Battery Tender 022-0157-1 Handleiding

Categorie
Auto acculaders
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

55
LISTA DE VERIFICAÇÃO PARA SOLUÇÃO DE PROBLEMAS:
1. AS LUZES DO CARREGADOR NÃO ACENDEM:
a. Remova o carregador da tomada de C.A. e verifique
novamente se as presilhas do carregador da bateria estão
conectadas aos terminais corretos e com conexão perfeita.
b. Verifique se a tomada de C.A. fornece energia conectando nela
uma lâmpada, um aparelho ou um medidor de tensão.
2. A LUZ VERDE ACENDE IMEDIATAMENTE AO SE CARREGAR
UMA BATERIA DESCARREGADA:
a. A bateria pode estar com defeito, leve a bateria ao revendedor
para que ela seja testada.
3. O CARREGADOR ESTÁ CARREGANDO, MAS A LUZ VERDE
NÃO ACENDE:
a. A bateria pode estar com defeito, leve a bateria ao revendedor
para que ela seja testada.
b. A bateria tem passagem de corrente em excesso, remova a
bateria do equipamento.
4. A LUZ ÂMBAR ACENDE QUANDO BATERIAS NO MODO DE
ARMAZENAMENTO ESTÃO SENDO CARREGADAS:
a. A bateria pode estar com defeito, leve a bateria ao revendedor
para que ela seja testada.
b. Há corrente em excesso passando pela bateria, remova-
a do equipamento.
Este aparato puede ser utilizado por niños de 8 años y arriba y
las personas con reducción capacidades físicas, sensoriales o
mentales o falta de experiencia y conocimiento si han tenido
supervisión o instrucciones relativas al uso del aparato de
forma segura y entender los riesgos involucrados
As crianças não devem brincar com o aparelho. Manutenção
de limpeza e o usuário não será louca por crianças sem
supervisão
O cabo de alimentação não pode ser substituído. Se o cabo
estiver danificado o aparelho deve ser desfeito.
Examinar o carregador de bateria regularmente por danos,
especialmente o cabo, plugue e cerco, se o carregador de
bateria estiver danificado, não deve ser usado até ser
reparado.
Este símbolo indica que a reciclagem é distinta entre os elementos
eléctricos e electrónicos.
56
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
BATTERIJLADER, LEES AANDACHTIG EN
BEWAAR DEZE VOORSCHRIFTEN
DOWNLOAD HANDLEIDING
Deze handleiding kan worden gelezen of kan worden gedownload van de
batterij-offerte®website @ www.batterytender.com
DEFINITIES VAN LABELS WAARSCHUWING EN LET OP:
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die,
indien ze niet wordt vermeden, kan resulteren in ernstig letsel of
overlijden.
LET OP
LET OP wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, indien ze
niet wordt vermeden, kan resulteren in licht of vrij ernstig letsel.
LET OP
Indien LET OP wordt gebruikt zonder het veiligheidsymbool, geeft
dit een mogelijk gevaarlijke situatie aan die, indien ze niet wordt
vermeden, kan resulteren in materiële schade.
ALGEMENE VOORZORGEN:
WAARSCHUWING
De batterij altijd opladen in een goed geventileerde ruimte. Er kan
ontplofbare waterstofgas ontsnappen uit de batterij tijdens het laden.
Houd open vlammen, elektrische vonken en rookmateriaal altijd uit
de buurt van de batterij. Indien u nalaat om dit te doen, kan dit
resulteren in ernstig letsel of overlijden.
OPMERKING :
Warmwatertoestellen met gas zijn een bron van open vlam die men
moet vermijden.
LET OP
Plaats het laadapparaat zo ver mogelijk van de batterij zoals
toegelaten door de lengte van de uitgangskabelbundel. Plaats het
laadapparaat NOOIT boven de batterij. Gassen of vloeistoffen uit de
batterij kunnen corroderen en het laadapparaat beschadigen.
Draagbare batterijladers
Ontworpen voor zes cel lood-zuur
batterijen van 1,2 - 200Ah.
57
LET OP
Plaats het laadapparaat niet op een brandbaar oppervlak. Plaats in
een goed geventileerde ruimte om de door het laadapparaat
gegenereerde warmte te verdrijven.
LET OP
Gebruik NOOIT een batterijlader indien de batterijspanning niet
overeenkomt met de uitgangsspanning van het laadapparaat.
Gebruik bijvoorbeeld geen laadapparaat van 12 volt met een batterij
van 6 volt en omgekeerd.
WAARSCHUWING
Stel het laadapparaat niet bloot aan regen of sneeuw.
WAARSCHUWING
Gebruik geen hulpstukken of accessoires die niet zijn aanbevolen of
worden verkocht door de fabrikant van de batterijlader. Indien u dit wel
doet, kan dit resulteren in elektrische schokken, brand of bepaalde
andere onvoorziene mogelijke persoonlijke letsels.
LET OP
Wanneer u een netsnoer hanteert, dient u altijd aan de stekker te trekken
i.p.v. aan het snoer. Hierdoor vermindert u het risico van schade aan
zowel de stekker en het snoer en verkleint u de kans op elektrische
schok als gevolg van deze schade.
LET OP
Zorg ervoor dat alle netsnoeren zodanig geplaatst zijn dat men er niet
kan op stappen, over vallen of dat ze anderszins aan schade of belasting
worden blootgesteld.
LET OP
Bestudeer alle voorzorgsmaatregelen en specifieke aanbevelingen van
de fabrikant van de batterij voor een veilig gebruik zoals het niet
verwijderen van celdoppen terwijl u laadt en de aanbevolen
laadsnelheden (uitgangsstroom laadapparaat).
LET OP
Wanneer een batterijlader voor een lange periode (weken, maanden, enz.)
aangesloten blijft op een niet-afgedichte, overstroomde batterij, dient u
regelmatig de vloeistofniveaus in de individuele cellen controleren
volgens de aanbevelingen van de fabrikant voor veilig gebruik.
58
LET OP
Indien de batterij een grote hoeveelheid gas laat ontsnappen of indien de
batterij warmer dan 55 C wordt tijdens het laden, dient u het
laadapparaat los te koppelen en de batterij te laten afkoelen.
Oververhitting kan resulteren in plaatvervorming, interne kortsluiting,
uitdrogen of andere schade.
WAARSCHUWING
Het laadapparaat NOOIT demonteren of proberen om interne reparaties
uit te voeren. Neem het naar een bevoegd onderhoudsmonteur. Het
incorrect samenstellen van het laadapparaat kan resulteren in elektrische
schokken of brandgevaar. Als de stroom aansluitkabel beschadigd is,
moet deze door de fabrikant, de distributeur of door gekwalificeerde
personen worden vervangen om gevaren te vermijden.
