Anderson Greenwood AGCO Series 5000 POPRV IOM de handleiding

Type
de handleiding
Inhoudsopgave
1.0 Algemene beschrijving afsluiter en
opstartprocedure 1
2.0 Onderhoud hoofdafsluiter 2
3.0 Onderhoudsprocedure voor de Piloot 5
4.0 Insteldruk van de piloot aanpassen 10
5.0 Afsluitersamenstelling testen 12
6.0 Reparatiekits met zachte onderdelen 12
1.4 Onderhoud
De door Anderson Greenwood Crosby aanbevolen procedures voor het onderhoud van de
hoofdafsluiter en piloot, inclusief het aanpassen van de insteldruk van de piloot en het testen van
de afsluitersamenstelling, worden beschreven in onderstaande paragrafen. Het volgen van deze
procedures volgens een regelmatig onderhoudsprogramma voor veiligheden die geschikt zijn
voor specifieke bedrijfsomstandigheden, zal leiden tot een bevredigende werking en een optimale
levensduur van de afsluiter.
Mochten de capaciteiten van het reparatiebedrijf niet voldoen aan de druk-/mediumvereisten van
een door een piloot aangedreven veiligheidsafsluiter, dan kunt u voor specifieke instructies contact
opnemen met Anderson Greenwood Crosby, voordat u aanvangt met enige onderhoudsactiviteiten.
Deze handleiding doet dienst als een algemene richtlijn voor het onderhoud van de hierin
beschreven veiligheidsafsluiters. In de handleiding zijn geen procedures opgenomen die alle
configuraties en variaties van de door Anderson Greenwood Crosby geproduceerde afsluiters
omvatten. Voor ondersteuning met configuraties en variaties van afsluiters die niet in deze
handleiding worden behandeld, raden we de gebruiker aan contact op te nemen met Anderson
Greenwood Crosby of een van onze bevoegde vertegenwoordigers.
1.3 Opstarten
er dient druk op de inlaat van de afsluiter of op de inlaat/meetpoort van de piloot in het geval dat
de druk via een meetleiding wordt opgenomen om een differentiële kracht op de zuiger vast te
krijgen en deze in de gesloten stand te “laden”. Druk dient door de piloot te lopen en kracht uit
te oefenen op de bovenkant van de zuiger. Tijdens het normale opstarten van een systeem zal de
afsluiter vanzelf sluiten naarmate de druk toeneemt.
Als onderhoud vereist is, worden isolatieafsluiters onder de veiligheidsafsluiters gebruikt. Als de
veiligheid in werking wordt gesteld, zorg er dan voor dat de isolatieafsluiter volledig openstaat. Als
de isolatieafsluiter na het opstarten van het systeem wordt geopend, kan de veiligheid kortstondig
luchten voordat het volume aan de zijde van het grotere oppervlak van de zuiger onder druk komt
te staan om de zitting van de hoofdafsluiter te sluiten.
1.2 Werking
De inlaat, uitlaat of beide kunnen standaard ANSI-flenzen of API-flenzen zijn en dienen te worden
geïnstalleerd volgens aanvaarde procedures voor leidinginstallatie.
1.0 Algemene beschrijving afsluiter en opstartprocedure
1.1 Werking
The AGCO Serie 5000-veiligheid is ontworpen met een modulerende werking. De hoofdafsluiter
gaat open bij de insteldruk vermeld op het identificatieplaatje, maar alleen proportioneel aan de
gevraagde capaciteit. Naarmate de procesdruk toeneemt, gaat de afsluiter verder open en de
afsluiter zal volledig openstaan bij 110% van de insteldruk.
De hoofdafsluiter is gebaseerd op het principe van het onder druk zetten van het grotere oppervlak
bij zuiger met verschillende grootte oppervlakken, zodat de leidingdruk de zuiger gesloten houdt
tot de insteldruk. Als de insteldruk is bereikt, blaast de piloot af, waardoor de druk in het volume
aan de zijde van het grotere oppervlak van de zuiger wordt verlaagd. De leidingdruk die op de zijde
van het kleinere oppervlak wordt uitgeoefend, zorgt ervoor dat de zuiger omhoog komt, waardoor
de hoofdafsluiter gaat afblazen. Als de ontlastingscapaciteit van het systeem is bereikt, zal de
systeemdruk afnemen. Als dit gebeurt, zal de piloot worden geactiveerd en de systeemdruk naar
de zijde met het grotere oppervlak van de zuiger van de hoofdafsluiter worden geleid om deze te
sluiten.
Het bereik van de insteldruk is 15 psig tot 6170 psig voor lucht, vloeistoffen en gas. Voor stoom is
het bereik van de insteldruk beperkt tot een temperatuur van 515°F.
ANGMC-6038-NL-1307
Serie 5000 POSRV type 5046/5146/5066/5166
Handleiding voor installatie en onderhoud
ANDERSON GREENWOOD
Emerson.com/FinalControl © 2017 Emerson. All rights reserved.
.010
R.020
32
32
Minimum
projectie
2.2 Nabewerking van de nozzle van de hoofdafsluiter
Mocht het oppervlak van de nozzlezitting van de hoofdafsluiter dusdanig beschadigd zijn of
krassen vertonen zodat de zitting van de hoofdafsluiter niet afsluit, kunnen de oneffenheden
worden verwijderd door het nozzleoppervlak met schuurpapier korrel 400 te polijsten op een platte
vlakplaat. Bepaalde kritische nozzleafmetingen en -afwerkingen dienen behouden te blijven en
worden weergegeven in onderstaande figuur en tabel.
