KTM 690 Duke 2019 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2019
690 Duke
Artikelnr. 3213923nl
BESTE KTM KLANT,
*3213923nl*
3213923nl
08/2018
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne, sportieve
motorfiets en we zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 24) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 25)
Sleutelnummer ( pag. 25)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT,
2
© 2018 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
690 Duke EU (F9703S4)
INHOUDSOPGAVE
3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 8
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 8
1.2 Gebruikte formatering......................... 9
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ...................... 10
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik..... 10
2.2 Onjuist gebruik ................................ 10
2.3 Veiligheidsaanwijzingen.................... 10
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ....... 11
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ....... 12
2.6 Veilig gebruik .................................. 13
2.7 Beschermende kleding ..................... 14
2.8 Werkinstructies................................ 14
2.9 Milieu............................................. 15
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 15
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 16
3.1 Garantie.......................................... 16
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 16
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 16
3.4 Service ........................................... 17
3.5 Afbeeldingen ................................... 17
3.6 Klantenservice................................. 17
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 20
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 20
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 22
5 SERIENUMMERS........................................ 24
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 24
5.2 Typeplaatje ..................................... 24
5.3 Sleutelnummer................................ 25
5.4 Motornummer.................................. 25
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 26
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 26
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 27
6.1 Koppelingshendel ............................ 27
6.2 Remhendel...................................... 27
6.3 Gashendel....................................... 28
6.4 Schakelaars links aan stuur............... 28
6.4.1 Combinatieschakelaar .................. 28
6.4.2 Lichtschakelaar ........................... 29
6.4.3 Menuschakelaar........................... 30
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar ......... 30
6.4.5 Claxonknop ................................. 31
INHOUDSOPGAVE
4
6.5 Schakelaars rechts aan stuur............. 32
6.5.1 Noodstopschakelaar ..................... 32
6.5.2 E-startknop ................................. 32
6.5.3 Contact- en stuurslot.................... 33
6.6 Tankdop openen .............................. 34
6.7 Tankdop sluiten ............................... 36
6.8 Zadelslot......................................... 37
6.9 Boordgereedschap............................ 37
6.10 Grepen............................................ 38
6.11 Voetsteun passagier.......................... 38
6.12 Versnellingshendel ........................... 39
6.13 Rempedaal...................................... 40
6.14 Zijstandaard .................................... 40
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 42
7.1 Gecombineerd instrument................. 42
7.2 Controlelampjes............................... 43
7.3 Snelheid ......................................... 45
7.4 Tijd ................................................ 45
7.5 Temperatuur.................................... 46
7.6 Versnellingsindicatie ........................ 46
7.7 Inhoud brandstoftank ....................... 47
7.8 Temperatuurindicatie koelmiddel....... 47
7.9 "Favorites"....................................... 48
7.10 "Trip 1" ........................................... 48
7.11 "Trip 2" ........................................... 49
7.12 "General Info" .................................. 50
7.13 "Set Favorites" ................................. 51
7.14 "Settings" ........................................ 51
7.15 "Warning" ........................................ 52
7.16 "TC/ABS"......................................... 52
7.17 "Shift Light" .................................... 54
7.18 Tijd en datum instellen..................... 54
7.19 "Fuel Cons"...................................... 56
7.20 "Language" ...................................... 57
7.21 "Distance" ....................................... 57
7.22 "Temp"............................................ 58
7.23 "Extra functions" .............................. 58
7.24 Drive Mode (optioneel) ..................... 59
8 INBEDRIJFSTELLING.................................. 60
8.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 60
8.2 Motor inrijden.................................. 62
8.3 Voertuig beladen.............................. 63
9 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 66
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 66
9.2 Voertuig starten ............................... 67
9.3 Beginnen met rijden......................... 69
9.4 Schakelen, rijden............................. 70
INHOUDSOPGAVE
5
9.5 Motorslipmomentregeling (MSR) ........ 75
9.6 Afremmen ....................................... 75
9.7 Stoppen, parkeren............................ 78
9.8 Transporteren .................................. 80
9.9 Brandstof tanken ............................. 81
10 SERVICESCHEMA....................................... 84
10.1 Extra informatie ............................... 84
10.2 Verplichte werkzaamheden................ 84
10.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 87
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 88
11.1 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 88
11.2 Voetsteunen instellen ....................... 89
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 93
12.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ........................................ 93
12.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen ............................................ 93
12.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ........................................ 94
12.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ..... 95
12.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen .... 96
12.6 Buddyseat verwijderen...................... 98
12.7 Buddyseat monteren ........................ 98
12.8 Kettingvervuiling controleren............. 99
12.9 Ketting reinigen ............................... 99
12.10 Kettingspanning controleren ........... 101
12.11 Kettingspanning instellen ............... 103
12.12 Ketting, kettingwiel en
ketting-aandrijfwiel controleren ....... 105
12.13 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen........................................ 108
12.14 Vloeistofpeil hydraulische
koppeling controleren/corrigeren...... 109
13 REMSYSTEEM.......................................... 112
13.1 Antiblokkeersysteem (ABS) ............. 112
13.2 Uitgangspositie van de
handremhendel instellen ................ 115
13.3 Remschijven controleren................. 115
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................... 117
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 118
13.6 Remplaketten voorwielrem
controleren.................................... 121
13.7 Vrije slag rempedaal controleren...... 122
13.8 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen .................................... 123
INHOUDSOPGAVE
6
13.9 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 125
13.10 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 126
13.11 Remplaketten achterwielrem
controleren.................................... 128
14 WIELEN, BANDEN .................................... 130
14.1 Voorwiel demonteren .................. 130
14.2 Voorwiel monteren ...................... 132
14.3 Achterwiel demonteren ............... 135
14.4 Achterwiel monteren ................... 137
14.5 Demperpakkingen van de
achterwielnaaf controleren .......... 140
14.6 Bandentoestand controleren............ 143
14.7 Bandenspanning controleren........... 145
14.8 Gebruik van bandenreparatiespray ... 147
15 ELEKTRONICA.......................................... 148
15.1 12V-accu demonteren ................. 148
15.2 12V-accu monteren .................... 151
15.3 12V-accu laden .......................... 153
15.4 Hoofdzekering vervangen ................ 156
15.5 Zekeringen ABS vervangen.............. 158
15.6 Zekeringen afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen ........... 160
15.7 Koplampkap met koplamp
demonteren................................... 164
15.8 Koplampkap met koplamp
monteren ...................................... 165
15.9 Lamp koplamp vervangen ............... 166
15.10 Zijlichtlamp vervangen.................... 168
15.11 Knipperlichtlamp vervangen............ 169
15.12 Koplampinstelling controleren......... 171
15.13 Lichtbundelbreedte van de
koplamp instellen .......................... 172
15.14 Diagnosestekker............................. 173
16 KOELSYSTEEM......................................... 174
16.1 Koelsysteem .................................. 174
16.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 175
16.3 Koelmiddelpeil in het
compensatiereservoir controleren..... 178
16.4 Koelmiddel aftappen .................. 180
16.5 Koelsysteem vullen/ontluchten ..... 182
16.6 Koelmiddel verversen ..................... 184
17 MOTOR AFSTELLEN ................................. 188
17.1 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 188
INHOUDSOPGAVE
7
17.2 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 189
17.3 Drive Mode(optioneel) .................... 190
17.4 Tractiecontrole (optioneel) (TC) ....... 191
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 192
18.1 Motoroliepeil controleren ................ 192
18.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 193
18.3 Motorolie bijvullen ......................... 199
19 REINIGING, ONDERHOUD......................... 202
19.1 Motorfiets reinigen ......................... 202
19.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter................................... 205
20 STALLING ................................................ 207
20.1 Stalling......................................... 207
20.2 Inbedrijfname na stalling ................ 209
21 FOUTEN OPSPOREN................................. 210
22 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 215
22.1 Motor............................................ 215
22.2 Aanhaalmomenten motor ................ 217
22.3 Vulhoeveelheden............................ 223
22.3.1 Motorolie .................................. 223
22.3.2 Koelmiddel ............................... 223
22.3.3 Brandstof.................................. 223
22.4 Chassis ......................................... 224
22.5 Elektronica.................................... 225
22.6 Banden......................................... 226
22.7 Voorvork........................................ 227
22.8 Schokdemper ................................ 227
22.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 228
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 234
24 HULPSTOFFEN......................................... 237
25 NORMEN ................................................. 239
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 240
27 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 241
28 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 242
28.1 Rode pictogrammen ....................... 242
28.2 Gele of oranje pictogrammen........... 242
28.3 Groene en blauwe pictogrammen..... 243
INDEX ............................................................. 244
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
8
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
9
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
10
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normaal gebruik in het verkeer
kan weerstaan.
Dit voertuig is niet geschikt voor gebruik op racecircuits en niet-geasfalteerde wegen.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
11
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
12
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
13
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
14
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
15
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo
komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
16
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien
anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan
het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- & garantieboekje.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
17
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen
of met zware bagage, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk snel-
ler verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te
controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
18
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
19
4 AFBEELDING VOERTUIG
20
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
V01471-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
21
1
Koppelingshendel ( pag. 27)
2
Bestuurderszadel
3
Buddyseat
4
Grepen ( pag. 38)
5
Zadelslot ( pag. 37)
6
Zijstandaard ( pag. 40)
7
Versnellingshendel ( pag. 39)
8
Motornummer ( pag. 25)
4 AFBEELDING VOERTUIG
22
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
V01472-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
23
1
Boordgereedschap ( pag. 37)
2
Tankdop
3
Lichtschakelaar ( pag. 29)
3
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 30)
3
Claxonknop ( pag. 31)
4
Contact- en stuurslot ( pag. 33)
5
Noodstopschakelaar ( pag. 32)
5
E-startknop ( pag. 32)
6
Remhendel ( pag. 27)
7
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 24)
8
Zekeringenblok
9
Typeplaatje ( pag. 24)
bk
Kijkglas voor motorolie
bl
Rempedaal ( pag. 40)
bm
Voetsteun passagier ( pag. 38)
5 SERIENUMMERS
24
5.1 Voertuigidentificatiennummer
402324-10
Het voertuigidentificatienummer
1
is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
H01128-10
Het typeplaatje
1
bevindt zich rechts aan het frame.
SERIENUMMERS 5
25
5.3 Sleutelnummer
402241-10
Sleutelnummer
1
staat op de KEYCODECARD.
Info
U hebt het sleutelnummer nodig voor het bestellen van
een reservesleutel. Bewaar de KEYCODECARD op een veilige
plaats.
5.4 Motornummer
401949-10
Het motornummer
1
is in de linkerkant van de motor onder het
ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
26
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenzijde van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
402382-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is aan de linkerkant
van de schokdemper aangebracht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
27
6.1 Koppelingshendel
K00347-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
K00348-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
28
6.3 Gashendel
K00349-10
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.4 Schakelaars links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
29
V00555-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1
Lichtschakelaar ( pag. 29)
2
Menuschakelaar ( pag. 30)
3
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 30)
4
Claxonknop ( pag. 31)
6.4.2 Lichtschakelaar
H00381-10
De lichtschakelaar
1
is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand
A
. In deze
stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingescha-
keld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand
B
geduwd. In deze stand zijn het groot licht en het
achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand
C
trekken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
30
6.4.3 Menuschakelaar
K00367-10
De menuschakelaar is in het midden van de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde
instrument bestuurd.
Toets
1
is de UPtoets.
Toets
2
is de DOWNtoets.
Toets
3
is de SETtoets.
Toets
4
is de BACKtoets.
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar
K00350-11
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is aan de linkerzijde van het
stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
31
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richting-
aanwijzerschakelaar richting de schakelaarbehuizing duwen.
6.4.5 Claxonknop
K00350-10
De claxonknop
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
32
6.5 Schakelaars rechts aan stuur
6.5.1 Noodstopschakelaar
K00349-11
De noodstopschakelaar
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ont-
stekingscircuit onderbroken. Een draaiende motor
schakelt uit en een stilstaande motor kan niet worden
gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk
bij het rijden, het ontstekingscircuit is gesloten.
6.5.2 E-startknop
K00349-12
De e-startknop
1
is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
E-startknop in de uitgangspositie
E-startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor
geactiveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
33
6.5.3 Contact- en stuurslot
B00925-01
Het contact- en stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in. De contact-
sleutel kan eruit worden getrokken.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscir-
cuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekings-
circuit onderbroken en het stuur geblokkeerd. De con-
tactsleutel kan eruit worden getrokken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
34
6.6 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
35
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
V00556-10
Afdekking
1
op de brandstoftankdop omhoogklappen en con-
tactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingDe contactsleutel kan bij overbelas-
ting afbreken.
Beschadigde contactsleutels moeten worden vervangen.
Op de brandstoftankdop drukken om de contactsleutel te
ontlasten.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop omhoogklappen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
36
6.7 Tankdop sluiten
V00557-01
Tankdop neerklappen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop indrukken en contactsleutel tegen de klok in
draaien tot het slot sluit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, gif-
tig en schadelijk voor de gezondheid.
De brandstoftankdop na het sluiten op correcte
vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking neerklappen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
37
6.8 Zadelslot
V00043-10
Het zadelslot
1
bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
Hij kan worden vergrendeld met de contactsleutel.
6.9 Boordgereedschap
K00414-10
Het boordgereedschap
1
bevindt zich onder de buddyseat.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
38
6.10 Grepen
K00415-10
De grepen
1
zijn bestemd voor het rangeren van de motorfiets.
Bij het rijden met een passagier kan deze zich hieraan vasthou-
den.
6.11 Voetsteun passagier
K00376-10
De voetsteunen voor de passagier kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteun passagier ingeklapt Voor het rijden zonder passa-
gier.
Voetsteun passagier uitgeklapt Voor het rijden met passa-
gier.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
39
6.12 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
40
6.13 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.14 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de rij-instructies.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
41
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
42
7.1 Gecombineerd instrument
402644-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in 2 functiesegmen-
ten.
1
Controlelampjes ( pag. 43)
2
Display
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
43
7.2 Controlelampjes
402646-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
44
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het
ABS-controlelampje knippert als de ABS-modus "SupMot" geactiveerd is.
TC-controlelampje brandt geel De TC is niet beschikbaar. Contact opnemen met geautori-
seerde KTM-garage. Het TC-controlelampje knippert als TC actief ingrijpt.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Controlelampje wegrijblokkeringen brandt/knippert rood Status- of foutmelding bij de wegrij-
blokkering/alarminstallatie.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje algemeen brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
45
7.3 Snelheid
402647-11
De snelheid
1
wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in
mijl per uur mph.
7.4 Tijd
402647-13
De tijd wordt weergegeven in het segment
1
van het display.
Als de taal EN-US ingesteld is, wordt de tijd weergegeven in de
12-uursnotatie.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de 12V-accu losgekop-
peld is geweest van het voertuig of als de zekering eruit is
gehaald.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
46
7.5 Temperatuur
402647-14
De actuele omgevingstemperatuur wordt weergegeven in
segment
1
van het display.
7.6 Versnellingsindicatie
402647-10
De actuele versnelling wordt weergegeven in segment
1
van het
display.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
47
7.7 Inhoud brandstoftank
402649-10
De inhoud van de brandstoftank wordt weergegeven in
segment
1
van het display.
Wanneer de brandstof bijna op is, knippert het laatste segment. Zo
snel mogelijk tanken.
7.8 Temperatuurindicatie koelmiddel
402648-01
De temperatuurindicatie op het display bestaat uit acht balkjes.
Hoe meer balkjes er branden, hoe warmer het koelmiddel.
Info
Als alle balkjes branden, verschijnt bovendien de waarschu-
wing ENGINE TEMP HIGH.
Mogelijke toestanden
Motor koud De koelmiddelindicatie brandt blauw.
Motor warm Twee tot zes balkjes branden.
Motor heet Zes balkjes branden zwart, één tot twee balkjes
branden rood.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
48
Motor zeer heet Alle acht balkjes knipperen rood.
7.9 "Favorites"
K00389-01
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Favorites" op
het display verschijnt. Door het indrukken van de SETtoets
wordt het menu geopend.
Met de UP of DOWNtoets menupunt selecteren en met de
SETtoets aansturen.
In het menu "Favorites" kunnen vijf menu's direct worden aange-
stuurd.
In het menu "Set Favorites" wordt het menu "Favorites" geconfigu-
reerd.
7.10 "Trip 1"
K00386-01
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Trip 1" op het
display verschijnt.
"Trip 1" geeft de afgelegde afstand aan sinds de laatste reset, bij-
voorbeeld tussen twee tankstops. "Trip 1" loopt mee en telt tot
999.
"AVG 1" geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van "Trip 1" en
"Trip Time 1".
"AV Cons. 1" geeft het gemiddelde verbruik aan op basis van
"Trip 1" en "Trip Time 1".
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
49
"Trip Time 1" geeft de rijtijd op basis van "Trip 1" aan en begint te
lopen zodra een snelheidssignaal wordt ontvangen.
"Fuel Range" geeft de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve aan.
Knop 3 -
5 seconden
ingedrukt
houden.
Alle items in menu "Trip 1" worden gewist.
7.11 "Trip 2"
K00387-01
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Trip 2" op het
display verschijnt.
"Trip 2" geeft de afgelegde afstand aan sinds de laatste reset, bij-
voorbeeld tussen twee tankstops. "Trip 2" loopt mee en telt tot
999.
"AVG 2" geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van "Trip 2" en
"Trip Time 2".
"AV Cons. 2" geeft het gemiddelde verbruik aan op basis van
"Trip 2" en "Trip Time 2".
"Trip Time 2" geeft de rijtijd op basis van "Trip 2" aan en begint te
lopen zodra een snelheidssignaal wordt ontvangen.
"Fuel Range" geeft de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve aan.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
50
Knop 3 -
5 seconden
ingedrukt
houden.
Alle items in menu "Trip 2" worden gewist.
7.12 "General Info"
312033-10
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "General Info" op
het display verschijnt.
"Air Temp" geeft de omgevingsluchttemperatuur aan.
"Date" geeft de datum aan.
"ODO" geeft de totale gereden afstand aan.
"Battery" geeft de accuspanning aan.
"Time" geeft de actuele tijd aan.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
51
7.13 "Set Favorites"
K00429-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Set Favorites"
op het display verschijnt. Door het indrukken van de SETtoets
wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets menu selecteren. Met de SETtoets
het menu voor de snelkeuze instellen.
In het menu "Set Favorites" wordt het menu "Favorites" geconfigu-
reerd.
7.14 "Settings"
H02606-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
In het menu "Settings" worden instellingen voor eenheden of ver-
schillende waarden uitgevoerd. Enkele functies kunnen worden
geactiveerd of gedeactiveerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
52
7.15 "Warning"
K00388-01
Voorwaarden
Melding of waarschuwing
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Warning" op het
display verschijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets door de waarschuwingen navigeren.
In het menu "Warning" worden de opgetreden waarschuwingen
weergegeven en opgeslagen, totdat ze niet meer actief zijn.
7.16 "TC/ABS"
K00395-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
Aanwijzing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzeke-
ringAls het ABS compleet wordt uitgeschakeld, vervalt de
toelating van het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet
op de openbare weg als het ABS compleet wordt uitgescha-
keld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
53
UP- of DOWNknop indrukken totdat het menu "TC/ABS" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
In het menu "TC/ABS" kunnen "TC" en "ABS" worden uitgeschakeld.
In het menu "ABS Mode" kan tussen "Road" en "SupMot" worden
gekozen.
Info
De weergegeven functieomvang is afhankelijk van de uitrus-
ting.
Na het inschakelen van het contact zijn de tractiecontrole
en het ABS weer actief.
Als de ABS Mode "Road" actief is, regelt het ABS aan beide
wielen.
Als de ABS Mode "SupMot" actief is, regelt het ABS alleen
aan het voorwiel. Het achterwiel wordt niet meer via het
ABS geregeld; het kan bij het remmen blokkeren.
De inhoud van het menu verschilt afhankelijk van de
beschikbare elektronicapakketten.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
54
7.17 "Shift Light"
H02602-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken totdat "Shift Light" op het dis-
play gemarkeerd is. Door de SETknop nog eens in te drukken,
wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop functie selecteren. Met de SETknop
wordt het toerental voor het schakeladvies ingesteld.
Als het motortoerental "RPM 1" bereikt, brandt de toerentalindica-
tie rood.
Als het motortoerental "RPM 2" bereikt, knippert de toerentalindi-
catie rood.
Functie "Shift Light" in- of uitschakelen.
7.18 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
55
K00393-01
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot "Clockdate set" op het display
is geselecteerd. Door nog een keer op de SETknop te drukken,
wordt de eenheid ingesteld.
SET-knop indrukken.
Het uur naast "Clock" knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele uur ingesteld
is.
SET-knop indrukken.
De minuut naast "Clock" knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele minuut inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
De dag naast "Date" knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele dag ingesteld
is.
SET-knop indrukken.
De maand naast "Date" knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele maand inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
Het jaar naast "Date" knippert.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
56
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele jaar ingesteld
is.
BACK-knop indrukken.
Tijd en datum worden opgeslagen.
7.19 "Fuel Cons"
H02606-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot "Fuel Cons" op het display is
geselecteerd. Door nog een keer op de SETknop te drukken,
wordt de eenheid ingesteld.
Eén van de mogelijke verbruiksindicaties selecteren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
57
7.20 "Language"
H02603-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
Door de SETknop nog een keer in te drukken de taal selecte-
ren.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans
en Spaans.
7.21 "Distance"
H02604-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot "Distance" op het display is
geselecteerd. Door nog een keer op de SETknop te drukken,
wordt de eenheid ingesteld.
Eenheid kilometer "km" of mijl "mi" voor de afstand selecteren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
58
7.22 "Temp"
H02605-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot "Temp" op het display is gese-
lecteerd. Door nog een keer op de SETknop te drukken, wordt
de eenheid ingesteld.
Eenheid "°C" of "°F" voor de temperatuurindicatie selecteren.
7.23 "Extra functions"
K00428-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot "Extra functions" op het display
is geselecteerd.
SET-knop indrukken.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
59
Info
In dit menu worden de optionele extra functies weerge-
geven.
7.24 Drive Mode (optioneel)
Info
Het menu "Drive Mode" is alleen beschikbaar als op het voertuig TC aanwezig is.
K00449-01
UP- of DOWNknop indrukken totdat het menu "Drive Mode" op
het display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door het menu navigeren. Met de
SETknop kunnen op elkaar afgestemde instellingen van motor
en tractiecontrole worden geselecteerd.
SPORT gehomologeerd vermogen met zeer directe res-
pons, de tractiecontrole laat een hogere slip aan het ach-
terwiel toe
STREET gehomologeerd vermogen met evenwichtige
respons, de tractiecontrole laat een normale slip aan het
achterwiel toe
RAIN gehomologeerd vermogen met zeer zachte respons
voor betere rijbaarheid, de tractiecontrole laat een normale
slip aan het achterwiel toe
8 INBEDRIJFSTELLING
60
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
INBEDRIJFSTELLING 8
61
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 108)
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 115)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 123)
8 INBEDRIJFSTELLING
62
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het bestu-
ren van de motorfiets. Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 62)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.000 1/min
Na de eerste: 1.000 km 7.800 1/min
Vol gas geven vermijden!
INBEDRIJFSTELLING 8
63
8.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en passagier met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van de koffer of de tanktas heeft invloed op het rijgedrag.
De koffer en tanktas volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met kof-
fers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht
nemen.
8 INBEDRIJFSTELLING
64
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandEen heet uitlaatsysteem kan de bagage doen verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig,
en moet het gewicht gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
INBEDRIJFSTELLING 8
65
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 220 kg
9 RIJ-INSTRUCTIES
66
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 192)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 117)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 125)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 121)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 128)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 178)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 99)
Kettingspanning controleren. ( pag. 101)
Bandentoestand controleren. ( pag. 143)
Bandenspanning controleren. ( pag. 145)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
RIJ-INSTRUCTIES 9
67
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijk-
spiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
9 RIJ-INSTRUCTIES
68
B00782-10
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand te draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer
2 seconden het geluid van de werkende brandstofpomp
te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole van het
gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer
uit wanneer het voertuig begint te rijden.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair N brandt.
E-startknop indrukken.
RIJ-INSTRUCTIES 9
69
Info
E-startknop pas indrukken als de functiecontrole van
het gecombineerde instrument is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het
starten gas wordt gegeven, wordt geen brandstof inge-
spoten door het motormanagementsysteem en daardoor
slaat de motor niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Tot de
volgende startpoging minimaal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met
uitgeklapte zijstandaard naar een versnelling schakelt
en de koppelingshendel loslaat, blijft de motor stil-
staan.
Zijstandaard ontlasten en met de voet tot de aanslag naar
boven zwenken.
9.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig
voorzichtig gas geven.
9 RIJ-INSTRUCTIES
70
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde contactsleutelstand zorgt voor storingen.
De contactsleutelstand tijdens het rijden niet veranderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
RIJ-INSTRUCTIES 9
71
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de passagier van de motorfiets vallen.
Zorg ervoor dat de passagier correct op de buddyseat zit, de voeten op de buddyseatvoetsteunen van
de passagier zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor passagiers in
acht.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
9 RIJ-INSTRUCTIES
72
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en passagier met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
RIJ-INSTRUCTIES 9
73
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten, het voertuig
veilig parkeren en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
401950-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie e.d.),
kunt u naar hogere versnellingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn
weergegeven op de afbeelding. De neutrale of statio-
naire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling. De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 5 balkjes op de tem-
peratuurindicatie branden.
9 RIJ-INSTRUCTIES
74
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan.
Vooral in bochten mag niet worden geschakeld en slechts voor-
zichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, hoeft u
alleen de koppelingshendel te trekken en de e-startknop in
te drukken. De versnelling hoeft niet in stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd met stationair toe-
rental draait of stilstaat.
Wanneer het controlelampje storing tijdens het rijden gaat
branden, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stop-
pen.
RIJ-INSTRUCTIES 9
75
9.5 Motorslipmomentregeling (MSR)
402423-01
De MSR is een optionele functie van de motorbesturing.
Als de motorremwerking te hoog wordt, verhindert de MSR, dat het
achterwiel tijdens het rechtuit rijden blokkeert.
Om slippen van het achterwiel te voorkomen, opent de MSR de
smoorkleppen slechts zover als absoluut noodzakelijk is.
De MSR wordt ingezet op oppervlakken waar de wrijvingswaarde te
laag is om de Anti-Hopping-koppeling te openen.
Info
Bij uitgeschakeld ABS of actieve ABS Mode SupMot is de
MSR niet actief.
9.6 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
9 RIJ-INSTRUCTIES
76
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een passagier of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
RIJ-INSTRUCTIES 9
77
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde onder-
grond afremt.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op
zandige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat
de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar
een lagere versnelling schakelen.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen
terug en hierbij de motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en
raakt het remsysteem niet oververhit.
9 RIJ-INSTRUCTIES
78
9.7 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur en verwijder de contactsleutel als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
RIJ-INSTRUCTIES 9
79
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor uitgeschakeld werd met de noodstopschakelaar en het contact op het contactslot inge-
schakeld blijft, wordt de voeding naar de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor raakt
de 12V-accu leeg. De motor dus altijd met het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is uitslui-
tend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de
stand draaien. Om het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstan-
den heen en weer bewegen. Contactsleutel eruit trekken.
9 RIJ-INSTRUCTIES
80
9.8 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401448-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
RIJ-INSTRUCTIES 9
81
9.9 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
9 RIJ-INSTRUCTIES
82
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
RIJ-INSTRUCTIES 9
83
V01473-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 34)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
A
van de vul-
opening met brandstof vullen.
Brandstoftankvolume
totaal ca.
14 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 234)
Tankdop sluiten. ( pag. 36)
10 SERVICESCHEMA
84
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
10.2 Verplichte werkzaamheden
om de twee jaar
ieder jaar
alle 20.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 193)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 121)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 128)
Remschijven controleren. ( pag. 115)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 117)
SERVICESCHEMA 10
85
om de twee jaar
ieder jaar
alle 20.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 125)
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 109)
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling vervangen.
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 122)
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 96)
Speling balhoofdlager controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 143)
Bandenspanning controleren. ( pag. 145)
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 105)
Kettingspanning controleren. ( pag. 101)
Bougies vervangen.
Klepspeling controleren.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 175)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
10 SERVICESCHEMA
86
om de twee jaar
ieder jaar
alle 20.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen.
Brandstofdruk controleren.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 171)
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Service-intervalindicatie resetten.
Service in KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- & garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
SERVICESCHEMA 10
87
10.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de vier jaren
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Achterbruglager op speling controleren.
Wiellager op speling controleren.
Koelmiddel verversen. ( pag. 184)
Aftapslangen legen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchet-
ten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controle-
ren of ze gemakkelijk bewegen.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN
88
11.1 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met
bagage en passagier en zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
V00560-10
Door aan de insteleenheid
1
te draaien de veervoorspanning
instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 4 klikken
Haaksleutel (T106S)
CHASSIS AFSTELLEN 11
89
Info
De veervoorspanning kan in 10 verschillende standen
worden ingesteld.
11.2 Voetsteunen instellen
Info
De werkstappen aan de voetsteunhouders zijn links en rechts gelijk.
V00562-10
Borgring
1
verwijderen.
Bout van bestuurdersvoetsteun verwijderen. Bestuurdersvoet-
steun met veer eraf halen.
11 CHASSIS AFSTELLEN
90
V00045-10
Schroeven
2
verwijderen.
V00051-01
Voetsteunhouder in de gewenste stand instellen.
CHASSIS AFSTELLEN 11
91
V00045-10
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voet-
steunhouder
voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
H00385-01
Bestuurdersvoetsteun met veer en bout monteren.
11 CHASSIS AFSTELLEN
92
V00562-10
Borgring
1
monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
93
12.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402346-01
Bevestigingen van de hefbok monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Montageadapter (61029955144)
Achterwielmontagebok (69329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug
en de adapters. Motorfiets opkrikken.
12.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
94
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard
1
plaatsen.
12.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
95
402345-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Hefbok bij vorkbuis aanbren-
gen.
Opnamebout (69329965030)
Voorwielmontagebok groot (69329965000)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
12.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
96
312029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
12.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 94)
V01511-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
97
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 238)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 95)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
98
12.6 Buddyseat verwijderen
V00043-10
De contactsleutel in het zadelslot
1
steken en met de klok
mee draaien.
De buddyseat achter optillen, naar achter schuiven en naar
boven toe verwijderen.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
12.7 Buddyseat monteren
K00421-10
De buddyseat met de uitsteeksels
1
in het opbergvak haken,
achteraan neerlaten en tegelijkertijd naar voren schuiven.
Buddyseat naar beneden drukken en laten vergrendelen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet verkeerd gemonteerde
zadel kan uit de verankering springen.
Controleer na de montage of het zadel goed ver-
grendeld is en niet omhoog kan worden getrokken.
Vervolgens controleren of de buddyseat correct gemonteerd is.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
99
12.8 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 99)
12.9 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
100
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 237)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray Street ( pag. 237)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
101
12.10 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
102
K00351-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
De ketting in het bereik van de verticale rib aan de achterbrug
naar boven duwen en kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
B
moet daarbij
gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Kettingspanning 5 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 103)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
103
12.11 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
Kettingspanning controleren. ( pag. 101)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
104
E01041-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner
4
in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
A
. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
105
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 101)
12.12 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
100132-10
Hoofdwerk
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
106
M01433-10
Versnelling in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Maximale afstand
B
van
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
107
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen
sluitschakel.
K00378-10
Glijblok op slijtage controleren.
»
Als bij het glijblok in het bereik
C
vanaf boven gezien de
schroef
1
zichtbaar wordt:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef
bovenste
glijblok
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
108
12.13 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
K00354-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
109
12.14 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
110
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
K00416-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 236)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
111
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13 REMSYSTEEM
112
13.1 Antiblokkeersysteem (ABS)
H
C
0
0
33
0
0
22
0
0
22
0
0
11
H01127-01
De ABS-module
1
bestaat uit een hydraulische unit,
ABSbesturingsunit en retourpomp en is onder de brandstoftank
gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor
2
aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem
alleen doordraaien (burn out) als het ABS is
uitgeschakeld en nooit op de openbare weg.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkun-
dig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
113
Aanwijzing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekering
Als het ABS compleet wordt uitgeschakeld, vervalt de toelating van
het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de
openbare weg als het ABS compleet wordt uitgeschakeld.
Het ABS is een veiligheidssysteem dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse krachten
voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen
ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhinderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Bij normaal rijden werkt het
remsysteem als een conventioneel remsysteem zonder ABS. Pas
wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel
13 REMSYSTEEM
114
herkent, begint het ABS door het regelen van de remdruk te wer-
ken. De regeling is merkbaar aan een licht pulserende remhendel
resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje
3
moet na het inschakelen van
de ontsteking gaan branden en uitgaan wanneer het voertuig
begint te rijden. Wanneer het lampje na het optrekken niet uitgaat
of tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in
het ABS-systeem. Het ABS is dan niet meer actief en de wielen
kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf blijft
gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden als in
extreme rijsituaties het toerental van het voor- en achterwiel
sterk van elkaar afwijken, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het
achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig begint te
rijden.
REMSYSTEEM 13
115
13.2 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
K00356-10
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel
1
aan de
grootte van de hand aanpassen.
Info
Remhendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM
116
100135-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak
1
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,2 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven
waarde ligt.
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
REMSYSTEEM 13
117
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
K00358-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil op het kijkglas controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 118)
13 REMSYSTEEM
118
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 13
119
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 121)
13 REMSYSTEEM
120
V00059-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 236)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 13
121
13.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
M00662-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
13 REMSYSTEEM
122
13.7 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
V00060-10
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 123)
Veer
1
vasthaken.
REMSYSTEEM 13
123
13.8 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
V00061-10
Veer
1
losmaken.
Schroef
6
verwijderen.
Moer
4
losdraaien en met kogelscharnier
5
terugdraaien
totdat de maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer
2
losdraaien en schroef
3
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Kogelscharnier
5
zodanig draaien totdat de vrije slag
A
is
bereikt. Eventueel uitgangspositie van het rempedaal aanpas-
sen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
13 REMSYSTEEM
124
Schroef
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Kogelscharnier
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer drukstang rem-
pedaal
M6 6 Nm
Schroef
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kogelge-
wricht drukstang
aan rempedaal-
cilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Veer
1
vasthaken.
REMSYSTEEM 13
125
13.9 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V00081-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN-markering
1
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 126)
13 REMSYSTEEM
126
13.10 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 13
127
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 128)
13 REMSYSTEEM
128
V00565-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
verwijderen.
Remvloeistof tot MAX-markering vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 236)
Schroefdop met membraan monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.11 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
129
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
C00318-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
14 WIELEN, BANDEN
130
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 94)
V00566-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de
boring trekken.
Schroeven
3
en afstandsbussen
4
verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel
licht naar de zijkant te kantelen. Remzadel voorzichtig naar
achteren van de remschijf trekken en opzij hangen.
Info
Remhendel bij verwijderde remzadels niet bedienen.
WIELEN, BANDEN 14
131
602546-10
Schroef
5
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
6
losdraaien.
Op de schroef
5
drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef
5
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door
beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven
niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
H00934-12
Afstandsbussen
7
verwijderen.
14 WIELEN, BANDEN
132
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H01071-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen rei-
nigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 237)
Afstandsbussen erin zetten.
WIELEN, BANDEN 14
133
K00430-10
Schroef
2
en steekas
3
reinigen.
Steekas
3
licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 237)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Info
De pijl op de velg, dicht bij de naaf, geeft de looprich-
ting aan.
De remschijf bevindt zich in looprichting links.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
V00566-11
Wieltoerentalsensor
4
in de boring positioneren. Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Remzadel positioneren.
Remvoeringen zijn correct gepositioneerd.
Afstandsbussen
6
positioneren. Schroeven
7
monteren,
maar nog niet vastdraaien.
14 WIELEN, BANDEN
134
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en een drukpunt aanwezig is. Rem-
hendel ingedrukt vastzetten.
Het remzadel richt zich.
Schroeven
7
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 95)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
K00434-10
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
WIELEN, BANDEN 14
135
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
E01042-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de
boring trekken.
Moer
3
verwijderen. Kettingspanner
4
verwijderen.
E01044-10
Steekas
5
slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel
naar voren kan worden geschoven.
14 WIELEN, BANDEN
136
E01045-01
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen.
Achterwiel naar achter trekken tot de remzadeldrager vrij tus-
sen remschijf en velg hangt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
WIELEN, BANDEN 14
137
R04972-10
Afstandsbus
6
verwijderen.
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
Hoofdwerk
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren.
( pag. 140)
14 WIELEN, BANDEN
138
T02509-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerring
1
en loopvlak
A
van de afstandsbus reinigen en
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 237)
Afstandsbus erin zetten.
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 237)
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 237)
Aangrijppunten van remzadeldrager en achterbrug reinigen.
WIELEN, BANDEN 14
139
E01041-11
Steunlagers van de remzadeldrager
B
en achterbrug laten
ingrijpen.
Achterwiel in de achterbrug tillen, positioneren en steekas erin
steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting op het kettingwiel leggen.
Kettingspanner
2
positioneren. Moer
3
monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Info
Kettingspanner links en rechts in dezelfde positie mon-
teren.
Controleren of de kettingspanner
2
tegen de stelschroeven
liggen. Moer
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en
rechts in dezelfde positie ten opzichte van de referentiemar-
keringen
C
staan. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Wieltoerentalsensor
4
in de boring positioneren. Schroef
5
monteren en vastdraaien.
14 WIELEN, BANDEN
140
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 101)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
14.5 Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel via 6 demperpakkingen overgebracht op het achterwiel.
Deze slijten tijdens het rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, worden de ketting-
wielhouder en de achterwielnaaf beschadigd.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
Achterwiel demonteren. ( pag. 135)
WIELEN, BANDEN 14
141
E01046-10
Hoofdwerk
Lager
1
controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lager van de kettingwieldrager vervangen.
Demperpakkingen
2
van de achterwielnaaf controleren op
beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf beschadigd
of versleten zijn:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
14 WIELEN, BANDEN
142
E01047-10
Achterwiel met het kettingwiel omhoog op een werkbank leg-
gen en de steekas in de wielnaaf steken.
Om de speling
A
te controleren, het achterwiel vasthouden
en proberen het kettingwiel met de hand te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het
kettingwiel.
Speling demperpakkingen
achterwiel
5 mm
»
Als de speling
A
groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 137)
Kettingspanning controleren. ( pag. 101)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
WIELEN, BANDEN 14
143
14.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
14 WIELEN, BANDEN
144
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale
wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
WIELEN, BANDEN 14
145
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.7 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
14 WIELEN, BANDEN
146
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met passagier / volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
WIELEN, BANDEN 14
147
14.8 Gebruik van bandenreparatiespray
H03319-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnjuist gebruik van bandenrepara-
tiespray leidt tot drukverlies bij de gerepareerde band.
Niet elke beschadiging kan met bandenreparatiespray
worden gerepareerd.
Lees de aanwijzingen en richtlijnen van de fabrikant
van de bandenreparatiespray.
Rijd langzaam en voorzichtig wanneer u een band met
bandenreparatiespray hebt gerepareerd.
Rijd hoogstens naar de dichtstbijzijnde garage en laat
de band vervangen.
Een reparatie met bandenreparatiespray mag alleen in noodgeval-
len worden uitgevoerd.
Het wordt aanbevolen om het defecte voertuig naar de dichtstbij-
zijnde werkplaats te vervoeren in plaats van het te repareren.
15 ELEKTRONICA
148
15.1 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Buddyseat verwijderen. ( pag. 98)
ELEKTRONICA 15
149
V00580-10
Hoofdwerk
Minkabel
1
van de 12V-accu loskoppelen.
15 ELEKTRONICA
150
V00578-10
Pluspoolafdekking
2
verwijderen.
Beide pluskabels
3
van de 12V-accu loskoppelen.
Rubberband
4
loshaken.
12V-accu naar boven toe uit de accuvak verwijderen.
ELEKTRONICA 15
151
15.2 12V-accu monteren
V00579-10
Hoofdwerk
12Vaccu in het accuvak plaatsen.
12V-accu (HTZ12A-BS) ( pag. 225)
De accupolen wijzen tegen de rijrichting in.
Rubberband
1
inhaken.
Beide pluskabels
2
met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 2 Nm
Pluspoolafdekking
3
monteren.
15 ELEKTRONICA
152
V00580-11
Minkabel
4
met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 2 Nm
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 98)
Tijd en datum instellen. ( pag. 54)
ELEKTRONICA 15
153
15.3 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
15 ELEKTRONICA
154
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast, verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de 12V-accu aan capaciteit.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulfatie op, waardoor de 12V-accu wordt
vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Buddyseat verwijderen. ( pag. 98)
Minkabel van de 12V-accu loskoppelen om schade aan de
boordelektronica te voorkomen.
ELEKTRONICA 15
155
M00672-10
Hoofdwerk
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kan ook de rustspanning, het startvermo-
gen van de 12V-accu en de dynamo worden getest. Bovendien
kan met dit apparaat de 12V-accu niet worden overladen.
Info
Deksel
1
nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
3 maanden
Minkabel met de 12V-accu verbinden.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 98)
Tijd en datum instellen. ( pag. 54)
15 ELEKTRONICA
156
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig gezekerd. De hoofdzekering bevindt
zich onder de buddyseat.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Buddyseat verwijderen. ( pag. 98)
ELEKTRONICA 15
157
V00581-10
Hoofdwerk
Beschermkappen
1
verwijderen.
V00582-10
Defecte hoofdzekering
2
verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
3
.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109130) ( pag. 225)
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
15 ELEKTRONICA
158
V00581-10
Beschermkappen
1
monteren.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 98)
Tijd en datum instellen. ( pag. 54)
15.5 Zekeringen ABS vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
ELEKTRONICA 15
159
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder de buddyseat. Met deze twee zekeringen zijn
de retourpomp en de hydraulische unit van het ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de
ABS-besturingsunit is afgezekerd bevindt zich in het zekeringenblok.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Buddyseat verwijderen. ( pag. 98)
V00584-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering
1
verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109115) ( pag. 225)
Beschermkap monteren.
15 ELEKTRONICA
160
V00583-10
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering
2
verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109125) ( pag. 225)
Beschermkap monteren.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 98)
15.6 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich rechts onder de
brandstoftank.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
ELEKTRONICA 15
161
V00084-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Bekleding
2
verwijderen.
K00365-10
Zekeringenblokdeksel
3
openen.
15 ELEKTRONICA
162
K00366-10
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - contact, gecombineerd instrument, EFI-
besturingsunit, alarminstallatie (optioneel), knipperlicht
Zekering 2 - 10 A - contact, motorelektronica-besturingsunit
Zekering 3 - 10 A - brandstofpomp
Zekering 4 - 10 A - radiateurventilator
Zekering 5 - 10 A - claxon, remlicht
Zekering 6 - 15 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht,
nummerplaatverlichting
Zekering 7 - 10 A - voor extra apparatuur (constant plus)
Zekering 8 - 10 A - voor extra apparatuur (met contactscha-
kelaar geschakelde plus)
Zekering 9 - 10 A - ABS
Zekering 10 - geen functie
Zekering SPARE - 10 A/15 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad
A
.
ELEKTRONICA 15
163
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten
de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven
ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 226)
Zekering (75011088015) ( pag. 226)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
15 ELEKTRONICA
164
V00084-10
Bekleding
2
positioneren.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstof-
tankspoiler
M6 3 Nm
15.7 Koplampkap met koplamp demonteren
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
K00439-10
Schroeven
1
verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen.
ELEKTRONICA 15
165
V00075-10
Koplampkap naar voren zwenken.
Steekverbindingen
3
loskoppelen.
Koplampkap verwijderen.
15.8 Koplampkap met koplamp monteren
V00075-11
Hoofdwerk
Stekkerverbindingen
1
verbinden.
15 ELEKTRONICA
166
K00439-11
Koplampkap positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplamp EJOT 2 Nm
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Controleren of het licht werkt.
Nawerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 171)
15.9 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector vermindert de lichtsterkte.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Het lichtpeertje niet met blote handen aanraken.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 164)
ELEKTRONICA 15
167
V00064-10
Hoofdwerk
Stekker
1
loskoppelen.
Beschermkap
2
verwijderen.
K00438-10
Beugel
3
losmaken.
Gloeilamp
4
verwijderen.
Nieuwe gloeilamp in de koplampbehuizing plaatsen.
Koplamp (H4 / sokkel P43t) ( pag. 226)
Uitsteeksels grijpen in de uitsparingen.
Beugel
3
vastzetten.
15 ELEKTRONICA
168
V00064-10
Beschermkap
2
monteren.
Stekker
1
verbinden.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 165)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 171)
15.10 Zijlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector vermindert de lichtsterkte.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Het lichtpeertje niet met blote handen aanraken.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 164)
ELEKTRONICA 15
169
V00071-10
Hoofdwerk
Rubberpijpje
1
en fitting van het zijlicht
2
voorzichtig uit
de behuizing trekken.
Gloeilamp verwijderen.
Nieuwe gloeilamp in de fitting plaatsen.
Zijlicht (W5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 226)
Fitting
2
met gloeilamp voorzichtig in de behuizing plaatsen.
Rubberpijpje
1
monteren.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 165)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 171)
15.11 Knipperlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector vermindert de lichtsterkte.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Het lichtpeertje niet met blote handen aanraken.
15 ELEKTRONICA
170
V00066-10
Schroef aan de achterzijde van het knipperlichthuis verwijde-
ren.
Knipperlichtglas
1
verwijderen.
Gloeilamp iets in de fitting duwen, ca. 3 tegen de klok in
draaien en uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij hou-
den.
Nieuwe gloeilamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok
mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (RY10W / sokkel BAU15s) ( pag. 226)
Knipperlichtglas positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de
schroef met een kleine ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef
licht vastdraaien.
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
ELEKTRONICA 15
171
15.12 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op een afstand
A
loodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 172)
15 ELEKTRONICA
172
15.13 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 171)
V00067-10
Hoofdwerk
Door schroef
1
te draaien de lichtbundelbreedte van de kop-
lamp instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij de rijklare motor-
fiets met bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder,
precies op de onderste markering liggen (aangebracht bij:
koplampinstelling controleren).
Info
Draaien tegen de klok in vergroot de lichtbundelbreedte
en draaien met de klok mee verkleint de lichtbundel-
breedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
ELEKTRONICA 15
173
15.14 Diagnosestekker
H00932-11
De diagnosestekker
1
bevindt zicht onder het bestuurderszadel.
16 KOELSYSTEEM
174
16.1 Koelsysteem
K00436-10
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop
2
. Door de uitzetting door
warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar het compensatie-
reservoir
3
. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer
teruggezogen in het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koel-
middeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen
rekening moet worden gehouden.
115 °C
402773-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator
4
die bij hoge temperatuur wordt ingeschakeld.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
KOELSYSTEEM 16
175
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
16 KOELSYSTEEM
176
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
V00069-11
Hoofdwerk
Radiateurdop
1
en dop
2
van het compensatiereservoir
verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
Antivries 25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet bij de MIN-markering staan.
» Als het koelmiddelpeil in het compensatiereservoir niet
overeenkomt met de voorgeschreven waarde, maar nog niet
leeg is:
Koelmiddel tot de MIN-markering bijvullen.
Koelmiddel ( pag. 234)
» Als zich geen koelmiddel in het compensatiereservoir
bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
KOELSYSTEEM 16
177
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 182)
Dop
2
van het compensatiereservoir monteren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies
vaststellen.
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de
voorgeschreven waarde:
> 0,50 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 182)
Radiateurdop
1
monteren.
16 KOELSYSTEEM
178
16.3 Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
KOELSYSTEEM 16
179
Voorwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
V00068-11
Hoofdwerk
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir
1
controleren.
Het koelmiddelpeil moet bij de MIN-markering staan.
» Als het koelmiddelpeil in het compensatiereservoir niet
overeenkomt met de voorgeschreven waarde, maar nog niet
leeg is:
Dop van het compensatiereservoir verwijderen.
Koelmiddel tot de MIN-markering bijvullen.
Koelmiddel ( pag. 234)
Dop van het compensatiereservoir monteren.
» Als zich geen koelmiddel in het compensatiereservoir
bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 182)
16 KOELSYSTEEM
180
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
KOELSYSTEEM 16
181
K00379-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Schroef
1
met afdichtring verwijderen.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapbo-
ring waterpomp
M10x1 15 Nm
Radiateurdop monteren.
16 KOELSYSTEEM
182
16.5 Koelsysteem vullen/ontluchten
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
V00077-10
Radiateurdop
1
verwijderen.
KOELSYSTEEM 16
183
K00444-10
Ontluchtingsschroef
2
verwijderen.
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen
uit de ontluchtingsopening stroomt en meteen de
ontluchtingsschroef
2
monteren en vastdraaien.
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel
( pag. 234)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen. Radiateurdop
1
monteren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 178)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en laten warmdraaien tot het vijfde balkje van de
temperatuurindicatie brandt.
Motor uitzetten en laten afkoelen.
16 KOELSYSTEEM
184
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren en indien nodig koelmiddel bijvullen.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 178)
16.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 16
185
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
K00379-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Schroef
1
met afdichtring verwijderen.
16 KOELSYSTEEM
186
K01002-10
Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapbo-
ring waterpomp
M10x1 15 Nm
K00444-11
Ontluchtingsschroef
3
verwijderen.
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen
uit de ontluchtingsopening stroomt en meteen de
ontluchtingsschroef
3
monteren en vastdraaien.
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel
( pag. 234)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen. Radiateurdop
2
monteren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
KOELSYSTEEM 16
187
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en laten warmdraaien tot het vijfde balkje van de
temperatuurindicatie brandt.
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radi-
ateur en in het compensatiereservoir controleren en indien
nodig koelmiddel bijvullen.
17 MOTOR AFSTELLEN
188
17.1 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
00
0
AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 189)
MOTOR AFSTELLEN 17
189
17.2 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
H01081-10
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
H01085-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas ste-
ken en de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Schroef met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite
®
243™
17 MOTOR AFSTELLEN
190
17.3 Drive Mode(optioneel)
K00449-01
Mogelijke toestanden
SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe respons,
de tractiecontrole laat een hogere slip aan het achterwiel toe
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige res-
pons, de tractiecontrole laat een normale slip aan het achter-
wiel toe
RAIN Gehomologeerd vermogen met zeer zachte respons
voor betere rijbaarheid, de tractiecontrole laat een normale
slip aan het achterwiel toe
In het menu "Drive Mode" kunnen verschillende afstellingen voor
het voertuig worden gekozen. Beschikbaar zijn "SPORT", "STREET"
en "RAIN".
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het display weergegeven.
Info
De keuze van de rijmodus is niet van invloed op het ABS.
Het menu "Drive Mode" is alleen beschikbaar als op het
voertuig TC aanwezig is.
MOTOR AFSTELLEN 17
191
17.4 Tractiecontrole (optioneel) (TC)
K00395-01
De tractiecontrole (TC ( pag. 191)) verlaagt het motorkoppel
bij tractieverlies aan het achterwiel. Afhankelijk van de instelling
van de tractiecontrole is een lichte slip aan het achterwiel zelfs
gewenst.
Info
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, kan het achter-
wiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met een lage
hechting doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de tractiecontrole
weer actief.
In het gecombineerde instrument wordt de tractiecontrole via het
menu "Drive Mode" ( pag. 190) geregeld. In het menu "TC/ABS"
kan de tractiecontrole worden uitgeschakeld.
Info
Als de tractiecontrole regelt, knippert het
TCcontrolelampje .
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, brandt het
TCcontrolelampje .
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
192
18.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil moet worden gecontroleerd bij een warme motor.
K00381-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten
en dan pas controleren.
De motorolie moet tussen markering
A
en markering
B
van het kijkglas staan.
»
Als het motoroliepeil onder de markering
B
ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 199)
»
Als het motoroliepeil boven de markering
A
ligt:
motoroliepeil corrigeren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
193
18.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
194
H01066-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olievulschroef
1
met keerring verwijderen.
K00370-10
Olieaftapschroef
2
met magneet en afdichtring verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Olieaftapschroef met magneet en nieuwe afdichtring monteren
en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12x1,5 20 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
195
K00371-10
Schroeven
3
verwijderen. Oliefilterdeksel
4
met keerring
verwijderen.
Oliefilter
5
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
K00417-10
Schroeven
6
verwijderen. Oliefilterdeksel
7
met keerring
verwijderen.
Oliefilter
8
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
196
K00372-10
Nieuwe oliefilters plaatsen.
Keerringen van de oliefilterdeksels oliën. Oliefilterdeksels
4
en
7
positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
V00589-10
Sluitschroef
8
met oliezeef
9
en keerringen verwijderen.
Overtollige motorolie laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
197
H00382-10
Sluitschroef
bk
met oliezeef
bl
en keerringen verwijderen.
Overtollige motorolie laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
V00590-10
Oliezeef
9
met keerringen op een pijpsleutel positioneren.
Pijpsleutel door de boring van de sluitschroef in de tegenover-
liggende motorhuishelft positioneren.
Oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
198
K00370-11
Sluitschroef
8
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
K00375-10
Oliezeef met keerringen positioneren.
Sluitschroef
bk
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Motorolie bij koppelingsdeksel bijvullen.
Motorolie 1,70 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 235)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
199
H01066-10
Olievulschroef
1
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 192)
18.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
200
H01066-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
1
met keerring verwijderen en motorolie bij-
vullen.
Motorolie tot midden van kijkglas bijvullen.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 235)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
Wij adviseren de motorolie te verversen, als dat nodig
is.
Olievulschroef
1
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
201
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 192)
19 REINIGING, ONDERHOUD
202
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
REINIGING, ONDERHOUD 19
203
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijg-
bare motorfietsreiniger inspuiten en met een kwastje behande-
len.
Motorfietsreiniger ( pag. 238)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken. Motorfiets-
reiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd
eerst met water afspoelen.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden,
moet hij in koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
19 REINIGING, ONDERHOUD
204
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 99)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 237)
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmid-
del voor lakken.
REINIGING, ONDERHOUD 19
205
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 238)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 238)
Contact- en stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 238)
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet het voertuig grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd. Warm water versterkt de zoutwerking.
19 REINIGING, ONDERHOUD
206
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 202)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remzadels en
remplaketten, in afgekoelde en gemonteerde toestand,
grondig met koud water reinigen en goed laten drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de
motorfiets grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 99)
STALLING 20
207
20.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 237)
Brandstof tanken. ( pag. 81)
Motorfiets reinigen. ( pag. 202)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 193)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 175)
Bandenspanning controleren. ( pag. 145)
12V-accu demonteren. ( pag. 148)
12V-accu laden. ( pag. 153)
20 STALLING
208
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
12V-accu zonder blootstel-
ling aan directe zonnestralen
0 … 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 94)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
STALLING 20
209
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 95)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
12V-accu laden. ( pag. 153)
12V-accu monteren. ( pag. 151)
Tijd en datum instellen. ( pag. 54)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 66)
Een proefrit maken.
21 FOUTEN OPSPOREN
210
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij indrukken van
e-starterknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 67)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 153)
Ruststroom controleren.
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 160)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 156)
Geen massaverbinding aanwe-
zig
Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door als de
koppelingshendel aangetrokken
is
Versnelling is geschakeld Versnelling in stationair schakelen.
Er is een versnelling gescha-
keld en de zijstandaard is uit-
geklapt
Versnelling in stationair schakelen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 67)
Zekering 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 160)
Steekverbinding van de brand-
stofleiding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding verbinden.
FOUTEN OPSPOREN 21
211
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt
niet aan
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Bij starten gashendel bediend Tijdens het starten GEEN gas geven.
Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 67)
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter demonteren.
Luchtfilter monteren.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil in het compensatiere-
servoir controleren. ( pag. 178)
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 180)
Koelsysteem vullen/ontluchten.
( pag. 182)
Geknikte of beschadigde radia-
teurslang
Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
21 FOUTEN OPSPOREN
212
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Zekering 4 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 160)
Defect in het ventilatiesysteem
van de radiateur
Ventilatiesysteem radiateur controle-
ren.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Controlelampje stationair N
brandt niet wanneer de versnel-
ling in stationair staat
Versnellingssensor niet gepro-
grammeerd
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 81)
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 160)
ABS-waarschuwingslampje
brandt
Zekering ABS doorgesmolten Zekeringen ABS vervangen.
( pag. 158)
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS ABS-foutengeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en
indien nodig vervangen.
FOUTEN OPSPOREN 21
213
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 192)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 193)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6 gesmolten
Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 160)
Richtingaanwijzer, remlicht en
claxon werken niet
Zekering 5 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 160)
Tijd wordt niet meer of niet cor-
rect weergegeven
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 160)
Tijd en datum instellen. ( pag. 54)
12V-accu ontladen Ontsteking bij het uitzetten van
de motorfiets niet uitgescha-
keld
12V-accu laden. ( pag. 153)
12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
21 FOUTEN OPSPOREN
214
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Er wordt niets weergegeven op
de display van gecombineerd
instrument
Zekering 1 of 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 160)
Tijd en datum instellen. ( pag. 54)
TECHNISCHE GEGEVENS 22
215
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 692,7 cm³
Slag 80 mm
Boring 105 mm
Compressie 12,7:1
Distributie OHC, inlaat met nokvolgers, uitlaat met tuimelaars
bestuurd, aandrijving via ketting
Klepdiameter inlaat 42 mm
Klepdiameter uitlaat 34 mm
Klepspeling koud
Inlaat bij: 20 °C 0,10 … 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,22 … 0,27 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollagers
Drijfstanglager Glijlagers
Zuigerboutlager Zuigerpen met DLC coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerringen 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 oliering met spiraal
Motorsmering Semi-dry-sump smering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 36:79
22 TECHNISCHE GEGEVENS
216
Koppeling APTC™ antihoppingkoppeling in oliebad / hydraulisch
bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:35
2e versnelling 16:28
3e versnelling 21:28
4e versnelling 21:23
5e versnelling 23:22
6e versnelling 23:20
Mengselsamenstelling Elektronische brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 300 W
Bougie
Binnenste bougie NGK LKAR9BI10
Buitenste bougie NGK LMAR7DI10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie koelmiddel
door waterpomp
Stationair toerental 1.550 … 1.650 1/min
Starthulp Startmotor, automatische decompressie
TECHNISCHE GEGEVENS 22
217
22.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef membraanborging M3 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars naar drijfstangla-
gersmering controleren
M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars voor koppelings-
mering
M4 2 Nm
Slangklem aanzuigflens M4 2,5 Nm
Olievernevelaars in de cilinderkop M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef axiale zekering van de nok-
kenas
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef dekplaat voor olieretourge-
leiding
M5 6 Nm
Schroef koppelingsveer M5 8 Nm
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
Schroef oliepompdeksel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingdetectiesensor M5 5 Nm
Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS
218
Kettinguitvalbescherming M6 5 Nm
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef autodeco M6 3,5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef bobine M6 10 Nm
Schroef cilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef distributiekettinggeleider M6x30 10 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef distributiekettingschacht M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef distributiekettingspanner-
geleider
M6x30 10 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6x30 10 Nm
Schroef dynamodeksel (doorvoer-
boring distributiekettingschacht)
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klepdop M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsnemercilinder M6x20 10 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 22
219
Schroef koppelingsnemercilinder M6x35 10 Nm
Schroef krukas-toerentalsensor M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M6x80 10 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M6x90 10 Nm
Schroef resonator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef thermostaathuis M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS
220
Schroeven deksel secundair lucht-
systeem
M6x12 10 Nm
Loctite
®
243™
Oliesproeier voor zuigerkoeling M6x0,75 4 Nm
Loctite
®
243™
Onderdrukaansluiting inlaatkanaal M6x0,75 2,5 Nm
Loctite
®
243™
Moer uitlaatflens M8 20 Nm
Koperpasta
Schroef tuimelaaras M8x40 15 Nm
Schroef tuimelaaras M8x55 15 Nm
Sluitschroef blokkeerschroef M8 15 Nm
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 22
221
Schroef cilinderkop M10 Draaivolgorde:
Diagonaal vastdraaien, beginnen
met de achterste schroef aan de
distributiekettingschacht.
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
45 Nm
4e niveau
60 Nm
Geolied met motorolie
Bougie buiten M10x1 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Olieleiding voor oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M10x1 10 Nm
Sluitschroef aftapboring water-
pomp
M10x1 15 Nm
Sluitschroef oliekanaal M10x1 15 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliekanaal oliekoeler M10x1 15 Nm
Bougie binnen M12x1,25 18 Nm
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
222
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Temperatuursensor koelvloeistof
aan de cilinderkop
M12x1,5 12 Nm
Sluitschroef oliekanaal M14x1,5 15 Nm
Loctite
®
243™
Vulschroeven motorhuis M16x1,5 25 Nm
Loctite
®
243™
Moer rotor M18x1,5 100 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 80 Nm
Loctite
®
243™
Moer koppelingmeenemer M20x1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Moer primair tandwiel M20LHx1,5 90 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Schroef in de dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Sluitschroef distributiekettingspan-
ner
M24x1,5 25 Nm
Sluitschroef oliethermostaat M24x1,5 15 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
223
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,70 l Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 235)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,20 l Koelmiddel ( pag. 234)
22.3.3 Brandstof
A00420-10
Op markering op EU-brandstofpompen letten.
Brandstoftankvolume totaal ca. 14 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 234)
22 TECHNISCHE GEGEVENS
224
22.4 Chassis
Frame Buisframe met staalbuizen van chroommolybdeen,
geëloxeerd
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4357
Schokdemper WP Suspension Emulsie met ProLever omkering
Veerweg
voor 135 mm
achter 135 mm
Remsysteem
voor Schrijfrem met radiaal geschroefde
vierzuiger-remzadel, remschijf vlottend gelagerd
achter Schijfrem met remzadel met 1 zuiger
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,2 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
TECHNISCHE GEGEVENS 22
225
Bandenspanning met passagier / volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging 16:40
Ketting 5/8 x 1/4” (520) Xring
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand 1.466 ± 15 mm
Zadelhoogte onbelast 835 mm
Afstand van bodem, onbelast 192 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 152,5 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 220 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
22.5 Elektronica
12V-accu HTZ12A-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 10 Ah
onderhoudsvrij
Zekering 58011109115 15 A
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
22 TECHNISCHE GEGEVENS
226
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 75011088010 10 A
Koplamp H4 / sokkel P43t 12 V
60/55 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Verlichting gecombineerd instru-
ment en controlelampjes
Led
Richtingaanwijzer RY10W / sokkel BAU15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
22.6 Banden
Band voor Band achter
120/70 ZR 17 M/C 58W TL
Metzeler SPORTEC M7 RR
160/60 ZR 17 M/C 69W TL
Metzeler SPORTEC M7 RR
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
TECHNISCHE GEGEVENS 22
227
22.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 05.18.7L.19
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4357
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 6,0 N/mm
Voorvorklengte 816 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 480 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 236)
22.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 01.18.7N.19
Schokdemper WP Suspension Emulsie met ProLever omkering
Veervoorspanning
Standaard 4 klikken
Statische veerweg 20 mm
Dynamische veerweg 45 mm
Inbouwlengte 364 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
228
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef koplamp EJOT 2 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Bevestigingsklem remkabel M5 3 Nm
Resterende moeren chassis M5 4 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef brandstoftankdop M5 3 Nm
Schroef brandstoftanksensor M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar
links
M5 1,5 Nm
Schroef combinatieschakelaar
rechts
M5 3,5 Nm
Schroef gecombineerd instrument M5 4 Nm
Schroef hitteplaat M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kabel aan startmotor M5 3 Nm
Schroef koplampkap M5 4 Nm
Schroef kunststofklem van de rem-
kabel op de voorvork
M5 2 Nm
Schroef luchtfilterbak M5 3 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
229
Schroef rempedaalvlak M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef SLS-klep op frame M5 4 Nm
Dubbelzijdig tapeind M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accupool M6 2 Nm
Schroef afdekking achterlicht M6 8 Nm
Schroef besturingsunithouder M6 3 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
Schroef brandstoftankspoiler M6 3 Nm
Schroef handremarmatuur M6 5 Nm
Schroef kettingbescherming M6 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klem bochtstuk M6 8 Nm
Koperpasta
Schroef kogelgewricht drukstang
aan rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
230
Schroef magneethouder aan zij-
standaard
M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef radiateurbevestiging onder M6 5 Nm
Schroef remcompensatiereservoir
van achterwielrem
M6 5 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schuinestandsensor M6 5 Nm
Schroef spanningsregelaar M6 8 Nm
Schroef wieltoerentalsensor M6 6 Nm
Schroef zadelslot M6 10 Nm
Loctite
®
222™
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 20 Nm
Koperpasta
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef contactslot (een keer te
gebruiken)
M8
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 22
231
Schroef greep M8x30 Schroef met verzonken kop
18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef greep afdekking M8x20 18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef houder einddemper M8 25 Nm
Schroef nummerplaathouder M8 18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef remschijf achter M8 30 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef remschijf voor M8 30 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef veerhouderplaat aan zij-
standaardconsole
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef verbindingsdrager motor-
houder voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8x30 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8x50 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS
232
Schroef zijstandaardconsole M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Motorschroef M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef arm M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rempedaal M10 25 Nm
Schroef stuuradapter M10 20 Nm
Schroef zijstandaard M10 35 Nm
Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Schroef remzadel voor M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper boven M10x1,25 50 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper onder M10x1,25 50 Nm
Loctite
®
243™
Lambdasonde M12x1,25 25 Nm
Moer bochtstuk aan haakse hendel M14x1,5 100 Nm
Moer bochtstuk aan verbindings-
hendel
M14x1,5 100 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
233
Moer haakse hendel aan achter-
brug
M14x1,5 100 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Schroef balhoofd M20x1,5 40 Nm
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
Stelring achterbruglagering M24x1,5 25 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Moer balhoofd M28x1 12 Nm
23 GEBRUIKSSTOFFEN
234
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaar-
dige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
GEBRUIKSSTOFFEN 23
235
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelvloeistoffen in acht.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 239)
SAE ( pag. 239) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Power Synt 4T
23 GEBRUIKSSTOFFEN
236
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX
®
Brake Fluid DOT 5.1
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 239) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
HULPSTOFFEN 24
237
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chain Clean
Kettingspray Street
Voorgeschreven waarde
24 HULPSTOFFEN
238
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chainlube Road Strong
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 25
239
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
240
ABS Antiblokkeersysteem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
MSR Motorslipmomentregeling Extra functie van de motorbesturing die het blokkeren
van het achterwiel bij een te grote motorremwerking
verhindert door de regelkleppen iets te openen
TC Tractiecontrole (Traction Control) Extra functie van de motorbesturing die bij doordraai-
end achterwiel het motorkoppel verlaagt
LIJST MET AFKORTINGEN 27
241
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
28 LIJST MET SYMBOLEN
242
28.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Controlelampje wegrijblokkeringen brandt/knippert rood Status- of foutmelding bij de wegrij-
blokkering/alarminstallatie.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
28.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het
ABS-controlelampje knippert als de ABS-modus "SupMot" geactiveerd is.
TC-controlelampje brandt geel De TC is niet beschikbaar. Contact opnemen met geautori-
seerde KTM-garage. Het TC-controlelampje knippert als TC actief ingrijpt.
Waarschuwingslampje algemeen brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
LIJST MET SYMBOLEN 28
243
28.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX
244
INDEX
1
12V-accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Bandenreparatiespray
gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Brandstoftankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Buddyseat
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Combinatieschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
INDEX
245
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
E
E-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210-214
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . 42-59
"ClockDate Set" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
"Distance" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Drive Mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
"Drive Mode" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
"Extra functions" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
"Favorites" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
"Fuel Cons" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
"General Info" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
inhoud brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
"Language" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
"Set Favorites" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
"Settings" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
"Shift Light" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
"TC/ABS" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
"Temp" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
temperatuurindicatie koelmiddel . . . . . . . . . . 47
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
"Trip 1" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
"Trip 2" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
versnellingsindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
"Warning" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Grepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
I
Inbedrijfname
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 60
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
INDEX
246
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175
in compensatiereservoir controleren . . . . . . 178
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
Koplamp
instelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 171
Koplampinstelling
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . 109
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 108
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . . 93
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . . 94
INDEX
247
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . . 93
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
Motorslipmomentregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
MSR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 115
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 123
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 128
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 121
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112-129
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 126
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 118
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 125
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 117
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
INDEX
248
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 205
S
Schakelaars
links aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
rechts aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Schokdemper
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 88
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84-87
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207-209
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
T
Tankdop
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
TC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 228
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 217
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215-233
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
Tijd en datum
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Tractiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 188
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 189
INDEX
249
Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Voertuigidentificatiennummer . . . . . . . . . . . . . . . 24
Voetsteun passagier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Voetsteunen
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Vorkpoten
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83, 223
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . 183, 186, 223
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198, 223
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Z
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen 160
Zekeringen ABS
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Zijlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
*3213923nl*
3213923nl
08/2018
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252

KTM 690 Duke 2019 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor