ten opzichte van de geleideranden.
Type naad Instelling,
bediening-
skast
Stompe las met dubbele flens
I--naad (A=geleidestang)
V--naad
Halve V--naad
Halve V--naad
U--naad
Dubbele U--naad
J--naad
Dubbele J--naad
NL
-- 1 6 1 --
hga1o1ha
4.6 Positioneren voor het lassen
1. Lijn de lasapparatuur dusdanig uit ten opzichte van de lasnaad dat het
werkbereik van het sledekruis de gehele verticale en laterale afwijking van de
lasnaad van begin-- tot eindpunt beslaat.
2. Draai de knop naar de gewenste naadvolgstand.
3. Bedien de geleidevinger horizontaal met de bedieningshendel , totdat
de vinger net boven een geschikt beginpunt staat, zie onderstaande figuur.
Alleen bij verticale naadvolging beweegt u de geleidevinger naar het punt waar
de lasnaad moet beginnen.
4. Breng de laskop omlaag met de bedieningshendel , totdat het
signaallampje dooft.
De apparatuur zoekt vervolgens automatisch de ideale verticale en horizontale
positie bij activering van horizontale naadvolging.
Geschikt beginpunt
Geschikt beginpunt
Geschikt beginpunt
NL
-- 1 6 2 --
hga1o1ha
4.7 Positioneren voor het lassen (met inductieve naadvolging)
Inductieve naadvolging is alleen mogelijk als het product daartoe eerst wordt
uitgerust.
Neem contact op met de Serviceafdeling van ESAB voor de juiste configuratie.
1. Lijn de lasapparatuur dusdanig uit ten opzichte van de lasnaad dat het
werkbereik van het sledekruis de gehele verticale en laterale afwijking van de
lasnaad van begin-- tot eindpunt beslaat.
2. Draai de knop naar de gewenste verticale naadvolgstand .
3. Zet de sensor omlaag met de bedieningshendel , totdat het
signaallampje dooft.
De apparatuur zoekt vervolgens automatische naar de ideale positie.
N.B. Sla de volgende punten over bij gebruik van alleen verticale naadvolging.
4. Draai de knop naar de gewenste verticale naadvolgstand
.
5. Zet de sensor met de bedieningshendel
in de ideale horizontale stand
totdat het lampje dooft.
6. Draai de knop naar de verticale--horizontale naadvolgstand .
Het signaallampje dooft. De apparatuur zoekt vervolgens automatisch
naar de ideale horizontale en verticale positie. Als het signaallampje niet dooft,
herhaal dan de procedure vanaf stap 1.
NL
-- 1 6 3 --
hga1m1ha
5 ONDERHOUD
5.1 Algemeen
N.B.
Als u zelf reparaties aan de machine uitvoert om eventuele storingen te verhelpen,
wijst ESAB alle verantwoordelijkheid af en kunt u geen aanspraken maken op
schadevergoeding of een beroep doen op de garantie.
S Controleer dagelijks of de geleidevingers niet versleten of beschadigd zijn.
S Spuit de sensor regelmatig met perslucht schoon.
S Volg de instructies voor de interne componenten.
S Neem contact op met de Serviceafdeling van ESAB voor het afstellen van het
systeem.
5.2 Slijtonderdelen
Volgvingers
Art.nr. 146 586--001
NL
-- 1 6 4 --
hga1m1ha
6 ACCESSOIRES
Bestelnum-
mer:
Tussentransformator voor afzonderlijke voeding, die een ingangsspanning van
190, 220, 380, 415, 440, 500V 50 Hz
200, 230, 380, 415, 440, 500V 60 Hz omzet in een uitgangsspanning van 42V,
660 VA
0148636002
Kabel 3 x 2,5 mm
2
, aansluiting, transformator 0262613404
A6 servoslede van het type met kogelgeleiding en een permanent
gemagnetiseerde motor 42 V DC
0334333xxx
A6 gemotoriseerde slede, lange roller op schuiflager slede, met A6 VEC--motor 42
V -- 4000 omw/min overbrengingsverhouding 74:1
0334 426xxx
Motorkabel
De kabel is verkrijgbaar in verschillende lengten, zie de brochure voor de
desbetreffende servoslede (neem contact om met de verkoopafdeling van ESAB).