Afsluitergrootte en -type Min. nozzle
Uitsteekhoogte (inch)
1.5” Type 5046/5146 0,045
2” Type 5046/5146 0,055
3” Type 5046/5146 0,055
4” Type 5046/5146 0,055
6” Type 5046/5146 0,07
8” Type 5046/5146 0,07
1.5” Type 5066/5166 0,055
2” Type 5066/5166 0,055
3” Type 5066/5166 0,055
4” Type 5066/5166 0,07
6” Type 5066/5166 0,07
8” Type 5066/5166 0,07
2.1.1 Demontage van de nozzle en de nozzleafdichting
Zie figuur 2 voor een beschrijving en de locatie van onderdelen.
1. Plaats de voering in het huis en de zuiger, zonder de zitting of de zittinghouder, in de voering
en op de nozzle.
2. Plaats een geschikt afstandstuk (zie tabel I) op de zuiger en plaats vervolgens de bovenkap op
het afstandstuk.
3. Schroef het juiste aantal kapbouten (zie tabel I) in de schroefgaten op het huis. Als twee
bouten worden gebruikt, dienen die 180º uit elkaar te zijn geplaatst. Als vier bouten worden
gebruikt, dienen die 90º uit elkaar te zijn geplaatst.
4. Haal de kapbouten gelijkmatig aan tot het koppelmoment dat in tabel I wordt aangegeven, om
de nozzleafdichting samen te drukken.
5. Gebruik een drevel of een stang met een lichte hamer en tik hiermee op de tanden van de
nozzlehouder om de nozzlehouder los te maken. Schroef de nozzlehouder ongeveer een halve
slag los.
6. Maak de kapbouten los om de nozzle te ontlasten. Verwijder de componenten uit de
hoofdafsluiter.
2.0 Onderhoud hoofdafsluiter
2.1 Demontage
Zie figuur 1 voor een beschrijving en de locatie van onderdelen.
Schroef de koppeling/hevelbuis los en verwijder de afdichting van de koppeling. verwijder de
bovenkap van het huis. Verwijder de zuiger en de voering. Voor de verwijdering kan een bout in
het gat in de bovenkant van de zuiger worden geschroefd. In het gat van de zittinghouders voor de
maten 2”, 3” en 4” zit schroefdraad om te helpen bij ontmantelen. Verwijder de zachte onderdelen
uit de zuiger. Als de zuiger is uitgerust met een klemring, reinig en bewaar deze dan voor gebruik
tijdens de montage. De dompelbuis is op zijn plaats geklonken en dient onder geen beding te
worden verwijderd. Zie figuur 1 voor een beschrijving en de locatie van onderdelen. De nozzle en de
nozzleafdichting dienen niet te worden verwijderd, tenzij de nozzle is beschadigd of de afdichting
lekt.
2.3 Montage
2.3.1 Installatie van de nozzle en de nozzleafdichting
1. Plaats de nozzleafdichting en de nozzle in het huis.
2. Plaats de nozzlehouder op de nozzle en schroef hem in het huis tot de nozzlekraag is bereikt.
Smeer de schroefdraad van de nozzlehouder en het huis niet.
3. Herhaal de stappen 1-4 van de demontageprocedure om de nozzleafdichting samen te
drukken. Schroef de nozzlehouder in het huis terwijl de afdichting is samengedrukt om ervoor
te zorgen dat de nozzlehouder niet tegen de zuiger klemt.
4. Gebruik een drevel of een stang met een lichte hamer en tik hiermee op de tanden van de
nozzlehouder om de schroefdraden van de nozzlehouder in elkaar te klemmen.
5. Schroef de kapbouten los om het afstandstuk te ontlasten en verwijder het afstandstuk uit de
afsluiter.
Vervang de zitting, de zuiger- en voeringpakking. Breng na reiniging een dunne laag Dow
Corning-siliconenvet nr. 33 aan op alle schroefdraden. Gebruik geen smeermiddel op de zachte
onderdelen.
Zorg er tijdens de installatie van de bovenkap voor dat deze recht in het huis wordt geplaatst.
Haal de kapbouten gelijkmatig aan zodat de bovenkap niet scheef komt te zitten. Zie tabel II voor
de draaimomenten. Dergelijke omstandigheden kunnen leiden tot lekkage bij de afdichting van
de voering of tot hechting van de zuiger met de voering.
Wijzigingen voorbehouden pag. 2
Serie 5000 POSRV type 5046/5146/5066/5166
Handleiding voor installatie en onderhoud
1/4 7
5/16 12
3/8 21
7/16 33
1/2 45
9/16 59
5/8 97
3/4 130
7/8 202
1 271
Artikel Naam onderdeel Artikel Naam onderdeel
1 Huis
2 Zuiger
3 Voering
4 Nozzle (1)
5 Zitting (2)
6 Houder
7 Bout houder
8 Hendelsamenstelling
9 Dompelbuis
10 Zuigerafdichting (2)
11 Nozzleafdichting (1)
12 Afdichting voering (2)
13 Borgring
14 Kapbout
15 Borgring
16 Kegelveer
17 Inlaatflens
18 Grondring (3)
19 Doorvoerbuis/Hevelbuis
20 Afdichting doorvoerbuis
Opmerkingen
(1) Kan niet in het veld worden vervangen.
(2) Aanbevolen reserveonderdelen voor
reparatie.
(3) Gebruik Type 5046, 5146 voor maten van
4” en groter, en Type 5066, 5166 voor een
maat van 3”.
Zie pagina 12 voor het artikelnummer van de
reparatiekit voor zachte onderdelen.
Figuur 1
Hevelbuisopties
maten 1 1/2” t/m 4
maten 6 en 8
Tabel II
Afmeting bout Koppelwaarde
(FT-LBS)
Tabel I
Afsluitergrootte en -type Afstandstuk P/N Kapbout # Hendelsamenstelling Kapbout
schroefdraad bouten tot moment
gebruik (ft-lb)
1.5x2/3 Type 5046/5146 (G & H orifice) ,06.5612.003 0,500-20 UNF 2 41
1.5x2/3 Type 5046/5146 (G & H orifice) ,06.5612.003 0,625-18 UNF 2 51
2” Type 5046/5146 ,06.5612.005 0,500-20 UNF 4 27
3” Type 5046/5146 ,06.5612.007 0,500-20 UNF 4 35
4” Type 5046/5146 ,06.5612.008 0,750-16 UNF 4 130
6” Type 5046/5146 ,06.5612.009 0,750-16 UNF 2 82
6” Type 5046/5146 ,06.5612.009 0,875-14 UNF 2 95
8” Type 5046/5146 ,06.5612.010 0,875-14 UNF 4 123
8” Type 5046/5146 ,06.5612.010 1,000-14 UNS 4 140
1.5” Type 5066/5166 ,06.5612.005 0,500-20 UNF 2 19
2” Type 5066/5166 ,06.5612.007 0,500-20 UNF 2 31
3” Type 5066/5166 ,06.5612.008 0,750-16 UNF 2 113
4” Type 5066/5166 ,06.5612.011 0,625-18 UNF 2 63
6” Type 5066/5166 ,06.5612.012 0,750-16 UNF 2 88
1.5” Type 5066/5166 ,06.5612.014 1,125-12 UNF 10 89
Wijzigingen voorbehouden pag. 3
Serie 5000 POSRV type 5046/5146/5066/5166
Handleiding voor installatie en onderhoud
Kapbout
Hendelsamenstelling
Afstandstuk
Voering
Zuiger
Nozzlehouder
Nozzle
Nozzleafdichting
Huis
Figuur 2
Wijzigingen voorbehouden pag. 4
Serie 5000 POSRV type 5046/5146/5066/5166
Handleiding voor installatie en onderhoud
3.1.9 Plaats een 1/8” zeskantige sleutel in de bovenkant van inlaatzitting (3) en een andere 1/8”
zeskantige sleutel in de onderkant van de steel (5) van de uitlaatzitting en schroef deze
los. Scheid de houder van de uitlaatzitting (4) en de inlaatzitting (3). Neem uitlaatzitting
(29) uit houder (4) van de uitlaatzitting en gooi uitlaatzitting (29) weg. Gebruik een op
aceton gebaseerde oplossing om de Loctite 242-oplossing uit de schroefdraden te
verwijderen.
WAARSCHUWING!
Verwijder zuigerafdichting (17) zorgvuldig van zuiger (12) om te voorkomen dat er krassen op het
afdichtingsoppervlak (I.D.) van zuiger (12) komen. Gooi zuigerafdichting (17) weg.
3.1.5 Verwijder vier schroeven (30) van de zuigerplaat en verwijder de zuigerplaat (11) met
meetzuiger (12), zuigerafdichting (17), zuigerverbinding (2), inlaatzitting (3), inlaatnozzle
(14), houder (4) van de uitlaatzitting, uitlaatzitting (29), steel (5) van de uitlaatzitting
daaraan bevestigd. Verwijder afdichting (32) van het huis/de zuigerplaat en gooi die weg.
3.1.6 Verwijder lager (13) met gebruik van een zeskantige sleutel van 1/2”.
3.1.7 Plaats de piloot op zijn kant en verwijder de 1/4” plug (34) uit de bodem van de afsluiter.
Tik met een 3/8” buis met afgeplat uiteinde en een hamer zorgvuldig door het gat
in de bodem en duw de o-ringafdichting (31) van de spoel/het huis, dome spoel (15),
o-ringafdichting (31) van het huis/de spoel, uitlaatnozzle (6), uitlaatring (7), steelafdichting
(28), o-ringafdichting (31) van het huis/de spoel en stopring (8) uit het huis. Gooi de
o-ringen (31) van de spoel/het huis en steelafdichting (28) weg.
Opmerking: als dome spoel (15) en uitlaatnozzle (6) moeilijk te scheiden zijn, plaats dan
de uitlaatnozzle in een bankschroef met zachte bekken. Houd een koperen stang met
afgeplat uiteinde naast de dome spoel en tik er zachtjes met een hamer op. Zorg ervoor
dat de onderdelen niet krassen of beschadigen.
