KTM 690 Duke 2018 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2018
690 Duke
Artikelnr. 3213747nl
BESTE KTM KLANT,
*3213747nl*
3213747nl
08/2017
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne, sportieve
motorfiets en we zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 24) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 25)
Sleutelnummer ( pag. 25)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT,
2
© 2017 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwa-
liteitsmanagement ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
690 Duke EU (F9703R4)
INHOUDSOPGAVE
3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 8
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 8
1.2 Gebruikte formatering......................... 9
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ...................... 10
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik..... 10
2.2 Onjuist gebruik ................................ 10
2.3 Veiligheidsaanwijzingen.................... 10
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ....... 11
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ....... 12
2.6 Veilig gebruik .................................. 13
2.7 Beschermende kleding ..................... 14
2.8 Werkinstructies................................ 14
2.9 Milieu............................................. 15
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 15
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 16
3.1 Garantie.......................................... 16
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............ 16
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 16
3.4 Service ........................................... 17
3.5 Afbeeldingen ................................... 17
3.6 Klantenservice................................. 17
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 20
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 20
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 22
5 SERIENUMMERS........................................ 24
5.1 Framenummer ................................. 24
5.2 Typeplaatje ..................................... 24
5.3 Sleutelnummer................................ 25
5.4 Motornummer.................................. 25
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 26
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 26
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 27
6.1 Koppelingshendel ............................ 27
6.2 Remhendel...................................... 27
6.3 Gashendel....................................... 28
6.4 Schakelaars links aan stuur............... 28
6.4.1 Combinatieschakelaar .................. 28
6.4.2 Lichtschakelaar ........................... 29
6.4.3 Menuschakelaar........................... 30
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar ......... 30
6.4.5 Claxonknop ................................. 31
INHOUDSOPGAVE
4
6.5 Schakelaars rechts aan stuur............. 32
6.5.1 Noodstopschakelaar ..................... 32
6.5.2 E-starterknop............................... 32
6.5.3 Contact-/stuurslot ........................ 33
6.6 Tankdop openen .............................. 34
6.7 Tankdop sluiten ............................... 36
6.8 Zadelslot......................................... 37
6.9 Boordgereedschap............................ 37
6.10 Handgrepen..................................... 38
6.11 Bijrijder-voetsteunen ........................ 38
6.12 Versnellingshendel ........................... 39
6.13 Rempedaal...................................... 40
6.14 Zijstandaard .................................... 40
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 42
7.1 Gecombineerd instrument................. 42
7.2 Controlelampjes............................... 43
7.3 Snelheid ......................................... 45
7.4 Tijd ................................................ 45
7.5 Temperatuur.................................... 46
7.6 Versnellingsindicatie ........................ 46
7.7 Inhoud brandstoftank ....................... 47
7.8 Temperatuurindicatie koelmiddel....... 47
7.9 "Favorites"....................................... 48
7.10 "Trip 1" ........................................... 48
7.11 "Trip 2" ........................................... 49
7.12 "General Info" .................................. 50
7.13 "Set Favorites" ................................. 51
7.14 "Settings" ........................................ 51
7.15 "Warning" ........................................ 52
7.16 "TC/ABS"......................................... 52
7.17 "Shift Light" .................................... 54
7.18 Tijd en datum instellen..................... 54
7.19 "Fuel Cons"...................................... 56
7.20 "Language" ...................................... 57
7.21 "Distance" ....................................... 57
7.22 "Temp"............................................ 58
7.23 "Extra functions" .............................. 58
7.24 Drive Mode (optioneel) ..................... 59
8 INBEDRIJFSTELLING.................................. 60
8.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 60
8.2 Motor inrijden.................................. 62
8.3 Voertuig beladen.............................. 63
9 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 66
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 66
9.2 Voertuig starten ............................... 67
9.3 Beginnen met rijden......................... 69
9.4 Schakelen, rijden............................. 70
INHOUDSOPGAVE
5
9.5 Motorslipregeling (MSR).................... 75
9.6 Afremmen ....................................... 75
9.7 Stoppen, parkeren............................ 78
9.8 Transporteren .................................. 80
9.9 Brandstof tanken ............................. 81
10 SERVICESCHEMA....................................... 83
10.1 Extra informatie............................... 83
10.2 Verplichte werkzaamheden................ 83
10.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 86
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 87
11.1 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 87
11.2 Voetsteunen instellen ....................... 88
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 92
12.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ........................................ 92
12.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen ............................................ 92
12.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ........................................ 93
12.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ..... 94
12.5 Bijrijderzadel verwijderen.................. 95
12.6 Bijrijderzadel monteren .................... 96
12.7 Kettingvervuiling controleren............. 97
12.8 Ketting reinigen............................... 97
12.9 Kettingspanning controleren ............. 99
12.10 Kettingspanning instellen ............... 101
12.11 Ketting, kettingwiel en
ketting-aandrijfwiel controleren ....... 103
12.12 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen........................................ 106
12.13 Vloeistofpeil hydraulische
koppeling controleren/corrigeren...... 107
13 REMSYSTEEM.......................................... 110
13.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS) .......... 110
13.2 Uitgangspositie van de
handremhendel instellen ................ 113
13.3 Remschijven controleren................. 113
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................... 115
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 116
13.6 Remplaketten voorwielrem
controleren.................................... 119
13.7 Vrije slag rempedaal controleren...... 120
13.8 Uitgangspositie rempedaal
instellen .................................... 121
INHOUDSOPGAVE
6
13.9 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 123
13.10 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 124
13.11 Remplaketten achterwielrem
controleren.................................... 126
14 WIELEN, BANDEN .................................... 128
14.1 Voorwiel demonteren .................. 128
14.2 Voorwiel monteren ...................... 130
14.3 Achterwiel demonteren ............... 133
14.4 Achterwiel monteren ................... 135
14.5 Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren ................................ 138
14.6 Bandentoestand controleren............ 141
14.7 Bandenspanning controleren........... 143
15 ELEKTRONICA.......................................... 145
15.1 Accu demonteren ....................... 145
15.2 Accu monteren ........................... 148
15.3 Accu laden ................................ 150
15.4 Hoofdzekering vervangen ................ 153
15.5 Zekeringen ABS vervangen.............. 155
15.6 Zekeringen afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen ........... 157
15.7 Koplampkap met koplamp
demonteren................................... 161
15.8 Koplampkap met koplamp
monteren ...................................... 162
15.9 Lamp koplamp vervangen ............... 163
15.10 Zijlichtlamp vervangen.................... 165
15.11 Knipperlichtlamp vervangen............ 166
15.12 Koplampstand controleren .............. 168
15.13 Lichtbundelbreedte koplamp
instellen........................................ 169
15.14 Diagnosestekker............................. 170
16 KOELSYSTEEM......................................... 171
16.1 Koelsysteem .................................. 171
16.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 172
16.3 Koelmiddelpeil in het
compensatiereservoir controleren..... 175
16.4 Koelmiddel aftappen .................. 177
16.5 Koelsysteem vullen/ontluchten ..... 179
16.6 Koelmiddel verversen ..................... 181
17 MOTOR AFSTELLEN ................................. 185
17.1 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 185
INHOUDSOPGAVE
7
17.2 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 186
17.3 Drive Mode(optioneel) .................... 187
17.4 Tractiecontrole (optioneel) (TC) ....... 188
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 189
18.1 Motoroliepeil controleren ................ 189
18.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 190
18.3 Motorolie bijvullen ......................... 196
19 REINIGING, ONDERHOUD......................... 199
19.1 Motorfiets reinigen ......................... 199
19.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter ................................... 202
20 STALLING ................................................ 204
20.1 Stalling......................................... 204
20.2 Inbedrijfname na stalling ................ 206
21 FOUTEN OPSPOREN................................. 207
22 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 212
22.1 motor............................................ 212
22.2 Aanhaalmomenten motor ................ 214
22.3 Vulhoeveelheden............................ 220
22.3.1 Motorolie .................................. 220
22.3.2 Koelmiddel ............................... 220
22.3.3 Brandstof.................................. 220
22.4 Chassis ......................................... 220
22.5 Elektronica.................................... 222
22.6 Banden......................................... 223
22.7 Voorvork........................................ 224
22.8 Schokdemper ................................ 224
22.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 225
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 231
24 HULPSTOFFEN......................................... 235
25 NORMEN ................................................. 237
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 238
27 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 239
28 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 240
28.1 Rode pictogrammen ....................... 240
28.2 Gele of oranje pictogrammen........... 240
28.3 Groene en blauwe pictogrammen..... 241
INDEX ............................................................. 242
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
8
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
9
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
10
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normaal gebruik in het verkeer
kan weerstaan.
Dit voertuig is niet geschikt voor gebruik op racecircuits en niet-geasfalteerde wegen.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven model dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvuldig
door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
11
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven model zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
12
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een
nieuw voertuig, voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten
werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uit-
laatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatluchtsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
13
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
14
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij gebruik in acht nemen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
15
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen
zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt bescher-
men.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
16
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien
anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan
het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeer-
stoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
17
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen
of met zware bagage, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk snel-
ler verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te
controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
18
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
19
4 AFBEELDING VOERTUIG
20
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
E01039-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
21
1
Koppelingshendel ( pag. 27)
2
Zadel
3
Bijrijderzadel
4
Handgrepen ( pag. 38)
5
Zadelslot ( pag. 37)
6
Zijstandaard ( pag. 40)
7
Versnellingshendel ( pag. 39)
8
Motornummer ( pag. 25)
4 AFBEELDING VOERTUIG
22
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
E01040-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
23
1
Boordgereedschap ( pag. 37)
2
Lichtschakelaar ( pag. 29)
2
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 30)
2
Claxonknop ( pag. 31)
3
Tankdop
4
Contact-/stuurslot ( pag. 33)
5
Noodstopschakelaar ( pag. 32)
5
E-starterknop ( pag. 32)
6
Remhendel ( pag. 27)
7
Framenummer ( pag. 24)
8
Zekeringenblok
9
Typeplaatje ( pag. 24)
bk
Kijkglas motorolie
bl
Rempedaal ( pag. 40)
bm
Bijrijder-voetsteunen ( pag. 38)
5 SERIENUMMERS
24
5.1 Framenummer
402324-10
Het framenummer
1
is aan de rechterkant van het balhoofd
gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
H01128-10
Het typeplaatje
1
bevindt zich rechts aan het frame.
SERIENUMMERS 5
25
5.3 Sleutelnummer
402241-10
Sleutelnummer
1
staat op de KEYCODECARD.
Info
U hebt het sleutelnummer nodig voor het bestellen van
een reservesleutel. Bewaar de KEYCODECARD op een veilige
plaats.
5.4 Motornummer
401949-10
Het motornummer
1
is in de linkerkant van de motor onder het
ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
26
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenzijde van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
402382-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is aan de linkerkant
van de schokdemper aangebracht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
27
6.1 Koppelingshendel
K00347-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
K00348-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
28
6.3 Gashendel
K00349-10
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.4 Schakelaars links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
29
V00555-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1
Lichtschakelaar ( pag. 29)
2
Menuschakelaar ( pag. 30)
3
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 30)
4
Claxonknop ( pag. 31)
6.4.2 Lichtschakelaar
H00381-10
De lichtschakelaar
1
is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand
A
. In deze
stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingescha-
keld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand
B
geduwd. In deze stand zijn het groot licht en het
achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand
C
trekken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
30
6.4.3 Menuschakelaar
K00367-10
De menuschakelaar is in het midden van de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde
instrument bestuurd.
Toets
1
is de UPtoets.
Toets
2
is de DOWNtoets.
Toets
3
is de SETtoets.
Toets
4
is de BACKtoets.
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar
K00350-11
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is aan de linkerzijde van het
stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
31
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richting-
aanwijzerschakelaar richting de schakelaarbehuizing duwen.
6.4.5 Claxonknop
K00350-10
De claxonknop
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
32
6.5 Schakelaars rechts aan stuur
6.5.1 Noodstopschakelaar
K00349-11
De noodstopschakelaar
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ont-
stekingscircuit onderbroken. Een draaiende motor
schakelt uit en een stilstaande motor kan niet worden
gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk
bij het rijden, het ontstekingscircuit is gesloten.
6.5.2 E-starterknop
K00349-12
De e-starterknop
1
is aan de rechterzijde van het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter
gebruikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
33
6.5.3 Contact-/stuurslot
B00925-01
Het contact-/stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in. De contact-
sleutel kan eruit worden getrokken.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscir-
cuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekings-
circuit onderbroken en het stuur geblokkeerd. De con-
tactsleutel kan eruit worden getrokken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
34
6.6 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
35
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
V00556-10
Afdekking
1
op de tankdop omhoogklappen en contactsleutel
in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingDe contactsleutel kan bij overbelas-
ting afbreken.
Beschadigde contactsleutels moeten worden vervangen.
Op de tankdop drukken om de contactsleutel te ontlasten.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop omhoogklappen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
36
6.7 Tankdop sluiten
V00557-01
Tankdop omlaag klappen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop indrukken en contactsleutel tegen de klok in totdat
het slot sluit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, gif-
tig en schadelijk voor de gezondheid.
De tankdop na het sluiten op correcte vergrende-
ling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking omlaag klappen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
37
6.8 Zadelslot
V00043-10
Het zadelslot
1
bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
Hij kan worden vergrendeld met de contactsleutel.
6.9 Boordgereedschap
K00414-10
Het boordgereedschap
1
bevindt zich onder het bijrijderzadel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
38
6.10 Handgrepen
K00415-10
Met de handgrepen
1
kan de motorfiets worden gerangeerd.
Als u een bijrijder meeneemt kan deze zich tijdens het rijden hier-
aan vasthouden.
6.11 Bijrijder-voetsteunen
K00376-10
De bijrijder-voetsteunen zijn inklapbaar uitgevoerd.
Mogelijke toestanden
Bijrijder-voetsteunen ingeklapt Voor het rijden zonder bijrij-
der.
Bijrijder-voetsteunen uitgeklapt Voor het rijden met bijrij-
der.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
39
6.12 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
40
6.13 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.14 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de rijinstructies.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
41
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
42
7.1 Gecombineerd instrument
402644-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in 2 functiesegmen-
ten.
1
Controlelampjes ( pag. 43)
2
Display
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
43
7.2 Controlelampjes
402646-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
44
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-controlelampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het ABS-controlelampje
knippert als de ABS-modus "SupMot" geactiveerd is.
TC-controlelampje brandt geel De TC is niet beschikbaar. Contact opnemen met geautori-
seerde KTM-garage. Het TC-controlelampje knippert als TC actief ingrijpt.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Controlelampje wegrijblokkering brandt/knippert rood Status- of foutmelding bij de wegrij-
blokkering/alarminstallatie.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje algemeen brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
45
7.3 Snelheid
402647-11
De snelheid
1
wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in
mijl per uur mph.
7.4 Tijd
402647-13
De tijd wordt weergegeven in het segment
1
van het display.
Als de taal EN-US ingesteld is, wordt de tijd weergegeven in de
12-uursnotatie.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de accu losgekoppeld is
geweest van het voertuig of als de zekering eruit gehaald
was.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
46
7.5 Temperatuur
402647-14
De actuele omgevingstemperatuur wordt weergegeven in
segment
1
van het display.
7.6 Versnellingsindicatie
402647-10
De actuele versnelling wordt weergegeven in segment
1
van het
display.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
47
7.7 Inhoud brandstoftank
402649-10
De inhoud van de brandstoftank wordt weergegeven in
segment
1
van het display.
Wanneer de brandstof bijna op is, knippert het laatste segment. Zo
snel mogelijk tanken.
7.8 Temperatuurindicatie koelmiddel
402648-01
De temperatuurindicatie op het display bestaat uit acht balkjes.
Hoe meer balkjes er branden, hoe warmer het koelmiddel.
Info
Als alle balkjes branden, verschijnt bovendien de waarschu-
wing ENGINE TEMP HIGH.
Mogelijke toestanden
Motor koud De koelmiddelindicatie brandt blauw.
Motor warm Twee tot zes balkjes branden.
Motor heet Zes balkjes branden zwart, één tot twee balkjes
branden rood.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
48
Motor zeer heet Alle acht balkjes knipperen rood.
7.9 "Favorites"
K00389-01
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Favorites" op
het display verschijnt. Door het indrukken van de SETtoets
wordt het menu geopend.
Met de UP of DOWNtoets menupunt selecteren en met de
SETtoets aansturen.
In het menu "Favorites" kunnen vijf menu's direct worden aange-
stuurd.
In het menu "Set Favorites" wordt het menu "Favorites" geconfigu-
reerd.
7.10 "Trip 1"
K00386-01
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Trip 1" op het
display verschijnt.
"Trip 1" geeft de afgelegde afstand aan sinds de laatste reset, bij-
voorbeeld tussen twee tankstops. "Trip 1" loopt mee en telt tot
999.
"AVG 1" geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van "Trip 1" en
"Trip Time 1".
"AV Cons. 1" geeft het gemiddelde verbruik aan op basis van
"Trip 1" en "Trip Time 1".
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
49
"Trip Time 1" geeft de rijtijd op basis van "Trip 1" aan en begint te
lopen zodra een snelheidssignaal wordt ontvangen.
"Fuel Range" geeft de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve aan.
Knop 3 -
5 seconden
ingedrukt
houden.
Alle items in menu "Trip 1" worden gewist.
7.11 "Trip 2"
K00387-01
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Trip 2" op het
display verschijnt.
"Trip 2" geeft de afgelegde afstand aan sinds de laatste reset, bij-
voorbeeld tussen twee tankstops. "Trip 2" loopt mee en telt tot
999.
"AVG 2" geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van "Trip 2" en
"Trip Time 2".
"AV Cons. 2" geeft het gemiddelde verbruik aan op basis van
"Trip 2" en "Trip Time 2".
"Trip Time 2" geeft de rijtijd op basis van "Trip 2" aan en begint te
lopen zodra een snelheidssignaal wordt ontvangen.
"Fuel Range" geeft de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve aan.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
50
Knop 3 -
5 seconden
ingedrukt
houden.
Alle items in menu "Trip 2" worden gewist.
7.12 "General Info"
312033-10
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "General Info" op
het display verschijnt.
"Air Temp" geeft de omgevingsluchttemperatuur aan.
"Date" geeft de datum aan.
"ODO" geeft de totale gereden afstand aan.
"Battery" geeft de accuspanning aan.
"Time" geeft de actuele tijd aan.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
51
7.13 "Set Favorites"
K00429-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Set Favorites"
op het display verschijnt. Door het indrukken van de SETtoets
wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets menu selecteren. Met de SETtoets
het menu voor de snelkeuze instellen.
In het menu "Set Favorites" wordt het menu "Favorites" geconfigu-
reerd.
7.14 "Settings"
H02606-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
In het menu "Settings" worden instellingen voor eenheden of ver-
schillende waarden uitgevoerd. Enkele functies kunnen worden
geactiveerd of gedeactiveerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
52
7.15 "Warning"
K00388-01
Voorwaarden
Melding of waarschuwing
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Warning" op het
display verschijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNtoets door de waarschuwingen navigeren.
In het menu "Warning" worden de opgetreden waarschuwingen
weergegeven en opgeslagen, totdat ze niet meer actief zijn.
7.16 "TC/ABS"
K00395-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de ver-
zekeringAls de ABS compleet wordt uitgeschakeld,
vervalt de toelating van het voertuig voor de openbare
weg.
Het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet
op de openbare weg gebruiken, indien de ABS
compleet wordt uitgeschakeld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
53
UP- of DOWNknop indrukken totdat het menu "TC/ABS" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
In het menu "TC/ABS" kunnen "TC" en "ABS" worden uitgeschakeld.
In het menu "ABS Mode" kan tussen "Road" en "SupMot" worden
gekozen.
Info
De weergegeven functieomvang is afhankelijk van de uitrus-
ting.
Na het inschakelen van het contact zijn de tractiecontrole
en het ABS weer actief.
Als de ABS Mode "Road" actief is, regelt het ABS aan beide
wielen.
Als de ABS Mode "SupMot" actief is, regelt het ABS alleen
aan het voorwiel. Het achterwiel wordt niet meer via het
ABS geregeld; het kan bij het remmen blokkeren.
De inhoud van het menu verschilt afhankelijk van de
beschikbare elektronicapakketten.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
54
7.17 "Shift Light"
H02602-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken totdat "Shift Light" op het dis-
play gemarkeerd is. Door de SETknop nog eens in te drukken,
wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop functie selecteren. Met de SETknop
wordt het toerental voor het schakeladvies ingesteld.
Als het motortoerental "RPM 1" bereikt, brandt de toerentalindica-
tie rood.
Als het motortoerental "RPM 2" bereikt, knippert de toerentalindi-
catie rood.
Functie "Shift Light" in- of uitschakelen.
7.18 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
55
K00393-01
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door het indrukken van de SETtoets wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat "ClockDate Set" op het
display gemarkeerd is. Door nog een keer op de SETtoets te
drukken wordt de eenheid ingesteld.
SET-toets indrukken.
Het uur naast "Clock" knippert.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het actuele uur ingesteld
is.
SET-toets indrukken.
De minuut naast "Clock" knippert.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat de actuele minuut inge-
steld is.
SET-toets indrukken.
De dag naast "Date" knippert.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat de actuele dag ingesteld
is.
SET-toets indrukken.
De maand naast "Date" knippert.
UP- of DOWNtoets indrukken totdat de actuele maand inge-
steld is.
SET-toets indrukken.
Het jaar naast "Date" knippert.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
56
UP- of DOWNtoets indrukken totdat het actuele jaar ingesteld
is.
BACK-toets indrukken.
Tijd en datum worden opgeslagen.
7.19 "Fuel Cons"
H02606-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot "Fuel Cons" op het display is
geselecteerd. Door nog een keer op de SETknop te drukken,
wordt de eenheid ingesteld.
Eén van de mogelijke verbruiksindicaties selecteren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
57
7.20 "Language"
H02603-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
Door de SETknop nog een keer in te drukken de taal selecte-
ren.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans
en Spaans.
7.21 "Distance"
H02604-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot "Distance" op het display is
geselecteerd. Door nog een keer op de SETknop te drukken,
wordt de eenheid ingesteld.
Eenheid kilometer "km" of mijl "mi" voor de afstand selecteren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
58
7.22 "Temp"
H02605-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot "Temp" op het display is gese-
lecteerd. Door nog een keer op de SETknop te drukken, wordt
de eenheid ingesteld.
Eenheid "°C" of "°F" voor de temperatuurindicatie selecteren.
7.23 "Extra functions"
K00428-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu "Settings" op het
display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken totdat "Extra functions" op het
display gemarkeerd is.
SET-knop indrukken.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
59
Info
In dit menu worden de optionele extra functies weerge-
geven.
7.24 Drive Mode (optioneel)
Info
Het menu "Drive Mode" is alleen beschikbaar als op het voertuig TC aanwezig is.
K00449-01
UP- of DOWNknop indrukken totdat het menu "Drive Mode" op
het display verschijnt. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door het menu navigeren. Met de
SETknop kunnen op elkaar afgestemde instellingen van motor
en tractiecontrole worden geselecteerd.
SPORT gehomologeerd vermogen met zeer directe res-
pons, de tractiecontrole laat een hogere slip aan het ach-
terwiel toe
STREET gehomologeerd vermogen met evenwichtige
respons, de tractiecontrole laat een normale slip aan het
achterwiel toe
RAIN gehomologeerd vermogen met zeer zachte respons
voor betere rijbaarheid, de tractiecontrole laat een normale
slip aan het achterwiel toe
8 INBEDRIJFSTELLING
60
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
INBEDRIJFSTELLING 8
61
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-
garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 106)
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 113)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 121)
8 INBEDRIJFSTELLING
62
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het bestu-
ren van de motorfiets. Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 62)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.000 1/min
Na de eerste: 1.000 km 7.800 1/min
Vol gas geven vermijden!
INBEDRIJFSTELLING 8
63
8.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van de koffer of de tanktas heeft invloed op het rijgedrag.
De koffer en tanktas volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met kof-
fers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht
nemen.
8 INBEDRIJFSTELLING
64
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandEen heet uitlaatsysteem kan de bagage doen verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig,
en moet het gewicht gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
INBEDRIJFSTELLING 8
65
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 220 kg
9 RIJ-INSTRUCTIES
66
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 189)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 115)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 123)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 119)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 126)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 175)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 97)
Kettingspanning controleren. ( pag. 99)
Bandentoestand controleren. ( pag. 141)
Bandenspanning controleren. ( pag. 143)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
RIJ-INSTRUCTIES 9
67
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijk-
spiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
9 RIJ-INSTRUCTIES
68
B00782-10
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand te draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer
2 seconden het geluid van de werkende brandstofpomp
te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole van het
gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABScontrolelampje gaat branden en gaat na het
beginnen met rijden weer uit.
Versnelling in vrij schakelen.
Het groene controlelampje stationair N brandt.
E-starterknop indrukken .
RIJ-INSTRUCTIES 9
69
Info
E-startknop pas indrukken als de functiecontrole van
het gecombineerde instrument is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het
starten gas wordt gegeven, wordt geen brandstof inge-
spoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Tot de
volgende startpoging minimaal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met
uitgeklapte zijstandaard naar een versnelling schakelt
en de koppelingshendel loslaat, blijft de motor stil-
staan.
Zijstandaard ontlasten en met de voet tot de aanslag naar
boven zwenken.
9.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig
voorzichtig gas geven.
9 RIJ-INSTRUCTIES
70
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde contactsleutelstand zorgt voor storingen.
De contactsleutelstand tijdens het rijden niet veranderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
RIJ-INSTRUCTIES 9
71
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de bijrijder van de motorfiets vallen.
Ervoor zorgen dat de bijrijder correct op de buddyseat zit, de voeten op de voetsteunen van de bijrij-
der zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in
acht.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
9 RIJ-INSTRUCTIES
72
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringt stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
RIJ-INSTRUCTIES 9
73
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten, het voertuig
veilig parkeren en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
401950-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie e.d.),
kunt u naar hogere versnellingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn
weergegeven op de afbeelding. De neutrale of statio-
naire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling. De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 5 balkjes op de tem-
peratuurindicatie branden.
9 RIJ-INSTRUCTIES
74
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan.
Vooral in bochten mag niet worden geschakeld en slechts voor-
zichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, hoeft u
alleen de koppelingshendel te trekken en de e-startknop in
te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of
stilstaat.
Wanneer het controlelampje storing tijdens het rijden gaat
branden, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stop-
pen.
RIJ-INSTRUCTIES 9
75
9.5 Motorslipregeling (MSR)
402423-01
De MSR is een optionele functie van de motorregeling.
Als de motorremwerking te hoog wordt, verhindert de MSR, dat het
achterwiel tijdens het rechtuit rijden blokkeert.
Om slippen van het achterwiel te voorkomen, opent de MSR de
smoorkleppen slechts zover als absoluut noodzakelijk is.
De MSR wordt ingezet op oppervlakken waar de wrijvingswaarde te
laag is om de Anti-Hopping-koppeling te openen.
Info
Bij uitgeschakeld ABS of actieve ABS Mode SupMot is de
MSR niet actief.
9.6 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
9 RIJ-INSTRUCTIES
76
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
RIJ-INSTRUCTIES 9
77
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde onder-
grond afremt.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op
zandige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat
de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar
een lagere versnelling schakelen.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen
terug en hierbij de motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en
raakt het remsysteem niet oververhit.
9 RIJ-INSTRUCTIES
78
9.7 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur en verwijder de contactsleutel als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
RIJ-INSTRUCTIES 9
79
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor uitgeschakeld werd met de noodstopschakelaar en het contact op het contactslot inge-
schakeld blijft, wordt de voeding naar de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor raakt
de accu leeg. De motor dus altijd met het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is uitsluitend
bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de
stand draaien. Om het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstan-
den heen en weer bewegen. Contactsleutel eruit trekken.
9 RIJ-INSTRUCTIES
80
9.8 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401448-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
RIJ-INSTRUCTIES 9
81
9.9 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
9 RIJ-INSTRUCTIES
82
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
B00935-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 34)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
A
van de vul-
opening met brandstof vullen.
Brandstoftankvolume
totaal ca.
14 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 231)
Tankdop sluiten. ( pag. 36)
SERVICESCHEMA 10
83
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM-Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
10.2 Verplichte werkzaamheden
om de twee jaar
ieder jaar
alle 20.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 190)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 119)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 126)
Remschijven controleren. ( pag. 113)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 115)
10 SERVICESCHEMA
84
om de twee jaar
ieder jaar
alle 20.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 123)
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 107)
Remvloeistof van voorwielrem verversen.
Remvloeistof van achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen.
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 120)
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen.
Balhoofdlagerspeling controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 141)
Bandenspanning controleren. ( pag. 143)
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 103)
Kettingspanning controleren. ( pag. 99)
Bougies vervangen.
Klepspeling controleren.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 172)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
SERVICESCHEMA 10
85
om de twee jaar
ieder jaar
alle 20.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen.
Brandstofdruk controleren.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 168)
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool.
Service-indicatie resetten.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 SERVICESCHEMA
86
10.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de vier jaren
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Achterbruglagers op speling controleren.
Wiellager op speling controleren.
Koelmiddel verversen. ( pag. 181)
Aftapslangen legen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchet-
ten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controle-
ren of ze gemakkelijk bewegen.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 11
87
11.1 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk verande-
ren.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met
bagage en bijrijder en zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
V00560-10
Door aan de insteleenheid
1
te draaien de veervoorspanning
instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 4 klikken
Haaksleutel (T106S)
11 CHASSIS AFSTELLEN
88
Info
De veervoorspanning kan in 10 verschillende standen
worden ingesteld.
11.2 Voetsteunen instellen
Info
De werkstappen aan de voetsteunhouders zijn links en rechts gelijk.
V00562-10
Borgring
1
verwijderen.
Bout van bestuurdersvoetsteun verwijderen. Bestuurdersvoet-
steun met veer eraf halen.
CHASSIS AFSTELLEN 11
89
V00045-10
Schroeven
2
verwijderen.
V00051-01
Voetsteunhouder in de gewenste stand instellen.
11 CHASSIS AFSTELLEN
90
V00045-10
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voet-
steunhouder
voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
H00385-01
Bestuurdersvoetsteun met veer en bout monteren.
CHASSIS AFSTELLEN 11
91
V00562-10
Borgring
1
monteren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
92
12.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402346-01
Bevestigingen van de hefbok monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Universele V-adapter met bussen (61029955144)
Achterwielmontagebok (69329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug
en de bevestigingen. Motorfiets opkrikken.
12.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
93
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard
1
plaatsen.
12.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 92)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
94
402345-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Hefbok bij vorkbuis aanbren-
gen.
Opnamedoorn (69329965030)
Voorwielmontagebok groot (69329965000)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
12.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
95
312029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
12.5 Bijrijderzadel verwijderen
V00043-10
De contactsleutel in het zadelslot
1
steken en met de klok
mee draaien.
Het bijrijderzadel achter optillen, naar de achteren schuiven en
naar boven toe verwijderen.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
96
12.6 Bijrijderzadel monteren
K00421-10
Het bijrijderzadel met de uitsteeksels
1
in het opbergvak
vastzetten, achteraan neerlaten en gelijktijdig naar voren
schuiven.
Bijrijderzadel omlaag drukken en laten vergrendelen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet verkeerd gemonteerde
bijrijderzadel kan uit de verankering springen.
Na het monteren het bijrijderzadel omhoog trekken
om te controleren of hij goed is vergrendeld.
Vervolgens controleren of het bijrijderzadel correct gemonteerd
is.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
97
12.7 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 97)
12.8 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
98
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 92)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 235)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 235)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 92)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
99
12.9 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 92)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
100
K00351-10
Hoofdwerk
Versnelling in vrij schakelen.
De ketting in het bereik van de verticale rib aan de achterbrug
naar boven duwen en kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
B
moet daarbij
gespannen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Kettingspanning 5 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 101)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 92)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
101
12.10 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 92)
Kettingspanning controleren. ( pag. 99)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
102
E01041-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner
4
in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
A
. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
103
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 99)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 92)
12.11 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 92)
100132-10
Hoofdwerk
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
104
M01433-10
Versnelling in vrij schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangege-
ven gewicht
A
.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
De ketting slijt niet altijd gelijkmatig. Daarom de
meting op verschillende plekken van de ketting
herhalen.
Maximale afstand
B
op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
105
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen
sluitschakel.
K00378-10
Glijblok controleren op slijtage.
»
Als bij het glijblok in het bereik
C
vanaf boven gezien de
schroef
1
zichtbaar wordt:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef
bovenste
glijblok
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 92)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
106
12.12 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
K00354-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
107
12.13 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
108
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
K00416-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 233)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
109
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13 REMSYSTEEM
110
13.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS)
H
C
0
0
33
0
0
22
0
0
22
0
0
11
H01127-01
De ABS-unit
1
bestaat uit een hydraulische unit,
ABSbesturingsunit en retourpomp en is onder de brandstoftank
gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor
2
aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem
alleen doordraaien (burn out) als ABS is uitgeschakeld
en nooit op de openbare weg.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkun-
dig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
111
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verze-
keringAls de ABS compleet wordt uitgeschakeld, vervalt
de toelating van het voertuig voor de openbare weg.
Het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op
de openbare weg gebruiken, indien de ABS compleet
wordt uitgeschakeld.
Het ABS is een veiligheidssysteem dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse krachten
voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen
ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhinderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Bij normaal rijden werkt het
remsysteem als een conventioneel remsysteem zonder ABS. Pas
13 REMSYSTEEM
112
wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel
herkent, begint het ABS door het regelen van de remdruk te wer-
ken. De regeling is merkbaar aan een licht pulserende remhendel
resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABScontrolelampje
3
moet na het inschakelen van de ont-
steking gaan branden en nadat het voertuig is gaan rijden weer uit-
gaan. Wanneer het lampje na het optrekken niet uitgaat of tijdens
het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in het ABS-
systeem. Het ABS is dan niet meer actief en de wielen kunnen bij
het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf blijft gewoon werken,
alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABScontrolelampje kan ook gaan branden, als in extreme rij-
situaties het toerental van het voor- en achterwiel sterk van elkaar
afwijken, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het achterwiel door-
draait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat uit als het voertuig begint te
rijden.
REMSYSTEEM 13
113
13.2 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
K00356-10
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel
1
aan de
grootte van de hand aanpassen.
Info
Remhendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM
114
100135-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak
1
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,2 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven
waarde ligt.
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
REMSYSTEEM 13
115
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
K00358-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil op het kijkglas controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 116)
13 REMSYSTEEM
116
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 13
117
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 119)
13 REMSYSTEEM
118
V00059-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 233)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 13
119
13.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
M00662-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van voorwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van voorwielrem vervangen.
13 REMSYSTEEM
120
13.7 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
V00060-10
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 121)
Veer
1
vasthaken.
REMSYSTEEM 13
121
13.8 Uitgangspositie rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
V00061-10
Veer
1
losmaken.
Schroef
6
verwijderen.
Moer
4
losdraaien en met kogelscharnier
5
terugdraaien
totdat de maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer
2
losmaken en schroef
3
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Kogelscharnier
5
zodanig draaien totdat de vrije slag
A
is
bereikt. Eventueel uitgangspositie van het rempedaal aanpas-
sen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
13 REMSYSTEEM
122
Schroef
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chas-
sis
M6 10 Nm
Kogelscharnier
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer drukstang rem-
pedaal
M6 6 Nm
Schroef
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kogelge-
wricht drukstang
aan rempedaal-
cilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Veer
1
vasthaken.
REMSYSTEEM 13
123
13.9 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V00081-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN markering
1
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 124)
13 REMSYSTEEM
124
13.10 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 13
125
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 126)
13 REMSYSTEEM
126
V00565-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
verwijderen.
Remvloeistof tot MAX-markering vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 233)
Schroefdop met membraan monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.11 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
127
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
C00318-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
14 WIELEN, BANDEN
128
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 92)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 93)
V00566-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de
boring trekken.
Schroeven
3
en afstandsbussen
4
verwijderen.
Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kan-
telen terugduwen op de remschijf. Remklauw voorzichtig naar
achteren van de remschijf trekken en opzij hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als de remklauw verwijderd
is.
WIELEN, BANDEN 14
129
602546-10
Schroef
5
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
6
losdraaien.
Op de schroef
5
drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef
5
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door
beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven
niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
H00934-12
Afstandsbussen
7
verwijderen.
14 WIELEN, BANDEN
130
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H01071-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen rei-
nigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 235)
Afstandsbussen erin zetten.
WIELEN, BANDEN 14
131
K00430-10
Schroef
2
en steekas
3
reinigen.
Steekas
3
licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 235)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Info
De pijl op de velg, dicht bij de naaf, geeft de looprich-
ting aan.
De remschijf bevindt zich in looprichting links.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
V00566-11
Wieltoerentalsensor
4
in boring positioneren. Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Remklauw positioneren.
Remvoeringen zijn correct gepositioneerd.
Afstandsbussen
6
positioneren. Schroeven
7
monteren,
maar nog niet vastdraaien.
14 WIELEN, BANDEN
132
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
klauw voor
M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en een drukpunt aanwezig is. Rem-
hendel ingedrukt vastzetten.
De remklauw wordt uitgelijnd.
Schroeven
7
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
klauw voor
M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 94)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 92)
K00434-10
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
WIELEN, BANDEN 14
133
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 92)
E01042-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Schroef
1
verwijderen en wieltoerentalsensor
2
uit de
boring trekken.
Moer
3
verwijderen. Kettingspanner
4
verwijderen.
E01044-10
Steekas
5
slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel
naar voren kan worden geschoven.
14 WIELEN, BANDEN
134
E01045-01
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen.
Achterwiel naar achteren trekken tot de remklauwhouder vrij
tussen remschijf en velg hangt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
WIELEN, BANDEN 14
135
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
Hoofdwerk
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren.
( pag. 138)
H00937-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Afstandsbus verwijderen.
Keerring
1
en loopvlak
A
van de afstandsbus reinigen en
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 235)
Afstandsbus erin zetten.
14 WIELEN, BANDEN
136
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 235)
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 235)
Aangrijppunten van de remklauwhouder en achterbrug reini-
gen.
WIELEN, BANDEN 14
137
E01041-11
Steunlagers van remklauwhouder
B
en achterbrug laten
ingrijpen.
Achterwiel in de achterbrug opkrikken, positioneren en steekas
erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting op het kettingwiel leggen.
Kettingspanner
2
positioneren. Moer
3
monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Info
Kettingspanner links en rechts in dezelfde positie mon-
teren.
Controleren of de kettingspanner
2
tegen de stelschroeven
liggen. Moer
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en
rechts in dezelfde positie ten opzichte van de referentiemar-
keringen
C
staan. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Wieltoerentalsensor
4
in boring positioneren. Schroef
5
monteren en vastdraaien.
14 WIELEN, BANDEN
138
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 99)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 92)
14.5 Demperpakkingen achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel.
Deze slijten tijdens het rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, raken de ketting-
wieldrager en de achterwielnaaf beschadigd.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 92)
Achterwiel demonteren. ( pag. 133)
WIELEN, BANDEN 14
139
E01046-10
Hoofdwerk
Lager
1
controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lagers van de kettingwieldrager vervangen.
Demperpakkingen
2
van de achterwielnaaf controleren op
beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn
beschadigd of versleten:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
14 WIELEN, BANDEN
140
E01047-10
Achterwiel met het kettingwiel omhoog op een werkbank leg-
gen en de steekas in de wielnaaf steken.
Om de speling
A
te controleren, het achterwiel vasthouden
en proberen het kettingwiel met de hand te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het
kettingwiel.
Speling demperpakkingen
achterwiel
5 mm
»
Als de speling
A
groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 135)
Kettingspanning controleren. ( pag. 99)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 92)
WIELEN, BANDEN 14
141
14.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
14 WIELEN, BANDEN
142
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale
wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
WIELEN, BANDEN 14
143
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.7 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
14 WIELEN, BANDEN
144
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning Solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
ELEKTRONICA 15
145
15.1 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 95)
15 ELEKTRONICA
146
V00580-10
Hoofdwerk
Minkabel
1
van de accu loskoppelen.
ELEKTRONICA 15
147
V00578-10
Pluspoolafdekking
2
verwijderen.
Beide pluskabels
3
van de accu loskoppelen.
Rubberband
4
losmaken.
Accu naar boven toe uit de accuhouder verwijderen.
15 ELEKTRONICA
148
15.2 Accu monteren
V00579-10
Hoofdwerk
Accu in accuhouder positioneren.
Alternatief 1
Accu (YTX9-BS) ( pag. 222)
Alternatief 2
Accu (HTZ12A-BS) ( pag. 222)
De accupolen wijzen tegen de rijrichting in.
Rubberband
1
vasthaken.
Beide pluskabels
2
met de accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 2 Nm
Pluspoolafdekking
3
monteren.
ELEKTRONICA 15
149
V00580-11
Minkabel
4
met accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 2 Nm
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 96)
Tijd en datum instellen. ( pag. 54)
15 ELEKTRONICA
150
15.3 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuAccu's bevatten milieubelastende materialen.
Gooi de accu niet bij het huishoudelijk afval.
Geef de accu's af bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
ELEKTRONICA 15
151
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart, moet hij meteen weer worden opgeladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulfatatie op en dat kan leiden tot ver-
nietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 95)
Minkabel van de accu loskoppelen om schade aan de boord-
elektronica te vermijden.
15 ELEKTRONICA
152
M00672-10
Hoofdwerk
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het start-
vermogen van de accu en dynamo testen. Bovendien kan met
deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel
1
nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu loskoppe-
len.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
Accu regelmatig bijladen
als de motorfiets niet wordt
gebruikt
3 maanden
Minkabel met accu verbinden.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 96)
Tijd en datum instellen. ( pag. 54)
ELEKTRONICA 15
153
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig afgezekerd. De hoofdzekering bevindt
zicht onder het bijrijderzadel.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 95)
15 ELEKTRONICA
154
V00581-10
Hoofdwerk
Beschermkappen
1
verwijderen.
V00582-10
Defecte hoofdzekering
2
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smelt-
draad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
3
.
Nieuwe hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109130) ( pag. 222)
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
ELEKTRONICA 15
155
V00581-10
Beschermkappen
1
monteren.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 96)
Tijd en datum instellen. ( pag. 54)
15.5 Zekeringen ABS vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
15 ELEKTRONICA
156
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder het bijrijderzadel. Met deze beide zekeringen
zijn de retourpomp en de hydraulische unit van de ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de
ABS-besturingsunit is afgezekerd bevindt zich in het zekeringenblok.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 95)
V00584-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering
1
verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109115) ( pag. 222)
Beschermkap monteren.
ELEKTRONICA 15
157
V00583-10
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering
2
verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109125) ( pag. 222)
Beschermkap monteren.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 96)
15.6 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich rechts onder de
brandstoftank.
Voorwerk
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
15 ELEKTRONICA
158
V00084-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Bekleding
2
verwijderen.
K00365-10
Zekeringenblokdeksel
3
openen.
ELEKTRONICA 15
159
K00366-10
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - contact, gecombineerd instrument, EFI-
besturingsunit, alarminstallatie (optioneel), knipperlicht
Zekering 2 - 10 A - contact, motorelektronica-besturingsunit
Zekering 3 - 10 A - brandstofpomp
Zekering 4 - 10 A - radiateurventilator
Zekering 5 - 10 A - claxon, remlicht
Zekering 6 - 15 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht,
nummerplaatverlichting
Zekering 7 - 10 A - voor extra apparatuur (continu plus)
Zekering 8 - 10 A - voor extra apparatuur (met contactscha-
kelaar geschakelde plus)
Zekering 9 - 10 A - ABS
Zekering 10 - geen functie
Zekering SPARE - 10 A/15 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smelt-
draad
A
.
15 ELEKTRONICA
160
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten
de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven
ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 222)
Zekering (75011088015) ( pag. 222)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
ELEKTRONICA 15
161
V00084-10
Bekleding
2
positioneren.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef tankspoiler M6 3 Nm
15.7 Koplampkap met koplamp demonteren
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand draaien.
K00439-10
Schroeven
1
verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen.
15 ELEKTRONICA
162
V00075-10
Koplampkap naar voren zwenken.
Steekverbindingen
3
loskoppelen.
Koplampkap verwijderen.
15.8 Koplampkap met koplamp monteren
V00075-11
Hoofdwerk
Stekkerverbindingen
1
verbinden.
ELEKTRONICA 15
163
K00439-11
Koplampkap positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koplamp EJOT 2 Nm
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M5 5 Nm
Controleren of het licht werkt.
Nawerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 168)
15.9 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector reduceert het reflecterend vermogen.
Vet op de lampbuisjes van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet de lampbuisjes voor de montage.
De lampbuisjes niet met de blote hand aanraken.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 161)
15 ELEKTRONICA
164
V00064-10
Hoofdwerk
Stekker
1
loskoppelen.
Beschermkap
2
verwijderen.
K00438-10
Beugel
3
losmaken.
Lamp
4
verwijderen.
Nieuwe lamp in het koplamphuis positioneren.
Koplamp (H4 / sokkel P43t) ( pag. 223)
Uitsteeksels grijpen in de uitsparingen.
Beugel
3
vastzetten.
ELEKTRONICA 15
165
V00064-10
Beschermkap
2
monteren.
Stekker
1
verbinden.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 162)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 168)
15.10 Zijlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector reduceert het reflecterend vermogen.
Vet op de lampbuisjes van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet de lampbuisjes voor de montage.
De lampbuisjes niet met de blote hand aanraken.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 161)
15 ELEKTRONICA
166
V00071-10
Hoofdwerk
Kabeldoorvoer
1
en fitting van het zijlicht
2
voorzichtig uit
het huis trekken.
Lamp verwijderen.
Nieuwe lamp in de fitting positioneren.
Parkeerlicht (W5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 223)
Fitting
2
met lamp voorzichtig in het huis positioneren.
Kabeldoorvoer
1
monteren.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 162)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 168)
15.11 Knipperlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector reduceert het reflecterend vermogen.
Vet op de lampbuisjes van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet de lampbuisjes voor de montage.
De lampbuisjes niet met de blote hand aanraken.
ELEKTRONICA 15
167
V00066-10
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Knipperlichtglas
1
verwijderen.
Lamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in
draaien en uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij hou-
den.
Nieuwe lamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee
draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (RY10W / sokkel BAU15s) ( pag. 223)
Knipperlichtglas positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de
schroef met een kleine ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef
licht vastdraaien.
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
15 ELEKTRONICA
168
15.12 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op een afstand
A
loodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en bijrij-
der, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 169)
ELEKTRONICA 15
169
15.13 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 168)
V00067-10
Hoofdwerk
Door schroef
1
te draaien de lichtbundelbreedte van de kop-
lamp instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij de rijklare motor-
fiets met bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder,
precies op de onderste markering liggen (aangebracht bij:
koplampstand controleren).
Info
Draaien tegen de klok in verbreedt de lichtbundel-
breedte en draaien met de klok mee versmalt de licht-
bundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
15 ELEKTRONICA
170
15.14 Diagnosestekker
H00932-11
De diagnosestekker
1
bevindt zicht onder het bestuurderszadel.
KOELSYSTEEM 16
171
16.1 Koelsysteem
K00436-10
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop
2
. Door de uitzetting van
de warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar het compen-
satiereservoir
3
. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel
weer teruggezogen in het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven
koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestorin-
gen rekening moet worden gehouden.
115 °C
402773-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator
4
die door een thermoschakelaar wordt aangestuurd.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
16 KOELSYSTEEM
172
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
KOELSYSTEEM 16
173
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
V00069-11
Hoofdwerk
Radiateurdop
1
en dop
2
van het compensatiereservoir
verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet bij de MIN-markering staan.
» Als het koelmiddelpeil in het compensatiereservoir niet
overeenkomt met de voorgeschreven waarde, maar nog niet
leeg is:
Koelmiddel tot de MIN-markering bijvullen.
Koelvloeistof ( pag. 231)
» Als zich geen koelmiddel in het compensatiereservoir
bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
16 KOELSYSTEEM
174
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 179)
Dop
2
van het compensatiereservoir monteren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies
vaststellen.
Koelvloeistof ( pag. 231)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de
voorgeschreven waarde:
> 0,50 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 179)
Radiateurdop
1
monteren.
KOELSYSTEEM 16
175
16.3 Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
16 KOELSYSTEEM
176
Voorwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
V00068-11
Hoofdwerk
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir
1
controleren.
Het koelmiddelpeil moet bij de MIN-markering staan.
» Als het koelmiddelpeil in het compensatiereservoir niet
overeenkomt met de voorgeschreven waarde, maar nog niet
leeg is:
Dop van het compensatiereservoir verwijderen.
Koelmiddel tot de MIN-markering bijvullen.
Koelvloeistof ( pag. 231)
Dop van het compensatiereservoir monteren.
» Als zich geen koelmiddel in het compensatiereservoir
bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 179)
KOELSYSTEEM 16
177
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
16 KOELSYSTEEM
178
K00379-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
Schroef
1
verwijderen.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftap-
boring van de water-
pomp
M10x1 15 Nm
Radiateurdop monteren.
KOELSYSTEEM 16
179
16.5 Koelsysteem vullen/ontluchten
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
V00077-10
Radiateurdop
1
verwijderen.
16 KOELSYSTEEM
180
K00444-10
Ontluchtingsschroef
2
verwijderen.
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen
uit de ontluchtingsopening stroomt en meteen de
ontluchtingsschroef
2
monteren en vastdraaien.
Koelmiddel 1,20 l Koelvloeistof
( pag. 231)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen. Radiateurdop
1
monteren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 175)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en laten warmdraaien tot het vijfde balkje van de
temperatuurindicatie brandt.
Motor uitzetten en laten afkoelen.
KOELSYSTEEM 16
181
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren en indien nodig koelmiddel bijvullen.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 175)
16.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
16 KOELSYSTEEM
182
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
K00379-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
Schroef
1
verwijderen.
KOELSYSTEEM 16
183
K01002-10
Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftap-
boring van de water-
pomp
M10x1 15 Nm
K00444-11
Ontluchtingsschroef
3
verwijderen.
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen
uit de ontluchtingsopening stroomt en meteen de
ontluchtingsschroef
3
monteren en vastdraaien.
Koelmiddel 1,20 l Koelvloeistof
( pag. 231)
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen. Radiateurdop
2
monteren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 175)
16 KOELSYSTEEM
184
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en laten warmdraaien tot het vijfde balkje van de
temperatuurindicatie brandt.
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren en indien nodig koelmiddel bijvullen.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 175)
MOTOR AFSTELLEN 17
185
17.1 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
00
0
AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
meten tussen de bovenkant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 186)
17 MOTOR AFSTELLEN
186
17.2 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
H01081-10
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
H01085-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas ste-
ken en de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Schroef met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite
®
243™
MOTOR AFSTELLEN 17
187
17.3 Drive Mode(optioneel)
K00449-01
Mogelijke toestanden
SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe respons,
de tractiecontrole laat een hogere slip aan het achterwiel toe
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige res-
pons, de tractiecontrole laat een normale slip aan het achter-
wiel toe
RAIN Gehomologeerd vermogen met zeer zachte respons
voor betere rijbaarheid, de tractiecontrole laat een normale
slip aan het achterwiel toe
In het menu "Drive Mode" kunnen verschillende afstellingen voor
het voertuig worden gekozen. Beschikbaar zijn "SPORT", "STREET"
en "RAIN".
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het display weergegeven.
Info
De keuze van de rijmodus is niet van invloed op het ABS.
Het menu "Drive Mode" is alleen beschikbaar als op het
voertuig TC aanwezig is.
17 MOTOR AFSTELLEN
188
17.4 Tractiecontrole (optioneel) (TC)
K00395-01
De tractiecontrole (TC ( pag. 188)) verlaagt het motorkoppel
bij tractieverlies aan het achterwiel. Afhankelijk van de instelling
van de tractiecontrole is een lichte slip aan het achterwiel zelfs
gewenst.
Info
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, kan het achter-
wiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met een lage
hechting doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de tractiecontrole
weer actief.
In het gecombineerde instrument wordt de tractiecontrole via het
menu "Drive Mode" ( pag. 187) geregeld. In het menu "TC/ABS"
kan de tractiecontrole worden uitgeschakeld.
Info
Als de tractiecontrole regelt, knippert het
TCcontrolelampje .
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, brandt het
TCcontrolelampje .
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
189
18.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het motoroliepeil moet worden gecontroleerd bij een warme motor.
K00381-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten
en dan pas controleren.
De motorolie moet tussen markering
A
en markering
B
van het kijkglas staan.
» Als het motoroliepeil niet in het aangegeven bereik ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 196)
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
190
18.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
191
H01066-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
Olievulschroef
1
met keerring van het koppelingsdeksel ver-
wijderen.
K00370-10
Olieaftapschroef
2
met magneet en afdichtring verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Olieaftapschroef met magneet en nieuwe afdichtring monteren
en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12x1,5 20 Nm
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
192
K00371-10
Schroeven
3
verwijderen. Oliefilterdeksel
4
met keerring
verwijderen.
Oliefilter
5
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
K00417-10
Schroeven
6
verwijderen. Oliefilterdeksel
7
met keerring
verwijderen.
Oliefilter
8
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
193
K00372-10
Nieuw oliefilter plaatsen.
Keerringen van de oliefilterdeksels oliën. Oliefilterdeksels
4
en
7
positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
V00589-10
Sluitschroef
8
met oliezeef
9
en keerringen verwijderen.
Overtollige motorolie laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
194
H00382-10
Sluitschroef
bk
met oliezeef
bl
en keerringen verwijderen.
Overtollige motorolie laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
V00590-10
Oliezeef
9
met keerringen op een pijpsleutel positioneren.
Pijpsleutel door de boring van de sluitschroef in de tegenover-
liggende motorhuishelft positioneren.
Oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
195
K00370-11
Sluitschroef
8
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
K00375-10
Oliezeef met keerringen positioneren.
Sluitschroef
bk
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Motorolie bij koppelingsdeksel bijvullen.
Motorolie 1,70 l Motorolie
(SAE 10W/60)
(00062010035)
( pag. 232)
Motorolie
Alternatieve motor-
olie
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 233)
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
196
H01066-10
Olievulschroef
1
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 189)
18.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
197
H01066-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
1
met keerring van het koppelingsdeksel ver-
wijderen en motorolie vullen.
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035) ( pag. 232)
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 233)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
Wij adviseren de motorolie te verversen, als dat nodig
is.
Olievulschroef
1
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
198
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 189)
REINIGING, ONDERHOUD 19
199
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
19 REINIGING, ONDERHOUD
200
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijg-
bare motorfietsreiniger inspuiten en met een kwastje behande-
len.
Motorfietsreiniger ( pag. 236)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken. Motorfiets-
reiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd
eerst met water afspoelen.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden,
moet hij in koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
REINIGING, ONDERHOUD 19
201
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 97)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 235)
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmid-
del voor lakken.
19 REINIGING, ONDERHOUD
202
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 236)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 236)
Contact-/stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 236)
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water wor-
den gereinigd. Warm water versterkt de zoutwerking.
REINIGING, ONDERHOUD 19
203
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 199)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout moeten de rem-
klauwen en remplaketten in afgekoelde en gemonteerde
toestand, grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de
motorfiets grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen, omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 97)
20 STALLING
204
20.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u de volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen goed werken en niet zijn versle-
ten. Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens
de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het sei-
zoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 235)
Brandstof tanken. ( pag. 81)
Motorfiets reinigen. ( pag. 199)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 190)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 172)
Bandenspanning controleren. ( pag. 143)
Accu demonteren. ( pag. 145)
Accu opladen. ( pag. 150)
STALLING 20
205
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
accu zonder directe bloot-
stelling aan zonnestralen.
0 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert om de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 92)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 93)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er corrosie ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat niet en leidt
ertoe dat de kleppen en uitlaat gaan roesten.
20 STALLING
206
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 94)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 92)
Accu opladen. ( pag. 150)
Accu monteren. ( pag. 148)
Tijd en datum instellen. ( pag. 54)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 66)
Een proefrit maken.
FOUTEN OPSPOREN 21
207
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij indrukken van
e-starterknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 67)
Accu leeg Accu opladen. ( pag. 150)
Ruststroom controleren.
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 157)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 153)
Geen massaverbinding aanwe-
zig
Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door als de
koppelingshendel aangetrokken
is
Versnelling is geschakeld Versnelling in vrij schakelen.
Er is een versnelling gescha-
keld en de zijstandaard is uit-
geklapt
Versnelling in vrij schakelen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 67)
Zekering 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 157)
Steekverbinding van de brand-
stofleiding niet verbonden
Steekverbinding van de brandstoflei-
ding verbinden.
21 FOUTEN OPSPOREN
208
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt
niet aan
Fout in brandstof-
inspuitsysteem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Bij starten gashendel bediend Bij starten GEEN gasgeven
Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 67)
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter demonteren.
Luchtfilter monteren.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
Fout in brandstof-
inspuitsysteem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil in het compensatiere-
servoir controleren. ( pag. 175)
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 177)
Koelsysteem vullen/ontluchten.
( pag. 179)
Geknikte of beschadigde radia-
teurslang
Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
FOUTEN OPSPOREN 21
209
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Zekering 4 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 157)
Defect in het ventilatiesysteem
van de radiateur
Ventilatiesysteem radiateur controle-
ren.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in brandstof-
inspuitsysteem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Controlelampje stationair N
brandt niet wanneer de versnel-
ling in stationair staat
Versnellingssensor niet gepro-
grammeerd
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 81)
Zekering 1, 2 of 3 doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 157)
ABS-controlelampje brandt Zekering ABS doorgesmolten Zekeringen ABS vervangen.
( pag. 155)
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS ABS-foutengeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en
indien nodig vervangen.
21 FOUTEN OPSPOREN
210
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 189)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 190)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 157)
Richtingaanwijzer, remlicht en
claxon werken niet
Zekering 5 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 157)
Tijd wordt niet meer of niet cor-
rect weergegeven
Zekering 1 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 157)
Tijd en datum instellen. ( pag. 54)
Accu leeg Ontsteking bij het uitzetten van
de motorfiets niet uitgescha-
keld
Accu opladen. ( pag. 150)
Accu wordt niet geladen door
de dynamo
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
FOUTEN OPSPOREN 21
211
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Er wordt niets weergegeven op
de display van gecombineerd
instrument
Zekering 1 of 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen.
( pag. 157)
Tijd en datum instellen. ( pag. 54)
22 TECHNISCHE GEGEVENS
212
22.1 motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 692,7 cm³
Slag 80 mm
Boring 105 mm
Compressie 12,7:1
Distributie OHC, inlaat met nokvolgers, uitlaat met tuimelaars
bestuurd, aandrijving via ketting
Klepdiameter inlaat 42 mm
Klepdiameter uitlaat 34 mm
Klepspeling koud
Inlaat bij: 20 °C 0,10 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,20 0,25 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollagers
Drijfstanglager Glijlagers
Zuigerboutlager Zuigerpen met DLC coating
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerringen 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 oliering met spiraal
Motorsmering Semi-dry-sump smering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 36:79
TECHNISCHE GEGEVENS 22
213
Koppeling APTC™ antihoppingkoppeling in oliebad / hydraulisch
bediend
Versnelling 6-versnelling met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:35
2e versnelling 16:28
3e versnelling 21:28
4e versnelling 21:23
5e versnelling 23:22
6e versnelling 23:20
Mengselsamenstelling Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 300 W
Bougie
Binnenste bougie NGK LKAR9BI10
Buitenste bougie NGK LMAR7DI10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie koelmiddel
door waterpomp
Stationair toerental 1.550 1.650 1/min
Starthulp E-starter, automatische decompressor
22 TECHNISCHE GEGEVENS
214
22.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef membraanborging M3 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars naar drijfstangla-
gersmering controleren
M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaars voor koppelings-
mering
M4 2 Nm
Slangklem aanzuigflens M4 2,5 Nm
Olievernevelaars in de cilinderkop M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef axiale zekering van de nok-
kenas
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef dekplaat voor olieretourge-
leiding
M5 6 Nm
Schroef koppelingsveer M5 6 Nm
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
Schroef oliepompdeksel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingdetectiesensor M5 5 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 22
215
Kettinguitvalbescherming M6 5 Nm
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef autodeco M6 3,5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef bobine M6 10 Nm
Schroef cilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef distributiekettinggeleider M6x30 10 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef distributiekettingspanner-
geleider
M6x30 10 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6x30 10 Nm
Schroef dynamodeksel (doorgang-
boring in kettingkast)
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kettingkast M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klepdop M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
216
Schroef koppelingsnemercilinder M6x20 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsnemercilinder M6x35 10 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M6x80 10 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M6x90 10 Nm
Schroef resonator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef thermostaathuis M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 22
217
Schroeven SLS-deksel M6x12 10 Nm
Loctite
®
243™
Oliesproeier voor zuigerkoeling M6x0,75 4 Nm
Loctite
®
243™
Onderdrukaansluiting inlaatkanaal M6x0,75 2,5 Nm
Loctite
®
243™
Moer uitlaatflens M8 20 Nm
Koperpasta
Schroef tuimelaaras M8x40 15 Nm
Schroef tuimelaaras M8x55 15 Nm
Sluitschroef krukasbevestiging M8 15 Nm
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm
Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS
218
Schroef cilinderkop M10 Draaivolgorde:
Diagonaal vastdraaien, beginnen
met de achterste schroef aan de
distributiekettingschacht.
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
45 Nm
4e niveau
60 Nm
Geolied met motorolie
Bougie buiten M10x1 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Olieleiding voor oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M10x1 10 Nm
Sluitschroef aftapboring van de
waterpomp
M10x1 15 Nm
Sluitschroef oliekanaal M10x1 15 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliekanaal oliekoeler M10x1 15 Nm
Bougie binnen M12x1,25 18 Nm
Afsluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
219
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Temperatuursensor koelmiddel op
cilinderkop
M12x1,5 12 Nm
Sluitschroef oliekanaal M14x1,5 15 Nm
Loctite
®
243™
Vulschroeven motorhuis M16x1,5 25 Nm
Loctite
®
243™
Moer rotor M18x1,5 100 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 80 Nm
Loctite
®
243™
Moer koppelingmeenemer M20x1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Moer primair tandwiel M20LHx1,5 90 Nm
Loctite
®
243™
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Schroef in de dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Sluitschroef distributiekettingspan-
ner
M24x1,5 25 Nm
Sluitschroef oliethermostaat M24x1,5 15 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
220
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,70 l Motorolie (SAE 10W/60)
(00062010035) ( pag. 232)
Motorolie
Alternatieve motorolie
Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 233)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,20 l Koelvloeistof ( pag. 231)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 14 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 231)
22.4 Chassis
Frame Buisframe met staalbuizen van chroommolybdeen,
geëloxeerd
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down 4357
Schokdemper WP Performance Systems Emulsie met ProLever omke-
ring
TECHNISCHE GEGEVENS 22
221
Veerweg
voor 135 mm
achter 135 mm
Remsysteem
voor Schrijfrem met radiaal geschroefde
vierzuiger-remklauw, remschijf vlottend gelagerd
achter Schijfrem met remklauw met enkele zuiger, vlottend
gelagerd
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,2 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning Solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige last
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging 16:40
Ketting 5/8 x 1/4” (520) Xring
22 TECHNISCHE GEGEVENS
222
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand 1.466 ± 15 mm
Zadelhoogte onbelast 835 mm
Afstand van bodem, onbelast 192 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 152,5 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 220 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
22.5 Elektronica
Accu HTZ12A-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 10 Ah
Onderhoudsvrij
Accu YTX9-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 58011109115 15 A
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 75011088010 10 A
TECHNISCHE GEGEVENS 22
223
Koplamp H4 / sokkel P43t 12 V
60/55 W
Parkeerlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Instrumentverlichting en controle-
lampjes
Led
Richtingaanwijzer RY10W / sokkel BAU15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
22.6 Banden
Band voor Band achter
120/70 ZR 17 M/C 58W TL
Metzeler SPORTEC M7 RR
160/60 ZR 17 M/C 69W TL
Metzeler SPORTEC M7 RR
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
22 TECHNISCHE GEGEVENS
224
22.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 05.18.7L.19
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down 4357
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 6,0 N/mm
Voorvorklengte 816 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 480 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 234)
22.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 01.18.7N.19
Schokdemper WP Performance Systems Emulsie met ProLever omke-
ring
Veervoorspanning
Standaard 4 klikken
Statische veerweg 20 mm
Dynamische veerweg 45 mm
Inbouwlengte 364 mm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
225
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef koplamp EJOT 2 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Bevestigingsklem remkabel M5 3 Nm
Overige moeren chassis M5 4 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef brandstofsensor M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar
links
M5 1,5 Nm
Schroef combinatieschakelaar
rechts
M5 3,5 Nm
Schroef gecombineerd instrument M5 4 Nm
Schroef hitteplaat M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kabel aan startmotor M5 3 Nm
Schroef koplampkap M5 4 Nm
Schroef kunststofklem van de rem-
kabel op de voorvork
M5 2 Nm
Schroef luchtfilterbak M5 3 Nm
Schroef rempedaalvlak M5 6 Nm
Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS
226
Schroef schroefverbinding brand-
stoftankdop
M5 3 Nm
Schroef SLS-klep op frame M5 4 Nm
Dubbelzijdig tapeind M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accupool M6 2 Nm
Schroef afdekking achterlicht M6 8 Nm
Schroef besturingsunithouder M6 3 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
Schroef handremarmatuur M6 5 Nm
Schroef kettingbescherming M6 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klem uitlaatpijp M6 8 Nm
Koperpasta
Schroef kogelgewricht drukstang
aan rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
227
Schroef magneethouder aan zij-
standaard
M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef radiateurbevestiging onder M6 5 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remvloeistofreservoir van
achterwielrem
M6 5 Nm
Schroef schuinestandsensor M6 5 Nm
Schroef spanningsregelaar M6 8 Nm
Schroef tankspoiler M6 3 Nm
Schroef wieltoerentalsensor M6 6 Nm
Schroef zadelslot M6 10 Nm
Loctite
®
222™
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 20 Nm
Koperpasta
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef contactslot (een keer te
gebruiken)
M8
Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS
228
Schroef einddemperbevestiging M8 25 Nm
Schroef greep M8x30 Schroef met verzonken kop
18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef greep afdekking M8x20 18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nummerplaathouder M8 18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef remschijf achter M8 30 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef remschijf voor M8 30 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef veerhouder aan zijstan-
daardconsole
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef verbindingsdrager motor-
houder voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8x30 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8x50 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 22
229
Schroef zijstandaardconsole M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Motorschroef M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef framearm M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rempedaal M10 25 Nm
Schroef stuuradapter M10 20 Nm
Schroef zijstandaard M10 35 Nm
Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper boven M10x1,25 50 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper onder M10x1,25 50 Nm
Loctite
®
243™
Lambdasonde M12x1,25 25 Nm
Moer bochtstuk aan haakse hendel M14x1,5 100 Nm
Moer bochtstuk aan verbindings-
hendel
M14x1,5 100 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
230
Moer haakse hendel aan achter-
brug
M14x1,5 100 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Schroef balhoofd M20x1,5 40 Nm
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
Stelring achterbruglagers M24x1,5 25 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm
Moer balhoofd M28x1 12 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 23
231
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelvloeistof
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardige, silicaatvrije koelvloeistof met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
23 GEBRUIKSSTOFFEN
232
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/60) (00062010035)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 237)
SAE ( pag. 237) (SAE 10W/60)
KTM LC4 2007+
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 4T
GEBRUIKSSTOFFEN 23
233
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 237)
SAE ( pag. 237) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
23 GEBRUIKSSTOFFEN
234
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 237) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
HULPSTOFFEN 24
235
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
24 HULPSTOFFEN
236
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Polish & Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 25
237
JASO T903 MA
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO MA voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
238
ABS Anti Blokkeer Systeem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
MSR Motorslipregeling (Motor Slip Regula-
tion)
Extra functie van de motorbesturing die het blokkeren
van het achterwiel bij een te grote motorremwerking
verhindert door de regelkleppen iets te openen
TC Tractiecontrole (Traction Control) Extra functie van de motorbesturing die bij doordraai-
end achterwiel het motorkoppel verlaagt
LIJST MET AFKORTINGEN 27
239
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
28 LIJST MET SYMBOLEN
240
28.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Controlelampje wegrijblokkering brandt/knippert rood Status- of foutmelding bij de wegrij-
blokkering/alarminstallatie.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
28.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-controlelampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het ABS-controlelampje
knippert als de ABS-modus "SupMot" geactiveerd is.
TC-controlelampje brandt geel De TC is niet beschikbaar. Contact opnemen met geautori-
seerde KTM-garage. Het TC-controlelampje knippert als TC actief ingrijpt.
Waarschuwingslampje algemeen brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
LIJST MET SYMBOLEN 28
241
28.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX
242
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Bijrijder-voetsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Bijrijderzadel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Combinatieschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
INDEX
243
E
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207-211
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . 42-59
"ClockDate Set" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
"Distance" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Drive Mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
"Drive Mode" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
"Extra functions" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
"Favorites" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
"Fuel Cons" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
"General Info" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
inhoud brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
"Language" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
"Set Favorites" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
"Settings" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
"Shift Light" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
"TC/ABS" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
"Temp" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
temperatuurindicatie koelmiddel . . . . . . . . . . 47
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
"Trip 1" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
"Trip 2" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
versnellingsindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
"Warning" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
H
Handgrepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
I
Inbedrijfname
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 60
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
INDEX
244
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
in compensatiereservoir controleren . . . . . . 175
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Koplampinstelling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Koplampstand
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . 107
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 106
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . . 92
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . . 93
INDEX
245
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . . 92
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Motorslipregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
MSR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 113
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 121
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 126
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 119
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110-127
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 124
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 116
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 123
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 115
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
INDEX
246
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 202
S
Schakelaars
links aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
rechts aan stuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
schokdemper
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 87
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83-86
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204-206
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
TC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 225
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 214
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212-230
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
Tijd en datum
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Tractiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 185
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 186
Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
INDEX
247
Voetsteunen
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82, 220
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . 180, 183, 220
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195, 220
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Z
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen 157
Zekeringen ABS
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Zijlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
*3213747nl*
3213747nl
08/2017
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250

KTM 690 Duke 2018 de handleiding

Type
de handleiding