2 GMC-I Messtechnik GmbH
Inhoudsopgave Pagina
1 Inleiding ........................................................................... 2
1.1 Leveringsomvang ..........................................................................2
1.2 Optionele toebehoren .....................................................................2
1.3 Veiligheidsinstructies .....................................................................2
1.4 Algemene beschrijving van het instrument ......................................3
1.5 Toegepaste normen .......................................................................3
2 Beschrijving van het instrument ...................................... 3
2.1 Behuizing ......................................................................................3
2.2 Bedieningsvlak ..............................................................................4
2.3 Ingebruikname ..............................................................................4
3 Meten ............................................................................... 4
3.1 Instrument inschakelen/uitschakelen, spaarstand, autom. uitschakelen ........ 4
3.2 Instructies en grondbeginselen die voor alle metingen
gelden ..........................................................................................4
3.3 Meten van de foutlusimpedantie en netimpedantie ..........................5
3.3.1 Meting in stroomcircuits zonder RCD – functie ~ .............................5
3.3.2 Weergave van andere gemeten/berekende waarden ........................6
3.3.3 Meting in stroomcircuits met RCD ...................................................6
3.4 Automatische analyse van de gemeten impedantie ..........................7
3.5 Overige functies van het instrument ................................................7
3.6 RESET-functies van het instrument .................................................7
4 Technische specificaties .................................................. 8
4.1 Afzonderlijke functies van het instrument ........................................8
4.2 Algemene gegevens ......................................................................8
5 Tabel van de in het instrument opgeslagen beveiligings-
schakelaars ...................................................................... 9
6 Onderhoud ..................................................................... 10
6.1 Onderhoud van het instrument .....................................................10
6.1.1 Batterijen/accu's vervangen .........................................................10
6.1.2 Accu's opladen ............................................................................10
6.1.3 Zekering vervangen .....................................................................10
6.2 Reiniging .....................................................................................10
6.3 Herkalibratie ................................................................................11
7 Reparatie- en reserveonderdelenservice
Kalibratiecentrum en apparatenverhuurservice ............ 11
8 Productsupport .............................................................. 11
1 Inleiding
1.1 Leveringsomvang
1 meetinstrument met flexibele meetpen
4batterijen (AAA)
1etui
1 korte bedieningshandleiding
1 cd-rom met bedieningshandleidingen in de beschikbare talen
1 fabriekskalibratiecertificaat
1.2 Optionele toebehoren
4 x AAA NiMH-batterijen (Z507B)
1 acculader (Z507A)
1.3 Veiligheidsinstructies
Lees de bedieningshandleiding vóór gebruik van het instrument aan-
dachtig en volledig door en volg alle aanwijzingen op. Zorg dat de
bedieningshandleiding voor alle gebruikers toegankelijk is. Zorg dat
de bedieningshandleiding voor alle gebruikers toegankelijk is.
Betekenis van de symbolen op het instrument
Dit instrument heeft een dubbele
of versterkte isolatie.
Gevaar voor letsel door elektrische stroom,
waarschuwing voor gevaarlijke elektrische spanning
Waarschuwing voor een gevaarlijke plaats.
CE-markering, het instrument voldoet aan alle relevante
Europese normen
Controleer vóór gebruik of het instrument veilig is. Het instrument
mag niet worden gebruikt, wanneer:
• het zichtbaar beschadigd is
• het deksel van het batterijcompartiment ontbreekt
• het langere tijd onder ongunstige omstandigheden werd
bewaard
• er niet correct mee is omgegaan, bijvoorbeeld bij een val van
1m hoogte
• het niet zo functioneert zoals in de bedieningshandleiding
staat beschreven. In dat geval adviseren we een RESET. Zie
Hoofdstuk 3.6 op pagina 7.
LET OP
• Raak geleidende delen, meetpennen e.d. niet aan wanneer
het instrument is ingeschakeld en er mogelijk nog spanning
op een meetpen staat - GEVAAR OP ONGEVALLEN!
• Gebruik alleen meetpennen die bij de levering horen of die als
toebehoren verkrijgbaar zijn.
• Schakel het instrument vóór het vervangen van toebehoren
uit. Er mag geen spanning op staan!
• Bij het uitvoeren van metingen moeten alle veiligheidseisen,
voorschriften en normen onvoorwaardelijk worden opgevolgd.
• Er mag geen toets ingedrukt zijn wanneer er contact wordt
gemaakt met het meetobject.
• Het meetinstrument mag niet worden blootgesteld aan de
invloed van agressieve stoffen, gas, stoom, vloeistoffen en
stof.
• Het meetinstrument mag alleen worden gebruikt binnen de
voorwaarden die in Hoofdstuk 4 op pagina 8 onder Techni-
sche specificaties staan vermeld.
• Bij de overgang van een koude naar een warme omgeving
kan er condens ontstaan. Een korte periode van acclimatise-
ren wordt daarom aanbevolen.
• Wanneer het instrument langere tijd niet wordt gebruikt, advi-
seren we de batterijen te verwijderen.
• Meting zonder aanspreken van de differentieelschakelaar: Tijdens
de meting kan de differentieelschakelaar per ongeluk aan-
spreken. De oorzaak hiervan kan een hoge gevoeligheid voor
korte stroompieken zijn, vooral bij de types met IΔN = 10 mA
en 30 mA, of de differentieelschakelaar is defect of er stroomt
reeds een bepaalde lekstroom door de gemeten stroomkring
die samen met de stroom van het meetapparaat de differenti-
eelschakelaar laat aanspreken.
• Het meetinstrument bevat twee vrij krachtige magneten. Houd
het daarom uit de buurt van hiervoor gevoelige objecten (hor-
loges, creditcards e.d.)
• De afbeeldingen in deze bedieningshandleiding zijn tekenin-
gen en kunnen daarom afwijken van de realiteit.