KTM 690 Duke 2017 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2017
690 Duke
690 Duke R
Artikelnr. 3213549nl
BESTE KTM KLANT, 1
*3213549nl*
3213549nl
10/2016
BESTE KTM KLANT,
We feliciteren u met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er zeker
van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 20) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 21)
Sleutelnummer ( pag. 21)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT, 2
© 2016 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
690 Duke EU (F9703Q3, F9703Q4)
690 Duke CN (F9787Q4)
690 Duke R EU (F9703Q1)
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................... 7
1.1 Gebruikte pictogrammen....................................... 7
1.2 Gebruikte formatering........................................... 8
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN .......................................... 9
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik......................... 9
2.2 Onjuist gebruik .................................................... 9
2.3 Veiligheidsaanwijzingen........................................ 9
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......................... 10
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......................... 10
2.6 Veilig gebruik .................................................... 11
2.7 Beschermende kleding ....................................... 12
2.8 Werkinstructies.................................................. 12
2.9 Milieu............................................................... 12
2.10 Bedieningshandleiding ....................................... 13
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ..................................... 14
3.1 Garantie............................................................ 14
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen .............................. 14
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ........................... 14
3.4 Service ............................................................. 14
3.5 Afbeeldingen ..................................................... 15
3.6 Klantenservice................................................... 15
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................... 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave).......................................................... 16
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave).......................................................... 18
5 SERIENUMMERS.......................................................... 20
5.1 Framenummer ................................................... 20
5.2 Typeplaatje ....................................................... 20
5.3 Sleutelnummer.................................................. 21
5.4 Motornummer.................................................... 21
5.5 Artikelnummer voorvork ...................................... 22
5.6 Artikelnummer schokdemper............................... 22
6 BEDIENINGSELEMENTEN............................................. 24
6.1 Koppelingshendel .............................................. 24
6.2 Remhendel........................................................ 24
6.3 Gashendel......................................................... 25
6.4 Schakelaars links aan stuur................................. 25
6.4.1 Combinatieschakelaar .................................... 25
6.4.2 Lichtschakelaar ............................................. 26
6.4.3 Menuschakelaar............................................. 27
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar ........................... 27
6.4.5 Claxonknop ................................................... 28
6.5 Schakelaars rechts aan stuur............................... 28
6.5.1 Noodstopschakelaar ....................................... 28
6.5.2 E-starterknop................................................. 29
6.5.3 Contact-/stuurslot .......................................... 29
6.6 Tankdop openen ................................................ 30
6.7 Tankdop sluiten ................................................. 31
6.8 Zadelslot........................................................... 32
6.9 Boordgereedschap.............................................. 32
6.10 Handgrepen....................................................... 33
6.11 Bijrijder-voetsteunen .......................................... 33
6.12 Versnellingshendel ............................................. 34
6.13 Rempedaal........................................................ 35
6.14 Zijstandaard ...................................................... 35
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................................... 36
7.1 Gecombineerd instrument................................... 36
INHOUDSOPGAVE 4
7.2 Controlelampjes................................................. 37
7.3 Snelheid ........................................................... 38
7.4 Tijd .................................................................. 39
7.5 Temperatuur...................................................... 39
7.6 Versnellingsindicatie .......................................... 40
7.7 Inhoud brandstoftank ......................................... 40
7.8 Temperatuurindicatie koelmiddel......................... 41
7.9 "Favorites"......................................................... 41
7.10 "Trip 1" ............................................................. 42
7.11 "Trip 2" ............................................................. 42
7.12 "General Info" .................................................... 43
7.13 "Set Favorites" ................................................... 43
7.14 "Settings".......................................................... 44
7.15 "Warning".......................................................... 44
7.16 "TC/ABS"........................................................... 45
7.17 "MTC/ABS"........................................................ 46
7.18 "Language"........................................................ 47
7.19 "Distance" ......................................................... 47
7.20 "Temp".............................................................. 48
7.21 "Pressure" ......................................................... 48
7.22 "Volume" ........................................................... 49
7.23 Tijd en datum instellen....................................... 49
7.24 "Shift Light" ...................................................... 50
7.25 "Extra functions" ................................................ 51
7.26 Drive Mode (optioneel) ....................................... 51
8 INBEDRIJFNAME.......................................................... 52
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname................ 52
8.2 Motor inrijden.................................................... 53
8.3 Voertuig beladen................................................ 54
9 RIJ-INSTRUCTIES......................................................... 56
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname.................................................... 56
9.2 Starten ............................................................. 57
9.3 Beginnen met rijden........................................... 58
9.4 Schakelen, rijden............................................... 58
9.5 Motorslipregeling (MSR)...................................... 62
9.6 Afremmen ......................................................... 63
9.7 Stoppen, parkeren.............................................. 64
9.8 Transport .......................................................... 66
9.9 Brandstof tanken ............................................... 67
10 SERVICESCHEMA......................................................... 69
10.1 Extra informatie ................................................. 69
10.2 Verplichte werkzaamheden.................................. 69
10.3 Aanbevolen werkzaamheden................................ 71
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................................... 72
11.1 Voorvork/schokdemper (Duke R) .......................... 72
11.2 Ingaande demping voorvork instellen (Duke R)...... 72
11.3 Uitgaande demping voorvork instellen (Duke R) .... 73
11.4 Ingaande demping schokdemper (Duke R)............ 74
11.5 Ingaande demping high speed voor schokdemper
instellen (Duke R) .............................................. 74
11.6 Ingaande demping low speed voor schokdemper
instellen (Duke R) .............................................. 75
11.7 Uitgaande demping voor schokdemper instellen
(Duke R) ........................................................... 77
11.8 Veervoorspanning schokdemper instellen .......... 77
11.9 Voetsteunen instellen ......................................... 79
11.10 Rempedaalvlak instellen (Duke R) ....................... 82
INHOUDSOPGAVE 5
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................... 83
12.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken................ 83
12.2 Motorfiets van hefbok achter nemen .................... 83
12.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken................... 84
12.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ....................... 85
12.5 Bijrijderzadel verwijderen.................................... 85
12.6 Bijrijderzadel monteren ...................................... 86
12.7 Zadelafdekking verwijderen (Duke R) ................... 86
12.8 Zadelafdekking monteren (Duke R) ...................... 87
12.9 Kettingvervuiling controleren............................... 87
12.10 Ketting reinigen ................................................. 88
12.11 Kettingspanning controleren ............................... 89
12.12 Kettingspanning instellen ................................... 91
12.13 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel
controleren........................................................ 93
12.14 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........... 95
12.15 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren......................................... 96
13 REMSYSTEEM.............................................................. 98
13.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS) .............................. 98
13.2 Uitgangspositie remhendel instellen .................. 100
13.3 Remschijven controleren................................... 100
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren ........... 101
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen ...... 103
13.6 Remplaketten voorwielrem controleren ............... 105
13.7 Vrije slag rempedaal controleren........................ 106
13.8 Uitgangspositie rempedaal instellen ............... 107
13.9 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ........ 110
13.10 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .............. 111
13.11 Remplaketten achterwielrem controleren............ 113
14 WIELEN, BANDEN ...................................................... 114
14.1 Voorwiel demonteren .................................... 114
14.2 Voorwiel monteren ........................................ 115
14.3 Achterwiel demonteren ................................. 118
14.4 Achterwiel monteren ..................................... 120
14.5 Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren .................................................. 123
14.6 Bandentoestand controleren.............................. 124
14.7 Bandenspanning controleren............................. 126
15 ELEKTRONICA............................................................ 127
15.1 Accu demonteren ......................................... 127
15.2 Accu monteren ............................................. 129
15.3 Accu laden .................................................. 130
15.4 Hoofdzekering vervangen .................................. 133
15.5 Zekeringen ABS vervangen................................ 135
15.6 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers
vervangen........................................................ 136
15.7 Koplampkap met koplamp demonteren .............. 139
15.8 Koplampkap met koplamp monteren.................. 140
15.9 Lamp koplamp vervangen ................................. 142
15.10 Zijlichtlamp vervangen...................................... 144
15.11 Knipperlichtlamp vervangen (Duke) ................... 145
15.12 Koplampstand controleren ................................ 146
15.13 Lichtbundelbreedte koplamp instellen................ 147
15.14 Diagnosestekker............................................... 148
16 KOELSYSTEEM........................................................... 149
16.1 Koelsysteem.................................................... 149
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren .............. 150
INHOUDSOPGAVE 6
16.3 Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir
controleren...................................................... 152
16.4 Koelmiddel aftappen .................................... 154
16.5 Koelsysteem vullen/ontluchten ....................... 155
17 MOTOR AFSTELLEN ................................................... 158
17.1 Uitgangspositie versnellingshendel controleren ... 158
17.2 Uitgangspositie versnellingshendel instellen .... 158
17.3 Drive Mode(optioneel) ...................................... 160
17.4 Motorfiets-tractiecontrole (optioneel) (MTC)........ 161
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................... 162
18.1 Motoroliepeil controleren .................................. 162
18.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeven reinigen ......................................... 162
18.3 Motorolie bijvullen ........................................... 167
19 REINIGING, ONDERHOUD........................................... 169
19.1 Motorfiets reinigen ........................................... 169
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter ... 171
20 STALLING .................................................................. 173
20.1 Stalling........................................................... 173
20.2 Inbedrijfname na stalling .................................. 174
21 FOUTEN OPSPOREN................................................... 175
22 TECHNISCHE GEGEVENS............................................ 178
22.1 Motor.............................................................. 178
22.2 Aanhaalmomenten motor .................................. 179
22.3 Vulhoeveelheden.............................................. 183
22.3.1 Motorolie .................................................... 183
22.3.2 Koelmiddel ................................................. 183
22.3.3 Brandstof.................................................... 183
22.4 Chassis ........................................................... 184
22.5 Elektronica...................................................... 185
22.6 Banden........................................................... 186
22.7 Voorvork.......................................................... 187
22.7.1 Duke .......................................................... 187
22.7.2 Duke R ....................................................... 187
22.8 Schokdemper .................................................. 188
22.8.1 Duke .......................................................... 188
22.8.2 Duke R ....................................................... 188
22.9 Aanhaalmomenten chassis................................ 190
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................... 194
24 HULPSTOFFEN........................................................... 197
25 NORMEN ................................................................... 199
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ........................................ 200
27 LIJST MET AFKORTINGEN .......................................... 201
28 LIJST MET SYMBOLEN ............................................... 202
28.1 Rode pictogrammen ......................................... 202
28.2 Gele of oranje pictogrammen............................. 202
28.3 Groene en blauwe pictogrammen....................... 202
INDEX ............................................................................... 204
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 7
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een taak met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 8
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 9
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer.
Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op circuits en niet geasfalteerde wegen.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specificaties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom zorg-
vuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stic-
kers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herken-
nen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 10
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisatie
van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voordat het
wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 11
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsysteem
door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten zijn
afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 12
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en jas met bescher-
ming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld
onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzingen van
de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan. Om de
toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten
van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving in
het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor het
afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 13
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt u veel
informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt
op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets niet
duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 14
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij
schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-dealer
adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 15
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen of met zware bagage,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onder-
delen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrijving
is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
V00574-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 17
1 Koppelingshendel ( pag. 24)
2 Zadel
3 Bijrijderzadel
4 Handgrepen ( pag. 33)
5 Zadelslot ( pag. 32)
6 Zijstandaard ( pag. 35)
7 Versnellingshendel ( pag. 34)
8 Motornummer ( pag. 21)
4 AFBEELDING VOERTUIG 18
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
V00575-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 19
1 Boordgereedschap ( pag. 32)
2 Lichtschakelaar ( pag. 26)
2 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 27)
2 Claxonknop ( pag. 28)
3 Tankdop
4 Contact-/stuurslot ( pag. 29)
5 Noodstopschakelaar ( pag. 28)
5 E-starterknop ( pag. 29)
6 Remhendel ( pag. 24)
7 Framenummer ( pag. 20)
8 Zekeringenblok
9 Typeplaatje ( pag. 20)
10 Kijkglas motorolie
11 Rempedaal ( pag. 35)
12 Bijrijder-voetsteunen ( pag. 33)
5 SERIENUMMERS 20
5.1 Framenummer
402324-10
Het framenummer
1
is aan de rechterkant van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
H01128-10
Het typeplaatje
1
bevindt zich rechts aan het frame.
5 SERIENUMMERS 21
5.3 Sleutelnummer
402241-10
Sleutelnummer
1
staat op de KEYCODECARD.
Info
U hebt het sleutelnummer nodig voor het bestellen van een reservesleutel. Bewaar
de KEYCODECARD op een veilige plaats.
5.4 Motornummer
401949-10
Het motornummer
1
is in de linkerkant van de motor onder het ketting-aandrijfwiel gegra-
veerd.
5 SERIENUMMERS 22
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenzijde van de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
402382-10
(Duke)
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is aan de linkerkant van de schokdemper
aangebracht.
5 SERIENUMMERS 23
402298-10
(Duke R)
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is aan de achterkant van de schokdemper
aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 24
6.1 Koppelingshendel
K00347-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
K00348-10
(Duke)
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 25
V00554-10
(Duke R)
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6.3 Gashendel
K00349-10
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Schakelaars links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
V00555-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1 Lichtschakelaar ( pag. 26)
2 Menuschakelaar ( pag. 27)
3 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 27)
4 Claxonknop ( pag. 28)
6.4.2 Lichtschakelaar
H00381-10
De lichtschakelaar
1
is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand
A
. In deze stand zijn het dim-
licht en het achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand
B
geduwd. In deze stand zijn
het groot licht en het achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand
C
trekken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 27
6.4.3 Menuschakelaar
K00367-10
De menuschakelaar is in het midden van de combinatieschakelaar links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde instrument bestuurd.
Toets
1
is de UPtoets.
Toets
2
is de DOWNtoets.
Toets
3
is de SETtoets.
Toets
4
is de BACKtoets.
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar
K00350-11
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richtingaanwijzerschakelaar rich-
ting de schakelaarbehuizing duwen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 28
6.4.5 Claxonknop
K00350-10
De claxonknop
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.
6.5 Schakelaars rechts aan stuur
6.5.1 Noodstopschakelaar
K00349-11
De noodstopschakelaar
1
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor kan niet
worden gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het
ontstekingscircuit is gesloten.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 29
6.5.2 E-starterknop
K00349-12
De e-starterknop
1
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6.5.3 Contact-/stuurslot
B00925-01
Het contact-/stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in. De
contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten en kan de
motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en
het stuur geblokkeerd. De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 30
6.6 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 31
V00556-10
Afdekking
1
op de tankdop omhoogklappen en contactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingBreken van de contactsleutel.
Voor de ontlasting van de contactsleutel op de tankdop duwen. Beschadigde con-
tactsleutels moeten worden vervangen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop omhoogklappen.
6.7 Tankdop sluiten
V00557-01
Tankdop omlaag klappen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop indrukken en contactsleutel tegen de klok in totdat het slot sluit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, giftig en schadelijk voor de
gezondheid.
Tankdop na het sluiten controleren op correcte vergrendeling. Met brandstof
verontreinigde kleding wisselen. Huid bij contact meteen reinigen met water
en zeep.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking omlaag klappen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 32
6.8 Zadelslot
V00043-10
Het zadelslot
1
bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
Hij kan worden vergrendeld met de contactsleutel.
6.9 Boordgereedschap
K00414-10
Het boordgereedschap
1
bevindt zich onder het bijrijderzadel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 33
6.10 Handgrepen
K00415-10
Met de handgrepen
1
kan de motorfiets worden gerangeerd.
Als u een bijrijder meeneemt kan deze zich tijdens het rijden hieraan vasthouden.
6.11 Bijrijder-voetsteunen
K00376-10
De bijrijder-voetsteunen zijn inklapbaar uitgevoerd.
Mogelijke toestanden
Bijrijder-voetsteunen ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Bijrijder-voetsteunen uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 34
6.12 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 35
6.13 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.14 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard worden neergezet. Het
veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat rijden. Het veiligheids-
startsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 36
7.1 Gecombineerd instrument
402644-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in 2 functiesegmenten.
1
controlelampjes ( pag. 37)
2
Display
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 37
7.2 Controlelampjes
402646-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes behalve het controlelampje voor de richtingaanwijzer kort op.
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Motorwaarschuwingslampje brandt geel De OBD heeft een kritieke emissie- of veiligheidsfout herkend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 38
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het ABS-lampje knippert als de
ABS Mode "SupMot" geactiveerd is.
TClampje brandt geel De TC resp. MTC is niet beschikbaar. Contact opnemen met geautoriseerde KTM-garage.
Het TC-lampje knippert als TC of MTC actief ingrijpen.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Controlelampje wegrijblokkering brandt/knippert rood Status- of foutmelding bij de wegrijblokke-
ring/alarminstallatie.
Waarschuwingslampje voor oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag.
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje algemeen brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de rijveiligheid is gedetecteerd.
Dit wordt ook op het display weergegeven.
7.3 Snelheid
402647-11
De snelheid
1
wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 39
7.4 Tijd
402647-13
De tijd wordt weergegeven in het segment
1
van het display.
Als de taal EN-US ingesteld is, wordt de tijd weergegeven in de 12-uursnotatie.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de accu losgekoppeld is geweest van het voertuig
of als de zekering eruit gehaald was.
7.5 Temperatuur
402647-14
De actuele omgevingstemperatuur wordt weergegeven in segment
1
van het display.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 40
7.6 Versnellingsindicatie
402647-10
De actuele versnelling wordt weergegeven in segment
1
van het display.
7.7 Inhoud brandstoftank
402649-10
De inhoud van de brandstoftank wordt weergegeven in segment
1
van het display.
Wanneer de brandstof bijna op is, knippert het laatste segment. Zo snel mogelijk tanken.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 41
7.8 Temperatuurindicatie koelmiddel
402648-01
De temperatuurindicatie op het display bestaat uit acht balkjes. Hoe meer balkjes er bran-
den, hoe warmer het koelmiddel.
Mogelijke toestanden
Motor koud De koelmiddelindicatie brandt blauw.
Motor warm Twee tot zes balkjes branden.
Motor heet Zes balkjes branden zwart, één tot twee balkjes branden rood.
Motor zeer heet Alle acht balkjes knipperen rood.
7.9 "Favorites"
K00389-01
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Favorites" op het display verschijnt. Door
het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP of DOWNtoets menupunt selecteren en met de SETtoets aansturen.
In het menu "Favorites" kunnen vijf menu's direct worden aangestuurd.
In het menu "Set Favorites" wordt het menu "Favorites" geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 42
7.10 "Trip 1"
K00386-01
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Trip 1" op het display verschijnt.
"Trip 1" geeft de afgelegde afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee
tankstops. "Trip 1" loopt mee en telt tot 999.
"AVG 1" geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van "Trip 1" en "Trip Time 1".
"AV Cons. 1" geeft het gemiddelde verbruik aan op basis van "Trip 1" en "Trip Time 1".
"Trip Time 1" geeft de rijtijd op basis van "Trip 1" aan en begint te lopen zodra een snel-
heidssignaal wordt ontvangen.
"Fuel Range" geeft de mogelijk af te leggen afstand met de brandstofreserve aan.
Toets 3-5 secon-
den ingedrukt hou-
den.
Alle items in menu "Trip 1" worden gewist.
7.11 "Trip 2"
K00387-01
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Trip 2" op het display verschijnt.
"Trip 2" geeft de afgelegde afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee
tankstops. "Trip 2" loopt mee en telt tot 999.
"AVG 2" geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van "Trip 2" en "Trip Time 2".
"AV Cons. 2" geeft het gemiddelde verbruik aan op basis van "Trip 2" en "Trip Time 2".
"Trip Time 2" geeft de rijtijd op basis van "Trip 2" aan en begint te lopen zodra een snel-
heidssignaal wordt ontvangen.
"Fuel Range" geeft de mogelijk af te leggen afstand met de brandstofreserve aan.
Toets 3-5 secon-
den ingedrukt hou-
den.
Alle items in menu "Trip 2" worden gewist.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 43
7.12 "General Info"
312033-10
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "General Info" op het display verschijnt.
"Air Temp" geeft de omgevingsluchttemperatuur aan.
"Date" geeft de datum aan.
"ODO" geeft de totale gereden afstand aan.
"Battery" geeft de accuspanning aan.
"Time" geeft de actuele tijd aan.
7.13 "Set Favorites"
K00429-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Set Favorites" op het display verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets menu selecteren. Met de SETtoets het menu voor de snel-
keuze instellen.