PERSOONLIJKE VOORZORGEN:
WAARSCHUWING
Batterijpolen, contactklemmen en verwante accessoires bevatten
lood en loodcomponenten, chemische stoffen die volgens
rapporten in staat Californië kanker en geboorteafwijkingen of
andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen
veroorzaken. Was de handen na gebruik.
1. Er dient zich iemand binnen uw stembereik of dicht genoeg bevinden om u te
helpen wanneer u dichtbij een loodzwavelzuurbatterij werkt.
2. Zorg dat u veel vers water en zeep bij u hebt in geval dat het batterijzuur in
aanraking komt met de huid, kleding of ogen;
3. Draag volledige oogbescherming en bescherming van kleding. Raak de ogen
niet aan terwijl u dichtbij een batterij werkt;
4. Indien batterijzuur in aanraking komt met de huid of kleding, dient u dit
onmiddellijk af te wassen met zeep en water. Indien er zuur in een oog
terechtkomt, dient u onmiddellijk het oog te spoelen met stromend koud water
gedurende ten minste 10 minuten en onmiddellijk medische hulp in te roepen.
5. NOOIT roken of een vonk of vlam in de buurt van de batterij of motor toelaten.
6. Wees extra voorzichtig zodat u geen metalen werktuig op de batterij laat
vallen. Dit kan vonken veroorzaken of de batterij of ander elektrisch onderdeel
kortsluiten en een ontploffing veroorzaken;
7. Verwijder persoonlijke metalen items zoals ringen, armbanden, halssnoeren
en horloges wanneer u aan een loodzwavelzuurbatterij werkt. Een
loodzwavelzuurbatterij kan een kortsluitstroom produceren die hoog genoeg is
om een ring of iets gelijkaardigs aan metaal te lassen en ernstige
brandwonden veroorzaken.
8. Gebruik het laadapparaat uitsluitend om een loodzwavelzuurbatterij op te
laden. Het is niet bestemd om stroom te voorzien aan een elektrisch systeem
met extra lage spanning of om droge batterijen op te laden. Bij het opladen
van droge batterijen kunnen deze barsten en letsel veroorzaken aan
personen en schade aan eigendom;
59
OPMERKING:
Er zijn bepaalde natte, niet-uitvloeibare, loodzwavelzuurbatterijen op de markt
waarvan de fabrikanten beweren dat ze droge batterijen zijn. Deze batterijen zijn
afgedicht, gas-recombinant, zonder elektrolyt en mogelijk met AGM (Absorbed
Glass Matte) Het is volkomen veilig om de INTERNATIONAL BATTERY
TENDER
®
te gebruiken om dit type batterijen op te laden. De waarschuwing voor
droge batterijen is bedoeld voor niet-oplaadbare, alkalibatterijen en andere
gelijksoortige batterijen. Indien u twijfelt over het type batterij dat u hebt, neem dan
contact op met de fabrikant van de batterij alvorens de batterij op te laden.
9. NOOIT een bevroren batterij opladen.
10. Geen laad niet-oplaadbare batterijen.
KLAARMAKEN OM OP TE LADEN
1. Indien het nodig is om de batterij uit het voertuig te verwijderen om hem op te
laden, dient u altijd eerst de geaarde contactklem van de batterij te
verwijderen. Zorg ervoor dat alle accessoires in het voertuig zijn uitgeschakeld
om een lichtboog te vermijden;
2. Zorg ervoor dat de ruimte rond de batterij goed geventileerd is terwijl de
batterij wordt opgeladen. Gas kan krachtig worden weggeblazen door
gebruik van een stuk karton of ander niet-metalen materiaal als ventilator;
3. Reinig de contactklemmen van de batterij. Zorg ervoor dat er geen roest in
aanraking komt met de ogen;
4. Giet gedistilleerd water in elke cel totdat het batterijzuur het door de
fabrikant gespecificeerde peil bereikt. Dit helpt om overtollig gas uit de
cellen te verwijderen. Niet te vol doen. Voor een batterij zonder celdoppen
dient u voorzichtig de instructies voor het opladen van de fabrikant volgen.
5. Bestudeer alle specifieke voorzorgsmaatregelen van de fabrikant van de
batterij zoals het verwijderen of niet verwijderen van celdoppen terwijl u de
batterij oplaadt en de aanbevolen laadsnelheden;
6. Bepaal de spanning van de batterij door de handleiding van het te
raadplegen en zorg ervoor dat deze overeenkomt met de
uitgangsspanning van de batterijlader.
7. Plaatsen van laadapparaat:
a. Plaats het laadapparaat zo ver mogelijk van de batterij zoals de
gelijkstroomsnoeren dit toelaten;
b. Plaats het laadapparaat nooit direct boven of onder de batterij die
wordt opgeladen. Gassen of vloeistoffen van de batterij zullen
corroderen en het laadapparaat beschadigen;
c. Laat nooit geen batterijzuur op het laadapparaat druppelen wanneer u
de zwaartekracht bepaalt of batterij vult;
d. Gebruik het laadapparaat niet in een gesloten ruimte met enige
beperkte ventilatie.
e. Plaats de batterij niet bovenop het laadapparaat.
8. De gelijkstroomuitgangsklemmen alleen aansluiten en loskoppelen nadat
het laadapparaat is uitgeschakeld en het wisselstroomsnoer uit de
contactdoos is verwijderd. Laat de klemmen nooit in aanraking met elkaar
komen.
60
9. Volg deze stappen wanneer de batterij is geïnstalleerd in een
voertuig. Een vonk nabij een batterij kan de ontploffing van een
batterij veroorzaken. Om het risico van een vonk bij een batterij te
verminderen:
a. Plaats de wisselstroom- en gelijkstroomsnoeren om het risico van
schade door bewegend motoronderdelen te beperken;
b. Controleer de polariteit van de batterijpolen. Een positieve (pos, p, +)
batterijpool kan een grotere diameter hebben dan een negatieve (neg,
n, -) pool;
c. Bepaal welke pool geaard is (aangesloten) aan het chassis. Indien de
negatieve pool geaard is aan het chassis (zoals in de meeste
voertuigen), raadpleeg dan punt (d). Indien de positieve pool geaard is
aan het chassis, raadpleeg dan punt (e).
d. Voor een negatief geaard voertuig sluit u de positieve (rode) klem van
de batterijlader aan op de positieve (pos, p, +) niet geaarde
batterijpool. Sluit de negatieve (zwarte) klem aan op het chassis van
het voertuig of het motorblok van de batterij vandaan. Sluit de klem
niet aan op de carburateur, brandstofleidingen of onderdelen uit
bladmetaal. Sluit aan op een zwaar metalen onderdeel van chassis of
motorblok;
e. Voor een positief geaard voertuig sluit u de negatieve (zwarte) klem
van de batterijlader aan op de negatieve (neg, n, -) niet geaarde
batterijpoolSluit de positieve (rode) klem aan op het chassis van het
voertuig of het motorblok van de batterij vandaan. Sluit de klem niet
aan op de carburateur, brandstofleidingen of onderdelen uit
bladmetaal. Sluit aan op een zwaar metalen onderdeel van chassis of
motorblok;
f. Sluit het wisselstroomsnoer van het laadapparaat aan op een
wandcontactdoos;
g. Wanneer u het laadapparaat uitschakelt, plaatst u de schakelaars in
de uit-stand, koppelt u het wisselstroomsnoer los, verwijdert u de klem
van het chassis van het voertuig en verwijdert u de klem van de
batterijpool.
10. Volg deze stappen wanneer de batterij zich buiten het voertuig bevindt.
Een vonk nabij de batterij kan de ontploffing van een batterij veroorzaken.
Om het risico van een vonk bij een batterij te verminderen:
a. Controleer de polariteit van de batterijpolen. Een positieve (pos, p, +)
batterijpool kan een grotere diameter hebben dan een negatieve (neg,
n, -) pool;
b. Bevestig ten minste een 61 cm lange, 6 gauge (AWG) geïsoleerde
batterijkabel op de negatieve (neg, n, -) batterijpool.
c. Sluit de positieve (rode) klem van het laadapparaat aan op de
positieve (pos, p, +) pool van de batterij.
d. Plaats uzelf en het vrije uiteinde van de kabel zo ver mogelijk van de
batterij en sluit vervolgens de negatieve (zwarte) klem van het
laadapparaat aan op het vrije uiteinde van de kabel;
61
e. Keer het gezicht niet toe naar de batterij wanneer u de laatste
aansluiting maakt;
f. Sluit het wisselstroomsnoer van het laadapparaat aan op een
wandcontactdoos;
g. Wanneer u het laadapparaat loskoppelt, dient u altijd de
aansluitingsprocedure in omgekeerde volgorde uit te voeren en de
eerste aansluiting loskoppelen terwijl u zo ver mogelijk van de batterij
staat.
BEDIENINGSVOORSCHRIFTEN
AUTOMATISCH OPLADEN EN CONTROLE VAN
BATTERIJSTATUS: De BATTERY TENDER
®
is volledig automatisch en
mag aangesloten blijven op de wisselstroombron en de batterij die gedurende een
lange periode wordt opgeladen. Het uitgangsvermogen, de spanning en stroom
van het laadapparaat hangen af van de toestand van de batterij die wordt
opgeladen. De BATTERY TENDER
®
heeft 2 statusindicatorlampjes die de
bedrijfsmodus van het laadapparaat en de toestand van de op het laadapparaat
aangesloten batterij weergeven.
De IBATTERY TENDER
®
heeft 2 statusindicatorlampjes die weergeven of het
laadapparaat in een van de drie voornaamste laadmodi werkt: de bulk-modus
(volledige lading, constante stroom, batterij is 0 tot 85% opgeladen), de
absorptiemodus (hoge constante spanning, batterij is 85 tot 100% opgeladen) of
de opslag/onderhoudsmodus (lage constante spanning, batterij is 100 tot 103%
opgeladen).
Wanneer de batterij volledig is opgeladen, gaat het groene statusindicatorlampje
branden en schakelt het laadapparaat over naar de opslag/onderhoudsmodus. De
BATTERY TENDER
®
controleert automatisch de batterij en houdt deze volledig
opgeladen.
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN TUSSEN HET LAADAPPARAAT EN DE
BATTERIJ: Voor het laden sluit u de krokodilleklemmen of optionele
bijkomende ringklemmen aan op de batterijpolen. Sluit vervolgens het
wisselstroomsnoer van het laadapparaat aan op de wandcontactdoos.
Wanneer u het laadapparaat wilt loskoppelen van de batterij, trekt u eerst
het wisselstroomsnoer van het laadapparaat uit de wandcontactdoos.
Koppel vervolgens de voedingsdraden van het laadapparaat van de
batterijpolen los.
WAARSCHUWING
Trek ALTIJD de stekker uit of schakel de baterijlader UIT alvorens de
klemmen van het laadapparaat aan te sluiten op of los te koppelen van de
batterij. Het aansluiten of loskoppelen van de klemmen met het
laadapparaat ingeschakeld kan een vonk veroorzaken en de batterij doen
ontploffen. Een ontploffing van de batterij kan de behuizing van de
batterij breken waardoor zwavelzuur kan lozen of wegspuiten, hetgeen
kan resulteren in ernstig letsel of overlijden.
62
AANSLUITINGEN VOOR ALLE LOODZWAVELZUURBATTERIJEN: (Zie
punt 10 onder Algemene voorzorgen.)
Algemeen: Sluit eerst het rode positieve (+) uitvoersnoer van het
laadapparaat aan op de positieve pool van de batterij.Sluit vervolgens het
zwarte negatieve (-) uitvoersnoer van het laadapparaat aan op de
negatieve pool van de batterij. Let vooral op de volgende twee punten en
de instructies onder punt 18 van de Algemene voorzorgen.
Als bijkomstige veiligheidsmaatregel raadt UL aan om het tweede,
negatieve (-) uitvoersnoer van het laadapparaat aan te sluiten op het
geaarde chassis in plaats van rechtstreeks op de negatieve batterijpool,
vooral wanneer u werkt met standaard, overstroomde
loodzwavelzuurbatterijen.
Dienovereenkomstig heeft bij positieve aardingssystemen de positieve pool
van de batterij hetzelfde elektrische vermogen als het geaarde chassis.
Derhalve raadt UL aan dat het positieve (+) uitvoersnoer van het
laadapparaat wordt aangesloten op het geaarde chassis in plaats van
rechtstreeks op de positieve batterijpool.
ATTENTIE: DE BATTERY TENDER
®
HEEFT EEN VONKVRIJ
SCHAKELSCHEMA. De krokodilleklemmen of bijkomende ringklemmen
geven geen vonken af wanneer ze in aanraking met elkaar komen. De
BATTERY TENDER
®
produceert geen uitgangsspanning totdat deze ten
minste 3 volt van de batterij waarneemt. De batterijlader moet aangesloten zijn
op een batterij met de juiste polariteit voordat een batterij wordt opgeladen.