0460745xxx
Vinger met kogel (L=100 mm) 0416719001
Vinger voor in-- en uitwendige hoek 0418091880
Sensorkabel met 90_--connector (2 m) 0417346887
Beschermende rubber hoezen 0412013001
Console voor bedieningskast (de console is verkrijgbaar in meerdere uitvoeringen) 0433762xxx
Contragewichtplaat voor kabels 0460861880
NL

Documenttranscriptie

GMH Bruksanvisning Brugsanvisning Bruksanvisning Käyttöohjeet Instruction manual Betriebsanweisung Manuel d’instructions Gebruiksaanwijzing Instrucciones de uso Istruzioni per l’uso 0460 671 001 2008--11--03 Manual de instruções Ïäçãßåò ÷ñÞóåùò Instrukcja obs³ugi Kezelési utasítások Návod k pou¾ívání Navod na pouitie Lieto¹anas pamàcïba Eksploatavimo instrukcijos Priruènik s uputama Manualul de instrucþiuni Valid for serial no. 845--xxx--xxxx SVENSKA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 DANSK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 NORSK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 SUOMI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 ENGLISH . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 DEUTSCH . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 FRANÇAIS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 NEDERLANDS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145 ESPAÑOL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165 ITALIANO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185 PORTUGUÊS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205 ÅËËÇÍÉÊÁ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225 POLSKI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 245 MAGYAR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265 ÈESKY . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285 SLOVENSKY . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 305 LATVIE©U . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 325 LIETUVIÙK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 345 HRVATSKI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 365 Rumanian . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 385 Rätt till ändring av specifikationer utan avisering förbehålles. Ret til ændring af specifikationer uden varsel forbeholdes. Rett til å endre spesifikasjoner uten varsel forbeholdes. Oikeudet muutoksiin pidätetään. Rights reserved to alter specifications without notice. Änderungen vorbehalten. Sous réserve de modifications sans avis préalable. Recht op wijzigingen zonder voorafgaande mededeling voorbehouden. Reservado el derecho de cambiar las especificaciones sin previo aviso. Ci riserviamo il diritto di variare le specifiche senza preavviso. Reservamo--nos o direito de alterar as especificações sem aviso prévio. Äéáôçñåßôáé ôï äéêáßùìá ôñïðïðïßçóçò ðñïäéáãñáöþí ×ùñßò ðñïåéäïðïßçóç. Zastrzegamy sobie prawo do wprowadzenia zmian. Fenntartjuk az elözetes bejelentés nélküli változtatás jogát. Výrobce si vyhrazuje právo na zmìnu údajû bez pøedcházejiciho upozomìni. Výrobca si vyhradzuje právo na uskutoènenie zmien bez upovedomenia. Tiek paturºtas tiesïbas bez iepriek¹ºja brïdinàjuma izmainït specifikàcijas. Įmonė pasilieka teisę keisti specifikacijas be įspėjimo. Rights reserved to alter specifications without notice. Rights reserved to alter specifications without notice. -- 2 -- NEDERLANDS 1 VEILIGHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146 2 INTRODUCTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148 2.1 2.2 2.3 2.4 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Varianten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoofdcomponenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148 148 149 150 3 INSTALLEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152 3.1 3.2 3.3 3.4 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Installeren en aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sensorvinger afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Inductieve sensor afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152 152 152 152 4 BEDIENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Naadvolgeenheid met bedieningspaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Naadvolgeenheid -- achteraanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Draagbare bedieningskast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Naadvolging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Positioneren voor het lassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Positioneren voor het lassen (met inductieve naadvolging) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153 153 155 156 158 161 162 5 ONDERHOUD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163 5.1 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163 5.2 Slijtonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163 6 ACCESSOIRES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164 SCHEMA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 405 MAATSCHETS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 408 RESERVEONDERDELENLIJST . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 411 TOCh -- 145 -- NL 1 VEILIGHEID De gebruiker van een ESAB lasuitrusting draagt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de veiligheidsmaatregelen die van toepassing zijn voor het personeel dat met of in de buurt van de installatie werkt. De veiligheidsmaatregelen moeten voldoen aan de eisen die aan dit type lasuitrusting gesteld worden. De inhoud van deze aanbevelingen moet beschouwd worden als een aanvulling op de normale regels die van toepassing zijn voor een werkplaats. Alle handelingen moeten uitgevoerd worden door personeel dat goed op de hoogte is van de werking van de lasuitrusting. Een verkeerd maneuver kan tot een abnormale situatie leiden waardoor de operateur gewond kan raken en de machine beschadigd kan worden. 1. Al het personeel dat met de machine werkt, moet goed op de hoogte zijn van: S de bediening S de plaats van de noodstop S de werking S de geldende veiligheidsvoorschriften S de lastechniek 2. De operateur moet controleren: S of er zich geen onbevoegden binnen het werkgebied van de lasuitrusting bevinden, voor hij begint te werken. S of er niemand op een onbeschermde plaats staat wanneer de lichtboog wordt ontstoken. 3. De werkplaats moet: S doelmatig zijn S tochtvrij zijn 4. Persoonlijke veiligheidsuitrusting S Draag altijd de voorgeschreven persoonlijke veiligheidsuitrusting zoals b.v. een lasbril, onontvlambare kleding, lashandschoenen. S Draag nooit loszittende kleding zoals sjaals, armbanden, ringen e.d. die beklemd kunnen raken, of brandwonden kunnen veroorzaken. 5. Algemene veiligheidsvoorschriften S Controleer of de aangeduide retourleiders goed aangesloten zijn. S Alleen bevoegd personeel mag aan de elektrische eenheden werken. S De benodigde brandblusuitrusting moet gemakkelijk bereikbaar zijn op een duidelijk aangegeven plaats. S Wanneer de lasuitrusting in gebruik is, mag hij niet gesmeerd worden en mag er geen onderhoud uitgevoerd worden. SafHL -- 146 -- NL WAARSCHUWING DE VLAMBOOG EN HET SNIJDEN KUNNEN GEVAARLIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN; DAAROM MOET U VOORZICHTIG ZIJN BIJ HET LASSEN. VOLG DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VAN UW WERKGEVER OP. ZE MOETEN GEBASEERD ZIJN OP DE WAARSCHUWINGSTEKST VAN DE PRODUCENT. ELEKTRISCHE SCHOK -- Kan dodelijk zijn S Installeer en aard de lasuitrusting volgens de geldende normen. S Raak delen die onder stroom staan en elektroden niet aan met onbedekte handen of met natte beschermuitrusting. S Zorg dat u geïsoleerd bent van aarde en van het werkstuk. S Zorg ervoor dat u een veilige werkhouding hebt. ROOK EN GAS -- Kunnen uw gezondheid schaden S Zorg ervoor dat u niet met uw gezicht in de lasrook hangt. S Ververs regelmatig de lucht in de werkruimte en zorg ervoor dat de lasrook en het gas afgezogen worden. LICHTSTRALEN -- Kunnen de ogen beschadigen en de huid verbranden S Bescherm uw ogen en uw lichaam. Gebruik een geschikte lashelm met filter en draag altijd beschermende kleding. S Scherm uw werkruimte af met geschikte beschermmiddelen of gordijnen, zodat niemand anders gewond kan raken. BRANDGEVAAR S De vonken kunnen brand veroorzaken. Zorg er daarom voor dat er geen brandgevaarlijk materiaal in de buurt is. LAWAAI -- Geluidsoverlast kan het gehoor beschadigen S Bescherm uw oren. Gebruik gehoorbeschermers of andere gehoorbescherming. S Waarschuw omstanders voor de gevaren. BIJ DEFECTEN -- Neem contact op met een vakman. LEES DEZE GEBRUIKSAANWIJZING GRONDIG DOOR VOOR U OVERGAAT TOT INSTALLATIE EN GEBRUIK. BESCHERM UZELF EN ANDEREN! SafHL -- 147 -- NL 2 INTRODUCTIE 2.1 Algemeen GMH is naadvolgapparatuur voor positionering en naadvolging van automatische lasapparatuur voor alle soorten naden waarbij de sensorvinger een geleiderand kan volgen. De apparatuur is afgestemd op de standaardservosleden van ESAB en stuurt een of twee servomotoren tegelijk aan. Het systeem is verkrijgbaar in meerdere varianten, zie onder. 2.2 Varianten S Naadvolgeenheid met bedieningspaneel. S Naadvolgeenheid met draagbare bedieningskast. S Naadvolgeenheid met geïntegreerde component voor laskolom en zwenkarm. hga1d1ha -- 148 -- NL 2.3 Technische gegevens GMH Netspanning Stroomafgifte 42V AC, 50--60 Hz 450 VA Buitentemperatuur --15° C -- + 45° C Relatieve luchtvochtigheidsgraad Max. 98 % Max. stroomsterkte motor 6A 100% Beschermingsgraad Max. stroomsterkte IP 23 15 A (max. stroomsterkte hardware) Voedingszekering 10 A traag Motorregelaar, type Omgekeerde vierkwadrantenregelaar Rotorspanning 40 V DC Veldspanning, afzonderlijke, gemagnetiseerde motor 60 V DC Gewichten: Naadvolgeenheid: 6,2 kg Draagbare bedieningskast: 2,7 kg (inclusief 4 m kabel en bescherming) Sensor en sledekruis met steun: 2,2 kg Geleidevinger: 0,6 kg Werkgebiedsensor, radiaal 360° 4 mm Veiligheidsnorm De IP--code geeft de beveiligingsklasse aan, d.w.z. de graad van bescherming tegen vaste voorwerpen en vocht. Een apparaat met IP 23 is bestemd voor gebruik zowel binnen-- als buitenshuis. Werkbereik en instelsnelheid, zie onderstaande figuur en de technische beschrijving in de bedieningshandleiding voor de A6--slede. Hoekafwijking in graden Normale verhouding Omgekeerde verhouding Lassnelheid in cm/min Grafiek van de maximale hoekafwijking van de lasnaad in relatie tot de ingestelde lassnelheid. hga1d1ha -- 149 -- NL 2.4 Hoofdcomponenten 1. Naadvolgeenheid (met of zonder bedieningspaneel) 2. Draagbare bedieningskast 3. Sensor 4. Sledekruis voor sensor 5. Geleidevinger 6. Besturingskabel (2 m) 7. Motorkabel (zie Accessoires) N.B. De draagbare bedieningskast (2) en de besturingskabel (6), zoals hierboven vermeld, vervallen voor bepaalde laskommen en zwenkarmen en worden vervangen door productspecifieke componenten. Zie voor meer informatie het onderdeel ”Bediening” op pagina 153. hga1d1ha -- 150 -- NL 2.4.1 Sensor De sensor heeft de vorm van een vinger. De vinger is dusdanig afgeveerd dat deze altijd terugkeert naar de centrale positie in dwarsrichting en hoogterichting gezien. 1. Sensor met kabelaansluiting voor naadvolgeenheid en met steun voor verschillende volgvingers aan de voorkant. 2. Naadvolgvingers 3. Aanslagbouten (twee) voor verstelling van de horizontale vingerbeweging. De bouten maken instellingen mogelijk voor uiteenlopende soorten lasnaden. hga1d1ha -- 151 -- NL 3 INSTALLEREN 3.1 Algemeen De installatie dient door een bevoegd persoon te worden uitgevoerd. 3.2 Installeren en aansluiten 1. Zie voor informatie over de maatvoering de maatschetsen op pagina 408--410. 2. Zie voor aansluiting de schema’s op pagina 405--407 3. Controleer of het vereiste vermogen en de vereiste spanning beschikbaar zijn voor de complete installatie. 4. Monteer de geleidevinger evenwijdig aan het gemotoriseerde sledekruis. 3.3 Sensorvinger afstellen Neem contact op met de Serviceafdeling van ESAB voor het afstellen van de sensorvinger. 3.4 Inductieve sensor afstellen Neem contact op met de Serviceafdeling van ESAB voor het afstellen van de inductieve sensor. hga1i1ha -- 152 -- NL 4 BEDIENING 4.1 Algemeen De algemene veiligheidsvoorschriften voor het gebruik van de hier beschreven uitrusting vindt u op pagina 146. Lees deze voorschriften zorgvuldig door, voordat u de uitrusting in gebruik neemt. 4.2 Naadvolgeenheid met bedieningspaneel Noodstop (1) S Als u eenmaal op de knop drukt, wordt de NOODSTOP geactiveerd. N.B. De noodstop mag nooit worden gereset, voordat de oorzaak van de/het afwijkende functie/signaal is vastgesteld en weggenomen. Signaallampje S (wit) Brandt wanneer de stroom is ingeschakeld. (oranje) Alarmlampje (automatische naadvolging) S Brandt wanneer de geleidevinger buiten het werkbereik (verticaal) is. De automatische functie wordt dan geblokkeerd. (groen) Signaallampje (naadvolging) S Brandt wanneer de automatische naadvolging actief is. hga1o1ha -- 153 -- NL Knop met 5 standen Selectie van naadvolg-- en naadzoekopties: S Handmatige instelling -- stand S Verticale en horizontale naadvolging -- stand S Verticale en horizontale naadvolging met naadzoek naar rechts -- stand S Verticale en horizontale naadvolging met naadzoek naar links -- stand S Verticale naadvolging -- stand OPMERKING! Als de knop in een naadvolgstand staat bij inschakeling van de apparatuur, zal de apparatuur om veiligheidsredenen de naadvolging niet activeren. Om de naadvolging te activeren dient u korte tijd een andere stand te kiezen en de knop vervolgens in naar de gewenste stand draaien. Bedieningshendel S Handmatige bediening van servosleden omhoog/omlaag en naar links/rechts. De commando’s die met de bedieningshendel worden gegeven hebben altijd voorrang. Wanneer het alarmlampje beweging omlaag geblokkeerd. gaat branden, wordt de handmatige Drukknop met lampje (hoge snelheid) Selectie van lage of hoge snelheid bij handmatig positioneren met de bedieningshendel. S S Als u eenmaal op de knop drukt, wordt de hoge snelheid geactiveerd. Als de functie wordt geactiveerd, gaat er in de knop een lampje branden. Als u nogmaals op de knop drukt, gaat u terug naar de lage snelheid. Controleer of het lampje dooft voordat u andere commando’s geeft. hga1o1ha -- 154 -- NL 4.3 Naadvolgeenheid -- achteraanzicht 1 Aansluiting, voeding 42V 2 Schakelaar Stroom aan/uit. 3 Schakelaar Voor het wisselen van de bewegingsrichting van de horizontale sledemotor.. 4 Aansluiting, voor verbinding met de motor van de verticale slede 5 Aansluiting, voor verbinding met de motor van de horizontale slede 6 Stuurzekering, 10 A traag 7 Busaansluiting (8--pens), voor verbinding met de geleidevinger. 8 Aansluiting (23--pens), voor verbinding met de draagbare bedieningskast. 9 Aansluitingen, voor verbinding met de eindpositieschakelaar 10 Extra aansluitingen 11 Serviceaansluitingen hga1o1ha -- 155 -- NL 4.4 Draagbare bedieningskast Noodstop (1) S Als u eenmaal op de knop drukt, wordt de NOODSTOP geactiveerd. N.B. De noodstop mag nooit worden gereset, voordat de oorzaak van de/het afwijkende functie/signaal is vastgesteld en weggenomen. Signaallampje S (wit) Brandt wanneer de stroom is ingeschakeld. (oranje) Alarmlampje (automatische naadvolging) S Brandt wanneer de geleidevinger buiten het werkbereik (verticaal) is. De automatische functie wordt dan geblokkeerd. (groen) Signaallampje (naadvolging) S Brandt wanneer de automatische naadvolging actief is. hga1o1ha -- 156 -- NL Knop met 5 standen Selectie van naadvolg-- en naadzoekopties: S Handmatige instelling -- stand S Verticale en horizontale naadvolging -- stand S Verticale en horizontale naadvolging met naadzoek naar rechts -- stand S Verticale en horizontale naadvolging met naadzoek naar links -- stand S Verticale naadvolging -- stand OPMERKING! Als de knop in een naadvolgstand staat bij inschakeling van de apparatuur, zal de apparatuur om veiligheidsredenen de naadvolging niet activeren. Om de naadvolging te activeren dient u korte tijd een andere stand te kiezen en de knop vervolgens in naar de gewenste stand draaien. Bedieningshendel S Handmatige bediening van servosleden omhoog/omlaag en naar links/rechts. De commando’s die met de bedieningshendel worden gegeven hebben altijd voorrang. Wanneer het alarmlampje geblokkeerd. gaat branden, wordt de handmatige beweging omlaag Drukknop met lampje (hoge snelheid) Selectie van lage of hoge snelheid bij handmatig positioneren met de bedieningshendel. S S Als u eenmaal op de knop drukt, wordt de hoge snelheid geactiveerd. Als de functie wordt geactiveerd, gaat er in de knop een lampje branden. Als u nogmaals op de knop drukt, gaat u terug naar de lage snelheid. Controleer of het lampje dooft voordat u andere commando’s geeft. hga1o1ha -- 157 -- NL 4.5 Naadvolging De naadvolgapparatuur kan worden ingesteld op verschillende soorten naadvolging. De apparatuur kan worden ingesteld op naadvolging met randsturing en voor naadvolging met groefsturing. De instelling wordt verricht op zowel de besturingskast als op de sensor. 4.5.1 Naadvolging met randsturing De volgende functies worden ingesteld op de besturingskast, of afhankelijk van de vraag of linkse of rechtse sturing vereist is. De twee aanslagbouten op de sensor dienen tot aan de aanslag vastgedraaid te worden. Zie onderstaande illustratie. Dit betekent dat de zekeringen in dwarsrichting veerbelast zijn en randsturing toegestaan is. Naadvolging met naadsturing wordt gebruikt voor het lassen van hoeknaden en vergelijkbare lasnaden, zie ook de lasnadentabel op pagina 159. De aanslagbouten worden vastgedraaid tot aan de aanslag. 4.5.2 Naadvolging met groefsturing De volgende functies worden ingesteld op de besturingskast, of afhankelijk van de vraag of zowel verticale als laterale sturing of alleen verticale sturing vereist is. De aanslagbouten op de sensor moeten minstens twee slagen losser worden gedraaid of tot de aanslag, zie onderstaande illustratie. De zoekvingers zijn dan in dwarsrichting niet meer afgeveerd zodat groefsturing mogelijk is. Als de aanslagbouten niet naar buiten gedraaid worden bestaat het risico dat de zoekvingers bij ondiepe V-- en U--naden tegen de naadwanden ”omhoogklimmen . Zie ook pagina 159 voor het kiezen van een instelling. De aanslagbouten worden 2 slagen losser gedraaid hga1o1ha -- 158 -- NL Voorbeelden van verschillende soorten lasnaden en de aanzetting van de geleidevinger ten opzichte van de geleideranden. Type naad Stompe las met dubbele flens I--naad (A=geleidestang) V--naad Halve V--naad Halve V--naad U--naad Dubbele U--naad J--naad Dubbele J--naad hga1o1ha -- 159 -- Instelling, bedieningskast NL 4.6 Positioneren voor het lassen 1. Lijn de lasapparatuur dusdanig uit ten opzichte van de lasnaad dat het werkbereik van het sledekruis de gehele verticale en laterale afwijking van de lasnaad van begin-- tot eindpunt beslaat. 2. Draai de knop naar de gewenste naadvolgstand. , totdat 3. Bedien de geleidevinger horizontaal met de bedieningshendel de vinger net boven een geschikt beginpunt staat, zie onderstaande figuur. Alleen bij verticale naadvolging beweegt u de geleidevinger naar het punt waar de lasnaad moet beginnen. 4. Breng de laskop omlaag met de bedieningshendel signaallampje , totdat het dooft. De apparatuur zoekt vervolgens automatisch de ideale verticale en horizontale positie bij activering van horizontale naadvolging. Geschikt beginpunt Geschikt beginpunt Geschikt beginpunt hga1o1ha -- 161 -- NL 4.7 Positioneren voor het lassen (met inductieve naadvolging) Inductieve naadvolging is alleen mogelijk als het product daartoe eerst wordt uitgerust. Neem contact op met de Serviceafdeling van ESAB voor de juiste configuratie. 1. Lijn de lasapparatuur dusdanig uit ten opzichte van de lasnaad dat het werkbereik van het sledekruis de gehele verticale en laterale afwijking van de lasnaad van begin-- tot eindpunt beslaat. 2. Draai de knop naar de gewenste verticale naadvolgstand 3. Zet de sensor omlaag met de bedieningshendel . , totdat het signaallampje dooft. De apparatuur zoekt vervolgens automatische naar de ideale positie. N.B. Sla de volgende punten over bij gebruik van alleen verticale naadvolging. 4. Draai de knop naar de gewenste verticale naadvolgstand 5. Zet de sensor met de bedieningshendel totdat het lampje . in de ideale horizontale stand dooft. 6. Draai de knop naar de verticale--horizontale naadvolgstand . Het signaallampje dooft. De apparatuur zoekt vervolgens automatisch naar de ideale horizontale en verticale positie. Als het signaallampje niet dooft, herhaal dan de procedure vanaf stap 1. hga1o1ha -- 162 -- NL 5 ONDERHOUD 5.1 Algemeen N.B. Als u zelf reparaties aan de machine uitvoert om eventuele storingen te verhelpen, wijst ESAB alle verantwoordelijkheid af en kunt u geen aanspraken maken op schadevergoeding of een beroep doen op de garantie. S Controleer dagelijks of de geleidevingers niet versleten of beschadigd zijn. S Spuit de sensor regelmatig met perslucht schoon. S Volg de instructies voor de interne componenten. S Neem contact op met de Serviceafdeling van ESAB voor het afstellen van het systeem. 5.2 Slijtonderdelen Volgvingers Art.nr. 146 586--001 hga1m1ha -- 163 -- NL 6 ACCESSOIRES Bestelnummer: Tussentransformator voor afzonderlijke voeding, die een ingangsspanning van 190, 220, 380, 415, 440, 500V 50 Hz 200, 230, 380, 415, 440, 500V 60 Hz omzet in een uitgangsspanning van 42V, 660 VA 0148636002 Kabel 3 x 2,5 mm2, aansluiting, transformator 0262613404 A6 servoslede van het type met kogelgeleiding en een permanent gemagnetiseerde motor 42 V DC 0334333xxx A6 gemotoriseerde slede, lange roller op schuiflager slede, met A6 VEC--motor 42 0334 426xxx V -- 4000 omw/min overbrengingsverhouding 74:1 Motorkabel De kabel is verkrijgbaar in verschillende lengten, zie de brochure voor de desbetreffende servoslede (neem contact om met de verkoopafdeling van ESAB). 0460745xxx Vinger met kogel (L=100 mm) 0416719001 Vinger voor in-- en uitwendige hoek 0418091880 Sensorkabel met 90_--connector (2 m) 0417346887 Beschermende rubber hoezen 0412013001 Console voor bedieningskast (de console is verkrijgbaar in meerdere uitvoeringen) 0433762xxx Contragewichtplaat voor kabels hga1m1ha 0460861880 -- 164 --
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26

ESAB GMH Handleiding

Type
Handleiding