Schumacher DSR5254 Automatic Battery Charging Station de handleiding

Categorie
Acculaders
Type
de handleiding
67
NEDERLANDS Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
Model: DSR5254
Automatisch batterijlaadstation
GEBRUIKERSHANDLEIDING
1. TEKENINGEN EN SYMBOLEN
Lees de handleiding voordat
u het product gebruikt.
Bescherm uw ogen.
Draag beschermende kleding.
Risico op explosieve gassen.
Risico op elektrische schokken.
Neem contact op met de
leverancier van de apparatuur
voor details over de juiste wijze
van afvoer van dit product binnen
een bepaald land volgens de
AEEA-voorschriften.
Niet aan regen of sneeuw
blootstellen.
Nooit roken en geen vlammen
en vonken toelaten.
Buiten bereik van kinderen
houden.
De hoofdkabel loskoppelen
voordat u de klemmen
bevestigt of losmaakt.
In een goed geventileerde
ruimte gebruiken.
Verwijderd houden van
vonken en vlammen –
de accu kan explosieve
gassen afgeven.
Stekkertypen
STEKKER C
94065254C
STEKKER G
94065254G
STEKKER I
94065254I
2. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
2.1 BEWAAR DEZE INSTRUCTIES –
Deze handleiding bevat belangrijke
veiligheids- en bedieningsinstructies.
2.2 Kinderen moeten onder toezicht staan
om te verzekeren dat ze niet met het
apparaat spelen. Dit apparaat is niet
bedoeld voor gebruik door personen
(inclusief kinderen) met verminderde
fysieke, zintuiglijke of mentale
capaciteiten of met een gebrek aan
ervaring en kennis, tenzij ze supervisie
krijgen of instructies hebben gekregen
over het veilig gebruik van het apparaat
en ze de gevaren begrijpen. Kinderen
mogen niet met het apparaat spelen.
Reiniging en onderhoud door de
gebruiker mogen niet door kinderen
worden uitgevoerd zonder toezicht.
68
2.3 De oplader niet aan regen of sneeuw
blootstellen.
2.4 Het gebruik van een hulpstuk dat niet
wordt aanbevolen of verkocht door
de fabrikant van de batterijlader kan
leiden tot brand, elektrische schokken of
persoonlijk letsel.
2.5 Om het risico op beschadiging van
het elektrische snoer of de stekker te
beperken, moet u aan de stekker en niet
aan het snoer trekken wanneer u de
oplader loskoppelt.
2.6 Er mag geen verlengsnoer worden
gebruikt, tenzij dit absoluut noodzakelijk
is. Gebruik van een ongeschikt
verlengsnoer kan risico op brand en
elektrische schokken tot gevolg hebben.
Als het nodig is om een verlengsnoer te
gebruiken, zorg er dan voor:
en heeft als de stekker van de oplader,
en dat ze dezelfde grootte en vorm
hebben.
• dat het verlengsnoer de juiste bedrading
heeft en in goede elektrische toestand is.
• dat de draadmaat groot genoeg
is voor de nominale stroomsterkte
(wisselstroom) van de oplader zoals
opgegeven in paragraaf 9.
2.7 De lader niet gebruiken als het snoer
of de stekker beschadigd is. Als het
voedingssnoer beschadigd is, moet het
worden vervangen door de fabrikant,
de servicevertegenwoordiger of een
dergelijke bevoegde persoon om gevaar
te voorkomen.
2.8 De oplader niet gebruiken als hij
een harde klap heeft gekregen, als
hij is gevallen of op andere wijze is
beschadigd; breng hem naar een
bevoegd servicetechnicus.
2.9 De oplader niet demonteren; breng hem
naar een bevoegd servicetechnicus als
service of reparatie nodig is. Als hij daarna
weer onjuist wordt gemonteerd, kan risico
op brand of elektrische schok ontstaan.
2.10 Om het risico op elektrische schokken
te verminderen, de oplader loskoppelen
van het stopcontact voordat u probeert
er onderhoud aan uit te voeren of hem
schoon te maken. Dit risico wordt niet
verminderd door alleen maar de knoppen
uit te zetten.
2.11 WAARSCHUWING:
RISICO OP EXPLOSIEVE GASSEN.
a. WERKEN IN DE BUURT VAN EEN
LOODZUURACCU IS GEVAARLIJK.
ACCU’S GENEREREN EXPLOSIEVE
GASSEN TIJDENS DE NORMALE
WERKING VAN DE ACCU. DAAROM
IS HET VAN HET GROOTSTE
BELANG DAT U TELKENS WANNEER
U DE OPLADER GEBRUIKT DE
INSTRUCTIES OPVOLGT.
b. Om het risico op ontploffen van de accu
te verminderen, dient u deze instructies
op te volgen, evenals de instructies die
door de accufabrikant en de fabrikant
van apparatuur die u in de buurt van de
accu wilt gebruiken, zijn gepubliceerd.
Lees de waarschuwingsplaatjes op
deze producten en op de motor.
2.12 Niet gebruiken met niet-oplaadbare
batterijen.
3. PERSOONLIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN
3.1 Overweeg om iemand in de buurt te
hebben die u kan helpen als u in de
nabijheid van een loodzuuraccu werkt.
3.2 Zorg dat er voldoende vers water en
zeep in de buurt zijn, voor het geval dat
accuzuur in contact komt met uw huid,
kleding of ogen.
3.3 Draag volledige oogbescherming en
kledingbescherming. Raak uw ogen niet
aan terwijl u in de buurt van de batterij
werkt.
3.4 Als accuzuur in contact komt met uw huid
of kleding, de plaats onmiddellijk met water
en zeep wassen. Als zuur in uw oog komt,
het oog onmiddellijk ten minste 10 minuten
spoelen met koud stromend water en
onmiddellijk medische hulp inroepen.
3.5 NOOIT roken en geen vonken of
vlammen toestaan in de buurt van een
accu of motor.
3.6 Wees extra voorzichtig om het risico
te verminderen dat een metalen stuk
gereedschap op de accu valt. Hierdoor
kan een vonk ontstaan of kan de accu of
een ander elektrisch onderdeel worden
kortgesloten met als gevolg een explosie.
3.7 Zorg dat u metalen sieraden zoals ringen,
armbanden, kettingen en horloges afdoet
wanneer u met een lithium-ion accu werkt.
Deze accu’s kunnen een kortsluitstroom
produceren die sterk genoeg is om een
ring of iets dergelijks aan metaal te lassen,
met als gevolg ernstige brandwonden.
3.8 Gebruik deze oplader voor het opladen
van alleen 6V en 12V LOOD-ZUUR (STD,
AGM of GEL) en 12V oplaadbare lithium-
ionbatterijen (LiFePO
4
) met aanbevolen
nominale capaciteiten van 24Ah (6V)
en 44-75Ah (12V). Het is niet bedoeld
om stroom te leveren aan een elektrisch
laagspanningssysteem anders dan in
69
een startmotor-toepassing. Gebruik geen
batterijlader voor het opladen van droge-
celbatterijen die vaak worden gebruikt met
huishoudelijke apparaten. Deze batterijen
kunnen barsten en persoonlijk letsel en
materiële schade veroorzaken.
WAARSCHUWING: Gebruik deze
oplader niet voor het opladen van andere
lithium-ionbatterijen dan het type lithium-
ijzerfosfaat (LiFePO4). Andere typen
lithium-ionbatterijen zijn mogelijk niet
voldoende opgeladen of worden mogelijk
te veel opgeladen met deze oplader.
Te veel opladen kan een batterij doen
ontbranden of barsten en persoonlijk
letsel en materiële schade veroorzaken.
LET OP: LiFePO4-batterijen kunnen
enkel worden opgeladen; de
herstelinstelling (“REC”) is niet van
toepassing op dit batterijtype. Als het
“LITH” -batterijtype wordt gekozen, wordt
de oplaadsnelheid automatisch ingesteld
op 12V, de enige toegestane snelheid.
Zie Paragraaf 11 voor instellingen voor
batterijtype en batterijspanning.
3.9 NOOIT een bevroren accu opladen.
4. VOORBEREIDING VOOR OPLADEN
4.1 Als het nodig is om de accu uit het
voertuig te halen om hem op te laden,
altijd de geaarde klem eerst verwijderen.
Zorg dat alle accessoires in het voertuig
zijn uitgeschakeld om vonken te
voorkomen.
4.2 Zorg dat de ruimte om de accu goed
geventileerd is terwijl de accu wordt
opgeladen.
4.3 De batterijpolen reinigen. Zorg ervoor dat
corrosie niet in contact komt met de ogen.
4.4 Voeg gedestilleerd water toe aan elke
cel totdat het accuzuur het niveau bereikt
dat door de accufabrikant is opgegeven.
Niet te ver vullen. Bij een accu
zonder afneembare celdoppen, zoals
klepgereguleerde loodzuuraccu’s (VRLA),
de oplaadinstructies van de fabrikant
zorgvuldig opvolgen.
4.5 Bestudeer bij het opladen alle specieke
voorzorgsmaatregelen en de aanbevolen
oplaadsnelheid van de accufabrikant.
4.6 Bepaal de spanning van de accu
door de gebruikershandleiding van
het voertuig te raadplegen en zorg
dat de keuzeschakelaar voor de
uitgangsspanning op de juiste spanning
is ingesteld. Als de oplader een instelbare
oplaadsnelheid heeft, dient u de accu
eerst op de laagste snelheid op te laden.
5. PLAATS VAN OPLADER
5.1 Plaats de oplader zo ver uit de buurt
van de accu als de gelijkstroomkabels
toestaan.
5.2 Plaats de oplader nooit recht boven de
accu die wordt opgeladen; gassen uit
de accu zullen de oplader corroderen en
beschadigen.
5.3 Zorg dat er nooit accuzuur op de oplader
druipt terwijl u de relatieve dichtheid van
de elektrolyt aeest of de accu vult.
5.4 Gebruik de oplader niet in een afgesloten
ruimte en zorg dat de ventilatie op geen
enkele wijze wordt beperkt.
5.5 Plaats de accu niet boven op de oplader.
6. VOORZORGSMAATREGELEN BIJ DC-AANSLUITING
6.1 Sluit DC-uitgangsclips alleen aan en
koppel ze los nadat u de schakelaars van
de oplader in de “uit”-stand hebt gezet
en het netsnoer uit het stopcontact hebt
gehaald. Zorg ervoor dat de clips nooit
met elkaar in contact komen.
6.2 Bevestig clips aan batterij en chassis,
zoals aangegeven in secties 7 en 8.
7. VOLG DEZE STAPPEN WANNEER DE ACCU IN HET VOERTUIG IS
GEÏNSTALLEERD
WAARSCHUWING: EEN VONK BIJ DE
ACCU KAN EEN ONTPLOFFING VAN
DE ACCU VEROORZAKEN DOE HET
VOLGENDE OM HET RISICO OP EEN
VONK BIJ DE ACCU TE VERMINDEREN:
7.1 Plaats de AC- en DC-kabel zodanig
dat het risico op beschadiging door de
motorkap, het portier en bewegende of
hete motoronderdelen wordt verminderd.
7.2 Blijf uit de buurt van ventilatorbladen,
riemen, riemschijven en andere onderdelen
die letsel kunnen veroorzaken.
7.3 Controleer de polariteit van de accupolen.
De PLUSPOOL (POS, P, +) van de accu
heeft gewoonlijk een grotere doorsnee dan
de MINPOOL (NEG, N, -).
7.4 Bepaal welke accupool geaard (verbonden)
is aan het chassis. De accuklem die niet
70
met het chassis is verbonden moet als
eerste worden aangesloten. De andere
verbinding moet met het chassis worden
gemaakt, op afstand van de accu en de
brandstoeiding. Dan wordt de acculader
op de voeding aangesloten. Zie stap 7.5
en 7.6.
7.5 Bij een voertuig met een negatieve aarding
de PLUSCONNECTOR (ROOD) van de
acculader verbinden met de PLUSPOOL
(POS, P, +) (niet-geaard) van de accu.
De MINCONNECTOR (ZWART) met het
voertuigchassis of het motorblok verbinden,
uit de buurt van de accu. De connector
niet verbinden met de carburateur,
brandstoeidingen of bladmetalen
onderdelen van de carrosserie. Sluit hem
aan op een zwaar metalen deel van het
chassis of het motorblok.
7.6 Bij een auto met positieve aarding de
MINCONNECTOR (ZWART) van de
acculader verbinden met de MINPOOL
(NEG, N, -) (niet-geaard) van de accu.
De PLUSCONNECTOR (ROOD) verbinden
met het voertuigchassis of motorblok,
uit de buurt van de accu. De connector
niet verbinden met de carburateur,
brandstoeidingen of bladmetalen
onderdelen van de carrosserie. Sluit hem
aan op een zwaar metalen deel van het
chassis of het motorblok.
7.7 Het AC voedingssnoer van de oplader
aansluiten op een wandstopcontact.
7.8 Na het opladen ontkoppelt u de acculader
van de voeding. Ontkoppel dan de
verbinding met het chassis en ten slotte
de accuverbinding.
7.9 Zie Batterijpercentage en oplaadtijd voor
informatie over de oplaadduur.
8. VOLG DEZE STAPPEN WANNEER DE ACCU BUITEN HET VOERTUIG IS
WAARSCHUWING: EEN VONK BIJ DE
ACCU KAN EEN ONTPLOFFING VAN
DE ACCU VEROORZAKEN DOE HET
VOLGENDE OM HET RISICO OP EEN
VONK BIJ DE ACCU TE VERMINDEREN:
8.1 Controleer de polariteit van de accupolen.
De PLUSPOOL (POS, P, +) van de accu
heeft gewoonlijk een grotere doorsnee
dan de MINPOOL (NEG, N, -).
8.2 Bevestig ten minste een 61 cm (24-inch)
lange geïsoleerde batterijkabel met 6
meetpunten (AWG) aan de NEGATIEVE
(NEG, N, -) batterijpaal.
8.3 Sluit de PLUSCONNECTOR (ROOD) van
de oplader aan op de PLUSPOOL (POS,
P, +) van de accu.
8.4 Zorg dat uzelf en het vrije uiteinde van
de kabel die u zojuist met de MINPOOL
(NEG, N, -) van de accu hebt verbonden
zo ver mogelijk van de accu verwijderd
zijn en sluit dan de MINCONNECTOR
(ZWART) van de oplader aan op het vrije
kabeluiteinde.
8.5 Zorg dat u van de accu af gekeerd bent
wanneer u de laatste verbinding maakt.
8.6 Wanneer u de oplader loskoppelt, doe dit
dan altijd in de omgekeerde volgorde van
de verbindingsprocedure en verbreek de
eerste verbinding terwijl u zo ver mogelijk
van de accu verwijderd bent.
8.7 Een scheepsaccu moet worden
verwijderd en aan land opgeladen. Om
deze aan boord te kunnen opladen
is apparatuur nodig die speciaal voor
gebruik op schepen is ontworpen.
9. AARDING EN AANSLUITINGEN VAN ELEKTRISCHE KABEL
9.1 Deze batterijlader is bedoeld voor gebruik
op een nominaal circuit van 220-240 volt
en vereist een speciaal 15A-circuit. De
stekker moet worden aangesloten op
een stopcontact dat correct geïnstalleerd
en geaard is conform alle plaatselijke
voorschriften en verordeningen. De
stekkerpennen moeten in het stopcontact
passen. Niet gebruiken met een niet-
geaard systeem.
9.2 GEVAAR: Verander nooit het bijgeleverde
netsnoer of de stekker – als de stekker
niet in het stopcontact past, laat dan
een correct stopcontact installeren door
een bevoegd elektricien. Een onjuiste
verbinding kan risico op een elektrische
schok of elektrocutie tot gevolg hebben.
9.3 GEBRUIK VAN EEN VERLENGSNOER
Het gebruik van een verlengsnoer wordt
afgeraden. Als u een verlengsnoer moet
gebruiken, volgt u deze richtlijnen:
• Pinnen op de stekker van de
verlengkabel moet hetzelfde aantal, de
grootte en vorm als die van de stekker
van de lader.
• Zorg ervoor dat het verlengsnoer correct
bedraad is en in goede elektrische
conditie.
De draadafmeting moet groot genoeg zijn
voor de AC-ampèrewaarde van de oplader,
zoals gespeciceerd:
Lengte snoer (meter)
7,62 15,24 30,48 45,72
AWG* snoerlengte 16 12 10 8
*AWG (American Wire Gauge -
Amerikaanse meeteenheid voor draden)
71
10. MONTAGE-INSTRUCTIES
10.1 Verwijder alle snoerwikkelingen en ontrol de kabels voordat u de acculader gebruikt.
11. BEDIENINGSPANEEL
KNOP DISPLAYMODUS
Gebruik deze knop om de functie van het
digitale display in te stellen op een van de
volgende:
% (batterij%) – Het digitale display
toont een geschat laadpercentage van
de batterij die is aangesloten op de
batterijklemmen van de oplader.
A (stroomsterkte) – Het digitale
display toont de laadstroom, in
gelijkstroomversterkers.
V (spanning) – Het digitale display toont
de spanning bij de batterijklemmen van de
oplader, in gelijkstroom.
LET OP: Als u op de displayknop drukt
wanneer de spanningsfunctie actief is,
wordt het display uitgeschakeld. Als u
nogmaals op de knop drukt, wordt het
display weer op Batterij% gezet.
KNOP BATTERIJSPANNING
Gebruik deze knop om een van de
volgende opties te selecteren:
12V – De batterij is van het 12V-type
en laadt op met de overeenkomstige
snelheid.
OPGELET: Gebruik de 12V-instelling
niet voor een 6V-batterij. Deze zal te
veel worden opgeladen. De batterij kan
barsten en persoonlijk letsel en materiële
schade veroorzaken.
6V – De batterij is van het 6V-type en laadt
op met de overeenkomstige snelheid. De
6V-instelling is niet beschikbaar voor
lithium-ionbatterijen. Als een 12V-batterij
wordt gedetecteerd (batterijspanning
boven 8V), verandert de knopinstelling
automatisch in 12V, waarbij de spanning
van de batterij wordt weergegeven; de
6V-instelling is niet toegestaan.
(Herstel) – Alleen voor 12V niet-
lithium-ionbatterijen. Deze snelheid
gebruikt een uniek herstelalgoritme om
een gesulfateerde batterij te herstellen.
Het display zal “REC” tonen voor de
volledige herstel-/oplaad-/behoudcyclus
totdat deze optie door de gebruiker wordt
gedeselecteerd. De batterij%, stroomsterkte
en spanning worden niet weergegeven.
OPGELET: Gebruik de herstelinstelling
alleen voor 12V-batterijen. De
herstelinstelling kan niet worden gebruikt
met 6V-batterijen. De 12V-instelling wordt
automatisch toegepast wanneer Herstel is
geselecteerd. Als u Herstel selecteert voor
een 6V-batterij, wordt deze overladen. De
batterij kan barsten en persoonlijk letsel
en materiële schade veroorzaken.
KNOP BATTERIJTYPE
Gebruik deze knop om het type batterij te
selecteren.
LET OP: Batterijen moeten worden
gemarkeerd met hun type. Als u een
batterij oplaadt die niet is gemarkeerd,
raadpleegt u de handleiding van het item
dat de batterij gebruikt.
LET OP: Als het “LITH” -batterijtype
is geselecteerd, is alleen de “12V”
-spanningsinstelling beschikbaar.
STD (standaard) – Gebruikt in auto’s,
vrachtwagens en motoretsen, deze
batterijen hebben ontluchtingskappen
en zijn vaak gemarkeerd als
“onderhoudsarm” of “onderhoudsvrij”.
Dit type batterij is ontworpen om snelle
energiestoten te leveren (zoals startende
motoren) en heeft een groter aantal
platen. De platen zijn dunner en hebben
een iets andere materiaalsamenstelling.
Standaardbatterijen mogen niet worden
gebruikt voor deep-cycle-toepassingen.
72
Deep-Cycle – Voor deep-cycle zet u
de knop op AGM. Deep-cycle-batterijen
worden meestal gemarkeerd als “Deep-
Cycle” of “Marine”. Deep-cycle-batterijen
zijn meestal groter dan de andere
typen. Dit type batterij heeft minder
instant energie, maar een iets grotere
energielevering op lange termijn dan
gewone batterijen.
AGM – Door de AGM-constructie
(Absorbed Glass Mat - glasvezelmat)
kan de elektrolyt in de buurt van het
actieve materiaal van de plaat worden
opgehangen. In theorie verbetert dit
zowel de ontlading als de efciëntie
van het opladen. De AGM-batterijen
zijn een variant van klepgestuurde
lood-zuurbatterijen (VRLA-batterijen).
Populair gebruik is onder meer krachtige
motorstart, krachtsport, deep-cycle,
zonne-energie en accu’s. AGM-
batterijen zijn doorgaans goede deep-
cycle batterijen en ze leveren de beste
levensduurprestaties als ze worden
opgeladen voordat de batterij onder de
ontlading van 50 procent zakt. Als deze
AGM-batterijen volledig leeg zijn, is de
levensduur meer dan 300 cycli en dit geldt
voor de meeste AGM-batterijen die zijn
geclassiceerd als deep-cycle-batterijen.
Gel – Zet de knop op AGM. De gelcel
lijkt op de AGM-stijl omdat de elektrolyt
is opgehangen, maar verschilt omdat de
AGM-batterij nog steeds als een natte
cel wordt beschouwd. De elektrolyt in
een GEL-cel heeft een silicatoevoeging
die ervoor zorgt dat het opstelt of
verstijft. De oplaadspanningen op dit
type cel zijn lager dan bij de andere
stijlen van lood-zuurbatterijen. Dit is
waarschijnlijk de meest gevoelige cel
in termen van bijwerkingen bij het
opladen van overspanning. Gelbatterijen
worden het best gebruikt in zeer diepe
cyclustoepassingen en gaan mogelijk iets
langer mee bij toepassingen met warm
weer. Als de verkeerde batterijlader wordt
gebruikt op een gelcelbatterij, leidt dit tot
slechte prestaties en vroegtijdig defect.
LITH (alleen lithium-ion, LiFePO
4
) –
De LiFePO
4
-batterij (lithium-ijzerfosfaat) is
gebaseerd op lithium-ion en biedt goede
veiligheidskenmerken. De LiFePO
4
-cel heeft
een zeer constante ontladingsspanning.
Hierdoor kan de cel vrijwel volledig
vermogen leveren totdat deze wordt
ontladen. Door de nominale 3,2 VDC-
uitvoer kunnen vier cellen in serie worden
geplaatst voor een nominale spanning van
12,8 V. Dit komt dicht in de buurt van de
nominale spanning van zescellige lood-
zuurbatterijen. Dit maakt de LiFePO
4
een
goede vervanger voor lood-zuurbatterijen in
o.a. de automobielsector en zongebaseerde
toepassingen. Net als een gelcel is de
LiFePO
4
-cel gevoelig voor overladen. De
cellen worden gebalanceerd voordat ze
worden gemonteerd en er is een intern
beveiligingssysteem voorzien, waardoor
een te diepe ontlading wordt voorkomen.
START-/STOPKNOP
Gebruik deze knop om het oplaadproces
te starten of te stoppen nadat de
batterij correct is aangesloten en
de batterijspanning en het type zijn
geselecteerd. Als de batterijspanning
hoger is dan 0,2 V, zal het display kort
“ON” weergeven wanneer de START-/
STOP-knop wordt ingedrukt. Nadat het
opladen is begonnen, wordt door op
de START-/STOP-knop te drukken kort
“OFF” op het display weergegeven. Als de
batterijspanning 0,2 V of minder is en de
START-/STOP-knop wordt ingedrukt, zal
het display “OFF” weergeven. Dit geeft aan
dat het opladen niet is begonnen vanwege
een te lage batterijspanning.
LED-INDICATORS OPLADEN
Aan het opladen (geel/oranje)
brandt – De oplader laadt de batterij op.
Opgeladen/behouden (groen)
brandt – De batterij is volledig opgeladen
en de oplader staat in de behoudmodus.
Omgekeerde klemmen (rood)
knipperend – De aansluitingen zijn
omgedraaid.
LET OP: Zie de Gebruiksaanwijzing
voor een volledige beschrijving van de
oplaadmodi.
12. BEDIENINGSINSTRUCTIES
OVERZICHT
Sluit de netvoeding aan en zet de AAN-/
UIT-schakelaar op het voorpaneel in
de AAN-stand. Selecteer vervolgens
een ongebruikt oplaadpunt uit de
acht beschikbare oplaadpunten.
Sluit de batterij aan volgens de
voorzorgsmaatregelen vermeld in
paragraaf 6 en 7. Selecteer de juiste
batterijspanning en batterijtype en
druk op START. Als de batterijspanning
hoger is dan 0,2 V, begint het opladen.
Als het opladen begint, worden de
instellingen voor batterijspanning, -type
en display opgeslagen. Wanneer het
apparaat vervolgens wordt uitgeschakeld
en de stroom gedurende 10 minuten
opnieuw is aangesloten en er geen
73
knoppen zijn ingedrukt, wordt het opladen
van de batterij hervat met de opgeslagen
instellingen van de laatste oplaadcyclus.
DISPLAY
Na het opstarten wordt het display
uitgeschakeld na 1 minuut of 1 minuut
na de laatste toetsaanslag of aansluiting
met een batterij. Als het display is
uitgeschakeld, wordt bij elke druk op de
knop (behalve het indrukken van een knop
op het display) het display gedurende één
minuut of één minuut ingeschakeld na elke
volgende toetsaanslag of klemaansluiting.
Als het display is uitgeschakeld, wordt
door het aansluiten van de kabelklemmen
van het station op een batterij de
batterijspanning weergegeven. Daarna
blijft het display gedurende een minuut of
een minuut ingeschakeld na elke volgende
toetsaanslag. Als het display echter is
uitgeschakeld en de displayknop gebruikt
wordt om het display in te schakelen,
blijft het display ingeschakeld tot het
wordt uitgeschakeld. Als de displayknop
het display uitschakelt (zie Knop
Displaymodus, in paragraaf 11), dan is het
bovenstaande scenario, met het display uit,
opnieuw van toepassing.
OPLADEN
Wanneer het opladen begint, gaat de
gele/oranje oplaad-LED branden.
VOLTOOIING VAN OPLADEN
De voltooiing van het opladen wordt
aangegeven door de groene
oplaad-/
behoud-LED.- Als deze brandt, is de
oplader gestopt met opladen en is hij
overgeschakeld naar de bedrijfsmodus
Behoud.
OPLADEN AFGEBROKEN
Als het opladen niet normaal kan worden
voltooid, wordt het opladen afgebroken. Als
het opladen wordt afgebroken, wordt de
uitvoer van de oplader uitgeschakeld. Het
display toont “BAD BAT” en een foutcode.
Zie paragraaf 16, Probleemoplossing
en foutcodes. Om te resetten na een
afgebroken oplading, drukt u op de START-/
STOP-knop om de oplader uit te schakelen.
HERSTELMODUS
(Alleen niet-lithium-ionbatterijen)
Als een batterij gedurende langere tijd
ontladen blijft, kan deze gesulfateerd
raken en niet meer normaal worden
opgeladen. De oplader detecteert dit en
gaat automatisch naar de herstelmodus.
Wanneer deze modus is geactiveerd, zal
het display “BAD BATT REC” weergeven.
Het display keert terug naar normaal
gebruik wanneer het normale opladen
begint nadat de batterij is hersteld. De
herstelmodus kan tot 10 uur duren. Als dit
niet lukt, wordt het opladen afgebroken
en wordt op het display “BAD BAT F02”
weergegeven. Voor meer informatie, zie
paragraaf 16, Probleemoplossing en
foutcodes.
BEHOUDMODUS
Wanneer de groene oplaad-/
onderhoud-LED brandt, is de oplader de
behoudmodus gestart. Deze modus staat
bekend als bewaking drijfmodus (Float
Mode Monitoring). In deze modus houdt
de oplader de batterij volledig opgeladen
door indien nodig een kleine stroom te
leveren. De spanning wordt op een niveau
gehouden dat wordt bepaald door het
geselecteerde batterijtype.
ALGEMENE OPMERKINGEN INZAKE
HET OPLADEN
• De grote op het chassis gemonteerde
hoofdventilator draait, gebaseerd op
de temperaturen van de afzonderlijke
laadborden in de eenheid en het totale
vermogen dat door de eenheid wordt
geleverd. De op het bord gemonteerde
ventilatoren werken op basis van de
bijbehorende bordtemperatuur.
• Als de oplaadmodus wordt gewijzigd
nadat het opladen is begonnen (door
op de knop Batterijspanning of
Batterijtype te drukken), stopt het
oplaadproces en begint het automatisch
opnieuw bij de nieuwe selectie.
De spanning die tijdens het opladen wordt
weergegeven, is de laadspanning en is
meestal hoger dan de rustspanning van
de batterij.
VERMOGENSREGELING
Om te voorkomen dat de eenheid
het ingangsstroomniveau van 10
A overschrijdt, zijn alle laadstations
verbonden door een I
2
C (uitgesproken als
“i squared c”) communicatiebus en worden
vermogensgegevens verzameld door
één station dat communiceert met alle
andere stations. Als het vermogen groter
is dan 1000 W (dit komt overeen met een
ingangsstroom van ongeveer 10 A), wordt
de maximale stroom van alle stations
verlaagd van 12 A naar 8 A. Als na 2
minuten het totale vermogen nog steeds
boven de 1000 ligt W, wordt de maximale
stroom van alle stations verlaagd tot 6
A. Vervolgens als, na nog eens twee
minuten, het vermogen boven 1000 W
blijft, worden alle stations uitgeschakeld.
Na elke van deze stroomverminderingen,
met uitzondering van het uitschakelen,
als het totale vermogen gedurende 1 uur
onder 600 W zakt, wordt de maximale
stroom in alle stations vervolgens weer
verhoogd tot 12 A.
74
13. DE VOLTMETER GEBRUIKEN OM DE LAADSTATUS VAN DE BATTERIJ TE TESTEN
OVERZICHT
De oplader heeft een ingebouwde
voltmeter om de laadstatus van uw
batterij te testen. De oplader heeft geen
ingebouwde ladingstester. Als zodanig
kan een recent opgeladen batterij een
tijdelijk hoge spanning hebben vanwege
wat bekend staat als “oppervlaktelading”.
De spanning van een dergelijke batterij
zal uiteindelijk dalen gedurende de
periode direct nadat het oplaadsysteem
is uitgeschakeld. Bijgevolg zou de
tester inconsistente waarden voor een
dergelijke batterij kunnen weergeven.
Voor een nauwkeurigere aezing moet
de oppervlaktelading worden verwijderd
door de batterij tijdelijk te belasten door
de verlichting of andere accessoires aan
te doen.
De batterijtester is alleen ontworpen
om 6V- en 12V-batterijen te testen. Het
testen van een apparaat met een snel
veranderende spanning kan onverwachte
of onnauwkeurige resultaten opleveren.
TESTREEKS
Er zijn drie basisstappen nodig om de
laadstatus van de batterij te testen:
1. Verbind de clips van de batterijlader
met de batterij. Zorg ervoor dat u
alle voorzorgsmaatregelen onder
paragraaf 7 en 8 opvolgt.
2. Sluit het netsnoer van de oplader
aan op een stopcontact van 220-240
VAC. Nogmaals, zorg ervoor dat u
alle voorzorgsmaatregelen onder
paragraaf 7 en 8 opvolgt.
3. Lees de spanning op de digitale
meter af of druk op de knop
Displaymodus om de tester in te
stellen op% (Batterij%) en lees het
batterijpercentage af.
TESTER EN OPLADER
Bij het eerste inschakelen werkt de oplader
alleen als tester, niet als oplader. Druk
niet op de START-/STOP-knop om hem
als tester te blijven gebruiken. De oplader
staat altijd in de testmodus totdat de
START-/STOP-knop wordt ingedrukt. Door
op de START-/STOP-knop te drukken,
wordt de oplader geactiveerd en wordt de
tester gedeactiveerd.
TESTEN NA OPLADEN
Nadat het apparaat is gewijzigd van tester
in oplader (door op de START-/STOP-
knop te drukken), blijft het een oplader
zolang het is aangesloten op een batterij.
Druk nogmaals op de Start-/Stopknop om
terug te schakelen naar de testermodus.
14. BATTERIJPERCENTAGE EN OPLAADTIJD
Deze oplader past de oplaadtijd aan om
de batterij volledig, efciënt en veilig op
te laden.
De duur van het oplaadproces is
afhankelijk van drie factoren:
Batterijstatus
Als een batterij slechts een beetje is
ontladen, kan deze in minder dan een
paar uur worden opgeladen. Het opladen
van dezelfde batterij kan tot 10 uur duren
als deze erg zwak is. De batterijstatus
kan worden geschat met behulp van de
ingebouwde tester. Hoe lager de waarde,
hoe langer het opladen duurt.
Batterijclassicatie
Het duurt langer om een batterij met
een hogere classicatie op te laden dan
een batterij met een lagere classicatie
onder dezelfde omstandigheden. Een
batterij wordt beoordeeld in Ampère-uren
(AH), Reservecapaciteit (RC) en Koude
startversterkers (CCA). Hoe lager de
classicatie, hoe sneller de batterij wordt
opgeladen.
Batterijformaat
De oplader selecteert automatisch
een oplaadsnelheid tot 12 ampère. De
oplader laadt op met de geselecteerde
oplaadsnelheid en verlaagt uiteindelijk de
oplaadclassicatie op een gecontroleerde
manier. Nadat het oplaadproces is
begonnen, kan het digitale display worden
gebruikt om de voortgang van het opladen
te bepalen door de % (Batterij%)-modus
te selecteren.
Belangrijke feiten om rekening mee te
houden bij het opladen van een batterij:
Als het display 77% opgeladen aangeeft,
is de batterij voldoende opgeladen om de
meeste voertuigen te starten.
Het batterijpercentage dat wordt
weergegeven in de testermodus, is een
schatting op basis van de batterijspanning
en een schaal die is ingesteld door
de Battery Council International. Het
batterijpercentage dat wordt weergegeven
in de oplaadmodus, is een schatting
van de relatieve lading in de batterij in
vergelijking met de lading die deze zou
moeten hebben als het laadproces mag
worden voltooid.
75
Het batterijpercentage dat wordt
weergegeven in de testmodus, kan
worden gebruikt om de relatieve
oplaadtijd te schatten. Hoe lager het
weergegeven percentage, hoe langer de
oplaadtijd voor een bepaalde batterij.
Het batterijpercentage dat wordt
weergegeven in de oplaadmodus, is
een indicatie van de relatieve voortgang
van het oplaadproces. Hoe hoger het
weergegeven batterijpercentage, hoe
korter de oplaadtijd.
Hoe meer een batterij wordt ontladen,
hoe sneller hij de lading van de oplader
absorbeert. Dat betekent dat het
batterijpercentage aan het begin van het
oplaadproces sneller toeneemt dan aan
het einde. Met andere woorden, het duurt
langer voordat een batterij de laatste
paar procent van de lading accepteert
dan de eerste paar procent.
15. ONDERHOUD EN ZORG
Een minimale hoeveelheid zorg kan ervoor
zorgen dat uw batterijlader jarenlang goed
blijft werken.
Maak de klemmen schoon telkens
wanneer u klaar bent met opladen. Veeg
eventuele batterijvloeistof die in contact
is gekomen met de klemmen weg om
corrosie te voorkomen.
• Door de behuizing van de oplader af en
toe schoon te maken met een zachte
doek blijft de afwerking glanzend en
wordt corrosie voorkomen.
• Rol de invoer- en uitvoerkabels netjes op
wanneer u de oplader opbergt. Dit helpt
onbedoelde schade aan de snoeren en
oplader te voorkomen.
• Bewaar de oplader rechtopstaand uit het
stopcontact.
Binnen bewaren op een koele, droge
plaats. Bewaar de klemmen niet op het
handvat, aan elkaar geklemd, op of rond
metaal of aan de kabels geklemd.
16. PROBLEEMOPLOSSING EN FOUTCODES
Foutcodes
CODE BESCHRIJVING REDEN/OPLOSSING
F 01
De batterijspanning is nog
steeds minder dan 10 V (voor
een 12 V-batterij) of 5 V (voor
een 6 V-batterij) na 2 uur
opladen.
De batterij is mogelijk defect. Laat deze nakijken
of vervangen.
F02
De oplader kan de batterij niet
desulfateren.
De batterij kon niet worden gedesulfateerd; laten
controleren of vervangen.
F03
De batterij kon de “volledige
lading”-spanning niet bereiken.
Laat de batterij controleren of vervangen.
F04
De aansluitingen met de batterij
zijn omgedraaid of zijn verkeerd
gemaakt.
De batterij is achterwaarts aangesloten. Of als er
meerdere batterijen worden opgeladen, zijn de
aansluitingen niet correct. Koppel de oplader los
en keer de aansluitingen naar de batterij(en) om of
corrigeer ze.
F05
De oplader kon de batterij niet
volledig opgeladen houden in
de behoudmodus.
De batterij kan niet worden opgeladen. Kan worden
veroorzaakt door een leeggelopen batterij of de
batterij kan defect zijn. Zorg ervoor dat de batterij
niet wordt belast. Verwijder eventuele lasten, mocht
dat het geval zijn. Als dat niet het geval is, laat u de
batterij controleren of vervangen.
76
CODE BESCHRIJVING REDEN/OPLOSSING
F06
De oplader heeft gedetecteerd
dat de batterij mogelijk te warm
wordt (thermische uitloop).
De oplader schakelt de stroom automatisch uit
als hij merkt dat de batterij mogelijk te warm
wordt. Laat de batterij controleren of vervangen.
F07
De oplader is uitgeschakeld
omdat de interne temperatuur
de limiet overschrijdt.
Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen aan de
zijkant niet geblokkeerd zijn. Verplaats de oplader
uit de zon en in de schaduw.
F08
De batterijspanning daalde te
laag tijdens de behoudmodus.
Kan worden veroorzaakt door een leeggelopen
batterij of de batterij kan defect zijn. Zorg ervoor dat
de batterij niet wordt belast. Verwijder eventuele
lasten, mocht dat het geval zijn. Als dat niet het
geval is, laat u de batterij controleren of vervangen.
F09
De lithium-ion (LiFePO
4
) batterij
blijft 0 V aangeven en kan
daarom niet worden opgeladen.
De lithium-ionbatterij (LiFePO
4
) kan defect zijn.
Laat deze nakijken of vervangen.
F1 0
De spanning op de lithium-
ionbatterij (LiFePO
4
) overschrijdt
de veilige limiet.
De oplader wordt automatisch uitgeschakeld als
hij merkt dat de batterijspanning van de lithium-
ionbatterij (LiFePO
4
) de veilige limiet overschrijdt.
De batterij is mogelijk defect. Laat deze nakijken of
vervangen.
Als u een foutcode krijgt, controleer dan de aansluitingen en instellingen en/of vervang de batterij.
Probleemoplossing
PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK OORZAAK
De batterij is aangesloten en
de oplader staat aan, maar
laadt niet op.
De oplader staat niet in de
oplaadmodus.
Druk op de START-/STOP-
knop voor de batterij die op
de oplader is aangesloten.
De indicatielampjes branden
onregelmatig en worden niet
uitgelegd in het hoofdstuk
Gebruiksaanwijzing.
Mogelijk is er op een knop
gedrukt toen de oplader was
aangesloten.
Zorg ervoor dat niets het
bedieningspaneel aanraakt,
trek dan de stekker uit het
stopcontact en steek hem er
weer in.
Het display toont “BAD BAT
en een foutcode.
De oplader kon het opladen
van de batterij niet voltooien
en bevindt zich in de
afbreekmodus. Zie Foutcodes
voor meer informatie.
Druk op de overeenkomstige
START-/STOP-knop om de
oplader uit te schakelen en te
resetten.
De oplader maakt een
hoorbaar klikgeluid.
De oplader heeft een relais
dat de stroom naar de batterij
aan- en uitzet.
Geen probleem, dit is een
normale toestand.
De gemeten stroom is veel
lager dan verwacht.
De oplader heeft de
maximale spanning bereikt
en vermindert de stroom.
De oplader heeft een te hoge
temperatuur gedetecteerd
en heeft de stroom verlaagd
om het apparaat te laten
afkoelen.
Geen probleem, dit is een
normale toestand.
Zorg ervoor dat de
ventilatieopeningen aan de zij-
of achterkant niet geblokkeerd
zijn. Verplaats de oplader uit
de zon en in de schaduw.
77
PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK OORZAAK
Tijdens het opladen van de
batterij blijft de batterij op een
bepaald% (bijv. < 65%).
De %-weergave verandert
mogelijk niet constant.
TREK DE STEKKER NIET
UIT HET STOPCONTACT
OF WIJZIG DE
INSTELLINGEN NIET.
Wees geduldig en laat de
oplader zijn cyclus voltooien.
Dit is normaal.
Wanneer de oplader
is losgekoppeld of de
instellingen zijn gewijzigd,
neemt het percentage toe of
springt het naar 100%.
De batterijspanning is nog
steeds hoog doordat er
gedeeltelijk opgeladen werd.
Wacht tot de spanning is
gedaald voordat u het opladen
hervat. Doe de lichten aan
om de oppervlaktelading te
verwijderen.
17. SPECIFICATIES
Invoer ..................................................................................... 220-240V AC 50Hz, Max. 10A
Uitvoer .........................................................12V DC, Max. 12A per bank; total 1000W Max.
18. BEPERKTE GARANTIE
ALGEMENE GARANTIEVOORWAARDEN
Schumacher Electric Corporation (de “Fabrikant”) of de door de Fabrikant geautoriseerde
wederverkopers (de “Wederverkopers”) garanderen deze Oplader (het “Product”) voor
twee (2) jaar, overeenkomstig de volgende bepalingen. Alle garanties anders dan de hierin
opgenomen garantie zijn nadrukkelijk afgewezen en uitgesloten voor zover toegestaan
onder toepasselijk recht. Wetgeving kan met betrekking tot consumptiegoederen garanties
of voorwaarden impliceren of de Fabrikant verplichtingen opleggen die niet uitgesloten,
beperkt of gewijzigd kunnen worden.
Garanttie Consumenten-Eindgebruikers
Claims onder deze garantie moeten binnen 2 maanden na het ontdekken van de non-
conformiteit worden gemeld aan de Wederverkoper.
Garantie Wederverkopers/Professionele Eindgebruikers
De fabrikant biedt een beperkte garantie op verborgen gebreken of non-conformiteiten.
Voor deze garantie gelden de volgende voorwaarden:
a. De Fabrikant biedt alleen garantie tegen verborgen gebreken in materialen en fabricage
die ten tijde van de eerste verkoop door de Fabrikant als oorzaak aanwezig waren;
b. De verplichting van de Fabrikant onder deze garantie is beperkt tot het herstellen of
vervangen van het Product door een nieuw of gereviseerd apparaat, naar keuze van
uitsluitend de Fabrikant;
c. Fabrikant heeft geen garantieverplichtingen indien de vermeende gebreken zijn
veroorzaakt door abnormaal gebruik, normale slijtage, ongeautoriseerd gebruik
van het Product of gebruik van het Product anders dan zoals beschreven in de van
toepassing zijnde handleiding of andere door de Fabrikant verstrekte specicaties,
gebrek aan onderhoud, reparaties uitgevoerd door personen of entiteiten of
met onderdelen die niet goedgekeurd zijn door de Fabrikant, slechte verzorging,
ongevallen, ongeautoriseerde wijzigingen of aanpassingen, onjuist transport, opslag
of behandeling van het Product;
d. Om gebruik te maken van dit recht, dient het Product compleet en in de originele
staat en verpakking, tezamen met het aankoopbewijs onder vooruitbetaling van
verzendkosten te worden geretourneerd aan de Fabrikant of diens gemachtigde
vertegenwoordigers opdat het gerepareerd of vervangen kan worden.
78
Algemene Garantiebepalingen
Bovengenoemde garantie is alleen van toepassing op de eerste zakelijke of consument-
gebruiker die het Product op wettige wijze heeft gekocht van de Fabrikant of een
Wederverkoper. Er wordt geen garantie verleend aan klanten, agenten of vertegenwoordigers
van die kopers.
Het Product wordt verkocht met de specicaties, voor het gebruik en doel in overeenstemming
met de bepalingen in deze handleiding, onder nadrukkelijke uitsluiting en afwijzing van
garantie van enige andere specicatie, gebruik en doel.
Het is geautoriseerde Wederverkopers niet toegestaan uitspraken te doen of garantie te
verlenen die bovengenoemde garantie overschrijdt. Niet-geautoriseerde wederverkopers
mogen het product alleen verkopen op voorwaarde dat zij alle garantieverplichtingen op
zich nemen met de volledige uitsluiting van enige, door de Fabrikant geboden garantie.
Fabrikant biedt geen garantie op met het Product gebruikte accessoires die niet gefabriceerd
zijn door Schumacher Electric Corporation.
Deze garantie vormt geen uitsluiting of beperking van claims die de Fabrikant kan hebben
tegen de distributeurs van het Product.
DE FABRIKANT AANVAARDT GEEN ANDERE VERPLICHTINGEN EN AUTORISEERT
NIEMAND ANDERE VERPLICHTINGEN TE AANVAARDEN OF AAN TE GAAN MET
BETREKKING TOT DIT PRODUCT DAN DEZE GARANTIE.
Garantie, reparatieservice en distributiecentra:
Klanten buiten de VS dienen contact op te nemen met de lokale distributeur.
Noord- en Zuid-Amerika:
Dallas/Ft. Worth in de VS.
1-800-621-5485
Europa:
Schumacher Europe SPRL
Rue de la Baronnerie 3, B-4920 Harzé-Belgium
+32 4 388 20 17
Australië / Nieuw-Zeeland:
Schumacher Asia Pacic
29-51 Wayne Goss Drive
Berinnba QLD, 4117
Schumacher
®
is een geregistreerd handelsmerk
van Schumacher Electric Corporation.
79
CONFORMITEITSVERKLARING
Wij, Schumacher Electric Corporation
801 East Business Center Drive
Mount Prospect, Illinois, 60056, U.S.A.
verklaren dat het automatisch batterijlaadstation (model DSR5254) is vervaardigd in
overeenstemming met de vereisten van de volgende Europese richtlijnen:
de laagspanningsrichtlijn (LVD): 2014/35/EU
de EMC-richtlijn: 2014/30/EU
voldoet aan de volgende geharmoniseerde normen:
EN 60335-1, EN 60335-2-29, EN 61000-6-2, EN 61000-6-4, EN 61000-3-2 en EN 61000-3-3
en dat het daarom voldoet aan de beschermingsvereisten met betrekking tot veiligheid en
elektromagnetische compatibiliteit.
Het jaar waarin de CE-markering is aangebracht, is “2020”.
Fabrikant:
Cory Watkins
President
1 maart 2020
Verklaart hierbij dat het apparaat Model DSR5254 voldoet aan RICHTLIJN 2011/65/EU en de
richtlijn daaropvolgende wijzigingen (EU) 2015/863 (RoHS) betreffende de beperking van het
gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur waarbij:
De onderdelen de maximale concentraties van 0,1 % (per gewicht) in homogene
materialen voor lood, kwik, zeswaardig chroom, polygebromeerde bi-fenylen (PBB) en
polybroomdifenylethers (PBDE), bis (2-ethylhexyl) ftalaat (DEHP), butylbenzylftalaat (BBP),
dibutylftalaat (DBP) en di-isobutylftalaat (DIBP) en 0,01% voor cadmium niet overschrijden.
1 maart 2020
President, Schumacher Electric Corporation – VS

Documenttranscriptie

NEDERLANDS Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing Model: DSR5254 Automatisch batterijlaadstation GEBRUIKERSHANDLEIDING 1. TEKENINGEN EN SYMBOLEN Lees de handleiding voordat u het product gebruikt. Niet aan regen of sneeuw blootstellen. Bescherm uw ogen. Nooit roken en geen vlammen en vonken toelaten. Draag beschermende kleding. Buiten bereik van kinderen houden. Risico op explosieve gassen. De hoofdkabel loskoppelen voordat u de klemmen bevestigt of losmaakt. Risico op elektrische schokken. In een goed geventileerde ruimte gebruiken. Neem contact op met de leverancier van de apparatuur voor details over de juiste wijze van afvoer van dit product binnen een bepaald land volgens de AEEA-voorschriften. Verwijderd houden van vonken en vlammen – de accu kan explosieve gassen afgeven. Stekkertypen STEKKER C STEKKER G STEKKER I 94065254C 94065254G 94065254I 2. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES BEWAAR DEZE INSTRUCTIES. 2.1 BEWAAR DEZE INSTRUCTIES – Deze handleiding bevat belangrijke veiligheids- en bedieningsinstructies. 2.2 Kinderen moeten onder toezicht staan om te verzekeren dat ze niet met het apparaat spelen. Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (inclusief kinderen) met verminderde fysieke, zintuiglijke of mentale capaciteiten of met een gebrek aan ervaring en kennis, tenzij ze supervisie krijgen of instructies hebben gekregen over het veilig gebruik van het apparaat en ze de gevaren begrijpen. Kinderen mogen niet met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud door de gebruiker mogen niet door kinderen worden uitgevoerd zonder toezicht. • 67 • 2.3 De oplader niet aan regen of sneeuw blootstellen. 2.4 Het gebruik van een hulpstuk dat niet wordt aanbevolen of verkocht door de fabrikant van de batterijlader kan leiden tot brand, elektrische schokken of persoonlijk letsel. 2.5 Om het risico op beschadiging van het elektrische snoer of de stekker te beperken, moet u aan de stekker en niet aan het snoer trekken wanneer u de oplader loskoppelt. 2.6 Er mag geen verlengsnoer worden gebruikt, tenzij dit absoluut noodzakelijk is. Gebruik van een ongeschikt verlengsnoer kan risico op brand en elektrische schokken tot gevolg hebben. Als het nodig is om een verlengsnoer te gebruiken, zorg er dan voor: • en heeft als de stekker van de oplader, en dat ze dezelfde grootte en vorm hebben. • dat het verlengsnoer de juiste bedrading heeft en in goede elektrische toestand is. • dat de draadmaat groot genoeg is voor de nominale stroomsterkte (wisselstroom) van de oplader zoals opgegeven in paragraaf 9. 2.7 De lader niet gebruiken als het snoer of de stekker beschadigd is. Als het voedingssnoer beschadigd is, moet het worden vervangen door de fabrikant, de servicevertegenwoordiger of een dergelijke bevoegde persoon om gevaar te voorkomen. 2.8 De oplader niet gebruiken als hij een harde klap heeft gekregen, als hij is gevallen of op andere wijze is beschadigd; breng hem naar een bevoegd servicetechnicus.­ 2.9 De oplader niet demonteren; breng hem naar een bevoegd servicetechnicus als service of reparatie nodig is. Als hij daarna weer onjuist wordt gemonteerd, kan risico op brand of elektrische schok ontstaan.­ 2.10 Om het risico op elektrische schokken te verminderen, de oplader loskoppelen van het stopcontact voordat u probeert er onderhoud aan uit te voeren of hem schoon te maken. Dit risico wordt niet verminderd door alleen maar de knoppen uit te zetten. 2.11 WAARSCHUWING: RISICO OP EXPLOSIEVE GASSEN. a. WERKEN IN DE BUURT VAN EEN LOODZUURACCU IS GEVAARLIJK. ACCU’S GENEREREN EXPLOSIEVE GASSEN TIJDENS DE NORMALE WERKING VAN DE ACCU. DAAROM IS HET VAN HET GROOTSTE BELANG DAT U TELKENS WANNEER U DE OPLADER GEBRUIKT DE INSTRUCTIES OPVOLGT. b. Om het risico op ontploffen van de accu te verminderen, dient u deze instructies op te volgen, evenals de instructies die door de accufabrikant en de fabrikant van apparatuur die u in de buurt van de accu wilt gebruiken, zijn gepubliceerd. Lees de waarschuwingsplaatjes op deze producten en op de motor. 2.12 Niet gebruiken met niet-oplaadbare batterijen. 3. PERSOONLIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN 3.1 Overweeg om iemand in de buurt te 3.6 Wees extra voorzichtig om het risico hebben die u kan helpen als u in de te verminderen dat een metalen stuk nabijheid van een loodzuuraccu werkt. gereedschap op de accu valt. Hierdoor kan een vonk ontstaan of kan de accu of 3.2 Zorg dat er voldoende vers water en een ander elektrisch onderdeel worden zeep in de buurt zijn, voor het geval dat kortgesloten met als gevolg een explosie. accuzuur in contact komt met uw huid, kleding of ogen. 3.7 Zorg dat u metalen sieraden zoals ringen, armbanden, kettingen en horloges afdoet 3.3 Draag volledige oogbescherming en wanneer u met een lithium-ion accu werkt. kledingbescherming. Raak uw ogen niet Deze accu’s kunnen een kortsluitstroom aan terwijl u in de buurt van de batterij produceren die sterk genoeg is om een werkt. ring of iets dergelijks aan metaal te lassen, 3.4 Als accuzuur in contact komt met uw huid met als gevolg ernstige brandwonden. of kleding, de plaats onmiddellijk met water en zeep wassen. Als zuur in uw oog komt, 3.8 Gebruik deze oplader voor het opladen van alleen 6V en 12V LOOD-ZUUR (STD, het oog onmiddellijk ten minste 10 minuten AGM of GEL) en 12V oplaadbare lithiumspoelen met koud stromend water en ionbatterijen (LiFePO4) met aanbevolen onmiddellijk medische hulp inroepen. nominale capaciteiten van 24Ah (6V) 3.5 NOOIT roken en geen vonken of en 44-75Ah (12V). Het is niet bedoeld vlammen toestaan in de buurt van een om stroom te leveren aan een elektrisch accu of motor. laagspanningssysteem anders dan in • 68 • een startmotor-toepassing. Gebruik geen batterijlader voor het opladen van drogecelbatterijen die vaak worden gebruikt met huishoudelijke apparaten. Deze batterijen kunnen barsten en persoonlijk letsel en materiële schade veroorzaken. WAARSCHUWING: Gebruik deze oplader niet voor het opladen van andere lithium-ionbatterijen dan het type lithiumijzerfosfaat (LiFePO4). Andere typen lithium-ionbatterijen zijn mogelijk niet voldoende opgeladen of worden mogelijk te veel opgeladen met deze oplader. Te veel opladen kan een batterij doen ontbranden of barsten en persoonlijk letsel en materiële schade veroorzaken. LET OP: LiFePO4-batterijen kunnen enkel worden opgeladen; de herstelinstelling (“REC”) is niet van toepassing op dit batterijtype. Als het “LITH” -batterijtype wordt gekozen, wordt de oplaadsnelheid automatisch ingesteld op 12V, de enige toegestane snelheid. Zie Paragraaf 11 voor instellingen voor batterijtype en batterijspanning. 3.9 NOOIT een bevroren accu opladen. 4. VOORBEREIDING VOOR OPLADEN 4.1 Als het nodig is om de accu uit het zonder afneembare celdoppen, zoals voertuig te halen om hem op te laden, klepgereguleerde loodzuuraccu’s (VRLA), altijd de geaarde klem eerst verwijderen. de oplaadinstructies van de fabrikant Zorg dat alle accessoires in het voertuig zorgvuldig opvolgen. zijn uitgeschakeld om vonken te 4.5 Bestudeer bij het opladen alle specifieke voorkomen. voorzorgsmaatregelen en de aanbevolen 4.2 Zorg dat de ruimte om de accu goed oplaadsnelheid van de accufabrikant. geventileerd is terwijl de accu wordt 4.6 Bepaal de spanning van de accu opgeladen. door de gebruikershandleiding van 4.3 De batterijpolen reinigen. Zorg ervoor dat het voertuig te raadplegen en zorg corrosie niet in contact komt met de ogen. dat de keuzeschakelaar voor de uitgangsspanning op de juiste spanning 4.4 Voeg gedestilleerd water toe aan elke is ingesteld. Als de oplader een instelbare cel totdat het accuzuur het niveau bereikt oplaadsnelheid heeft, dient u de accu dat door de accufabrikant is opgegeven. eerst op de laagste snelheid op te laden. Niet te ver vullen. Bij een accu 5. PLAATS VAN OPLADER 5.1 Plaats de oplader zo ver uit de buurt van de accu als de gelijkstroomkabels toestaan. 5.2 Plaats de oplader nooit recht boven de accu die wordt opgeladen; gassen uit de accu zullen de oplader corroderen en beschadigen. 5.3 Zorg dat er nooit accuzuur op de oplader druipt terwijl u de relatieve dichtheid van de elektrolyt afleest of de accu vult. 5.4 Gebruik de oplader niet in een afgesloten ruimte en zorg dat de ventilatie op geen enkele wijze wordt beperkt. 5.5 Plaats de accu niet boven op de oplader. 6. VOORZORGSMAATREGELEN BIJ DC-AANSLUITING 6.1 Sluit DC-uitgangsclips alleen aan en koppel ze los nadat u de schakelaars van de oplader in de “uit”-stand hebt gezet en het netsnoer uit het stopcontact hebt gehaald. Zorg ervoor dat de clips nooit met elkaar in contact komen. 6.2 Bevestig clips aan batterij en chassis, zoals aangegeven in secties 7 en 8. 7. VOLG DEZE STAPPEN WANNEER DE ACCU IN HET VOERTUIG IS GEÏNSTALLEERD WAARSCHUWING: EEN VONK BIJ DE 7.2 Blijf uit de buurt van ventilatorbladen, ACCU KAN EEN ONTPLOFFING VAN riemen, riemschijven en andere onderdelen DE ACCU VEROORZAKEN DOE HET die letsel kunnen veroorzaken. VOLGENDE OM HET RISICO OP EEN 7.3 Controleer de polariteit van de accupolen. VONK BIJ DE ACCU TE VERMINDEREN: De PLUSPOOL (POS, P, +) van de accu 7.1 Plaats de AC- en DC-kabel zodanig heeft gewoonlijk een grotere doorsnee dan dat het risico op beschadiging door de de MINPOOL (NEG, N, -). motorkap, het portier en bewegende of 7.4 Bepaal welke accupool geaard (verbonden) hete motoronderdelen wordt verminderd. is aan het chassis. De accuklem die niet • 69 • met het chassis is verbonden moet als eerste worden aangesloten. De andere verbinding moet met het chassis worden gemaakt, op afstand van de accu en de brandstofleiding. Dan wordt de acculader op de voeding aangesloten. Zie stap 7.5 en 7.6. 7.5 Bij een voertuig met een negatieve aarding de PLUSCONNECTOR (ROOD) van de acculader verbinden met de PLUSPOOL (POS, P, +) (niet-geaard) van de accu. De MINCONNECTOR (ZWART) met het voertuigchassis of het motorblok verbinden, uit de buurt van de accu. De connector niet verbinden met de carburateur, brandstofleidingen of bladmetalen onderdelen van de carrosserie. Sluit hem aan op een zwaar metalen deel van het chassis of het motorblok. 7.6 Bij een auto met positieve aarding de MINCONNECTOR (ZWART) van de acculader verbinden met de MINPOOL (NEG, N, -) (niet-geaard) van de accu. De PLUSCONNECTOR (ROOD) verbinden met het voertuigchassis of motorblok, uit de buurt van de accu. De connector niet verbinden met de carburateur, brandstofleidingen of bladmetalen onderdelen van de carrosserie. Sluit hem aan op een zwaar metalen deel van het chassis of het motorblok. 7.7 Het AC voedingssnoer van de oplader aansluiten op een wandstopcontact. 7.8 Na het opladen ontkoppelt u de acculader van de voeding. Ontkoppel dan de verbinding met het chassis en ten slotte de accuverbinding. 7.9 Zie Batterijpercentage en oplaadtijd voor informatie over de oplaadduur. 8. VOLG DEZE STAPPEN WANNEER DE ACCU BUITEN HET VOERTUIG IS 8.1 8.2 8.3 8.4 WAARSCHUWING: EEN VONK BIJ DE (NEG, N, -) van de accu hebt verbonden ACCU KAN EEN ONTPLOFFING VAN zo ver mogelijk van de accu verwijderd DE ACCU VEROORZAKEN DOE HET zijn en sluit dan de MINCONNECTOR VOLGENDE OM HET RISICO OP EEN (ZWART) van de oplader aan op het vrije VONK BIJ DE ACCU TE VERMINDEREN: kabeluiteinde. Controleer de polariteit van de accupolen. 8.5 Zorg dat u van de accu af gekeerd bent De PLUSPOOL (POS, P, +) van de accu wanneer u de laatste verbinding maakt. heeft gewoonlijk een grotere doorsnee 8.6 Wanneer u de oplader loskoppelt, doe dit dan de MINPOOL (NEG, N, -). dan altijd in de omgekeerde volgorde van Bevestig ten minste een 61 cm (24-inch) de verbindingsprocedure en verbreek de lange geïsoleerde batterijkabel met 6 eerste verbinding terwijl u zo ver mogelijk meetpunten (AWG) aan de NEGATIEVE van de accu verwijderd bent. (NEG, N, -) batterijpaal. 8.7 Een scheepsaccu moet worden Sluit de PLUSCONNECTOR (ROOD) van verwijderd en aan land opgeladen. Om de oplader aan op de PLUSPOOL (POS, deze aan boord te kunnen opladen P, +) van de accu. is apparatuur nodig die speciaal voor gebruik op schepen is ontworpen. Zorg dat uzelf en het vrije uiteinde van de kabel die u zojuist met de MINPOOL 9. AARDING EN AANSLUITINGEN VAN ELEKTRISCHE KABEL 9.1 Deze batterijlader is bedoeld voor gebruik 9.3 GEBRUIK VAN EEN VERLENGSNOER op een nominaal circuit van 220-240 volt Het gebruik van een verlengsnoer wordt en vereist een speciaal 15A-circuit. De afgeraden. Als u een verlengsnoer moet stekker moet worden aangesloten op gebruiken, volgt u deze richtlijnen: een stopcontact dat correct geïnstalleerd • Pinnen op de stekker van de en geaard is conform alle plaatselijke verlengkabel moet hetzelfde aantal, de voorschriften en verordeningen. De grootte en vorm als die van de stekker stekkerpennen moeten in het stopcontact van de lader. passen. Niet gebruiken met een niet• Zorg ervoor dat het verlengsnoer correct geaard systeem. bedraad is en in goede elektrische 9.2 GEVAAR: Verander nooit het bijgeleverde conditie. netsnoer of de stekker – als de stekker • De draadafmeting moet groot genoeg zijn niet in het stopcontact past, laat dan voor de AC-ampèrewaarde van de oplader, een correct stopcontact installeren door zoals gespecificeerd: een bevoegd elektricien. Een onjuiste Lengte snoer (meter) 7,62 15,24 30,48 45,72 verbinding kan risico op een elektrische AWG* snoerlengte 16 12 10 8 schok of elektrocutie tot gevolg hebben. • 70 • *AWG (American Wire Gauge Amerikaanse meeteenheid voor draden) 10. MONTAGE-INSTRUCTIES 10.1 Verwijder alle snoerwikkelingen en ontrol de kabels voordat u de acculader gebruikt.­ 11. BEDIENINGSPANEEL KNOP DISPLAYMODUS Gebruik deze knop om de functie van het digitale display in te stellen op een van de volgende: % (batterij%) – Het digitale display toont een geschat laadpercentage van de batterij die is aangesloten op de batterijklemmen van de oplader. A (stroomsterkte) – Het digitale display toont de laadstroom, in gelijkstroomversterkers. V (spanning) – Het digitale display toont de spanning bij de batterijklemmen van de oplader, in gelijkstroom. LET OP: Als u op de displayknop drukt wanneer de spanningsfunctie actief is, wordt het display uitgeschakeld. Als u nogmaals op de knop drukt, wordt het display weer op Batterij% gezet. KNOP BATTERIJSPANNING Gebruik deze knop om een van de volgende opties te selecteren: 12V – De batterij is van het 12V-type en laadt op met de overeenkomstige snelheid. OPGELET: Gebruik de 12V-instelling niet voor een 6V-batterij. Deze zal te veel worden opgeladen. De batterij kan barsten en persoonlijk letsel en materiële schade veroorzaken. 6V – De batterij is van het 6V-type en laadt op met de overeenkomstige snelheid. De 6V-instelling is niet beschikbaar voor lithium-ionbatterijen. Als een 12V-batterij wordt gedetecteerd (batterijspanning boven 8V), verandert de knopinstelling automatisch in 12V, waarbij de spanning van de batterij wordt weergegeven; de 6V-instelling is niet toegestaan. • 71 • (Herstel) – Alleen voor 12V nietlithium-ionbatterijen. Deze snelheid gebruikt een uniek herstelalgoritme om een gesulfateerde batterij te herstellen. Het display zal “REC” tonen voor de volledige herstel-/oplaad-/behoudcyclus totdat deze optie door de gebruiker wordt gedeselecteerd. De batterij%, stroomsterkte en spanning worden niet weergegeven. OPGELET: Gebruik de herstelinstelling alleen voor 12V-batterijen. De herstelinstelling kan niet worden gebruikt met 6V-batterijen. De 12V-instelling wordt automatisch toegepast wanneer Herstel is geselecteerd. Als u Herstel selecteert voor een 6V-batterij, wordt deze overladen. De batterij kan barsten en persoonlijk letsel en materiële schade veroorzaken. KNOP BATTERIJTYPE Gebruik deze knop om het type batterij te selecteren. LET OP: Batterijen moeten worden gemarkeerd met hun type. Als u een batterij oplaadt die niet is gemarkeerd, raadpleegt u de handleiding van het item dat de batterij gebruikt. LET OP: Als het “LITH” -batterijtype is geselecteerd, is alleen de “12V” -spanningsinstelling beschikbaar. STD (standaard) – Gebruikt in auto’s, vrachtwagens en motorfietsen, deze batterijen hebben ontluchtingskappen en zijn vaak gemarkeerd als “onderhoudsarm” of “onderhoudsvrij”. Dit type batterij is ontworpen om snelle energiestoten te leveren (zoals startende motoren) en heeft een groter aantal platen. De platen zijn dunner en hebben een iets andere materiaalsamenstelling. Standaardbatterijen mogen niet worden gebruikt voor deep-cycle-toepassingen. Deep-Cycle – Voor deep-cycle zet u de knop op AGM. Deep-cycle-batterijen worden meestal gemarkeerd als “DeepCycle” of “Marine”. Deep-cycle-batterijen zijn meestal groter dan de andere typen. Dit type batterij heeft minder instant energie, maar een iets grotere energielevering op lange termijn dan gewone batterijen. AGM – Door de AGM-constructie (Absorbed Glass Mat - glasvezelmat) kan de elektrolyt in de buurt van het actieve materiaal van de plaat worden opgehangen. In theorie verbetert dit zowel de ontlading als de efficiëntie van het opladen. De AGM-batterijen zijn een variant van klepgestuurde lood-zuurbatterijen (VRLA-batterijen). Populair gebruik is onder meer krachtige motorstart, krachtsport, deep-cycle, zonne-energie en accu’s. AGMbatterijen zijn doorgaans goede deepcycle batterijen en ze leveren de beste levensduurprestaties als ze worden opgeladen voordat de batterij onder de ontlading van 50 procent zakt. Als deze AGM-batterijen volledig leeg zijn, is de levensduur meer dan 300 cycli en dit geldt voor de meeste AGM-batterijen die zijn geclassificeerd als deep-cycle-batterijen. Gel – Zet de knop op AGM. De gelcel lijkt op de AGM-stijl omdat de elektrolyt is opgehangen, maar verschilt omdat de AGM-batterij nog steeds als een natte cel wordt beschouwd. De elektrolyt in een GEL-cel heeft een silicatoevoeging die ervoor zorgt dat het opstelt of verstijft. De oplaadspanningen op dit type cel zijn lager dan bij de andere stijlen van lood-zuurbatterijen. Dit is waarschijnlijk de meest gevoelige cel in termen van bijwerkingen bij het opladen van overspanning. Gelbatterijen worden het best gebruikt in zeer diepe cyclustoepassingen en gaan mogelijk iets langer mee bij toepassingen met warm weer. Als de verkeerde batterijlader wordt gebruikt op een gelcelbatterij, leidt dit tot slechte prestaties en vroegtijdig defect. LITH (alleen lithium-ion, LiFePO4) – De LiFePO4-batterij (lithium-ijzerfosfaat) is gebaseerd op lithium-ion en biedt goede veiligheidskenmerken. De LiFePO4-cel heeft een zeer constante ontladingsspanning. Hierdoor kan de cel vrijwel volledig vermogen leveren totdat deze wordt ontladen. Door de nominale 3,2 VDCuitvoer kunnen vier cellen in serie worden geplaatst voor een nominale spanning van 12,8 V. Dit komt dicht in de buurt van de nominale spanning van zescellige loodzuurbatterijen. Dit maakt de LiFePO4 een goede vervanger voor lood-zuurbatterijen in o.a. de automobielsector en zongebaseerde toepassingen. Net als een gelcel is de LiFePO4-cel gevoelig voor overladen. De cellen worden gebalanceerd voordat ze worden gemonteerd en er is een intern beveiligingssysteem voorzien, waardoor een te diepe ontlading wordt voorkomen. START-/STOPKNOP Gebruik deze knop om het oplaadproces te starten of te stoppen nadat de batterij correct is aangesloten en de batterijspanning en het type zijn geselecteerd. Als de batterijspanning hoger is dan 0,2 V, zal het display kort “ON” weergeven wanneer de START-/ STOP-knop wordt ingedrukt. Nadat het opladen is begonnen, wordt door op de START-/STOP-knop te drukken kort “OFF” op het display weergegeven. Als de batterijspanning 0,2 V of minder is en de START-/STOP-knop wordt ingedrukt, zal het display “OFF” weergeven. Dit geeft aan dat het opladen niet is begonnen vanwege een te lage batterijspanning. LED-INDICATORS OPLADEN Aan het opladen (geel/oranje) brandt – De oplader laadt de batterij op. Opgeladen/behouden (groen) brandt – De batterij is volledig opgeladen en de oplader staat in de behoudmodus. Omgekeerde klemmen (rood) knipperend – De aansluitingen zijn omgedraaid. LET OP: Zie de Gebruiksaanwijzing voor een volledige beschrijving van de oplaadmodi. 12. BEDIENINGSINSTRUCTIES OVERZICHT Sluit de netvoeding aan en zet de AAN-/ UIT-schakelaar op het voorpaneel in de AAN-stand. Selecteer vervolgens een ongebruikt oplaadpunt uit de acht beschikbare oplaadpunten. Sluit de batterij aan volgens de voorzorgsmaatregelen vermeld in paragraaf 6 en 7. Selecteer de juiste • 72 • batterijspanning en batterijtype en druk op START. Als de batterijspanning hoger is dan 0,2 V, begint het opladen. Als het opladen begint, worden de instellingen voor batterijspanning, -type en display opgeslagen. Wanneer het apparaat vervolgens wordt uitgeschakeld en de stroom gedurende 10 minuten opnieuw is aangesloten en er geen knoppen zijn ingedrukt, wordt het opladen van de batterij hervat met de opgeslagen instellingen van de laatste oplaadcyclus. DISPLAY Na het opstarten wordt het display uitgeschakeld na 1 minuut of 1 minuut na de laatste toetsaanslag of aansluiting met een batterij. Als het display is uitgeschakeld, wordt bij elke druk op de knop (behalve het indrukken van een knop op het display) het display gedurende één minuut of één minuut ingeschakeld na elke volgende toetsaanslag of klemaansluiting. Als het display is uitgeschakeld, wordt door het aansluiten van de kabelklemmen van het station op een batterij de batterijspanning weergegeven. Daarna blijft het display gedurende een minuut of een minuut ingeschakeld na elke volgende toetsaanslag. Als het display echter is uitgeschakeld en de displayknop gebruikt wordt om het display in te schakelen, blijft het display ingeschakeld tot het wordt uitgeschakeld. Als de displayknop het display uitschakelt (zie Knop Displaymodus, in paragraaf 11), dan is het bovenstaande scenario, met het display uit, opnieuw van toepassing. OPLADEN Wanneer het opladen begint, gaat de gele/oranje oplaad-LED branden. VOLTOOIING VAN OPLADEN De voltooiing van het opladen wordt aangegeven door de groene oplaad-/ behoud-LED.- Als deze brandt, is de oplader gestopt met opladen en is hij overgeschakeld naar de bedrijfsmodus Behoud. OPLADEN AFGEBROKEN Als het opladen niet normaal kan worden voltooid, wordt het opladen afgebroken. Als het opladen wordt afgebroken, wordt de uitvoer van de oplader uitgeschakeld. Het display toont “BAD BAT” en een foutcode. Zie paragraaf 16, Probleemoplossing en foutcodes. Om te resetten na een afgebroken oplading, drukt u op de START-/ STOP-knop om de oplader uit te schakelen. HERSTELMODUS (Alleen niet-lithium-ionbatterijen) Als een batterij gedurende langere tijd ontladen blijft, kan deze gesulfateerd raken en niet meer normaal worden opgeladen. De oplader detecteert dit en gaat automatisch naar de herstelmodus. Wanneer deze modus is geactiveerd, zal het display “BAD BATT REC” weergeven. Het display keert terug naar normaal gebruik wanneer het normale opladen begint nadat de batterij is hersteld. De herstelmodus kan tot 10 uur duren. Als dit • 73 • niet lukt, wordt het opladen afgebroken en wordt op het display “BAD BAT F02” weergegeven. Voor meer informatie, zie paragraaf 16, Probleemoplossing en foutcodes. BEHOUDMODUS Wanneer de groene oplaad-/ onderhoud-LED brandt, is de oplader de behoudmodus gestart. Deze modus staat bekend als bewaking drijfmodus (Float Mode Monitoring). In deze modus houdt de oplader de batterij volledig opgeladen door indien nodig een kleine stroom te leveren. De spanning wordt op een niveau gehouden dat wordt bepaald door het geselecteerde batterijtype. ALGEMENE OPMERKINGEN INZAKE HET OPLADEN • De grote op het chassis gemonteerde hoofdventilator draait, gebaseerd op de temperaturen van de afzonderlijke laadborden in de eenheid en het totale vermogen dat door de eenheid wordt geleverd. De op het bord gemonteerde ventilatoren werken op basis van de bijbehorende bordtemperatuur. • Als de oplaadmodus wordt gewijzigd nadat het opladen is begonnen (door op de knop Batterijspanning of Batterijtype te drukken), stopt het oplaadproces en begint het automatisch opnieuw bij de nieuwe selectie. • De spanning die tijdens het opladen wordt weergegeven, is de laadspanning en is meestal hoger dan de rustspanning van de batterij. VERMOGENSREGELING Om te voorkomen dat de eenheid het ingangsstroomniveau van 10 A overschrijdt, zijn alle laadstations verbonden door een I2C (uitgesproken als “i squared c”) communicatiebus en worden vermogensgegevens verzameld door één station dat communiceert met alle andere stations. Als het vermogen groter is dan 1000 W (dit komt overeen met een ingangsstroom van ongeveer 10 A), wordt de maximale stroom van alle stations verlaagd van 12 A naar 8 A. Als na 2 minuten het totale vermogen nog steeds boven de 1000 ligt W, wordt de maximale stroom van alle stations verlaagd tot 6 A. Vervolgens als, na nog eens twee minuten, het vermogen boven 1000 W blijft, worden alle stations uitgeschakeld. Na elke van deze stroomverminderingen, met uitzondering van het uitschakelen, als het totale vermogen gedurende 1 uur onder 600 W zakt, wordt de maximale stroom in alle stations vervolgens weer verhoogd tot 12 A. 13. DE VOLTMETER GEBRUIKEN OM DE LAADSTATUS VAN DE BATTERIJ TE TESTEN OVERZICHT De oplader heeft een ingebouwde voltmeter om de laadstatus van uw batterij te testen. De oplader heeft geen ingebouwde ladingstester. Als zodanig kan een recent opgeladen batterij een tijdelijk hoge spanning hebben vanwege wat bekend staat als “oppervlaktelading”. De spanning van een dergelijke batterij zal uiteindelijk dalen gedurende de periode direct nadat het oplaadsysteem is uitgeschakeld. Bijgevolg zou de tester inconsistente waarden voor een dergelijke batterij kunnen weergeven. Voor een nauwkeurigere aflezing moet de oppervlaktelading worden verwijderd door de batterij tijdelijk te belasten door de verlichting of andere accessoires aan te doen. De batterijtester is alleen ontworpen om 6V- en 12V-batterijen te testen. Het testen van een apparaat met een snel veranderende spanning kan onverwachte of onnauwkeurige resultaten opleveren. TESTREEKS Er zijn drie basisstappen nodig om de laadstatus van de batterij te testen: 1. Verbind de clips van de batterijlader met de batterij. Zorg ervoor dat u alle voorzorgsmaatregelen onder paragraaf 7 en 8 opvolgt. 2. Sluit het netsnoer van de oplader aan op een stopcontact van 220-240 VAC. Nogmaals, zorg ervoor dat u alle voorzorgsmaatregelen onder paragraaf 7 en 8 opvolgt. 3. Lees de spanning op de digitale meter af of druk op de knop Displaymodus om de tester in te stellen op% (Batterij%) en lees het batterijpercentage af. TESTER EN OPLADER Bij het eerste inschakelen werkt de oplader alleen als tester, niet als oplader. Druk niet op de START-/STOP-knop om hem als tester te blijven gebruiken. De oplader staat altijd in de testmodus totdat de START-/STOP-knop wordt ingedrukt. Door op de START-/STOP-knop te drukken, wordt de oplader geactiveerd en wordt de tester gedeactiveerd. TESTEN NA OPLADEN Nadat het apparaat is gewijzigd van tester in oplader (door op de START-/STOPknop te drukken), blijft het een oplader zolang het is aangesloten op een batterij. Druk nogmaals op de Start-/Stopknop om terug te schakelen naar de testermodus. 14. BATTERIJPERCENTAGE EN OPLAADTIJD Batterijformaat De oplader selecteert automatisch een oplaadsnelheid tot 12 ampère. De oplader laadt op met de geselecteerde oplaadsnelheid en verlaagt uiteindelijk de oplaadclassificatie op een gecontroleerde manier. Nadat het oplaadproces is begonnen, kan het digitale display worden gebruikt om de voortgang van het opladen te bepalen door de % (Batterij%)-modus te selecteren. Belangrijke feiten om rekening mee te houden bij het opladen van een batterij: • Als het display 77% opgeladen aangeeft, is de batterij voldoende opgeladen om de meeste voertuigen te starten. • Het batterijpercentage dat wordt weergegeven in de testermodus, is een schatting op basis van de batterijspanning en een schaal die is ingesteld door de Battery Council International. Het batterijpercentage dat wordt weergegeven in de oplaadmodus, is een schatting van de relatieve lading in de batterij in vergelijking met de lading die deze zou moeten hebben als het laadproces mag worden voltooid. Deze oplader past de oplaadtijd aan om de batterij volledig, efficiënt en veilig op te laden. De duur van het oplaadproces is afhankelijk van drie factoren: Batterijstatus Als een batterij slechts een beetje is ontladen, kan deze in minder dan een paar uur worden opgeladen. Het opladen van dezelfde batterij kan tot 10 uur duren als deze erg zwak is. De batterijstatus kan worden geschat met behulp van de ingebouwde tester. Hoe lager de waarde, hoe langer het opladen duurt. Batterijclassificatie Het duurt langer om een batterij met een hogere classificatie op te laden dan een batterij met een lagere classificatie onder dezelfde omstandigheden. Een batterij wordt beoordeeld in Ampère-uren (AH), Reservecapaciteit (RC) en Koude startversterkers (CCA). Hoe lager de classificatie, hoe sneller de batterij wordt opgeladen. • 74 • • Het batterijpercentage dat wordt weergegeven in de testmodus, kan worden gebruikt om de relatieve oplaadtijd te schatten. Hoe lager het weergegeven percentage, hoe langer de oplaadtijd voor een bepaalde batterij. • Het batterijpercentage dat wordt weergegeven in de oplaadmodus, is een indicatie van de relatieve voortgang van het oplaadproces. Hoe hoger het weergegeven batterijpercentage, hoe korter de oplaadtijd. • Hoe meer een batterij wordt ontladen, hoe sneller hij de lading van de oplader absorbeert. Dat betekent dat het batterijpercentage aan het begin van het oplaadproces sneller toeneemt dan aan het einde. Met andere woorden, het duurt langer voordat een batterij de laatste paar procent van de lading accepteert dan de eerste paar procent. 15. ONDERHOUD EN ZORG Een minimale hoeveelheid zorg kan ervoor zorgen dat uw batterijlader jarenlang goed blijft werken. • Maak de klemmen schoon telkens wanneer u klaar bent met opladen. Veeg eventuele batterijvloeistof die in contact is gekomen met de klemmen weg om corrosie te voorkomen. • Door de behuizing van de oplader af en toe schoon te maken met een zachte doek blijft de afwerking glanzend en wordt corrosie voorkomen. • Rol de invoer- en uitvoerkabels netjes op wanneer u de oplader opbergt. Dit helpt onbedoelde schade aan de snoeren en oplader te voorkomen. • Bewaar de oplader rechtopstaand uit het stopcontact. • Binnen bewaren op een koele, droge plaats. Bewaar de klemmen niet op het handvat, aan elkaar geklemd, op of rond metaal of aan de kabels geklemd. 16. PROBLEEMOPLOSSING EN FOUTCODES Foutcodes CODE F01 F02 F03 F04 F05 BESCHRIJVING De batterijspanning is nog steeds minder dan 10 V (voor een 12 V-batterij) of 5 V (voor een 6 V-batterij) na 2 uur opladen. De oplader kan de batterij niet desulfateren. De batterij kon de “volledige lading”-spanning niet bereiken. De aansluitingen met de batterij zijn omgedraaid of zijn verkeerd gemaakt. De oplader kon de batterij niet volledig opgeladen houden in de behoudmodus. REDEN/OPLOSSING De batterij is mogelijk defect. Laat deze nakijken of vervangen. De batterij kon niet worden gedesulfateerd; laten controleren of vervangen. Laat de batterij controleren of vervangen. De batterij is achterwaarts aangesloten. Of als er meerdere batterijen worden opgeladen, zijn de aansluitingen niet correct. Koppel de oplader los en keer de aansluitingen naar de batterij(en) om of corrigeer ze. De batterij kan niet worden opgeladen. Kan worden veroorzaakt door een leeggelopen batterij of de batterij kan defect zijn. Zorg ervoor dat de batterij niet wordt belast. Verwijder eventuele lasten, mocht dat het geval zijn. Als dat niet het geval is, laat u de batterij controleren of vervangen. • 75 • CODE F06 F07 F08 BESCHRIJVING REDEN/OPLOSSING De oplader heeft gedetecteerd dat de batterij mogelijk te warm wordt (thermische uitloop). De oplader is uitgeschakeld omdat de interne temperatuur de limiet overschrijdt. De batterijspanning daalde te laag tijdens de behoudmodus. De oplader schakelt de stroom automatisch uit als hij merkt dat de batterij mogelijk te warm wordt. Laat de batterij controleren of vervangen. Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen aan de zijkant niet geblokkeerd zijn. Verplaats de oplader uit de zon en in de schaduw. Kan worden veroorzaakt door een leeggelopen batterij of de batterij kan defect zijn. Zorg ervoor dat de batterij niet wordt belast. Verwijder eventuele lasten, mocht dat het geval zijn. Als dat niet het geval is, laat u de batterij controleren of vervangen. De lithium-ionbatterij (LiFePO4) kan defect zijn. Laat deze nakijken of vervangen. De lithium-ion (LiFePO4) batterij blijft 0 V aangeven en kan daarom niet worden opgeladen. De spanning op de lithiumDe oplader wordt automatisch uitgeschakeld als ionbatterij (LiFePO4) overschrijdt hij merkt dat de batterijspanning van de lithiumionbatterij (LiFePO4) de veilige limiet overschrijdt. F10 de veilige limiet. De batterij is mogelijk defect. Laat deze nakijken of vervangen. Als u een foutcode krijgt, controleer dan de aansluitingen en instellingen en/of vervang de batterij. F09 Probleemoplossing PROBLEEM De batterij is aangesloten en de oplader staat aan, maar laadt niet op. De indicatielampjes branden onregelmatig en worden niet uitgelegd in het hoofdstuk Gebruiksaanwijzing. Het display toont “BAD BAT” en een foutcode. De oplader maakt een hoorbaar klikgeluid. De gemeten stroom is veel lager dan verwacht. MOGELIJKE OORZAAK De oplader staat niet in de oplaadmodus. OORZAAK Druk op de START-/STOPknop voor de batterij die op de oplader is aangesloten. Mogelijk is er op een knop Zorg ervoor dat niets het gedrukt toen de oplader was bedieningspaneel aanraakt, aangesloten. trek dan de stekker uit het stopcontact en steek hem er weer in. De oplader kon het opladen Druk op de overeenkomstige van de batterij niet voltooien START-/STOP-knop om de en bevindt zich in de oplader uit te schakelen en te afbreekmodus. Zie Foutcodes resetten. voor meer informatie. De oplader heeft een relais Geen probleem, dit is een dat de stroom naar de batterij normale toestand. aan- en uitzet. De oplader heeft de Geen probleem, dit is een maximale spanning bereikt normale toestand. en vermindert de stroom. De oplader heeft een te hoge temperatuur gedetecteerd en heeft de stroom verlaagd om het apparaat te laten afkoelen. • 76 • Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen aan de zijof achterkant niet geblokkeerd zijn. Verplaats de oplader uit de zon en in de schaduw. PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK Tijdens het opladen van de De %-weergave verandert batterij blijft de batterij op een mogelijk niet constant. bepaald% (bijv. < 65%). Wanneer de oplader is losgekoppeld of de instellingen zijn gewijzigd, neemt het percentage toe of springt het naar 100%. De batterijspanning is nog steeds hoog doordat er gedeeltelijk opgeladen werd. OORZAAK TREK DE STEKKER NIET UIT HET STOPCONTACT OF WIJZIG DE INSTELLINGEN NIET. Wees geduldig en laat de oplader zijn cyclus voltooien. Dit is normaal. Wacht tot de spanning is gedaald voordat u het opladen hervat. Doe de lichten aan om de oppervlaktelading te verwijderen. 17. SPECIFICATIES Invoer...................................................................................... 220-240V AC 50Hz, Max. 10A Uitvoer..........................................................12V DC, Max. 12A per bank; total 1000W Max. 18. BEPERKTE GARANTIE ALGEMENE GARANTIEVOORWAARDEN Schumacher Electric Corporation (de “Fabrikant”) of de door de Fabrikant geautoriseerde wederverkopers (de “Wederverkopers”) garanderen deze Oplader (het “Product”) voor twee (2) jaar, overeenkomstig de volgende bepalingen. Alle garanties anders dan de hierin opgenomen garantie zijn nadrukkelijk afgewezen en uitgesloten voor zover toegestaan onder toepasselijk recht. Wetgeving kan met betrekking tot consumptiegoederen garanties of voorwaarden impliceren of de Fabrikant verplichtingen opleggen die niet uitgesloten, beperkt of gewijzigd kunnen worden. Garanttie Consumenten-Eindgebruikers Claims onder deze garantie moeten binnen 2 maanden na het ontdekken van de nonconformiteit worden gemeld aan de Wederverkoper. Garantie Wederverkopers/Professionele Eindgebruikers De fabrikant biedt een beperkte garantie op verborgen gebreken of non-conformiteiten. Voor deze garantie gelden de volgende voorwaarden: a. De Fabrikant biedt alleen garantie tegen verborgen gebreken in materialen en fabricage die ten tijde van de eerste verkoop door de Fabrikant als oorzaak aanwezig waren; b. De verplichting van de Fabrikant onder deze garantie is beperkt tot het herstellen of vervangen van het Product door een nieuw of gereviseerd apparaat, naar keuze van uitsluitend de Fabrikant; c. Fabrikant heeft geen garantieverplichtingen indien de vermeende gebreken zijn veroorzaakt door abnormaal gebruik, normale slijtage, ongeautoriseerd gebruik van het Product of gebruik van het Product anders dan zoals beschreven in de van toepassing zijnde handleiding of andere door de Fabrikant verstrekte specificaties, gebrek aan onderhoud, reparaties uitgevoerd door personen of entiteiten of met onderdelen die niet goedgekeurd zijn door de Fabrikant, slechte verzorging, ongevallen, ongeautoriseerde wijzigingen of aanpassingen, onjuist transport, opslag of behandeling van het Product; d. Om gebruik te maken van dit recht, dient het Product compleet en in de originele staat en verpakking, tezamen met het aankoopbewijs onder vooruitbetaling van verzendkosten te worden geretourneerd aan de Fabrikant of diens gemachtigde vertegenwoordigers opdat het gerepareerd of vervangen kan worden. • 77 • Algemene Garantiebepalingen Bovengenoemde garantie is alleen van toepassing op de eerste zakelijke of consumentgebruiker die het Product op wettige wijze heeft gekocht van de Fabrikant of een Wederverkoper. Er wordt geen garantie verleend aan klanten, agenten of vertegenwoordigers van die kopers. Het Product wordt verkocht met de specificaties, voor het gebruik en doel in overeenstemming met de bepalingen in deze handleiding, onder nadrukkelijke uitsluiting en afwijzing van garantie van enige andere specificatie, gebruik en doel. Het is geautoriseerde Wederverkopers niet toegestaan uitspraken te doen of garantie te verlenen die bovengenoemde garantie overschrijdt. Niet-geautoriseerde wederverkopers mogen het product alleen verkopen op voorwaarde dat zij alle garantieverplichtingen op zich nemen met de volledige uitsluiting van enige, door de Fabrikant geboden garantie. Fabrikant biedt geen garantie op met het Product gebruikte accessoires die niet gefabriceerd zijn door Schumacher Electric Corporation. Deze garantie vormt geen uitsluiting of beperking van claims die de Fabrikant kan hebben tegen de distributeurs van het Product. DE FABRIKANT AANVAARDT GEEN ANDERE VERPLICHTINGEN EN AUTORISEERT NIEMAND ANDERE VERPLICHTINGEN TE AANVAARDEN OF AAN TE GAAN MET BETREKKING TOT DIT PRODUCT DAN DEZE GARANTIE. Garantie, reparatieservice en distributiecentra: Klanten buiten de VS dienen contact op te nemen met de lokale distributeur. Noord- en Zuid-Amerika: Dallas/Ft. Worth in de VS. 1-800-621-5485 [email protected] Europa: Schumacher Europe SPRL Rue de la Baronnerie 3, B-4920 Harzé-Belgium +32 4 388 20 17 [email protected] Australië / Nieuw-Zeeland: Schumacher Asia Pacific 29-51 Wayne Goss Drive Berinnba QLD, 4117 Schumacher® is een geregistreerd handelsmerk van Schumacher Electric Corporation. • 78 • CONFORMITEITSVERKLARING Wij, Schumacher Electric Corporation 801 East Business Center Drive Mount Prospect, Illinois, 60056, U.S.A. verklaren dat het automatisch batterijlaadstation (model DSR5254) is vervaardigd in overeenstemming met de vereisten van de volgende Europese richtlijnen: de laagspanningsrichtlijn (LVD): 2014/35/EU de EMC-richtlijn: 2014/30/EU voldoet aan de volgende geharmoniseerde normen: EN 60335-1, EN 60335-2-29, EN 61000-6-2, EN 61000-6-4, EN 61000-3-2 en EN 61000-3-3 en dat het daarom voldoet aan de beschermingsvereisten met betrekking tot veiligheid en elektromagnetische compatibiliteit. Het jaar waarin de CE-markering is aangebracht, is “2020”. Fabrikant: Cory Watkins President 1 maart 2020 Verklaart hierbij dat het apparaat Model DSR5254 voldoet aan RICHTLIJN 2011/65/EU en de richtlijn daaropvolgende wijzigingen (EU) 2015/863 (RoHS) betreffende de beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur waarbij: De onderdelen de maximale concentraties van 0,1 % (per gewicht) in homogene materialen voor lood, kwik, zeswaardig chroom, polygebromeerde bi-fenylen (PBB) en polybroomdifenylethers (PBDE), bis (2-ethylhexyl) ftalaat (DEHP), butylbenzylftalaat (BBP), dibutylftalaat (DBP) en di-isobutylftalaat (DIBP) en 0,01% voor cadmium niet overschrijden. 1 maart 2020 President, Schumacher Electric Corporation – VS • 79 •
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79

Schumacher DSR5254 Automatic Battery Charging Station de handleiding

Categorie
Acculaders
Type
de handleiding