3.1.8 Schroef de meetzuiger (12) uit de zuigerverbinding (2) door een steeksleutel op de
platte gedeelten op beide onderdelen te plaatsen (en gebruik, indien aanwezig, een
bankschroef met zachte bekken om de meetzuiger vast te klemmen). Gebruik een
op aceton gebaseerde oplossing om de Loctite 242-oplossing uit de schroefdraden
te verwijderen. Schuif de zuigerverbinding door de zuigerplaat (11). Houd de platte
gedeelten op de inlaatnozzle (14) en zuigerverbinding (2), schroef de zuigerverbinding van
de inlaatnozzle en verwijder binnenste veer (10) en buitenste veer (9).
3.0 Onderhoud piloot (zie figuren 3 en 4)
3.1 Demontage
3.1.1 Leg voor een gemakkelijke montage alle verwijderde onderdelen geordend weg, zodat de
juiste onderdelen in de juiste volgorde kunnen worden gemonteerd. Zie de figuren 3 en 4
voor een beschrijving van de onderdelen.
3.1.2 (Alleen voor hefarm) Verwijder splitpen (42) en pen (41) van de hefarm, en verwijder
hefarm (40). Verwijder de afstelschroef (45) van de hendelsamenstelling en
hendelsamenstelling (27). Verwijder splitpen (44) uit de spilmoer (43) en verwijder de
spilmoer.
3.1.3 Verwijder borgmoer (26) en draai de stelmoer (25) volledig los. Verwijder de ringschroef
(21) van de kap en verwijder de ring (21) van de kap en de kap. Verwijder de ring van
de kap met gebruik van een 3/8-16 UNC-2A-bout en gebruik deze als een hendel of
kruissleutel. (Opmerking: let op dat de veer (22), veerringen (23) en hefstang (38) niet
vallen tijdens het verwijderen van de kap).
3.1.4 (Alleen voor hefarm) Schuif de spilbus (39) en hefstang (38) door de veerringen (24) en
veer (22).
Wijzigingen voorbehouden pag. 5
Serie 5000 POSRV type 5046/5146/5066/5166
Handleiding voor installatie en onderhoud
3.2.8 Alleen piloten zonder hefarm. (Zie figuur 3)
Plaats afdichting (32) van het huis/de zuigerplaat tussen deze onderdelen en geleid
uiterst zorgvuldig de steel van de uitlaatzitting (5) van de bovenste samenstelling door
het lager(13), afdichting (18) van de dome spoel en afdichting (28) van de sluitring van de
uitlaat. (Zorg ervoor dat het oppervlak van de zitting van de uitlaatnozzle (6) niet krast of
deukt). Zorg er ook voor dat de dome afdichting (18) niet beschadigt. Deze montage is
klaar als de uitlaatzitting in contact komt met de uitlaatnozzle. Klem met gebruik van de
tapbouten (30) de zuigerplaat op het huis (1). Plaats spanstift (33) in het plaatsbepalende
stiftgat dat zich in de buurt van de rand van de zuigerplaat bevindt.
3.2.9 Alleen piloten zonder hefarm. (Zie figuur 3)
3.2.9.1 Plaats veer (22) tussen de veerringen (23, 24). Breng een kleine hoeveelheid
Fluorolube LG-160 of een equivalent aan op de bovenkant van de veerring en
plaats deze op de zuiger. Breng de kap (19) omlaag over de veer met daarop
de veerring totdat de flens op de zuigeradapter rust, waarbij de stift in het
bijbehorende gat in de buitenrand van de kap grijpt. Breng een dunne laag
Fluorolube LG-160-olie of een equivalent aan op de buitenste schroefdraden van
het huis.
3.2.4 Plaats het zuigermanchet (28) met de opening van het manchet naar buiten gericht in
de sluitring van de uitlaat (7). Plaats de sluitring van de stop (8) in de opening van het
huis met de verhoogde zijde boven. Plaats o-ringafdichting (31) van het huis/de spoel in
de opening van het huis op de sluitring. Plaats de sluitring van de uitlaat in de opening
van het huis met de zuigermanchetten naar beneden gericht in de opening. Plaats de
uitlaatspoel (6) in de opening van het huis met het grotere open uiteinde naar beneden
gericht naast de sluitring van de uitlaat. Plaats een andere o-ringafdichting (31) van het
huis/de spoel in de opening.
3.2.5
Plaats steunring (16) in de dome spoel. Plaats de dome afdichting (18) vervolgens met de
opening naar boven op de steunring. Plaats de dome spoel met de dome afdichting naar
boven in de opening van het huis. Plaats de laatste o-ringafdichting (31) van het huis/de
spoel in de opening van het huis. Breng een dunne laag Fluorolube LG-160-olie of een
equivalent aan op de schroefdraden van de lager. Schroef lager (13) in het huis en haal
deze aan tot de spoel volledig is samengedrukt en het metaal met metaal in contact komt.
3.2.6 Plaats binnenveer (10) van de spoel op de inlaatzitting (3). Plaats buitenveer (9) van
de spoel over de binnenveer van de spoel op de inlaatzitting (3). Breng een kleine
hoeveelheid Loctite 242 aan op de schroefdraden van de inlaatnozzle (14). Schroef deze
op de zuigerverbinding (2) en haal deze aan waardoor de veren worden samengedrukt.
3.2.7 Monteer zorgvuldig zuigerafdichting (17) met de opening van de afdichtingen naar buiten
gericht in de groef van de zuiger (12). Plaats de zuiger (12) zorgvuldig in de zuigerplaat
(11). Breng een kleine hoeveelheid Loctite 242 aan op de schroefdraden van de
zuigerverbinding. Schroef de zuigerverbinding op de zuiger en haal deze aan met gebruik
van de platte sleuteldelen op beide onderdelen.
3.2 Montage van de piloot (zie figuur 3)
Tijdens de montage moet het duidelijk zijn dat alle bewegende delen vrij en onbelemmerd over het
gehele traject kunnen bewegen.
3.2.1 Polijsten van de inlaatzitting
Plaats inlaatzitting (3) door inlaatnozzle (14). Breng een kleine hoeveelheid Hyprez
3L-diamantpolijst of equivalent aan op de kegelvormige oppervlakken van de
inlaatzittingen. Houd de inlaatnozzle in één hand en polijst de inlaatzitting met de
inlaatnozzle licht door de inlaatzitting op het oppervlak van de zitting van de inlaatnozzles
te draaien.
3.2.2 Reinig de inlaatzitting (3) en nozzle (14) door het polijstmiddel te verwijderen met gebruik
van Varsol gevolgd door Aceton. Veeg ze vervolgens af met een schone pluisvrije doek
of handdoek. Als het oppervlak van de zitting droog is, dient te worden gekeken of een
acceptabel afdichtingsoppervlak is verkregen. Een geschikt oppervlak is een donkergrijs
oppervlak waarop over het gehele polijstoppervlak geen krassen zichtbaar zijn.
3.2.3 Samenbouw van de inlaatzitting en de uitlaatzitting
Controleer zorgvuldig of de ene zijde van de uitlaatzitting (29) concaaf is en de andere
zijde plat is.
Plaats de inlaatzitting (3) door de inlaatnozzle (14). Schuif de houder van de uitlaatzitting
(4) op de inlaatzitting. Schuif de uitlaatzitting (29) met de vlakke zijde naar beneden
op de steel (5) van de uitlaatzitting. Breng een kleine hoeveelheid Loctite 242 aan
op de schroefdraden van de inlaatzitting. Schroef de steel van de uitlaatzitting op de
inlaatzitting door de uitlaatzitting in de houder van de uitlaatzitting te duwen. Klem
de inlaatzitting, met gebruik van een 1/8” zeskantige sleutel op de bovenkant van de
inlaatzitting en de uitlaatsteel, op de uitlaatsteel. (Klem ze niet te strak op elkaar, want dit
kan leiden tot beschadiging van de onderdelen).
Wijzigingen voorbehouden pag. 6
Serie 5000 POSRV type 5046/5146/5066/5166
Handleiding voor installatie en onderhoud
3.3 Plaats de pilootsamenstelling op de zijkant en breng een plug van 1/4” met Teflontape aan in de
poort in de onderkant van het huis van de piloot.
3.4 Tijdens de montage zal duidelijk worden dat alle bewegende delen vrij en onbelemmerd over
het gehele traject kunnen bewegen.
3.2.10.6 Nadat de setpressure is ingesteld, schroef dan de spindelmoer op de licht
hendel. Plaats hendelsamenstelling (27) op kap (19). Geleid hefarm (40) door
hendelsamenstelling (27) onder de spilmoer (43) en bevestig de hefarm met
gebruik van de pen (41) van de hefarm op de hendelsamenstelling (27). Stel
de spilmoer (43) af tot er een speling van minimaal 1/16 inch tussen de hefarm
(40) en de spilmoer (43) bestaat. De spilmoer (43) kan worden afgesteld door
de pen (41) van de hefarm en hefarm (40) te verwijderen.
3.2.10.7 Als de spilmoer eenmaal is afgesteld, verwijder dan hendelsamenstelling (27)
en breng splitpen (44) aan in de spilmoer. Breng hendelsamenstelling (27)
weer aan op kap (19) en plaats de hefarm (40) tegenover de uitlaat van de
afsluiter, en monteer de afstelschroeven (45) van de hendelsamenstelling.
Monteer de borgdraad van de schroef van de hefarmen (41) op tapbout (45)
op schroef (21) van de ring van de kap.
3.2.10 Alleen piloten met hefarm. (Zie figuur 4)
3.2.10.1 Schroef het lager (39) van de hefstang op de hefstang (38). Breng een dunne
laag Fluorolube LG-160-olie of een equivalent aan op het contactoppervlak van
het lager (39) en de bovenste veerring (23). Schuif de hefstang (38) met de
doorvoerbuis door de onderste veerring (24).
3.2.10.2 Plaats de samenstelling van de onderste sluitring, doorvoerbuis en hefstang
op de meetzuiger en plaats daar vervolgens de veer (22) en de bovenkant van
de veerring op. Breng de kap (19) omlaag over de veer met daarop de veerring
totdat de flens op de zuigerplaat rust, waarbij de stift in het bijbehorende gat
in de buitenrand van de kap grijpt. Breng een dunne laag Fluorolube LG-160-
olie of een equivalent aan op de buitenste schroefdraden van het huis.
3.2.10.3 Schuif de ring van de kap (20) over de kap en schroef deze op het huis, zodat
de kap vast komt te zitten. Schroef de juiste bout, .375-16UNC-2A x met een
lengte van ongeveer 2,50 inch, in het draadgat in de ring van de kap (niet
helemaal inschroeven). Gebruik de bout als een hendel of gebruik een Engelse
sleutel om de ring op zijn plaats te klemmen en haal deze aan met gebruik van
het gat zonder schroefdraad.
3.2.10.4 Breng een klein druppeltje Loctite 242 of een equivalent aan op de
schroefdraden van de afstelschroef (21), schroef hem in de zijkant van de ring
van de kap en haal hem aan.
3.2.10.5 Breng een dunne laag Fluorolube LG-160-olie of een equivalent aan op de
interne schroefdraden van de kap en de schroefdraden van de afstelbout (25).
Schroef de afstelbout in de kap tot deze in contact komt met de bovenste
veerring. Schroef de moer (26) van de afstelbout langs de afstelbout omlaag
tot de moer in contact komt met de kap en haal de moer vervolgens met de
hand aan. (Zie paragraaf 4 voor de insteldruk van de piloot)
3.2.9.2 Schuif de ring van de kap (20) over de kap en schroef deze op het huis, zodat
de kap vast komt te zitten. Schroef de juiste bouten, .375-16UNC-2A x met
een lengte van ongeveer 2,50 inch, in het draadgat in de ring van de kap (niet
helemaal inschroeven). Gebruik de bout als een hendel om de ring op zijn plaats
te klemmen.
3.2.9.3 Breng een klein druppeltje Loctite 242 of een equivalent aan op de
schroefdraden van de afstelschroef (21), schroef hem in de zijkant van de ring
van de kap en haal hem aan.
3.2.9.4 Breng een dunne laag Fluorolube LG-160-olie of een equivalent aan op de interne
schroefdraden van de kap en de schroefdraden van de afstelbout (25). Schroef
de afstelbout in de kap tot deze in contact komt met de bovenste veerring.
Schroef de moer van de afstelbout (26) langs de afstelbout omlaag tot de moer
in contact komt met de kap en haal de moer vervolgens met de handvast aan.
(Zie paragraaf 4 voor de insteldruk van de piloot)
3.2.9.5 Schroef, nadat de insteldruk van de piloot is ingesteld, de kap (27) op de
stelschroef (25) en draai hem aan tegen de borgmoer (26). Verzegel de kap (27),
met gebruik van de groef, vast op afstelschroef (21) van de ring van de kap.
Wijzigingen voorbehouden pag. 7
Serie 5000 POSRV type 5046/5146/5066/5166
Handleiding voor installatie en onderhoud
Artikel Beschrijving Materiaal
1 Huis - vierkant SST 316
2 Verbinding - zuiger SST 316
3 Zitting - inlaat SST 316
4 Houder – uitlaatzitting SST 316
5 Steel – uitlaatzitting SST 316
6 Nozzle - uitlaat SST 316
7 Ring - uitlaat SST 316
8 Sluitring SST 316
9 Veer – buitenste spoel Inconel X750
10 Veer – binnenste spoel Inconel X750
11 Plaat - zuiger SST 316
12 Zuiger SST 316
13 lager SST 316
14 Nozzle - inlaat SST 316
15 Spoel - dome SST 316
16 Bkup ring – dome afdichting PEEK
17 Afdichting - zuiger TFE/ELGILOY
18 Afdichting dome TFE/ELGILOY
19 Kap - veer SST 316
20 Ring - Hogedrukkap SST 316
21 Schroef - kap ring SST 18-8
22 Veer SST 316
23 Ring - veer SST 316
24 Ring - veer SST 316
25 Schroef - drukset SST 316
26 Borgmoer - afstelschroef SST SA316
27 Hendelsamenstelling SST SA479-316
28 Afdichting - steel TFE/ELGILOY
29 Zitting - uitlaat Grafiet/TFE
30 Schroef - zuigerplaat STL A193-B7
31 Afdichting - spoel/huis Teflon TFE
32 Afdichting - huis/zuigerplaat Teflon TFE
33 Span - stift SST 420
34 Plug - pijp 1/4 NPT SST 316
35 Naamplaat - geleidestift SST 18-8
36 Naamplaat - octrooien SST 18-8
37 Stift - sleutel
Detail A
Figuur 3
Zie detail A
Serie 5000 POSRV type 5046/5146/5066/5166
Handleiding voor installatie en onderhoud
Wijzigingen voorbehouden pag. 8
Zie detail A
Figuur 4
Figuur 3A - Detail A
Artikel Beschrijving
1 Huis - vierkant
11 Zuigerplaat Hogedruk
19 Kap - veer
20 Ring - Hogedrukkap
21 Schroef - kap ring
22 Veer
23 Ring - veer
24 Ring - veer
25 Schroef - drukset
26 Borgmoer - afstelschroef
27 Hendelsamenstelling - Laag niveau
30 Schroef - zuigerplaat
33 Span - stift
34 Plug - pijp 1/4 NPT
35 Naamplaat - geleidestift
36 Naamplaat - octrooien
37 Stift - sleutel
38 Hefstang
39 Doorvoerbuis spil Laag niveau
40 Hendel – Laag niveau
41 Hendelstift – Laag niveau
42 Splitpen
43 Moer - spil
44 Splitpen
45
Schroef – Laag niveau hendelsamenstelling
Artikel Beschrijving
2 Verbinding - zuiger
3 Zitting - inlaat
4 Houder – uitlaatzitting
5 Steel – uitlaatzitting
6 Nozzle - uitlaat
7 Ring - uitlaat
8 Sluitring
9 Veer – buitenste spoel
10 Veer – binnenste spoel
12 Zuiger – Hoge druk
13 Doorvoerbuis – Hoge druk
14 Nozzle inlaat – Hoge druk
15 Bolle spoel – Hoge druk
16 Bkup ring – dome afdichting Hoge druk
17 Afdichting - zuiger
18 Afdichting dome
28 Afdichting - steel
29 Zitting - uitlaat
31 Afdichting - spoel/huis
32 Afdichting - huis/zuigerplaat
Wijzigingen voorbehouden pag. 9
Serie 5000 POSRV type 5046/5146/5066/5166
Handleiding voor installatie en onderhoud
Insteldruk (psig) Tolerantie Scheurdruk Hersteldruk
als % van instelling als % van instelling
15 tot 70 +/- 2 psig Min 96 ,0 tot 3 psig onder instelling
Boven 70 tot en met 6170 +/- 3% Min 96 96 tot 100
4.4 Prestatievereisten
Alle piloten kunnen worden afgesteld met een afwijking van +/- 5% van de instelling op het
identificatieplaatje. Als een wijziging in de insteldruk wordt aangebracht waarvoor een nieuwe veer
nodig is, raadpleeg dan de fabriek voor informatie die in het veerregister staat.
4.3 Afstelbereik
Alle piloten kunnen worden afgesteld met een afwijking van +/- 5% van de instelling op het
identificatieplaatje. Als een wijziging in de insteldruk wordt aangebracht waarvoor een nieuwe veer
nodig is, raadpleeg dan de fabriek voor informatie die in het veerregister staat.
4.2.2 Op vloeistof werkende piloot
Opmerking: Een initiële aanpassing van de insteldruk kan met lucht als het medium voor
de toevoerdruk worden uitgevoerd met gebruik van een testopstelling die vergelijkbaar
is met de opstelling die in figuur 5 wordt weergegeven, en volgens de procedure die in
bovenstaande paragraaf 4.2.1 wordt beschreven. Deze initiële insteldruk kan lager zijn
dan de insteldruk die wordt waargenomen als de piloot met een vloeistof wordt getest.
Voor het aanpassen van de insteldruk dient een testopstelling te worden gebruikt die
vergelijkbaar is met de opstelling die in figuur 6 wordt weergegeven. Als testmedium
dient water te worden gebruikt. Boven het wateroppervlak in de accumulator dient enig
luchtvolume te worden behouden. De afstelschroef dient zover mogelijk naar binnen te
worden geschroefd, behalve als een initiële aanpassing is gedaan met lucht.
Verhoog de luchttoevoerdruk tot de instelling op het identificatieplaatje en draai
langzaam de afstelschroef naar buiten tot er een waterstroom door de uitlaat van de
piloot loopt. Schroef de afstelschroef langzaam verder naar buiten tot de Dome druk
70% van de toevoerdruk is en de toevoerdruk voldoet aan de vereiste tolerantie voor de
insteldruk zoals vermeld in paragraaf 4.4.
Sluit, om de hersteldruk te bepalen, de luchttoevoer af en gebruik het ontluchtingsventiel
van de accumulator om de toevoerdruk langzaam te verlagen tot de Dome druk 75% van
de toevoerdruk is.
Sluit het afsluitventiel in de waterleiding die naar de inlaatpoort van de piloot loopt en
open langzaam het aftapventiel. Als de meter van de overkoepelende druk nul aangeeft,
kan de piloot uit de testopstelling worden verwijderd.
De optionele indicatorsamenstelling die in figuur 5 wordt weergegeven, kan worden
gebruikt voor een insteldruk van meer dan 70 psig. Als een indicatorsamenstelling
wordt gebruikt, verhoog dan langzaam de toevoerdruk tot de indicatorpen in de
indicatorsamenstelling wordt getrokken en ongeveer gelijk is met het einde van het
indicatorhuis. Als de pen naar binnen wordt getrokken, is de druk de insteldruk. Draai
de tegenmoer los, pas de afstelschroef aan en draai de tegenmoer opnieuw vast, zoals
vereist om te voldoen aan de tolerantie voor de insteldruk die in paragraaf 4.4 wordt
vermeld.
Sluit de luchttoevoer af en gebruik de ontluchtingsklep van de accumulator
om de toevoerdruk langzaam weg te laten lopen tot de indicatorpen uit de
indicatorsamenstelling “springt” (de gehele lengte van de pen is ongeveer 7/16”). Als de
pen naar buiten “springt”, is de druk de hersteldruk.
Sluit het afsluitventiel in de waterleiding die naar de inlaatpoort van de piloot loopt, en
open langzaam het aftapventiel.
Als de meter van de overkoepelende druk nul aangeeft, kan de piloot uit de testopstelling
worden verwijderd.
4.0 Insteldruk piloot aanpassen
4.1 Definities
De insteldruk wordt gedefinieerd als de toevoerdruk onder toenemende druk waarbij de Dome druk
70% is van de toevoerdruk. Dit komt overeen met de eerste regelmatige vloeistofstroom uit de
hoofdafsluiter.
De breek druk wordt gedefinieerd als de toevoerdruk onder toenemende druk waarbij eerst een
verlaging van de Dome druk plaatsheeft.
De sluitdruk wordt gedefinieerd als de toevoerdruk onder afnemende druk waarbij de dome
druk toeneemt tot 75% van de toevoerdruk. De Dome druk van de piloot kan na herstel blijven
toenemen.
4.2 Insteldruk, standaardpiloot
4.2.1 Initiële aanpassing met lucht
Voor het aanpassen van de insteldruk dient een testopstelling te worden gebruikt die
vergelijkbaar is met de opstelling die in figuur 5 wordt weergegeven. Als testmedium
dient lucht te worden gebruikt. De afstelschroef dient zover mogelijk naar binnen te zijn
geschroefd. Verhoog de toevoerdruk tot de instelling op het identificatieplaatje en draai
langzaam de afstelschroef naar buiten tot er een stroom door de uitlaat van de piloot
loopt. Schroef de afstelschroef langzaam verder naar buiten tot de Dome druk 70% van
de toevoerdruk is en de toevoerdruk voldoet aan de vereiste tolerantie voor de insteldruk
zoals vermeld in paragraaf 4.4. Haal de tegenmoer na voltooiing van de aanpassing stevig
aan.
Sluit, om de sluitdruk te bepalen, de luchttoevoer af en gebruik het ontluchtingsventiel
van de accumulator om de toevoerdruk langzaam te verlagen tot de overkoepelende druk
75% van de toevoerdruk is.
Sluit het afsluitventiel en open langzaam het aftapventiel. Als de meter van de
overkoepelende druk nul aangeeft, kan de piloot uit de testopstelling worden verwijderd.
Wijzigingen voorbehouden pag. 10
Serie 5000 POSRV type 5046/5146/5066/5166
Handleiding voor installatie en onderhoud
Figuur 6 - Testinstelling voor aanpassing van de piloot met vloeistof
Figuur 5 - Testinstelling voor aanpassing van de piloot met lucht
Montagetapeind
Uitlaatpoort piloot
Uitlaatpoort piloot
Blokafsluiter
Blokafsluiter
Blokafsluiter
Toevoerdrukmeter
Massieve staaf met schroefdraad
aan de uiteinden
Indicator
Aftapventiel
Aftapventiel
Toevoerdrukmeter
Luchttoevoer
Luchttoevoer
Indicatorsamenstelling (optioneel)
Afsluitventiel
(optioneel isolatieventiel)
Afsluitventiel (optioneel)
Afsluitventiel
Afsluitventiel
Afsluitventiel
Installatie optionele
indicatorsamenstelling
Flexibele slang
(naar inlaatpoort)
Flexibele slang
(naar inlaatpoort)
Ontluchtingsventiel
Ontluchtingsventiel
Accumulator
(ongeveer
1
/4 ft3)
Accumulator
(ongeveer
1
/4 ft3)
Aanpassing van de insteldruk
(indraaien voor verhoging van de insteldruk)
(uitdraaien voor verlaging van de insteldruk)
Aanpassing van de insteldruk
(indraaien voor verhoging van de insteldruk)
(uitdraaien voor verlaging van de insteldruk)
Overkoepelende
drukmeter
Overkoepelende drukmeter
Wijzigingen voorbehouden pag. 11
Serie 5000 POSRV type 5046/5146/5066/5166
Handleiding voor installatie en onderhoud
5.2 Controle op lekkage met gebruik van hoge druk
Oefen een druk uit op de inlaat die gelijk is aan 90% van de insteldruk. Controleer op lekkage
van de uitlaat van de hoofdafsluiter. Controleer met gebruik van een geschikte oplossing
voor de detectie van gas- of luchtlekken de afdichting van de hendelsamenstelling en andere
drukverbindingen op lekkage. Gedurende één minuut dient zich geen lekkage bij de uitlaat van de
afsluiter voor te doen en dient geen zichtbare lekkage bij de afdichting van de afsluiter of andere
drukverbindingen te worden waargenomen.
WAARSCHUWING
Test de afsluiters die op vloeistof werken niet met water of andere vloeibare testmedia. Afsluiters
die op vloeistof werken, dienen volgens de onderbeschreven procedures te worden getest met
lucht als testmedium. Het testen van volledig gemonteerde afsluiters die op vloeistof werken,
met gebruik van lucht zorgt ervoor dat geen water of andere vloeistoffen in de Dome van de
hoofdafsluiter achterblijven na de laatste test van de afsluiter.
6.0 Reparatiekit voor zachte onderdelen
Raadpleeg fabrikant.
5.0 Afsluitersamenstelling testen
5.1 Algemeen
De gehele afsluitersamenstelling dient te worden getest op interne en externe lekkage en om de
werking van de hoofdafsluiter te controleren met gebruik van een testopstelling die vergelijkbaar
is met de opstelling die in figuur 7 wordt weergegeven. Als testmedium dient lucht te worden
gebruikt.
Opmerking: activeer de afsluiter minimaal twee (2) keer voordat op lekkage van de pilootzitting
wordt getest.
Figuur 7
1
/4” O.D. X .028 wandbuis
Toevoer
Inlaatdruk
Blinde flens met poorten
Wijzigingen voorbehouden pag. 12
Serie 5000 POSRV type 5046/5146/5066/5166
Handleiding voor installatie en onderhoud
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12

Anderson Greenwood AGCO Series 5000 POPRV IOM de handleiding

Type
de handleiding