In het menu "Set Favorites" wordt het menu "Favorites" geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 44
7.14 "Settings"
K00390-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Settings" op het display verschijnt. Door
het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
In het menu "Settings" worden instellingen voor eenheden of verschillende waarden uitge-
voerd. Enkele functies kunnen worden geactiveerd of gedeactiveerd.
7.15 "Warning"
K00388-01
Voorwaarden
Melding of waarschuwing
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Warning" op het display verschijnt. Door
het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets door de waarschuwingen navigeren.
In het menu "Warning" worden de opgetreden waarschuwingen weergegeven en opgeslagen,
totdat ze niet meer actief zijn.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 45
7.16 "TC/ABS"
K00395-01
Voorwaarden
Standaardmodel
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringAls de ABS
compleet wordt uitgeschakeld, vervalt de toelating van het voertuig voor de open-
bare weg.
Het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg gebrui-
ken, indien de ABS compleet wordt uitgeschakeld.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "TC/ABS" op het display verschijnt. Door
het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
In het menu "TC/ABS" kunnen "TC" en "ABS" worden uitgeschakeld.
In het menu "ABS Mode" kan tussen "Road" en "SupMot" worden gekozen.
Info
Na het inschakelen van het contact zijn de tractiecontrole en het ABS weer actief.
Als de ABS Mode "Road" actief is, regelt het ABS aan beide wielen.
Als de ABS Mode "SupMot" actief is, regelt het ABS alleen aan het voorwiel. Het
achterwiel wordt niet meer via het ABS geregeld; het kan bij het remmen blokke-
ren.
De inhoud van het menu verschilt afhankelijk van de beschikbare elektronicapakket-
ten.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 46
7.17 "MTC/ABS"
K00396-01
Voorwaarden
R-model
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringAls de ABS
compleet wordt uitgeschakeld, vervalt de toelating van het voertuig voor de open-
bare weg.
Het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg gebrui-
ken, indien de ABS compleet wordt uitgeschakeld.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "MTC"/"ABS" op het display verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
In het menu "MTC/ABS" kunnen "MTC" en "ABS" worden uitgeschakeld.
In "ABS Mode" kan tussen "Road" en "SupMot" worden gekozen.
Info
Na het inschakelen van het contact zijn de motorfiets-tractiecontrole en het ABS
weer actief.
Als de ABS Mode "Road" actief is, regelt het ABS aan beide wielen.
Als de ABS Mode "SupMot" actief is, regelt het ABS alleen aan het voorwiel. Het
achterwiel wordt niet meer via het ABS geregeld; het kan bij het remmen blokke-
ren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 47
7.18 "Language"
K00390-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Settings" op het display verschijnt. Door
het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Door de SETtoets nog een keer in te drukken de taal selecteren.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans en Spaans.
7.19 "Distance"
K00382-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Settings" op het display verschijnt. Door
het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Distance" op het display gemarkeerd is. Door nog
een keer op de SETtoets te drukken wordt de eenheid ingesteld.
Eenheid kilometer "km" of mijl "mi" voor de afstand selecteren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 48
7.20 "Temp"
K00383-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Settings" op het display verschijnt. Door
het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Temp" op het display gemarkeerd is. Door nog een
keer op de SETtoets te drukken wordt de eenheid ingesteld.
Eenheid "°C" of "°F" voor de temperatuurindicatie selecteren.
7.21 "Pressure"
K00391-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Settings" op het display verschijnt. Door
het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Pressure" op het display gemarkeerd is. Door nog
een keer op de SETtoets te drukken wordt de eenheid ingesteld.
Eenheid "bar" of "psi" selecteren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 49
7.22 "Volume"
K00392-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Settings" op het display verschijnt. Door
het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Volume" op het display gemarkeerd is. Door nog
een keer op de SETtoets te drukken wordt de eenheid ingesteld.
Eén van de mogelijke verbruiksindicaties selecteren.
7.23 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
K00393-01
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Settings" op het display verschijnt. Door
het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "ClockDate Set" op het display gemarkeerd is. Door
nog een keer op de SETtoets te drukken wordt de eenheid ingesteld.
SET-toets indrukken.
Het uur naast "Clock" knippert.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het actuele uur ingesteld is.
SET-toets indrukken.
De minuut naast "Clock" knippert.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat de actuele minuut ingesteld is.
SET-toets indrukken.
De dag naast "Date" knippert.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 50
UP- of DOWNtoets indrukken totdat de actuele dag ingesteld is.
SET-toets indrukken.
De maand naast "Date" knippert.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat de actuele maand ingesteld is.
SET-toets indrukken.
Het jaar naast "Date" knippert.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het actuele jaar ingesteld is.
BACK-toets indrukken.
Tijd en datum worden opgeslagen.
7.24 "Shift Light"
K00394-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Settings" op het display verschijnt. Door
het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Shift Light" op het display gemarkeerd is. Door nog
een keer op de SETtoets te drukken wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets functie selecteren. Met de SETtoets wordt het toerental voor
het schakeladvies ingesteld.
Als het motortoerental "RPM 1" bereikt, brandt de toerentalindicatie rood.
Als het motortoerental "RPM 2" bereikt, knippert de toerentalindicatie rood.
Functie "Shift Light" in- of uitschakelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 51
7.25 "Extra functions"
K00428-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Settings" op het display verschijnt. Door
het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "Extra functions" op het display gemarkeerd is.
SET-toets indrukken.
Info
In dit menu worden de optionele extra functies weergegeven.
7.26 Drive Mode (optioneel)
Info
Het menu "Drive Mode" is alleen beschikbaar als op het voertuig TC of MTC aanwezig is.
K00449-01
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Drive Mode" op het display verschijnt.
Door het indrukken van de SETtoets wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets door het menu navigeren. Met de SETtoets kunnen op elkaar
afgestemde instellingen van motor en tractiecontrole worden geselecteerd.
SPORT gehomologeerd vermogen met zeer directe respons, de tractiecontrole laat
een hogere slip aan het achterwiel toe
STREET gehomologeerd vermogen met evenwichtige respons, de tractiecontrole
laat een normale slip aan het achterwiel toe
RAIN gehomologeerd vermogen met zeer zachte respons voor betere rijbaarheid,
de tractiecontrole laat een normale slip aan het achterwiel toe
8 INBEDRIJFNAME 52
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en jas met bescher-
ming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
8 INBEDRIJFNAME 53
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 95)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 100)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 107)
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 53)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
8 INBEDRIJFNAME 54
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.000 1/min
Na de eerste: 1.000 km 7.800 1/min
Vol gas geven vermijden!
8.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor breken van het bagagesysteem.
Als u een bagagedrager op uw motorfiets hebt gemonteerd, moet u rekening houden met de gegevens van de producent over de
maximale belasting.
8 INBEDRIJFNAME 55
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingEen heet uitlaatsysteem kan de bagage verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig, en moet het gewicht
gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
Maximale asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 220 kg
9 RIJ-INSTRUCTIES 56
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 162)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 101)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 110)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 105)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 113)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren. ( pag. 152)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 87)
Kettingspanning controleren. ( pag. 89)
Bandentoestand controleren. ( pag. 124)
Bandenspanning controleren. ( pag. 126)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9 RIJ-INSTRUCTIES 57
9.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
B00782-10
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer 2 seconden het geluid
van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer uit wanneer het voertuig
gaat rijden.
Versnelling in vrij schakelen.
Het groene controlelampje stationair N brandt.
E-starterknop indrukken .
9 RIJ-INSTRUCTIES 58
Info
E-startknop pas indrukken als de functiecontrole van het gecombineerde instru-
ment is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het starten gas wordt gegeven,
wordt geen brandstof ingespoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Tot de volgende startpoging mini-
maal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat, blijft
de motor stilstaan.
Zijstandaard ontlasten en met de voet tot de aanslag naar boven zwenken.
9.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
9 RIJ-INSTRUCTIES 59
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStoringen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAfleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letselEraf vallen van de bijrijder.
De bijrijder moet goed op het bijrijderzadel gaan zitten en zich vasthouden aan de bestuurder of aan de grepen. De voeten op
de bijrijdervoetsteunen zetten. De voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij koude banden.
Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
9 RIJ-INSTRUCTIES 60
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende verkeersveiligheid.
Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringt stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltemperatuur ver-
schijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten, het voertuig veilig parkeren en con-
tact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
9 RIJ-INSTRUCTIES 61
401950-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie e.d.), kunt u naar hogere ver-
snellingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling. De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 5 balkjes op de temperatuurindicatie branden.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze
tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De
snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. Vooral in bochten mag niet
geschakeld en slechts voorzichtig gasgegeven worden.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, hoeft u alleen de koppelingshendel te
trekken en de e-startknop in te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Wanneer het motorwaarschuwingslampje tijdens het rijden gaat branden, onmiddellijk
volgens de geldende verkeersregels stoppen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 62
9.5 Motorslipregeling (MSR)
402423-01
(Duke)
De MSR is een optionele functie van de motorregeling.
Als de motorremwerking te hoog wordt, verhindert de MSR, dat het achterwiel tijdens
het rechtuit rijden blokkeert.
Om slippen van het achterwiel te voorkomen, opent de MSR de smoorkleppen slechts
zover als absoluut noodzakelijk is.
De MSR wordt ingezet op oppervlakken waar de wrijvingswaarde te laag is om de Anti-
Hopping-koppeling te openen.
Info
Bij uitgeschakeld ABS of actieve ABS Mode SupMot is de MSR niet actief.
(Duke R)
De MSR is een functie van de motorregeling.
Als de motorremwerking te hoog wordt, verhindert de MSR, dat het achterwiel tijdens
het rechtuit rijden blokkeert of bij schuine stand wegglijdt.
Om slippen van het achterwiel te voorkomen, opent de MSR de smoorkleppen slechts
zover als absoluut noodzakelijk is.
De MSR wordt ingezet op oppervlakken waar de wrijvingswaarde te laag is om de Anti-
Hopping-koppeling te openen.
Om de rijveiligheid verder te verhogen, is de MSR afhankelijk van de schuine stand.
Info
Bij uitgeschakeld ABS of actieve ABS Mode SupMot is de MSR niet actief.
9 RIJ-INSTRUCTIES 63
9.6 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door hoger totaalgewicht.
Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVertraagde remwerking op wegen met strooizout.
Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door ABS.
De remwijze moet worden aangepast aan de rijsituatie en de wegtoestand.
9 RIJ-INSTRUCTIES 64
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk remmen leidt tot blokkering van de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, wanneer deze ook is ingeschakeld.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde ondergrond afremt.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnelling
schakelen.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
9.7 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten van
het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel eruit trekken.
9 RIJ-INSTRUCTIES 65
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten zijn
afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor uitgeschakeld werd met de noodstopschakelaar en het contact op het contactslot ingeschakeld blijft, wordt de voe-
ding naar de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor wordt de accu ontladen. De motor dus altijd met het con-
tactslot uitzetten, de noodschakelaar is uitsluitend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
9 RIJ-INSTRUCTIES 66
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de stand draaien. Om
het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstanden heen en weer bewegen. Contactsleutel
eruit trekken.
9.8 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401448-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen
omvallen en wegrollen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 67
9.9 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt tot problemen in het
brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
9 RIJ-INSTRUCTIES 68
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
B00935-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 30)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
A
van de vulopening met brandstof vul-
len.
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
14 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 194)
Tankdop sluiten. ( pag. 31)
10 SERVICESCHEMA 69
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen werkzaamheden, moet een
extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
10.2 Verplichte werkzaamheden
om de twee jaar
ieder jaar
alle 20.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 162)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 105)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 113)
Remschijven controleren. ( pag. 100)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 101)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 110)
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 96)
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen.
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 106)
10 SERVICESCHEMA 70
om de twee jaar
ieder jaar
alle 20.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen.
Balhoofdlagerspeling controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 124)
Bandenspanning controleren. ( pag. 126)
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 93)
Kettingspanning controleren. ( pag. 89)
Bougies vervangen.
Klepspeling controleren.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 150)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen.
Brandstofdruk controleren.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 146)
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool.
Service-indicatie resetten.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
10 SERVICESCHEMA 71
Eenmalig interval
Periodiek interval
10.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de vier jaren
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Achterbruglagers op speling controleren.
Wiellagers op speling controleren.
Koelmiddel verversen.
Aftapslangen legen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk
bewegen.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN 72
11.1 Voorvork/schokdemper (Duke R)
V00558-10
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden, om het chassis aan te passen aan uw
rijstijl en eventuele extra belading.
Info
Om deze aanpassing voor u te vereenvoudigen, hebben we onze ervaringsgegevens in
tabel
1
samengevat. U vindt de tabel onder het bijrijderzadel.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts de basis voor uw eigen per-
soonlijke afstelling van het chassis. Wijzig de instellingen niet willekeurig (maximaal ±
40%), aangezien anders de rijeigenschappen vooral tijdens hoge snelheden kunnen ver-
slechteren.
11.2 Ingaande demping voorvork instellen (Duke R)
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
K00353-10
Witte stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker voorpoot.
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef). De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
11 CHASSIS AFSTELLEN 73
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het inveren.
11.3 Uitgaande demping voorvork instellen (Duke R)
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
V00049-10
Rode stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter voor-
poot.
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode stelschroef).
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
11 CHASSIS AFSTELLEN 74
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
11.4 Ingaande demping schokdemper (Duke R)
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high-speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over een asfaltrand. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low-speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij lang-
zaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in het
high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
11.5 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen (Duke R)
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
11 CHASSIS AFSTELLEN 75
Info
De high-speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
V00050-10
Stelschroef
1
met een steeksleutel tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Volledige nuttige last 1 omw
Info
Met de klok mee draaien verhoogt de demping, tegen de klok in draaien verlaagt
de demping bij het snel inveren.
11.6 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen (Duke R)
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
11 CHASSIS AFSTELLEN 76
Info
De low-speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
V00050-11
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Met de klok mee draaien verhoogt de demping, tegen de klok in draaien verlaagt
de demping bij het langzaam tot normaal inveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN 77
11.7 Uitgaande demping voor schokdemper instellen (Duke R)
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V00559-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
11.8 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
11 CHASSIS AFSTELLEN 78
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met bagage en bijrijder en
zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
Voorwerk
(Duke R)
Voetsteunhouder demonteren.
Motorfiets met montagebok opkrikken.
Einddemper demonteren.
Schokdemper demonteren.
V00560-10
Hoofdwerk
(Duke)
Door aan de insteleenheid
1
te draaien de veervoorspanning instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 4 klikken
Haaksleutel (T106S)
Info
De veervoorspanning kan in 10 verschillende standen worden ingesteld.
11 CHASSIS AFSTELLEN 79
V00561-10
(Duke R)
Veerlengte in voorgespannen staat meten en opschrijven.
Contraring
1
en stelring
2
met speciaal gereedschap losmaken.
Haaksleutel (T106S)
Haaksleutel (T157S)
Contra- en stelring draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Door aan de stelring
2
te draaien de veervoorspanning instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 11 mm
Contraring
1
vastdraaien.
Nawerk
(Duke R)
Schokdemper monteren.
Einddemper monteren.
Motorfiets van de montagestandaard nemen.
Voetsteunhouder monteren.
11.9 Voetsteunen instellen
Info
De werkstappen aan de voetsteunhouders zijn links en rechts gelijk.
11 CHASSIS AFSTELLEN 80
V00562-10
Borgring
1
verwijderen.
Bout van bestuurdersvoetsteun verwijderen. Bestuurdersvoetsteun met veer eraf halen.
V00045-10
Schroeven
2
verwijderen.
V00051-01
Voetsteunhouder in de gewenste stand instellen.
11 CHASSIS AFSTELLEN 81
V00045-10
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voetsteunhouder
voor
M8 25 Nm Loctite
®
243™
H00385-01
Bestuurdersvoetsteun met veer en bout monteren.
V00562-10
Borgring
1
monteren.
11 CHASSIS AFSTELLEN 82
11.10 Rempedaalvlak instellen (Duke R)
V00563-10
Schroef
1
verwijderen en rempedaalvlak verwijderen.
Rempedaalvlak op de gewenste boring
2
positioneren.
Voorgeschreven waarde
Standaard Voorste boring
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rempedaalvlak M6 10 Nm Loctite
®
243™
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 83
12.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402346-01
Bevestigingen van de hefbok monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Bevestiging (69329955020)
Hefbok achter (69329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug en de bevestigingen.
Motorfiets opkrikken.
12.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 84
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard
1
plaatsen.
12.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
402345-01
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Hefbok bij vorkbuis aanbrengen.
Opnamebout (69329965030)
Hefbok voor (61029055500)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 85
12.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
312029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
12.5 Bijrijderzadel verwijderen
V00043-10
De contactsleutel in het zadelslot
1
steken en met de klok mee draaien.
Het bijrijderzadel achter optillen, naar de achteren schuiven en naar boven toe verwijde-
ren.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 86
12.6 Bijrijderzadel monteren
K00421-10
Het bijrijderzadel met de uitsteeksels
1
in het opbergvak vastzetten, achteraan neerla-
ten en naar voren schuiven.
Bijrijderzadel omlaag drukken en laten vergrendelen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet verkeerd gemonteerde bijrijderzadel kan uit de ver-
ankering springen.
Na het monteren het bijrijderzadel omhoog trekken om te controleren of hij
goed is vergrendeld.
Vervolgens controleren of het bijrijderzadel correct is gemonteerd.
12.7 Zadelafdekking verwijderen (Duke R)
V00053-10
De contactsleutel in het zadelslot
1
steken en met de klok mee draaien.
De zadelafdekking achter optillen, naar de achteren schuiven en naar boven toe verwij-
deren.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 87
12.8 Zadelafdekking monteren (Duke R)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
Als de zadelafdekking is gemonteerd kan er geen bijrijder meer worden meegenomen met het voertuig. Neem geen bijrijder
mee.
V00074-10
De zadelafdekking met de uitsteeksels
1
in het opbergvak vastzetten, achteraan neer-
laten en naar voren schuiven.
Zadelafdekking omlaag drukken en laten vergrendelen.
Vervolgens controleren of de zadelafdekking correct is gemonteerd.
12.9 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 88)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 88
12.10 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 89
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 197)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 197)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
12.11 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en achter-
wiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achterwiel
of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 90
K00351-10
Hoofdwerk
Versnelling in vrij schakelen.
De ketting in het bereik van de verticale rib aan de achterbrug naar boven duwen en
kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
B
moet daarbij gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de meting op verschillende plek-
ken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 5 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 91)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 91
12.12 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en achter-
wiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achterwiel
of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
Kettingspanning controleren. ( pag. 89)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 92
K00435-11
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner
4
in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
A
.
Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de meting op verschillende plek-
ken van de ketting herhalen.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroeven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 89)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 93
12.13 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
100132-10
Hoofdwerk
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 94
M01433-10
Versnelling in vrij schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangegeven gewicht
A
.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de meting op verschillende plek-
ken van de ketting herhalen.
Maximale afstand
B
op het langste stuk
van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel en
het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten kettingwiel resp. ketting-
aandrijfwiel sneller.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen sluitschakel.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 95
K00378-10
Glijblok controleren op slijtage.
»
Als bij het glijblok in het bereik
C
vanaf boven gezien de schroef
1
zichtbaar
wordt:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glijblok M6 10 Nm Loctite
®
243™
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
12.14 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 96
K00354-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
1
aanpassen aan de
grootte van de hand.
12.15 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 97
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en koppelingsleidingen
zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
K00416-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een horizon-
tale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 196)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 REMSYSTEEM 98
13.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS)
H
C
0
0
33
0
0
22
0
0
22
0
0
11
H01127-01
De ABS-unit
1
bestaat uit een hydraulische unit, ABSbesturingsunit en retourpomp en
is onder de brandstoftank gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor
2
aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig beperken de functie van het
ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem alleen doordraaien (burn out)
als ABS is uitgeschakeld en nooit op de openbare weg.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrijgegeven en aanbevolen
reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de
juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkundig worden uitgevoerd. (De
geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringAls de ABS com-
pleet wordt uitgeschakeld, vervalt de toelating van het voertuig voor de openbare
weg.
Het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg gebruiken,
indien de ABS compleet wordt uitgeschakeld.
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het rechtuit rijden
zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt.
13 REMSYSTEEM 99
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVoertuig slaat om
In extreme rijsituaties (bijvoorbeeld bagage met hoog zwaartepunt, wisselend
wegdek, steil bergaf rijden, vol remmen zonder uitkoppelen) kan niet altijd wor-
den voorkomen dat het voertuig omslaat. Pas het rijgedrag aan de toestand van
de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende remcircuits (voorwiel- en ach-
terwielrem). Bij normaal rijden werkt het remsysteem als een conventioneel remsysteem
zonder ABS. Pas wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel herkent,
begint het ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar aan
een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje
3
moet na het inschakelen van de ontsteking gaan bran-
den en uitgaan wanneer het voertuig rijdt. Wanneer het lampje na het optrekken niet uit-
gaat of tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in het ABS-systeem. Het
ABS is dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsys-
teem zelf blijft gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden, als in extreme rijsituaties het toeren-
tal van het voor- en achterwiel sterk van elkaar afwijkt, bijvoorbeeld bij een wheelie of als
het achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden gestopt en de ontsteking uitge-
schakeld. Als u weer met het voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig rijdt.
13 REMSYSTEEM 100
13.2 Uitgangspositie remhendel instellen
K00356-10
(Duke)
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel
1
aan de grootte van de hand
aanpassen.
Info
Remhendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
V00554-11
(Duke R)
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel
1
aan de grootte van de hand
aanpassen.
Info
Remhendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM 101
100135-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren op maat
A
.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in het bereik van het raak-
vlak
1
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,2 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven waarde ligt.
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de rem-
plaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
13 REMSYSTEEM 102
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
K00358-10
(Duke)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil op het kijkglas controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 103)
602575-10
(Duke R)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil op het kijkglas controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 103)
13 REMSYSTEEM 103
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de rem-
plaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
13 REMSYSTEEM 104
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn niet
geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 105)
V00059-10
Hoofdwerk
(Duke)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 196)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 REMSYSTEEM 105
V00564-10
(Duke R)
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot markering MAX bijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 196)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hierdoor vermindert de remwer-
king aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
13 REMSYSTEEM 106
M00662-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van voorwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van voorwielrem vervangen.
13.7 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achterwiel-
rem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
V00060-10
(Duke)
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 107)
13 REMSYSTEEM 107
Veer
1
vasthaken.
V00567-10
(Duke R)
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 107)
Veer
1
vasthaken.
13.8 Uitgangspositie rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achterwiel-
rem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
13 REMSYSTEEM 108
V00061-10
(Duke)
Veer
1
losmaken.
Schroef
6
verwijderen.
Moer
4
losdraaien en met kogelscharnier
5
terugdraaien totdat de maximale
vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer
2
losmaken en schroef
3
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Kogelscharnier
5
zodanig draaien totdat de vrije slag
A
is bereikt. Eventueel uit-
gangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Kogelscharnier
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Schroef
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kogelgewricht
drukstang aan rempedaal-
cilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
13 REMSYSTEEM 109
Veer
1
vasthaken.
V00568-10
(Duke R)
Veer
1
losmaken.
Moer
2
losdraaien en drukstang
3
erin draaien, totdat de maximale vrije slag is
bereikt.
V00569-10
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer
4
losdraaien en schroef
5
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
3
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is. Eventueel uitgangsposi-
tie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef
4
tegenhouden en moer
5
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
13 REMSYSTEEM 110
V00568-10
Drukstang
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Veer
1
vasthaken.
13.9 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM 111
V00081-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN markering
1
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 111)
13.10 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
13 REMSYSTEEM 112
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn niet
geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 113)
V00565-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
verwijderen.
Remvloeistof tot MAX-markering vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 196)
Schroefdop met membraan monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 REMSYSTEEM 113
13.11 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hierdoor vermindert de remwer-
king aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
C00318-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
14 WIELEN, BANDEN 114
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 84)
V00566-10
Hoofdwerk
(Duke)
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de boring trekken.
Schroeven
3
en afstandsbussen
4
verwijderen.
Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kantelen terugduwen op de
remschijf. Remklauw voorzichtig naar achteren van de remschijf trekken en opzij
hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als de remklauw verwijderd is.
V00056-10
(Duke R)
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de boring trekken.
Schroeven
3
en afstandsbussen
4
verwijderen.
Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kantelen terugduwen op de
remschijf. Remklauw voorzichtig naar achteren van de remschijf trekken en opzij
hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als de remklauw verwijderd is.
14 WIELEN, BANDEN 115
602546-10
Schroef
5
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
6
losdraaien.
Op de schroef
5
drukken om de steekas uit de asopname te schuiven.
Schroef
5
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
H00934-12
Afstandsbussen
7
verwijderen.
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
14 WIELEN, BANDEN 116
H01071-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 197)
Afstandsbussen erin zetten.
K00430-10
Schroef
2
en steekas
3
reinigen.
Steekas
3
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 197)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Info
De pijl op de velg, dicht bij de naaf, geeft de looprichting aan.
De remschijf bevindt zich in looprichting links.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
14 WIELEN, BANDEN 117
V00566-11
(Duke)
Wieltoerentalsensor
4
in boring positioneren. Schroef
5
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remklauw positioneren.
Remvoeringen zijn correct gepositioneerd.
Afstandsbussen
6
positioneren. Schroeven
7
monteren, maar nog niet vast-
draaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
De remklauw wordt uitgelijnd.
Schroeven
7
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm Loctite
®
243™
K00432-10
(Duke R)
Wieltoerentalsensor
4
in boring positioneren. Schroef
5
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remklauw positioneren.
Remvoeringen zijn correct gepositioneerd.
Afstandsbussen
6
positioneren. Schroeven
7
monteren, maar nog niet vast-
draaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
14 WIELEN, BANDEN 118
De remklauw wordt uitgelijnd.
Schroeven
7
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm Loctite
®
243™
Vastzetting remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 85)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
K00434-10
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
14 WIELEN, BANDEN 119
M00665-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger naar achteren te
drukken.
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de boring trekken.
Moer
3
verwijderen. Kettingspanner
4
verwijderen.
M00666-10
Steekas
5
alleen zo ver eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
M00667-01
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen.
Achterwiel naar achteren trekken tot de remklauwhouder vrij tussen remschijf en velg
hangt.
14 WIELEN, BANDEN 120
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Achterwiel uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
Hoofdwerk
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren. ( pag. 123)
14 WIELEN, BANDEN 121
H00937-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Afstandsbus verwijderen.
Keerring
1
en loopvlak
A
van de afstandsbus reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 197)
Afstandsbus erin zetten.
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 197)
Aangrijppunten aan de remklauwhouder en achterbrug reinigen.
14 WIELEN, BANDEN 122
K00435-10
Steunlagers van remklauwhouder
B
en achterbrug laten ingrijpen.
Achterwiel in de achterbrug opkrikken, positioneren en steekas erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting op het kettingwiel leggen.
Kettingspanner
2
positioneren. Moer
3
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Info
Kettingspanner links en rechts in dezelfde positie monteren.
Controleren of de kettingspanner
2
tegen de stelschroeven liggen. Moer
3
vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en rechts in dezelfde positie ten
opzichte van de referentiemarkeringen
C
staan. Zo is het achterwiel correct is uitge-
lijnd.
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Wieltoerentalsensor
4
in boring positioneren. Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 89)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
14 WIELEN, BANDEN 123
14.5 Demperpakkingen achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel. Deze slijten tijdens het
rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, raken de kettingwieldrager en de achterwielnaaf beschadigd.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
Achterwiel demonteren. ( pag. 118)
602568-10
Hoofdwerk
Lager
1
controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lagers van de kettingwieldrager vervangen.
Demperpakkingen
2
van de achterwielnaaf controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn beschadigd of versleten:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
602569-11
Achterwiel met het kettingwiel omhoog op een werkbank leggen en de steekas in de
wielnaaf steken.
Om de speling
A
te controleren, het achterwiel vasthouden en proberen het ketting-
wiel met de hand te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het kettingwiel.
Speling demperpakkingen achterwiel 5 mm
14 WIELEN, BANDEN 124
»
Als de speling
A
groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 120)
Kettingspanning controleren. ( pag. 89)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
14.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
14 WIELEN, BANDEN 125
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in
de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen tijdens het rijden in
de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van de productie en de laatste twee cijfers op
het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervangen, onafhankelijk van de
daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
14 WIELEN, BANDEN 126
Banden vervangen.
14.7 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning Solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
15 ELEKTRONICA 127
15.1 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 85)
V00580-10
Hoofdwerk
Minkabel
1
van de accu loskoppelen.
15 ELEKTRONICA 128
V00578-10
Pluspoolafdekking
2
verwijderen.
Beide pluskabels
3
van de accu loskoppelen.
Rubberband
4
losmaken.
Accu naar boven toe uit de accuhouder verwijderen.
15 ELEKTRONICA 129
15.2 Accu monteren
V00579-10
Hoofdwerk
Accu in accuhouder positioneren.
Alternatief 1
Accu (YTX9-BS) ( pag. 185)
Alternatief 2
Accu (HTZ12A-BS) ( pag. 185)
De accupolen wijzen tegen de rijrichting in.
Rubberband
1
vasthaken.
Beide pluskabels
2
met de accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 2 Nm
Pluspoolafdekking
3
monteren.
15 ELEKTRONICA 130
V00580-11
Minkabel
4
met accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 2 Nm
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 86)
Tijd en datum instellen. ( pag. 49)
15.3 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuAccu's bevatten milieubelastende materialen.
Gooi de accu niet bij het huishoudelijk afval.
Geef de accu's af bij een verzamelpunt voor oude accu's.
15 ELEKTRONICA 131
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest
de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 85)
Minkabel van de accu loskoppelen, om schade aan de boordelektronica te vermijden.
15 ELEKTRONICA 132
M00672-10
Hoofdwerk
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel
1
nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Minkabel met accu verbinden.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 86)
Tijd en datum instellen. ( pag. 49)
15 ELEKTRONICA 133
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig afgezekerd. De hoofdzekering bevindt zicht onder het bijrijder-
zadel.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 85)
V00581-10
Hoofdwerk
Beschermkappen
1
verwijderen.
15 ELEKTRONICA 134
V00582-10
Defecte hoofdzekering
2
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
3
.
Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109130) ( pag. 186)
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen, zodat u er een bij u hebt als
het nodig is.
V00581-10
Beschermkappen
1
monteren.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 86)
Tijd en datum instellen. ( pag. 49)
15 ELEKTRONICA 135
15.5 Zekeringen ABS vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder het bijrijderzadel. Met deze beide zekeringen zijn de retourpomp en de hydrau-
lische unit van de ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de ABS-besturingsunit is afgezekerd bevindt zich in het zekerin-
genblok.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 85)
V00584-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering
1
verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109115) ( pag. 185)
Beschermkap monteren.