Indien u het wisselstroomsnoer aansluit op een wandcontactdoos en de
krokodilleklemmen of bijkomende ringklemmen niet aangesloten zijn op een
batterij en u de krokodilleklemmen of ringklemmen samenbrengt, zal er geen
elektrische vonk worden afgegeven
.
OPMERKING:
DE UITGANGSKLEMMEN OF BIJKOMENDE RINGKLEMMEN MOETEN
AANGESLOTEN ZIJN OP EEN BATTERIJ ALVORENS HET
LAADAPPARAAT EEN UITGANGSSPANNING KAN PRODUCEREN.
Indien het laadapparaat verkeerd is aangesloten, zal het gele lampje blijven
knipperen (International plus + EURO400) om aan te geven dat de batterij niet
wordt opgeladen (WP800: geen lampje zichtbaar). De krokodilleklemmen of
ringklemmen moeten worden aangesloten op de batterij met de juiste
polariteit, rood op positief (+-uitgang op +-batterijpool) en zwart op negatief (-
uitgang op – batterijpool) voordat het laadapparaat een uitgangsspanning
produceert.
63
WERKEN MET EEN LEGE BATTERIJ OF EEN BATTERIJ MET EEN ZEER
LAGE SPANNING:
Indien u probeert een lege batterij met een spanning onder 3 volt op te laden, zal
de BATTERY TENDER
®
niet starten. Een intern veiligheidscircuit voorkomt dat de
BATTERY TENDER
®
een uitgangsspanning produceert totdat deze ten minste 3
volt aan de uitgang van het laadapparaat waarneemt. In dit geval zal het gele
lampje blijven knipperen (International Plus + EURO400) om aan te geven dat de
batterij niet wordt opgeladen (WP800: geen lampje zichtbaar).
OPMERKING
Indien een loodzwavelzuurbatterij van 12 volt een uitgangsspanning heeft van
minder dan 9 volt wanneer hij niet wordt gebruikt en niet wordt opgeladen of
elektrische stroom levert aan een externe last, is het goed mogelijk dat de batterij
defect is. In vergelijking heeft een volledig opgeladen loodzwavelzuurbatterij van
12 volt een belaste spanning van ongeveer 12,9 volt in ruststand. Een volledig
lege loodzwavelzuurbatterij van 12 volt heeft een onbelaste spanning van
ongeveer 11,4 volt in ruststand. Dit betekent dat een spanningswijziging van
slechts 1,5 volt het volledig laadbereik van 0 tot 100% vertegenwoordigt op een
loodzwavelzuurbatterij van 12 volt. Afhankelijk van de fabrikant en de leeftijd van
de batterij zal de specifieke spanning afwijken met een paar tienden van een volt,
maar het bereik van 1,5 volt zal nog steeds een goede indicatie zijn van het
laadpercentage van de batterij.
STATUSINDICATORLAMPJES: Indien geen lampjes branden, dan is de batterij
niet goed aangesloten en/of is het laadapparaat niet aangesloten op
wisselstroom. Hierna volgt een beschrijving van de functies van de lampjes:
GELE LAMPJE KNIPPERT (International plus + EURO400) – Indien het gele
lampje knippert, geeft dit aan dat de batterijlader voorzien wordt van wisselstroom
en dat de microprocessor goed werkt. Indien het gele lampje blijft knipperen, dan is
ofwel de batterijspanning te laag (minder dan 3 volt) of zijn de krokodilleklemmen of
ringklemmen niet goed aangesloten.
GELE LAMPJE BRANDT CONSTANT – Wanneer het gele lampje constant
brandt, is een batterij goed aangesloten en laadt het laadapparaat de batterij. Het
gele lampje blijft branden totdat het laadapparaat de laadfase heeft uitgevoerd.
GROENE LAMPJE KNIPPERT (International Plus + EURO400) –Wanneer het
groene lampje knippert en het gele lampje brandt, is de batterij meer dan 80%
geladen en mag deze worden verwijderd van het laadapparaat en zo nodig worden
gebruikt. Laat de batterij laden totdat het groene lampje brandt indien mogelijk.
GROENE LAMPJE BRANDT CONSTANT – Wanneer het groene lampje stopt met
knipperen en constant brandt, is de batterij opgeladen en kan de batterij opnieuw
worden gebruikt.
STATUSINDICATORSYMBOLEN: De volgende symbolen bevinden zich naast de
statusindicatorlampjes.
Het symbool naast het GELE lampje geeft een gedeeltelijk opgeladen
batterij aan. De volle streep onderaan is groen. De achtergrond is
geel. De groene ruimte geeft het geladen gedeelte van de batterij aan
en de gele ruimte geeft het ongeladen gedeelte aan.
Het symbool naast het GROENE lampje geeft een volledig opgeladen
batterij aan. De volledige ruimte in de batterijtekening is groen.
64
CHECKLIST VOOR FOUTOPSPORING:
1. LAMPJES VAN LAADAPPARAAT BRANDEN NIET:
a. Trek de stekker van het laadapparaat uit de
wandcontactdoos en controleer of de klemmen van de
batterijlader zijn aangesloten op de juiste polen en
goed zijn aangesloten.
b. Controleer of de wandcontactdoos werkt door een
lamp, toestel of spanningsmeter aan te sluiten.
2. HET GROENE LAMPJE GAAT ONMIDDELLIJK BRANDEN
WANNEER EEN LEGE BATTERIJ WORDT OPGELADEN:
a. De batterij kan defect zijn. Neem de batterij naar de
verdeler om te testen.
3. HET LAADAPPARAAT LAADT MAAR HET GROENE LAMPJE
BRANDT NIET:
a. De batterij kan defect zijn. Neem de batterij naar de
verdeler om te testen.
b. De batterij verbruikt enorm veel stroom, verwijder
batterij uit toestel.
4. HET GELE LAMPJE GAAT BRANDEN WANNEER DE
BATTERIJEN WORDEN OPGELADEN VOOR OPSLAG:
a. De batterij kan defect zijn. Neem de batterij naar de
verdeler om te testen.
b. De batterij verbruikt enorm veel stroom, verwijder
batterij uit toestel
Este aparato puede ser utilizado por niños de 8 años y arriba
y las personas con reducción capacidades físicas,
sensoriales o mentales o falta de experiencia y conocimiento
si han tenido supervisión o instrucciones relativas al uso del
aparato de forma segura y entender los riesgos involucrados
Kinderen zullen niet spelen met het toestel. Schoonmaken
en gebruiker onderhoud is niet gek door kinderen zonder
toezicht.
Het snoer van de levering kan niet worden vervangen. Als
het snoer beschadigd is het toestel moet worden geschrapt.
Onderzoeken van de acculader regelmatig voor schade,
vooral de koord, plug and behuizing, als de batterijlader is
beschadigd, het moet niet worden gebruikt totdat het is
gerepareerd.
Dit symbool geeft aan dat elektronische componenten gescheiden
ingezameld dienen te worden.

Documenttranscriptie

LISTA DE VERIFICAÇÃO PARA SOLUÇÃO DE PROBLEMAS: 1. AS LUZES DO CARREGADOR NÃO ACENDEM: a. Remova o carregador da tomada de C.A. e verifique novamente se as presilhas do carregador da bateria estão conectadas aos terminais corretos e com conexão perfeita. b. Verifique se a tomada de C.A. fornece energia conectando nela uma lâmpada, um aparelho ou um medidor de tensão. 2. A LUZ VERDE ACENDE IMEDIATAMENTE AO SE CARREGAR UMA BATERIA DESCARREGADA: a. A bateria pode estar com defeito, leve a bateria ao revendedor para que ela seja testada. 3. O CARREGADOR ESTÁ CARREGANDO, MAS A LUZ VERDE NÃO ACENDE: a. A bateria pode estar com defeito, leve a bateria ao revendedor para que ela seja testada. b. A bateria tem passagem de corrente em excesso, remova a bateria do equipamento. 4. A LUZ ÂMBAR ACENDE QUANDO BATERIAS NO MODO DE ARMAZENAMENTO ESTÃO SENDO CARREGADAS: a. A bateria pode estar com defeito, leve a bateria ao revendedor para que ela seja testada. b. Há corrente em excesso passando pela bateria, removaa do equipamento.  Este aparato puede ser utilizado por niños de 8 años y arriba y las personas con reducción capacidades físicas, sensoriales o mentales o falta de experiencia y conocimiento si han tenido supervisión o instrucciones relativas al uso del aparato de forma segura y entender los riesgos involucrados  As crianças não devem brincar com o aparelho. Manutenção de limpeza e o usuário não será louca por crianças sem supervisão  O cabo de alimentação não pode ser substituído. Se o cabo estiver danificado o aparelho deve ser desfeito.  Examinar o carregador de bateria regularmente por danos, especialmente o cabo, plugue e cerco, se o carregador de bateria estiver danificado, não deve ser usado até ser reparado.  Este símbolo indica que a reciclagem é distinta entre os elementos eléctricos e electrónicos. 55 Draagbare batterijladers Ontworpen voor zes cel lood-zuur batterijen van 1,2 - 200Ah. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN BATTERIJLADER, LEES AANDACHTIG EN BEWAAR DEZE VOORSCHRIFTEN DOWNLOAD HANDLEIDING Deze handleiding kan worden gelezen of kan worden gedownload van de batterij-offerte®website @ www.batterytender.com DEFINITIES VAN LABELS WAARSCHUWING EN LET OP: WAARSCHUWING WAARSCHUWING wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, indien ze niet wordt vermeden, kan resulteren in ernstig letsel of overlijden. LET OP LET OP wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, indien ze niet wordt vermeden, kan resulteren in licht of vrij ernstig letsel. LET OP Indien LET OP wordt gebruikt zonder het veiligheidsymbool, geeft dit een mogelijk gevaarlijke situatie aan die, indien ze niet wordt vermeden, kan resulteren in materiële schade. ALGEMENE VOORZORGEN: WAARSCHUWING De batterij altijd opladen in een goed geventileerde ruimte. Er kan ontplofbare waterstofgas ontsnappen uit de batterij tijdens het laden. Houd open vlammen, elektrische vonken en rookmateriaal altijd uit de buurt van de batterij. Indien u nalaat om dit te doen, kan dit resulteren in ernstig letsel of overlijden. OPMERKING : Warmwatertoestellen met gas zijn een bron van open vlam die men moet vermijden. LET OP Plaats het laadapparaat zo ver mogelijk van de batterij zoals toegelaten door de lengte van de uitgangskabelbundel. Plaats het laadapparaat NOOIT boven de batterij. Gassen of vloeistoffen uit de batterij kunnen corroderen en het laadapparaat beschadigen. 56 LET OP Plaats het laadapparaat niet op een brandbaar oppervlak. Plaats in een goed geventileerde ruimte om de door het laadapparaat gegenereerde warmte te verdrijven. LET OP Gebruik NOOIT een batterijlader indien de batterijspanning niet overeenkomt met de uitgangsspanning van het laadapparaat. Gebruik bijvoorbeeld geen laadapparaat van 12 volt met een batterij van 6 volt en omgekeerd. WAARSCHUWING Stel het laadapparaat niet bloot aan regen of sneeuw. WAARSCHUWING Gebruik geen hulpstukken of accessoires die niet zijn aanbevolen of worden verkocht door de fabrikant van de batterijlader. Indien u dit wel doet, kan dit resulteren in elektrische schokken, brand of bepaalde andere onvoorziene mogelijke persoonlijke letsels. LET OP Wanneer u een netsnoer hanteert, dient u altijd aan de stekker te trekken i.p.v. aan het snoer. Hierdoor vermindert u het risico van schade aan zowel de stekker en het snoer en verkleint u de kans op elektrische schok als gevolg van deze schade. LET OP Zorg ervoor dat alle netsnoeren zodanig geplaatst zijn dat men er niet kan op stappen, over vallen of dat ze anderszins aan schade of belasting worden blootgesteld. LET OP Bestudeer alle voorzorgsmaatregelen en specifieke aanbevelingen van de fabrikant van de batterij voor een veilig gebruik zoals het niet verwijderen van celdoppen terwijl u laadt en de aanbevolen laadsnelheden (uitgangsstroom laadapparaat). LET OP Wanneer een batterijlader voor een lange periode (weken, maanden, enz.) aangesloten blijft op een niet-afgedichte, overstroomde batterij, dient u regelmatig de vloeistofniveaus in de individuele cellen controleren volgens de aanbevelingen van de fabrikant voor veilig gebruik. 57 LET OP Indien de batterij een grote hoeveelheid gas laat ontsnappen of indien de batterij warmer dan 55 C wordt tijdens het laden, dient u het laadapparaat los te koppelen en de batterij te laten afkoelen. Oververhitting kan resulteren in plaatvervorming, interne kortsluiting, uitdrogen of andere schade. WAARSCHUWING Het laadapparaat NOOIT demonteren of proberen om interne reparaties uit te voeren. Neem het naar een bevoegd onderhoudsmonteur. Het incorrect samenstellen van het laadapparaat kan resulteren in elektrische schokken of brandgevaar. Als de stroom aansluitkabel beschadigd is, moet deze door de fabrikant, de distributeur of door gekwalificeerde personen worden vervangen om gevaren te vermijden. PERSOONLIJKE VOORZORGEN: WAARSCHUWING Batterijpolen, contactklemmen en verwante accessoires bevatten lood en loodcomponenten, chemische stoffen die volgens rapporten in staat Californië kanker en geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Was de handen na gebruik. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Er dient zich iemand binnen uw stembereik of dicht genoeg bevinden om u te helpen wanneer u dichtbij een loodzwavelzuurbatterij werkt. Zorg dat u veel vers water en zeep bij u hebt in geval dat het batterijzuur in aanraking komt met de huid, kleding of ogen; Draag volledige oogbescherming en bescherming van kleding. Raak de ogen niet aan terwijl u dichtbij een batterij werkt; Indien batterijzuur in aanraking komt met de huid of kleding, dient u dit onmiddellijk af te wassen met zeep en water. Indien er zuur in een oog terechtkomt, dient u onmiddellijk het oog te spoelen met stromend koud water gedurende ten minste 10 minuten en onmiddellijk medische hulp in te roepen. NOOIT roken of een vonk of vlam in de buurt van de batterij of motor toelaten. Wees extra voorzichtig zodat u geen metalen werktuig op de batterij laat vallen. Dit kan vonken veroorzaken of de batterij of ander elektrisch onderdeel kortsluiten en een ontploffing veroorzaken; Verwijder persoonlijke metalen items zoals ringen, armbanden, halssnoeren en horloges wanneer u aan een loodzwavelzuurbatterij werkt. Een loodzwavelzuurbatterij kan een kortsluitstroom produceren die hoog genoeg is om een ring of iets gelijkaardigs aan metaal te lassen en ernstige brandwonden veroorzaken. Gebruik het laadapparaat uitsluitend om een loodzwavelzuurbatterij op te laden. Het is niet bestemd om stroom te voorzien aan een elektrisch systeem met extra lage spanning of om droge batterijen op te laden. Bij het opladen van droge batterijen kunnen deze barsten en letsel veroorzaken aan personen en schade aan eigendom; 58 OPMERKING: Er zijn bepaalde natte, niet-uitvloeibare, loodzwavelzuurbatterijen op de markt waarvan de fabrikanten beweren dat ze droge batterijen zijn. Deze batterijen zijn afgedicht, gas-recombinant, zonder elektrolyt en mogelijk met AGM (Absorbed Glass Matte) Het is volkomen veilig om de INTERNATIONAL BATTERY TENDER® te gebruiken om dit type batterijen op te laden. De waarschuwing voor droge batterijen is bedoeld voor niet-oplaadbare, alkalibatterijen en andere gelijksoortige batterijen. Indien u twijfelt over het type batterij dat u hebt, neem dan contact op met de fabrikant van de batterij alvorens de batterij op te laden. 9. NOOIT een bevroren batterij opladen. 10. Geen laad niet-oplaadbare batterijen. KLAARMAKEN OM OP TE LADEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Indien het nodig is om de batterij uit het voertuig te verwijderen om hem op te laden, dient u altijd eerst de geaarde contactklem van de batterij te verwijderen. Zorg ervoor dat alle accessoires in het voertuig zijn uitgeschakeld om een lichtboog te vermijden; Zorg ervoor dat de ruimte rond de batterij goed geventileerd is terwijl de batterij wordt opgeladen. Gas kan krachtig worden weggeblazen door gebruik van een stuk karton of ander niet-metalen materiaal als ventilator; Reinig de contactklemmen van de batterij. Zorg ervoor dat er geen roest in aanraking komt met de ogen; Giet gedistilleerd water in elke cel totdat het batterijzuur het door de fabrikant gespecificeerde peil bereikt. Dit helpt om overtollig gas uit de cellen te verwijderen. Niet te vol doen. Voor een batterij zonder celdoppen dient u voorzichtig de instructies voor het opladen van de fabrikant volgen. Bestudeer alle specifieke voorzorgsmaatregelen van de fabrikant van de batterij zoals het verwijderen of niet verwijderen van celdoppen terwijl u de batterij oplaadt en de aanbevolen laadsnelheden; Bepaal de spanning van de batterij door de handleiding van het te raadplegen en zorg ervoor dat deze overeenkomt met de uitgangsspanning van de batterijlader. Plaatsen van laadapparaat: a. Plaats het laadapparaat zo ver mogelijk van de batterij zoals de gelijkstroomsnoeren dit toelaten; b. Plaats het laadapparaat nooit direct boven of onder de batterij die wordt opgeladen. Gassen of vloeistoffen van de batterij zullen corroderen en het laadapparaat beschadigen; c. Laat nooit geen batterijzuur op het laadapparaat druppelen wanneer u de zwaartekracht bepaalt of batterij vult; d. Gebruik het laadapparaat niet in een gesloten ruimte met enige beperkte ventilatie. e. Plaats de batterij niet bovenop het laadapparaat. De gelijkstroomuitgangsklemmen alleen aansluiten en loskoppelen nadat het laadapparaat is uitgeschakeld en het wisselstroomsnoer uit de contactdoos is verwijderd. Laat de klemmen nooit in aanraking met elkaar komen. 59 9. Volg deze stappen wanneer de batterij is geïnstalleerd in een voertuig. Een vonk nabij een batterij kan de ontploffing van een batterij veroorzaken. Om het risico van een vonk bij een batterij te verminderen: a. Plaats de wisselstroom- en gelijkstroomsnoeren om het risico van schade door bewegend motoronderdelen te beperken; b. Controleer de polariteit van de batterijpolen. Een positieve (pos, p, +) batterijpool kan een grotere diameter hebben dan een negatieve (neg, n, -) pool; c. Bepaal welke pool geaard is (aangesloten) aan het chassis. Indien de negatieve pool geaard is aan het chassis (zoals in de meeste voertuigen), raadpleeg dan punt (d). Indien de positieve pool geaard is aan het chassis, raadpleeg dan punt (e). d. Voor een negatief geaard voertuig sluit u de positieve (rode) klem van de batterijlader aan op de positieve (pos, p, +) niet geaarde batterijpool. Sluit de negatieve (zwarte) klem aan op het chassis van het voertuig of het motorblok van de batterij vandaan. Sluit de klem niet aan op de carburateur, brandstofleidingen of onderdelen uit bladmetaal. Sluit aan op een zwaar metalen onderdeel van chassis of motorblok; e. Voor een positief geaard voertuig sluit u de negatieve (zwarte) klem van de batterijlader aan op de negatieve (neg, n, -) niet geaarde batterijpoolSluit de positieve (rode) klem aan op het chassis van het voertuig of het motorblok van de batterij vandaan. Sluit de klem niet aan op de carburateur, brandstofleidingen of onderdelen uit bladmetaal. Sluit aan op een zwaar metalen onderdeel van chassis of motorblok; f. Sluit het wisselstroomsnoer van het laadapparaat aan op een wandcontactdoos; g. Wanneer u het laadapparaat uitschakelt, plaatst u de schakelaars in de uit-stand, koppelt u het wisselstroomsnoer los, verwijdert u de klem van het chassis van het voertuig en verwijdert u de klem van de batterijpool. 10. Volg deze stappen wanneer de batterij zich buiten het voertuig bevindt. Een vonk nabij de batterij kan de ontploffing van een batterij veroorzaken. Om het risico van een vonk bij een batterij te verminderen: a. Controleer de polariteit van de batterijpolen. Een positieve (pos, p, +) batterijpool kan een grotere diameter hebben dan een negatieve (neg, n, -) pool; b. Bevestig ten minste een 61 cm lange, 6 gauge (AWG) geïsoleerde batterijkabel op de negatieve (neg, n, -) batterijpool. c. Sluit de positieve (rode) klem van het laadapparaat aan op de positieve (pos, p, +) pool van de batterij. d. Plaats uzelf en het vrije uiteinde van de kabel zo ver mogelijk van de batterij en sluit vervolgens de negatieve (zwarte) klem van het laadapparaat aan op het vrije uiteinde van de kabel; 60 e. Keer het gezicht niet toe naar de batterij wanneer u de laatste aansluiting maakt; f. Sluit het wisselstroomsnoer van het laadapparaat aan op een wandcontactdoos; g. Wanneer u het laadapparaat loskoppelt, dient u altijd de aansluitingsprocedure in omgekeerde volgorde uit te voeren en de eerste aansluiting loskoppelen terwijl u zo ver mogelijk van de batterij staat. BEDIENINGSVOORSCHRIFTEN AUTOMATISCH OPLADEN EN CONTROLE VAN BATTERIJSTATUS: De BATTERY TENDER® is volledig automatisch en mag aangesloten blijven op de wisselstroombron en de batterij die gedurende een lange periode wordt opgeladen. Het uitgangsvermogen, de spanning en stroom van het laadapparaat hangen af van de toestand van de batterij die wordt opgeladen. De BATTERY TENDER® heeft 2 statusindicatorlampjes die de bedrijfsmodus van het laadapparaat en de toestand van de op het laadapparaat aangesloten batterij weergeven. De IBATTERY TENDER® heeft 2 statusindicatorlampjes die weergeven of het laadapparaat in een van de drie voornaamste laadmodi werkt: de bulk-modus (volledige lading, constante stroom, batterij is 0 tot 85% opgeladen), de absorptiemodus (hoge constante spanning, batterij is 85 tot 100% opgeladen) of de opslag/onderhoudsmodus (lage constante spanning, batterij is 100 tot 103% opgeladen). Wanneer de batterij volledig is opgeladen, gaat het groene statusindicatorlampje branden en schakelt het laadapparaat over naar de opslag/onderhoudsmodus. De BATTERY TENDER® controleert automatisch de batterij en houdt deze volledig opgeladen. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN TUSSEN HET LAADAPPARAAT EN DE BATTERIJ: Voor het laden sluit u de krokodilleklemmen of optionele bijkomende ringklemmen aan op de batterijpolen. Sluit vervolgens het wisselstroomsnoer van het laadapparaat aan op de wandcontactdoos. Wanneer u het laadapparaat wilt loskoppelen van de batterij, trekt u eerst het wisselstroomsnoer van het laadapparaat uit de wandcontactdoos. Koppel vervolgens de voedingsdraden van het laadapparaat van de batterijpolen los. AANSLUITINGEN VOOR ALLE LOODZWAVELZUURBATTERIJEN: (Zie punt 10 onder Algemene voorzorgen.)  Algemeen: Sluit eerst het rode positieve (+) uitvoersnoer van het laadapparaat aan op de positieve pool van de batterij.Sluit vervolgens het zwarte negatieve (-) uitvoersnoer van het laadapparaat aan op de negatieve pool van de batterij. Let vooral op de volgende twee punten en de instructies onder punt 18 van de Algemene voorzorgen.  Als bijkomstige veiligheidsmaatregel raadt UL aan om het tweede, negatieve (-) uitvoersnoer van het laadapparaat aan te sluiten op het geaarde chassis in plaats van rechtstreeks op de negatieve batterijpool, vooral wanneer u werkt met standaard, overstroomde loodzwavelzuurbatterijen.  Dienovereenkomstig heeft bij positieve aardingssystemen de positieve pool van de batterij hetzelfde elektrische vermogen als het geaarde chassis. Derhalve raadt UL aan dat het positieve (+) uitvoersnoer van het laadapparaat wordt aangesloten op het geaarde chassis in plaats van rechtstreeks op de positieve batterijpool. ATTENTIE: DE BATTERY TENDER® HEEFT EEN VONKVRIJ SCHAKELSCHEMA. De krokodilleklemmen of bijkomende ringklemmen geven geen vonken af wanneer ze in aanraking met elkaar komen. De BATTERY TENDER® produceert geen uitgangsspanning totdat deze ten minste 3 volt van de batterij waarneemt. De batterijlader moet aangesloten zijn op een batterij met de juiste polariteit voordat een batterij wordt opgeladen. Indien u het wisselstroomsnoer aansluit op een wandcontactdoos en de krokodilleklemmen of bijkomende ringklemmen niet aangesloten zijn op een batterij en u de krokodilleklemmen of ringklemmen samenbrengt, zal er geen elektrische vonk worden afgegeven. OPMERKING: DE UITGANGSKLEMMEN OF BIJKOMENDE RINGKLEMMEN MOETEN AANGESLOTEN ZIJN OP EEN BATTERIJ ALVORENS HET LAADAPPARAAT EEN UITGANGSSPANNING KAN PRODUCEREN. Indien het laadapparaat verkeerd is aangesloten, zal het gele lampje blijven knipperen (International plus + EURO400) om aan te geven dat de batterij niet wordt opgeladen (WP800: geen lampje zichtbaar). De krokodilleklemmen of ringklemmen moeten worden aangesloten op de batterij met de juiste polariteit, rood op positief (+-uitgang op +-batterijpool) en zwart op negatief (uitgang op – batterijpool) voordat het laadapparaat een uitgangsspanning produceert. WAARSCHUWING Trek ALTIJD de stekker uit of schakel de baterijlader UIT alvorens de klemmen van het laadapparaat aan te sluiten op of los te koppelen van de batterij. Het aansluiten of loskoppelen van de klemmen met het laadapparaat ingeschakeld kan een vonk veroorzaken en de batterij doen ontploffen. Een ontploffing van de batterij kan de behuizing van de batterij breken waardoor zwavelzuur kan lozen of wegspuiten, hetgeen kan resulteren in ernstig letsel of overlijden. 61 62 WERKEN MET EEN LEGE BATTERIJ OF EEN BATTERIJ MET EEN ZEER LAGE SPANNING: Indien u probeert een lege batterij met een spanning onder 3 volt op te laden, zal de BATTERY TENDER® niet starten. Een intern veiligheidscircuit voorkomt dat de BATTERY TENDER® een uitgangsspanning produceert totdat deze ten minste 3 volt aan de uitgang van het laadapparaat waarneemt. In dit geval zal het gele lampje blijven knipperen (International Plus + EURO400) om aan te geven dat de batterij niet wordt opgeladen (WP800: geen lampje zichtbaar). OPMERKING Indien een loodzwavelzuurbatterij van 12 volt een uitgangsspanning heeft van minder dan 9 volt wanneer hij niet wordt gebruikt en niet wordt opgeladen of elektrische stroom levert aan een externe last, is het goed mogelijk dat de batterij defect is. In vergelijking heeft een volledig opgeladen loodzwavelzuurbatterij van 12 volt een belaste spanning van ongeveer 12,9 volt in ruststand. Een volledig lege loodzwavelzuurbatterij van 12 volt heeft een onbelaste spanning van ongeveer 11,4 volt in ruststand. Dit betekent dat een spanningswijziging van slechts 1,5 volt het volledig laadbereik van 0 tot 100% vertegenwoordigt op een loodzwavelzuurbatterij van 12 volt. Afhankelijk van de fabrikant en de leeftijd van de batterij zal de specifieke spanning afwijken met een paar tienden van een volt, maar het bereik van 1,5 volt zal nog steeds een goede indicatie zijn van het laadpercentage van de batterij. STATUSINDICATORLAMPJES: Indien geen lampjes branden, dan is de batterij niet goed aangesloten en/of is het laadapparaat niet aangesloten op wisselstroom. Hierna volgt een beschrijving van de functies van de lampjes:  GELE LAMPJE KNIPPERT (International plus + EURO400) – Indien het gele lampje knippert, geeft dit aan dat de batterijlader voorzien wordt van wisselstroom en dat de microprocessor goed werkt. Indien het gele lampje blijft knipperen, dan is ofwel de batterijspanning te laag (minder dan 3 volt) of zijn de krokodilleklemmen of ringklemmen niet goed aangesloten.  GELE LAMPJE BRANDT CONSTANT – Wanneer het gele lampje constant brandt, is een batterij goed aangesloten en laadt het laadapparaat de batterij. Het gele lampje blijft branden totdat het laadapparaat de laadfase heeft uitgevoerd.  GROENE LAMPJE KNIPPERT (International Plus + EURO400) –Wanneer het groene lampje knippert en het gele lampje brandt, is de batterij meer dan 80% geladen en mag deze worden verwijderd van het laadapparaat en zo nodig worden gebruikt. Laat de batterij laden totdat het groene lampje brandt indien mogelijk.  GROENE LAMPJE BRANDT CONSTANT – Wanneer het groene lampje stopt met knipperen en constant brandt, is de batterij opgeladen en kan de batterij opnieuw worden gebruikt. STATUSINDICATORSYMBOLEN: De volgende symbolen bevinden zich naast de statusindicatorlampjes. Het symbool naast het GELE lampje geeft een gedeeltelijk opgeladen batterij aan. De volle streep onderaan is groen. De achtergrond is geel. De groene ruimte geeft het geladen gedeelte van de batterij aan en de gele ruimte geeft het ongeladen gedeelte aan. Het symbool naast het GROENE lampje geeft een volledig opgeladen batterij aan. De volledige ruimte in de batterijtekening is groen. 63 CHECKLIST VOOR FOUTOPSPORING: 1. LAMPJES VAN LAADAPPARAAT BRANDEN NIET: a. Trek de stekker van het laadapparaat uit de wandcontactdoos en controleer of de klemmen van de batterijlader zijn aangesloten op de juiste polen en goed zijn aangesloten. b. Controleer of de wandcontactdoos werkt door een lamp, toestel of spanningsmeter aan te sluiten. 2. HET GROENE LAMPJE GAAT ONMIDDELLIJK BRANDEN WANNEER EEN LEGE BATTERIJ WORDT OPGELADEN: a. De batterij kan defect zijn. Neem de batterij naar de verdeler om te testen. 3. HET LAADAPPARAAT LAADT MAAR HET GROENE LAMPJE BRANDT NIET: a. De batterij kan defect zijn. Neem de batterij naar de verdeler om te testen. b. De batterij verbruikt enorm veel stroom, verwijder batterij uit toestel. HET GELE LAMPJE GAAT BRANDEN WANNEER DE BATTERIJEN WORDEN OPGELADEN VOOR OPSLAG: a. De batterij kan defect zijn. Neem de batterij naar de verdeler om te testen. b. De batterij verbruikt enorm veel stroom, verwijder batterij uit toestel Este aparato puede ser utilizado por niños de 8 años y arriba y las personas con reducción capacidades físicas, sensoriales o mentales o falta de experiencia y conocimiento si han tenido supervisión o instrucciones relativas al uso del aparato de forma segura y entender los riesgos involucrados Kinderen zullen niet spelen met het toestel. Schoonmaken en gebruiker onderhoud is niet gek door kinderen zonder toezicht. Het snoer van de levering kan niet worden vervangen. Als het snoer beschadigd is het toestel moet worden geschrapt. Onderzoeken van de acculader regelmatig voor schade, vooral de koord, plug and behuizing, als de batterijlader is beschadigd, het moet niet worden gebruikt totdat het is gerepareerd. 4.     Dit symbool geeft aan dat elektronische componenten gescheiden ingezameld dienen te worden. 64
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32

Battery Tender 022-0157-1 Handleiding

Categorie
Auto acculaders
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor