BEDIENINGSHANDLEIDING 2017
390 Duke
Artikelnr. 3213565nl
BESTE KTM KLANT,
*3213565nl*
3213565nl
05/2018
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne, sportieve
motorfiets en we zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummers van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 26) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 27)
Sleutelnummer ( pag. 28)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT,
2
© 2018 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwa-
liteitsmanagement ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
390 Duke EU (F4303Q1, F4303Q2)
390 Duke EU (F4303Q3, F4303Q4)
390 Duke AU (F4360Q1, F4360Q2)
390 Duke JP (F4386Q1, F4386Q2)
390 Duke AR (F4342Q1, F4342Q2)
390 Duke BR (F4340Q1, F4340Q2)
390 Duke MY (F4389Q1, F4389Q2)
390 Duke PH (F4382Q1, F4382Q2)
390 Duke TH (F4383Q4, F4383Q5)
INHOUDSOPGAVE
3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 9
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 9
1.2 Gebruikte formatering....................... 10
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ...................... 11
2.1 Gebruiksdefinitie ............................. 11
2.2 Onjuist gebruik ................................ 11
2.3 Veiligheidsaanwijzingen.................... 11
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ....... 13
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ....... 14
2.6 Veilig gebruik .................................. 15
2.7 Beschermende kleding ..................... 16
2.8 Werkinstructies................................ 16
2.9 Milieu............................................. 17
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 17
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 18
3.1 Garantie.......................................... 18
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............ 18
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 18
3.4 Service ........................................... 19
3.5 Afbeeldingen ................................... 19
3.6 Klantenservice................................. 19
4 AFBEELDING VOERTUIG ............................. 22
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 22
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 24
5 SERIENUMMERS........................................ 26
5.1 Framenummer ................................. 26
5.2 Typeplaatje ..................................... 26
5.3 Motornummer.................................. 27
5.4 Sleutelnummer................................ 28
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 29
6.1 Koppelingshendel ............................ 29
6.2 Remhendel...................................... 29
6.3 Gashendel....................................... 30
6.4 Schakelaars links aan stuur............... 30
6.4.1 Combinatieschakelaar .................. 30
6.4.2 Lichtschakelaar ........................... 31
6.4.3 Menuschakelaar........................... 32
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar ......... 32
6.4.5 Claxonknop ................................. 33
6.5 Schakelaars rechts aan stuur............. 34
6.5.1 Noodstopschakelaar ..................... 34
6.5.2 E-starterknop............................... 34
INHOUDSOPGAVE
4
6.6 Contact-/stuurslot............................. 35
6.7 Stuur vergrendelen........................... 35
6.8 Stuur ontgrendelen .......................... 36
6.9 Tankdop openen .............................. 37
6.10 Tankdop sluiten ............................... 39
6.11 Zadelslot......................................... 40
6.12 Boordgereedschap............................ 40
6.13 Grepen............................................ 41
6.14 Voetsteun passagier.......................... 41
6.15 Versnellingshendel ........................... 42
6.16 Rempedaal...................................... 43
6.17 Zijstandaard .................................... 43
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 45
7.1 Gecombineerd instrument................. 45
7.2 Activering en test............................. 45
7.3 Dag-nacht-modus............................. 46
7.4 Waarschuwingen.............................. 47
7.5 Controlelampjes............................... 48
7.6 Display ........................................... 52
7.7 Toerental......................................... 54
7.8 Schakelindicator.............................. 55
7.9 Snelheid ......................................... 56
7.10 ODOweergave ................................. 57
7.11 Weergave van de
koelmiddeltemperatuur..................... 57
7.12 Brandstofpeilweergave...................... 58
7.13 Tijd ................................................ 60
7.14 Favouritesweergave ......................... 60
7.15 Quick Selector 1weergave ................ 61
7.16 Quick Selector 2weergave ................ 61
7.17 Menu.............................................. 62
7.17.1 KTM MY RIDE (optioneel)............. 62
7.17.2 Info ............................................ 63
7.17.3 Motorcycle .................................. 64
7.17.4 Settings ...................................... 64
7.17.5 Preferences................................. 65
7.17.6 Pairing (optioneel) ....................... 65
7.17.7 Audio (optioneel) ......................... 67
7.17.8 Telefonie (optioneel) .................... 69
7.17.9 General Info ................................ 70
7.17.10 Trip 1 ......................................... 71
7.17.11 Trip 2 ......................................... 72
7.17.12 Warning ...................................... 73
7.17.13 ABS............................................ 73
7.17.14 Favourites ................................... 75
7.17.15 Quick Selector 1.......................... 76
7.17.16 Quick Selector 2.......................... 77
7.17.17 Bluetooth.................................... 78
7.17.18 Shift Light .................................. 79
7.17.19 Tijd en datum instellen ................ 79
7.17.20 DRL ........................................... 82
INHOUDSOPGAVE
5
7.17.21 Distance ..................................... 83
7.17.22 Temperature................................ 84
7.17.23 Fuel Cons.................................... 85
7.17.24 Language .................................... 86
7.17.25 Service ....................................... 86
7.17.26 Extra Functions ........................... 87
8 INBEDRIJFSTELLING.................................. 88
8.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 88
8.2 Motor inrijden.................................. 90
8.3 Voertuig beladen.............................. 90
9 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 93
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 93
9.2 Starten ........................................... 94
9.3 Beginnen met rijden......................... 96
9.4 Schakelen, rijden............................. 97
9.5 Afremmen ..................................... 102
9.6 Stoppen, parkeren.......................... 104
9.7 Transport ...................................... 106
9.8 Brandstof tanken ........................... 107
10 SERVICESCHEMA..................................... 110
10.1 Extra informatie ............................. 110
10.2 Verplichte werkzaamheden.............. 110
10.3 Aanbevolen werkzaamheden............ 112
11 CHASSIS AFSTELLEN ............................... 114
11.1 Veervoorspanning schokdemper
instellen .................................... 114
11.2 Versnellingshendel instellen............ 115
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ....... 118
12.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ...................................... 118
12.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen .......................................... 118
12.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ...................................... 119
12.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ... 121
12.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ..... 122
12.6 Passagiersstoel verwijderen............. 124
12.7 Buddyseat monteren ...................... 125
12.8 Bestuurderszadel verwijderen .......... 125
12.9 Bestuurderszadel monteren............. 126
12.10 Kettingvervuiling controleren........... 127
12.11 Ketting reinigen ............................. 127
12.12 Kettingspanning controleren ........... 129
12.13 Kettingspanning instellen ............... 131
INHOUDSOPGAVE
6
12.14 Ketting, kettingwiel en
ketting-aandrijfwiel controleren ....... 133
12.15 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen........................................ 137
12.16 Bugspoiler demonteren................... 137
12.17 Bugspoiler monteren ...................... 138
13 REMSYSTEEM.......................................... 140
13.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS) .......... 140
13.2 Uitgangspositie van de
handremhendel instellen ................ 143
13.3 Remschijven controleren................. 143
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................... 145
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 146
13.6 Remplaketten voorwielrem
controleren.................................... 149
13.7 Vrije slag rempedaal controleren...... 150
13.8 Vrije slag van het rempedaal
instellen .................................... 152
13.9 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 154
13.10 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 155
13.11 Remplaketten achterwielrem
controleren.................................... 158
14 WIELEN, BANDEN .................................... 160
14.1 Voorwiel demonteren .................. 160
14.2 Voorwiel monteren ...................... 161
14.3 Achterwiel demonteren ............... 163
14.4 Achterwiel monteren ................... 165
14.5 Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren ................................ 168
14.6 Bandentoestand controleren............ 170
14.7 Bandenspanning controleren........... 172
15 ELEKTRONICA.......................................... 174
15.1 dagrijlicht (DRL) ............................. 174
15.2 Accu demonteren ....................... 175
15.3 Accu monteren ........................... 177
15.4 Accu laden ................................ 178
15.5 Zekeringen ABS vervangen.............. 181
15.6 Zekeringen afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen ........... 184
15.7 Koplampstand controleren .............. 187
15.8 Lichtbundelbreedte koplamp
instellen........................................ 188
15.9 Diagnosestekker............................. 189
15.10 ACC1 en ACC2 vooraan .................. 190
INHOUDSOPGAVE
7
16 KOELSYSTEEM......................................... 191
16.1 Koelsysteem .................................. 191
16.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 193
16.3 Koelmiddelpeil controleren ............. 196
16.4 Koelmiddel aftappen .................. 198
16.5 Koelsysteem vullen/ontluchten ..... 200
16.6 Koelmiddel verversen .................. 202
17 MOTOR AFSTELLEN ................................. 206
17.1 Koppelingshendelspeling
controleren.................................... 206
17.2 Koppelingshendelspeling
instellen .................................... 207
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 208
18.1 Motoroliepeil controleren ................ 208
18.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 209
18.3 Motorolie bijvullen ......................... 213
19 REINIGING, ONDERHOUD......................... 215
19.1 Motorfiets reinigen ......................... 215
19.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter ................................... 219
20 STALLING ................................................ 221
20.1 Stalling......................................... 221
20.2 Inbedrijfname na stalling ................ 223
21 FOUTEN OPSPOREN................................. 224
22 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 228
22.1 Motor............................................ 228
22.2 Aanhaalmomenten motor ................ 229
22.3 Vulhoeveelheden............................ 234
22.3.1 Motorolie .................................. 234
22.3.2 Koelmiddel ............................... 234
22.3.3 Brandstof.................................. 234
22.4 Chassis ......................................... 235
22.5 Elektronica.................................... 236
22.6 Banden......................................... 237
22.7 Voorvork........................................ 237
22.8 Schokdemper ................................ 238
22.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 238
23 VERKLARINGEN VAN
OVEREENSTEMMING................................ 245
23.1 Verklaringen van
overeenstemming........................... 245
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 249
INHOUDSOPGAVE
8
25 HULPSTOFFEN......................................... 253
26 NORMEN ................................................. 255
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 256
28 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 257
29 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 258
29.1 Rode pictogrammen ....................... 258
29.2 Gele of oranje pictogrammen........... 258
29.3 Groene en blauwe pictogrammen..... 258
INDEX ............................................................. 260
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
9
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
10
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
11
2.1 Gebruiksdefinitie
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in
het normale wegverkeer. Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op circuits en niet geasfalteerde wegen.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
12
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
13
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
14
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een
nieuw voertuig, voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten
werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uit-
laatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatluchtsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
15
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
16
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij gebruik in acht nemen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
17
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen
zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt bescher-
men.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
18
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien
anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan
het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfs- en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
19
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen
of met zware bagage, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk snel-
ler verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te
controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
20
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
21
4 AFBEELDING VOERTUIG
22
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
V00694-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
23
1
Gecombineerd instrument
2
Koppelingshendel ( pag. 29)
3
Bestuurderszadel
4
Passagiersstoel
5
Grepen ( pag. 41)
6
Zadelslot ( pag. 40)
7
Versnellingshendel ( pag. 42)
8
Zijstandaard ( pag. 43)
9
Motornummer ( pag. 27)
4 AFBEELDING VOERTUIG
24
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
V00693-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
25
1
Boordgereedschap ( pag. 40)
2
Lichtschakelaar ( pag. 31)
2
Menuschakelaar ( pag. 32)
2
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 32)
2
Claxonknop ( pag. 33)
3
Contact-/stuurslot ( pag. 35)
4
Noodstopschakelaar ( pag. 34)
4
E-starterknop ( pag. 34)
5
Gashendel ( pag. 30)
6
Remhendel ( pag. 29)
7
Framenummer ( pag. 26)
7
Typeplaatje ( pag. 26)
8
Rempedaal ( pag. 43)
9
Voetsteun passagier ( pag. 41)
5 SERIENUMMERS
26
5.1 Framenummer
0
0
11
402408-10
Het framenummer
1
is aan de rechterkant van het balhoofd
gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
0
0
11
402174-10
(390 Duke EU/JP/AR, BR/MY/PH/TH, 390 Duke EU)
Het typeplaatje
1
bevindt zich aan het frame rechts naast
het balhoofd.
SERIENUMMERS 5
27
402772-10
(390 Duke AU)
Het typeplaatje
1
bevindt zich op het frame links naast het
balhoofd.
5.3 Motornummer
402486-10
Het motornummer
1
is aan de linker kant van de motor onder
het ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
28
5.4 Sleutelnummer
402245-10
Sleutelnummer
1
staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig voor het bestellen van
een reservesleutel. Bewaar de KEYCODECARD op een veilige
plaats.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
29
6.1 Koppelingshendel
F00783-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
6.2 Remhendel
F00784-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
30
6.3 Gashendel
F00784-11
De gashendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Schakelaars links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
31
F00785-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1
Lichtschakelaar ( pag. 31)
2
Menuschakelaar ( pag. 32)
3
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 32)
4
Claxonknop ( pag. 33)
6.4.2 Lichtschakelaar
F00786-10
De lichtschakelaar
1
is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand
A
. In deze
stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingescha-
keld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand
B
geduwd. In deze stand zijn het groot licht en het
achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand
C
trekken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
32
6.4.3 Menuschakelaar
F00787-10
De menuschakelaar is in het midden van de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde
instrument bestuurd.
Toets
1
is de UPtoets.
Toets
2
is de DOWNtoets.
Toets
3
is de SETtoets.
Toets
4
is de BACKtoets.
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar
F00787-11
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is links aan het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
naar het schakelaarhuis geduwd.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
33
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
6.4.5 Claxonknop
F00787-12
De claxonknop
1
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
34
6.5 Schakelaars rechts aan stuur
6.5.1 Noodstopschakelaar
F00784-12
De noodstopschakelaar
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken. Een draaiende motor scha-
kelt uit en een stilstaande motor schakelt niet worden
gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is nodig voor
het rijden. Het ontstekingscircuit is gesloten.
6.5.2 E-starterknop
F00789-10
De e-starterknop
1
is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter
gebruikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
35
6.6 Contact-/stuurslot
F00788-01
Het contact-/stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit OFF In deze stand is het ontstekings-
circuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in. De contact-
sleutel kan eruit worden getrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden
gestart.
Stuur geblokkeerd LOCK In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken en het stuur geblokkeerd. De
contactsleutel kan eruit worden getrokken.
6.7 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
36
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur helemaal naar links draaien.
Sleutel in het contact-/stuurslot steken, indrukken en naar
links draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
6.8 Stuur ontgrendelen
400731-01
Sleutel in het contact-/stuurslot steken, indrukken en rechts
links draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
37
6.9 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
38
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
F00858-10
Afdekking
1
op de tankdop omhoogklappen en contactsleutel
in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingDe contactsleutel kan bij overbelas-
ting afbreken.
Beschadigde contactsleutels moeten worden vervangen.
Op de tankdop drukken om de contactsleutel te ontlasten.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop omhoogklappen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
39
6.10 Tankdop sluiten
F00859-01
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, gif-
tig en schadelijk voor de gezondheid.
De tankdop na het sluiten op correcte vergrende-
ling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Tankdop omlaag klappen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop indrukken en contactsleutel tegen de klok draaien in
tot het tankslot vastklikt.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking omlaag klappen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
40
6.11 Zadelslot
F00790-10
Het zadelslot
1
bevindt zich links naast het zadel.
Het zadelslot kan met de contactsleutel ontgrendeld worden.
6.12 Boordgereedschap
F00729-10
Het boordgereedschap
1
bevindt zich onder de buddyseat.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
41
6.13 Grepen
F00791-10
De grepen
1
zijn bestemd voor het rangeren van de motorfiets.
Bij het rijden met een buddyseat kan de passagier zich hieraan
vasthouden.
6.14 Voetsteun passagier
F00866-10
De voetsteunen voor de passagier kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteun passagier ingeklapt Voor het rijden zonder passa-
gier.
Voetsteun passagier uitgeklapt Voor het rijden met passa-
gier.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
42
6.15 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kan worden afgelezen op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
43
6.16 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
6.17 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de rij-instructies.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
44
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
45
7.1 Gecombineerd instrument
402800-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functieseg-
menten.
1
Controlelampjes ( pag. 48)
2
Display
7.2 Activering en test
F00876-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het con-
tact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een
helderheidssensor in het gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingstekst en de controlelamp-
jes branden kort in het kader van een functiecontrole.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
46
7.3 Dag-nacht-modus
402803-01
De dagmodus wordt in lichte kleuren weergegeven.
402804-01
De nachtmodus wordt in donkere kleuren weergegeven.
Info
De lichtsensor in het gecombineerde instrument meet de
helderheid van de omgeving en schakelt het display auto-
matisch in dag- of nachtmodus. Afhankelijk van de helder-
heid die de lichtsensor meet, wordt het display lichter of
donkerder of in de andere modus geschakeld.
De weergavemodus kan niet handmatig worden gewisseld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
47
7.4 Waarschuwingen
F00904-10
Waarschuwingen verschijnen aan de bovenste en/of onderste dis-
playrand, afhankelijk van de relevantie hebben ze een gele of rode
achtergrond.
Gele waarschuwingen
1
tonen fouten of informatie die snel
ingrijpen of aanpassing van het rijgedrag vereisen.
Rode waarschuwingen
2
tonen fouten of informatie die onmid-
dellijk ingrijpen vereisen.
Info
Waarschuwingen worden verborgen door op een willekeu-
rige knop te drukken.
Alle actuele waarschuwingen worden in het menu Warning
weergegeven tot ze niet meer actief zijn.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
48
7.5 Controlelampjes
F00900-01
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
49
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet loopt. Als de motor loopt en het controle-
lampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en
het waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stoppen en de
motor afzetten.
Het ABS-controlelampje blijft branden tot een snelheid van ca. 6 km/h (ca. 4 mph) of hoger wordt bereikt.
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-controlelampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het ABS-controlelampje
knippert als de ABS-modus Super Moto is geactiveerd.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
50
Controlelampje alarminstallatie knippert rood Statusmelding bij de alarminstallatie (optio-
neel).
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Deze wordt aanvullend weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
51
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
52
7.6 Display
F00877-10
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
53
1
Toerental ( pag. 54)
1
Schakelindicator ( pag. 55)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
2
Versnellingsindicatie
3
Eenheid voor de toerentalindicatie
4
Snelheid ( pag. 56)
5
Eenheid voor de snelheidsindicatie
6
ODOweergave ( pag. 57)
7
Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 57)
8
Brandstofpeilweergave ( pag. 58)
9
Bluetooth
®
(optioneel)
bk
Tijd ( pag. 60)
bl
SET
Wordt alleen bij gesloten menuoverzicht weergegeven.
bm
Favouritesweergave ( pag. 60)
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
54
7.7 Toerental
F00878-12
Het toerental
1
wordt in omwentelingen per minuut weergege-
ven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
55
7.8 Schakelindicator
402809-01
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïnte-
greerd.
In het menu Shift Light kan het toerental voor de schakelindicator
worden ingesteld. Tijdens de inrijfase (tot 1000 km/621 mi) is de
schakelindicator altijd actief. Pas daarna kan de schakelindicator
worden gedeactiveerd en kunnen de waarden voor RPM1 en RPM2
worden ingesteld. Bij RPM1 brandt de schakelindicator rood en bij
RPM2 knippert hij rood.
Info
In de 6e versnelling is de schakelindicator bij warme motor
na de eerste service gedeactiveerd.
Koelmiddeltempera-
tuur
35 °C
ODO < 1.000 km
Schakelindicator
brandt altijd bij
6.500 1/min
Koelmiddeltempera-
tuur
> 35 °C
ODO > 1.000 km
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
56
RPM1-
schakelindicator
brandt
RPM2-
schakelindicator
knippert
7.9 Snelheid
402806-10
De snelheid
1
wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in
mijl per uur mph.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
57
7.10 ODOweergave
402806-12
De afgelegde totale afstand ODO wordt weergegeven in het
bereik
1
van het display.
Info
Deze waarde blijft ook opgeslagen als de accu van het voer-
tuig losgekoppeld wordt en/of de zekering is gesmolten.
7.11 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
402808-01
De weergave van de koelmiddeltemperatuur bestaat uit balkjes.
Hoe meer balkjes er branden, hoe warmer het koelmiddel.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de
motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltem-
peratuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld
koelsysteem.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
58
Info
Als alle balkjes branden, verschijnt bovendien de waarschu-
wing ENGINE TEMP HIGH.
Als het koelsysteem oververhit raakt, wordt het maximale
motortoerental begrensd.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot drie balkjes branden.
Motor warm Vier tot vijf balkjes branden.
Motor heet
Zes tot acht balkjes branden.
Motor zeer heet Alle acht balkjes branden rood.
7.12 Brandstofpeilweergave
402807-10
De inhoud van de brandstoftank wordt weergegeven in het
bereik
1
van het display.
De weergave van het brandstofpeil bestaat uit balkjes. Hoe meer
balkjes er branden, hoe meer brandstof zich in de brandstoftank
bevindt.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
59
Info
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt, knippert het
laatste segment rood en verschijnt bovendien de waarschu-
wing°LOW FUEL.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het
rijden te vermijden, wordt het brandstofpeil iets vertraagd
weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschake-
laar is uitgeschakeld, wordt de brandstofpeilweergave niet
geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopschake-
laar ingeschakeld, wordt de volgende actualisering pas na
2°minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de
brandstofpeilsensor ontvangt, knippert de brandstofpeil-
weergave.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
60
7.13 Tijd
402806-13
De tijd wordt in het bereik
1
van het display weergegeven.
In alle talen behalve EN-US wordt de tijd in de 24uursnotatie
weergegeven. Als de taal EN-US ingesteld is, wordt de tijd weer-
gegeven in de 12-uursnotatie.
In het menu Clock/Date kan de tijd worden geconfigureerd.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de accu losgekoppeld is
geweest van het voertuig of als de zekering eruit gehaald
was.
7.14 Favouritesweergave
V01182-01
In de Favouritesweergave worden tot acht informatieteksten weer-
gegeven.
In het menu Favourites kan de Favouritesweergave vrij worden
geconfigureerd.
Info
Eén tot vier geselecteerde informatieteksten worden op
twee regels weergegeven. Vijf tot acht geselecteerde infor-
matieteksten worden op één regel weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
61
7.15 Quick Selector 1weergave
E01065-01
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten
menu Quick Selector 1 opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt Quick Selector 1 gesloten.
Info
In het menu Quick Selector 1 kan°Quick Selector 1 worden
geconfigureerd. Er kan een willekeurige informatietekst
worden geselecteerd.
7.16 Quick Selector 2weergave
E01066-01
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten
menu Quick Selector 2 opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt Quick Selector 2 gesloten.
Info
In het menu Quick Selector 2 kan°Quick Selector 2 worden
geconfigureerd. Er kan een willekeurige informatietekst
worden geselecteerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
62
7.17 Menu
F00906-10
Info
Om het menu te openen, in de standaardweergave de
SETknop
1
indrukken.
Met de UP-knop
2
of der DOWN-knop
3
in het menu
navigeren.
Door de BACK-knop
4
in te drukken, wordt het actuele
menu resp. het menuoverzicht gesloten.
7.17.1 KTM MY RIDE (optioneel)
V01160-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Functie Bluetooth
®
geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In KTM MY RIDE kan een geschikte mobiele telefoon via Bluetooth
®
met het gecombineerde instrument worden verbonden.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
63
Info
Niet elke mobiele telefoon is geschikt om met het gecombi-
neerde instrument te verbinden.
De standaard Bluetooth
®
2.1 moet ondersteund worden.
Bij Androidapparaten moet de app KTM MY RIDE CONNECT
®
zijn geïnstalleerd.
7.17.2 Info
V01161-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Info kan algemene informatie worden opgeroepen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
64
7.17.3 Motorcycle
V01162-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Motorcycle kan de rijmodus van het voertuig worden geconfigu-
reerd.
7.17.4 Settings
V01163-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Settings kunnen favorieten en snelkeuzes worden geconfigu-
reerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
65
7.17.5 Preferences
V01164-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Preferences kan de weergave van het gecombineerde instrument
worden geconfigureerd. Er kunnen instellingen voor eenheden of
verschillende waarden worden uitgevoerd. Enkele functies kunnen
worden geactiveerd of gedeactiveerd.
7.17.6 Pairing (optioneel)
V01181-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Functie Bluetooth
®
geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
66
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
indrukken van de SET-knop kan een geschikte mobiele telefoon
via Bluetooth
®
met het gecombineerde instrument worden ver-
bonden.
Door bevestiging van de°Passkey wordt de koppeling succesvol
afgesloten.
Info
Bij succesvolle koppeling met een geschikte mobiele
telefoon wordt de naam van de gekoppelde mobiele
telefoon weergegeven.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gekoppelde appa-
raat is geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken,
kan het gekoppelde apparaat worden gewist.
Het als laatste verbonden apparaat wordt bij ingescha-
kelde Bluetooth
®
automatisch met het gecombineerde
instrument gekoppeld zodra het zich binnen bereik
bevindt en niet eerder is gewist.
Niet elke mobiele telefoon is geschikt om met het
gecombineerde instrument te verbinden.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
67
7.17.7 Audio (optioneel)
V01165-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Functie Bluetooth
®
geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
Kort indrukken van de UPknop wisselt naar de volgende audio-
titel.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
68
Kort indrukken van de DOWNknop wisselt naar de vorige
audiotitel.
Drukken op de SETknop speelt de audiotitel af of pauzeert de
audiotitel.
Info
Voor een eenvoudigere bediening kan de audiofunctie
aan Quick Selector 1 of aan Quick Selector 2 worden toe-
gevoegd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
69
7.17.8 Telefonie (optioneel)
V01183-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Functie Bluetooth
®
geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Headset met geschikte mobiele telefoon verbonden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
Door de SETknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep aangenomen.
Door de BACKknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep afgewezen.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
70
Info
Belduur en contactpersoon worden weergegeven.
Afhankelijk van de instelling van de mobiele telefoon
wordt de contactpersoon met naam weergegeven.
7.17.9 General Info
V01166-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot General Info is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Date geeft de datum aan.
ODO geeft de totale afstand aan.
Battery geeft de accuspanning aan.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
71
7.17.10 Trip 1
E01062-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 1 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Trip geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip loopt mee en telt tot 9999.
ØCons toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip.
ØSpeed toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip
en Trip Time.
Trip Time toont de rijtijd op basis van Trip en loopt zodra een snel-
heidssignaal wordt ontvangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Alle items in het menu Trip 1 worden gereset.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
72
7.17.11 Trip 2
E01063-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 2 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Trip geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip loopt mee en telt tot 9999.
ØCons toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip.
ØSpeed toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip
en Trip Time.
Trip Time toont de rijtijd op basis van Trip en loopt zodra een snel-
heidssignaal wordt ontvangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Alle items in het menu Trip 2 worden gereset.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
73
7.17.12 Warning
V01167-01
Voorwaarden
Melding of waarschuwing aanwezig.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Warning is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de waarschuwingen navigeren.
In het menu Warning worden alle opgetreden waarschuwingen
weergegeven en opgeslagen.
7.17.13 ABS
V01184-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
74
Aanwijzing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzeke-
ringAls het ABS compleet wordt uitgeschakeld, vervalt de
toelating van het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet
op de openbare weg als het ABS compleet wordt uitgescha-
keld.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken ABS uitschakelen of tussen de
ABS-modi schakelen.
Info
Het ABS kan alleen weer worden geactiveerd door het
contact opnieuw in te schakelen.
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan
beide wielen.
Als de ABSmodus Super Moto actief is, regelt het ABS
alleen aan het voorwiel. Het achterwiel wordt niet meer
via het ABS geregeld; het kan bij het remmen blokke-
ren. Het ABScontrolelampje knippert langzaam om aan
de actieve ABSmodus Super Moto te herinneren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
75
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Activering van de verschillende ABS-modi.
7.17.14 Favourites
V01168-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favourites is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
In het menu Favourites kunnen tot acht informatieteksten worden
geselecteerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
76
7.17.15 Quick Selector 1
V01169-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 1 is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
In het menu Quick Selector 1 kan informatie worden geselecteerd.
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten
menu Quick Selector 1 opgeroepen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
77
7.17.16 Quick Selector 2
V01170-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 2 is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
In het menu Quick Selector 2 kan informatie worden geselecteerd.
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten
menu Quick Selector 2 opgeroepen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
78
7.17.17 Bluetooth
V01171-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Met de SET-knop de Bluetooth
®
-functie in- of uitschakelen.
Info
De functie Bluetooth
®
kan alleen in combinatie
met KTM MY RIDE (optioneel) worden gebruikt.
Bij ingeschakelde Bluetooth
®
-functie en verbonden apparaat
verschijnt het Bluetooth
®
-symbool op het display van het
gecombineerde instrument.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
79
7.17.18 Shift Light
V01186-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken schakelindicator in- of uitscha-
kelen of het toerental voor het schakeladvies instellen.
Info
Als het motortoerental RPM 1 bereikt, brandt de toeren-
talindicatie rood.
Als het motortoerental RPM 2 bereikt, knippert de toe-
rentalindicatie rood.
7.17.19 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
80
V01172-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences verschijnt. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock/Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
V01173-01
Tijd instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste tijd is gemar-
keerd.
SET-knop indrukken.
Het uur wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele uur inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
De minuut wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele minuut
ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Tijd wordt opgeslagen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
81
V01174-01
Datum instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de datum is gemarkeerd.
SET-knop indrukken.
De dag wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele dag inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
De maand wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele maand
ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Het jaar wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele jaar inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
Datum wordt opgeslagen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
82
7.17.20 DRL
V01175-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht
geen vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan
de automatische omschakeling tussen dagrijlicht en
dimlicht slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is gese-
lecteerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het
menu uitschakelen, zodat het dimlicht permanent
is ingeschakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het
dagrijlicht.
UP- of DOWNknop indrukken tot DRL is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken dagrijlicht in- of uitschakelen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
83
7.17.21 Distance
V01176-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
84
7.17.22 Temperature
E01064-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Temperature is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
85
7.17.23 Fuel Cons
V01177-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Fuel Cons is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
86
7.17.24 Language
V01178-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Language is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans
en Spaans.
7.17.25 Service
V01179-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Service is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Service wordt de volgende vereiste service weergege-
ven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
87
7.17.26 Extra Functions
V01180-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motorfiets met optionele extra functie.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preferences is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra Functions is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop door de extra functies navigeren.
In Extra Functions worden de optionele extra functies opgesomd.
Info
De actuele KTM PowerParts en de beschikbare software voor
uw voertuig vindt u op de KTM-website.
8 INBEDRIJFSTELLING
88
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
INBEDRIJFSTELLING 8
89
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Controleren of de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-
garage.
Het leveringsdocument en het service- en garantieboekje worden samen met het voertuig overhandigd.
Voor de eerste rit de gehele bedieningshandleiding doorlezen.
Met de bedieningselementen vertrouwd maken.
Eerst op een hiervoor geschikt terrein wennen aan de omgang met de motorfiets voordat u een veeleisende
tocht onderneemt. Ook eens zo langzaam mogelijk proberen te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Het stuur tijdens het rijden met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
Motor inrijden. ( pag. 90)
8 INBEDRIJFSTELLING
90
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 7.500 1/min
Info
Tijdens de inrijperiode is de schakelindicator op een vaste waarde ingesteld en kan niet worden gewij-
zigd.
Vol gas geven vermijden!
8.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en passagier met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
INBEDRIJFSTELLING 8
91
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van de koffer of de tanktas heeft invloed op het rijgedrag.
De koffer en tanktas volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht
nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
8 INBEDRIJFSTELLING
92
Wanneer bagage wordt meegenomen, moet deze zo veel mogelijk in het midden van het voertuig veilig worden
vastgezet en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 355 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 127 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 228 kg
RIJ-INSTRUCTIES 9
93
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 208)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 145)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 154)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 149)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 158)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 196)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 127)
Kettingspanning controleren. ( pag. 129)
Bandentoestand controleren. ( pag. 170)
Bandenspanning controleren. ( pag. 172)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
9 RIJ-INSTRUCTIES
94
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijk-
spiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
RIJ-INSTRUCTIES 9
95
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
B00782-10
Stuur ontgrendelen. ( pag. 36)
Op het voertuig gaan zitten, zijstandaard ontlasten en met de
voet helemaal omhoog zwenken.
Noodstopschakelaar in de stand drukken.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand te draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer
2 seconden het geluid van de werkende brandstofpomp
te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole van het
gecombineerde instrument uitgevoerd.
Versnelling stationair schakelen.
Het groene controlelampje voor stationair N brandt.
Het ABScontrolelampje gaat branden en gaat na het
beginnen met rijden weer uit.
E-starterknop indrukken.
9 RIJ-INSTRUCTIES
96
Info
E-startknop pas indrukken als de functiecontrole van
het gecombineerde instrument is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het
starten gas wordt gegeven, wordt geen brandstof inge-
spoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Tot de
volgende startpoging minimaal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met
uitgeklapte zijstandaard naar een versnelling schakelt
en de koppelingshendel loslaat, blijft de motor stil-
staan.
9.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktij-
dig voorzichtig gasgeven.
RIJ-INSTRUCTIES 9
97
Tip
Als de motor afslaat tijdens het starten, alleen de koppelingshendel trekken en e-starterknop indruk-
ken. De versnelling hoeft niet stationair te worden geschakeld.
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde contactsleutelstand zorgt voor storingen.
De contactsleutelstand tijdens het rijden niet veranderen.
9 RIJ-INSTRUCTIES
98
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de passagier van de motorfiets vallen.
Zorg ervoor dat de passagier correct op de buddyseat zit, de voeten op de buddyseatvoetsteunen van
de passagier zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor passagiers in
acht.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
RIJ-INSTRUCTIES 9
99
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen op veilige wijze stoppen, de motor uitzetten
en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
9 RIJ-INSTRUCTIES
100
401950-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.)
kunt u naar een hogere versnelling schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden
van de afbeelding. De vrije stand bevindt zich tussen
de 1e en 2e versnelling. De 1e versnelling is de start-
of bergversnelling.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Slechts zo veel gas geven als de rijbaan en de weersomstandig-
heden toestaan. Vooral in bochten mag niet worden geschakeld
en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
RIJ-INSTRUCTIES 9
101
Motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of
stilstaat.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, hoeft u
alleen de koppelingshendel te trekken en de e-startknop in
te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk gaat
branden, moet u zonder anderen in gevaar te brengen het voer-
tuig tot stilstand brengen, en de motor uitschakelen. Contact
opnemen met geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het storinglampje gaat branden, moet
u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
Begint tijdens het rijden het algemene waarschuwings-
lampje te branden, dan werd een aanwijzing/waarschuwing
m.b.t. de veiligheid herkend.
Info
Waarschuwingen worden in het menu Warning weerge-
geven en opgeslagen tot ze niet meer actief zijn.
9 RIJ-INSTRUCTIES
102
9.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een passagier of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
RIJ-INSTRUCTIES 9
103
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kan zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zan-
dige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht worden gebruikt, zonder het risico te lopen
dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde
ondergrond afremt.
9 RIJ-INSTRUCTIES
104
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Hiervoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en raakt het
remsysteem niet oververhit.
9.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur en verwijder de contactsleutel als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
RIJ-INSTRUCTIES 9
105
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
9 RIJ-INSTRUCTIES
106
Info
Als de motor uitgeschakeld werd met de noodstopschakelaar en het contact op het contactslot inge-
schakeld blijft, wordt de voeding naar de meeste verbruikers niet onderbroken en ontlaadt de accu.
De motor dus altijd met het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is uitsluitend bestemd voor
noodsituaties.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Stuur vergrendelen. ( pag. 35)
9.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
RIJ-INSTRUCTIES 9
107
401448-01
Motor uitzetten en contactsleutel eruit trekken.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
9.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
9 RIJ-INSTRUCTIES
108
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
RIJ-INSTRUCTIES 9
109
F00792-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 37)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
1
van de vul-
opening met brandstof bijvullen.
Brandstoftankvolume
totaal ca.
13,5 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 249)
(390 Duke
EU/AU/JP,
AR/MY/PH/TH)
Brandstoftankvolume
totaal ca.
Gasohol 95 E20
(ROZ 95)
( pag. 249)
(390 Duke TH)
Brandstoftankvolume
totaal ca.
Super loodvrij type
C (ROZ 95/RON
95/PON 91)
( pag. 251)
(390 Duke BR)
Tankdop sluiten. ( pag. 39)
10 SERVICESCHEMA
110
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
10.2 Verplichte werkzaamheden
om de twee jaar
ieder jaar
alle 15.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 209)
Remschijven controleren. ( pag. 143)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 149)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 158)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 145)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 154)
Bandentoestand controleren. ( pag. 170)
SERVICESCHEMA 10
111
om de twee jaar
ieder jaar
alle 15.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Bandenspanning controleren. ( pag. 172)
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 122)
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 133)
Kettingspanning controleren. ( pag. 129)
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 196)
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Klepspeling controleren.
Klepspeling controleren, bougie vervangen.
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Balhoofdlagerspeling controleren.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 187)
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
10 SERVICESCHEMA
112
om de twee jaar
ieder jaar
alle 15.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Service-intervalindicatie instellen.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
10.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de vier jaren
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Achterbruglagers op speling controleren.
Wiellagers op speling controleren.
SERVICESCHEMA 10
113
om de vier jaren
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Antivries controleren.
Koelmiddel verversen. ( pag. 202)
Aftapslangen legen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchet-
ten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controle-
ren of ze gemakkelijk bewegen.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN
114
11.1 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met
bagage en passagier en zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
F00793-10
Door aan de stelring
1
te draaien de veervoorspanning instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 5 klikken
Haaksleutel schokdemper (90529077000)
Verlenging voor haaksleutel (90129099025)
CHASSIS AFSTELLEN 11
115
Info
De veervoorspanning kan in 10 verschillende standen
worden ingesteld.
11.2 Versnellingshendel instellen
Info
Het instelbereik van de versnellingshendel is beperkt.
11 CHASSIS AFSTELLEN
116
F00794-10
Moeren
1
losdraaien.
Versnellingshendel door het draaien van de schakelstang
2
instellen.
Voorgeschreven waarde
Instelbereik
A
schakel-
stang
90 102 mm
Info
De verstelling moet aan beide kanten gelijkmatig wor-
den uitgevoerd.
Ten minste 5 schroefgangen moeten in de lagers zijn
geschroefd.
Instelhoek
B
controleren.
Voorgeschreven waarde
Instelhoek
B
schakelstang
omkering versnellingshendel
90°
Moeren
1
vastdraaien.
Info
De lagers van de schakelstang moeten na het tegen-
houden van de moeren in het midden en identiek ten
opzichte van elkaar zijn uitgelijnd, om een vrije bewe-
ging in de lagerschalen te kunnen garanderen.
CHASSIS AFSTELLEN 11
117
Controleren of de versnellingshendel werkt en soepel kan scha-
kelen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
118
12.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402346-01
Bevestigingen van de hefbok monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Universele V-adapter met bussen (61029955244)
Achterwielmontagebok (69329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug
en de bevestigingen. Motorfiets opkrikken.
12.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
119
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard
1
plaatsen.
Bussenkit verwijderen.
12.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 118)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
120
F00795-10
Voorwaarde
Beschermkap
1
verwijderen.
402345-01
Stuur in de rechtuitstand zetten. Hefbok positioneren.
Opnamedoorn (69329965030)
Voorwielmontagebok groot (69329965000)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
121
12.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402777-01
Hoofdwerk
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
122
F00795-10
Beschermkap
1
monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 118)
12.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 118)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 119)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
123
F00879-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de vork-
stangen af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 254)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
124
Nawerk
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 121)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 118)
12.6 Passagiersstoel verwijderen
H01991-10
De contactsleutel in het zadelslot
1
steken en met de klok
mee draaien.
Zadel achter optillen, naar achter schuiven en naar boven toe
verwijderen.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
125
12.7 Buddyseat monteren
H01992-01
De haken
1
aan de buddyseat in de zadelopnames
2
aan
het subframe hangen, achteraan neerlaten en naar voren
schuiven.
Buddyseat naar beneden drukken en laten vergrendelen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet verkeerd gemonteerde
zadel kan uit de verankering springen.
Controleer na de montage of het zadel goed ver-
grendeld is en niet omhoog kan worden getrokken.
Vervolgens controleren of de buddyseat correct gemonteerd is.
12.8 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 124)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
126
H01993-01
Hoofdwerk
Het bestuurderszadel achter optillen, naar de achteren trekken
en naar boven toe verwijderen.
12.9 Bestuurderszadel monteren
H01994-01
Hoofdwerk
Het bestuurderszadel in het bereik
A
inhaken en achterkant
laten zakken.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct gemon-
teerd is.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 125)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
127
12.10 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 127)
12.11 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
128
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 118)
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 253)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray Street ( pag. 253)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 118)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
129
12.12 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 118)
M00714-10
Hoofdwerk
Versnelling stationair schakelen.
In de buurt van het glijblok de ketting omhoog in richting van
de achterbrug duwen en kettingspanning
A
bepalen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
130
Info
Het bovenste deel van de ketting
B
moet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 5 7 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 131)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 118)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
131
12.13 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 118)
Kettingspanning controleren. ( pag. 129)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
132
F00861-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 7 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner
4
in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
A
. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de instelling op verschillende plekken van de ketting
worden gecontroleerd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
133
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 98 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 118)
12.14 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 118)
100132-10
Hoofdwerk
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
134
1 2 3 18 19 20
00
0
BB
0
0
AA
401288-10
Versnelling stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangege-
ven gewicht
A
.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting ketting-
slijtage
15 kg
De afstand
B
van 20 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand
B
van
20 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
301,6 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
135
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
136
F00799-10
Glijblok controleren op slijtage.
»
Als bij het glijblok in het bereik
C
vanaf boven gezien de
schroef
1
zichtbaar wordt:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M6 7 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 118)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
137
12.15 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
F00783-11
Uitgangspositie van de koppelingshendel met het stelwiel
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Koppelingshendel naar voor drukken en aan de draai-
knop draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.16 Bugspoiler demonteren
F00796-10
Schroeven
1
verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
138
F00797-10
Schroeven
2
verwijderen.
Bugspoiler verwijderen.
12.17 Bugspoiler monteren
F00796-10
Bugspoiler positioneren. Schroeven
1
monteren, maar nog
niet vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
139
F00797-10
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bugspoiler
achter
M6x9 9 Nm
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bugspoiler
voor
M6x13 9 Nm
13 REMSYSTEEM
140
13.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS)
H01908-10
De ABS-unit
1
bestaat uit een hydraulische unit,
ABSbesturingsunit en retourpomp en is onder de brandstoftank
gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor
2
aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem
alleen doordraaien (burn out) als ABS is uitgeschakeld
en nooit op de openbare weg.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkun-
dig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
141
Aanwijzing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekering
Als het ABS compleet wordt uitgeschakeld, vervalt de toelating van
het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de
openbare weg als het ABS compleet wordt uitgeschakeld.
Het ABS is een veiligheidssysteem dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse krachten
voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen
ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhinderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Bij normaal rijden werkt het
remsysteem als een conventioneel remsysteem zonder ABS. Pas
wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel
13 REMSYSTEEM
142
herkent, begint het ABS door het regelen van de remdruk te wer-
ken. De regeling is merkbaar aan een licht pulserende remhendel
resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABScontrolelampje
3
moet na het inschakelen van de ont-
steking gaan branden en nadat het voertuig is gaan rijden weer uit-
gaan. Wanneer het lampje na het optrekken niet uitgaat of tijdens
het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in het ABS-
systeem. Het ABS is dan niet meer actief en de wielen kunnen bij
het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf blijft gewoon werken,
alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABScontrolelampje kan ook gaan branden, als in extreme rij-
situaties het toerental van het voor- en achterwiel sterk van elkaar
afwijken, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het achterwiel door-
draait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat uit als het voertuig begint te
rijden.
REMSYSTEEM 13
143
13.2 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
F00784-13
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel
1
aan de
grootte van de hand aanpassen.
Info
Remhendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM
144
400480-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak
1
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 3,6 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven
waarde ligt.
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
REMSYSTEEM 13
145
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
F00798-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in hori-
zontale positie zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
» Wanneer het remvloeistofpeil onder de MINmarkering is
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 146)
13 REMSYSTEEM
146
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 13
147
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 149)
13 REMSYSTEEM
148
F00862-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 251)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 13
149
13.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
F00800-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
13 REMSYSTEEM
150
13.7 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
REMSYSTEEM 13
151
F00847-10
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en rempedaalcilinderzuiger
heen en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vrije slag van het rempedaal instellen. ( pag. 152)
Veer
1
vasthaken.
13 REMSYSTEEM
152
13.8 Vrije slag van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
REMSYSTEEM 13
153
F00847-11
Veer
1
losmaken.
Moer
2
losdraaien en met de schroef
3
de aangegeven vrije
slag
A
instellen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
Info
Het instelbereik is beperkt.
Schroef
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Veer
1
vasthaken.
13 REMSYSTEEM
154
13.9 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
F00851-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN-markering
1
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 155)
REMSYSTEEM 13
155
13.10 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
13 REMSYSTEEM
156
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof tast lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 158)
REMSYSTEEM 13
157
H01142-10
Hoofdwerk
Voorwaarde
Schroefdop geborgd.
Schroef
1
verwijderen en schroefdopborging verwijderen.
F00852-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot de markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 251)
Schroefdop met membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13 REMSYSTEEM
158
H01142-10
Voorwaarde
Schroefdop geborgd.
Schroefdopborging positioneren, schroef
1
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef dekselbor-
ging compensatie-
reservoir achterwiel-
rem
M5 9 Nm
13.11 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
REMSYSTEEM 13
159
F00853-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
14 WIELEN, BANDEN
160
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 118)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 119)
F00863-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
met ringen verwijderen en spatbord iets opzij
duwen.
Schroef
2
verwijderen en wieltoerentalsensor
3
uit de
boring trekken.
Schroef
4
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
5
losdraaien.
Op de schroef
4
drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef
4
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door
beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven
niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
WIELEN, BANDEN 14
161
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
F00864-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen rei-
nigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 253)
Afstandsbussen erin zetten.
14 WIELEN, BANDEN
162
F00863-11
Schroefdraad van de steekas en schroef
2
reinigen.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 253)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M8 25 Nm
Wieltoerentalsensor
3
in boring positioneren.
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder wiel-
toerentalsensor
M6 8 Nm
Schroeven
5
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord
voor
M6 7 Nm
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en een drukpunt aanwezig is.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 121)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 118)
WIELEN, BANDEN 14
163
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 118)
F00865-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
14 WIELEN, BANDEN
164
F00861-11
Schroef
2
verwijderen en wieltoerentalsensor
3
uit de
boring trekken.
Moer
4
en ring verwijderen.
Kettingspanner
5
verwijderen.
Achterwiel vasthouden en steekas
6
met ring en kettingspan-
ner
5
eruit trekken.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van
het kettingwiel verwijderen.
Kettingbescherming opzij duwen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door
beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven
niet worden beschadigd.
Achterwiel naar achteren trekken en uit de achterbrug verwij-
deren.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
WIELEN, BANDEN 14
165
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
F00867-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen rei-
nigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 253)
Schroefdraad van steekas en asmoer reinigen.
Steekas reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 253)
14 WIELEN, BANDEN
166
Aangrijppunten van de remklauwhouder en achterbrug reini-
gen.
Demperpakking en kettingwieldrager aan het achterwiel monte-
ren.
Afstandsbussen erin zetten.
Achterwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting op
het kettingwiel leggen.
Kettingbescherming positioneren.
WIELEN, BANDEN 14
167
F00861-12
Achterwiel naar achteren trekken en steekas
3
met ring en
kettingspanner
4
monteren.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanners
4
links en rechts in dezelfde positie mon-
teren.
Moer
2
en ring monteren.
Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners
tegen de schroeven zitten en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en
rechts in dezelfde positie ten opzichte van de referentiemar-
keringen
B
staan. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moer steekas achter M14x1,5 98 Nm
Wieltoerentalsensor
5
in boring positioneren.
Schroef
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder wiel-
toerentalsensor
M6 8 Nm
14 WIELEN, BANDEN
168
F00865-11
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettingbe-
scherming
EJOT PT
®
K60x30
7 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 118)
Kettingspanning controleren. ( pag. 129)
14.5 Demperpakkingen achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel.
Deze slijten tijdens het rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, beschadigen de
kettingwieldrager en de achterwielnaaf.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 118)
Achterwiel demonteren. ( pag. 163)
WIELEN, BANDEN 14
169
F00868-10
Hoofdwerk
Lager
1
controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lagers vervangen.
Demperpakkingen
2
van de achterwielnaaf controleren op
beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn
beschadigd of versleten:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
F00869-10
Achterwiel met het kettingwiel naar boven op een werkbank
leggen en de steekas in de naaf steken.
Om de speling
A
te controleren, achterwiel vasthouden en
proberen het kettingwiel te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het
kettingwiel.
Speling demperpakkingen
achterwiel
5 mm
»
Als de speling
A
groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
14 WIELEN, BANDEN
170
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 165)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 118)
Kettingspanning controleren. ( pag. 129)
14.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
WIELEN, BANDEN 14
171
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Wettelijke landspecifieke minimale profieldiepte in acht
nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
14 WIELEN, BANDEN
172
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.7 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
WIELEN, BANDEN 14
173
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning zonder bijrijder
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met passagier / volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
15 ELEKTRONICA
174
15.1 dagrijlicht (DRL)
F00850-11
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht geen
vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan de
automatische omschakeling tussen dagrijlicht en dimlicht
slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is geselec-
teerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het menu
uitschakelen, zodat het dimlicht permanent is inge-
schakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dag-
rijlicht.
Het dagrijlicht (DRL)
1
is geïntegreerd in de koplamp.
Het dagrijlicht (DRL) mag alleen bij goed zicht worden ingescha-
keld.
Activeer het dagrijlicht (DRL) in het gecombineerde instrument.
De helderheidssensor in het gecombineerde instrument zorgt voor
de regeling. Als er goede zichtverhoudingen zijn, wordt het dim-
licht uitgeschakeld en het dagrijlicht ingeschakeld.
ELEKTRONICA 15
175
Info
Het zijlicht
2
brandt bij elk verlichtingstype.
15.2 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 124)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 125)
15 ELEKTRONICA
176
F00774-10
Hoofdwerk
Minkabel
1
van de accu loskoppelen.
F00775-10
Pluspoolafdekking
2
naar achteren trekken.
Pluskabel
3
van accu loskoppelen.
Rubberband
4
losmaken.
Accu naar boven toe uit de accuhouder verwijderen.
Info
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
In beide gevallen kunnen elektrische componenten en
veiligheidsvoorzieningen beschadigd raken. Het voertuig
is dan niet meer verkeersveilig.
ELEKTRONICA 15
177
15.3 Accu monteren
F00775-11
Hoofdwerk
Accu in accuhouder positioneren.
Accu (ETZ9BS) ( pag. 236)
Rubberband
1
vasthaken.
Pluskabel
2
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Pluspoolafdekking
3
positioneren.
F00774-11
Minkabel
4
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 126)
Buddyseat monteren. ( pag. 125)
15 ELEKTRONICA
178
Tijd en datum instellen. ( pag. 79)
15.4 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuAccu's bevatten milieubelastende materialen.
Gooi de accu niet bij het huishoudelijk afval.
Geef de accu's af bij een verzamelpunt voor oude accu's.
ELEKTRONICA 15
179
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart, de accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulfatatie op en dat kan leiden tot ver-
nietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 124)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 125)
Minkabel van de accu loskoppelen om schade aan de boord-
elektronica te vermijden.
15 ELEKTRONICA
180
M00729-10
Hoofdwerk
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze lader kunnen ook de rustspanning en het startvermo-
gen van de accu en de dynamo worden getest. Met dit appa-
raat is het overladen van de accu onmogelijk.
Info
Deksel
1
nooit verwijderen.
Accu laden met maximaal 10 % van de capaciteit, die
op het accuhuis
2
is aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu loskoppe-
len.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
Accu regelmatig bijladen
als de motorfiets niet wordt
gebruikt
3 maanden
Minkabel positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Minuspoolafdekking positioneren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 126)
Buddyseat monteren. ( pag. 125)
ELEKTRONICA 15
181
Tijd en datum instellen. ( pag. 79)
15.5 Zekeringen ABS vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder de passagiersstoel. Met deze beide zekeringen
zijn de retourpomp en de hydraulische unit van de ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de
ABS-besturingsunit is afgezekerd bevindt zich in het zekeringenblok.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 124)
15 ELEKTRONICA
182
F00848-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering
1
verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad
A
.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelas-
ten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschre-
ven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088015) ( pag. 236)
Tip
Nieuwe reservezekering
2
in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
ELEKTRONICA 15
183
F00848-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering
3
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelas-
ten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschre-
ven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (90111088025) ( pag. 236)
Tip
Nieuwe reservezekering
4
in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 125)
15 ELEKTRONICA
184
15.6 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de hoofdzekering en de zekeringen voor de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt
zich onder de buddyseat.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Passagiersstoel verwijderen. ( pag. 124)
ELEKTRONICA 15
185
F00849-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel
1
openen.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 30 A - hoofdzekering
Zekering 2 - 10 A - gecombineerd instrument
Zekering 3 - 10 A - hoofdrelais
Zekering 4 - 15 A - bobine, brandstofpomp, starthulprelais,
claxon
Zekering 5 - 10 A - radiateurventilator
Zekering 6 - 15 A - remlicht, richtingaanwijzer, groot licht,
dimlicht, zijlicht, achterlicht, nummerplaatverlichting
Zekering 7 - 10 A - motorelektronica-besturingsunit, ABS-
besturingsunit
Zekering 8 - 10 A - alarminstallatie (optioneel)
Zekering 9 - 10 A - extra apparatuur
Zekering 10 - 10 A - extra apparatuur
Zekering SPARE - 10 A/15 A/30 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad
A
.
15 ELEKTRONICA
186
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten
de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven
ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 236)
Zekering (75011088015) ( pag. 236)
Zekering (75011088030) ( pag. 236)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel
1
sluiten.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 125)
ELEKTRONICA 15
187
15.7 Koplampstand controleren
0
0
AA
0
0
BB
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op een afstand
A
loodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 188)
15 ELEKTRONICA
188
15.8 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 187)
F00850-10
Hoofdwerk
Met de stelschroef
1
de lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel-
breedte en draaien tegen de klok in versmalt de licht-
bundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
Schroef
1
borgt ook de koplamp. Controleer of de
schroef steeds ver genoeg is ingeschroefd.
ELEKTRONICA 15
189
400726-11
Koplamp op markering
B
instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering
B
liggen.
15.9 Diagnosestekker
H01906-10
De diagnosestekker
1
bevindt zich onder de passagiersstoel.
15 ELEKTRONICA
190
15.10 ACC1 en ACC2 vooraan
E01189-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1
1
en ACC2
2
voorzijde
bevinden zich aan de linker voertuigzijde achter de afdekking
onder de brandstoftank.
KOELSYSTEEM 16
191
16.1 Koelsysteem
F00854-10
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop
2
. Door de uitzetting door
warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar het compensatie-
reservoir
3
. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer
teruggezogen in het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koel-
middeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen
rekening moet worden gehouden.
110 °C
16 KOELSYSTEEM
192
H01905-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator
4
die bij hoge temperatuur wordt ingeschakeld.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
Info
Als het koelsysteem oververhit raakt, wordt het maximale
motortoerental begrensd.
KOELSYSTEEM 16
193
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
16 KOELSYSTEEM
194
F00855-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Dop
1
van het compensatiereservoir verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet zich tussen de twee markeringen
bevinden.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 250)
Dop van het compensatiereservoir monteren.
KOELSYSTEEM 16
195
F00856-11
Radiateurdop
2
verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies
vaststellen.
Koelvloeistof ( pag. 250)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de
voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 200)
Radiateurdop monteren.
16 KOELSYSTEEM
196
16.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
KOELSYSTEEM 16
197
F00855-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir
1
controleren.
Het koelmiddelpeil moet zich tussen de twee markeringen
bevinden.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 250)
F00856-11
Radiateurdop
2
verwijderen en koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies
vaststellen.
Koelvloeistof ( pag. 250)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de
voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 200)
Radiateurdop monteren.
16 KOELSYSTEEM
198
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
KOELSYSTEEM 16
199
Voorwerk
Bugspoiler demonteren. ( pag. 137)
F00857-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
Schroef
1
verwijderen.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapbo-
ring waterpomp
M6 10 Nm
16 KOELSYSTEEM
200
16.5 Koelsysteem vullen/ontluchten
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
F00856-10
Hoofdwerk
Radiateurdop
1
verwijderen.
KOELSYSTEEM 16
201
F00870-10
Ontluchtingsschroef
2
losdraaien.
Voorgeschreven waarde
3 omw
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel bijvullen totdat dit zonder luchtbellen uit de ont-
luchtingsschroef stroomt en de ontluchtingsschroef meteen
vastdraaien.
Koelvloeistof ( pag. 250)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen. Radiateurdop mon-
teren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en warm laten draaien.
16 KOELSYSTEEM
202
F00855-11
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren en indien nodig koelmiddel bijvullen.
Dop
3
van het vaste reservoir verwijderen en koelmiddelpeil
tot de bovenste markering vullen.
Dop van het compensatiereservoir monteren.
Nawerk
Bugspoiler monteren. ( pag. 138)
16.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 16
203
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Bugspoiler demonteren. ( pag. 137)
F00857-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Schroef
1
verwijderen.
16 KOELSYSTEEM
204
F00856-11
Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapbo-
ring waterpomp
M6 10 Nm
F00870-11
Ontluchtingsschroef
3
losdraaien.
Voorgeschreven waarde
3 omw
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel bijvullen totdat dit zonder luchtbellen uit de ont-
luchtingsschroef stroomt en de ontluchtingsschroef meteen
vastdraaien.
Koelvloeistof ( pag. 250)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen. Radiateurdop mon-
teren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
KOELSYSTEEM 16
205
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en warm laten draaien.
F00855-12
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren en indien nodig koelmiddel bijvullen.
Dop
4
van het compensatiereservoir verwijderen en koelmid-
delpeil tot de MAX-markering vullen.
Dop van het compensatiereservoir monteren.
Nawerk
Bugspoiler monteren. ( pag. 138)
17 MOTOR AFSTELLEN
206
17.1 Koppelingshendelspeling controleren
Aanwijzing
Beschadiging koppelingAls de koppelingshendel geen vrije slag heeft, begint de koppeling te verschuiven.
Controleer vóór elk gebruik van de motorfiets de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel de vrije slag van de koppelingshendel indien nodig volgens de voorschriften in.
F00871-10
Controleren of de koppelingshendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Koppelingshendel tot voelbare weerstand trekken en de koppe-
lingshendelspeling
A
bepalen.
Koppelingshendelspeling
A
1 3 mm
» Als de koppelingshendelspeling niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Koppelingshendelspeling instellen. ( pag. 207)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
De koppelingshendelspeling mag niet veranderen.
» Als de koppelingshendelspeling verandert:
Traject van de koppelingskabel controleren.
MOTOR AFSTELLEN 17
207
17.2 Koppelingshendelspeling instellen
F00872-10
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Contramoer
2
losdraaien.
Koppelingshendelspeling
A
met de stelschroef
3
instellen.
Voorgeschreven waarde
Koppelingshendelspeling
A
1 3 mm
Contramoer
2
vastdraaien.
Manchet
1
positioneren.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
208
18.1 Motoroliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
V00698-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en
dan pas controleren.
De motorolie moet tussen de markeringen
A
en
B
liggen.
»
Als de motorolie onder de markering
A
ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 213)
»
Als de motorolie boven de markering
B
ligt:
Motoroliepeil corrigeren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
209
18.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voorwerk
Bugspoiler demonteren. ( pag. 137)
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
210
V00699-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef
1
met keerring verwijderen.
Oliezeef
2
met keerring verwijderen.
Sluitschroef
3
met oliezeef
4
verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroeven en oliezeven grondig reinigen.
Oliezeef
2
positioneren en olieaftapschroef
1
met keerring
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M24x1,5 15 Nm
Sluitschroef
3
met oliezeef
4
en keerring monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef
klein
M17x1,5 12 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
211
V00700-10
Schroeven
5
verwijderen. Oliefilterdeksel
6
met keerring
verwijderen.
Oliefilter
7
uit het oliefilterhuis trekken.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
V00701-10
Nieuw oliefilter
7
plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilter-
deksel
6
monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M6 12 Nm
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit
leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
212
401955-12
Olievulschroef
8
met keerring van het koppelingsdeksel ver-
wijderen en motorolie vullen.
Motorolie 1,7 l Motorolie
(SAE 15W/50)
( pag. 250)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Bugspoiler monteren. ( pag. 138)
Motoroliepeil controleren. ( pag. 208)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
213
18.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
0
0
11
401955-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
1
met keerring van het koppelingsdeksel ver-
wijderen en motorolie vullen.
Motorolie (SAE 15W/50) ( pag. 250)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
We adviseren om de motorolie te verversen als das
nodig is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
214
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 208)
REINIGING, ONDERHOUD 19
215
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en uitzicht gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
19 REINIGING, ONDERHOUD
216
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijg-
bare motorfietsreiniger inspuiten en met een kwastje behande-
len.
Motorfietsreiniger ( pag. 254)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op de droge motorfiets aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Reinig de motorfiets met koud water als de motorfiets
in strooizout is gebruikt. Warm water versterkt de zout-
werking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
REINIGING, ONDERHOUD 19
217
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Manchetten van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het
ingedrongen water kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 127)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 253)
19 REINIGING, ONDERHOUD
218
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmid-
del voor lakken.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 254)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 254)
Contact-/stuurslot oliën.
Universele oliespray ( pag. 254)
REINIGING, ONDERHOUD 19
219
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Reinig de motorfiets met koud water als de motorfiets in strooizout is gebruikt. Warm water versterkt de
zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 215)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de motorfiets en
vooral de remklauwen en remplaketten in afgekoelde en
gemonteerde toestand, grondig met koud water reinigen
en goed drogen.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen, omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
19 REINIGING, ONDERHOUD
220
Ketting reinigen. ( pag. 127)
STALLING 20
221
20.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u de onderstaande maatregelen nemen of
laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen werken en niet zijn versleten. Als
er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de over-
wintering (minder drukte bij de garages). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 253)
Brandstof tanken. ( pag. 107)
Motorfiets reinigen. ( pag. 215)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 209)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 193)
Bandenspanning controleren. ( pag. 172)
Accu demonteren. ( pag. 175)
Accu opladen. ( pag. 178)
20 STALLING
222
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu
zonder directe blootstelling
aan zonnestralen
0 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert om de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 118)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 119)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor
de kleppen en uitlaat gaan roesten.
STALLING 20
223
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 121)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 118)
Accu monteren. ( pag. 177)
Tijd en datum instellen. ( pag. 79)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 93)
Een proefrit maken.
21 FOUTEN OPSPOREN
224
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij indrukken van
e-starterknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 94)
Accu leeg Accu opladen. ( pag. 178)
Zekering 1, 3, 4 of 7 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 184)
Geen massaverbinding aanwe-
zig
Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door bij
getrokken koppelingshendel
Er is een versnelling gescha-
keld
Versnelling stationair schakelen.
Er is een versnelling gescha-
keld en de zijstandaard is uit-
geklapt
Versnelling stationair schakelen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 94)
Fout in het brandstofinspuitsys-
teem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter vervangen.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
Fout in het brandstofinspuitsys-
teem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
FOUTEN OPSPOREN 21
225
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 196)
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 198)
Koelsysteem vullen/ontluchten.
( pag. 200)
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Zekering 5 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 184)
Defect aan het ventilatiesys-
teem van de radiateur
Radiateursysteem controleren.
Controlelampje storing brandt
geel
Fout in het brandstofinspuitsys-
teem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor slaat af tijdens het rijden Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 107)
Zekering 1, 3, 4 of 7 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 184)
ABS-controlelampje brandt Zekering ABS gesmolten Zekeringen ABS vervangen.
( pag. 181)
21 FOUTEN OPSPOREN
226
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
ABS-controlelampje brandt Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS ABS-foutengeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en
indien nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 208)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 209)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 184)
Richtingaanwijzer, remlicht en
claxon werken niet
Zekering 4 of 6 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 184)
Tijd wordt niet meer of niet cor-
rect weergegeven
Zekering 2 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 184)
Accu leeg Contact bij het parkeren van
het voertuig niet uitgeschakeld
Accu opladen. ( pag. 178)
FOUTEN OPSPOREN 21
227
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Accu leeg Accu wordt niet geladen door
de dynamo
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Er wordt niets weergegeven op
het display van het gecombi-
neerd instrument
Zekering 2 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 184)
Snelheidsindicatie op gecombi-
neerd instrument werkt niet
Kabelboom voor de snelheids-
indicatie of stekkerverbinding
verroest
Kabelboom en steekverbinding contro-
leren.
22 TECHNISCHE GEGEVENS
228
22.1 Motor
Constructie 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 373 cm³
Slag 60 mm
Boring 89 mm
Compressie 12,6:1
Distributie DOHC, 4 nokvolger kleppen aangestuurd door nokvol-
ger, aandrijving door ketting
Klepdiameter inlaat 36 mm
Klepdiameter uitlaat 29 mm
Klepspeling inlaat koud 0,08 0,12 mm
Klepspeling uitlaat koud 0,13 0,17 mm
Krukaslagers 2 glijlagers
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 olieschraapring
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 30:80
Koppeling Antihopping-koppeling in oliebad / mechanisch
bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
TECHNISCHE GEGEVENS 22
229
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:32
2e versnelling 14:26
3e versnelling 19:27
4e versnelling 21:24
5e versnelling 23:22
6e versnelling 25:21
Mengselbewerking Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 230 W
Bougie BOSCHVR5NEU
Elektrodenafstand bougie 1 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koel-
middel door waterpomp
Stationair toerental 1.680 ± 50 1/min
Starthulp E-starter
22.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar M5 6 Nm
Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS
230
Schroef impulsgever M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M5 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steunplaat M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steunplaat statorkabel M5 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingssensor M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Moer waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef bevestigingsplaat keerring
koppelingsdeksel
M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef borgplaat
ketting-aandrijfwiel
M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6 12 Nm
Schroef distributiekettingspanner M6 12 Nm
Schroef dynamodeksel M6 12 Nm
Schroef geleider distributieketting-
spanner
M6 12 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 22
231
Schroef kettinguitvalbescherming M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klepdeksel M6 12 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 12 Nm
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm
Schroef lagerborging M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6x35 12 Nm
Schroef motorhuis M6x75 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorontluchtingsplaat M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nokkenas decompressie-as M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nokkenaslagerplaat M6 10 Nm
Schroef oliefilterdop M6 12 Nm
Schroef oliepomp M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M6 6 Nm
Schroef startmotor M6 12 Nm
Schroef steunplaat M6 12 Nm
Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS
232
Schroef steunplaat koppelingska-
bel
M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steunplaat vrijloopwiel M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 12 Nm
Sluitschroef aftapboring water-
pomp
M6 10 Nm
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 8 Nm
Moer uitlaatflens M8 8 Nm
Schroef tandwiel balansas M8 40 Nm
Loctite
®
243™
Schroef terugzetveer automatische
versnelling
M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef M8 12 Nm
Loctite
®
243™
Tapeind uitlaatflens M8 22 Nm
Schroef drijfstanglager M8x1 34 Nm
Oliedrukschakelaar M10 14 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
233
Schroef cilinderkop M10 1e niveau
30 Nm
2e niveau
60 Nm
Schroefdraad gesmeerd met olie,
hoofdsteun ingevet
Schroef nokkenastandwiel M10 36 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rotor M10 105 Nm
Loctite
®
243™
Watertemperatuursensor M10 14 Nm
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 10 Nm
Bougie M12 15 Nm
Moer hulpcilinder M16LHx1,5 120 Nm
Loctite
®
243™
Moer primair wiel / distributieket-
tingrondsel
M16x1,5 120 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef klein M17x1,5 12 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M18x1,5 10 Nm
Olieaftapschroef M24x1,5 15 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M24x1,5 10 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
234
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,7 l Motorolie (SAE 15W/50)
( pag. 250)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelvloeistof ( pag. 250)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 13,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 249) (390 Duke EU/AU/JP,
AR/MY/PH/TH)
Brandstoftankvolume totaal ca. Gasohol 95 E20 (ROZ 95)
( pag. 249) (390 Duke TH)
Brandstoftankvolume totaal ca. Super loodvrij type C (ROZ 95/RON
95/PON 91) ( pag. 251)
(390 Duke BR)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
TECHNISCHE GEGEVENS 22
235
22.4 Chassis
Frame Buisframe van staalbuis, geëloxeerd
Voorvork WP Suspension
Schokdemper WP Suspension
Remsysteem
voor Schijfrem met remklauw met vier zuigers
achter Schijfrem met remklauw met enkele zuiger, vlottend
gelagerd
Veerweg
voor 142 mm
achter 150 mm
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 230 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 3,6 mm
Bandenspanning zonder bijrijder
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met passagier / volledige nuttige belasting
22 TECHNISCHE GEGEVENS
236
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging 15:45
Ketting 5/8 x 1/4” (520) Xring
Balhoofdhoek 65°
Wielstand 1.357 ± 15,5 mm
Zadelhoogte onbelast 830 mm
Bodemvrijheid onbelast 175 mm
Droog gewicht 149 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 127 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 228 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 355 kg
22.5 Elektronica
Accu ETZ9BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 90111088025 25 A
Zekering 75011088030 30 A
TECHNISCHE GEGEVENS 22
237
Koplamp LED
Zijlicht LED
Instrumentverlichting en controlelampjes LED
Richtingaanwijzer LED
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
22.6 Banden
Band voor Band achter
110/70 R 17 M/C 54H TL
Metzeler Sportec M5 Interact
150/60 R 17 M/C 66H TL
Metzeler Sportec M5 Interact
110/70 R 17 M/C 54H TL
Michelin Pilot Street Radial
150/60 R 17 M/C 66H TL
Michelin Pilot Street Radial
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
22.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 93301000033
Voorvork WP Suspension
Voorvorklengte 744 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
238
Voorvorkolie 450 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 252)
22.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 93304010000
Schokdemper WP Suspension
Veervoorspanning
Standaard 5 klikken
Statische veerweg 14 mm
Dynamische veerweg 47 mm
Inbouwlengte 304 mm
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef kettingbescherming EJOT PT
®
K60x30 7 Nm
Overige schroeven chassis M4 4 Nm
Overige moeren chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef achterlicht M5 5 Nm
Schroef dekselborging compensa-
tiereservoir achterwielrem
M5 9 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
239
Schroef kettingbescherming M5 7 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingskabelgeleiding M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef tankklep M5 4 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Moer instelling rempedaal M6 9 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef ABS slangklem M6 7 Nm
Schroef ABS-module M6 10 Nm
Schroef ABS-sensorwiel achter M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M6 8 Nm
Schroef bevestigingsplaat ABS-
module aan frame
M6 7 Nm
Schroef bevestigingsplaat eind-
demper
M6 9 Nm
Schroef bobine M6 8 Nm
Schroef brandstofpomp M6 10 Nm
Schroef brandstoftankbekleding M6 5 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
240
Schroef brandstoftankbekleding M6 7 Nm
Schroef bugspoiler achter M6x9 9 Nm
Schroef bugspoiler voor M6x13 9 Nm
Schroef compensatiereservoir M6 5 Nm
Schroef contactslot (één keer te
gebruiken)
M6 13 Nm
Schroef dempingsblok M6 8 Nm
Schroef einddemper M6 12 Nm
Schroef gecombineerd instrument M6 7 Nm
Schroef glijblok M6 7 Nm
Schroef hellingshoeksensor M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef houder brandstofverdam-
pingsklep
M6 9 Nm
Schroef houder wieltoerentalsensor M6 8 Nm
Schroef kabelhouder zijstandaard-
schakelaar
M6 9 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koplamp M6 8 Nm
Schroef luchtfilterbak M6 6 Nm
Schroef magneethouder zijstan-
daard
M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nummerplaatdrager M6 12 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 22
241
Schroef onderste deel achterkant M6 7 Nm
Schroef radiateurafdekking M6 7 Nm
Schroef radiateurhouder M6 10 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 9 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remslangklem M6 7 Nm
Schroef remvloeistofreservoir ach-
terwielrem
M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef spatbord achter M6 9 Nm
Schroef spatbord voor M6 7 Nm
Schroef versnellingshendel omke-
ring
M6 11 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zadelbevestiging vooraan M6 6 Nm
Moer kettingwiel M8 27 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef achterframe M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef claxon M8 12 Nm
Schroef einddemper M8 23 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
242
Schroef greep M8 22 Nm
Schroef motorhouder M8 22 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef passagiersvoetsteunhouder M8 22 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remklauw voor M8 30 Nm
Loctite
®
204™
Schroef rempedaal M8 16 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M8 21 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M8 30 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steekas voor M8 25 Nm
Schroef steunplaat zadelbevesti-
ging
M8 18 Nm
Schroef stuurklem M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef tank M8 20 Nm
Schroef zadelbevestiging achter M8 18 Nm
Schroef zadelbevestiging vooraan M8 25 Nm
Holle schroef remkabel M10 24 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
243
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef motorhouder M10 49 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaard M10 35 Nm
Loctite
®
243™
Moer spiegel links M10x1,25 16 Nm
Moer spiegel rechts M10LHx1,25 16 Nm
Schroef houder gecombineerd
instrument
M10x1,25 21 Nm
Schroef schokdemper boven M10x1,25 51 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10x1,25 21 Nm
Schroef voetsteunhouder voor M10x1,25 44 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder voor /
motorhouder
M10x1,25 49 Nm
Schroef zijstandaardconsole M10x1,25 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroefverbinding schokdemper
onder
M10x1,25 51 Nm
Loctite
®
243™
Tapeind kettingwiel M10x1,25 50 Nm
Moer achterbrugbout M14x1,5 98 Nm
Moer steekas achter M14x1,5 98 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
244
Schroef balhoofd boven M16x1,5 49 Nm
Loctite
®
243™
Lambdasonde M18x1,5 19 Nm
Stelring achterbrugophanging M22x1 Spelingvrij vastdraaien
Moer balhoofd M30x1 1e trap
45 Nm
2e trap (losdraaien, tegen de klok
in)
2 omw
3e trap
5 Nm
VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 23
245
23.1 Verklaringen van overeenstemming
Info
De omvang van de functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvat eventueel niet alle ver-
melde zendinstallaties en toepassingsgebieden.
Hiermee verklaart COBO SpA dat het zendinstallatietype BTROUTER overeenkomt met de relevante richtlijnen. De
volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/btrouter
Hiermee verklaart JNS Instruments Ltd. dat het zendinstallatietype 210M1100 overeenkomt met de relevante richt-
lijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/210m1100
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype Immo641 overeenkomt met de relevante richtlijnen. De vol-
ledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/immo641
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype KTM RACE ON system overeenkomt met de relevante richtlij-
nen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/ktm-race-on-system
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype LC8 DASHBOARD overeenkomt met de relevante richtlijnen.
De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/lc8-dashboard
23 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
246
Hiermee verklaart Schrader Electronics Ltd dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring System overeenkomt
met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de
volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/tpms
210M1100
FCC ID: 2AKR7210M1100
IC: 22291210M1100
BTROUTER
FCC ID: Z642564N
IC: 451I2564N
Immo641
FCC ID: 2AKP9IMMO641
IC: 22273-IMMO641
KTM RACE ON system Active Key
FCC ID: VFZKLGKZADI01
IC: 22239-KLGKZADI01
KTM RACE ON system Main Unit
FCC ID: VFZKLGMZADI01
IC: 22239-KLGMZADI01
LC8 DASHBOARD
FCC ID: 2AKP9-LC8CLUSTER1
IC: 22273-LC8CLUSTER1
Tyre Pressure Monitoring System Receiver "MC34MA4"
FCC ID: MRXMC34MA4
IC: 2546A-MC34MA4
VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 23
247
Tyre Pressure Monitoring System Sensor "BC5A4"
FCC ID: MRXBC5A4
IC: 2546A-BC5A4
Tyre Pressure Monitoring System Sensor "RDC3"
FCC ID: MRXRDC3
IC: 2546A-RDC3
Vrijstelling voor wijzigingen
Wijzigingen en modificaties die niet uitdrukkelijk door de verantwoordelijke instantie zijn toegestaan, kunnen
ertoe leiden dat gebruikers de apparaten niet meer mogen gebruiken.
Vrijstelling van interferentie
Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCCbepalingen en de licentievrije RSSnormen van de Canadese over-
heidsafdeling Industry Canada.
Gebruik uitsluitend als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:
1 Dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken.
2 Dit apparaat moet interferenties kunnen opnemen, met inbegrip van interferenties die eventueel een onge-
wenste werking van het apparaat veroorzaken.
Aanwijzingen over radiotransmissies
Dit apparaat voldoet aan de FCClimieten voor blootstelling aan stralen die zijn vastgesteld voor een ongecontro-
leerde omgeving en voldoet aan de FCCrichtlijnen voor de blootstelling aan radiofrequenties.
De zender mag niet in de buurt van andere antennes of zenders worden geplaatst of in combinatie met andere
antennes of zenders worden gebruikt.
Aanwijzing over digitale apparaten van klasse B volgens de FCC-bepalingen
Dit apparaat is getest en in overeenstemming bevonden met de limieten voor digitale apparaten van klasse B con-
form de FCCbepalingen, deel 15.
Deze limieten zijn zo bepaald dat ze in woonwijken een voldoende bescherming bieden tegen schadelijke storin-
gen.
23 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
248
Deze apparaten produceren en gebruiken hoge frequenties en kunnen deze ook uitstralen. Daarom kunnen
ze, indien ze niet volgens de aanwijzingen worden geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke storingen van de
radio-ontvangst veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij bepaalde toepassingen geen
storingen ontstaan.
Als dit apparaat storingen met betrekking tot radio- of televisieontvangst veroorzaakt (controleer dit door het appa-
raat in en uit te schakelen), kunt u deze radiostoringen eventueel als volgt verhelpen:
Stel de ontvangstantenne opnieuw af.
Plaats het apparaat en de radio-ontvanger verder uit elkaar.
Sluit het apparaat en de radio-ontvanger op gescheiden stroomkringen aan.
Raadpleeg uw dealer of een specialist voor radio- en televisietechniek.
CAN ICES3 (B) / NMB3 (B)
Dit digitale apparaat van klasse B voldoet aan de bepalingen conform de Canadese norm voor interferentieveroor-
zakende apparaten ICES003 / NMB003.
GEBRUIKSSTOFFEN 24
249
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Gasohol 95 E20 (ROZ 95)
Norm / classificatie
Gasohol 95 E20 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de volgende gegevens of die van dezelfde kwaliteit
is.
Loodvrije superbenzine met een gehalte van 19 tot 20 % ethanol is daarbij toegelaten.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100).
Gebruik geen brandstof met minder dan 19 % ethanol (bijv. E10).
Gebruik geen brandstof met meer dan 20 % ethanol (bijv. E25, E30, E85, E100).
24 GEBRUIKSSTOFFEN
250
Koelvloeistof
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardige, silicaatvrije koelvloeistof met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 255)
SAE ( pag. 255) (SAE 15W/50)
GEBRUIKSSTOFFEN 24
251
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Gedeeltelijk synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Formula 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Super loodvrij type C (ROZ 95/RON 95/PON 91)
Norm / classificatie
ANP (Agência Nacional do Petróleo) #57 (ROZ 95/RON 95/PON 91)
24 GEBRUIKSSTOFFEN
252
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de volgende gegevens of die van dezelfde kwaliteit
is.
Loodvrije superbenzine met een gehalte van 19 tot 27 % ethanol is daarbij toegelaten.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100).
Gebruik geen brandstof met minder dan 19 % ethanol (bijv. E10).
Gebruik geen brandstof met meer dan 27 % ethanol (bijv. E30, E85, E100).
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 255) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
HULPSTOFFEN 25
253
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray Street
Voorgeschreven waarde
25 HULPSTOFFEN
254
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Road Strong
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 26
255
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
256
ABS Anti Blokkeer Systeem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
DRL Dagrijlicht (Daytime Running Light) Licht dat de zichtbaarheid van het voertuig op de dag
verhoogt, maar in tegenstelling tot het dimlicht niet
gefocust is en het wegdek verlicht
- KTM MY RIDE Systeem voor draadloze communicatie met geschikte
mobiele telefoons en headsets voor telefonie en audio
LIJST MET AFKORTINGEN 28
257
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
29 LIJST MET SYMBOLEN
258
29.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
29.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-controlelampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het ABS-controlelampje
knippert als de ABS-modus Super Moto is geactiveerd.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Deze wordt aanvullend weergegeven.
29.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
LIJST MET SYMBOLEN 29
259
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX
260
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
ACC1
voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
ACC2
voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Bestuurderszadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Buddyseat
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Bugspoiler
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Combinatieschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
INDEX
261
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
E
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224-227
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . 45-87
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Audio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Bluetooth . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Dag-nacht-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Distance . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
DRL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Extra Functions . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Favourites . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Favouritesweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Fuel Cons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
General Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
KTM MY RIDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Language . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Motorcycle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
ODOweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Pairing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Preferences . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Quick Selector 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Quick Selector 1weergave . . . . . . . . . . . . . . 61
Quick Selector 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Quick Selector 2weergave . . . . . . . . . . . . . . 61
schakelindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Settings . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
telefonie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
INDEX
262
Temperature . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Trip 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Trip 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Warning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . 57
Grepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
H
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
I
Inbedrijfname
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 88
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193, 196
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
Koplamp
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 188
Koplampinstelling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 137
INDEX
263
Koppelingshendelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
L
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . 118
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . 119
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . 118
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . 121
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Passagiersstoel
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 143
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 158
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 149
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
INDEX
264
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 155
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 146
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 154
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 145
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 219
S
Schakelaars
links aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
rechts aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Schokdemper
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . 114
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110-113
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 238
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 229
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 234
INDEX
265
Tijd
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Verklaringen van overeenstemming . . . . . . . . 245-248
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Voetsteun passagier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
Vorkpoten
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109, 234
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 234
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 234
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Z
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen 184
Zekeringen ABS
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
*3213565nl*
3213565nl
05/2018
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268