Gossen MetraWatt METRALINE Z-CHECK Handleiding

Type
Handleiding
Bedieningshandleiding
METRALINE Z
CHECK
Instrument voor het meten van de lusweerstand
3-349-697-05
3/7.19
2 GMC-I Messtechnik GmbH
Inhoudsopgave Pagina
1 Inleiding ........................................................................... 2
1.1 Leveringsomvang ..........................................................................2
1.2 Optionele toebehoren .....................................................................2
1.3 Veiligheidsinstructies .....................................................................2
1.4 Algemene beschrijving van het instrument ......................................3
1.5 Toegepaste normen .......................................................................3
2 Beschrijving van het instrument ...................................... 3
2.1 Behuizing ......................................................................................3
2.2 Bedieningsvlak ..............................................................................4
2.3 Ingebruikname ..............................................................................4
3 Meten ............................................................................... 4
3.1 Instrument inschakelen/uitschakelen, spaarstand, autom. uitschakelen ........ 4
3.2 Instructies en grondbeginselen die voor alle metingen
gelden ..........................................................................................4
3.3 Meten van de foutlusimpedantie en netimpedantie ..........................5
3.3.1 Meting in stroomcircuits zonder RCD – functie ~ .............................5
3.3.2 Weergave van andere gemeten/berekende waarden ........................6
3.3.3 Meting in stroomcircuits met RCD ...................................................6
3.4 Automatische analyse van de gemeten impedantie ..........................7
3.5 Overige functies van het instrument ................................................7
3.6 RESET-functies van het instrument .................................................7
4 Technische specificaties .................................................. 8
4.1 Afzonderlijke functies van het instrument ........................................8
4.2 Algemene gegevens ......................................................................8
5 Tabel van de in het instrument opgeslagen beveiligings-
schakelaars ...................................................................... 9
6 Onderhoud ..................................................................... 10
6.1 Onderhoud van het instrument .....................................................10
6.1.1 Batterijen/accu's vervangen .........................................................10
6.1.2 Accu's opladen ............................................................................10
6.1.3 Zekering vervangen .....................................................................10
6.2 Reiniging .....................................................................................10
6.3 Herkalibratie ................................................................................11
7 Reparatie- en reserveonderdelenservice
Kalibratiecentrum en apparatenverhuurservice ............ 11
8 Productsupport .............................................................. 11
1 Inleiding
1.1 Leveringsomvang
1 meetinstrument met flexibele meetpen
4batterijen (AAA)
1etui
1 korte bedieningshandleiding
1 cd-rom met bedieningshandleidingen in de beschikbare talen
1 fabriekskalibratiecertificaat
1.2 Optionele toebehoren
4 x AAA NiMH-batterijen (Z507B)
1 acculader (Z507A)
1.3 Veiligheidsinstructies
Lees de bedieningshandleiding vóór gebruik van het instrument aan-
dachtig en volledig door en volg alle aanwijzingen op. Zorg dat de
bedieningshandleiding voor alle gebruikers toegankelijk is. Zorg dat
de bedieningshandleiding voor alle gebruikers toegankelijk is.
Betekenis van de symbolen op het instrument
Dit instrument heeft een dubbele
of versterkte isolatie.
Gevaar voor letsel door elektrische stroom,
waarschuwing voor gevaarlijke elektrische spanning
Waarschuwing voor een gevaarlijke plaats.
CE-markering, het instrument voldoet aan alle relevante
Europese normen
Controleer vóór gebruik of het instrument veilig is. Het instrument
mag niet worden gebruikt, wanneer:
het zichtbaar beschadigd is
het deksel van het batterijcompartiment ontbreekt
het langere tijd onder ongunstige omstandigheden werd
bewaard
er niet correct mee is omgegaan, bijvoorbeeld bij een val van
1m hoogte
het niet zo functioneert zoals in de bedieningshandleiding
staat beschreven. In dat geval adviseren we een RESET. Zie
Hoofdstuk 3.6 op pagina 7.
LET OP
Raak geleidende delen, meetpennen e.d. niet aan wanneer
het instrument is ingeschakeld en er mogelijk nog spanning
op een meetpen staat - GEVAAR OP ONGEVALLEN!
Gebruik alleen meetpennen die bij de levering horen of die als
toebehoren verkrijgbaar zijn.
Schakel het instrument vóór het vervangen van toebehoren
uit. Er mag geen spanning op staan!
Bij het uitvoeren van metingen moeten alle veiligheidseisen,
voorschriften en normen onvoorwaardelijk worden opgevolgd.
Er mag geen toets ingedrukt zijn wanneer er contact wordt
gemaakt met het meetobject.
Het meetinstrument mag niet worden blootgesteld aan de
invloed van agressieve stoffen, gas, stoom, vloeistoffen en
stof.
Het meetinstrument mag alleen worden gebruikt binnen de
voorwaarden die in Hoofdstuk 4 op pagina 8 onder Techni-
sche specificaties staan vermeld.
Bij de overgang van een koude naar een warme omgeving
kan er condens ontstaan. Een korte periode van acclimatise-
ren wordt daarom aanbevolen.
Wanneer het instrument langere tijd niet wordt gebruikt, advi-
seren we de batterijen te verwijderen.
Meting zonder aanspreken van de differentieelschakelaar: Tijdens
de meting kan de differentieelschakelaar per ongeluk aan-
spreken. De oorzaak hiervan kan een hoge gevoeligheid voor
korte stroompieken zijn, vooral bij de types met IΔN = 10 mA
en 30 mA, of de differentieelschakelaar is defect of er stroomt
reeds een bepaalde lekstroom door de gemeten stroomkring
die samen met de stroom van het meetapparaat de differenti-
eelschakelaar laat aanspreken.
Het meetinstrument bevat twee vrij krachtige magneten. Houd
het daarom uit de buurt van hiervoor gevoelige objecten (hor-
loges, creditcards e.d.)
De afbeeldingen in deze bedieningshandleiding zijn tekenin-
gen en kunnen daarom afwijken van de realiteit.
!
GMC-I Messtechnik GmbH 3
Uitsluiting van aansprakelijkheid
Bij het meten van circuits met RCD-schakelaars is het mogelijk dat de
laatste zich uitschakelen. Dit kan ook gebeuren als de meting dit
normaal gesproken niet voorziet. Mogelijk is er lekstroom aanwe-
zig die samen met de meetstroom van het meetinstrument de uit-
schakeldrempel van de RCD-schakelaar overschrijdt. PC's die in
de directe omgeving staan, kunnen hierdoor worden uitgescha-
keld en hun gegevens verliezen. Vóór het meten moet er daarom
een passende backup worden gemaakt van alle gegevens en
programma’s en moet de computer eventueel worden uitgezet.
De fabrikant van het meetinstrument is niet aansprakelijk voor
directe of indirecte schade aan apparaten, computers, randappa-
ratuur of gegevensbestanden als er metingen worden verricht.
Gebruik alleen originele toebehoren.
De max. toelaatbare spanning tussen meetpen en aarde
bedraagt 300V!
De max. toelaatbare spanning tussen de meetpennen
bedraagt 300V!
Het apparaat openen / reparatie
Om er voor te zorgen dat dit apparaat feilloos en veilig blijft wer-
ken en de garantie behouden blijft, mag het apparaat uitsluitend
door bevoegde en vakkundige personen worden geopend.
Ook originele onderdelen mogen uitsluitend worden ingebouwd
door bevoegde en vakkundige personen.
Indien geconstateerd wordt dat het apparaat is geopend door niet
bevoegde personen, zal de fabrikant geen enkele aanspraken op
garantie met btrekking tot persoonlijke veiligheid, meetonnauw-
keurigheid, conformiteit met de geldende veiligheidsmaatregelen
of gevolgschade in welke vorm dan ook verlenen.
1.4 Algemene beschrijving van het instrument
Het meetinstrument wordt geleverd in een compacte behuizing,
waarbij de meetpennen op gepatenteerde wijze worden bewaard.
Het contrastrijke, vierkleurige OLED-display zorgt voor optimale
leesbaarheid. Bij metingen onder ongunstige lichtomstandighe-
den kan de te meten plek worden bijgelicht met de witte led aan
de voorkant.
Met de Metraline Z
check
kunnen de volgende metingen worden uit-
gevoerd:
Foutlusimpedantie met kortsluitstroom
Foutlusimpedantie met kortsluitstroom zonder dat de aardlek-
schakelaar wordt aangesproken voor metingen aan differen-
tieelschakelaars met een nominale stroom van 100 mA of
300 mA
Netimpedantie met kortsluitstroom
Netspanning
Faseherkenning
Met de Metraline Z
check
kan de gemeten impedantie worden
geanalyseerd, rekening houdend met het type, de nominale
stroom en de uitschakeltijd. Het geheugen van het instrument
bevat een tabel met parameters van beveiligingsschakelaars. Zie
Hoofdstuk 5 op pagina 9 van deze bedieningshandleiding.
1.5 Toegepaste normen
Meten EMC Veiligheid
EN 61557-1 EN 55022 Klasse B EN 61010-1
EN 61557-3 EN 61326-1 EN 61010-031
Milieu
De transportverpakking is van recyclebaar karton. Batterijen/
accu's moeten volgens de voorschriften worden verwijderd.
Het apparaat mag niet met het normale huisvuil worden
weggegooid. Meer informatie over het WEEE-kenmerk
vindt u op internet bij www.gossenmetrawatt.com met de
zoekterm WEEE.
2 Beschrijving van het instrument
2.1 Behuizing
Afb. 2.1 Bovenaanzicht
Voor het transport kan de flexibele meetpen dusdanig met een
magneet aan de behuizing worden vastgeklikt, dat beide metalen
pennen ingesloten en beschermd zijn.
Om de accu's in het instrument op te laden, moet de stekker van
de flexibele meetpen worden uitgetrokken en het schuifje naar
links worden bewogen, zodat de aansluiting voor de stekker van
de acculader vrij komt te liggen.
Afb. 2.2 Detailafbeelding van het batterijdeksel aan de achterkant
!
Vaste meetpen van het instrument
Ledlamp
OLED-display
Aansluiting voor flexibele meetpen
Aansluiting voor acculader
H
o
u
d
e
r
v
o
o
r
f
l
e
x
i
b
e
l
e
m
e
e
t
p
e
n
Kunststof-
Bedieningsvlak
behuizing
Schroeven van het batterijdeksel
Batterijcompartiment met zekering
Batterijdeksel
Typeplaatje
4 GMC-I Messtechnik GmbH
2.2 Bedieningsvlak
1 Grafisch OLED-display
2 Toets START:
Inschakelen:
enige tijd ingedrukt houden
tot het display wordt verlicht
Meting starten:
enige tijd ingedrukt houden
om de meting te starten,
Meetplaats bijlichten:
kort indrukken om de verlich-
ting in- of uit te schakelen.
Uitschakelen: twee keer kort
indrukken om het instrument
uit te schakelen.
3 Toets ~ / RCD
Kiezen van de meetfunctie:
met / zonder aardlekschake-
laar
4Toets
T
A
- Hiermee wordt in de
tabel met beveiligingsschake-
laars de waarde voor het instel-
len van de uitschakeltijd voor
het analyseren van de gemeten
waarden gekozen.
5 Toets DISP en
DISP
voor het kiezen van de
beveiligingsschakelaar voor het analyseren van de gemeten
waarden
Afb. 2.3 Bedieningsvlak en OLED-display
Op het OLED-display kunnen gegevens op twee manieren wor-
den weergegeven:
Verkorte weergave: op het display worden de gemeten groothe-
den met grote getallen en zonder de analyse van de gemeten
waarden weergegeven.
Gedetailleerde weergave: op het display worden de gemeten
grootheden samen met gegevens uit de database met beveili-
gingsschakelaars weergegeven en ook het symbool stemt
overeen/niet overeen met de gemeten impedantie.
Beide weergaven tonen de fase en de status van de batterij/accu's.
Zie de beschrijving in Hoofdstuk 3.5 op pagina 7
De informatie op het display varieert afhankelijk van de gekozen
functie.
2.3 Ingebruikname
Na het plaatsen van de batterijen conform Hoofdstuk 6.1 op
pagina 10 is het instrument klaar voor gebruik.
3 Meten
3.1 Instrument inschakelen/uitschakelen, spaarstand, autom.
uitschakelen
Het instrument wordt ingeschakeld door de toets START enige tijd
ingedrukt te houden.
Druk twee keer kort op de toets START om het instrument uit te
schakelen. Let op: er mag hierbij geen spanning op de meetpen-
nen staan. Wanneer er geen toets wordt ingedrukt en er ook geen
spanning op de meetpennen staat, schakelt het instrument na
enkele seconden in de standbymodus (zwakkere verlichting). Het
instrument verlaat de standbymodus weer (d.w.z. terug naar
maximale verlichting), zodra er een toets wordt ingedrukt of er
spanning op de meetpennen wordt gezet. Het instrument scha-
kelt zichzelf uit wanneer het ca. 1 minuut niet actief is, d.w.z. wan-
neer er gedurende deze tijd geen toets wordt ingedrukt en ook
geen spanning op de meetpennen wordt gezet.
3.2 Instructies en grondbeginselen die voor alle metingen
gelden
De gewenste functies en parameters worden met de toetsen
~/RCD, T
A
, DISP en DISP gekozen. De meting wordt
gestart met de toets START. Alle ingestelde functies en para-
meters blijven net zolang geldig tot ze worden gewijzigd.
Als er een spanning < 24V of > 260V op de meetpennen aan-
wezig is, dan wordt dit op het display weergegeven en kan er
geen meting met de toets START worden gestart.
Wanneer er op de meetpennen een spanning tussen
24V ... 190V aanwezig is, dan is de toets START geblokkeerd en
wordt "< 190V" aangegeven.
Wanneer het meetinstrument wel de spanning op de meet-
pennen aantoont, maar na het indrukken van de toets START
geen meting uitvoert en op het display het symbool van een
uitgevallen zekering weergeeft, dan moet de zekering worden
vervangen.
Wanneer er op de meetpennen een spanning in het bereik
190V ... 260V staat, wordt de actuele meetwaarde op het dis-
play weergegeven en kan met START een meting worden
gestart.
Wanneer de batterijspanning te laag is (in het batterijsymbool
licht alleen het rode veld op), kan de meting niet worden
gestart. Wanneer er op START wordt gedrukt, dan verschijnt
gedurende ca. 1 s het symbool van een ontladen batterij. Zie
afbeelding hieronder. Vervang de batterijen zoals in Hoofdstuk
6.1 op pagina 10 staat beschreven.
Afb. 2.4 Voorbeeld verkorte weergave Afb. 2.5
Voorbeeld gedetailleerde weergave
3
1
2
4
5
5
Afb. 3.1 Spanning < 24V
(verkorte weergave).
Afb. 3.2 Spanning < 24V
(gedetailleerde weergave).
Afb. 3.3 Voorbeeld uitgevallen zekering
(gedetailleerde weergave).
Afb. 3.4 Spanningsmeting
(verkorte weergave).
Afb. 3.5 Spanningsmeting
(gedetailleerde weergave).
GMC-I Messtechnik GmbH 5
Wanneer er meerdere impedantiemetingen na elkaar worden
uitgevoerd, geeft de rode indicator de interne opwarming
weer – symbool "T". Bij toenemende opwarming wordt het
veld volledig rood en breder.
Bij overschrijding van de max. toelaatbare interne temperatuur
verandert het symbool "T" in "STOP". Door de toets START ca. 1 s
in te drukken, wordt op het display de temperatuuroverschrijding
weergegeven en worden verdere metingen verhinderd. Laat het
instrument eerst afkoelen!
Zet de meetpennen nauwkeurig op het meetobject. Contro-
leer vervolgens of de weergave van de netspanning stabiel is.
Let er tijdens de meting op dat de aansluiting niet wordt on-
derbroken, zodat er geen vertekende resultaten ontstaan.
Tijdens de meting analyseert het meetinstrument afwijkingen.
Wanneer er tijdens de meting grotere storingen in het geme-
ten net optreden die tot onnauwkeurige resultaten van de
impedantiemeting leiden, toont het instrument niet de impe-
dantie, maar schakelt na het beëindigen van de meting over
naar het meten van de spanning. De meting moet worden
herhaald!
Wanneer de netspanning gedurende de meting niet stabiel is
of er nog andere stroomcircuits parallel met het gemeten
stroomcircuit actief zijn, kunnen de meetresultaten vertekend
en de toelaatbare meetafwijkingen overschreden zijn.
3.3 Meten van de foutlusimpedantie en netimpedantie
3.3.1 Meting in stroomcircuits zonder RCD – functie
~
De functie~“ is geschikt voor het meten van foutlusimpedanties
in stroomcircuits zonder aardlekschakelaars en van de netimpe-
dantie.
Sluit het ingeschakelde instrument voor het meten van de
foutlusimpedantie tussen L en PE en voor het meten van de
netimpedantie tussen L en N aan.
Druk na de stabilisatie van de spanningswaarde kort op de
toets START om de meting te starten. Let erop dat er tijdens de
meting een goed contact tussen de meetpennen en het mee-
tobject bestaat!
Resultaat na het voltooien van de meting:
Legenda:
Z gemeten impedantie (Ω)
Zx 1,5 multiplicator van de gemeten impedantie Z (Ω)
IK kortsluitstroom berekend uit IK = 230 / (Zx 1,5) (A)
Verwijder het instrument.
Afb. 3.6 Geringe batterijspanning
(gedetailleerde weergave).
Afb. 3.7 Weergave na het indrukken
van de toets START (gedetail-
leerde weergave).
Afb. 3.8 Weergave hoge temperatuur
(verkorte weergave).
Afb. 3.9 Weergave hoge temperatuur
(gedetailleerde weergave).
Afb. 3.10 Weergave van de temperatuur-
overschrijding - symbool STOP
Afb. 3.11 Weergave van de temperatuur-
overschrijding na het indrukken
van de toets START
Afb. 3.12 Voorbeeld aansluiting: foutlusimpedantiemeting L2–PE
Afb. 3.13 Voorbeeld resultaat van de
impedantiemeting (verkorte
weergave)
Afb. 3.14 Voorbeeld resultaat van de
impedantiemeting (gedetail-
leerd)
6 GMC-I Messtechnik GmbH
3.3.2 Weergave van andere gemeten/berekende waarden
Kort: door het indrukken van de toetsen DISP en DISP worden
kort na elkaar weergegeven:
de kortsluitstroom,
het 1,5-voudige van de gemeten impedantie,
de door de meetafwijking gecorrigeerde impedantie en
ten slotte nogmaals de gemeten impedantie.
Gedetailleerd: met de toets DISP wordt de met de meetafwijking
gecorrigeerde impedantie weergegeven, met de toets DISP
alleen de gemeten, niet-gecorrigeerde waarde.
3.3.3 Meting in stroomcircuits met RCD
Meting zonder aanspreken van de aardlekschakelaar
Kies de functie "RCD" wanneer de lusimpedantie via een aardlek-
schakelaar gemeten moet worden zonder dat deze wordt aange-
sproken.
Sluit het ingeschakelde instrument voor het meten van de ne-
timpedantie tussen L en N aan.
Druk na de stabilisatie van de spanningswaarde kort op de
toets ~/RCD om de meting van de netimpedantie te starten
zonder dat de RCD wordt aangesproken. Dit is belangrijk
wanneer de lusimpedantie via een aardlekschakelaar gemeten
moet worden!
Let erop dat er tijdens de meting een goed contact tussen de
meetpennen en het meetobject bestaat!
Let op!
!
Deze functie is alleen mogelijk bij differentieelschakelaars
(RCD´s) met een IΔN ≥ 100mA. Bij 10 mA en 30 mA kan
zij niet gegarandeerd worden, zie tevens de veiligheidsin-
structie in Hoofdstuk 1.3.
Op het display verschijnt het resultaat en verandert tegelijkertijd
het symbool "~" in "RCD".
Meting met aanspreken van de aardlekschakelaar
Sluit de meetpennen van N aan PE aan (voorbeeld Afb. 3.12)
Start de meting met de toets START. Let erop dat er tijdens de
meting een goed contact tussen de meetpennen en het mee-
tobject bestaat!
Na het voltooien van de meting wordt het resultaat als volgt weerge-
geven:
Legenda:
Z gemeten impedantie (Ω)
Zx 1,5 multiplicator van de gemeten impedantie Z (Ω)
IK kortsluitstroom berekend uit IK = 230 / (Zx 1,5) (A)
Na het verwijderen van het meetsnoer van het meetobject
schakelt het meetinstrument na enige seconden vanzelf terug
naar de functie "~". Voor een volgende meting van de lusim-
pedantie via een aardlekschakelaar moet de complete proce-
dure conform Hoofdstuk 3.3.3 op pagina 6 vanaf het begin
worden herhaald.
Volg de aanwijzingen in hoofdstuk Hoofdstuk 3.3.2 op pagina 6
onder "Weergave van andere gemeten/berekende waarden"
voor het weergeven van andere gemeten/berekende waarden.
Opmerking: Sluit de flexibele meetpen aan op PE. Druk op de toets
START. Indien er geen netspanning is, wordt er geen lusimpedan-
tiemeting gestart. Controleer of de meetpennen op de juiste
manier contact maken met L en PE. Zorg dat:
er contact bestaat met L en PE.
PE correct is aangesloten.
Afb. 3.15 Voorbeeld kortsluitstroom Afb. 3.16 Het 1,5-voudige van de
impedantie
Afb. 3.17 Impedantie + meetafwijking Afb. 3.18 Gemeten impedantie
Afb. 3.19 Gemeten impedantie +
meetafwijking
Afb. 3.20 Gemeten impedantie
Afb. 3.21 Impedantie achter een aardlek-
schakelaar (verkort)
Afb. 3.22 Impedantie achter een aardlek-
schakelaar (gedetailleerd)
GMC-I Messtechnik GmbH 7
3.4 Automatische analyse van de gemeten impedantie
De automatische analyse is alleen in de gedetailleerde weergave
mogelijk.
In het geheugen of in de database zijn parameters van de
beveiligingsschakelaars opgeslagen. Bovenaan op het display
worden het type, de bijbehorende nominale stroom In en de
uitschakeltijd weergegeven (zie ook het voorbeeld in Afb. 2.5).
Wanneer de toets T
A
de eerste keer wordt ingedrukt, licht
onderaan op het display de uitschakeltijd ta en de kleinste
kortsluitstroom IFmin op, die voor het uitschakelen vereist zijn.
Door direct na het indrukken van toets T
A
de toets DISP of
DISP
ingedrukt te houden, kan het type en de nominale
stroom van de beveiligingsschakelaar veranderd worden.
Wacht na het kiezen ca. 5 s, daarna wordt op het display de
uitgangssituatie voor de spanningsmeting weergegeven.
Door direct na het indrukken van toets T
A
nog een keer op
toets T
A
te drukken, kan er een andere uitschakeltijd van de
beveiligingsschakelaar ingesteld worden. Wacht na het kiezen
ca. 5 s, daarna wordt op het display de uitgangssituatie voor
de spanningsmeting weergegeven.
Wanneer na de impedantiemeting behalve het resultaat ook
het symbool wordt weergegeven, dan is de uit de impe-
dantie berekende kortsluitstroom groter dan de minimale kort-
sluitstroom die voor het aanspreken van de ingestelde beveili-
gingsschakelaar nodig is.
Wanneer de berekende kortsluitstoom echter lager is, wordt
het symbool weergegeven.
3.5 Overige functies van het instrument
Faseherkenning
Wanneer rechtsonder op het display het symbool wordt weer-
gegeven (zie Afb. 2.4 en Afb. 2.5), en met de vaste meetpen een
fase wordt aangeraakt, verandert het symbool in
De andere meetpen mag nergens aangesloten zijn en ook niets
aanraken!
Opmerking
Pak het meetinstrument op de gebruikelijke wijze met de
hand vast!
Voor een correcte weergave is het noodzakelijk dat de
vaste meetpen minstens 2 s op de fase aangesloten blijft.
De fasespanning moet 190V / 48-52 Hz ten opzichte
van de aarde bedragen, anders kan het weergegeven
resultaat onjuist zijn!
Witte led voor het bijlichten van de te meten plek
De led kan in- of uitgeschakeld worden door kort op de toets
START te drukken.
Er mag geen spanning op de meetpennen staan.
Het kiezen van de verkorte of gedetailleerde weergave, informatie
over de firmwareversie
Schakel het instrument met de toets START in en houd daarbij
de toets ~/RCD ingedrukt. Op het display verschijnt het ver-
sienummer, bijv. V 1.0.0 en de bijbehorende symbolen voor
de gewenste weergave.
Kies de gewenste weergave met de toets DISP (verkort) of
DISP
(gedetailleerd). Na het kiezen van de weergave scha-
kelt het meetinstrument terug naar de gebruikelijke toestand.
3.6 RESET-functies van het instrument
Wanneer het meetinstrument niet functioneert zoals in deze hand-
leiding beschreven, adviseren we om een RESET uit te voeren.
Schakel hiervoor het meetinstrument uit en zorg dat beide meet-
pennen niets aanraken. Mochten na het opnieuw inschakelen van
het instrument de functies niet correct zijn, verwijder dan de bat-
terijen zoals in Hoofdstuk 6.1 op pagina 10 staat beschreven,
wacht minstens 10 seconden en plaats de batterijen weer terug
(of vervang ze door nieuwe).
Wanneer het meetinstrument hierna nog steeds niet functioneert
zoals beschreven, verwijder dan de batterijen en neem contact op
met onze serviceafdeling.
Afb. 3.23 Weergave van de kleinste kortsluitstroom
voor het aanspreken van een B 16 automaat
Afb. 3.24 Faseherkenning (verkort) Afb. 3.25 Faseherkenning (gedetailleerd)
Afb. 3.26 Het kiezen van de verkorte of gede-
tailleerde weergave, firmwareversie
8 GMC-I Messtechnik GmbH
4 Technische specificaties
4.1 Afzonderlijke functies van het instrument
Foutlusimpedantie / netimpedantie
Nominaal bereik conform EN 61557-3: 0,27 Ω ... 200 Ω
Spanningsbereik: 190 ... 260V / 48 ... 52 Hz
Belastingsweerstand: 50 Ω (variabele hoeveelheid impulsen
@10 ms)
Foutlusimpedantie zonder dat de aardlekschakelaar wordt aange-
sproken
Nominaal bereik conform EN 61557-3: 0,8 Ω ...
Spanningsbereik: 190 ... 260V / 48 ... 52 Hz
Belastingsweerstand: 50 Ω (variabele hoeveelheid en breedte
van impulsen)
Kortsluitstroom
Wisselspanning (echte effectieve waarde TRMS)
Frequentiebereik: 48 ... 52 Hz
1)
Verkorte weergave
2)
Gedetailleerde weergave
Legenda
a) De hier genoemde meetonzekerheid van de foutlusimpedantie, netimpedantie en
de kortsluitstroom geldt alleen wanneer de netspanning tijdens de meting stabiel
was en er geen ander stroomcircuit parallel met het gemeten stroomcircuit actief
was.
b) v.d.m. betekent van de meetwaarde, D = Digit (d.w.z. cijfer van het decimaal cijfer
met de kleinste positiewaarde)
4.2 Algemene gegevens
Referentieomstandigheden
Temperatuur (23 ± 2)°C
Relatieve
luchtvochtigheid 40 ... 60%
Netspanning 230V
± 2% / 50 Hz ± 1%
Positie van het
instrument willekeurig
Omgevingsomstandigheden
Arbeidsomstandigheden
Gebruikstemperatuur 0 ... 40°C
Relatieve
luchtvochtigheid max. 85%, condens moet worden
uitgesloten
Netspanning 190 ... 260V / 48 ... 52 Hz
Positie van het
instrument willekeurig
Opbergomstandigheden
Temperatuur –10 ... +70 °C
Relatieve
luchtvochtigheid max. 90% (–10 ... +40) °C
max. 80% (+40 ... +70) °C
Positie van het
instrument willekeurig
Stroomvoorziening
Batterijen/accu's 4 x AAA-knoopcellen (LR03) alkaline 1,5V
of NiMH 1,2V (met minstens 750 mAh)
Aantal
metingen met accu's à 800 mAh:
ca. 3000 metingen
Elektrische veiligheid
Meetcategorie met opgezette meetpuntbescherming:
CAT I II 300 V
zonder meetpuntbescherming:
CAT I I 300 V
Verontreinigingsgraad 2
Beschermingsklasse II
Smeltveiligheid SIBA keramiek zekering
6,3 mm x 32 mm, F1 A/600V
Schakelvermogen 50 kA bij 600V
Mechanische opbouw
Display OLED, meerkleurig, grafisch
Beschermingsgraad IP43
Afmetingen ca. 260 x 70 x 40 mm
Gewicht ca. 0,36 kg met batterijen
Bereik Resolutie Intrinsieke
onnauwkeurigheid
Meetonzekerheid
0,00 ... 4,99 Ω 0,01 Ω±(3% v.d.m.+5D) ±(4% v.d.m.+7D)
5,0 ... 49,9 Ω 0,1 Ω±(3% v.d.m.+3D) ±(4% v.d.m.+4D)
50 ... 200 Ω 1 Ω±3% v.d.m. ± 4% v.d.m.
Bereik Resolutie Intrinsieke
onnauwkeurigheid
Meetonzekerheid
0,0 ... 4,9 Ω 0,1 Ω±(5% v.d.m.+2D) ±(6% v.d.m.+2D)
50 ... 200 Ω 1 Ω±7% v.d.m. ±8% v.d.m.
Bereik Resolutie Intrinsieke
onnauwkeurigheid
Meetonzekerheid
0 ... 999 A 1 A
Afhankelijk van de
meetafwijking
Lusimpedantie
±
1 D
Afhankelijk van de
meetafwijking
Lusimpedantie
±
1 D
1,0 ... 9,9 kA 0,1 kA
10 ... 23 kA 1 kA
Bereik Resolutie Intrinsieke
onnauwkeurigheid
Meetonzekerheid
24 ... 260V 1V
1)
0,1V
2)
± (2% v.d.m.+2D) ±(3% v.d.m.+3D)
GMC-I Messtechnik GmbH 9
5 Tabel van de in het instrument opgeslagen
beveiligingsschakelaars
Zekering type NV
Zekering type gG
Zekering type B
Zekering type C
Zekering type K
Zekering type D
Nominale
stroom
(A)
Uitschakeltijd [s]
35 m 0.1 0.2 0.4 5
Min. kortsluitstroom (A)
2 32.5 22.3 18.7 15.9 9.1
4 65.6 46.4 38.8 31.9 18.7
6 102.8 70 56.5 46.4 26.7
10 165.8 115.3 96.5 80.7 46.4
16 206.9 150.8 126.1 107.4 66.3
20 276.8 204.2 170.8 145.5 86.7
25 361.3 257.5 215.4 180.2 109.3
35 618.1 453.2 374 308.7 169.5
50 919.2 640 545 464.2 266.9
63 1217.2 821.7 663.3 545 319.1
80 1567.2 1133.1 964.9 836.5 447.9
100 2075.3 1429 1195.4 1018 585.4
125 2826.3 2006 1708.3 1454.8 765.1
160 3538.2 2485.1 2042.1 1678.1 947.9
200 4555.5 3488.5 2970.8 2529.9 1354.5
250 6032.4 4399.6 3615.3 2918.2 1590.6
315 7766.8 6066.6 4985.1 4096.4 2272.9
400 10577.7 7929.1 6632.9 5450.5 2766.1
500 13619 10933.5 8825.4 7515.7 3952.7
630 19619.3 14037.4 11534.9 9310.9 4985.1
710 19712.3 17766.9 14341.3 11996.9 6423.2
800 25260.3 20059.8 16192.1 13545.1 7252.1
1000 34402.1 23555.5 19356.3 16192.1 9146.2
1250 45555.1 36152.6 29182.1 24411.6 13070.1
Nominale
stroom
(A)
Uitschakeltijd [s]
35 m 0.1 0.2 0.4 5
Min. kortsluitstroom (A)
2 32.5 22.3 18.7 15.9 9.1
4 65.6 46.4 38.8 31.9 18.7
6 102.8 70 56.5 46.4 26.7
10 165.8 115.3 96.5 80.7 46.4
13 193.1 144.8 117.9 100 56.2
16 206.9 150.8 126.1 107.4 66.3
20 276.8 204.2 170.8 145.5 86.7
25 361.3 257.5 215.4 180.2 109.3
32 539.1 361.5 307.9 271.7 159.1
35 618.1 453.2 374 308.7 169.5
40 694.2 464.2 381.4 319.1 190.1
Nominale
stroom
(A)
Uitschakeltijd [s]
35 m 0.1 0.2 0.4 5
Min. kortsluitstroom (A)
63030303030
10 50 50 50 50 50
13 65 65 65 65 65
16 80 80 80 80 80
20 100 100 100 100 100
25 125 125 125 125 125
32 160 160 160 160 160
40 200 200 200 200 200
50 250 250 250 250 250
63 315 315 315 315 315
Nominale
stroom
(A)
Uitschakeltijd [s]
35 m 0.1 0.2 0.4 5
Min. kortsluitstroom (A)
0.555552.7
1101010105.4
1.6161616168.6
22020202010.8
44040404021.6
66060606032.4
10 100 100 100 100 54
13 130 130 130 130 70.2
16 160 160 160 160 86.4
20 200 200 200 200 108
25 250 250 250 250 135
32 320 320 320 320 172.8
40 400 400 400 400 216
50 500 500 500 500 270
63 630 630 630 630 340.2
Nominale
stroom
(A)
Uitschakeltijd [s]
35 m 0.1 0.2 0.4
Min. kortsluitstroom (A)
0.5 7.5 7.5 7.5 7.5
115151515
1.624242424
230303030
460606060
690909090
10 150 150 150 150
13 195 195 195 195
16 240 240 240 240
20 300 300 300 300
25 375 375 375 375
32 480 480 480 480
Nominale
stroom
(A)
Uitschakeltijd [s]
35 m 0.1 0.2 0.4 5
Min. kortsluitstroom (A)
0.5101010102.7
1202020205.4
1.6323232328.6
24040404010.8
48080808021.6
6 120 120 120 120 32.4
10 200 200 200 200 54
13 260 260 260 260 70.2
16 320 320 320 320 86.4
20 400 400 400 400 108
25 500 500 500 500 135
32 640 640 640 640 172.8
10 GMC-I Messtechnik GmbH
6 Onderhoud
6.1 Onderhoud van het instrument
Letop, gevaarlijke spanning!
Gevaarlijke spanning in het batterijcompartiment!
Verwijder voor het openen van het batterijcompartiment de
meetpennen van het meetobject en schakel het instrument
uit. Zonder gesloten en vastgeschroefd batterijdeksel mag
het instrument niet in gebruik worden genomen.
Voor het meetinstrument kunnen alkalinebatterijen of NiCD/NiMH-
accu's worden gebruikt,
Afmeting 4 x AAA (LR03).
De toestand van de batterijen/accu's wordt voortdurend weerge-
geven. Zie Hoofdstuk 3.2 op pagina 4.
Vervang bij te weinig spanning de batterijen/accu's.
Opmerking
Wij adviseren om de accu's of batterijen te verwijderen,
wanneer het instrument langere tijd niet wordt gebruikt
(bijv. tijdens vakantie). Het volledig ontladen of uitlopen
van batterijen waardoor het instrument onder ongunstige
omstandigheden kan worden beschadigd, wordt hier-
door voorkomen.
6.1.1 Batterijen/accu's vervangen
Draai de 2 schroeven van het batterijdeksel aan de achterkant van
de behuizing los en verwijder het deksel. Plaats de batterijen in
het compartiment en let hierbij op de juiste polariteit.
Afb. 6.1 Juiste polariteit van de knoopcellen
Vervang altijd alle vier de batterijen en gebruik bij voorkeur hoog-
waardige types. Plaats het deksel daarna weer op het comparti-
ment en draai de schroeven vast.
6.1.2 Accu's opladen
Let op!
!
Gebruik alleen de als toebehoren leverbare acculader
(Z507A) voor het opladen van de accu's in het meetin-
strument. Zorg er vóór het bevestigen van de acculader aan
het meetinstrument voor dat:
– de accu's met de polen in de juiste richting zijn
geplaatst.
– het meetinstrument met alle polen van het te meten
circuit is gescheiden.
– het meetinstrument tijdens het opladen uitgeschakeld
blijft.
De accu's worden opgeladen zodra de acculader op het elektrici-
teitsnet en aan het meetinstrument wordt aangesloten (zie Afb.
6.1). Bij volledig ontladen accu's duurt het laden max. 5 uur en 30
minuten (geïntegreerde veiligheidstimer).
Veiligheidsinstructies
Laad geen alkalinebatterijen op. Deze kunnen uitlopen, ont-
ploffen etc., waardoor de acculader ernstig beschadigd of
vernietigd kan worden.
Bij accu's die voor de eerste keer worden opgeladen of die
lange tijd (enkele maanden) niet werden gebruikt, kan de
gebruiksduur na het opladen aanzienlijk korter zijn dan gebrui-
kelijk. Herhaal in dit geval het op- en ontladen een aantal
keren.
Bij autarke, intelligente acculaders worden dergelijke laad-ont-
laad-cycli automatisch uitgevoerd. Zie hiervoor de handleiding
van de acculader. Met deze procedure wordt de capaciteit
van de accu's weer vergroot en daarmee de gebruiksduur
verlengd.
Indien er geen verbetering optreedt, dan kan het zijn dat een
of meer accu's niet meer over de oorspronkelijke eigenschap-
pen beschikken. In dat geval dient de verbruikte accu bijvoor-
beeld met behulp van een spanningsmeting geïdentificeerd en
vervangen te worden.
Na lang en regelmatig gebruik wordt de capaciteit van alle
accu's langzaam kleiner. Wanneer dit wordt vastgesteld, die-
nen alle accu's te worden vervangen.
6.1.3 Zekering vervangen
Let op!
!
Vervang de zekering alleen door een zekering van het
voorgeschreven type. Zie Technische specificaties. Het
gebruik van een andere zekering kan tot beschadiging
van het meetinstrument of zelfs tot gevaar voor de ge-
bruiker leiden!
6.2 Reiniging
Gebruik een zachte doek en zeepwater voor het reinigen van het
instrument. Gebruik het instrument pas weer wanneer het opper-
vlak helemaal droog is.
Let op!
!
Gebruik geen reinigingsmiddel op basis van benzine of
alcohol! Voorkom dat er vloeistof in het instrument bin-
nendringt!
GMC-I Messtechnik GmbH 11
6.3 Herkalibratie
De aard van de metingen en de manier waarop uw meetinstru-
ment wordt gebruikt, zijn van invloed op de levensduur van de
onderdelen van het instrument en kunnen tot afwijkingen van de
gegarandeerde nauwkeurigheid leiden.
Bij strenge eisen aan de meetnauwkeurigheid en bij gebruik op
bouwplaatsen waar het instrument vaak getransporteerd wordt
en bloot staat aan sterke temperatuurschommelingen, adviseren
wij een betrekkelijk korte kalibratietermijn van 1 jaar. Wanneer uw
meetinstrument voornamelijk in laboratoria en in binnenruimten
wordt gebruikt zonder sterke klimatologische of mechanische
belastingen, dan is een kalibratietermijn van 2 tot 3 jaar door-
gaans voldoende.
Bij herkalibratie* in een geaccrediteerd kalibratielaboratorium
(DIN EN ISO/IEC 17025) worden de afwijkingen van uw meetin-
strument ten opzichte van herleidbare standaards gemeten en
gedocumenteerd. De vastgestelde afwijkingen kunnen daarna
worden gebruikt om de afgelezen waarden te corrigeren.
Graag voeren wij in ons kalibratielaboratorium DAkkS- of fabrieks-
kalibraties voor u uit. Kijk voor meer informatie over dit onderwerp
op onze website onder:
www.gossenmetrawatt.com ( COMPANY Quality and Certif-
icates DAkkS-Calibration Center).
Door uw instrumenten regelmatig te laten kalibreren, voldoet u
aan de eisen van een kwaliteitsmanagementsysteem conform
DIN EN ISO 9001.
7 Reparatie- en reserveonderdelenservice
Kalibratiecentrum en apparatenverhuurservice
Desgewenst kunt u contact opnemen met:
GMC-I Service GmbH
Service-Center
Beuthener Straße 41
90471 Nürnberg • Duitsland
Telefoon +49 911 817718-0
Fax +49 911 817718-253
e-mail service@gossenmetrawatt.com
www.gmci-service.com
Dit adres geldt alleen voor Duitsland.
In het buitenland kunt u zich aan onze vertegenwoordigers of ves-
tigingen wenden.
8 Productsupport
Desgewenst kunt u contact opnemen met:
GMC-I Messtechnik GmbH
Hotline Productsupport
Telefoon +49 911 8602-0
Fax +49 911 8602-709
*
Kalibreren omvat niet het controleren van de specificaties of het justeren van het
instrument. Bij onze producten voeren we echter vaak een vereiste justering uit en
bevestigen we dat het meetinstrument binnen de specificaties valt.
Opgesteld in Duitsland • Wijzigingen voorbehouden • Een pdf-versie is beschikbaar op het internet
GMC-I Messtechnik GmbH
Südwestpark 15
90449 Nürnberg •
Duitsland
Telefoon +49 911 8602-111
Fax +49 911 8602-777
www.gossenmetrawatt.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12

Gossen MetraWatt METRALINE Z-CHECK Handleiding

Type
Handleiding