15 ELEKTRONICA 136
V00583-10
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering
2
verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109125) ( pag. 186)
Beschermkap monteren.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 86)
15.6 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich rechts onder de brandstoftank.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
V00084-10
Hoofdwerk
(Duke R, 690 Duke EU)
Schroef
1
verwijderen.
Bekleding
2
verwijderen.
15 ELEKTRONICA 137
K00365-10
Zekeringenblokdeksel
3
openen.
K00366-10
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - contact, gecombineerd instrument, EFI-besturingsunit, alarmin-
stallatie (optioneel), knipperlicht
Zekering 2 - 10 A - contact, motorelektronica-besturingsunit
Zekering 3 - 10 A - brandstofpomp
Zekering 4 - 10 A - radiateurventilator
Zekering 5 - 10 A - claxon, remlicht
Zekering 6 - 15 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht, nummerplaatverlichting
Zekering 7 - 10 A - voor extra apparatuur (continu plus)
Zekering 8 - 10 A - voor extra apparatuur (met contactschakelaar geschakelde plus)
Zekering 9 - 10 A - ABS
Zekering 10 - geen functie
Zekering SPARE - 10 A/15 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
A
.
15 ELEKTRONICA 138
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 186)
Zekering (75011088015) ( pag. 186)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u hebt
als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
V00084-10
(Duke R, 690 Duke EU)
Bekleding
2
positioneren.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef tankspoiler M6 3 Nm
15 ELEKTRONICA 139
15.7 Koplampkap met koplamp demonteren
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
K00439-10
Hoofdwerk
(Duke)
Schroeven
1
verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen.
V00570-10
(Duke R)
Schroeven
1
verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen.
15 ELEKTRONICA 140
V00075-10
Koplampkap naar voren zwenken.
Steekverbindingen
3
loskoppelen.
Koplampkap verwijderen.
15.8 Koplampkap met koplamp monteren
V00075-11
Hoofdwerk
Stekkerverbindingen
1
verbinden.
15 ELEKTRONICA 141
K00439-11
(Duke)
Koplampkap positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplamp EJOT 2 Nm
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Controleren of het licht werkt.
V00570-11
(Duke R)
Koplampkap positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplamp EJOT 2 Nm
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Controleren of het licht werkt.
Nawerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 146)
15 ELEKTRONICA 142
15.9 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 139)
V00064-10
Hoofdwerk
(Duke)
Stekker
1
loskoppelen.
Beschermkap
2
verwijderen.
K00438-10
Beugel
3
losmaken.
Lamp
4
verwijderen.
Nieuwe lamp in het koplamphuis positioneren.
Koplamp (H4 / sokkel P43t) ( pag. 186)
Uitsteeksels grijpen in de uitsparingen.
Beugel
3
vastzetten.
15 ELEKTRONICA 143
V00064-10
Beschermkap
2
monteren.
Stekker
1
verbinden.
K00441-10
(Duke R)
Stekker
1
loskoppelen.
Beschermkap
2
verwijderen.
K00442-10
Beugel
3
losmaken.
Lamp
4
verwijderen.
Nieuwe lamp in het koplamphuis positioneren.
Koplamp (H4 / sokkel P43t) ( pag. 186)
Uitsteeksels grijpen in de uitsparingen.
Beugel
3
vastzetten.
15 ELEKTRONICA 144
K00441-10
Beschermkap
2
monteren.
Stekker
1
verbinden.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 140)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 146)
15.10 Zijlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 139)
15 ELEKTRONICA 145
V00071-10
Hoofdwerk
Kabeldoorvoer
1
en fitting van het zijlicht
2
voorzichtig uit het huis trekken.
Lamp verwijderen.
Nieuwe lamp in de fitting positioneren.
Zijlicht (W5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 186)
Fitting
2
met lamp voorzichtig in het huis positioneren.
Kabeldoorvoer
1
monteren.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 140)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 146)
15.11 Knipperlichtlamp vervangen (Duke)
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
15 ELEKTRONICA 146
V00066-10
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Knipperlichtglas
1
verwijderen.
Lamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en uit de fitting
trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
Nieuwe lamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (RY10W / sokkel BAU15s) ( pag. 186)
Knipperlichtglas positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een kleine ruk
vergrendelt in schroefgang. Schroef licht vastdraaien.
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
15.12 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zetten en in de hoogte van
het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op een afstand
A
loodrecht voor de muur zetten en het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
15 ELEKTRONICA 147
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 147)
15.13 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 146)
V00067-10
Hoofdwerk
Door schroef
1
te draaien de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij de rijklare motorfiets met bestuurder, even-
tueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen (aangebracht
bij: koplampstand controleren).
Info
Draaien tegen de klok in verbreedt de lichtbundelbreedte en draaien met de klok
mee versmalt de lichtbundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbundelbreedte van de kop-
lamp nodig zijn.
15 ELEKTRONICA 148
15.14 Diagnosestekker
H00932-11
De diagnosestekker
1
bevindt zicht onder het bestuurderszadel.
16 KOELSYSTEEM 149
16.1 Koelsysteem
K00436-10
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koelmiddel
plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep in de
radiateurdop
2
. Door de uitzetting van de warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar
het compensatiereservoir
3
. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer terugge-
zogen in het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
115 °C
402773-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator
4
die door een thermoscha-
kelaar wordt aangestuurd.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de koel-
werking.
16 KOELSYSTEEM 150
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsysteem te
openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
16 KOELSYSTEEM 151
V00069-11
Hoofdwerk
Radiateurdop
1
en dop
2
van het compensatiereservoir verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet bij de MIN-markering staan.
» Als het koelmiddelpeil in het compensatiereservoir niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde, maar nog niet leeg is:
Koelmiddel tot de MIN-markering bijvullen.
Koelvloeistof ( pag. 194)
» Als zich geen koelmiddel in het compensatiereservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 155)
Dop
2
van het compensatiereservoir monteren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
16 KOELSYSTEEM 152
Koelvloeistof ( pag. 194)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de voorgeschreven waarde:
> 0,50 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 155)
Radiateurdop
1
monteren.
16.3 Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsysteem te
openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
16 KOELSYSTEEM 153
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Voorwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
V00068-11
Hoofdwerk
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir
1
controleren.
Het koelmiddelpeil moet bij de MIN-markering staan.
» Als het koelmiddelpeil in het compensatiereservoir niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde, maar nog niet leeg is:
Dop van het compensatiereservoir verwijderen.
Koelmiddel tot de MIN-markering bijvullen.
Koelvloeistof ( pag. 194)
Dop van het compensatiereservoir monteren.
» Als zich geen koelmiddel in het compensatiereservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 155)
16 KOELSYSTEEM 154
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsysteem te
openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
16 KOELSYSTEEM 155
K00379-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
Schroef
1
verwijderen.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapboring van de water-
pomp
M10x1 15 Nm
Radiateurdop monteren.
16.5 Koelsysteem vullen/ontluchten
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
16 KOELSYSTEEM 156
V00077-10
Radiateurdop
1
verwijderen.
K00444-10
Ontluchtingsschroef
2
verwijderen.
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen uit de ontluchtingsopening stroomt en
meteen de ontluchtingsschroef
2
monteren en vastdraaien.
Koelmiddel 1,20 l Koelvloeistof ( pag. 194)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen. Radiateurdop
1
monteren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren. ( pag. 152)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start
of laat draaien.
Motor starten en laten warmdraaien tot het vijfde balkje van de temperatuurindicatie
brandt.
16 KOELSYSTEEM 157
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien
nodig koelmiddel bijvullen.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren. ( pag. 152)
17 MOTOR AFSTELLEN 158
17.1 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
00
0
AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot bovenkant
laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 158)
17.2 Uitgangspositie versnellingshendel instellen
H01081-10
(Duke)
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
17 MOTOR AFSTELLEN 159
H01085-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas steken en de tanden
laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
H01082-10
(Duke R)
Moer
1
losdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhouden.
Info
Moer
1
heeft linkse schroefdraad.
Moer
3
losdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhouden.
Door draaien van de draadstang
2
versnellingshendel instellen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Moer
3
vastdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhouden.
Voorgeschreven waarde
Schakelstangen moer M6 6 Nm
17 MOTOR AFSTELLEN 160
Moer
1
vastdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhouden.
Voorgeschreven waarde
Schakelstangen moer M6LH 6 Nm
17.3 Drive Mode(optioneel)
K00449-01
Mogelijke toestanden
SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe respons, de tractiecontrole laat
een hogere slip aan het achterwiel toe
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige respons, de tractiecontrole laat
een normale slip aan het achterwiel toe
RAIN Gehomologeerd vermogen met zeer zachte respons voor betere rijbaarheid, de
tractiecontrole laat een normale slip aan het achterwiel toe
In het menu "Drive Mode" kunnen verschillende afstellingen voor het voertuig worden geko-
zen. Beschikbaar zijn "SPORT", "STREET" en "RAIN".
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het display weergegeven.
Info
De keuze van de rijmodus is niet van invloed op het ABS.
Het menu "Drive Mode" is alleen beschikbaar als op het voertuig TC of MTC aanwezig
is.
17 MOTOR AFSTELLEN 161
17.4 Motorfiets-tractiecontrole (optioneel) (MTC)
K00396-01
De motorfiets-tractiecontrole (MTC) verlaagt het motorkoppel bij tractieverlies aan het ach-
terwiel. Afhankelijk van de instelling van de motorfiets-tractiecontrole is een lichte slip aan
het achterwiel zelfs gewenst.
Info
Als de motorfiets-tractiecontrole uitgeschakeld is, kan het achterwiel bij sterke acce-
leratie of op oppervlakken met slechte grip doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de motorfiets-tractiecontrole weer actief.
In het gecombineerde instrument wordt de motorfiets-tractiecontrole via het
menu "Drive Mode" ( pag. 160) bestuurd. In het menu "MTC/ABS" kan de
motorfiets-tractiecontrole worden uitgeschakeld.
Info
Als de motorfiets-tractiecontrole regelt, knippert het TClampje .
Als de motorfiets-tractiecontrole uitgeschakeld is, brandt het TClampje .
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 162
18.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil moet worden gecontroleerd bij een warme motor.
K00381-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten en dan pas controleren.
De motorolie moet tussen markering
A
en markering
B
van het kijkglas staan.
» Als het motoroliepeil niet in het aangegeven bereik ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 167)
18.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 163
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
H01066-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
Olievulschroef
1
met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen.
K00370-10
Olieaftapschroef
2
met magneet en afdichtring verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Olieaftapschroef met magneet en nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 164
K00371-10
Schroeven
3
verwijderen. Oliefilterdeksel
4
met keerring verwijderen.
Oliefilter
5
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
K00417-10
Schroeven
6
verwijderen. Oliefilterdeksel
7
met keerring verwijderen.
Oliefilter
8
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
K00372-10
Nieuw oliefilter plaatsen.
Keerringen van de oliefilterdeksels oliën. Oliefilterdeksels
4
en
7
positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 165
V00589-10
Sluitschroef
8
met oliezeef
9
en keerringen verwijderen.
Overtollige motorolie laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
H00382-10
Sluitschroef
bk
met oliezeef
bl
en keerringen verwijderen.
Overtollige motorolie laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
V00590-10
Oliezeef
9
met keerringen op een pijpsleutel positioneren.
Pijpsleutel door de boring van de sluitschroef in de tegenoverliggende motorhuishelft
positioneren.
Oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 166
K00370-11
Sluitschroef
8
met keerringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
K00375-10
Oliezeef met keerringen positioneren.
Sluitschroef
bk
met keerringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Motorolie bij koppelingsdeksel bijvullen.
Motorolie 1,70 l Motorolie (SAE 10W/60)
(00062010035) ( pag. 195)
Alternatieve motor-
olie
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 195)
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 167
H01066-10
Olievulschroef
1
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start
of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 162)
18.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
H01066-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
1
met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vul-
len.
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 195)
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 195)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aangeraden geen verschil-
lende motoroliesoorten te mengen.
Wij adviseren de motorolie te verversen, als dat nodig is.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 168
Olievulschroef
1
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start
of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 162)
19 REINIGING, ONDERHOUD 169
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
19 REINIGING, ONDERHOUD 170
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger
inspuiten en met een kwastje behandelen.
Motorfietsreiniger ( pag. 198)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een zachte
spons gebruiken. Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen,
altijd eerst met water afspoelen.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij in koud water wor-
den gereinigd. Warm water versterkt de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te dro-
gen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen van de
motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 88)
19 REINIGING, ONDERHOUD 171
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem)
met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 197)
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel voor lakken.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken ( pag. 198)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen niet polijsten, omdat de
materiaalkwaliteit anders sterk beperkt wordt.
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild
reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 198)
Contact-/stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 198)
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moeten
er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
19 REINIGING, ONDERHOUD 172
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 169)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout moeten de remklauwen en remplaketten
in afgekoelde en gemonteerde toestand, grondig met koud water worden gerei-
nigd en goed worden gedroogd.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de motorfiets grondig met
koud water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de remschij-
ven) worden behandeld met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen, omdat daardoor
de remwerking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 88)
20 STALLING 173
20.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u de volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo
voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bijmen-
gen.
Brandstofadditief ( pag. 197)
Brandstof tanken. ( pag. 67)
Motorfiets reinigen. ( pag. 169)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 162)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 150)
Bandenspanning controleren. ( pag. 126)
Accu demonteren. ( pag. 127)
Accu laden. ( pag. 130)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de accu zonder
directe blootstelling aan zonnestralen.
0… 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuurschom-
melingen.
Info
KTM adviseert om de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 83)
20 STALLING 174
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 84)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er
dan geen vocht kan ontsnappen en er corrosie ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten
draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat niet en leidt ertoe dat de kleppen en
uitlaat gaan roesten.
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 85)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 83)
Accu laden. ( pag. 130)
Accu monteren. ( pag. 129)
Tijd en datum instellen. ( pag. 49)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 56)
Een proefrit maken.
21 FOUTEN OPSPOREN 175
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij indrukken van
e-starterknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 57)
Accu leeg Accu laden. ( pag. 130)
Ruststroom controleren.
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 136)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 133)
Geen massaverbinding aanwezig Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door als de koppe-
lingshendel aangetrokken is
Versnelling is geschakeld Versnelling in vrij schakelen.
Er is een versnelling geschakeld en de
zijstandaard is uitgeklapt
Versnelling in vrij schakelen.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 57)
Zekering 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 136)
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstofleiding verbin-
den.
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Bij starten gashendel bediend Bij starten GEEN gasgeven
Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 57)
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter demonteren.
Luchtfilter monteren.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
21 FOUTEN OPSPOREN 176
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir con-
troleren. ( pag. 152)
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem Koelmiddel aftappen. ( pag. 154)
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 155)
Geknikte of beschadigde radiateurslang Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Zekering 4 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 136)
Defect in het ventilatiesysteem van de
radiateur
Ventilatiesysteem radiateur controleren.
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt
of knippert
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
N Controlelampje stationair brandt niet
wanneer de versnelling in vrij staat
Versnellingssensor niet geprogram-
meerd
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 67)
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 136)
ABS-waarschuwingslampje brandt Zekering ABS doorgesmolten Zekeringen ABS vervangen. ( pag. 135)
Wieltoerental van voor- en achterwiel
wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen, opnieuw star-
ten.
Fout in ABS ABS-foutengeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
21 FOUTEN OPSPOREN 177
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting geknikt Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien nodig
vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 162)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeven reinigen. ( pag. 162)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 136)
Richtingaanwijzer, remlicht en claxon
werken niet
Zekering 5 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 136)
Tijd wordt niet meer of niet correct
weergegeven
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 136)
Tijd en datum instellen. ( pag. 49)
Accu leeg Ontsteking bij het uitzetten van de
motorfiets niet uitgeschakeld
Accu laden. ( pag. 130)
Accu wordt niet geladen door de
dynamo
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Er wordt niets weergegeven op de dis-
play van gecombineerd instrument
Zekering 1 of 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 136)
Tijd en datum instellen. ( pag. 49)
22 TECHNISCHE GEGEVENS 178
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 692,7 cm³
Slag 80 mm
Boring 105 mm
Compressie 12,7:1
Distributie OHC, inlaat met nokvolgers, uitlaat met tuimelaars bestuurd, aan-
drijving via ketting
Klepdiameter inlaat 42 mm
Klepdiameter uitlaat 34 mm
Klepspeling koud
Inlaat bij: 20 °C 0,10… 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,20… 0,25 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollagers
Drijfstanglager Glijlagers
Zuigerboutlager Zuigerpen met DLC coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerringen 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 oliering met spiraal
Motorsmering Semi-dry-sump smering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 36:79
Koppeling APTC™ antihoppingkoppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnelling 6-versnelling met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:35
22 TECHNISCHE GEGEVENS 179
2e versnelling 16:28
3e versnelling 21:28
4e versnelling 21:23
5e versnelling 23:22
6e versnelling 23:20
Mengselsamenstelling Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 300 W
Bougie
Binnenste bougie NGK LKAR9BI10
Buitenste bougie NGK LMAR7DI10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie koelmiddel door waterpomp
Stationair toerental 1.550… 1.650 1/min
Starthulp E-starter, automatische decompressor
22.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef membraanborging M3 2 Nm Loctite
®
243™
Olievernevelaars naar
drijfstanglagersmering controleren
M4 2 Nm Loctite
®
243™
Slangklem aanzuigflens M4 2,5 Nm
Olievernevelaars in de cilinderkop M5 2 Nm Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef axiale zekering van de nokkenas M5 6 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 180
Schroef dekplaat voor olieretourgelei-
ding
M5 6 Nm
Schroef koppelingsveer M5 6 Nm
Schroef lagerborging M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
Schroef oliepompdeksel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef oliepompdeksel boven M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingdetectiesensor M5 5 Nm Loctite
®
243™
Kettinguitvalbescherming M6 5 Nm
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef autodeco M6 3,5 Nm Loctite
®
243™
Schroef bobine M6 10 Nm
Schroef cilinder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef distributiekettinggeleider M6x30 10 Nm Loctite
®
2701™
Schroef distributiekettingspannergelei-
der
M6x30 10 Nm Loctite
®
2701™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6x30 10 Nm
Schroef dynamodeksel (doorgangboring
in kettingkast)
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef kettingkast M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef klepdop M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 181
Schroef koppelingsnemercilinder M6x20 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingsnemercilinder M6x35 10 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M6x80 10 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M6x90 10 Nm
Schroef oliepompdeksel onder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef resonator M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef stator M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef thermostaathuis M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroeven SLS-deksel M6x12 10 Nm Loctite
®
243™
Oliesproeier voor zuigerkoeling M6x0,75 4 Nm Loctite
®
243™
Onderdrukaansluiting inlaatkanaal M6x0,75 2,5 Nm Loctite
®
243™
Schroef tuimelaaras M8x40 15 Nm
Schroef tuimelaaras M8x55 15 Nm
Sluitschroef krukasbevestiging M8 15 Nm
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 182
Schroef cilinderkop M10 Draaivolgorde:
Diagonaal vastdraaien, begin-
nen met de achterste schroef
aan de distributieketting-
schacht.
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
45 Nm
4e niveau
60 Nm
Geolied met motorolie
Bougie buiten M10x1 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Olieleiding voor oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Schroef ontgrendeling voor distributie-
kettingspanner
M10x1 10 Nm
Sluitschroef aftapboring van de water-
pomp
M10x1 15 Nm
Sluitschroef oliekanaal M10x1 15 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef oliekanaal oliekoeler M10x1 15 Nm
Bougie binnen M12x1,25 18 Nm
Afsluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Temperatuursensor koelmiddel op cilin-
derkop
M12x1,5 12 Nm
Sluitschroef oliekanaal M14x1,5 15 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 183
Vulschroeven motorhuis M16x1,5 25 Nm Loctite
®
243™
Moer rotor M18x1,5 100 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 80 Nm Loctite
®
243™
Moer koppelingmeenemer M20x1,5 100 Nm Loctite
®
243™
Moer primair tandwiel M20LHx1,5 90 Nm Loctite
®
243™
Sluitschroef distributiekettingspanner M20x1,5 25 Nm
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Schroef in de dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Sluitschroef oliethermostaat M24x1,5 15 Nm
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,70 l Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 195)
Alternatieve motorolie Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 195)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,20 l Koelvloeistof ( pag. 194)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 14 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 194)
22 TECHNISCHE GEGEVENS 184
22.4 Chassis
Frame Buisframe met staalbuizen van chroommolybdeen, geëloxeerd
Voorvork (Duke) WP Performance Systems Up Side Down 4357
Voorvork (Duke R) WP Performance Systems 4357 ROTA SPLIT
Schokdemper (Duke) WP Performance Systems Emulsie met ProLever omkering
Schokdemper (Duke R) WP Performance Systems 4618 met ProLever omkering
Veerweg (Duke)
voor 135 mm
achter 135 mm
Veerweg (Duke R)
voor 150 mm
achter 150 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met radiaal vastgeschroefde remklauw met vier zuigers,
remschijf vlottend gelagerd
achter Schijfrem met remklauw met enkele zuiger, vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,2 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning Solo
voor 2,0 bar
22 TECHNISCHE GEGEVENS 185
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging 16:40
Ketting 5/8 x 1/4” (520) Xring
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand 1.466±15 mm
Zadelhoogte onbelast (Duke) 835 mm
Zadelhoogte onbelast (Duke R) 865 mm
Afstand van bodem, onbelast 192 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (Duke) 152,5 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (Duke R) 151,5 kg
Maximale asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 220 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
22.5 Elektronica
Accu HTZ12A-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 10 Ah
Onderhoudsvrij
Accu YTX9-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 58011109115 15 A
22 TECHNISCHE GEGEVENS 186
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 75011088010 10 A
Koplamp H4 / sokkel P43t 12 V
60/55 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Instrumentverlichting en controlelampjes LED
Richtingaanwijzer (Duke) RY10W / sokkel BAU15s 12 V
10 W
Richtingaanwijzer (Duke R) LED
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
22.6 Banden
Band voor Band achter
120/70 ZR 17 M/C 58W TL
Metzeler SPORTEC M7 RR
160/60 ZR 17 M/C 69W TL
Metzeler SPORTEC M7 RR
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
22 TECHNISCHE GEGEVENS 187
22.7 Voorvork
22.7.1 Duke
Artikelnummer voorvork 05.18.7L.19
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down 4357
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 6,0 N/mm
Voorvorklengte 816 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 480 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 196)
22.7.2 Duke R
Artikelnummer voorvork 05.18.8M.11
Voorvork WP Performance Systems 4357 ROTA SPLIT
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 303 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 188
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 6,5 N/mm
Lengte luchtkamer 80±20 mm
Vorklengte 831 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 534 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 196)
22.8 Schokdemper
22.8.1 Duke
Artikelnummer schokdemper 01.18.7N.19
Schokdemper WP Performance Systems Emulsie met ProLever omkering
Veervoorspanning
Standaard 4 klikken
Statische veerweg 20 mm
Dynamische veerweg 45 mm
Inbouwlengte 364 mm
22.8.2 Duke R
Artikelnummer schokdemper 15.18.7P.11
Schokdemper WP Performance Systems 4618 met ProLever omkering
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
22 TECHNISCHE GEGEVENS 189
Volledige nuttige last 1 omw
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Veervoorspanning 11 mm
Veerconstante
Zacht 70 N/mm
Gemiddeld (standaard) 75 N/mm
Hard 80 N/mm
Veerlengte 185 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 25 mm
Dynamische veerweg 60… 65 mm
Inbouwlengte 370 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1) ( pag. 196)
22 TECHNISCHE GEGEVENS 190
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef koplamp EJOT 2 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm Loctite
®
243™
Bevestigingsklem remkabel M5 3 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef brandstofsensor M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar links M5 3,5 Nm
Schroef combinatieschakelaar rechts M5 3,5 Nm
Schroef gecombineerd instrument M5 4 Nm
Schroef hitteplaat (Duke) M5 5 Nm Loctite
®
243™
Schroef kabel aan startmotor M5 3 Nm
Schroef koplampkap M5 4 Nm
Schroef kunststofklem van de remkabel
op de voorvork
M5 2 Nm
Schroef luchtfilterbak M5 3 Nm
Schroef rempedaalvlak (Duke) M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef SLS-klep op frame M5 4 Nm
Dubbelzijdig tapeind M6 6 Nm Loctite
®
243™
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schakelstangen moer (Duke R) M6 6 Nm
Schakelstangen moer (Duke R) M6LH 6 Nm
Schroef accupool M6 2 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 191
Schroef afdekking achterlicht M6 8 Nm
Schroef besturingsunithouder M6 3 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
Schroef handremarmatuur M6 5 Nm
Schroef kettingbescherming M6 4 Nm Loctite
®
243™
Schroef klem uitlaatpijp M6 8 Nm Koperpasta
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
Schroef magneethouder aan zijstan-
daard
M6 5 Nm Loctite
®
243™
Schroef radiateurbevestiging onder M6 5 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef rempedaalvlak (Duke R) M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef remvloeistofreservoir van achter-
wielrem
M6 5 Nm
Schroef schuinestandsensor M6 5 Nm
Schroef spanningsregelaar M6 8 Nm
Schroef tankspoiler M6 3 Nm
Schroef versnellingshendel (Duke R) M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef wieltoerentalsensor M6 6 Nm
Schroef zadelslot M6 10 Nm Loctite
®
222™
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 20 Nm Koperpasta
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 192
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef contactslot (een keer te gebrui-
ken)
M8 Loctite
®
243™
Schroef einddemperbevestiging
(Duke R)
M8 15 Nm
Schroef einddemperbevestiging (Duke) M8 25 Nm
Schroef greep M8x30 Schroef met verzonken kop
18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef greep afdekking M8x20 18 Nm Loctite
®
243™
Schroef nummerplaathouder M8 18 Nm Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef rempedaal (Duke R) M8 20 Nm
Schroef remschijf achter M8 30 Nm Loctite
®
2701™
Schroef remschijf voor M8 30 Nm Loctite
®
2701™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef veerhouder aan zijstandaardcon-
sole
M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef verbindingsdrager motorhouder
voor
M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8x30 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8x50 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardconsole M8 25 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 193
Motorschroef M10 45 Nm Loctite
®
243™
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef framearm M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef rempedaal (Duke) M10 25 Nm
Schroef stuuradapter M10 20 Nm
Schroef zijstandaard M10 35 Nm Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef schokdemper boven M10x1,25 50 Nm Loctite
®
243™
Schroef schokdemper onder M10x1,25 50 Nm Loctite
®
243™
Lambdasonde M12x1,25 25 Nm
Moer bochtstuk aan haakse hendel M14x1,5 100 Nm
Moer bochtstuk aan verbindingshendel M14x1,5 100 Nm
Moer haakse hendel aan achterbrug M14x1,5 100 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Schroef balhoofd M20x1,5 40 Nm
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
Stelring achterbruglagers M24x1,5 25 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Moer balhoofd M28x1 12 Nm
23 GEBRUIKSSTOFFEN 194
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelvloeistof
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardige, silicaatvrije koelvloeistof met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaardige en ongeschikte
antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen alleen door koelvloeistof
vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de koelvloeistof verdund
moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
23 GEBRUIKSSTOFFEN 195
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (verdraagbaarheid)
met andere koelmiddelen in acht.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 199)
SAE ( pag. 199) (SAE 10W/60)
KTM LC4 2007+
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 199)
SAE ( pag. 199) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Volledig synthetische motorolie
23 GEBRUIKSSTOFFEN 196
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 199) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 199) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
24 HULPSTOFFEN 197
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
24 HULPSTOFFEN 198
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Polish & Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
25 NORMEN 199
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de norm JASO T903 MA.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO MA voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN 200
ABS Anti Blokkeer Systeem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het recht-
uit rijden zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat emissie- en veiligheidsgerelateerde waarden
bewaakt
MTC Motorfietstractiecontrole (Motorcycle Trac-
tion Control)
Extra functie van de motorbesturing die bij doordraaiend achter-
wiel het motorbesturing verlaagt
MSR Motorslipregeling (Motor Slip Regulation) Extra functie van de motorbesturing die het blokkeren van het ach-
terwiel bij een te grote motorremwerking verhindert door de regel-
kleppen iets te openen
TC Tractiecontrole (Traction Control) Extra functie van de motorbesturing die bij doordraaiend achter-
wiel het motorkoppel verlaagt
27 LIJST MET AFKORTINGEN 201
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
28 LIJST MET SYMBOLEN 202
28.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Controlelampje wegrijblokkering brandt/knippert rood Status- of foutmelding bij de wegrijblokke-
ring/alarminstallatie.
Waarschuwingslampje voor oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag.
28.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen. Actieve rijhulpen worden
eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Motorwaarschuwingslampje brandt geel De OBD heeft een kritieke emissie- of veiligheidsfout herkend.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het ABS-lampje knippert als de
ABS Mode "SupMot" geactiveerd is.
TClampje brandt geel De TC resp. MTC is niet beschikbaar. Contact opnemen met geautoriseerde KTM-garage.
Het TC-lampje knippert als TC of MTC actief ingrijpen.
Waarschuwingslampje algemeen brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de rijveiligheid is gedetecteerd.
Dit wordt ook op het display weergegeven.
28.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
28 LIJST MET SYMBOLEN 203
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX 204
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Bijrijder-voetsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Bijrijderzadel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Combinatieschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
E
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175-177
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
INDEX 205
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36-51
"ABS" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
"ClockDate Set" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
"Distance" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Drive Mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
"Drive Mode" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
"Extra functions" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
"Favorites" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
"General Info" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
inhoud brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
"Language" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
"MTC" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
"Pressure" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
"Set Favorites" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
"Settings" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
"Shift Light" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
"TC/ABS" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
"Temp" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
temperatuurindicatie koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
"Trip 1" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
"Trip 2" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
versnellingsindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
"Volume" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
"Warning" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
H
Handgrepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . 52
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . . . 56
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
INDEX 206
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
in compensatiereservoir controleren . . . . . . . . . . . . . . . 152
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Koplampinstelling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Koplampstand
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Motorfiets-tractiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Motorslipregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
MSR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
MTC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
INDEX 207
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Rempedaalvlak
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98-113
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
S
Schakelaars
links aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
rechts aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
ingaande demping high speed instellen . . . . . . . . . . . . . . 74
ingaande demping low speed instellen . . . . . . . . . . . . . . . 75
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69-71
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173-174
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
INDEX 208
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178-193
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
Tijd en datum
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Voetsteunen
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
compressie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68, 183
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156, 183
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166, 183
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Z
Zadelafdekking
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . . 136
Zekeringen ABS
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Zijlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
INDEX 209
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
*3213549nl*
3213549nl
10/2016
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212

KTM 690 Duke 2017 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor