Canon XF100 Handleiding

Categorie
Camcorders
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

GEDRUKT IN DE EU © CANON INC. 2016
Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het
dichtstbijzijnde Canon-kantoor.
Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V.
Canon Europa N.V.
Bovenkerkerweg 59-61, 1185 XB Amstelveen, The Netherlands
www.canon-europa.com
HD Camcorder
Gebruiksaanwijzing
CEL-SQ8HA284
Nederlands
PAL
2
Belangrijke aanwijzingen
WAARSCHUWING:
VERWIJDER DE AFDEKPLAAT (OF ACHTERZIJDE) NIET. ALS U DAT WEL DOET, LOOPT U HET
RISICO ELEKTRISCHE SCHOKKEN OP TE LOPEN. IN HET APPARAAT BEVINDEN ZICH GEEN
ONDERDELEN DIE DOOR DE GEBRUIKER KUNNEN WORDEN GEREPAREERD.
LAAT REPARATIES OVER AAN DESKUNDIG ONDERHOUDSPERSONEEL.
WAARSCHUWING:
VOORKOM BRAND OF ELEKTRISCHE SCHOKKEN DOOR HET APPARAAT NIET BLOOT
TE STELLEN AAN REGEN OF VOCHT.
WAARSCHUWING MET BETREKKING TOT AUTEURSRECHTEN:
Ongeoorloofd opnemen van materiaal waarop auteursrechten rusten, kan inbreuk maken op de rechten
van de eigenaren van het auteursrecht en kan strijdig zijn met de auteursrechtwetten.
LET OP:
VOORKOM ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN STORENDE INTERFERENTIES. GEBRUIK DAAROM ALLEEN
DE AANBEVOLEN ACCESSOIRES.
LET OP:
HAAL DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT ALS HET APPARAAT NIET WORDT GEBRUIKT.
Voorkom elektrische schokken. Stel dit apparaat daarom niet bloot aan druppelende of spattende
vloeistoffen.
Voor gebruikers in het Verenigd Koninkrijk
Als de zekering moet worden vervangen, gebruik dan alleen een goedgekeurd type met de juiste nominale
capaciteit en zorg ervoor dat de zekeringafdekking wordt teruggeplaatst.
De netstekker gebruikt u als onderdeel om de camcorder uit te schakelen. De netstekker moet dusdanig
bereikbaar zijn dat u bij een ongeval de stekker snel uit het stopcontact kunt halen.
LET OP:
Er bestaat explosiegevaar als accu’s van het verkeerde type worden aangesloten. Gebruik alleen accu’s
van hetzelfde type.
Stel accu’s of dit apparaat niet bloot aan excessieve hitte, zoals in een auto onder direct zonlicht,
brand, etc.
Als de compacte netadapter wordt gebruikt, mag u deze niet in een doek wikkelen of met een doek
afdekken, of in een besloten, te krappe ruimte leggen. Anders kan zich warmte opbouwen, waardoor de
plastic behuizing vervormd kan raken. Dit verhoogt het risico dat u wordt blootgesteld aan elektrische
schokken of dat brand ontstaat.
Het identificatieplaatje CA-935 bevindt zich aan de onderzijde.
3
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein)
Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de
AEEA-richtlijn (2012/19/EU), de richtlijn 2006/66/EG betreffende batterijen en accu’s en/of
de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het
normale huisvuil mag worden weggegooid.
Indien onder het hierboven getoonde symbool een chemisch symbool gedrukt staat, geeft dit in
overeenstemming met de richtlijn betreffende batterijen en accu’s aan dat deze batterij of accu een zwaar
metaal bevat (Hg = kwik, Cd = cadmium, Pb = lood) waarvan de concentratie de toepasselijke
drempelwaarde in overeenstemming met de genoemde richtlijn overschrijdt.
Dit product dient te worden ingeleverd bij een hiervoor aangewezen inzamelpunt, bijv. door dit in te leveren bij
een hiertoe erkend verkooppunt bij aankoop van een gelijksoortig product, of bij een officiële inzameldienst
voor de recycling van elektrische en elektronische apparatuur (EEA) en batterijen en accu’s. Door de
potentieel gevaarlijke stoffen die gewoonlijk gepaard gaan met EEA, kan onjuiste verwerking van dit type afval
mogelijk nadelige gevolgen hebben voor het milieu en de menselijke gezondheid. Uw medewerking bij het
op juiste wijze weggooien van dit product draagt bij tot effectief gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
Voor verdere informatie over recycling van dit product kunt u contact opnemen met uw plaatselijke
gemeente, afvaldienst, officiële dienst voor klein chemisch afval of afvalstortplaats, of kunt u terecht
op www.canon-europe.com/weee
, of www.canon-europe.com/battery.
Handelsmerken
Het SD- en SDHC-logo zijn handelsmerken van SD-3C, LLC.
CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation.
Het logo is een handelsmerk van CompactFlash Association.
Microsoft en Windows zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de
VS en/of andere landen.
Apple, Mac OS en Final Cut Pro zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de VS en andere landen.
Avid, Media Composer en NewsCutter zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Avid
Technology, Inc. of van zijn dochterbedrijven in de VS en/of andere landen.
HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van HDMI Licensing LLC in de VS en andere landen.
Andere namen en producten die hierboven niet zijn genoemd, kunnen gedeponeerde handelsmerken of
handelsmerken van de betreffende ondernemingen zijn.
Dit apparaat omvat exFAT-technologie onder licentie van Microsoft.
ELK ANDER GEBRUIK VAN DIT PRODUCT DAN HET PERSOONLIJK GEBRUIK DOOR CONSUMENTEN
IN OVEREENSTEMMING MET DE MPEG-2-STANDAARD VOOR HET CODEREN VAN VIDEOINFORMATIE
VOOR VOORBESPEELDE MEDIA IS UITDRUKKELIJK VERBODEN, TENZIJ DE GEBRUIKER BESCHIKT
OVER EEN LICENTIE ONDER DE VAN TOEPASSING ZIJNDE PATENTEN IN DE MPEG-2 PATENT
PORTFOLIO. DEZE LICENTIE IS VERKRIJGBAAR BIJ MPEG LA, L.L.C, 250 STEELE STREET, SUITE 300,
DENVER, COLORADO 80206.
4
Sterke punten van de XF105/XF100
De Canon-camcorder XF105/XF100 HD is zo ontworpen dat kwaliteit en functionaliteit voorop staat en het
formaat compact gehouden is. Hieronder worden een aantal van de vele functies beschreven waarmee u uw
creatieve visie tot realiteit maakt.
HD-opnamen maken
CMOS-systeem en DIGIC DV III-beeldprocessor
De camcorder is uitgerust met een CMOS-sensor
van het 1/3-type waarmee video-opnamen worden
gemaakt met een effectief aantal pixels van circa
2,07 megapixels (1920x1080). Beelden worden
vervolgens verwerkt door de geavanceerde DIGIC
DV III-beeldprocessor.
Prachtige HD-video
De camcorder maakt gebruik van de “MPEG-2 Long
GOP”-codec. Als u opnamen maakt met een
bitsnelheid van 50 Mbps (met een kleursampling van
4:2:2), zal de kwaliteit van uw opnamen op dezelfde
hoogte staan als video die wordt uitgezonden door
omroepen. Uw opnamen worden opgeslagen als
Material eXchange Format (MXF)-bestanden, die
compatibel zijn met de belangrijkste non-lineaire
editing (NLE)-software.
U kunt het video-opnamesignaal configureren zoals
u dat wenst. Door de bitsnelheids/resolutie-instelling
te combineren met de instelling van de
beeldsnelheid, kunt u video produceren van
1440x1080/25P bij 25 Mbps tot 1280x720/50P bij
35 Mbps tot 1920x1080/50i bij 50 Mbps. U kunt
kiezen tussen 10 verschillende combinaties!
Bedieningsgemak
Gebruiksvriendelijke bedieningselementen in een
compacte behuizing
Deze camcorder beschikt over een aantal
comfortabele externe bedieningselementen, zoals de
handbediende ring, waarmee u kunt scherp stellen,
zoomen of het diafragma kunt instellen door heel
eenvoudig een schakelaar te verplaatsen en aan de
ring te draaien. Dit allemaal in een behuizing die zó
compact is dat u de camcorder langdurig kunt
dragen en gebruiken zonder moe te worden.
Gezichtsherkenning
Als het gezicht van een onderwerp wordt herkend,
kan de camcorder dit volgen en hierop scherp
stellen. Verder kunt u de camcorder gebruiken in de
handmatige scherpstellingsstand terwijl alleen op
automatische scherpstelling wordt overgegaan als
een gezicht wordt herkend (0 50), zodat ervoor
wordt gezorgd dat belangrijke onderwerpen
scherp zijn.
Opnamemedia
De camcorder maakt video- en audio-opnamen op
CompactFlash (CF)-kaarten. U kunt nu zelfs zonder
zorgen langdurig opnamen maken omdat de
camcorder is uitgerust met twee CF-kaartsleuven.
Als u relay-opname gebruikt (0 38) en de ene
CF-kaart vol raakt, dan wordt zonder onderbreking
automatisch verder opgenomen op de andere kaart.
Bijgeleverde software Canon XF Utility
Uw opnamen beheert u heel eenvoudig met de
bijgeleverde software Canon XF Utility. U kunt uw
opnamen kopiëren naar uw computer, waar u de
opnamen kunt bekijken en beheren. Met de
bijgeleverde plugins kunt u de opnamen vervolgens
bewerken met de NLE-software*.
* Raadpleeg Clips opslaan op een computer (0 128)
voor bijzonderheden over compatibele software.
Veelzijdige artistieke expressie
Speciale opnamestanden
De speciale opnamestanden (0 85) geven u meer
creatieve controle over de opnamen die u wilt
maken. U kunt in uw opnamen een slow motion of
snel bewegend effect creëren, met een ingesteld
interval een bepaald aantal beeldjes opnemen
(ideaal voor onderwerpen met weinig beweging) of
telkens wanneer u een knop indrukt een bepaald
aantal beeldjes opnemen (ideaal voor stop-motion
animatie).
Voorkeuze-instellingen
Met de voorkeuze-instellingen (0 96) krijgt u een
ongeëvenaard stuk gereedschap in handen om aan
uw beelden een bepaalde “look” te geven door
parameters, zoals gamma en scherpte, in te stellen.
De voorkeuze-instellingen kunt u opnemen op een
SD-kaart, zodat meerdere XF105/XF100-
camcorders dezelfde instellingen kunnen gebruiken.
De voorkeuze-instellingen kunt u ook in de opname
zelf insluiten.
Infraroodopnamen
U kunt opnamen maken in het donker met
infraroodopname (0 90). Met de ingebouwde
infraroodlamp kunt u opnamen maken van
nachtdieren in hun natuurlijke omgeving of andere
dergelijke opnamen maken.
5
Geavanceerde professionele functies
Connectiviteit van een professioneel niveau
(alleen b)
Een industrieel gestandaardiseerd HD/SD SDI-
aansluitpunt (0 124) voor ongecomprimeerde
HD-signaaluitvoer, ingesloten audio en SMPTE-
tijdcode (LTC) geven de camcorder de functionaliteit
van professionele omroepcameras. Met Genlock-
synchronisatie (0 72) en tijdcodesynchronisatie
(0 72) kan de camcorder deel uitmaken van een
opstelling met meerdere camera’s.
De camcorder aanpassen aan uw persoonlijke
wensen
De camcorder kan op meerdere manieren aan uw
persoonlijke wensen worden aangepast. U kunt aan
bepaalde knoppen functies toewijzen die u vaak
gebruikt (0 94), zodat u later met één druk op de
knop deze functies kunt oproepen. De persoonlijke
voorkeursfuncties (0 104) en voorkeursdisplays
(0 105) geven u de volledige vrijheid om de
camcorderbediening aan uw wensen aan te passen.
Sla voorkeuze-instellingen en menu-instellingen op
een SD-kaart op zodat u uw instellingsvoorkeuren
kunt overbrengen naar andere XF105/XF100-
camcorders om deze op dezelfde wijze te gebruiken.
Overige functies
Audio
Geluid wordt opgenomen als 2-kanaals lineaire
PCM-audio (16-bit/48 kHz). U kunt tijdens het
opnemen gebruikmaken van de ingebouwde
microfoon, de MIC-audio-ingang of de twee
XLR-audio-ingangen (met fantoomvoeding).
Video Scopes
Controleer de helderheid van het beeld met de
golfvormmonitor (0 81) of controleer de
scherpstelling met de edge monitor (0 82).
Toegevoegde en verbeterde functies
Andere functies zijn de verbeterde beeldstabilisatie
(0 52), de optie om aan opnamen metagegevens
toe te voegen (0 79) en de accu die compatibel
is met Intelligent System (0 170). Ook zijn
verschuiving van de optische as (0 92) en de
aanduiding van de brandpuntsafstand (0 93)
toegevoegd om te helpen bij het maken van
opnamen in 3D.
6
1. Inleiding 9
Over deze handleiding 9
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt 9
Bijgeleverde accessoires 11
Namen van onderdelen 12
2. Voorbereidingen 21
De stroombron voorbereiden 21
Gebruik van een accu 21
De camcorder aan- en uitzetten 24
Datum-, tijd- en taalinstellingen 25
Datum en tijd instellen 25
De tijdzone wijzigen 25
De datum en tijd weergeven tijdens
het opnemen 26
Een andere taal selecteren 26
Gebruik van de menu’s 27
Een optie selecteren in het menu 27
De camcorder voorbereiden 29
De microfoonhouder-unit aansluiten 29
De zonnekap bevestigen 29
Oogcorrectie 29
Gebruik van het LCD-paneel 30
De zoeker en het LCD-scherm
tegelijkertijd gebruiken 30
De zoeker en het LCD-scherm instellen 30
Het scherm instellen op zwart-wit 31
De handgreepriem afstellen 31
Een schouderriem bevestigen 31
De afdekplaatjes van de aansluitpunten
verwijderen en aansluiten 32
Gebruik van de afstandsbediening 32
Gebruik van een statief 33
Opnamemedia voorbereiden 34
Een CF-kaart plaatsen 34
De status van de CF-kaartsleuven controleren 35
Een CF-kaart verwijderen 35
Een SD-kaart plaatsen en verwijderen 36
De opnamemedia initialiseren 36
De CF-kaartsleuven afwisselend gebruiken 37
De opnamemethode voor de
CF-kaart selecteren 37
De resterende opnameduur controleren 38
Gegevens op de CF-kaart herstellen 38
3. Opnemen 39
Video-opnamen maken 39
Voorbereidingen 39
Opnemen 39
Schermgegevens 42
Spaarstand 44
Videoconfiguratie: Bitsnelheid, Resolutie en
Beeldsnelheid 45
CUSTOM-knop/wiel voor persoonlijke
voorkeursinstellingen 46
Scherpstelling 47
Handmatige scherpstellingsstand 47
De hulpfuncties van de scherpstelling
gebruiken 48
Autofocusstand 49
Gezichten detecteren en hierop scherp stellen 50
Scherpstellingslimiet en macro-opnamen 51
Beeldstabilisator 52
Versterking 53
Automatische versterkingsregeling (AGC) 53
Handmatige versterkingsregeling 54
Sluitertijd 55
Een andere sluitertijdstand selecteren 56
Flikker verminderen 56
Het diafragma instellen 57
Automatische diafragmaregeling 57
Handmatige diafragmaregeling 57
Het AE-niveau (niveau automatische belichting)
instellen 58
De lichtmetingsstand instellen 58
Witbalans 59
Automatische witbalans 59
Voorkeuzewitbalans 59
De kleurtemperatuur instellen 60
Aangepaste witbalans 61
Zoomen 62
Gebruik van de handbediende ring 62
Gebruik van de zoomtuimelschakelaars,
draadloze afstandsbediening of
optionele afstandsbediening 62
Zachte zoomregeling 65
Inhoudsopgave
7
Gebruik van de optionele
conversie-objectieven 66
Schermmarkeringen en zebrapatronen 67
Schermmarkeringen weergeven 67
Zebrapatronen weergeven 68
De tijdcode instellen 69
De tijdcodewerking selecteren 69
Het tijdcodedisplay bevriezen 70
De User Bit (extra informatie in het
tijdcodesignaal) instellen 71
b Synchronisatie met een
extern apparaat 72
Een extern apparaat aansluiten 72
Gebruik van een videoreferentiesignaal
(Genlock-synchronisatie) 72
Gebruik van een tijdcodesignaal 72
Uitvoer tijdcodesignaal 73
Audio opnemen 74
Gebruik van de ingebouwde microfoon of van
een externe microfoon die is aangesloten
op het MIC-aansluitpunt 74
Gebruik van lijninvoer of van een externe
microfoon die aangesloten
is op een XLR-aansluitpunt 75
Het audioniveau instellen 77
Audio controleren met een hoofdtelefoon 78
Gebruik van metagegevens 79
Een clipinformatieprofiel instellen 79
Kleurenbalken/audioreferentiesignaal 80
Kleurenbalken opnemen 80
Een audioreferentiesignaal opnemen 80
Video Scope 81
Een video scope weergeven 81
De golfvormmonitor configureren 81
De edge monitor configureren 82
Opnamemarkeringen toevoegen
tijdens het maken van opnamen 83
Een clip bekijken 84
Speciale opnamestanden 85
Intervalopname 85
Beeldjes opnemen 86
Opnemen in slow motion & versneld opnemen 87
Vooropname 88
Infraroodopnamen 90
De infraroodstand activeren 90
Gebruik van de infraroodlamp 90
Verschuiving van de optische as 92
Gebruik van de aanduiding van
de brandpuntsafstand 93
4. Voorkeuze instellen 94
Toewijzingsknoppen 94
Aan een knop een andere functie toewijzen 94
Gebruik van een toewijzingsknop 95
Voorkeuze-instellingen 96
Bestanden met voorkeuze-instellingen
selecteren 96
De instellingen van een bestand met
voorkeuze-instellingen bewerken 97
Bestanden met voorkeuze-instellingen
hernoemen 97
Bestanden met voorkeuze-instellingen
beveiligen 97
Bestanden met voorkeuze-instellingen
kopiëren 98
In een opname voorkeuze-instellingen
insluiten 99
Beschikbare voorkeuze-instellingen 99
Functies en schermgegevens afstemmen
op uw persoonlijke wensen 104
Functies afstemmen op uw
persoonlijke wensen 104
Instellen welke schermgegevens
u wilt weergeven 105
Camera-instellingen opslaan en laden 106
Camera-instellingen opslaan op de SD-kaart 106
Camera-instellingen laden vanaf
een SD-kaart 106
5. Afspelen 107
Afspelen 107
Clipindexscherm 107
Clips afspelen 109
Schermgegevens 110
Afspeelknoppen 111
Het volume instellen 111
Opnamemarkeringen toevoegen
tijdens het afspelen 112
8
Werken met clips 113
Gebruik van het clipmenu 114
Clipinformatie weergeven 114
Een e-markering of Z-markering
toevoegen 115
e-markeringen of Z-markeringen
verwijderen 115
Clips kopiëren 116
Clips verwijderen 117
Het clipinformatieprofiel verwijderen 117
Kopiëren van een bestand met voorkeuze-
instellingen dat ingesloten is in een clip 118
Een indexscherm met opnamemarkeringen
weergeven 118
Van één enkele clip een indexscherm
weergeven dat beeldjes bevat 119
Opnamemarkeringen toevoegen aan een
indexscherm of hieruit verwijderen 119
Een miniatuur van een clip vervangen
door een andere miniatuur 120
6. Externe aansluitingen 121
Video-uitvoerconfiguratie 121
Video-uitvoerconfiguratie per aansluitpunt 121
SD-uitvoer 122
De camcorder aansluiten op een
externe monitor 123
Aansluitschema 123
b Gebruik van het HD/SD SDI-
aansluitpunt 124
Gebruik van het HDMI OUT-aansluitpunt 124
Gebruik van het HD/SD COMPONENT OUT-
aansluitpunt 124
Gebruik van het AV-aansluitpunt 125
Schermgegevens superimpositioneren voor
weergave op een externe monitor 125
Audio-uitgang 126
b Ingesloten audio 126
Video synchroniseren met de audio
die u controleert 126
Het audiokanaal selecteren 126
Het uitgangsniveau selecteren van
het AV-aansluitpunt 127
Clips opslaan op een computer 128
MXF-clips opslaan 128
Canon XF Utility installeren (Windows) 128
Canon XF Utility installeren (Mac OS) 129
De gebruiksaanwijzingen van de
software openen 131
7. Foto’s 132
Foto’s maken 132
Foto’s maken in de stand CAMERA 132
Foto’s maken in de stand MEDIA 132
Foto’s weergeven 134
Het indexscherm [Photos] weergeven 134
Foto’s bekijken 134
Werken met foto’s 135
Gebruik van het fotomenu 135
Foto’s verwijderen 135
Foto’s beveiligen 136
Bestanden met voorkeuze-instellingen
kopiëren 137
Fotonummering 138
8. Overige informatie 139
Menu-opties 139
De statusschermen weergeven 152
Problemen oplossen 158
Overzicht van berichten 161
Voorzorgsmaatregelen 164
Onderhoud/overig 167
De interne batterij verwijderen 168
Optionele accessoires 169
Specificaties 173
Index 177
1
9
Inleiding
Over deze handleiding
Bedankt dat u hebt gekozen voor de Canon XF105/XF100. Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u de
camcorder gebruikt en bewaar deze zodat u de handleiding later na kunt slaan. Als de camcorder problemen
vertoont, raadpleeg dan het hoofdstuk Problemen oplossen (0 158).
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt
BELANGRIJK: Voorzorgsmaatregelen die betrekking hebben op de bediening van de camcorder.
OPMERKINGEN Aanvullende onderwerpen die de elementaire bedieningsprocedures completeren.
0: Paginanummer waarnaar wordt verwezen.
b: Tekst die alleen van toepassing is op het model dat wordt getoond in het pictogram.
In deze handleiding worden de volgende termen gebruikt.
“Scherm” heeft betrekking op het LCD-scherm en het zoekerscherm.
“CF-kaart” heeft betrekking op een CompactFlash (CF)-kaart.
“SD-kaart” heeft betrekking op een SD- of SDHC-geheugenkaart.
“Opnamemedia” heeft betrekking op CF-kaarten en SD-kaarten.
De foto’s in de handleiding zijn gesimuleerde foto’s die zijn gemaakt met een fotocamera.
Sommige schermafbeeldingen zijn gewijzigd om deze leesbaarder te maken.
De illustraties in deze handleiding tonen de b.
Menu-opties in deze camcorder zijn alleen beschikbaar in het Engels. Raadpleeg Menu-opties (0 139) voor
een vertaling van de diverse menu-onderdelen.
Over deze handleiding
10
[J Other Functions]
[
Rec Review]
[Last 4 sec]
Een clip bekijken
Een clip bekijken
staat, kunt u de laatst opgenomen
1 Open het submenu [Rec Review] om in te stellen hoe lang u de
clip kunt bekijken.
[J Other Functions] [Rec Review]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
3 Druk op de knop
U nadat u klaar bent met opnemen.
De laatst opgenomen clip wordt met de ingestelde afspeelduur zonder
audio afgespeeld. Aan de bovenzijde van het scherm wordt
[A REVIEW] getoond.
Nadat de clip is afgespeeld, keert de camcorder terug naar de
opnamepauzestand.
Druk op de CANCEL-knop als u de clip niet langer wilt bekijken en de
camcorder terug te zetten in de opnamepauzestand.
OPMERKINGEN
Als u een speciale opnamestand gebruikt (0 85), kunt u een clip niet bekijken.
Als de camcorder in de stand
clip bekijken.
Bedieningsstanden:
Indien de camcorder tijdens het maken van de opname van de ene CF-kaart is overgegaan op de andere CF-
kaart, dan zal de camcorder de clip afspelen op de CF-kaart waarop de meest recente opname staat.
Opties
[Entire Clip]: Hiermee kunt u de gehele clip bekijken.
[Last 4 sec]: Hiermee bekijkt u slechts de laatste 4 seconden van de clip.
Bedieningsstanden
geeft aan dat een functie beschikbaar is
in de aangegeven bedieningsstand en geeft
aan dat de functie niet beschikbaar is. Raadpleeg
De camcorder aan- en uitzetten (0 24) voor een
gedetailleerde beschrijving.
Als een procedure vereist dat een optie moet
worden geselecteerd, dan wordt binnen of na de
procedure een overzicht van de beschikbare
opties getoond. Vierkantje haakjes [ ] worden
gebruikt om te verwijzen naar menu-opties zoals
deze worden getoond op het scherm.
De pijl wordt gebruikt om menu-selecties in te
korten. Raadpleeg Gebruik van de menu’s (0 27)
voor gedetailleerde informatie over hoe u de menu’s
gebruikt. Raadpleeg de bijlage Menu-opties
(0 139) voor een beknopt overzicht van alle
beschikbare menu-opties en instellingen.
Als een functie vereist dat gebruik van het menu
moet worden gemaakt, dan worden in het verkorte
overzicht de submenu’s en, indien van toepassing,
de standaardinstelling van het menu-onderdeel
weergegeven. De illustratie in het voorbeeld geeft
aan dat u de functie kunt vinden door het menu
[J Other Functions] en vervolgens het menu-
onderdeel [Rec Review] te selecteren.
11
Bijgeleverde accessoires
Bijgeleverde accessoires
De camcorder wordt geleverd met de volgende accessoires.
Netadapter CA-935
(inclusief netsnoer)
Microfoonhouder-unit Accu BP-925
(inclusief afdekplaat)
Componentkabel CTC-100/S
Zonnekap Objectiefdop Draadloze afstandsbediening
WL-D6000
(incl. lithiumbatterij CR2025)
Schouderriem SS-1200
Namen van onderdelen
12
Namen van onderdelen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
101112131415161718192021
Bedieningspaneel
(0 18)
Bedieningspaneel
(0 18)
1 Afdekkingen voor CF-kaartsleuf A (CFj) en
CF-kaartsleuf B (CFl)
2 CF-kaartsleuf A (CFj) en B (CFl) (0 34)
3 Ontgrendelingsknoppen CF-kaarten (0 35)
4 d-schakelaar (stroom) (0 24)
5ON/OFF-indicator (AAN/UIT)
6 SLOT SELECT-knop (keuze voor CF-kaartsleuf)
(0 37)
7 DISP.-knop (display) (0 42)/
BATT.-knop (accu-informatie) (0 22)
8 RESET-knop (standaardwaarden herstellen)
(0 159)
9INDEX-knop (0 109)/
U-knop (opname bekijken) (0 84)
10 S-knop (instelling witbalans) (0 60)
11 WB-knop (witbalans) (0 59)
12 CAMERA-schakelaar (0 41)
13 Schakelaars voor CF-kaartsleuf A (CFj) en
CF-kaartsleuf B (CFl) (0 34)
14 SHUTTER-knop (sluiter) (0 56)
15 GAIN-knop (versterking)(0 54)
16 IRIS-knop (diafragma) (0 57)
17 CUSTOM-wiel (voorkeuzefuncties) (0 46)
18 AF/MF-knop (autofocus/handmatige
scherpstelling) (0 47, 49)
19 Schakelaar handbediende ring (0 47, 57, 62)
20 Handbediende ring (0 47, 57, 62)
21 Zonnekap (0 29)
13
Namen van onderdelen
12 3 45
6
789
10
Aansluitpunten
(0 19)
1 REMOTE-aansluitpunt (afstandsbediening)
2 Statusindicator SD-kaart (0 36)
3 SD-kaartsleuf (0 36)
4 Afdekplaatje SD-kaartsleuf
5 MIC-aansluitpunt (microfoon) (0 74)
6 XLR-aansluitpunten (CH1 en CH2) (0 75)
7 Borgschroef zonnekap (0 29)
8 b HD/SD SDI-aansluitpunt (uitvoer digitaal video-, audio- en tijdcodesignaal)
(0 124)
9 b GENLOCK-aansluitpunt (synchronisatiesignaal) (0 72) / TC-aansluitpunt
(tijdcode) (0 72)
10 Handgreepriem (0 31)
Namen van onderdelen
14
1
2
3
4
5
6
8
7
9
10
11
1 Ingebouwde microfoon (0 74)
2 Ingebouwde luidspreker (0 112)
3 Riembevestigingspunt (0 31)
4 CUSTOM-wiel (voorkeuzefuncties) (0 46)
5 INFRARED-schakelaar (infrarood) (0 90)
6 Instant AF-sensor (0 49)
7 Sensor voor afstandsbediening (0 33)
8 Infraroodlamp (0 90)
9 Kabelklem microfoon (0 75)
10 Microfoonhouder-unit (0 75)
11 Borgschroef microfoon (0 75)
15
Namen van onderdelen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Aansluitpunten
(0 19)
1 Zoeker (0 29, 30)
2 Oogcorrectieregelaar (0 29)
3 BATT. RELEASE-toets (accu ontgrendelen) (0 22)
4 START/STOP-knop (starten/stoppen met opnemen) (0 39)
5 Riembevestigingspunt (0 31)
6 WFM-knop (golfvormmonitor) (0 81)/Toewijzingsknop 3 (0 94)
7ZEBRA-knop (0 67)/Toewijzingsknop 2 (0 94)
8 CANCEL-knop (annuleren) (0 27)
9 Joystick (0 27)/SET-knop (instellen) (0 27)
10 MENU-knop (menu openen/sluiten) (0 27)
11 LCD-scherm (0 30)
12 POWERED IS-knop (beeldstabilisatie) (0 52)/Toewijzingsknop 1 (0 94)
13 POWER SAVE-knop (stroombesparing) (0 44)
Namen van onderdelen
16
12345 67 8
9
1011
1 Statuslampje voorzijde (0 39)
2 Accessoireschoen
Voor bevestiging van accessoires zoals de optionele accuvideolamp VL-10Li II.
3 Statuslampje achterzijde (0 39)
4 START/STOP-grendel (0 40)
5 START/STOP-knop (0 39)
6 Bevestigingspunt op camcorderhendel voor schroeven van 0,64 cm (1,4")
7 Zoom-tuimelschakelaar op handgreep (0 63)
8 MAGN.-knop (vergroting) (0 49)/Toewijzingsknop 4 (0 94)
9 Statusindicators (CF-kaartsleuf A (CFj) en CF-kaartsleuf B (CFl) (0 35)
10 Zoom-tuimelschakelaar op camcorderhendel (0 64)
11 Audioniveauwielen voor CH1 en CH2 (0 78)
17
Namen van onderdelen
1
2
34
1 Bevestigingspunten voor de optionele statiefadapter TA-100 (0 33)
2 Bevestigingsschroeven voor een statiefbasis (0 33)
3 Bevestigingspunt statief (0 33)
4 Statiefbasis voor statieven met schroeven van 0,64 cm (1/4") (0 33)
Namen van onderdelen
18
1 Audioniveauschakelaars voor CH1 en CH2
(0 78)
2 Schakelaars XLR-aansluitpunten voor CH1 en
CH2 (0 76)
3 AUDIO IN-schakelaars (audio input) audio-invoer
voor CH1 en CH2 (0 74, 76)
4 D-knop (afspelen/pauze) (0 109)/
Toewijzi n g s k n o p 6 ( 0 94)
5 I-knop (versneld afspelen) (0 111)/
Toewijzi n g s k n o p 7 ( 0 94)
6 K-knop (naar begin van volgende clip gaan)
(0 111)/Toewijzingsknop 10 (0 94)
7 B-knop (stoppen) (0 109)/
Toewijzi n g s k n o p 9 ( 0 94)
8 L-knop (naar het begin van de huidige clip
of naar de vorige clip gaan) (0 111)/
Toewijzi n g s k n o p 8 ( 0 94)
9
J
-knop (versneld achteruit afspelen) (
0
111)/
Toewijzi n g s k n o p 5 ( 0 94)
1
2
3
Bedieningspaneel
Bedieningspaneel
19
Namen van onderdelen
1 HD/SD COMPONENT OUT-aansluitpunt
(0 124)
2USB-aansluitpunt
3 HDMI OUT-aansluitpunt (0 124)
4 W-aansluitpunt (hoofdtelefoon) (0 78)
5 AV-aansluitpunt (0 125)
6 DC IN-aansluitpunt (0 23)
12 3
45 6
Aansluitpunten
Aansluitpunten
Namen van onderdelen
20
Draadloze afstandsbediening WL-D6000
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
1 START/STOP-knop (starten/stoppen met opnemen) (0 39)
2 ZOOM-knoppen (zoomen) (0 65)
3 F/O/E/A-knoppen
4 MENU-knop (menu openen/sluiten) (0 27)
5 J/I-knoppen (versneld vooruit/achteruit afspelen) (0 111)
6 Z/Y-knoppen (beeldje voor beeldje vooruit/achteruit afspelen) (0 111)
7 B-knop (stoppen) (0 109)
8 D-knop (afspelen/pauzeren) (0 109)
9 INDEX-knop (indexschermen) (0 109)
10 SET-knop (menu-onderdeel selecteren) (0 27)
11 CANCEL-knop (annuleren) (0 27)
12 SHOT1-knop (opnamemarkering 1) (0 83)
13 PHOTO-knop (foto maken) (0 132)
14 Opname-inschakelingsknop: Als u de START/STOP-knop of ZOOM-knoppen
gebruikt, moet u deze knop tegelijkertijd met de betreffende knop indrukken.
2
21
Voorbereidingen
De stroombron voorbereiden
U kunt de camcorder met een accu of rechtstreeks via de netadapter van stroom voorzien. Als u de netadapter
op de camcorder aansluit terwijl een accu is geplaatst, zal de camcorder stroom gebruiken uit het stopcontact.
Laad accu’s op voordat u deze in gebruik neemt. Als u wilt weten wat met gebruik van een volledig opgeladen
accu bij benadering de oplaadduur en opname/afspeelduur is, raadpleeg dan Oplaadduur (0 170) en
Opname- en afspeelduur (0 170).
Gebruik van een accu
U kunt stroom leveren aan de camcorder met de bijgeleverde accu BP-925 of de optionele accu BP-950G,
BP-955, BP-970G) of BP-975. De accu BP-925, BP-955 en BP-975 zijn compatibel met Intelligent System,
wat inhoudt dat u ook bij een uitgeschakelde camcorder de resterende accuduur kunt controleren.
De accu opladen
Laad accu’s op met de bijgeleverde netadapter. Verwijder het afdekplaatje
voordat u een accu gebruikt.
1 Als de bijgeleverde netadapter op de camcorder is aangesloten, haalt u
de stroomstekker uit het DC IN-aansluitpunt van de camcorder.
2 Sluit het netsnoer aan op de netadapter ().
3 Steek de stekker van het netsnoer in een stopcontact ().
4 Plaats de accu in de netadapter ().
Druk zachtjes en schuif de accu in de richting van de pijl totdat de
accu vastklikt.
De CHARGE-indicator (oplaadindicator) begint te knipperen en geeft
daarnaast bij benadering aan hoever de accu is opgeladen. De indicator blijft branden wanneer de accu
is opgeladen.
0-34%: knippert eenmaal per seconde
35-69%: knippert tweemaal per seconde
70-99%: knippert driemaal per seconde
5 Verwijder de accu uit de netadapter nadat de accu is opgeladen.
6 Haal het netsnoer uit het stopcontact en de netadapter.
OPMERKINGEN
Als u de accu wilt opladen, haalt u het snoer van de netadapter uit de camcorder.
CHARGE-
indicator
De stroombron voorbereiden
22
De accu plaatsen
1 Zet de schakelaar d (stroom) op OFF ().
2 Plaats de accu in zijn geheel in het compartiment en druk zachtjes
op de accu totdat deze vast klikt ().
De accu verwijderen
1 Zet de schakelaar d op OFF.
2 Houd de BATT. RELEASE-toets (accu ontgrendelen) ingedrukt en
verwijder de accu.
De resterende acculading controleren
Als u gebruikmaakt van de bijgeleverde accu BP-925 of de optionele accu
BP-955 of BP-975, kunt u bij een uitgeschakelde camcorder met een van
de volgende methoden controleren wat bij benadering de resterende
acculading is. Als de camcorder ingeschakeld is, kunt u de resterende
acculading controleren op elk opname/afspeelscherm of op het
statusscherm [Battery / Hour Meter] (0 156).
Druk op de CHECK-knop (controleren) op de accu. Er gaat circa
3 seconden lang een indicator branden die bij benadering de resterende
acculading toont.
0-25%
26-50%
51-75%
76-100%
0100%
CHECK-knop
Oplaadindicator accu
23
De stroombron voorbereiden
Als de camcorder uitgeschakeld is en een accu is aangesloten die
compatibel is met Intelligent System, druk dan op de knop BATT.
(accu-informatie) om de resterende accuduur en de beschikbare
opnameduur weer te geven (wordt gedurende 5 seconden weergegeven).
Afhankelijk van de levensduur van de accu wordt de accu-informatie
mogelijk niet weergegeven.
BELANGRIJK
Sluit alleen producten aan op de netadapter die nadrukkelijk voor gebruik
met deze camcorder worden aanbevolen.
OPMERKINGEN
Het verdient aanbeveling om de accu op te laden bij temperaturen tussen
10 ºC en 30 ºC. Bij een temperatuur die lager is dan 0 ºC of hoger dan
40 ºC zal de accu niet worden opgeladen.
Als de netadapter of de accu defect raakt, gaat de oplaadindicator uit en
wordt het opladen stopgezet.
Raadpleeg het hoofdstuk Accu (0 164) voor meer informatie over voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de accu.
Opgeladen accu’s ontladen zich op natuurlijke wijze. Zorg er daarom voor dat u de accu op de dag van
gebruik, of de dag ervoor, oplaadt. U bent dan verzekerd van een volle accu.
Het verdient aanbeveling dat u accu’s meeneemt die 2 tot 3 keer langer meegaan dan u denkt dat nodig is.
De accu moet de eerste keer volledig opgeladen zijn en u moet de camcorder gebruiken totdat de accu
volledig leeg is. Hiermee zorgt u ervoor dat de resterende opnameduur nauwkeurig wordt weergegeven.
Herhaaldelijk opladen en ontladen van de accu zal uiteindelijk leiden tot een kortere levensduur. Als u
gebruikmaakt van de bijgeleverde accu BP-925 of de optionele accu BP-955 of BP-975, dan kunt u de
levensduur van de accu controleren op het statusscherm (Battery / Hour Meter] (0 156) of het accu-
informatiescherm (druk op de BATT.-knop terwijl de camcorder uitgeschakeld is). Volledig opladen van de
accu en vervolgens ontladen van de accu, geeft een waarde die nauwkeuriger is.
Een stopcontact gebruiken
Wanneer u de bijgeleverde netadapter CA-935 gebruikt:
1 Zet de schakelaar d (aan/uit) op OFF ().
2 Verwijder de accu indien een accu in de netadapter is geplaatst.
Als u de netadapter op de camcorder aansluit terwijl een accu in
de netadapter is geplaatst, zal de camcorder mogelijk niet naar
behoren werken.
3 Steek de stekker van de netadapter in het DC IN-aansluitpunt van
de camcorder ().
4 Sluit het netsnoer aan op de netadapter en steek de stekker van
het snoer in het stopcontact ().
BELANGRIJK
Zet de camcorder uit voordat u de netadapter aansluit of verwijdert.
OPMERKINGEN
Indien u de camcorder gebruikt terwijl deze op een stopcontact is
aangesloten, kunt u de accu verwisselen terwijl de camcorder is ingeschakeld.
DC IN-
aansluitpunt
De stroombron voorbereiden
24
Bij gebruik van de optionele compacte netadapter CA-920 en het
optionele DC-koppelstuk DC-920:
1Zet de d-schakelaar (stroom) op OFF ().
2 Sluit het DC-koppelstuk aan op de camcorder ().
3 Sluit het netsnoer aan op de compacte netadapter en steek de stekker
van het snoer in het stopcontact ().
4 Sluit het DC-koppelstuk aan op de compacte netadapter ().
5 Verwijder het DC-koppelstuk na gebruik.
Duw tegen de BATT. RELEASE-toets en trek het DC-koppelstuk
naar buiten.
BELANGRIJK
Zet de camcorder uit voordat u de compacte netadapter aansluit
of verwijdert.
De camcorder aan- en uitzetten
De camcorder heeft twee bedieningsstanden: De CAMERA-stand ( )
voor het maken van opnamen en de MEDIA-stand ( ) voor het
afspelen van opnamen. Selecteer de bedieningsstand met de
d-schakelaar.
De camcorder aanzetten
Houd de knop op de d-schakelaar ingedrukt en zet deze op
CAMERA voor de -stand of op MEDIA voor de -stand.
De ON/OFF-indicator zal oplichten in een groene kleur.
De camcorder uitzetten
Zet de d-schakelaar op OFF. De ON/OFF-indicator gaat uit.
CAMERA-stand MEDIA-stand
25
Datum-, tijd- en taalinstellingen
Datum-, tijd- en taalinstellingen
Datum en tijd instellen
U moet de datum en tijd van de camcorder instellen voordat u deze kunt gebruiken. Wanneer de klok van de
camcorder niet ingesteld is, verschijnt automatisch het scherm [Date/Time], met de dag geselecteerd.
1 Duw de joystick omhoog/omlaag om de dag te wijzigen en ga vervolgens naar de maand met (A).
2 Wijzig de rest van de velden op dezelfde wijze.
3 Selecteer (A) [Set] en druk vervolgens op SET (instellen) om de klok te starten en het scherm
te sluiten.
OPMERKINGEN
Als de interne oplaadbare lithiumbatterij leeg raakt, kan de datum- en tijdinstelling verloren gaan. Laad in dat
geval de interne lithiumbatterij op (0 166) en stel opnieuw de tijdzone, datum en tijd in.
U kunt de datumnotatie en de kloknotatie (12 of 24 uur) wijzigen met de optie [J Other Functions]
[Clock Set] [Date Format].
U kunt de datum en tijd ook later (niet tijdens de aanvangsinstellingen) wijzigen met de optie
[J Other Functions] [Clock Set] [Date/Time].
De tijdzone wijzigen
Wijzig de tijdzone zodanig dat deze overeenkomt met de tijdzone van
uw woonplaats. De standaardinstelling is [UTC+01:00 Central Europe].
De tijdzones zijn gebaseerd op Coordinated Universal Time (UTC).
1 Druk op de MENU-knop.
2 Duw de joystick omhoog/omlaag om [J Other Functions] te selecteren en druk vervolgens op SET.
3 Selecteer [Time Zone] op vergelijkbare wijze.
4 Duw de joystick omhoog/omlaag om de tijdzone te wijzigen.
5 Druk op SET om de tijdzone in te stellen en druk vervolgens op de MENU-knop om het menu
te sluiten.
Bedieningsstanden:
Bedieningsstanden:
[J Other Functions]
[Time Zone]
[UTC+01:00 Central Europe]
Datum-, tijd- en taalinstellingen
26
De datum en tijd weergeven tijdens het opnemen
U kunt de datum en tijd weergeven in de linkeronderzijde van het scherm.
1 Druk op de MENU-knop.
2 Duw de joystick omhoog/omlaag om [M LCD/VF Setup]
te selecteren.
3 Selecteer [Custom Display 2] en vervolgens [Date/Time] op
vergelijkbare wijze.
4 Duw de joystick omhoog/omlaag om de weer te geven informatie te selecteren.
Selecteer [Off] als u opnamen wilt maken zonder dat de datum en tijd op het scherm worden getoond.
5 Druk op SET en vervolgens op de MENU-knop om het menu te sluiten.
Een andere taal selecteren
U kunt voor de weergave van de schermberichten een andere taal
selecteren. De standaardtaal is Engels, maar u kunt ook kiezen voor
Duits, Spaans, Frans, Italiaans, Pools, Russisch, Vereenvoudigd Chinees
of Japans.
1 Druk op de MENU-knop.
2 Duw de joystick omhoog/omlaag om [J Other Functions] te selecteren.
3 Selecteer [Language o] op vergelijkbare wijze.
4 Gebruik de joystick om een taal te selecteren.
5 Druk op SET om de taal te selecteren en druk vervolgens op de MENU-knop om het menu te sluiten.
Bedieningsstanden:
Bedieningsstanden:
[M LCD/VF Setup]
[Custom Display 2]
[Date/Time]
[Off]
[J Other Functions]
[Language o]
[English]
27
Gebruik van de menu’s
Gebruik van de menu’s
In de stand kunt u met het menu de algemene instellingen van veel camcorderfuncties wijzigen. Het menu
opent u door de MENU-knop in te drukken. Druk in de stand op de MENU-knop om het menu te openen
voor de algemene instellingen of druk op SET om het clipmenu voor clipbewerkingen te openen.
Raadpleeg Menu-opties (0 139) voor bijzonderheden over de beschikbare menu-opties en instellingen.
Een optie selecteren in het menu
Hieronder wordt stapsgewijs beschreven hoe u een optie selecteert in het menu. In de rest van deze handleiding
is het openen en sluiten van het menu niet in de procedures opgenomen, maar wordt verondersteld dat u dat al
hebt gedaan.
1 Druk op de MENU-knop.
Het menu wordt geopend en het oranje selectiekader accentueert het menu-onderdeel dat was
geaccentueerd toen u de laatste keer het menu afsloot (tenzij u de camcorder hebt uitgeschakeld).
2 Duw de joystick omhoog/omlaag om het gewenste submenu te selecteren.
3 Duw de joystick naar rechts of druk op SET.
Het oranje selectiekader wordt weergegeven op een menu-onderdeel in het submenu.
Druk op de CANCEL-knop, duw de joystick naar links, of selecteer [a] als u wilt terugkeren naar het
vorige submenu.
4 Duw de joystick omhoog/omlaag om het gewenste menu-onderdeel te selecteren.
Als een submenu veel menu-onderdelen bevat, verschijnt er aan de rechterzijde van het submenu een
scrollbalk die aangeeft dat u naar beneden moet scrollen als u meer menu-onderdelen wilt zien.
•Een A-symbool naast een menu-onderdeel betekent dat er nog een ander submenu is.
Herhaal stap 3 en 4.
5 Duw de joystick naar rechts of druk op SET.
Het oranje selectiekader wordt weergegeven op een insteloptie.
Druk op de CANCEL-knop als u wilt terugkeren naar het vorige submenu.
6 Duw de joystick omhoog/omlaag om de gewenste insteloptie te selecteren en druk vervolgens
op SET.
Afhankelijk van het menu-onderdeel is het wellicht nodig om nog meer keuzes te maken.
7 Druk op de MENU-knop om het menu te sluiten.
Bedieningsstanden:
MENU-knop (menu openen/sluiten)
Druk op deze knop om het menu te openen en druk
nogmaals op deze knop om het menu te sluiten nadat u de
gewenste instellingen hebt gekozen.
Joystick/SET-knop (instellen)
Duw tegen de joystick om het oranje selectiekader in het
menu te verplaatsen. Druk vervolgens op de joystick zelf
(SET-knop) om het menu-onderdeel te selecteren dat wordt
aangegeven door het oranje selectiekader.
CANCEL-knop (annuleren)
Druk op deze knop om terug te gaan naar het vorige menu
of om een procedure stop te zetten waarmee u bezig was.
Gebruik van de menu’s
28
OPMERKINGEN
Onderdelen die niet beschikbaar zijn, worden mogelijk gedimd weergegeven.
U kunt op elk moment de MENU-knop indrukken om het menu te sluiten.
Als u gebruik maakt van de draadloze afstandsbediening, gebruik dan de knoppen h, i, f, g en SET
op dezelfde wijze als de joystick van de camcorder.
U kunt de huidige instellingen controleren op de statusschermen (0 152).
29
De camcorder voorbereiden
De camcorder voorbereiden
In dit gedeelte worden de basisvoorbereidingen voor de camcorder beschreven, zoals bevestigen van de
zonnekap, aansluiten van de microfoonhouder-unit, en afstellen van de zoeker en het LCD-scherm.
De microfoonhouder-unit aansluiten
Gebruik de bijgeleverde schroeven om de microfoonhouder-unit aan
te sluiten op de hendel.
De zonnekap bevestigen
Bevestig de zonnekap om het objectief te beschermen en de hoeveelheid
strooilicht te beperken dat het objectief kan raken.
1 Sluit de zonnekap aan op de voorzijde van het objectief () en
draai de zonnekap 90 graden rechtsom
().
Let erop dat u de zonnekap niet vervormt.
Zorg ervoor dat de zonnekap goed op de schroefdraad
wordt bevestigd.
2 Draai de borgschroef vast ().
Oogcorrectie
Zet de camcorder aan en stel de oogcorrectieregelaar in.
De camcorder voorbereiden
30
Gebruik van het LCD-paneel
Open het LCD-paneel 90 graden.
U kunt het paneel 90 graden naar beneden of 180 graden naar het
objectief draaien.
OPMERKINGEN
Standaard is het zoekerscherm uitgeschakeld als u gebruik maakt van
het LCD-scherm. U kunt beide schermen echter ook tegelijkertijd
gebruiken. Zie het volgende hoofdstuk.
U kunt het LCD-scherm zo instellen dat het zwart-wit is (0 31).
Als u een in de winkel verkrijgbare objectiefadapter gebruikt en het beeld op het scherm omgekeerd wordt,
kunt u gebruikmaken van de optie [J Other Functions] [Custom Function] [Scan Reverse Rec] om het
beeld terug te zetten naar de juiste oriëntatie.
De zoeker en het LCD-scherm tegelijkertijd gebruiken
Standaard is het zoekerscherm uitgeschakeld als u gebruik maakt van het
LCD-scherm. Voer de volgende procedure uit om beide schermen
tegelijkertijd te gebruiken.
1 Open het submenu [LCD/VF Simul.].
[M LCD/VF Setup] [LCD/VF Simul.]
2 Selecteer [On] en druk vervolgens op SET.
De zoeker en het LCD-scherm instellen
U kunt de helderheid, het contrast, de kleur, de scherpte* en de
achtergrondverlichting van de zoeker en het LCD-scherm onafhankelijk
van elkaar instellen. Deze instellingen zijn niet van invloed op uw opnamen.
* De scherpte van de zoeker kan niet worden afgesteld.
1 Open het instellingsmenu voor de zoeker of het LCD-scherm.
[M LCD/VF Setup] [LCD Setup] of [VF Setup]
2 Selecteer [Brightness], [Contrast], [Color], [Sharpness] of
[Backlight] en druk vervolgens SET.
3 Wijzig de instelling en druk vervolgens op SET.
Herhaal stap 2 en 3 om, indien gewenst, ook andere instellingen te wijzigen.
OPMERKINGEN
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [LCD Setup] (0 94), kunt u op de betreffende knop drukken om
het submenu [LCD Setup] te openen.
Bedieningsstanden:
Bedieningsstanden:
[M LCD/VF Setup]
[LCD/VF Simul.]
[Off]
[M LCD/VF Setup]
[LCD Setup]
[VF Setup]
[Brightness: 0]
[Contrast: 0]
[Color: 0]
[Sharpness: 2]*
[Backlight: Normal]
* De scherpte van de zoeker
kan niet worden afgesteld.
31
De camcorder voorbereiden
Het scherm instellen op zwart-wit
Het zoeker- en LCD-scherm worden standaard in kleur weergegeven,
maar u kunt ook voor weergave in zwart-wit kiezen. Zelfs wanneer het
scherm in zwart-wit is, worden de tekst op het scherm en de
pictogrammen in kleur weergegeven.
1 Open het submenu [LCD/VF B&W].
[M LCD/VF Setup] [LCD/VF B&W]
2 Selecteer [On] en druk vervolgens op SET.
OPMERKINGEN
U kunt het scherm ook op zwart-wit instellen door een toewijzingsknop toe te wijzen aan [LCD/VF B&W] (
0
94).
De handgreepriem afstellen
Stel de handgreepriem zo af dat u met uw wijsvinger en
middelvinger de zoom-tuimelschakelaar op de handgreep en met uw
duim de START/STOP-knop kunt bereiken.
BELANGRIJK
Let erop dat u de camcorder niet laat vallen als u de handgreepriem
afstelt.
Een schouderriem bevestigen
Haal de uiteinden door de bevestigingspunten en stel de lengte bij
zoals aangegeven.
BELANGRIJK
Let erop dat u de camcorder niet laat vallen als u de schouderriem
bevestigt of afstelt.
Bedieningsstanden:
[M LCD/VF Setup]
[LCD/VF B&W]
[Off]
De camcorder voorbereiden
32
De afdekplaatjes van de aansluitpunten verwijderen
en aansluiten
Verwijder de afdekplaatjes van de hieronder genoemde aansluitpunten als
u de aansluitpunten wilt gebruiken.
*Alleenb.
De afdekplaatjes van de aansluitpunten verwijderen
1 Open het afdekplaatje van de aansluitpunten.
2 Grijp de strip die het afdekplaatje van de aansluitpunten op de camcorder
bevestigd houdt en trek deze recht naar buiten.
De afdekplaatjes van de aansluitpunten aansluiten
Steek de verbindingsstrip in de opening om het afdekplaatje aan te sluiten.
OPMERKINGEN
Als u de verbindingsstrip moeilijk kunt vastpakken, gebruik dan een
pincet of iets dergelijks.
Gebruik van de afstandsbediening
De batterij plaatsen
Plaats de bijgeleverde CR2025-lithiumknoopcelbatterij in de draadloze
afstandsbediening voordat u deze in gebruik neemt.
1 Druk het lipje in de richting van de pijl () en trek de batterijhouder
naar buiten ().
2 Plaats de lithiumknoopcelbatterij met de pluszijde (+) naar boven gericht (
).
3 Plaats de batterijhouder terug ().
De draadloze afstandsbediening activeren
Standaard is de draadloze afstandsbediening geactiveerd. Als deze
gedeactiveerd is, volg dan de procedure hieronder om de
afstandsbediening te activeren.
1 Open het submenu [Wireless Controller].
[J Other Functions] [Wireless Controller]
2 Selecteer [On] en druk vervolgens op SET.
OPMERKINGEN
U kunt de draadloze afstandsbediening ook activeren door een toewijzingsknop toe te wijzen aan
[Wireless Controller] (0 94).
HD/SD SDI- en GENLOCK/TC-aansluitpunt*
W-aansluitpunt (hoofdtelefoon), AV- en DC
IN-aansluitpunt
REMOTE-aansluitpunt
HD/SD COMPONENT OUT-, USB- en
HDMI OUT-aansluitpunt
Bedieningsstanden:
[J Other Functions]
[Wireless Controller]
[On]
33
De camcorder voorbereiden
De draadloze afstandsbediening gebruiken om de
camcorder te bedienen
Als u de draadloze afstandsbediening gebruikt, richt deze dan op de sensor
op de camcorder. Als u de knoppen op de draadloze afstandsbediening
indrukt, gaan de statuslampjes op de camcorder branden.
OPMERKINGEN
Als u de START/STOP-knop of ZOOM-knoppen op de draadloze
afstandsbediening gebruikt, moet u samen met de betreffende knop tegelijkertijd de opname-
inschakelingsknop indrukken.
Als de camcorder met de draadloze afstandsbediening niet of alleen op zeer korte afstand kan worden
bediend, vervang dan de batterij.
De afstandsbediening werkt mogelijk niet naar behoren wanneer de sensor wordt blootgesteld aan fel licht of
direct zonlicht.
Gebruik van een statief
U kunt de camcorder op een statief monteren, maar gebruik geen statieven
met montageschroeven die langer zijn dan 5,5 mm, omdat deze schade
kunnen toebrengen aan de camcorder.
Gebruik van een statief met montageschroeven van 0,95 cm
(3/8")
Als u een statief wilt gebruiken met montageschroeven van 0,95 cm
(3/8"), bevestig dan eerst de optionele statiefadapterbasis TB-1 op
de camcorder en monteer vervolgens het statief op de adapterbasis.
1 Verwijder de statiefbasis uit de camcorder.
Verwijder de 4 schroeven en verwijder vervolgens de basis.
2 Bevestig de optionele statiefadapterbasis TB-1.
Draai de 4 schroeven stevig vast.
3 Bevestig het statief.
Draai de statiefschroef stevig vast.
Als een statief een montageschroef van zowel 0,64 cm (1/4") als
0,95 cm (3/8") heeft, schroef beide schroeven dan stevig vast.
Opnamemedia voorbereiden
34
Opnamemedia voorbereiden
De camcorder maakt clips op CompactFlash (CF)-kaarten en foto’s* op SD- en SDHC-
geheugenkaarten. De camcorder is uitgerust met twee CF-kaartsleuven. Initialiseer opnamemedia (0 36)
voordat u deze de eerste keer met deze camcorder gebruikt.
* De camcorder kan voorkeuze-instellingen (0 98) en camera-instellingen (0 106) opnemen op een SD-kaart.
Om een gebruikersmemo op te nemen (0 79) bij een clip, gebruikt u de software Canon XF Utility (0 128) om een
gebruikersmemobestand te creëren en op te slaan op de SD-kaart. De camcorder kan het bestand lezen en dit insluiten in de clip.
Compatibele CF-kaarten
U kunt met deze camcorder gebruikmaken van UDMA-compatibele* CF-kaarten van Type I met een capaciteit van
ten minste 512 MB. Als u wilt weten welke kaarten u kunt gebruiken, bezoek dan de plaatselijke website van Canon.
* De Ultra Direct Memory Access (UDMA)-specificatie maakt het mogelijk om tussen de CF-kaart en het apparaat met hoge
overdrachtssnelheid (gemeten in MBps) gegevens te verzenden. Afhankelijk van de CF-kaart kan het voorkomen dat u geen
opnamen kunt maken, zelfs als u een UDMA-compatibele CF-kaart gebruikt.
BELANGRIJK
Over CF-kaarten met een hoge capaciteit U kunt CF-kaarten met een capaciteit van 128 GB of groter
gebruiken met deze camcorder, maar dergelijke CF-kaarten worden geïnitialiseerd met het exFAT-
bestandssysteem.
- Controleer of externe apparatuur compatibel is met exFAT indien u met exFAT geformatteerde CF-kaarten
gebruikt met andere apparaten (digitale recorders, kaartlezers, enzovoort). Voor meer informatie over
compatibiliteit neemt u contact op met de fabrikant van de computer, het besturingssysteem of de
geheugenkaart.
- Indien u met exFAT geformatteerde CF-kaarten gebruikt met een besturingssysteem dat niet compatibel is
met exFAT, wordt u mogelijk gevraagd om de CF-kaart te formatteren. In dat geval dient u de bewerking te
annuleren om gegevensverlies te voorkomen.
OPMERKINGEN
Er kan niet worden gegarandeerd dat alle CF-kaarten goed functioneren.
Een CF-kaart plaatsen
U kunt een CF-kaart plaatsen in CF-kaartsleuf A of B. Als u twee
CF-kaarten hebt, kunt u beide sleuven gebruiken.
1 Schuif de schakelaar van de afdekking van de CF-kaartsleuf in
de richting van de markering E/A ().
De afdekking van de CF-kaartsleuf gaat open naar links (sleuf A) of
naar rechts (sleuf B).
2 Plaats de CF-kaart recht, met het label vanaf het objectief gericht,
in zijn geheel in de sleuf totdat deze vast klikt ().
3 Sluit de afdekking van de CF-kaartsleuf.
Forceer het afdekplaatje niet om het dicht te maken als de CF-kaart
niet correct geplaatst is.
35
Opnamemedia voorbereiden
De status van de CF-kaartsleuven controleren
U kunt onmiddellijk de status van de CF-kaartsleuven controleren door de
statusindicator CFj/CFl te bekijken. Raadpleeg de volgende tabel.
Een CF-kaart verwijderen
1 Wacht totdat de statusindicator voor de kaartsleuf waaruit de
CF-kaart moet worden verwijderd, uit is ().
2 Schuif de schakelaar van de afdekking van de CF-kaartsleuf in
de richting van de markering E/A ().
De afdekking van de CF-kaartsleuf gaat open naar links (sleuf A) of
naar rechts (sleuf B).
3 Druk de ontgrendelingsknop van de CF-kaart in ().
De ontgrendelingsknop springt gedeeltelijk naar buiten.
4 Druk de ontgrendelingsknop van de CF-kaart in om de CF-kaart te
ontgrendelen ().
5 Trek de CF-kaart in zijn geheel naar buiten en sluit het afdekplaatje
van de CF-kaartsleuf.
BELANGRIJK
Houd u aan de voorzorgsmaatregelen hieronder terwijl de statusindicator
CFj of CFl in een rode kleur brandt. Als u dat nalaat, raakt u uw
gegevens mogelijk voorgoed kwijt.
- Verwijder de stroombron niet en schakel de camcorder niet uit.
- Open het afdekplaatje van de betreffende CF-kaartsleuf niet.
OPMERKINGEN
•Als u de functie [J Other Functions] [Media Access LED] op [Off] zet,
zullen de statusindicators niet branden.
Kleur statusindicator Status CF-kaartsleuf
Rood Er vindt een bewerking op de CF-kaart plaats.
Groen
Het is mogelijk om opnamen te maken of af te spelen en de
CF-kaartsleuf is geselecteerd voor het maken of afspelen
van opnamen.
Indicator uitgeschakeld
Er is geen CF-kaart geplaatst, de CF-kaartsleuf is momenteel niet
geselecteerd of er vindt op de CF-kaart geen bewerking plaats.
Ontgrendelingsknop
CF-kaart
Opnamemedia voorbereiden
36
Een SD-kaart plaatsen en verwijderen
1 Zet de camcorder uit ().
2 Open het afdekplaatje van de SD-kaartsleuf.
3 Plaats de SD-kaart recht, met het label naar de handgreepriem
gericht, in zijn geheel in de SD-kaartsleuf totdat deze vast
klikt ().
4 Sluit het afdekplaatje van de SD-kaartsleuf ().
Forceer het afdekplaatje niet om het dicht te maken als de SD-kaart
niet correct geplaatst is.
BELANGRIJK
Houd u aan de voorzorgsmaatregelen hieronder terwijl de
statusindicator van de SD-kaart knippert. Als u dat nalaat, raakt u uw
gegevens mogelijk voorgoed kwijt.
- Verwijder de stroombron niet en schakel de camcorder niet uit.
- Verwijder de SD-kaart niet.
Zet de camcorder uit voordat u een SD-kaart plaatst of verwijdert. Als u
de SD-kaart plaatst of verwijdert terwijl de camcorder ingeschakeld is, kunt u uw gegevens voorgoed
kwijtraken.
SD-kaarten hebben een voorzijde en achterzijde die van elkaar verschillen. Als u een SD-kaart verkeerd om in
de camcorder plaatst, kan de camcorder defect raken. Let erop dat u de SD-kaart plaatst zoals is beschreven
bij stap 3.
OPMERKINGEN
De SD-kaart verwijdert u als volgt: Druk de SD-kaart in om deze te ontgrendelen. De SD-kaart springt naar
buiten. Trek deze vervolgens in zijn geheel uit de sleuf.
•Als u de functie [J Other Functions] [Media Access LED] op [Off] zet, zullen de statusindicators niet
branden.
De opnamemedia initialiseren
Opnamemedia moet u initialiseren voordat u deze voor de eerste keer met
de camcorder gebruikt. U kunt een opnamemedium ook initialiseren als u
alle gegevens hierop permanent wilt verwijderen.
Als u een SD-kaart initialiseert, kunt u voor een snelle initialisatie kiezen
waarmee alleen de bestandstoewijzingstabel wordt verwijderd (maar waarbij de opgeslagen gegevens niet fysiek
worden verwijderd), of een complete initialisatie die alle gegevens volledig verwijdert.
1 Open het submenu [Initialize Media].
[J Other Functions] [Initialize Media]
2 Selecteer [CF A], [CF B] of [SD Card] en druk vervolgens op SET.
Een CF-kaart initialiseren
3 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
4 Druk op SET nadat het bevestigingsbericht verschijnt.
De CF-kaart wordt geïnitialiseerd en alle gegevens worden verwijderd.
Bedieningsstanden:
Statusindicator SD-kaart
[J Other Functions]
[Initialize Media]
37
Opnamemedia voorbereiden
Een SD-kaart initialiseren
3 Selecteer [Complete] (volledige initialisatie) of [Quick] (snelle initialisatie) en druk vervolgens op SET.
4 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Als u de initialisatieoptie [Complete] gebruikt, druk dan op SET als u de procedure wilt annuleren terwijl deze
wordt uitgevoerd. U kunt de SD-kaart wel gebruiken, maar alle gegevens worden verwijderd.
5 Druk op SET nadat het bevestigingsbericht verschijnt.
De SD-kaart wordt geïnitialiseerd en alle gegevens worden verwijderd.
BELANGRIJK
Initialisatie van opnamemedia heeft tot gevolg dat alle gegevens voorgoed worden verwijderd, waaronder clips
met de e-markering, beveiligde foto’s en voorkeuze-instellingen. Gegevens die verloren zijn gegaan, kunt u
niet meer herstellen. Zorg er daarom voor dat u van belangrijke opnamen een backup maakt.
Afhankelijk van de SD-kaart kan een volledige initialisatie enkele minuten duren.
OPMERKINGEN
Terwijl u opnamen maakt op een CF-kaart, kunt u een eventueel aanwezige CF-kaart in de andere
CF-kaartsleuf initialiseren.
De CF-kaartsleuven afwisselend gebruiken
De camcorder is uitgerust met twee CF-kaartsleuven: CF-kaartsleuf A
(CFj) en CF-kaartsleuf B (CFl). Als beide sleuven een CF-kaart
bevatten, kunt u de kaarten desgewenst afwisselend gebruiken.
Druk op de SLOT SELECT-knop.
De statusindicator van de geselecteerde CF-kaartsleuf gaat branden in
een groene kleur.
OPMERKINGEN
Als beide CF-kaartsleuven een CF-kaart bevatten en u het afdekplaatje
van de geselecteerde sleuf opent, schakelt de camcorder automatisch
over op de andere sleuf.
U kunt de SLOT SELECT-knop niet gebruiken om tijdens het maken van opnamen afwisselend van
CF-kaartsleuf te wisselen.
De opnamemethode voor de CF-kaart selecteren
Met deze camcorder kunnen op twee manieren opnamen worden gemaakt op CF-kaarten: relay-opname of
gelijktijdig opnamen maken op twee CF-kaarten.
Relay-opname: Deze optie stelt u in staat om zonder onderbreking verder te gaan met opnemen op een andere
CF-kaart als de CF-kaart die u gebruikt, vol raakt. Relay-opname is mogelijk vanaf CF-kaartsleuf A naar
CF-kaartsleuf B en omgekeerd.
Gelijktijdig opnamen maken op twee CF-kaarten: Met deze optie neemt u dezelfde clip gelijktijdig op beide
CF-kaarten op, wat een handige manier is om tijdens het opnemen een backup van uw opname te maken.
Bedieningsstanden:
Bedieningsstanden:
Opnamemedia voorbereiden
38
Relay-opname gebruiken
Deze functie is standaard geactiveerd. Als deze gedeactiveerd is, volg
dan de procedure hieronder om de afstandsbediening te activeren.
1 Open het submenu [Relay Rec].
[J Other Functions] [Relay Rec]
2 Selecteer [On] en druk vervolgens op SET.
Gelijktijdig opnamen maken op twee CF-kaarten
1 Open het submenu [Double Slot Rec].
[J Other Functions] [Double Slot Rec]
2 Selecteer [On] en druk vervolgens op SET.
OPMERKINGEN
Als tijdens het maken van slow motion-opnamen de bitsnelheid
op 50 Mbps is ingesteld (0 45), is relay-opname niet beschikbaar.
Wanneer een CF-kaart vol raakt tijdens het gelijktijdig maken van opnamen op twee CF-kaarten, dan zal het
maken van opnamen op beide kaarten worden stopgezet. Als zich op een van de kaarten een fout voordoet,
dan zal het maken van opnamen op de andere kaart echter worden gecontinueerd.
Gelijktijdig opnamen maken in beide sleuven kan niet worden gebruikt met relay-opname of met opnemen in
slow motion & versneld opnemen.
De resterende opnameduur controleren
Als de camcorder in de stand staat, geeft het scherm aan welke CF-kaartsleuf in gebruik is en wat voor
elke CF-kaart (in minuten*) de resterende opnameduur is.
In het statusscherm [Media] (0 154) kunt u voor elk opnamemedium de resterende opnameduur, de totale en
de gebruikte ruimte, en het resterende aantal foto’s controleren.
* De geschatte beschikbare opnameduur is gebaseerd op de huidige bitsnelheid.
Gegevens op de CF-kaart herstellen
Er kan zich met de gegevens op de CF-kaart een fout voordoen, bijvoorbeeld als u de camcorder uitzet terwijl u
opnamen maakt of wanneer u de CF-kaart verwijdert terwijl u opnamen maakt. In een dergelijk geval kunt u de
gegevens op de CF-kaart herstellen.
1 Plaats in de camcorder de CF-kaart waarop de gegevens staan die u wilt herstellen.
2 Als op het scherm een melding verschijnt waarin u wordt gevraagd om de gegevens te herstellen,
selecteer dan [OK] en druk vervolgens op SET.
3 Als een bericht verschijnt dat aangeeft dat de gegevens zijn hersteld, druk dan op SET.
OPMERKINGEN
Deze procedure zal clips verwijderen die korter zijn dan 10 seconden. Ook zullen 10 seconden vanaf het eind
van clips op de CF-kaart worden verwijderd.
In sommige gevallen kunnen gegevens niet worden hersteld, bijvoorbeeld wanneer het FAT32-
bestandssysteem corrupt is of de CF-kaart fysiek beschadigd is.
Tijdens het maken van opnamen kunt u gegevens herstellen op de CF-kaart waarop u niet opneemt.
Bedieningsstanden:
[J Other Functions]
[Relay Rec]
[On]
[J Other Functions]
[Double Slot Rec]
[Off]
3
39
Opnemen
Video-opnamen maken
In dit hoofdstuk worden de basisprocedures beschreven waarmee u video-opnamen kunt maken. Maak eerst
een testopname om te controleren of de camcorder correct functioneert voordat u begint met opnemen.
Maak een opname van circa 6 minuten met 50 Mbps (0 45). Als de camcorder problemen vertoont,
raadpleeg dan het hoofdstuk Problemen oplossen (0 158).
Raadpleeg Audio opnemen (0 74) voor bijzonderheden over het opnemen van audio.
Voorbereidingen
1 Sluit een opgeladen accu aan op de camcorder (0 22).
2 Plaats een CF-kaart in een CF-kaartsleuf (
0 34).
Plaats ook een CF-kaart in de andere CF-kaartsleuf als u gebruik wilt
maken van relay-opname (0 38) of tegelijkertijd opnamen wilt maken
op beide CF-kaarten (0 38).
3 Verwijder de objectiefdop.
4 Stel de zoeker af.
OPMERKINGEN
De camcorder kan aan een clip een clipinformatieprofiel toevoegen
(0 79) terwijl u opnamen maakt. Dit kan worden gebruikt om informatie
op te slaan, bijvoorbeeld de clipnaam, de gebruiker van de camera en de opnamelocatie. U moet het
clipinformatieprofiel echter instellen voordat u opnamen gaat maken.
U kunt op het bevestigingspunt van de camcorderhendel commercieel verkrijgbare accessoires aansluiten met
montageschroeven van 0,64 cm (1/4") .
Opnemen
1 Houd de knop op de d-schakelaar ingedrukt en zet deze
op CAMERA.
De camcorder wordt ingeschakeld in de stand en komt in de
opnamepauzestand.
De statusindicator voor de CF-kaartsleuf die u voor het maken van
de opname hebt geselecteerd, gaat branden in een rode kleur en
verandert vervolgens in een groene kleur.
Bedieningsstanden:
Zonnekap Zoeker
Video-opnamen maken
40
2 Druk op de START/STOP-knop om te beginnen met opnemen.
De opname begint. De statuslampjes aan de voorzijde en achterzijde
gaan branden en de opname-indicator [NREC] verschijnt op
het scherm.
U kunt de START/STOP-knop gebruiken op de zijgreep of
camcorderhendel.
Als u de draadloze afstandsbediening gebruikt, druk dan tegelijkertijd
op de START/STOP-knop en de opname-inschakelingsknop.
3 Druk op de START/STOP-knop als u wilt pauzeren.
De clip* wordt opgenomen op de CF-kaart en de camcorder komt in
de opnamepauzestand. De statuslampjes gaan uit.
* “Clip” heeft betrekking op één filmeenheid vanaf het punt dat u op de START/STOP-
knop drukt om met opnemen te beginnen tot het moment dat u nogmaals op de knop
drukt om te pauzeren. U kunt ook de voorkeuze-instellingen (0 96) en metagegevens
(0 79) in de clip insluiten.
BELANGRIJK
Houd u aan de voorzorgsmaatregelen hieronder terwijl de statusindicator CFj of CFl in een rode kleur
brandt. Als u dat nalaat, raakt u uw gegevens mogelijk voorgoed kwijt.
- Open het afdekplaatje niet van de CF-kaartsleuf waarmee u werkt en verwijder de CF-kaart niet.
- Verwijder de stroombron niet en schakel de camcorder niet uit.
Zorg ervoor dat u van uw opnamen regelmatig een backup maakt (0 128), vooral na het maken van
belangrijke opnamen. Canon is niet aansprakelijk voor gegevens die u kwijtraakt of die beschadigd zijn.
OPMERKINGEN
De START/STOP-knop op de camcorderhendel is uitgerust met een grendel om te voorkomen dat u de
camcorder per abuis bedient. Zet de grendel op R wanneer u niet wilt dat u tijdens het maken van opnamen
per abuis een pauze inlast of wanneer u niet van plan bent de START/STOP-knop te gebruiken. Zet de grendel
terug naar de vorige positie als u de START/STOP-knop weer wilt gebruiken.
U kunt gebruikmaken van de optie [J Other Functions] [Rec Review] (0 84) om de laatst opgenomen clip
te bekijken.
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [Add e Mark] of [Add Z Mark] (0 94), dan kunt u op de knop
drukken om een e-markering of Z-markering toe te voegen aan de laatst opgenomen clip.
U kunt gebruikmaken van de optie [J Other Functions] [Clips] [Delete Last Clip] (0 149) om de laatst
opgenomen clip te verwijderen. Een alternatief is om een toewijzingsknop toe te wijzen aan [Delete Last Clip].
De laatste clip kunt u echter niet verwijderen als u gelijktijdig opnemen op twee CF-kaarten hebt ingeschakeld.
b Als u de optie [J Other Functions] [SDI Rec Command] instelt op [On] en u de camcorder op een
ander apparaat aansluit via het HD/SD SDI-aansluitpunt, en u met de camcorder start of stopt met het maken
van een opname, dan zal het andere apparaat ook starten of stoppen met het maken van de opname.
Raadpleeg de Canon-website in uw regio voor meer bijzonderheden.
Het gebied rondom de statiefbasis kan heet worden als u de camcorder langdurig hebt gebruikt.
Dit is normaal en duidt niet op een storing.
41
Video-opnamen maken
Opnamen maken in de volledig automatische stand
Zet de CAMERA-schakelaar op FULL AUTO als u de volledig
automatische stand wilt kiezen. In de volledig automatische stand stelt
de camcorder automatisch het diafragma, de versterking, de sluitertijd
en de witbalans in. De camcorder zal continu de helderheid en witbalans
automatisch instellen*. In de volledig automatische stand wordt de
autofocus echter niet ingeschakeld.
* De lichtmetingsstand (0 58) wordt ingesteld op [Standard], het AE-niveau (0 58)
wordt ingesteld op [±0] en de AGC-limiet (0 53) wordt ingesteld op [Off/24 dB].
Knoppen vergrendelen
Door de CAMERA-schakelaar op R te zetten, worden de volgende
knoppen vergrendeld: IRIS, GAIN, SHUTTER, WB, S, AF/MF.
Dan worden ook de instellingen van de corresponderende functies
vergrendeld. Dit komt van pas om te voorkomen dat instellingen worden
gewijzigd, wat anders zou kunnen gebeuren als per abuis op een van de
betreffende knoppen wordt gedrukt.
Over clips
Als de camcorder een clip opneemt, wordt ook een clipnaam van 6 karakters toegewezen die uit een
voorvoegsel van 2 letters en een getal van 4 cijfers bestaat (bijvoorbeeld “AA0001”). Telkens wanneer u een
clip opneemt, wordt het getal hoger. U kunt vooraf de aanvankelijke clipnaam instellen met gebruik van de
opties [J Other Functions] [Clips] [Title Prefix] en [Number Setting]. U kunt de clipnaam niet wijzigen
nadat u de clip hebt opgenomen.
Het videobestand (de stream) in een clip wordt bij clips met een lange opnameduur na circa elke 2 GB
gesplitst. De opname zal echter zonder onderbreking worden afgespeeld.
OPMERKINGEN
Als u opnamen maakt met twee CF-kaarten en de door u gebruikte CF-kaart tijdens het opnemen vol raakt,
dan wordt de clip zonder onderbreking verder opgenomen op de andere CF-kaart als u relay-opname
(0 38) hebt geactiveerd. In dat geval wordt de opname geregistreerd als afzonderlijke clips.
Als u opnamen maakt met de voorkeuze-instellingen en metagegevensinstellingen, dan worden deze
instellingen samen met de clip opgenomen. Raadpleeg Voorkeuze-instellingen (0 96) en Gebruik van
metagegevens (0 79) voor meer bijzonderheden.
Video-opnamen maken
42
Schermgegevens
Raadpleeg dit hoofdstuk voor een beschrijving van de diverse schermgegevens die worden weergegeven in de
stand . U kunt gebruikmaken van de displayvoorkeursfunctie (custom display) (0 105) om de meeste
schermgegevens te tonen of te verbergen. Dergelijke schermgegevens worden aangeduid met een asterisk (*).
Als u de datum en tijd weergeeft:
1 32 6
9
21
7
8
10
11
19
20
12
38
39
37
36
33
32
31
30
29
34
35
28
27 25 24 23 2226
16
17 181514
13
54
41
40
1 Resterende accutijd* (0 43)
2 Gelijktijdig opnamen maken op twee CF-kaarten
(0 38)
3 Opnamemethode* (0 43)
4 Opnemen van karakters* (0 104)
5 Genlock (0 72)
6Tijdcode* (0 69)
7 Intervalteller* (0 85)
8 Status SD-kaart*
9 Bitsnelheid/Resolutie* (0 45)
10 Beeldsnelheid* (0 45)
11 b SDI-opnameopdracht* (0 150)
12 Uitvoerdisplays* (0 146)
13 Draadloze afstandsbediening* (0 146)
14 Objectafstand* (0 145)
15 Conversie-objectief*
16 Vergroting* (0 49)
17 Contouren verscherpen (peaking)* (0 48)
18 Digitale teleconverter* (0 140)
19 Clipinformatieprofiel* (0 79)
20 User Bit* (0 71)
21 Audio-uitgangskanaal* (0 126)
22 Audioniveaumeter (0 78)
23 Audiopiekbegrenzer (0 78)
24 Beeldstabilisator* (0 52)/
OIS-objectiefverschuiving (0 92)
25 Sluitertijd* (0 55)
26 AE-niveau* (0 58)
27 Versterking* (0 53)
28 Diafragmawaarde* (0 57)
29 Witbalans* (0 59)
30 Volledig automatische stand* (0 41)/
Vergrendeling* (0 41)
31 Scherpstelstand* (0 47)
32 ND-filter (neutrale densiteit)* (0 1
45)
33 Voorkeuze-instelling* (0 96)
34 Lichtmetingsstand* (0 58)
35 Infraroodstand, infraroodlamp (0 90)
36 Aanduiding brandpuntsafstand (0 93)
37 Zoomindicator* (0 62)
38 Resterende opnameduur voor gelijktijdig
opnamen maken op twee CF-kaarten (0 38)
39 Status/resterende opnameduur CF-kaart*
(0 43)
40 Belichtingsbalk* (0 54)
41 Datum/tijd* (0 25)
43
Video-opnamen maken
OPMERKINGEN
U kunt op de DISP.-knop drukken om de meeste pictogrammen en schermgegevens uit te schakelen.
Als het pictogram A wordt weergegeven naast de witbalans, diafragmawaarde, versterking of sluitertijd,
dan geeft dit aan dat de instelling in de automatische stand staat.
1 Resterende accutijd
Het pictogram laat een ruwe schatting zien van de resterende acculading als een deel van een volledig
opgeladen accu. Naast het pictogram wordt in minuten de resterende opname/afspeeltijd van de accu
getoond.
P Q R S U (in rood).
Als U wordt weergegeven, vervang de accu dan door een volledig opgeladen accu.
Mogelijk wordt de resterende acculading niet nauwkeurig aangegeven. Dit hangt af van de
omstandigheden waaronder de camcorder en accu worden gebruikt.
3 Opnamemethode
14 Conversie-objectief
Als de optionele groothoekconverter WD-H58W op de camcorder aangesloten is, dan wordt het
pictogram Z weergegeven. Als de optionele teleconverter TL-H58 aangesloten is, dan wordt het
pictogram W weergegeven.
38 Status CF-kaart/resterende opnameduur
De status van de CF-kaart wordt als volgt aangegeven.
j/l Op de CF-kaart kunnen opnamen worden gemaakt
k/m Er is geen CF-kaart aanwezig of er kunnen op de CF-kaart geen opnamen worden gemaakt
De CF-kaart die u hebt geselecteerd om opnamen te maken, wordt aangeduid met de A-markering.
N
REC Opnemen
STBY Opnamepauze
NINT REC Intervalopnamen maken
INT STBY (INT knippert) Pauze tussen intervalopnamen
NFRM REC Beeldjes opnemen
NFRM STBY Pauze tussen beeldjes opnemen (nadat is begonnen met opnemen)
FRM STBY (FRM knippert)Pauze tussen beeldjes opnemen (voordat wordt begonnen met opnemen)
NS&F REC Opnemen in slow motion & versneld opnemen
S&F STBY Pauze tussen opnemen in slow motion & versneld opnemen
NPRE REC Vooropname (nadat u de START/STOP-knop hebt ingedrukt)
PRE REC STBY Vooropname (voordat u de START/STOP-knop hebt ingedrukt)
Video-opnamen maken
44
Spaarstand
Activeer de spaarstand als u het scherm wilt uitschakelen en het
accuverbruik wilt verminderen. Met één druk op de knop keert de
camcorder onmiddellijk terug naar de opnamepauzestand.
1 Houd de POWER SAVE ten minste 2 seconden ingedrukt.
Het scherm wordt uitgeschakeld en de ON/OFF-indicator gaat
branden in een oranje kleur.
Tijdens de spaarstand knipperen de statuslampjes tweemaal na circa
elke 3 seconden. De camcorder behoudt de eerdere tijdcode- en
camcorderinstellingen.
2 Druk op de POWER SAVE-knop als u terug wilt gaan naar
de opnamepauzestand.
45
Videoconfiguratie: Bitsnelheid, Resolutie en Beeldsnelheid
Videoconfiguratie: Bitsnelheid, Resolutie en Beeldsnelheid
Selecteer de bitsnelheid, resolutie (beeldjesgrootte) en de beeldsnelheid
die het best tegemoetkomen aan uw creatieve aspiraties voordat u begint
met opnemen.
1 Open het submenu [Bit Rate/Resolution] om de bitsnelheid
en resolutie in te stellen.
[J Other Functions] [Bit Rate/Resolution]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
De geselecteerde bitsnelheid en resolutie worden getoond aan de
rechterzijde van het scherm.
Indien u [35 Mbps 1440x1080] hebt geselecteerd,
wordt [Frame Rate] automatisch ingesteld op [50i]. Daarom hoeft
u de rest van deze procedure niet uit te voeren.
3 Open het submenu [Frame Rate] om de beeldsnelheid in te stellen.
[J Other Functions] [Frame Rate]
4 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
De geselecteerde beeldsnelheid wordt getoond aan de rechterzijde van het scherm.
OPMERKINGEN
Raadpleeg Video-uitvoerconfiguratie (0 121) voor bijzonderheden over de signaaluitvoer vanaf
elk aansluitpunt.
Bedieningsstanden:
[J Other Functions]
[Bit Rate/Resolution]
[50 Mbps 1920x1080]
[J Other Functions]
[Frame Rate]
[50i]
Beschikbare bitsnelheids-, resolutie- en beeldsnelheidsinstellingen
* Op de eerste regel wordt (in Mbps) de bitsnelheid getoond; op de tweede regel wordt tussen haakjes
getoond of de bitsnelheid constant (CBR) of variabel (VBR) is, en wordt de kleursampling getoond.
Bitsnelheid* Resolutie
Beeldsnelheid
50i 50P 25P
50 Mbps
(CBR 4:2:2)
1920 x 1080 N N
1280 x 720 N N
35 Mbps
(VBR 4:2:0)
1920 x 1080 N N
1440 x 1080 N
1280 x 720 N N
25 Mbps
(CBR 4:2:0)
1440 x 1080 N N
CUSTOM-knop/wiel voor persoonlijke voorkeursinstellingen
46
CUSTOM-knop/wiel voor persoonlijke voorkeursinstellingen
U kunt aan de CUSTOM-knop/wielcombinatie een functie toewijzen die
u vaak gebruikt. U kunt hierbij kiezen uit meerdere opties. U kunt de
geselecteerde functie vervolgens wijzigen met de CUSTOM-knop/
wielcombinatie zonder dat u het menu hoeft te openen.
Als de camcorder in de infraroodstand staat, dan zijn de functies die
kunnen worden toegewezen aan de CUSTOM-knop, anders dan als de
camcorder niet in de infraroodstand staat.
1 Open het submenu [Custom Key/Dial].
[J Other Functions] [Custom Key/Dial]
2 Selecteer [Normal] of [Infrared] en druk op SET.
In de stand [Normal] staat de camcorder niet in de infraroodstand.
3 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Als u [Normal] selecteert, dan is [IR Light] niet beschikbaar. Als u
[Infrared] selecteert, dan zijn [Iris(ND)] en [Face AF] niet beschikbaar.
Opties
OPMERKINGEN
Als u het optiemenu wilt openen, dan kunt u de CUSTOM-knop minstens 2 seconden ingedrukt houden
in plaats van de procedure hierboven uit te voeren.
Bedieningsstanden:
[Iris(ND)]: Diafragma-instelling (0 57). Druk op de CUSTOM-knop om te wisselen tussen handmatige en
automatische diafragma-instelling en draai aan het wiel om het diafragma in te stellen.
[Face AF]: Autofocus op gezicht (0 50). Druk op de CUSTOM-knop om te wisselen tussen de [Face AF]-
instellingen ([Face Pri.], [Face Only], [Off]) en draai aan het wiel om een ander hoofdonderwerp
te kiezen.
[IR Light]: Infraroodlamp (0 90). Als [l Camera Setup] [Infrared] [Light] is ingesteld op [Toggle],
druk dan op de CUSTOM-knop om de infraroodlamp aan of uit te zetten.
[Headphone Volume]: Hoofdtelefoonvolume (0 111). Draai aan het CUSTOM-wiel om het volume van de
hoofdtelefoon te wijzigen.
[Tele-converter]: Digitale teleconverter (0 140). Druk op de CUSTOM-knop om de digitale teleconverter aan of
uit te zetten en draai aan het wiel om 1,5x, 3x of 6x te selecteren.
[Off]: Gebruik deze instelling als u niet van plan bent om de CUSTOM-knop/wielcombinatie
te gebruiken.
[J Other Functions]
[Custom Key/Dial]
47
Scherpstelling
Scherpstelling
Deze camcorder is uitgerust met de volgende twee methoden om scherp te stellen.
Handmatige scherpstelling (MF): Gebruik de handbediende ring om scherp te stellen. U kunt de peaking- en
vergrotingsfuncties gebruiken om nauwkeuriger scherp te stellen.
Autofocus (AF): De camcorder stelt continu automatisch scherp. Bij gebruik van autofocus kunt u kiezen tussen
Instant AF, Medium AF en Normal AF. U kunt ook de handbediende ring gebruiken.
Handmatige scherpstellingsstand
Draai aan de handbediende ring om scherp te stellen. Hoe sneller u aan de handbediende ring draait, hoe sneller
u op het onderwerp kunt scherp stellen.
1 Zet de schakelaar van de handbediende ring op FOCUS.
Als [MF] wordt weergegeven aan de linkeronderzijde van het scherm,
dan staat de camcorder in de handmatige scherpstellingsstand.
Ga dan verder bij stap 3. Als in plaats hiervan A wordt
weergegeven, dan staat de camcorder in de autofocusstand.
Ga dan verder bij stap 2.
2 Druk op de AF/MF-knop.
3 Draai aan de handbediende ring om scherp te stellen.
Bedieningsstanden:
Scherpstelling
48
OPMERKINGEN
Gebruik van het afstandsdisplay dat de afstand tot het onderwerp toont:
- Als de camcorder uit de autofocusstand komt of wanneer u scherp stelt met de handbediende ring, dan
wordt op het scherm gedurende circa 3 seconden de geschatte afstand tot het onderwerp weergegeven.
- Gebruik het afstandsdisplay als een schatting; als de afstandswaarde voor een bepaald zoombereik door de
camcorder niet als erg precies wordt beschouwd, zal deze waarde worden weergegeven in grijs.
-[f] duidt op een oneindige focus en [f–] duidt op een focus die verder dan oneindig is.
- U kunt de maateenheid van de afstand weergeven in meters of Engelse feet met gebruik van
[J Other Functions] [Custom Function] [Obj. Dist. Unit] (0 104).
- De juiste afstand wordt niet weergegeven als de optionele groothoekconverter WD-H58W of teleconverter
TL-H58 aangesloten is.
U kunt de handbediende ring gebruiken om scherp te stellen als u de zoom bedient. Als de camcorder aanvankelijk
in de autofocusstand stond, keert deze terug naar de autofocusstand nadat u handmatig hebt scherp gesteld.
U kunt de responsgevoeligheid van de handbediende ring instellen met gebruik van de optie
[J Other Functions] [Custom Function] [F. Ring Control] (0 104).
Als u handmatig scherp stelt en vervolgens de camcorder met ingeschakelde stroom achterlaat, kan het
gebeuren dat na een tijdje de scherpstelling op het onderwerp verloren gaat. Deze mogelijke kleine
verandering in de scherpstelling is het gevolg van een stijging van de interne temperatuur in de camcorder
en het objectief. Controleer de scherpstelling voordat u het opnemen hervat.
De hulpfuncties van de scherpstelling gebruiken
Om nauwkeuriger te kunnen scherp stellen, kunt u gebruikmaken van twee hulpfuncties – peaking, waarmee
een duidelijker contrast wordt gecreëerd door de contouren van het onderwerp te benadrukken, en vergroting,
waarmee het beeld op het scherm wordt vergroot. U kunt beide functies tegelijkertijd gebruiken om het effect
sterker te maken.
U kunt ook gebruikmaken van de optie [J Other Functions] [Custom Function] [F. Assist. B&W] (0 104)
om tijdens gebruik van de hulpfuncties over te schakelen op een scherm in zwart-wit.
Contouren verscherpen
De camcorder biedt twee contourverscherpingsniveaus. Selecteer het
niveau voordat u de verscherpingsfunctie activeert.
1 Open het submenu [Select] (onder [Peaking]) om het
verscherpingsniveau te selecteren.
[M LCD/VF Setup] [Select] (onder [Peaking])
2 Selecteer het gewenste niveau en druk vervolgens op SET.
3 Open het submenu [Peaking].
[M LCD/VF Setup] [Peaking]
4 Selecteer [On] en druk vervolgens op SET.
Het contourverscherpingspictogram (a of b) verschijnt en de
contouren in het beeld worden verscherpt.
OPMERKINGEN
De contourverscherping verschijnt alleen op het camcorderscherm. Deze functie verschijnt niet op een externe monitor
die aangesloten is op de camcorder.
Contourverscherping heeft geen invloed op uw opnamen.
U kunt de kleur, versterking en frequentie van de twee contourverscherpingsniveaus onafhankelijk van
elkaar instellen.
[M LCD/VF Setup]
[Select]
(onder [Peaking])
[Peaking 1]
[M LCD/VF Setup]
[Peaking]
[Off]
49
Scherpstelling
Als u scherp stelt, kunt u gebruikmaken van de optie [J Other Functions] [WFM (LCD)] [Edge Monitor]
(0 82) om zelfs nóg nauwkeuriger scherp te stellen.
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [Peaking] (
0
94), dan kunt u op de knop drukken om het geselecteerde
peaking-niveau te activeren.
Vergroting
Druk op de MAGN.-knop.
Aan de onderzijde van het scherm verschijnt i en het midden van het
scherm wordt circa 2 keer vergroot*.
Druk nogmaals op de knop om de functie te annuleren.
* De vergroting op het LCD-scherm verschilt van de vergroting op het zoekerscherm. Het
verschil in de vergroting hangt ook af van de videoconfiguratie.
OPMERKINGEN
De vergroting verschijnt alleen op het camcorderscherm. Deze functie
verschijnt niet op een externe monitor die aangesloten is op de
camcorder.
Vergroting heeft geen invloed op uw opnamen.
Autofocusstand
De camcorder maakt gebruik van het TTL-autofocussysteem en stelt continu scherp op het onderwerp in het
midden van het scherm. Het scherpstelbereik is 2 cm (bij maximale groothoek, gemeten vanaf de voorzijde van
de lenscilinder) tot en met f.
Tijdens de autofocusstand kunt u aan de handbediende ring draaien om handmatig scherp te stellen. Als u stopt
met aan de ring te draaien, dan keert de camcorder terug naar de autofocusstand. Dit komt bijvoorbeeld van
pas als u scherp wilt stellen op een onderwerp aan de andere kant van een raam.
Druk op de AF/MF-knop.
A verschijnt aan de linkeronderzijde van het scherm.
De autofocusstand instellen
U kunt selecteren hoe de camcorder tijdens de autofocusstand scherp
stelt.
1 Open het autofocus-submenu [Speed].
[l Camera Setup] [AF Mode] [Speed]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
[l Camera Setup]
[AF Mode]
[Speed]
[Instant]
Scherpstelling
50
Opties
OPMERKINGEN
Als u opnamen maakt in een heldere omgeving, wordt door de camcorder het diafragma gesloten. Dit kan tot
wazigheid in het beeld leiden, wat sterker wordt aan het groothoekuiteinde van het zoombereik. Stel in dit
geval de optie [l Camera Setup] [ND Filter] (0 139) in op [Automatic].
Als u de optionele groothoekconverter WD-H58W of teleconverter TL-H58 op de camcorder aansluit, dan zijn
de opties [Instant] en [Medium] niet beschikbaar.
Bij autofocus duurt het langer om scherp te stellen als de beeldsnelheid is ingesteld op [25P] dan wanneer
deze is ingesteld op [50i].
Als u opnamen maakt onder donkere omstandigheden, versmalt het scherpstelbereik en kan het beeld wazig
worden.
Autofocus werkt mogelijk niet goed met de volgende onderwerpen of in de volgende situaties. Stel in dat geval
handmatig scherp.
- Reflecterende oppervlakken
- Onderwerpen met weinig contrast of zonder verticale lijnen
- Snel bewegende onderwerpen
- Opnamen via vuile of natte ramen
- Nachttaferelen
Gezichten detecteren en hierop scherp stellen
De camcorder kan in de autofocusstand het gezicht van een persoon
detecteren, hierop automatisch scherp stellen, en dit zelfs volgen als de
persoon beweegt. Als er in het beeld meer mensen aanwezig zijn, wordt
één persoon (met het witte detectiekader) aangewezen als het
hoofdonderwerp en zal de camcorder op het gezicht van die persoon
scherp stellen.
1 Open het submenu [Face AF].
[l Camera Setup] [AF Mode] [Face AF]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
3 Wijs een toewijzingsknop toe aan [Select Face] (0 94).
4 Richt de camcorder op het onderwerp.
Als er in het beeld meer dan één persoon aanwezig is, zal de camcorder automatisch één persoon
aanwijzen als het hoofdonderwerp. De camcorder markeert het hoofdonderwerp met een wit
gezichtsdetectiekader en andere gezichten met grijze kaders.
Als u een ander hoofdonderwerp wilt selecteren wanneer er meer dan één persoon is, druk dan
op de toewijzingsknop die is toegewezen aan [Select Face] (0 94) of stel [J Other Functions]
[Custom Key/Dial] [Normal] in op [Face AF] (0 46) en draai aan het CUSTOM-wiel.
[Instant]: Stelt de autofocusstand in op Instant AF. Er wordt scherp gesteld met de hoogste snelheid. Deze stand is
erg handig wanneer u opnamen maakt onder omstandigheden met veel of weinig licht. Deze stand maakt
gebruik van zowel het TTL-systeem als een externe sensor om scherp te stellen.
[Medium]: Stelt de autofocusstand in op Medium AF. De camcorder stelt soepeler scherp dan bij gebruik van de optie
[Instant].
[Normal]: Stelt de autofocusstand in op Normal AF. Er wordt automatisch scherp gesteld met een stabiele snelheid.
[l Camera Setup]
[AF Mode]
[Face AF]
[Off]
51
Scherpstelling
Opties
OPMERKINGEN
Het kan voorkomen dat de camcorder per abuis gezichten detecteert van niet-menselijke onderwerpen.
Schakel in dat geval de gezichtsdetectiefunctie uit.
In bepaalde gevallen kan het gebeuren dat gezichten niet correct worden gedetecteerd. Typische voorbeelden
hiervan zijn:
- Gezichten die in relatie tot het algehele beeld extreem klein, groot, donker of helder zijn.
- Gezichten die zijwaarts zijn gericht, in een diagonaal staan of gedeeltelijk verborgen zijn.
Gezichtsdetectie kunt u niet gebruiken in de volgende gevallen:
- Als de gebruikte sluitertijd langer is dan 1/25.
- Als u in slow motion of versneld opneemt en de beeldsnelheid voor het maken van opnamen is ingesteld op
minder dan 24P.
-Als [J Other Functions] [Custom Function] [Scan Reverse Rec] op een andere optie is ingesteld dan
[Off].
- Als de infraroodstand ingeschakeld is.
Wanneer het gezicht van een onderwerp wordt herkend, dan voegt de camcorder een gebeurtenismarkering
aan dat beeldje toe. U kunt de software Canon XF Utility gebruiken om naar gebeurtenismarkeringen in een
clip te zoeken.
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [Face AF] (0 94) of de CUSTOM-knop/wielcombinatie instelt op
[Face AF] (0 46), dan kunt u op de knop drukken om te wisselen tussen [Face Pri.], [Face Only] en [Off].
Scherpstellingslimiet en macro-opnamen
Standaard is het scherpstellingsbereik van de camcorder zo ingesteld dat
u macro-opnamen kunt maken. U kunt de scherpstellingslimiet activeren
om het scherpstellingsbereik te begrenzen. Het scherpstelbereik van 2 cm
(bij maximale groothoek) tot en met f wordt dan beperkt tot 60 cm t/m
f (in het gehele zoombereik).
1 Open het submenu [Focus Limit].
[l Camera Setup] [Focus Limit]
2 Selecteer [On] en druk vervolgens op SET.
Selecteer [Off] als u macro-opnamen wilt kunnen maken.
OPMERKINGEN
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [Focus Limit] (0 94), kunt u op de betreffende knop drukken om
de scherpstellingslimiet te activeren.
[Face Pri.]8: Hiermee wordt de camcorder ingesteld op autofocus met prioriteit voor gezicht. Als de camcorder
het gezicht van het onderwerp herkent, wordt door de camcorder op het gezicht scherp gesteld en
wordt dit door de camcorder gevolgd. Als geen gezicht wordt herkend, dan stelt de camcorder
scherp op het onderwerp in het midden van het scherm.
[Face Only]9: Als de camcorder het gezicht van het onderwerp herkent, wordt door de camcorder op het gezicht
scherp gesteld en wordt dit door de camcorder gevolgd. Wanneer geen gezicht wordt herkend,
dan wordt de camcorder - anders dan bij de instelling [Face Pri.] - ingesteld op handmatige
scherpstelling.
[Off]: Gebruik deze instelling als u geen gebruik wilt maken van [Face AF].
[l Camera Setup]
[Focus Limit]
[Off]
Beeldstabilisator
52
Beeldstabilisator
Gebruik de beeldstabilisator om camcordertrillingen te compenseren,
zodat uw opnamen stabieler worden. Er zijn 3 methoden om het beeld
te stabiliseren; selecteer de methode die het best tegemoetkomt aan
uw wensen.
Dynamic IS P: Dynamic IS biedt compensatie voor een hogere mate
van camcordertrilling, bijvoorbeeld als u opneemt terwijl u loopt,
en is effectiever als de zoom de maximale groothoek nadert.
Standard IS O: Standard IS biedt compensatie voor een lagere mate van camcordertrilling, bijvoorbeeld als
u opneemt terwijl u stilstaat, en is geschikt voor het opnemen van natuurlijk ogende scènes.
Powered IS Q: Powered IS is uiterst effectief als u stilstaat en inzoomt op verafgelegen onderwerpen met
gebruik van hoge zoomverhoudingen (hoe meer u het telefoto-uiteinde nadert). Deze stand is niet geschikt voor
verticaal draaien (tilten) en horizontaal draaien (pannen) van de camcorder.
Dynamic IS en Standard IS worden geactiveerd met gebruik van het cameramenu. Powered IS wordt
geactiveerd met een toewijzingsknop.
Dynamic IS of Standard IS activeren
1 Open het submenu [OIS Functions].
[l Camera Setup] [OIS Functions]
2 Selecteer [Img Stab.] en druk vervolgens op SET.
Selecteer [Off] als u de beeldstabilisatie wilt uitschakelen.
3 Open het submenu [Image Stabilizer].
[l Camera Setup] [Image Stabilizer]
4 Selecteer [Dynamic] of [Standard] en druk vervolgens op SET.
Het pictogram van de geselecteerde stand verschijnt aan de onderzijde van het scherm.
Powered IS activeren
Standaard is toewijzingsknop 1 toegewezen aan [Powered IS]. Druk op de
knop om Powered IS te activeren. Het Powered IS-pictogram (Q)
verschijnt aan de onderzijde van het scherm.
OPMERKINGEN
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [Img Stab.] (0 94), dan kunt
u op de knop drukken om de geselecteerde beeldstabilisatiemethode
in of uit te schakelen.
Indien de mate van camcordertrilling te hoog is, dan is de
beeldstabilisator mogelijk niet in staat om dit volledig te compenseren.
Als u de stand [Dynamic] gebruikt, dan heeft dit mogelijk een nadelige
invloed op de randen van het beeld (bijvoorbeeld schijnbeelden,
artefacten en donkere gebieden) als een hoge mate van camcordertrilling moet worden gecompenseerd.
Als de camcorder aangesloten is op een statief, schakel de beeldstabilisatie dan uit.
U kunt Powered IS zelfs activeren wanneer de beeldstabilisatie uitgeschakeld is.
Bedieningsstanden:
[l Camera Setup]
[OIS Functions]
[Img Stab.]
53
Versterking
Versterking
Met de versterkingsregeling wordt afhankelijk van de licht- en opnameomstandigheden het niveau van het
gegenereerde videosignaal ingesteld. U kunt automatische of handmatige versterkingsregeling selecteren.
Automatische versterkingsregeling (AGC)
Met deze functie wordt automatisch de versterking ingesteld op basis van de helderheid van het
onderwerp.Als de handmatige versterkingsregeling is geactiveerd, voer dan de procedure hieronder uit om
de automatische versterkingsregeling te activeren.
Druk herhaaldelijk op de GAIN-knop totdat op het scherm het
pictogram A wordt weergegeven naast de versterkingswaarde.
Als u de camcorder instelt op de volledig automatische stand (0 41),
dan wordt de automatische versterkingsregeling geactiveerd.
De versterkingslimiet (AGC-limiet) instellen
Als de AGC-schakelaar op ON staat, dan kunt u de versterkingslimiet
activeren om te voorkomen dat de camcorder een hoger niveau instelt dan
een vooraf ingestelde limiet tussen 3 dB en 21 dB.
1 Open het submenu [AGC Limit].
[l Camera Setup] [AGC Limit]
2 Selecteer het gewenste niveau en druk vervolgens op SET.
Beschikbare versterkingslimieten
OPMERKINGEN
Als u de camcorder instelt op de volledig automatische stand (0 41),
dan wordt [AGC Limit] ingesteld op [Off/24 dB].
Bedieningsstanden:
Off/24 dB 21 dB 18 dB 15 dB 12 dB 9 dB 6 dB 3 dB
[l Camera Setup]
[AGC Limit]
[Off/24 dB]
Versterking
54
Handmatige versterkingsregeling
U kunt de versterking handmatig afstellen en hierbij kiezen tussen 3 voorkeuzeniveaus: (L: laag, M: midden,
H: hoog). Elk niveau kan afzonderlijk worden ingesteld. Dat kan in stappen van 0,5 dB.
Versterkingswaarden toewijzen
U kunt afzonderlijke versterkingswaarden toewijzen aan de
voorkeuzeniveaus L, M en H. Daarna kunt u het gewenste
versterkingsniveau activeren met de GAIN-knop.
1 Open het submenu [Gain].
[l Camera Setup] [Gain]
2 Selecteer [L], [M] of [H] en druk op SET.
3 Selecteer het gewenste versterkingsniveau.
Voor fijnafstelling: selecteer [Fine Tuning] en vervolgens het gewenste versterkingsniveau.
Herhaal stap 2 en 3 om desgewenst andere voorkeuzeniveaus in te stellen.
Beschikbare versterkingsniveaus
Het toegewezen versterkingsniveau toepassen
Druk op de GAIN-knop.
Telkens wanneer u op de knop drukt, verandert de versterking
achtereenvolgens als volgt: AGC L M H. Het versterkingsniveau
van de camcorder verandert dienovereenkomstig.
OPMERKINGEN
Het beeld kan enigszins flikkeren als u hoge versterkingsniveaus selecteert. In het bijzonder de instelling
33,0 dB stelt u in staat te filmen met een hogere gevoeligheid, maar deze instelling is wel meer ontvankelijk
voor videoruis en artefacten (witte puntjes, verticale strepen of blokken).
U kunt gebruikmaken van de optie [J Other Functions] [Custom Function] [Shockless Gain] (0 104)
voor een soepele overgang wanneer de versterking wordt gewijzigd.
Instelling Beschrijving
-6.0 dB, -3.0 dB
Voor het maken van opnamen met de minste ruis als u scènes binnen, onder weinig licht of
met weinig contrast opneemt.
0.0 dB Voor levensechte nachtscènes of scènes onder kunstlicht.
3.0 dB, 6.0 dB, 12.0 dB, 18.0 dB, 24.0 dB, 33.0 dB
Vergroot de helderheid voor scènes binnen of scènes bij weinig licht die bijzonder
donker zijn.
[Fine Tuning] (0.0 t/m 24.0 dB) Selecteer [Fine Tuning] om de versterking in te stellen in stappen van 0,5 dB.
[l Camera Setup]
[Gain]
[L 0.0 dB]
[M 6.0 dB]
[H 12.0 dB]
Belichtingsbalk
Als de versterking en het diafragma zijn ingesteld op handmatig en
de sluitertijd niet op automatisch is ingesteld, dan verschijnt de
belichtingsbalk op het scherm. De belichtingsbalk geeft de geschatte
belichtingsinstelling aan binnen een bereik van ±2 EV. Buiten dit bereik
zal de indicator knipperen.
00 00 00 00
CH1/CH2
I.AF
F1.8
A5000 K
L0. 0 dB 1/50
-dB 40 30 20 10 0
CH2
CH1
Belichtingsbalk
55
Sluitertijd
Sluitertijd
Stem de sluitertijd af op de opnameomstandigheden. Bijvoorbeeld in een donkere omgeving wilt u wellicht een
sluitertijd gebruiken die langer is. De camcorder biedt de volgende 6 standen.
Uit: De camcorder maakt gebruik van een standaardsluitertijd die is gebaseerd op de beeldsnelheid.
Automatisch ([Automatic]): De camcorder stelt automatisch de sluitertijd in op basis van de helderheid van het
beeld. Deze stand is niet beschikbaar tijdens opnemen in slow motion & versneld opnemen. In deze stand wordt
op het scherm het pictogram A weergegeven naast de sluitertijd.
Snelheid ([Speed]): Stelt u in staat om (in fracties van een seconde) de sluitertijd in te stellen.
Hoek ([Angle]): U kunt de sluiterhoek instellen om de sluitertijd te bepalen.
Duidelijke scan ([Clear Scan]): Stel de frequentie in om opnamen te maken van CRT-computermonitors zonder
zwarte banden of flikker op het scherm.
Lange sluiter ([Slow]): U kunt op plaatsen met onvoldoende verlichting langere sluitertijden gebruiken om
een meer heldere opname te krijgen. Deze stand is niet beschikbaar tijdens opnemen in slow motion
& versneld opnemen.
Bedieningsstanden:
Beschikbare sluitertijden
Welke sluitertijden beschikbaar zijn hangt af van de beeldsnelheid.
1
In de stand voor opnemen in slow motion & versneld opnemen wordt de sluitertijd
gebaseerd op de beeldsnelheid die is geselecteerd voor het maken van opnamen.
2
Niet beschikbaar tijdens de stand voor opnemen in slow motion & versneld opnemen.
Sluitertijdstand
Beeldsnelheid
50i 25P
Uit
1
1/50 1/25
Automatisch
2
1/50 t/m 1/500 1/25 t/m 1/500
Snelheid 1/50, 1/60, 1/75, 1/90, 1/100,
1/120, 1/150, 1/180, 1/210, 1/250,
1/300, 1/350, 1/400, 1/500, 1/600,
1/700, 1/800, 1/1000, 1/1200,
1/1400, 1/1600, 1/2000
1/25, 1/29, 1/30, 1/33, 1/40, 1/50,
1/60, 1/75, 1/90, 1/100, 1/120,
1/150, 1/180, 1/210, 1/250, 1/300,
1/350, 1/400, 1/500, 1/600, 1/700,
1/800, 1/1000, 1/1200, 1/1400,
1/1600, 1/2000
Hoek 360°, 300°, 240°, 180°, 150°, 120°,
90°, 60°, 45°, 30°, 22,5°, 15°, 11,25°
360°, 300°, 240°, 180°, 150°, 120°,
90°, 75°, 60°, 45°, 30°, 22,5°, 15°,
11,25°
Duidelijke scan 50 Hz t/m 249,46 Hz 25 Hz t/m 249,46 Hz
Lange sluiter
2
1/3, 1/6, 1/12, 1/25 1/3, 1/6, 1/12
Infraroodstand 1/50 t/m 1/120 1/25 t/m 1/120
Lange sluiter
tijdens
infraroodstand
2
1/25 t/m 1/120 1/12 t/m 1/120
Sluitertijd
56
Een andere sluitertijdstand selecteren
1 Open het submenu [Shutter].
[l Camera Setup] [Shutter]
2 Selecteer de gewenste stand en druk vervolgens op SET.
3 Sluit het menu en druk vervolgens op de SHUTTER-knop.
Als u [Automatic] hebt geselecteerd, dan wordt de sluitertijdstand op
automatisch gezet en hoeft u de rest van de procedure niet uit te voeren.
De sluitertijd op het scherm wordt weergegeven in oranje.
4 Gebruik de joystick om de sluitertijd te wijzigen.
Stel bij [Clear Scan] de frequentie zo af dat er geen zwarte banden
verschijnen.
5Druk op SET.
Het oranje kader verdwijnt. De geselecteerde instelling en
sluitertijdstand zijn nu ingesteld.
Als u de sluitertijdstand wilt verlaten, druk dan nogmaals op
de SHUTTER-knop.
OPMERKINGEN
Als u opnamen maakt onder heldere omstandigheden met gebruik van automatische diafragmaregeling,
wordt het diafragma door de camcorder gesloten. Hierdoor kan het beeld wazig worden. Stel de sluitertijd
dan in op 1/100 of sneller om dit te voorkomen.
Als u de camcorder instelt op de volledig automatische stand (0 41), dan wordt de sluitertijdstand op
automatisch gezet (behalve bij opnemen in slow motion & versneld opnemen).
Als de versterking en het diafragma zijn ingesteld op handmatig en de sluitertijd niet op automatisch
is ingesteld, dan verschijnt de belichtingsbalk op het scherm (0 54).
Flikker verminderen
U kunt de flikkering verminderen die ontstaat bij opnamen
onder tl-verlichting.
1 Open het submenu [Flicker Reduction].
[l Camera Setup] [Flicker Reduction]
2 Selecteer [Automatic] en druk vervolgens op SET.
[l Camera Setup]
[Shutter]
[Automatic]
Gebruik van de lange sluiter-stand
Als u opnamen maakt in een donkere omgeving, kunt u een helderder
beeld krijgen door de lange sluiter-stand te gebruiken. U kunt deze
stand ook gebruiken als u aan uw opnamen bepaalde effecten wilt
geven, bijvoorbeeld om de achtergrond waziger te maken terwijl u
“pant” (horizontaal draaien van de camcorder) of om een bewegend
onderwerp op te nemen met een nabeeld met sporen.
De beeldkwaliteit is mogelijk niet zo goed dan wanneer u snellere
sluitertijden gebruikt in een omgeving die helderder is.
Autofocus werkt mogelijk niet goed.
[l Camera Setup]
[Flicker Reduction]
[Off]
57
Het diafragma instellen
Het diafragma instellen
U kunt de helderheid van uw opnamen of de scherptediepte beïnvloeden door het diafragma te wijzigen.
Verhoog de diafragmawaarde (F8) zodat nabijgelegen en verafgelegen objecten beide scherp zijn. U kunt de
camcorder het diafragma automatisch laten instellen of u kunt dat handmatig doen om meer controle over uw
opnamen te krijgen.
Automatische diafragmaregeling
De camcorder stelt het diafragma automatisch in op basis van de
helderheid van het onderwerp. Als de handmatige diafragmaregeling is
geactiveerd, voer dan de procedure hieronder uit om de automatische
diafragmaregeling te activeren.
Druk op de IRIS-knop.
Het pictogram A verschijnt naast de diafragmawaarde op het scherm.
Als u de camcorder in de volledig automatische stand zet (0 41),
dan regelt de camcorder automatisch het diafragma.
Handmatige diafragmaregeling
Als de automatische diafragmaregeling is geactiveerd, voer dan de
procedure hieronder uit om het diafragma handmatig in te stellen.
1 Zet de schakelaar van de handbediende ring op IRIS(ND).
Als alternatief kunt u ook aan het CUSTOM-wiel draaien om het
diafragma handmatig in te stellen (0 46).
2 Draai aan de handbediende ring om het diafragma in te stellen.
Het f-getal wordt op het scherm weergegeven in stappen van 1/4-stop.
Beschikbare diafragma-instellingen
* Kan alleen worden geselecteerd als de optie [J Other Functions] [Custom Function] [Iris Limit] is ingesteld op [Off].
OPMERKINGEN
•Als u [l Camera Setup] [ND Filter] instelt op [Automatic], dan wordt het ND-filter automatisch geactiveerd
als de opnameomstandigheden daartoe aanleiding geven.
Als de versterking en het diafragma zijn ingesteld op handmatig en de sluitertijd niet op automatisch is
ingesteld, dan verschijnt de belichtingsbalk op het scherm (0 54).
U kunt gebruikmaken van de optie [J Other Functions] [Custom Function] [Iris Limit] (0 104) om te
voorkomen dat de diafragmaopening sluit onder de diffractielimiet van het objectief (F8,0). Als deze optie
ingeschakeld is, dan is [F8.0] de maximale diafragmawaarde. Als deze optie uitgeschakeld is, kunt u de
diafragmaopening volledig sluiten, maar diafragmawaarden die hoger zijn dan de diffractielimiet, worden dan
weergegeven in een grijze kleur. De diffractie wordt wazig als u gebruik maakt van diafragmawaarden die in
grijs worden weergegeven.
Bedieningsstanden:
F1,8 F2,0 F2,2 F2,4 F2,6 F2,8 F3,2 F3,4 F3,7 F4,0 F4,4
F4,8 F5,2 F5,6 F6,2 F6,7 F7,3 F8,0 F8,7* F9,5* F10* F11*
F12* F14* F15* F16* F17* F19* F21* F22* CLOSE*
Het diafragma instellen
58
Als u de diafragmawaarde handmatig instelt, dan blijft deze niet behouden als u de automatische
diafragmaregeling activeert (behalve in de volledig automatische stand). De diafragmawaarde die door de
camcorder automatisch wordt ingesteld, blijft behouden als u terugkeert naar handmatige diafragmaregeling.
Als het ingebouwde ND-filter wordt geactiveerd, dan kan het beeld donker worden als u een hoge
diafragmawaarde kiest. Stel in dat geval het ND-filter in op [Off] en stel het diafragma opnieuw in.
U kunt gebruikmaken van de optie [J Other Functions] [Custom Function] [I. Ring Direction] (0 104)
om de richting van de instelling te wijzigen als u aan de handbediende ring draait.
U kunt de optie [J Other Functions] [Custom Function] [ZR-2000 AE SHIFT] (0 104) instellen op [Iris]
om de diafragmawaarde te wijzigen met het AE SHIFT-wiel op de optionele zoomafstandsbediening ZR-2000.
Het AE-niveau (niveau automatische belichting) instellen
Gebruik de AE-verschuivingsregeling om het AE-niveau zo in te stellen dat
het beeld donkerder of helderder wordt. U kunt een keuze maken uit
15 AE-niveaus.
1 Open het submenu [AE Shift].
[l Camera Setup] [AE Shift]
2 Selecteer een AE-niveau en druk vervolgens op SET.
Beschikbare AE-niveaus
OPMERKINGEN
U kunt het AE-niveau niet instellen als de camcorder in de volledig automatische stand staat (0 41).
U kunt de optie [J Other Functions] [Custom Function] [ZR-2000 AE SHIFT] (0 104) instellen op
[AE Shift] om het AE-niveau te wijzigen met het AE SHIFT-wiel op de optionele zoomafstandsbediening ZR-2000.
De lichtmetingsstand instellen
Selecteer de lichtmetingsstand in overeenstemming met de
opnameomstandigheden. Daarmee zorgt u ervoor dat uw onderwerp
wordt opgenomen met een belichtingsniveau dat geschikter is.
1 Open het submenu [Light Metering].
[l Camera Setup] [Light Metering]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Het pictogram van de geselecteerde stand verschijnt aan de linkerzijde van het scherm.
Opties
OPMERKINGEN
Als u de camcorder instelt op de volledig automatische stand (0 41), dan wordt [Light Metering] ingesteld
op [Standard].
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [Backlight] of [Spotlight] (0 94), kunt u op de betreffende knop
drukken om de lichtmetingsstand te wijzigen.
+2,0 +1,5 +1,25 +1,0 +0,75 +0,5 +0,25 ±0
-0,25 -0,5 -0,75 -1,0 -1,25 -1,5 -2,0
[Backlight] K: Geschikt voor het opnemen van scènes met tegenlicht.
[Standard]: Berekent het gemiddelde van het licht dat op het gehele scherm wordt gemeten, en geeft hierbij
meer gewicht aan het onderwerp in het midden.
[Spotlight]
J: Gebruik deze optie voor het opnemen van een scène waarin slechts een bepaald deel van het beeld
verlicht is.
[l Camera Setup]
[AE Shift]
[±0]
[l Camera Setup]
[Light Metering]
[Standard]
59
Witbalans
Witbalans
De camcorder maakt gebruik van een elektronisch witbalansproces om onder verschillende
lichtomstandigheden het beeld te kalibreren voor een nauwkeurige kleurweergave. Er zijn 4 methoden om de
witbalans in te stellen.
Automatische witbalans: De camcorder selecteert automatisch de optimale witbalans.
Voorkeuzewitbalans: Stel de witbalans in op [Daylight] of [Tungsten].
Instelling van kleurtemperatuur: Stelt u in staat de kleurtemperatuur in te stellen tussen 2.000 K en 15.000 K.
Aangepaste witbalans: U kunt een wit object gebruiken om de witbalans te meten en vervolgens een keuze
maken uit twee voorkeuzeposities.
Als u opnamen maakt onder TL-verlichting, dan verdient het aanbeveling om de automatische of de aangepaste
witbalans te gebruiken.
OPMERKINGEN
De instellingen van [Custom Picture] [Color Matrix] and [White Balance] (0 96) krijgen prioriteit boven de
witbalansinstellingen.
Automatische witbalans
De camcorder stelt de witbalans automatisch continu in om een optimaal
niveau te bereiken. De camcorder zal de witbalans wijzigen als de lichtbron
verandert.
Druk op de WB-knop.
Het pictogram A verschijnt naast de kleurtemperatuur op het scherm.
Als een ander of geen pictogram verschijnt, druk dan opnieuw op de
knop totdat het pictogram A verschijnt.
Als u de camcorder instelt op de volledig automatische stand (0 41),
dan wordt de automatische witbalansstand geactiveerd.
OPMERKINGEN
De aangepaste witbalans geeft mogelijk een beter resultaat in de
volgende gevallen:
- Veranderende lichtomstandigheden
-Close-ups
- Onderwerpen in één kleur (lucht, zee of bos)
- Onder kwiklampen en bepaalde soorten TL-lampen
Voorkeuzewitbalans
De camcorder is al uitgerust met een instelling voor buitenopnamen
(daglicht) en binnenopnamen (gloeilamplicht). U kunt de instelling
fijnafstellen nadat u deze hebt geselecteerd.
1 Open het submenu [White Balance].
[l Camera Setup] [White Balance]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Bedieningsstanden:
[l Camera Setup]
[White Balance]
[Daylight]
Witbalans
60
3 Sluit het menu en druk vervolgens op de WB-knop.
Druk herhaaldelijk op de knop totdat het pictogram van de gewenste instelling verschijnt in de
linkeronderzijde van het scherm.
Opties
Fijnafstelling van de voorkeuzewitbalans
U kunt de instelling [Daylight] en [Tungsten] fijnafstellen binnen een bereik
van -9 t/m 9.
1 Druk op de knop S.
Het pictogram van de witbalans wordt op het scherm weergegeven
in oranje.
2 Selecteer met de joystick het gewenste instellingsniveau.
3 Druk op de knop S.
Het pictogram van de witbalans wordt niet langer in oranje
weergegeven. Het instellingsniveau wordt weergegeven naast
het pictogram.
De kleurtemperatuur instellen
Met de volgende procedure kunt u de kleurtemperatuur in stappen van
100 K instellen tussen 2.000 K en 15.000 K.
1 Open het submenu [White Balance].
[l Camera Setup] [White Balance]
2 Selecteer [Kelvin] en druk vervolgens op SET.
3 Sluit het menu en druk vervolgens op de knop S.
Als de automatische witbalans is geactiveerd, druk dan op de
WB-knop en druk vervolgens op de S-knop.
De weergegeven kleurtemperatuur wordt geaccentueerd in een
oranje kleur.
4 Selecteer met de joystick de gewenste kleurtemperatuur en druk
vervolgens op de S-knop.
De kleurtemperatuur is nu ingesteld en de weergegeven
kleurtemperatuur wordt niet langer geaccentueerd in een oranje kleur.
[Daylight] H: Geschikt voor het opnemen van scènes zoals zonsopgangen/ondergangen, vuurwerk of nachtscènes.
[Tungsten] I: Geschikt voor het opnemen van scènes zoals een feest met veranderende lichtomstandigheden of
scènes onder studioverlichting of natriumlampen.
[Kelvin]: Stelt u in staat de kleurtemperatuurwaarde in te stellen (0 60).
[l Camera Setup]
[White Balance]
[Daylight]
61
Witbalans
Aangepaste witbalans
U kunt in de camcorder twee aangepaste witbalansinstellingen opslaan
voor toekomstig gebruik.
1 Druk op de WB-knop om de aangepaste instelling F A of F B
te selecteren.
Het pictogram F A of F B verschijnt naast de kleurtemperatuur op
het scherm. Als een ander of geen pictogram verschijnt, druk dan
opnieuw op de knop totdat het gewenste pictogram verschijnt.
2 Richt de camcorder zodanig op een wit object dat het gehele
scherm door het object wordt gevuld.
Werk onder dezelfde verlichtingsomstandigheden die u van plan bent
te gebruiken als u opnamen gaat maken.
3 Druk op de knop S.
Het pictogram F A of F B knippert snel.
Zorg ervoor dat het witte object het gehele scherm vult totdat de procedure is voltooid.
De procedure is voltooid als het pictogram stopt met knipperen. Ook als u de camcorder uitzet,
blijft de instelling behouden.
OPMERKINGEN
Stel de optie [l Camera Setup] [Tele-converter] (0 140) eerst in op [Off].
Stel de aangepaste witbalans opnieuw in als de lichtbron verandert.
Zeer zelden en afhankelijk van de lichtbron kan het gebeuren dat F blijft knipperen (dit gaat over in langzaam
knipperen). Het resultaat zal echter nog steeds beter zijn dan met de automatische witbalans.
Zoomen
62
Zoomen
U kunt de zoom bedienen (tot 10x) met de zoomtuimelschakelaar op de zijhandgreep of die op de
camcorderhendel. U kunt ook de handbediende ring of de zoomknoppen op de draadloze afstandsbediening
gebruiken. Gebruik de zachte zoomregeling (0 65) voor een zoom met een geleidelijke start en/of stop.
U kunt ook gebruikmaken van de optie [l Camera Setup] [Tele-converter] om de brandpuntsafstand te
verhogen met een factor van circa 1,5, 3 of 6.* Als alternatief kunt u een toewijzingsknop toewijzen aan
[Tele-converter] (0 94) of [J Other Functions] [Custom Key/Dial] instellen op [Tele-converter] (0 46) om
de digitale teleconverter te activeren.
* Het beeld wordt digitaal verwerkt, wat tot gevolg kan hebben dat de beeldresolutie achteruitgaat.
Gebruik van de handbediende ring
Zet de schakelaar van de handbediende ring op ZOOM en draai
vervolgens aan de handbediende ring.
Als u de zoom bedient, verschijnt op het scherm een zoomindicator*
die bij benadering de zoomstand aangeeft.
* U kunt gebruikmaken van de optie [J Other Functions] [Custom Function]
[Zoom Indicator] (0 104) om de zoomindicator op numerieke wijze weer te geven.
OPMERKINGEN
Als u te snel aan de handbediende ring draait, kan de camcorder
mogelijk niet onmiddellijk zoomen. In dat geval zal de camcorder zoomen
nadat u klaar bent met het draaien van de handbediende ring.
Gebruik van de zoomtuimelschakelaars, draadloze
afstandsbediening of optionele afstandsbediening
Als u de zoom bedient, verschijnt op het scherm een zoomindicator* die bij benadering de zoomstand aangeeft.
* U kunt gebruikmaken van de optie [J Other Functions] [Custom Function] [Zoom Indicator] (0 104) om de zoomindicator
op numerieke wijze weer te geven.
Bedieningsstanden:
63
Zoomen
Gebruik van de zoomtuimelschakelaar op de handgreep
Gebruik de functies in de submenus van [l Camera Setup] [Zoom] om
de zoomsnelheid in te stellen. Als u een constante zoomsnelheid selecteert,
gebruik dan een van de 16 constante snelheden (1 is de langzaamste,
16 is de snelste). Als u een variabele snelheid selecteert, druk dan zachtjes
voor een langzame zoom; druk harder voor een snellere zoom.
Zet de zoomtuimelschakelaar naar Q om uit te zoomen (groothoek)
of naar
P om in te zoomen (telefoto).
De zoomsnelheid instellen
Raadpleeg de volgende tabel voor de zoomsnelheden (bij benadering)
in het gehele zoombereik (van eind tot eind).
1 Open het zoomsubmenu [Speed Level].
[l Camera Setup] [Zoom] [Speed Level]
2 Selecteer [Fast], [Normal] of [Slow] en druk vervolgens op SET.
3 Open het submenu [Grip Rocker].
[l Camera Setup] [Zoom] [Grip Rocker]
4 Selecteer [Constant] of [Variable] en druk vervolgens op SET.
Het snelheidsniveau instellen voor [Constant]
5 Open het submenu [Constant Speed] voor de tuimelschakelaar
op de handgreep.
[l Camera Setup] [Zoom] [Constant Speed]
6 Selecteer het gewenste niveau en druk vervolgens op SET.
Zoomsnelheden (bij benadering) voor de tuimelschakelaar op de handgreep
* Als de zoomsnelheid te snel is (circa 2 seconden van eind tot eind), dan is het voor de camcorder moeilijker om tijdens het zoo-
men automatisch scherp te stellen.
[Grip Rocker]-
instelling
[Constant Speed]-
instelling
[Speed Level]-instelling
[Slow] [Normal] [Fast]
[Constant]
[1] (langzaamste) 4 min. 45 sec. 3 min. 1 min.
[16] (snelste) 4 sec. 3 sec. 2 sec.*
[Variable] 4 sec. t/m 4 min. 45 sec. 3 sec. t/m 3 min. 2 sec.* t/m 1 min.
[l Camera Setup]
[Zoom]
[Speed Level]
[Normal]
[l Camera Setup]
[Zoom]
[Grip Rocker]
[Variable]
[l Camera Setup]
[Zoom]
[Constant Speed 8]
Zoomen
64
Gebruik van de zoomtuimelschakelaar op de camcorderhendel
Gebruik de functies in de submenu’s van [l Camera Setup] [Zoom]
om de zoomsnelheid in te stellen.
Zet de zoomtuimelschakelaar naar Q om uit te zoomen (groothoek)
of naar
P om in te zoomen (telefoto).
De zoomsnelheid instellen
Raadpleeg de volgende tabel voor de zoomsnelheden (bij benadering)
in het gehele zoombereik (van eind tot eind).
1 Open het zoomsubmenu [Speed Level].
[l Camera Setup] [Zoom] [Speed Level]
2 Selecteer [Fast], [Normal] of [Slow] en druk vervolgens op SET.
3 Open het zoomsubmenu [Handle Rocker].
[l Camera Setup] [Zoom] [Handle Rocker]
4 Selecteer het gewenste niveau en druk vervolgens op SET.
U kunt [Off] selecteren als u niet van plan bent de
zoomtuimelschakelaar op de camcorderhendel te gebruiken.
Zoomsnelheden (bij benadering) voor de tuimelschakelaar op de camcorderhendel
* Als de zoomsnelheid te snel is (circa 2 seconden van eind tot eind), dan is het voor de camcorder moeilijker om tijdens het
zoomen automatisch scherp te stellen.
[Handle Rocker]-instelling
[Speed Level]-instelling
[Slow] [Normal] [Fast]
[1] (langzaamste) 4 min. 45 sec. 3 min. 1 min.
[16] (snelste) 4 sec. 3 sec. 2 sec.*
[l Camera Setup]
[
Zoom]
[Speed Level]
[Normal]
[l Camera Setup]
[Zoom]
[Handle Rocker 8]
65
Zoomen
Gebruik van de draadloze afstandsbediening of optionele afstandsbediening
De zoomsnelheid bij gebruik van de draadloze afstandsbediening verschilt van de zoomsnelheid bij gebruik van
een optionele (zoomafstandsbediening ZR-2000 of ZR-1000) of in de winkel verkrijgbare afstandsbediening die
aangesloten is op het REMOTE-aansluitpunt. Als u de draadloze afstandsbediening gebruikt, moet u de
opname-inschakelingsknop tegelijkertijd indrukken met de gewenste zoomknop om te kunnen zoomen.
De zoomsnelheid instellen
Voer de volgende procedure uit om de zoomsnelheid in te stellen voor de
bijgeleverde draadloze afstandsbediening. Raadpleeg de tabel hieronder
voor een overzicht van zoomsnelheden als u gebruik maakt van de
draadloze afstandsbediening of andere afstandsbedieningen.
1 Open het zoomsubmenu [Speed Level].
[l Camera Setup] [Zoom] [Speed Level]
2 Selecteer [Fast], [Normal] of [Slow] en druk vervolgens op SET.
3 Open het zoomsubmenu [Wireless Controller].
[l Camera Setup] [Zoom] [Wireless Controller]
4 Selecteer het gewenste niveau en druk vervolgens op SET.
Deze instelling is van invloed op zowel de draadloze
afstandsbediening als optionele afstandsbedieningen.
Zoomsnelheden
Zachte zoomregeling
Met de zachte zoomregeling kunt u de zoom geleidelijk starten
en/of stoppen.
1 Open het submenu [Soft Zoom Control].
[l Camera Setup] [Zoom] [Soft Zoom Control]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Opties
Accessoire Zoomsnelheid
Draadloze afstandsbediening (bijgeleverd)
Constante zoomsnelheid die wordt
geselecteerd in het menu.
Afstandsbediening zonder variabele
zoomsnelheidsregeling (commercieel verkrijgbaar)
Constante zoomsnelheid.
Afstandsbediening met variabele
zoomsnelheidsregeling (optionele
zoomafstandsbediening ZR-2000 of ZR-1000, etc.)
Gebaseerd op de
zoomsnelheidsinstelling van
de afstandsbediening.
[Both]: De zoom start en stopt geleidelijk.
[Stop]: De zoom stopt geleidelijk.
[Start]: De zoom start geleidelijk.
[Off]: Gebruik deze instelling als u geen gebruik wilt maken van de
zachte zoomregeling.
[l Camera Setup]
[Zoom]
[Speed Level]
[Normal]
[l Camera Setup]
[Zoom]
[Wireless Controller 8]
[l Camera Setup]
[Zoom]
[Soft Zoom Control]
[Off]
Gebruik van de optionele conversie-objectieven
66
Gebruik van de optionele conversie-objectieven
Door de optionele teleconverter TL-H58 aan te sluiten, vergroot u de
brandpuntsafstand van de camcorder met een factor van circa 1,5.
Door de optionele groothoekconverter WD-H58W aan te sluiten,
verkleint u de brandpuntsafstand met een factor van circa 0,8. Als u
een conversie-objectief aansluit, voer dan de procedure hieronder uit
om voor dat specifieke objectief de autofocus en de minimale afstand
tot het object te optimaliseren.
1 Open het submenu [Conversion Lens].
[l Camera Setup] [Conversion Lens]
2 Selecteer [TL-H58] of [WD-H58W] en druk vervolgens op SET.
Als de autofocus ingesteld is op Instant AF of Medium AF, dan verandert deze in Normal AF.
De minimale afstand tot het object in het gehele zoombereik is circa 130 cm bij gebruik van de teleconverter
en circa 40 cm bij gebruik van de groothoekconverter.
Selecteer [Off] als u niet van plan bent een conversie-objectief te gebruiken.
OPMERKINGEN
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [TL-H58] of [WD-H58W] (0 94), dan kunt u op de knop drukken
om de instellingen voor het geselecteerde conversie-objectief te optimaliseren.
Wanneer u groothoekopnames maakt met een teleconverter, leidt dit mogelijk tot vignettering.
De geschatte afstand tot het onderwerp die op het scherm wordt weergegeven, verandert afhankelijk van
de instelling [Conversion Lens]. Als u geen conversie-objectief gebruikt, selecteert u [Off].
Bedieningsstanden:
[l Camera Setup]
[Conversion Lens]
[Off]
67
Schermmarkeringen en zebrapatronen
Schermmarkeringen en zebrapatronen
Gebruik van de schermmarkeringen stelt u in staat om ervoor te zorgen dat uw onderwerp op de juiste wijze wordt
ingekaderd en zich binnen het betreffende veilige gebied bevindt. De zebrapatronen helpen u gebieden te
identificeren die overbelicht zijn. De schermmarkeringen en het zebrapatroon zijn niet van invloed op uw opnamen.
Schermmarkeringen weergeven
U kunt een keuze maken uit de volgende schermmarkeringen: een
centrale markering ([Center]), horizontale niveaumarkering ([Horizontal]),
raster ([Grid]), markeringen die een veilig gebied aanduiden ([Safety Zone])
en markeringen voor de hoogte/breedteverhouding ([Aspect Marker]).
1 Open het gewenste markeringssubmenu.
[M LCD/VF Setup] [Markers] selecteer de gewenste markering (zie Opties hieronder)
2 Selecteer [White] of [Gray] en druk vervolgens op SET.
Selecteer [Off] als u de geselecteerde markering wilt uitschakelen.
U kunt tegelijkertijd meerdere markeringen weergeven. Herhaal stap 1 en 2 voor elke markering die
u wilt weergeven.
Als u [Safety Zone] of [Aspect Marker] hebt geselecteerd, ga dan verder met stap 3. Is dit niet geval, sla stap
3 dan over en ga verder met stap 4.
3 Selecteer [Safety Zone Area] of [Aspect Ratio], selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
4 Selecteer [Enable], selecteer [On] en druk vervolgens op SET om de schermmarkeringen
in te schakelen.
Alle geselecteerde schermmarkeringen worden nu weergegeven.
Selecteer [Off] als u alle schermmarkeringen wilt uitschakelen.
Bedieningsstanden:
[M LCD/VF Setup]
[Markers]
[Center]
[
Horizontal]
[Grid]
[Safety Zone]
[Aspect Marker]
[Off]
Hoogte/breedteverhouding
4:3
Niveaumarkering
Veiligheidszone
80%
Centrale
markering
Raster
Schermmarkeringen en zebrapatronen
68
Opties
OPMERKINGEN
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [Markers] (0 94), kunt u op de knop drukken om
de schermmarkeringen te activeren of te deactiveren.
Zebrapatronen weergeven
Deze camcorder is uitgerust met een zebrapatroonfunctie die zwarte
en witte diagonale strepen afbeeldt op gebieden die overbelicht zijn.
Deze worden alleen op het scherm weergegeven en zijn niet van invloed
op uw opnamen. Er zijn twee soorten zebrapatronen en deze kunt
u tegelijkertijd weergeven. Met zebra 1 kunt u gebieden binnen een
bepaald bereik (±5 van een gespecificeerd niveau) identificeren terwijl
u met zebra 2 gebieden kunt identificeren die een bepaald niveau
overschrijden. Als u beide patronen tegelijkertijd afbeeldt en deze elkaar
overlappen, wordt in die gebieden alleen zebra 1 weergegeven.
1 Open het submenu [Select] van de zebrapatronen.
[M LCD/VF Setup] [Select] (onder [Zebra])
2 Selecteer [Zebra 1], [Zebra 2] of [Zebra 1&2] en druk vervolgens
op SET.
3 Open het submenu van de zebraniveaus.
[M LCD/VF Setup] [Zebra 1 Level] of [Zebra 2 Level]
4 Selecteer een zebraniveau en druk vervolgens op SET.
5 Open het submenu [Zebra].
[M LCD/VF Setup] [Zebra]
6 Selecteer [On] om het geselecteerde zebrapatroon te activeren.
OPMERKINGEN
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [Zebra] (0 94), dan kunt u op de knop drukken om het geselecteerde
zebrapatroon te activeren.
U kunt gebruikmaken van de optie [M LCD/VF Setup] [HD Output] (0 144) om het zebrapatroon
weer te geven op een externe monitor die aangesloten is op het HD/SD SDI-aansluitpunt (alleen b),
HDMI OUT-aansluitpunt of HD/SD COMPONENT OUT-aansluitpunt (alleen HD-uitvoer).
Wanneer het HD/SD COMPONENT OUT-aansluitpunt ingesteld is op uitvoer van een Standard-Definition-
signaal, dan zal het uitvoersignaal tijdens weergave van het zebrapatroon veranderen in een High-Definition-
signaal als u [HD Output] instelt op [On].
Zebrapatronen worden niet in de zoeker weergegeven als u [Zebra 1&2] selecteert.
[Center]: Toont een kleine markering die het midden van het scherm aangeeft.
[Horizontal]: Toont een horizontale lijn om u te helpen horizontale beeldcomposities te maken.
[Grid]: Toont een raster dat u in staat stelt uw opnamen op de juiste wijze in te kaderen (horizontaal
en verticaal).
[Safety Zone]: Toont indicators die diverse veilige gebieden weergeven, zoals een veilig actiegebied en een veilig
tekstgebied. De beschikbare opties voor [Safety Zone Area] zijn [95%], [92.5%], [90%] en [80%].
[Aspect Marker]: Toont markeringen die diverse hoogte/breedteverhoudingen aangeven om u te helpen uw opname
binnen dat gebied te houden. De beschikbare opties voor [Aspect Ratio] zijn [2.35:1], [1.85:1],
[1.75:1], [1.66:1], [14:9], [13:9] en [4:3].
[M LCD/VF Setup]
[Select]
(onder [Zebra])
[Zebra 1]
69
De tijdcode instellen
De tijdcode instellen
De camcorder kan een tijdcodesignaal genereren en dit signaal insluiten in uw opnamen. U kunt de camcorder
het tijdcodesignaal laten uitvoeren vanaf het HD/SD SDI-aansluitpunt (alleen b) of GENLOCK/TC-
aansluitpunt (alleen b; 0 73). Daarnaast kunt u de tijdcode via superimpositie uitvoeren op het video-
uitvoersignaal vanaf het HDMI OUT-aansluitpunt, HD/SD COMPONENT OUT-aansluitpunt of AV-aansluitpunt.
b Als u de tijdcode van de camcorder wilt synchroniseren met een externe tijdcodegenerator, raadpleeg
dan Synchronisatie met een extern apparaat (0 72).
De tijdcodewerking selecteren
U kunt instellen hoe de tijdcode van de camcorder functioneert.
1 Open het submenu [Mode] van de tijdcode.
[L TC/UB Setup] [Time Code] [Mode]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Als u [Regen.] hebt geselecteerd, dan hoeft u de rest van deze
procedure niet uit te voeren. Als u [Preset] hebt geselecteerd en de
beginwaarde van de tijdcode wilt instellen, raadpleeg dan het
volgende hoofdstuk De beginwaarde van de tijdcode instellen.
3 Selecteer [Preset] en open het submenu [Run] van de tijdcode.
[L TC/UB Setup] [Time Code] [Run]
4 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Opties
De beginwaarde van de tijdcode instellen
Als u de optie [Preset] selecteert, kunt u de beginwaarde van de tijdcode
instellen.
1 Open het submenu [Setting] van de tijdcode.
[L TC/UB Setup] [Time Code] [Setting]
2 Selecteer [Set] en druk vervolgens op SET.
Het scherm voor de tijdcode-instelling verschijnt met een oranje selectiekader dat de uren aangeeft.
Als u de tijdcode wilt terugzetten naar [00:00:00.00], selecteer dan [Reset] in plaats van de hierboven
geselecteerde instelling.
3 Selecteer de uren en ga met (A) vervolgens naar de minuten.
Bedieningsstanden:
[Preset]: Selecteer na selectie van deze optie een [Run]-optie. Als u [Rec
Run] selecteert, dan gaat de tijdcode alleen lopen als u opneemt
en krijgen clips op dezelfde CF-kaart een doorlopende tijdcode;
als u [Free Run] selecteert, dan loopt de tijdcode altijd, ongeacht
hoe u de camcorder bedient. U kunt bovendien voor elke [Run]-
optie een beginwaarde voor de tijdcode instellen.
[Regen.]: De tijdcode loopt terwijl u opneemt. Gebruik deze optie als u door
wilt gaan met de laatst opgenomen tijdcode op het medium.
[L TC/UB Setup]
[Time Code]
[Mode]
[Preset]
[L TC/UB Setup]
[Time Code]
[Run]
[Rec Run]
[L TC/UB Setup]
[Time Code]
[Setting]
De tijdcode instellen
70
4 Wijzig de rest van de velden (minuten, seconden, frame) op dezelfde wijze.
Druk op de CANCEL-knop als u het scherm wilt sluiten zonder de tijdcode in te stellen.
5 Selecteer [Set] om het scherm te sluiten.
Als u de tijdcode instelt op [Free Run], dan gaat de tijdcode lopen vanaf de waarde die is ingesteld bij
stap 2 t/m 4.
Het tijdcodedisplay bevriezen
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [Time Code Hold] (0 94), dan kunt u het tijdcodedisplay bevriezen*.
Als het tijdcodedisplay bevroren is, dan wordt op het scherm [H] weergegeven naast de tijdcode.
De tijdcode blijft normaal doorlopen terwijl het tijdcodedisplay bevroren is. Als u de weergave van het
tijdcodedisplay hervat, wordt de huidige tijdcode getoond.
* De uitvoer van het tijdcodesignaal vanaf het HD/SD SDI-aansluitpunt (alleen b) of GENLOCK/TC-aansluitpunt
(alleen b) wordt niet bevroren. De tijdcode die via superimpositie samen met het videosignaal wordt uitgevoerd vanaf
de andere aansluitpunten, wordt bevroren.
Over het tijdcodedisplay
Afhankelijk van de werking wordt naast de tijdcode mogelijk een pictogram weergegeven. Raadpleeg de
volgende tabel.
OPMERKINGEN
De beeldjeswaarde in de tijdcode loopt van 0 t/m 24.
Als u gebruik maakt van intervalopname, beeldjes opnemen of opnemen in slow motion & versneld opnemen,
kunt u de optie [Free Run] niet selecteren voor de tijdcodewerking [Preset]. Omgekeerd is het zo dat wanneer
u de vooropnamestand gebruikt, de optie [Free Run] automatisch wordt geselecteerd. Dit kunt u niet wijzigen.
Zolang de interne oplaadbare lithiumbatterij opgeladen is en u de optie [Free Run] hebt geselecteerd, dan blijft
de tijdcode doorlopen, zelfs als u alle andere stroombronnen verwijdert. Dit is echter minder nauwkeurig dan
wanneer de camcorder ingeschakeld is.
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [Time Code] (0 94), dan kunt u op de knop drukken om het submenu
[L TC/UB Setup] [Time Code] te openen.
Pictogram Beschrijving
R De tijdcodewerking is ingesteld op [Regen.].
P
De tijdcodewerking is ingesteld op [Preset] terwijl de optie [Rec Run]
is geselecteerd.
F
De tijdcodewerking is ingesteld op [Preset] terwijl de optie [Free Run]
is geselecteerd.
E Het tijdcodesignaal is afkomstig uit een externe bron.
H Het tijdcodedisplay is bevroren.
Geen
pictogram
Tijdcode tijdens het afspelen van een clip.
71
De User Bit (extra informatie in het tijdcodesignaal) instellen
De User Bit (extra informatie in het tijdcodesignaal) instellen
Voor weergave van de User Bit kunt u de opnamedatum/tijd selecteren of
een identificatiecode die uit 8 karakters bestaat in het hexadecimale
systeem. Er zijn zestien karakters mogelijk: de getallen 0 t/m 9 en de
letters A t/m F.
b Als de User Bit-informatie wordt ontvangen in combinatie met
een externe tijdcode, kunt u op het opnamemedium ook de externe User
Bit opnemen.
1 Open het submenu [Setting] van de User Bit.
[L TC/UB Setup] [User Bit] [Type] [Setting]
Als u voor de User Bit de tijd wilt gebruiken, selecteer dan [Time] in plaats van de hierboven geselecteerde
instelling; als u voor de User Bit de datum wilt gebruiken, selecteer dan [Date]. In dat geval is de rest van de
procedure niet nodig.
2 Selecteer [Set] en druk vervolgens op SET.
Het User Bit-instelscherm wordt weergegeven met een oranje selectiekader op het cijfer uiterst links.
Als u de User Bit wilt terugzetten op [00 00 00 00], selecteer dan [Reset] in plaats van de hierboven
geselecteerde instelling.
3 Selecteer een alfanumeriek karakter (hexadecimaal) en ga vervolgens met (A) naar het
volgende cijfer.
4 Wijzig de rest van de cijfers op dezelfde wijze.
Druk op de CANCEL-knop als u het scherm wilt sluiten zonder de User Bit in te stellen.
5 Selecteer [Set] om het scherm te sluiten.
Bedieningsstanden:
[L TC/UB Setup]
[User Bit]
[Type]
[Setting]
b Synchronisatie met een extern apparaat
72
b Synchronisatie met een extern apparaat
Met Genlock-synchronisatie kunt u het videosignaal van deze camcorder synchroniseren met dat van een extern
videoapparaat. Ook kunt u met een extern tijdcodesignaal de tijdcode van deze camcorder synchroniseren met
het externe signaal. Door het externe tijdcodesignaal met meerdere camera’s te gebruiken, kunt u opnamen
maken met meerdere camera’s. Hetzelfde is mogelijk door het tijdcodesignaal uit te voeren vanuit deze
camcorder. Als u de tijdcode uitvoert vanaf het HD/SD SDI-aansluitpunt naar een editing-apparaat, kan de editor
video maken met dezelfde tijdcode.
Een extern apparaat aansluiten
Als u de camcorder wilt synchroniseren met een extern signaal, voer dan een
referentievideosignaal* of een tijdcodesignaal in via het GENLOCK/TC-
aansluitpunt. Het GENLOCK/TC-aansluitpunt functioneert als een Genlock-
aansluitpunt of als een tijdcode-aansluitpunt. Als u een tijdcodesignaal
gebruikt, stel het aansluitpunt dan vooraf in op invoer of uitvoer (zie hieronder).
* Voor het videoreferentiesignaal kunt u een analoog blackburst- of tri-level-signaal gebruiken.
Gebruik van een videoreferentiesignaal
(Genlock-synchronisatie)
Als een sync-referentiesignaal (analoog blackburst- of tri-level-signaal)
wordt ingevoerd via het GENLOCK/TC-aansluitpunt, dan worden de fasen
van de V- en H-sync van de camcorder automatisch hiermee
gesynchroniseerd. Het faseverschil tussen het externe Genlock-signaal en
de camcorder wordt aanvankelijk ingesteld op 0. De H-fase kan worden
gewijzigd binnen een bereik van circa ±0,4 H (HD-equivalent).
1 Open het submenu [Genlock/TC Term.].
[J Other Functions] [Genlock/TC Term.]
2 Selecteer [Gen/TC In] en druk vervolgens op SET.
3 Open het submenu [Genlock Adjust.].
[J Other Functions] [Genlock Adjust.]
4 Stel de fase op het gewenste niveau in en druk op SET.
U kunt de fase instellen tussen -1023 en 1023. Als u meer dan 999 of
minder dan -999 selecteert, stel het eerste veld dan in op
10 respectievelijk -10.
Gebruik van een tijdcodesignaal
Een extern LTC-timingsignaal dat is gebaseerd op de SMPTE-standaard
en wordt ontvangen vanaf het GENLOCK/TC-aansluitpunt, wordt
opgenomen als de tijdcode. De User Bit van het externe timingsignaal kan
ook worden opgenomen. Stel het GENLOCK/TC-aansluitpunt eerst in op
invoer voordat u het apparaat aansluit. Ook moet u de tijdcodewerking
instellen op [Free Run] (0 69).
Bedieningsstanden:
Bedieningsstanden:
[J Other Functions]
[Genlock/TC Term.]
[Gen/TC In]
[J Other Functions]
[Genlock Adjust.]
[J Other Functions]
[Genlock/TC Term.]
[Gen/TC In]
73
b Synchronisatie met een extern apparaat
1 Open het submenu [Genlock/TC Term.].
[J Other Functions] [Genlock/TC Term.]
2 Selecteer [Gen/TC In] en druk vervolgens op SET.
De User Bit van een extern signaal opnemen
De User Bit van een extern tijdcodesignaal kunt u ook opnemen met
de tijdcode zelf.
1 Open het submenu [Rec Mode] van de User Bit.
[L TC/UB Setup] [User Bit] [Rec Mode]
2 Selecteer [External] en druk vervolgens op SET.
OPMERKINGEN
De synchronisatie van het Genlock-signaal wordt stabiel na circa
10 seconden.
Genlock-synchronisatie is zelfs mogelijk wanneer een op Standard-Definition gebaseerd Genlock-signaal
wordt ingevoerd. Genlock-synchronisatie is echter niet mogelijk als de videoconfiguratie van de camcorder
1080i en het invoersignaal 720P is.
Als het externe Genlock-signaal niet correct is of wanneer er geen invoersignaal aanwezig is, dan bestaat het
risico dat de opgenomen externe tijdcode niet juist is.
Als een extern tijdcodesignaal wordt ontvangen, dan wordt de eigen tijdcode van de camcorder hiermee
gesynchroniseerd en blijft de synchronisatie zelfs behouden als u de kabel uit het GENLOCK/TC-aansluitpunt
verwijdert. De synchronisatie raakt echter verstoord als u de hieronder genoemde handelingen uitvoert terwijl
de kabel niet aangesloten is; de juiste tijdcode wordt hersteld zodra u de kabel weer aansluit.
- Als u de camcorder uit- en weer aanzet
- Als u de bedieningsstand op zet
- Als u de videoconfiguratie wijzigt
- Als u de beeldsnelheid wijzigt
Als het externe tijdcodesignaal niet juist is of wanneer er geen invoersignaal aanwezig is, dan wordt in plaats
hiervan de interne tijdcode opgenomen die is ingesteld in het submenu [L TC/UB Setup] [Time Code].
Uitvoer tijdcodesignaal
De tijdcode wordt uitgevoerd vanaf het GENLOCK/TC-aansluitpunt als een LTC-timingsignaal dat is gebaseerd
op de SMPTE-standaard. De User Bit wordt ook uitgevoerd. Stel het GENLOCK/TC-aansluitpunt eerst in op
uitvoer voordat u het apparaat aansluit. Als u de optie [N Video Setup] [SDI Output] instelt op [HD] of [SD],
dan wordt de ingesloten tijdcode uitgevoerd vanaf het HD/SD SDI-aansluitpunt.
1 Open het submenu [Genlock/TC Term.].
[J Other Functions] [Genlock/TC Term.]
2 Selecteer [TC Out] en druk vervolgens op SET.
OPMERKINGEN
De User Bit van het tijdcodesignaal wordt uitgevoerd terwijl de
camcorder opneemt in de stand of tijdens het afspelen van
een clip in de stand .
Bedieningsstanden:
[L TC/UB Setup]
[User Bit]
[Rec Mode]
[Internal]
[J Other Functions]
[Genlock/TC Term.]
[Gen/TC In]
Audio opnemen
74
Audio opnemen
De camcorder kan audio opnemen en afspelen met lineaire PCM via twee kanalen, met een bemonsterings-
frequentie van 48 kHz. U kunt audio opnemen met de ingebouwde microfoon, een optionele externe microfoon
(XLR- of MIC-aansluitpunt) of via lijninvoer (XLR-aansluitpunt). U kunt voor kanaal 1 en kanaal 2 de audio-invoer
afzonderlijk selecteren.
Als u gebruik wilt maken van een externe microfoon, gebruik dan een in de winkel verkrijgbare microfoon met
een kabel die niet langer is dan 3 meter.
Gebruik van de ingebouwde microfoon of van
een externe microfoon die is aangesloten op
het MIC-aansluitpunt
Voer de stap hieronder uit als u gebruikmaakt van de ingebouwde
microfoon of van een externe microfoon die aangesloten is op het MIC-
aansluitpunt met een stekker van 3,5 mm. U kunt de microfoondemper
gebruiken voor beide microfoontypes. Als u de ingebouwde microfoon
gebruikt, kunt u ook gebruikmaken van het hoogdoorlaatfilter en de
gevoeligheid selecteren.
Stel de AUDIO IN-schakelaar van het gewenste kanaal in op INT.
Als u een microfoon aansluit op het MIC-aansluitpunt terwijl de
AUDIO IN-schakelaar ingesteld is op INT, dan schakelt de camcorder
automatisch over van de ingebouwde microfoon op de
externe microfoon.
Het hoogdoorlaatfilter van de ingebouwde microfoon
configureren
1 Open het submenu [Int. Mic Low Cut].
[m Audio Setup] [Audio Input] [Int. Mic Low Cut]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Opties
De gevoeligheid van de ingebouwde microfoon selecteren
1 Open het submenu [Int. Mic Sensitivity].
[m Audio Setup] [Audio Input] [Int. Mic Sensitivity]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Opties
Bedieningsstanden:
[Off]: Om audio onder gebruikelijke omstandigheden op te nemen.
[LC1]: Om voornamelijk menselijke stemmen op te nemen.
[LC2]: Om het achtergrondgeluid van wind te verminderen als u
buitenopnamen maakt in een winderige omgeving (bijvoorbeeld op
een strand of dicht in de buurt van gebouwen). Denk eraan dat
samen met het geluid van de wind bepaalde geluiden met een lage
frequentie ook worden onderdrukt.
[Normal]: Om audio onder gebruikelijke omstandigheden op te nemen.
[High]: Om audio op te nemen met een hoger volume (+6 dB).
[m Audio Setup]
[
Audio Input]
[Int. Mic Low Cut]
[Off]
[m Audio Setup]
[Audio Input]
[Int. Mic Sensitivity]
[Normal]
75
Audio opnemen
De microfoondemper activeren
Als het audioniveau te hoog is en het geluid vervormd klinkt terwijl u
opnamen maakt met de ingebouwde microfoon of met een microfoon
die aangesloten is op het MIC-aansluitpunt, activeer dan de
microfoondemper (12 dB voor de ingebouwde microfoon, 20 dB voor
een externe microfoon).
1 Open het submenu [Int. Mic Att].
[m Audio Setup] [Audio Input] [Int. Mic Att.]
2 Selecteer [On] en druk vervolgens op SET.
Gebruik van lijninvoer of van een externe microfoon die aangesloten
is op een XLR-aansluitpunt
Een externe microfoon aansluiten op een XLR-aansluitpunt
Voer de procedure hieronder uit om een externe microfoon aan te sluiten op een XLR-aansluitpunt (raadpleeg
ook de afbeelding hieronder).
1 Draai de bevestigingsschroef () van de microfoon los, open de microfoonhouder-unit en plaats de
microfoon ().
2 Draai de bevestigingsschroef vast en leid de microfoonkabel door de kabelklem van de microfoon onder
de microfoonhouder-unit ().
3 Sluit de microfoonkabel aan op het gewenste XLR-aansluitpunt ().
[m Audio Setup]
[Audio Input]
[Int. Mic Att.]
[Off]
Borgschroef microfoon Kabelklem XLR-aansluitpunten
Audio opnemen
76
Schakelen tussen een externe microfoon en lijninvoer
1 Stel de AUDIO IN-schakelaar van het gewenste kanaal in op EXT.
2 Stel de schakelaar van het XLR-aansluitpunt van het gewenste kanaal in
op LINE of MIC.
Als u een microfoon wilt voorzien van fantoomvoeding, zet de
schakelaar dan op MIC+48V in plaats van LINE of MIC. Zorg ervoor dat
u eerst de microfoon aansluit voordat u de fantoomvoeding inschakelt.
Zorg ervoor dat de microfoon nog aangesloten is wanneer u de
fantoomvoeding uitschakelt.
Als u gebruik maakt van het XLR-aansluitpunt om alleen via één kanaal
audio op te nemen, gebruik dan de CH1-ingang en stel de schakelaar
van het XLR-aansluitpunt voor CH1 in op LINE, MIC of MIC+48V.
Het opnamekanaal selecteren
U kunt selecteren via welk kanaal de camcorder audio opneemt.
1 Open het submenu [XLR Rec Channel].
[m Audio Setup] [Audio Input] [XLR Rec Channel]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Opties
De gevoeligheid van de externe microfoon instellen
U kunt de gevoeligheid van de externe microfoon instellen als de
schakelaar van het XLR-aansluitpunt is ingesteld op MIC of MIC+48V.
1 Open voor het betreffende XLR-aansluitpunt het submenu van
de gevoeligheid.
[m Audio Setup] [Audio Input] [XLR1 Mic Trimming] of
[XLR2 Mic Trimming]
2 Selecteer het gewenste niveau en druk vervolgens op SET.
Beschikbare gevoeligheidsniveaus
[CH1]: Neemt audio op via elk kanaal afzonderlijk. Audio die
wordt ingevoerd via CH1 wordt opgenomen via kanaal 1,
terwijl audio die wordt ingevoerd via CH2 wordt
opgenomen via kanaal 2.
[CH1/CH2]: Audio die wordt ingevoerd via CH1 wordt opgenomen via
beide kanalen. Audio die wordt ingevoerd via CH2 wordt
niet opgenomen.
+12 dB +6 dB 0 dB -6 dB -12 dB
CH1/CH2 AUDIO IN-
schakelaars
Schakelaars XLR-aansluitpunten
[m Audio Setup]
[Audio Input]
[XLR Rec Channel]
[CH1]
[m Audio Setup]
[Audio Input]
[XLR1 Mic Trimming]
[XLR2 Mic Trimming]
[0 dB]
77
Audio opnemen
De microfoondemper activeren
U kunt de demper (20 dB) van de externe microfoon activeren als de
schakelaar van het XLR-aansluitpunt is ingesteld op MIC of MIC+48V.
1 Open voor het betreffende XLR-aansluitpunt het submenu van de
microfoondemper.
[m Audio Setup] [Audio Input] [XLR1 Mic Att.] of [XLR2 Mic Att.]
2 Selecteer [On] en druk vervolgens op SET.
BELANGRIJK
Als u een microfoon aansluit die geen fantoomvoeding ondersteunt of
een apparaat aansluit dat geen fantoomvoeding ondersteunt, moet u ervoor zorgen dat de schakelaar
van het XLR-aansluitpunt op MIC respectievelijk LINE wordt gezet. Als u de schakelaar op MIC+48V zet,
kan de microfoon of het apparaat beschadigd raken.
Het audioniveau instellen
U kunt voor elk kanaal het audioniveau instellen op automatisch of handmatig. Indien zowel CH1 als CH2 is
ingesteld op gebruik van de ingebouwde microfoon (0 74), dan worden de instellingen voor CH1 automatisch
toegepast op CH2.
Automatische instelling van het audioniveau
Zet de audioniveauschakelaar van het gewenste kanaal op A (automatisch)
als u de camcorder automatisch het audioniveau voor dat kanaal wilt laten
instellen. Indien CH1 en CH2 beide zijn ingesteld voor gebruik van de
ingebouwde microfoon en u voor CH1 automatische instelling van het
audioniveau selecteert, dan zal de camcorder ook het audioniveau voor
CH2 automatisch instellen.
OPMERKINGEN
Wanneer zowel CH1 als CH2 is ingesteld op dezelfde audio-invoer
(externe microfoon of externe lijninvoer), en het audioniveau op
automatisch is ingesteld, kunt u gebruikmaken van de optie
[m Audio Setup] [Audio Input] [XLR ALC Link] (0 143)
om de instelling van beide kanalen aan elkaar te koppelen.
[m Audio Setup]
[Audio Input]
[XLR1 Mic Att.]
[XLR2 Mic Att.]
[Off]
CH1/CH2-audio-
niveauschakelaars
Audio opnemen
78
Handmatige instelling van het audioniveau
U kunt voor elk kanaal het audioniveau handmatig instellen tussen -f en
18 dB.
1 Stel de audioniveauschakelaar van het gewenste kanaal in op M.
2 Draai aan het corresponderende audioniveauwiel om het audioniveau
in te stellen.
Ter referentie: de 0 correspondeert met -f, 5 correspondeert met
0 dB en 10 correspondeert met +18 dB.
Als richtlijn geldt: stel het audio-opnameniveau zo in dat de
audioniveaumeter slechts zo nu en dan rechts van de markering
-18 dB komt (één markering rechts van de markering -20 dB).
OPMERKINGEN
U kunt de audiopiekbegrenzer activeren om audiovervormingen te
voorkomen. Als de audiopiekbegrenzer geactiveerd is, dan zal deze de amplitude van audio-invoersignalen
begrenzen als deze hoger worden dan -4 dBFS. Gebruik de optie [m Audio Setup] [Audio Input]
[Limiter]. De audiopiekbegrenzer kunt u activeren als ten minste één van de kanalen is ingesteld op
handmatige instelling van het audioniveau.
Het verdient aanbeveling een hoofdtelefoon te gebruiken als u het audioniveau instelt. Als het ingangsniveau
te hoog is, kan de audio vervormd raken, zelfs als de indicator van het audioniveau een juist niveau
aangeeft.Gebruik een in de winkel verkrijgbare hoofdtelefoon met een kabel die niet langer is dan 3 meter.
Audio controleren met een hoofdtelefoon
Sluit een hoofdtelefoon aan op het hoofdtelefoonaansluitpunt W voor het
controleren van de audio die wordt opgenomen. U kunt gebruikmaken van
de optie [m Audio Setup] [Audio Output] [Headphone Volume] om
het volume in te stellen. Als alternatief kunt u gebruikmaken van het
CUSTOM-wiel (0 46).
OPMERKINGEN
Gebruik een in de winkel verkrijgbare hoofdtelefoon met een kabel
die niet langer is dan 3 meter.
Als u de audio controleert, kunt u ervoor kiezen het audiosignaal te
synchroniseren met het videosignaal of de audio in real time te
controleren. Gebruik de optie [m Audio Setup] [Audio Output]
[Monitor Delay] om de methode te selecteren. Onthoud dat er een kleine
vertraging is als u de audio in real time controleert. De opgenomen audio-
en videosignalen zullen echter worden gesynchroniseerd, ongeacht de instelling.
CH1/CH2-audioniveauwielen
CH1/CH2-audioniveau-
schakelaars
-dB 40 30 20 10 0
CH2
CH1
18 dB, markering
79
Gebruik van metagegevens
Gebruik van metagegevens
De camcorder voegt aan clips automatisch metagegevens toe terwijl de clips worden opgenomen.
Metagegevens bestaan uit een door uzelf gedefinieerd clipinformatieprofiel* en opnamegegevens, zoals de
sluitertijd-, belichtings- en scherpstelinstellingen. U kunt de software Canon XF Utility gebruiken om specifieke
metadata te zoeken en te controleren.
* Het clipinformatieprofiel bestaat uit de cliptitel (tot 100 karakters), de gebruiker van de camera (tot 100 karakters), de locatie
(tot 100 karakters) en de clipbeschrijving (tot 1.000 karakters).
Een clipinformatieprofiel instellen
Voordat u een gebruikersmemo kunt toevoegen, dient u eerst de software
Canon XF Utility te installeren (0 128). Daarna maakt u het
clipinformatieprofiel en slaat u dit op een SD-kaart op. Zodra u de
SD-kaart in de camcorder hebt geplaatst en het clipinformatieprofiel hebt
geselecteerd, wordt dit toegevoegd aan de clips die u opneemt.
Foor meer informatie over het gebruik van de software raadpleegt u de
gebruiksaanwijzing die samen met de software Canon XF Utility wordt
geïnstalleerd (0 131).
1Gebruik Canon XF Utility om een clipinformatieprofiel op een SD-kaart op te slaan.
Raadpleeg Clipinformatieprofielen beheren in de Canon XF Utility Gebruiksaanwijzing.
2 Plaats de SD-kaart in de SD-kaartsleuf van de camcorder.
3 Open het submenu [User Memo].
[J Other Functions] [Set Metadata] [User Memo]
4 Selecteer de bestandsnaam van het betreffende clipinformatieprofiel en druk vervolgens op SET.
Het pictogram f verschijnt aan de rechterzijde van het scherm.
Selecteer [Off] als u clips wilt opnemen zonder een clipinformatieprofiel.
OPMERKINGEN
U moet het clipinformatieprofiel selecteren voordat u met opnemen begint. Anders wordt dit niet toegevoegd
aan de clip. U kunt het clipinformatieprofiel van een clip niet wijzigen met de camcorder, maar wel met de
software Canon XF Utility.
U kunt voor de metagegevens ook zelf een landcode, organisatiecode en gebruikerscode instellen (0 150),
die gebaseerd is op de UMID-standaard. De software Canon XF Utility kan deze informatie echter niet
zoeken of weergeven.
Nadat u een clipinformatieprofiel hebt geselecteerd, mag u de SD-kaart niet verwijderen terwijl u opnamen
maakt. Als u de SD-kaart toch verwijdert, wordt het clipinformatieprofiel niet aan de clip toegevoegd.
Bedieningsstanden:
[J Other Functions]
[Set Metadata]
[User Memo]
Kleurenbalken/audioreferentiesignaal
80
Kleurenbalken/audioreferentiesignaal
U kunt de camcorder kleurenbalken en een audioreferentiesignaal van 1 kHz laten genereren en opnemen,
en deze uitvoeren vanaf het HD/SD SDI-aansluitpunt (alleen b), HDMI OUT-aansluitpunt,
HD/SD COMPONENT OUT-aansluitpunt
1
, AV-aansluitpunt en het hoofdtelefoonaansluitpunt W
2
.
1
Voert alleen kleurenbalken uit.
2
Voert alleen een audioreferentiesignaal uit.
Kleurenbalken opnemen
U kunt kiezen tussen kleurenbalken van het type EBU ([Type 1]) en het
type SMPTE ([Type 2]).
1 Open het submenu [Type] van de kleurenbalken.
[l Camera Setup] [Color Bars] [Type]
2 Selecteer [Type 1] (EBU) of [Type 2] (SMPTE) en druk vervolgens
op SET.
3 Open het submenu [Enable] om de kleurenbalken te activeren.
[l Camera Setup] [Color Bars] [Enable]
4 Selecteer [On] en druk vervolgens op SET.
De geselecteerde kleurenbalken verschijnen op het scherm en
worden opgenomen als u op de START/STOP-knop drukt.
Als u de camcorder uitzet of de bedieningsstand instelt op ,
dan worden de kleurenbalken gedeactiveerd.
Eventueel kunt u een toewijzingsknop toewijzen aan [Color Bars]
(0 94) om later snel de kleurenbalken te kunnen activeren.
Een audioreferentiesignaal opnemen
De camcorder kan samen met de kleurenbalken een
audioreferentiesignaal van 1 kHz uitvoeren.
1 Open het submenu [1 kHz Tone].
[m Audio Setup] [Audio Input] [1 kHz Tone]
2 Selecteer het gewenste niveau en druk vervolgens op SET.
De beschikbare niveaus zijn -12 dB, -18 dB en -20 dB.
Selecteer [Off] als u het signaal wilt uitschakelen.
Het signaal wordt uitgevoerd op het geselecteerde niveau en wordt opgenomen als u op de START/STOP-
knop drukt.
Bedieningsstanden:
[l Camera Setup]
[Color Bars]
[Type]
[Type 1]
[l Camera Setup]
[
Color Bars]
[Enable]
[Off]
[m Audio Setup]
[Audio Input]
[1 kHz Tone]
[Off]
81
Video Scope
Video Scope
De camcorder kan een vereenvoudigde golfvormmonitor weergeven. Ook kan de camcorder een edge monitor*
weergeven om u te helpen met de scherpstelling. De video scopes verschijnen alleen op het LCD-scherm.
De scopes verschijnen niet in de zoeker of op een extern beeldscherm.
* De edge monitor “kijkt” naar de scherpstelling van het gehele beeld en toont het resultaat als een golfvorm. De edge monitor
is alleen beschikbaar in de stand .
Een video scope weergeven
Druk op de WFM-knop.
De golfvormmonitor verschijnt in een venster aan de rechteronderzijde
van het scherm.
U kunt herhaaldelijk op de WFM-knop drukken om de video scopes
na elkaar op te roepen in de volgorde hieronder.
Golfvormmonitor Edge monitor Uit
Een alternatief is om de video scopes op te roepen met [J Other
Functions] [WFM (LCD)] [Setting]. Selecteer [WFM] voor de
golfvormmonitor of [Edge Mon.] voor de edge monitor.
De golfvormmonitor configureren
De golfvormmonitorfunctie van de camcorder heeft 5 standen.
U kunt ook de versterking wijzigen.
1 Open het submenu [Waveform Monitor].
[J Other Functions] [WFM (LCD)] [Waveform Monitor]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Als u de versterking niet hoeft te wijzigen, hoeft u stap 3 en 4 niet
uit te voeren.
3 Open het submenu [Gain] van de golfvormmonitor.
[J Other Functions] [WFM (LCD)] [Gain] (onder [Waveform Monitor])
4 Selecteer [1x] of [2x] en druk vervolgens op SET.
Opties
Bedieningsstanden:
[Line]: Hiermee selecteert u voor de golfvormmonitor de lijnweergavestand.
[Line+Spot]: De golfvorm van het gebied in het rode kader wordt weergegeven in een rode kleur boven de golfvorm
van de [Line]-stand.
[Field]: Hiermee selecteert u voor de golfvormmonitor de veldweergavestand.
[RGB]: Functies zoals een RGB parade scope.
[YPbPr]: Functies zoals een YPbPr parade scope.
[J Other Functions]
[WFM (LCD)]
[Waveform Monitor]
[Line]
Video Scope
82
De edge monitor configureren
Met deze video scope kunt u preciezer scherp stellen als de camcorder
in de handmatige scherpstellingsstand staat. De edge monitor heeft
2standen.
1 Open het submenu [Edge Monitor].
[J Other Functions] [WFM (LCD)] [Edge Monitor]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Opties
[Type 1]: De golfvorm die de scherpstelling van het gehele beeld uitdrukt,
wordt weergegeven in een groene kleur. Bovendien wordt de
golfvorm van het gebied in de drie rode kaders weergegeven
in een rode kleur boven de vorige golfvorm.
[Type 2]: In deze stand wordt de edge monitor samen met de
golfvormmonitor weergegeven in de stand [Line+Spot].
De golfvormmonitor verschijnt aan de linkerzijde in een groene
kleur terwijl de edge monitor aan de rechterzijde wordt
weergegeven in een blauwe kleur. De golfvorm van het gebied in
het rode kader wordt weergegeven in een rode kleur boven zowel
de groene als blauwe golfvormen.
[J Other Functions]
[WFM (LCD)]
[Edge Monitor]
[Type 1]
83
Opnamemarkeringen toevoegen tijdens het maken van opnamen
Opnamemarkeringen toevoegen tijdens het maken van opnamen
Tijdens het maken van opnamen kunt u in een clip een belangrijke opname markeren door een
“opnamemarkering” toe te voegen (n). In de schermberichten wordt een opnamemarkering “[Shot Mark]”
genoemd. Er zijn twee soorten opnamemarkeringen: opnamemarkering 1 (c) en opnamemarkering 2 (d);
u kunt aan één enkele clip elk type of beide types toevoegen. Als de camcorder in de stand staat,
kunt u opnamemarkeringen toevoegen of verwijderen (0 119). U kunt ook een indexscherm van alle
opnamemarkeringen oproepen (0 118), waarmee u in een clip een bepaalde scène sneller kunt opzoeken.
Als u tijdens het maken van opnamen een opnamemarkering wilt toevoegen, moet u eerst een toewijzingsknop
toewijzen aan [Add Shot Mark 1] of [Add Shot Mark 2]. U kunt ook op de SHOT1-knop van de draadloze
afstandsbediening drukken om de c-markering toe te voegen.
1 Wijs een toewijzingsknop toe aan [Add Shot Mark 1] of [Add Shot Mark 2] (0 94).
Als u beide opnamemarkeringen wilt toevoegen, wijs dan één toewijzingsknop toe aan [Add Shot Mark 1]
en een andere toewijzingsknop aan [Add Shot Mark 2].
2 Druk tijdens het opnemen op de toewijzingsknop aan het begin van de opname die u wilt markeren.
Er verschijnt een bericht dat de opnamemarkering zal worden weergegeven, en de geselecteerde
opnamemarkering wordt toegevoegd aan het huidige beeldje van de clip.
U kunt nogmaals op de knop drukken als u opnieuw een opnamemarkering wilt toevoegen.
U kunt maximaal 100 opnamemarkeringen (c en d bij elkaar opgeteld) aan één clip toevoegen.
OPMERKINGEN
Er kan een vertraging optreden tot 0,5 seconde vanaf het moment dat u de knop indrukt tot het moment
waarop de camcorder de opnamemarkering toevoegt.
U kunt geen opnamemarkeringen aan een clip toevoegen als u gebruik maakt van intervalopname of
beeldjes opnemen.
Als een clip beide opnamemarkeringen bevat, dan wordt in het afspeelindexscherm naast de miniatuur van
de clip de n-markering weergegeven.
Bedieningsstanden:
Een clip bekijken
84
Een clip bekijken
Als de camcorder in de stand staat, kunt u de laatst opgenomen
clip bekijken.
1 Open het submenu [Rec Review] om in te stellen hoe lang u de
clip kunt bekijken.
[J Other Functions] [Rec Review]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
3 Druk op de knop
U nadat u klaar bent met opnemen.
De laatst opgenomen clip wordt met de ingestelde afspeelduur zonder
audio afgespeeld. Aan de bovenzijde van het scherm wordt
[A REVIEW] getoond.
Druk op de CANCEL-knop als u de clip niet langer wilt bekijken en
de camcorder terug te zetten in de opnamepauzestand.
Nadat de clip is afgespeeld, keert de camcorder terug naar
de opnamepauzestand.
Opties
OPMERKINGEN
Als u een speciale opnamestand gebruikt (0 85), kunt u een clip niet bekijken.
Indien de camcorder tijdens het maken van de opname van de ene CF-kaart is overgegaan op de andere
CF-kaart, dan zal de camcorder de clip afspelen op de CF-kaart waarop de meest recente opname staat.
Bedieningsstanden:
[Entire Clip]: Hiermee kunt u de gehele clip bekijken.
[Last 4 sec]: Hiermee bekijkt u slechts de laatste 4 seconden van de clip.
[J Other Functions]
[Rec Review]
[Entire Clip]
85
Speciale opnamestanden
Speciale opnamestanden
De camcorder heeft 4 speciale opnamestanden.
Intervalopname ([Interval Rec]): De camcorder neemt met een vooraf ingesteld interval automatisch een vooraf
ingesteld aantal beeldjes op. Deze stand is geschikt voor het opnemen van onderwerpen met weinig beweging,
zoals de natuur of planten.
Beeldjes opnemen ([Frame Rec]): Telkens wanneer u op de START/STOP-knop drukt, neemt de camcorder een
vooraf ingesteld aantal beeldjes op . Deze stand is geschikt voor het opnemen van stop-motion animatie.
Opnemen in slow motion & versneld opnemen ([Slow & Fast Motion]): Met deze stand kunt u de beeldsnelheid
voor het maken van opnamen wijzigen om tijdens het afspelen een slow motion-effect of een effect van een
versnelde beweging te creëren.
Vooropname ([Pre Rec]): Circa 3 seconden voordat u op de START/STOP-knop drukt, begint de camcorder op
te nemen. Dit is in het bijzonder handig als het moeilijk is om te voorspellen wanneer u met opnemen moet
beginnen.
Intervalopname
Stel eerst het interval en het aantal beeldjes in. Geluid wordt in deze stand
niet opgenomen. Deze stand is niet beschikbaar indien [
J
Other Functions]
[Bit Rate/Resolution] is ingesteld op [35 Mbps 1440x1080].
De intervalopnamestand configureren
1 Open het submenu [Interval].
[J Other Functions] [Interval Rec] [Interval]
2 Selecteer het gewenste interval en druk vervolgens op SET.
Raadpleeg de volgende tabel voor de beschikbare intervallen.
3 Selecteer [Rec Frames], selecteer vervolgens het gewenste aantal
beeldjes en druk vervolgens op SET.
De beschikbare opties zijn 2, 6 en 12.
Beschikbare intervallen*
* In het camcordermenu worden seconden aangegeven door [sec] en minuten door [min].
De intervalopnamestand activeren en opnamen maken
1 Open het submenu [Special Rec].
[J Other Functions] [Special Rec]
2 Selecteer [Interval Rec] en druk vervolgens op SET.
[INT STBY] verschijnt aan de bovenzijde van het scherm
(terwijl [INT] knippert).
3 Druk op de START/STOP-knop om te beginnen met opnemen.
De camcorder neemt met het ingestelde interval automatisch het ingestelde aantal beeldjes op.
De statuslampjes branden.
Bedieningsstanden:
1 sec 2 sec 3 sec 4 sec 5 sec 6 sec 7 sec 8 sec 9 sec
10 sec 15 sec 20 sec 30 sec 40 sec 50 sec 1 min 2 min 3 min
4 min 5 min 6 min 7 min 8 min 9 min 10 min
[J Other Functions]
[Interval Rec]
[Interval]
[1 sec]
[J Other Functions]
[Interval Rec]
[Rec Frames]
[2]
[J Other Functions]
[Special Rec]
[Off]
Speciale opnamestanden
86
•[INT STBY] verandert in [N INT REC] terwijl u opneemt en verandert in [N INT STBY] tussen intervallen.
4 Druk nogmaals op de START/STOP-knop wanneer u met opnemen wilt stoppen.
Alle opgenomen beeldjes worden samengevoegd tot één clip.
De statuslampjes gaan uit en aan de bovenzijde van het scherm verschijnt [INT STBY] (terwijl [INT] knippert).
OPMERKINGEN
U kunt tegelijkertijd slechts één speciale opnamestand gebruiken.
Tijdens het maken van opnamen kunt u het interval of het aantal beeldjes niet wijzigen.
Sommige beeldjes bij het punt waar u stopte met opnemen, worden mogelijk opgenomen en toegevoegd
aan het eind van de clip.
De intervalopnamestand wordt gedeactiveerd als u de speciale opnamestand wijzigt of uitschakelt.
Dat gebeurt ook als u de optie [J Other Functions] [Bit Rate/Resolution] of [Frame Rate] wijzigt.
De tijdcode loopt verder op basis van het aantal opgenomen beeldjes. Als de tijdcodewerking van de tijdcode
(0 69) ingesteld is op [Free Run] of wanneer de tijdcode wordt ingevoerd vanaf een externe bron
(alleen b), dan zal de tijdcodewerking tijdens een speciale opnamestand overgaan op [Rec Run].
Als u de speciale opnamestand deactiveert, dan keert de tijdcodewerking terug naar de vorige instelling.
b Tijdens een speciale opnamestand wordt het tijdcodesignaal niet uitgevoerd vanaf het
GENLOCK/TC-aansluitpunt of HD/SD SDI-aansluitpunt.
Beeldjes opnemen
Stel eerst het aantal beeldjes in. Het verdient aanbeveling gebruik te maken van de draadloze afstandsbediening of
de camcorder te stabiliseren op, bijvoorbeeld, een statief. Geluid wordt in deze stand niet opgenomen. Deze stand
is niet beschikbaar indien [
J
Other Functions] [Bit Rate/Resolution] is ingesteld op [35 Mbps 1440x1080].
De stand “Beeldjes opnemen” configureren
1 Open het submenu [Rec Frames].
[J Other Functions] [Frame Rec] [Rec Frames]
2 Selecteer het gewenste aantal beeldjes en druk vervolgens op SET.
De beschikbare opties zijn 2, 6 en 12.
De stand “Beeldjes opnemen” activeren en opnamen maken
1 Open het submenu [Special Rec].
[J Other Functions] [Special Rec]
2 Selecteer [Frame Rec] en druk vervolgens op SET.
[FRM STBY] verschijnt aan de bovenzijde van het scherm (terwijl
[FRM] knippert).
3 Druk op de START/STOP-knop om te beginnen met opnemen.
De camcorder neemt automatisch het ingestelde aantal beeldjes op.
De statuslampjes branden.
•[FRM STBY] verandert in [N FRM REC] terwijl de beeldjes worden opgenomen en verandert in
[N FRM STBY] als geen beeldjes worden opgenomen.
Herhaal de procedure totdat u klaar bent met opnemen.
4 Open het submenu [Special Rec].
[J Other Functions] [Special Rec]
[J Other Functions]
[Frame Rec]
[Rec Frames]
[2]
[J Other Functions]
[Special Rec]
[Off]
87
Speciale opnamestanden
5 Selecteer [Off] en druk vervolgens op SET.
De stand voor beeldjes opnemen wordt beëindigd en alle opgenomen beeldjes worden samengevoegd
tot één clip.
De statuslampjes gaan uit en [STBY] verschijnt aan de bovenzijde van het scherm.
OPMERKINGEN
U kunt tegelijkertijd slechts één speciale opnamestand gebruiken.
Tijdens het maken van opnamen kunt u het aantal beeldjes niet wijzigen.
Sommige beeldjes bij het punt waar u stopte met opnemen, worden mogelijk opgenomen en toegevoegd
aan het eind van de clip.
De stand voor beeldjes opnemen wordt gedeactiveerd als u de speciale opnamestand wijzigt of uitschakelt.
Dat gebeurt ook als u de optie [J Other Functions] [Bit Rate/Resolution] of [Frame Rate] wijzigt.
De tijdcode loopt verder op basis van het aantal opgenomen beeldjes. Als de tijdcodewerking van de tijdcode
(0 69) ingesteld is op [Free Run] of wanneer de tijdcode wordt ingevoerd vanaf een externe bron (alleen
b), dan zal de tijdcodewerking tijdens een speciale opnamestand overgaan op [Rec Run]. Als u de
speciale opnamestand deactiveert, dan keert de tijdcodewerking terug naar de vorige instelling.
b Tijdens een speciale opnamestand wordt het tijdcodesignaal niet uitgevoerd vanaf het
GENLOCK/TC-aansluitpunt of HD/SD SDI-aansluitpunt.
Opnemen in slow motion & versneld opnemen
Als u [J Other Functions] [Frame Rate] instelt op een progressieve beeldsnelheid (0 45), dan kan de
camcorder opnamen maken met een beeldsnelheid (beeldsnelheid voor het maken van opnamen) die verschilt
van de beeldsnelheid die wordt gebruikt voor het afspelen van opnamen. Een clip opnemen met een hogere
beeldsnelheid dan de beeldsnelheid die staat ingesteld bij de optie [Frame Rate], heeft tot gevolg dat tijdens het
afspelen van de opnamen een slow motion-effect optreedt. Omgekeerd is het zo dat een lagere beeldsnelheid
het effect van een versnelde beweging tot gevolg heeft.
Geluid wordt in deze stand niet opgenomen. Deze stand is niet beschikbaar indien [J Other Functions]
[Bit Rate/Resolution] is ingesteld op [35 Mbps 1440x1080].
Configureren van de stand voor opnemen in slow motion
& versneld opnemen
1 Open het submenu [S&F Frame Rate].
[J Other Functions] [Slow & Fast Motion] [S&F Frame Rate]
2 Selecteer de gewenste beeldsnelheid voor het maken van opnamen
en druk vervolgens op SET.
Beschikbare beeldsnelheden voor het maken van opnamen
* Alleen beschikbaar als [J Other Functions] [Bit Rate/Resolution] is ingesteld op
[50 Mbps 1280x720] of [35 Mbps 1280x720].
Activeren van opnemen in slow motion & versneld opnemen
en opnamen maken
1 Open het submenu [Special Rec].
[J Other Functions] [Special Rec]
12 15 18 20 21 22 23 24 25 26*
27* 28* 30* 32* 34* 37* 42* 45* 48* 50*
[J Other Functions]
[Slow & Fast Motion]
[S&F Frame Rate]
[J Other Functions]
[Special Rec]
[Off]
Speciale opnamestanden
88
2 Selecteer [Slow & Fast Motion] en druk vervolgens op SET.
[S&F STBY] verschijnt aan de bovenzijde van het scherm.
De geselecteerde beeldsnelheid voor het maken van opnamen wordt weergegeven aan de rechterzijde
van het scherm naast de optie [J Other Functions] [Frame Rate] (de beeldsnelheid voor het afspelen
van opnamen).
3 Druk op de START/STOP-knop om te beginnen met opnemen.
De camcorder neemt automatisch op met de ingestelde beeldsnelheid.
De statuslampjes branden.
[S&F STBY] verandert in [N S&F REC] terwijl u opnamen maakt.
4 Druk nogmaals op de START/STOP-knop wanneer u met opnemen wilt stoppen.
De camcorder neemt de clip op.
De statuslampjes gaan uit en [S&F STBY] verschijnt aan de bovenzijde van het scherm.
OPMERKINGEN
U kunt tegelijkertijd slechts één speciale opnamestand gebruiken. Bovendien kunt u niet opnemen in slow
motion en niet versneld opnemen als gelijktijdig opnamen worden gemaakt op beide CF-kaarten.
Terwijl u opneemt kunt u de beeldsnelheid voor het maken van opnamen niet wijzigen.
Bij lagere beeldsnelheden voor het maken van opnamen kan het circa 1 seconde duren voordat de camcorder
stopt met opnemen.
De stand voor opnemen in slow motion & versneld opnemen wordt gedeactiveerd als u de speciale
opnamestand wijzigt of uitschakelt. Dat gebeurt ook als u de videoconfiguratie wijzigt.
De tijdcode loopt door terwijl video wordt opgenomen. Als de tijdcodewerking van de tijdcode (0 69)
ingesteld is op [Free Run] of wanneer de tijdcode wordt ingevoerd vanaf een externe bron (alleen b),
dan zal de tijdcodewerking tijdens een speciale opnamestand overgaan op [Rec Run]. Als u de speciale
opnamestand deactiveert, dan keert de tijdcodewerking terug naar de vorige instelling.
b Tijdens een speciale opnamestand wordt het tijdcodesignaal niet uitgevoerd vanaf het
GENLOCK/TC-aansluitpunt of HD/SD SDI-aansluitpunt.
Als tijdens het maken van slow motion-opnamen de bitsnelheid op 50 Mbps is ingesteld (0 45),
is relay-opname niet beschikbaar.
Vooropname
Als u de vooropnamestand hebt geactiveerd, begint de camcorder
continu op te nemen in een tijdelijk geheugen van circa 3 seconden,
zodat wanneer u op de START/STOP-knop drukt, de clip ook circa
3 seconden video en audio zal bevatten die werd opgenomen voordat
u de knop indrukte.
1 Open het submenu [Special Rec].
[J Other Functions] [Special Rec]
2 Selecteer [Pre Rec] en druk vervolgens op SET.
[PRE REC STBY] verschijnt aan de bovenzijde van het scherm.
Beeldsnelheid voor het maken van opnamen
Beeldsnelheid voor het afspelen van opnamen
[J Other Functions]
[Special Rec]
[Off]
89
Speciale opnamestanden
3 Druk op de START/STOP-knop om te beginnen met opnemen.
De statuslampjes branden.
[PRE REC STBY] verandert [N PRE REC] terwijl u opneemt.
4 Druk nogmaals op de START/STOP-knop wanneer u met opnemen wilt stoppen.
De camcorder neemt de clip op, waaronder circa 3 seconden met video en audio die was opgenomen
voordat u op de START/STOP-knop drukte.
De statuslampjes gaan uit en [PRE REC STBY] verschijnt aan de bovenzijde van het scherm.
OPMERKINGEN
U kunt tegelijkertijd slechts één speciale opnamestand gebruiken.
De vooropnamestand wordt gedeactiveerd als u de speciale opnamestand wijzigt of uitschakelt.
Dat gebeurt ook als u de videoconfiguratie wijzigt.
Tijdens de vooropnamestand wordt de tijdcode opgenomen met een tijdcodewerking (0 69) die staat
ingesteld op [Free Run], ongeacht de eerdere instelling. Als alternatief kunt u een extern tijdcodesignaal
gebruiken (alleen b). Als de tijdcode wordt opgenomen, bevat deze de 3 seconden voordat de
START/STOP-knop werd ingedrukt. Als u de speciale opnamestand deactiveert, dan keert de tijdcodewerking
terug naar de vorige instelling.
Infraroodopnamen
90
Infraroodopnamen
Deze camcorder is uitgerust met de mogelijkheid om films op te nemen in donkere omgevingen met gebruik van
de infraroodlamp van de camcorder en andere bronnen van infraroodlicht. Ook kunt u selecteren of de lichtere
gebieden van het beeld in groen of wit moeten worden weergegeven.
De infraroodstand activeren
Voer de procedure hieronder uit om de camcorder in de infraroodstand te
zetten en de kleuren van de lichte gebieden in het beeld in te stellen.
1 Zet de INFRARED-schakelaar op ON.
2 Open het submenu [Monochrome] om een kleur te selecteren.
[l Camera Setup] [Infrared] [Monochrome]
3 Selecteer [White] of [Green] en druk vervolgens op SET.
OPMERKINGEN
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [IR Monochrome] (0 94),
dan kunt u op de knop drukken om de infraroodlamp te activeren.
Wanneer u de infraroodstand activeert, wordt automatisch ook de
autofocus geactiveerd. Tijdens de infraroodstand kunt u de focus
echter wijzigen in handmatige scherpstelling.
Afhankelijk van de lichtbron werkt de autofocus mogelijk niet erg goed.
Gebruik van de infraroodlamp
U kunt de infraroodlamp aan- en uitzetten met een toewijzingsknop of
de CUSTOM-knop.
1 Open het submenu [Light].
[l Camera Setup] [Infrared] [Light]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Opties
Bedieningsstanden:
[Toggle]: Stelt u in staat om de infraroodlamp aan en uit te zetten met een toewijzingsknop of de CUSTOM-knop.
Wijs vooraf een toewijzingsknop (0 94) of de CUSTOM-knop (0 46) toe aan [IR Light].
[Always On]: De infraroodlamp is altijd ingeschakeld terwijl de camcorder in de infraroodstand staat.
[Always Off]: De infraroodlamp is altijd uitgeschakeld.
[l Camera Setup]
[Infrared]
[Monochrome]
[White]
[l Camera Setup]
[Infrared]
[Light]
[Toggle]
91
Infraroodopnamen
OPMERKINGEN
Wanneer de camcorder in de infraroodstand staat, worden de volgende opties automatisch ingesteld.
- Versterking, sluitertijd en diafragma worden ingesteld op automatisch.
- Autofocus wordt ingesteld op [Normal AF].
- Lichtmeting, AE-niveau, AGC-limiet, witbalans en voorkeuze-instellingen kunnen niet worden ingesteld.
- ND-filter kan niet worden geactiveerd.
Als u de camcorder in de infraroodstand zet, richt het objectief dan niet op sterke licht- of warmtebronnen.
De gevoeligheid van de camcorder voor dergelijke bronnen is veel hoger dan wanneer u op normale wijze
video-opnamen maakt. Als er dergelijke bronnen in het beeld aanwezig zijn voordat u de camcorder in de
infraroodstand zet, scherm dan eerst het objectief af.
Verschuiving van de optische as
92
Verschuiving van de optische as
Deze functie helpt u bij een opstelling met twee camera’s voor het maken van 3D-opnamen doordat u de positie
van de beeldstabilisatielens kunt instellen.
1 Open het submenu [OIS Functions].
[l Camera Setup] [OIS Functions]
2 Selecteer [Axis Shift] en druk op SET.
Y verschijnt aan de onderzijde van het scherm.
3 Open het scherm [Adjust] van de optische as.
[l Camera Setup] [Axis Shift] [Adjust]
Op het scherm verschijnen vier richtingspictogrammen. Gebruik de joystick of draadloze afstandsbediening
om het beeld af te stellen. Als het beeld niet meer in een bepaalde richting kan worden afgesteld, dan zal het
corresponderende richtingspictogram grijs worden.
U kunt de optie [l Camera Setup] [Axis Shift] [GUI Color] gebruiken om de kleur van de
pictogrammen te wijzigen en de optie [Reset] om de positie van de lens te resetten.
U kunt de positie van de lens controleren met het display aan de rechteronderzijde van het scherm.
4 Druk op SET als u klaar bent.
Als u op de CANCEL-knop drukt, zal de lens teruggaan naar de positie zoals die was voorafgaand aan
de afstelling.
OPMERKINGEN
Het bereik van de afstelling hangt af van de huidige zoompositie.
Hoe meer de lenspositie wordt afgesteld, hoe groter de afwijking in het midden van het beeld zal zijn tijdens
het zoomen. De afwijking wordt kleiner door te centreren op een object bij maximale telefoto en vervolgens de
afstelling te verrichten bij maximale groothoek.
Bedieningsstanden:
[l Camera Setup]
[OIS Functions]
[Img Stab.]
[l Camera Setup]
[Axis Shift]
[Adjust]
93
Gebruik van de aanduiding van de brandpuntsafstand
Gebruik van de aanduiding van de brandpuntsafstand
De aanduiding van de brandpuntsafstand helpt u bij het gebruik van twee camcorders wanneer u 3D-opnamen
maakt. De aanduiding wordt weergegeven als een numerieke waarde en heeft een bereik van 154 stappen.
U kunt de aanduiding instellen op 0 bij elk punt in het zoombereik om u te helpen beide camcorders precies
te kalibreren.
1 Maak een opstelling van twee camcorders en lijn de beeldhoek
hiervan uit.
2 Open het submenu [Focal Length Guide].
[l Camera Setup] [Zoom] [Focal Length Guide]
3 Selecteer [Set to 0] en druk vervolgens op SET.
De aanduiding van de brandpuntsafstand verschijnt aan de linkerzijde
van het scherm als [z ±0]. Selecteer anders [Off] als u de indicator
wilt uitschakelen.
U kunt een nauwkeuriger resultaat bereiken door deze stap uit
te voeren bij maximale telefoto.
Als beide camcorders zo ingesteld zijn dat tijdens zoomen dezelfde waarde wordt weergegeven,
dan blijft de brandpuntsafstand voor beide camcorders gehandhaafd.
OPMERKINGEN
Hoewel de aanduiding van de brandpuntsafstand een hulpmiddel is voor het maken van 3D-opnamen,
moet u er toch voor zorgen dat u bij het maken van opnamen de beeldhoek visueel controleert.
Bedieningsstanden:
[l Camera Setup]
[Zoom]
[Focal Length Guide]
[Off]
94
4
Voorkeuze instellen
Toewijzingsknoppen
De camcorder is comfortabel uitgerust met 10* knoppen die u kunt toewijzen aan diverse functies. Door vaak
gebruikte functies toe te wijzen aan deze knoppen, kunt u deze functies met één druk op de knop snel activeren.
* In de stand zijn alleen de toewijzingsknoppen 1 t/m 4 beschikbaar.
Aan een knop een andere functie toewijzen
1 Open het submenu [Assign Button].
[J Other Functions] [Assign Button]
2 Selecteer de knop waaraan u een andere functie wilt toewijzen
en druk vervolgens op SET.
Er verschijnt een lijst met beschikbare functies.
In het verkorte overzicht worden voor elke toewijzingsknop de
standaardinstellingen weergegeven. Aan de knoppen 5 t/m 10 is nog
geen functie toegewezen.
3 Selecteer de gewenste functie en druk vervolgens op SET.
U kunt in het statusscherm [Buttons / Remote] controleren (0 153) welke functies aan de
toewijzingsknoppen zijn toegewezen.
U kunt gebruikmaken van de optie [J Other Functions] [Reset] [Assignable Buttons] om
de toewijzingsknoppen terug te zetten naar de standaardinstelling.
Bedieningsstanden:
[J Other Functions]
[Assign Button]
[1 Powered IS]
[2 Zebra]
[3 WFM (LCD)]
[4 Magnification]
[5-10 (NONE)]
95
Toewijzingsknoppen
Gebruik van een toewijzingsknop
Nadat u aan een van de knoppen een functie hebt toegewezen, kunt u de betreffende functie later snel
gebruiken door deze knop in te drukken. Bij sommige functies kan een menu met opties verschijnen. In dat geval
moet u de gewenste optie selecteren en vervolgens op SET drukken.
Toewijzingsknoppen
Functies kunnen voor de stand en voor de stand afzonderlijk worden ingesteld. In de volgende
tabel staat beschreven welke functies u in welke stand kunt toewijzen.
* Functie kan alleen worden gebruikt door deze toe te wijzen aan een knop.
**Functie kan alleen worden gebruikt door deze toe te wijzen aan een knop of door de PHOTO-knop op de draadloze
afstandsbediening te gebruiken.
Naam van de
functie
Beschrijving 0
[Img Stab.] Schakelt de geselecteerde beeldstabilisatiemethode (Dynamic IS of Standard IS) in of uit. N 52
[Powered IS] Schakelt Powered IS in of uit. N 52
[Focus Limit] Schakelt de scherpstellingslimiet in of uit. N 51
[Face AF] Wisselt de scherpstelling met autofocus tussen [Face Pri.], [Face Only] en [Off]. N 50
[Select Face]
Selecteert het hoofdonderwerp wanneer [Face AF] wordt gebruikt om scherp te stellen op
gezichten van onderwerpen.
N 50
[Backlight] Schakelt de optie voor lichtmeting van tegenlicht in of uit. N 58
[Spotlight] Schakelt de optie voor lichtmeting van spotlights in of uit. N 58
[Tele-converter] Activeert de digitale teleconverter achtereenvolgens als volgt: 1,5x 3x 6x Uit N 140
[Peaking] Schakelt verscherping van contouren in of uit. N 48
[Zebra] Schakelt zebrapatronen in of uit. N 68
[WFM (LCD)]
Activeert video scopes in de volgende volgorde:
Golfvormmonitor Edge monitor Uit
N N 81
[Magnification] Schakelt vergroting in of uit. N 49
[TL-H58] Stelt de optie [l Camera Setup] [Conversion Lens] in op [TL-H58] of [Off]. N 66
[WD-H58W] Stelt de optie [l Camera Setup] [Conversion Lens] in op [WD-H58W] of [Off]. N 66
[Color Bars] Schakelt kleurenbalken in of uit. N 80
[IR Monochrome] Wisselt tussen wit en groen wanneer de camcorder in de infraroodstand staat. N 90
[IR Light]
Schakelt de infraroodlamp in of uit wanneer [l Camera Setup] [Infrared]
[Light] ingesteld is op [Toggle].
N 90
[Markers] Schakelt schermmarkeringen in of uit. N 67
[LCD Setup] Opent het submenu [LCD Setup]. N N 30
[LCD/VF B&W] Schakelt de zwart-witstand van de LCD en zoeker in of uit. N N 31
[Onscreen Display]
Toont de pictogrammen en tekst van het scherm op een externe monitor (voor zowel SD-
als HD-uitvoer).
N N 125
[Shot Mark 1] Voegt een c-markering toe aan de clip. N N 83
[Shot Mark 2]* Voegt een d-markering toe aan de clip. N N 83
[Add e Mark] Voegt een e-markering toe aan de clip. N N 115
[Add Z Mark] Voegt een Z-markering toe aan de clip. N N 115
[Time Code] Toont het submenu [Time Code]. N 69
[Time Code Hold]* Bevriest het tijdcodedisplay of hervat dit. N N 69
[Audio Output CH] Selecteert een ander audio-uitgangskanaal. N N 126
[Audio Level] Schakelt de audioniveaumeter in of uit. N N 78
[Wireless Controller]
Schakelt de draadloze afstandsbediening in of uit. N N 32
[Photo]** Maakt een foto. N N 132
[Delete Last Clip] Verwijdert de laatst opgenomen clip. N 117
[Status]* Toont de statusschermen. N N 152
Voorkeuze-instellingen
96
Voorkeuze-instellingen
U kunt vooraf een aantal beeldgerelateerde voorkeuze-opties instellen. Nadat u individuele instellingen hebt
aangepast aan uw wensen, kunt u de gehele set in de camcorder of op de SD-kaart opslaan als een bestand met
voorkeuze-instellingen. U kunt het bestand dan op een later tijdstip laden om de huidige instellingen te wijzigen in
de voorkeuzeniveaus die u hebt geselecteerd. U kunt de voorkeuze-instellingen zelfs insluiten in clips die zijn
opgenomen op een CF-kaart of in fotos die zijn gemaakt op een SD-kaart. Maar u kunt de camcorder ook clips
laten opnemen en foto’s laten maken zonder voorkeuze-instellingen in te sluiten.
U kunt in de camcorder maximaal 9 verschillende bestanden met voorkeuze-instellingen opslaan en maximaal 20
op een SD-kaart. Bestanden met voorkeuze-instellingen kunt u kopiëren tussen de camcorder en opnamemedia.
Bestanden met voorkeursinstellingen die zijn gemaakt met eerdere Canon-camcorders, kunt u niet gebruiken op
deze camcorder. Bestanden met voorkeuze-instellingen die u met deze camcorder hebt gemaakt, kunt u alleen
gebruiken op de XF105 en XF100.
Beschikbare voorkeuze-instellingen
Bestanden met voorkeuze-instellingen selecteren
Selecteer een bestand met voorkeuze-instellingen om de instellingen
hiervan toe te passen op uw opnamen of om het bestand te bewerken,
hernoemen, beveiligen of verzenden.
1 Open het submenu [Custom Picture].
[l Camera Setup] [Custom Picture]
2 Selecteer [K X Select File] en druk vervolgens op SET.
Er verschijnt een lijst van bestanden met voorkeuze-instellingen in de camcorder en op de SD-kaart.
Bestanden in de camcorder beginnen met [C1] t/m [C9]; bestanden op de SD-kaart beginnen met [SD1]
t/m [SD20].
3 Selecteer het gewenste bestand en druk vervolgens op SET.
Pas de bestandsinstellingen toe door de MENU-knop in te drukken om het menu te verlaten. Aan de
linkerzijde van het scherm wordt een pictogram weergegeven dat het geselecteerde bestand met de
voorkeuze-instellingen vertegenwoordigt.
Bedieningsstanden:
Categorie Menu-onderdeel Submenu 0
Instellingen die gerelateerd zijn aan
lichte en donkere tonen
[Gamma] (Gammacurve) 99
[Black Gamma] (Donkere gebieden) 100
[Black] (Zwartingsniveau en kleurzweem van
zwarte tonen)
[Master Pedestal]
(Vergroten/verkleinen van zwartingsniveau)
99
[Master Black]
(Kleurzweemcorrectie van zwarte tonen)
99
[Knee] (Lichte gebieden) Alle instellingen behalve [Saturation]
(Verzadiging)
100
[Other Functions] (Overige functies) [Setup Level] (Wijziging van zwartniveau) 103
[Clip at 100%] (Begrenzing witniveau) 103
Instellingen die zijn gerelateerd aan
scherpte en ruis
[Sharpness] (Scherpte) 101
[Noise Reduction] (Ruisreductie) 101
[Skin Detail] (Huiddetail) 101
[Selective NR] (Selectieve ruisreductie) 102
Instellingen die zijn gerelateerd aan
kleur
[Low Key Satur.] (Kleurverzadiging) 100
[Knee] (Lichte gebieden) [Saturation]-instelling (Verzadiging) 100
[Color Matrix] (Kleurenmatrix) 102
[White Balance] (Witbalans) 102
[Color Correction] (Kleurcorrectie) 103
[l Camera Setup]
[Custom Picture]
[K X Select File]
97
Voorkeuze-instellingen
Als u andere acties in het bestand wilt uitvoeren, ga dan verder met de procedures hierna.
Selecteer [Off] als u opnamen wilt maken zonder het bestand met voorkeuze-instellingen toe te passen.
De instellingen van een bestand met voorkeuze-instellingen bewerken
1 Selecteer een bestand, selecteer [I X Edit File] en druk vervolgens op SET.
2 Selecteer een instelling en druk vervolgens op SET.
3 Wijzig de instelling.
Raadpleeg Beschikbare voorkeuze-instellingen (0 99) voor bijzonderheden over de diverse instellingen.
Herhaal stap 2 en 3 om, indien gewenst, ook andere instellingen te wijzigen.
4 Druk op de MENU-knop om het menu te verlaten.
Bestanden met voorkeuze-instellingen hernoemen
1 Selecteer een bestand en open het submenu [Rename].
[I X Edit File] [Rename]
Er verschijnt een scherm dat de huidige bestandsnaam toont
met een oranje selectiekader op het eerste karakter.
2 Selecteer een alfanumeriek karakter of symbool en ga vervolgens
met (A) naar het volgende veld.
Wijzig de rest van de naam op dezelfde wijze.
3 Selecteer [Set] en druk vervolgens op SET.
4 Druk op de
MENU-knop om het menu te verlaten.
Bestanden met voorkeuze-instellingen beveiligen
Door een bestand met voorkeuze-instellingen te beveiligen,
wordt voorkomen dat de instellingen per abuis worden gewijzigd.
1 Selecteer een bestand en open het submenu [Protect].
[I X Edit File] [Protect]
2 Selecteer [Protect] en druk vervolgens op SET.
In de bestandskeuzelijst verschijnt h naast de bestandsnaam.
Als u een beveiliging wilt verwijderen, selecteer dan [Unprotect].
3 Druk op de MENU-knop om het menu te verlaten.
Bestanden met voorkeuze-instellingen die al in de camcorder aanwezig zijn
Standaard zijn de bestanden met voorkeuze-instellingen in de bestandslocaties [C7] t/m [C9] beveiligd.
Verwijder de beveiliging (0 97) als u het bestand wilt bewerken. Hieronder wordt beschreven wanneer u de
bestanden met voorkeuze-instellingen die al in de camcorder aanwezig zijn, moet gebruiken.
[C7 VIDEO.C]: Voor het afspelen van video op flat-panel-beeldschermen die algemeen worden gebruikt door
de consument.
[C8 CINE.V]: Om een cinematografisch beeld op TV-monitors te bereiken, bijvoorbeeld wanneer TV-
programma’s worden gemaakt die een cinematografisch effect vereisen.
[C9 CINE.F]: Creëert een cinematografisch effect dat verschilt van [C8 CINE.V] indien gecombineerd
met [Cine 2] (onder [Gamma]) en [Cine 2] (onder [Color Matrix] [Select]).
[l Camera Setup]
[Custom Picture]
[I X Edit File]
[Rename]
[l Camera Setup]
[
Custom Picture]
[I X Edit File]
[Protect]
Voorkeuze-instellingen
98
Bestanden met voorkeuze-instellingen kopiëren
U kunt bestanden met voorkeuze-instellingen kopiëren tussen de camcorder en SD-kaart. Als het bestand
met de voorkeuze-instellingen aanwezig is in de camcorder, gebruik dan [Copy To b] (kopiëren naar kaart),
of gebruik [Load From b] (kopiëren vanaf kaart), afhankelijk van wat u wilt doen. Als het bestand met de
voorkeuze-instellingen aanwezig is op een SD-kaart, gebruik dan [Copy To Cam.] (kopiëren naar camcorder),
of gebruik [Load From Cam] (kopiëren vanuit camcorder).
Een bestand kopiëren vanuit de camcorder naar een SD-kaart
1 Selecteer een bestand in de camcorder en open het submenu
[Copy To b].
[H X Transfer File] [Copy To b]
2 Selecteer de bestandslocatie waarin u het bestand wilt opslaan en druk
vervolgens op SET.
Als er locaties beschikbaar zijn, kunt u [New File] selecteren om
het bestand op te slaan in de eerst beschikbare locatie.
3 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Het momenteel geselecteerde bestand wordt gekopieerd naar de
geselecteerde locatie op de SD-kaart, zodat het bestand in die locatie wordt overschreven.
4 Druk op de MENU-knop om het menu te verlaten.
Een bestand in de camcorder vervangen door een bestand
op een SD-kaart
1 Selecteer een bestand in de camcorder dat u wilt vervangen en open het
submenu [Load From b].
[H X Transfer File] [Load From b]
2 Selecteer het bestand dat naar de SD-kaart moet worden gekopieerd
en druk op SET.
3 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Het bestand in de camcorder wordt overschreven door het bestand
op de SD-kaart.
4 Druk op de MENU-knop om het menu te verlaten.
Een bestand kopiëren vanaf een SD-kaart naar de camcorder
1 Selecteer een bestand op de SD-kaart en open het submenu
[Copy To Cam.].
[H X Transfer File] [Copy To Cam.]
2 Selecteer de bestandslocatie waarin u het bestand wilt opslaan en druk
vervolgens op SET.
3 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Het momenteel geselecteerde bestand wordt gekopieerd naar de
geselecteerde locatie op de camcorder, zodat het bestand in die locatie
wordt overschreven.
4 Druk op de MENU-knop om het menu te verlaten.
Een bestand op een SD-kaart vervangen door een bestand in
de camcorder
1 Selecteer op de SD-kaart een bestand dat u wilt vervangen en open het
submenu [Load From Cam.].
[H X Transfer File] [Load From Cam.]
2 Selecteer het bestand dat naar de SD-kaart moet worden gekopieerd
en druk vervolgens op SET.
[l Camera Setup]
[Custom Picture]
[H X Transfer File]
[Copy To b]
[l Camera Setup]
[Custom Picture]
[H X Transfer File]
[Load From b]
[l Camera Setup]
[Custom Picture]
[H X Transfer File]
[Copy To Cam.]
[l Camera Setup]
[Custom Picture]
[H X Transfer File]
[Load From Cam.]
99
Voorkeuze-instellingen
3 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Het bestand op de SD-kaart) wordt overschreven door het bestand in de camcorder.
4 Druk op de MENU-knop om het menu te verlaten.
OPMERKINGEN
U kunt ook een bestand met voorkeuze-instellingen dat ingesloten is in een clip, kopiëren naar de camcorder
(0 118).
In een opname voorkeuze-instellingen insluiten
U kunt video-opnamen of foto’s maken met gebruik van uw voorkeuze-
instellingen. Later kunt u deze instellingen die zijn ingesloten in de video-
opname of foto, naar de camcorder kopiëren (0 137) en toepassen op
toekomstige opnamen. Door in uw opnamen voorkeuze-instellingen te
gebruiken, krijgt u meer “grip” op uw opnametechniek, bijvoorbeeld door
te controleren welke instellingen voor een bepaalde opname werden
gebruikt.
1 Open het submenu [Add X File].
[J Other Functions] [Add X File]
2 Selecteer [To Clip] of [To Photo] en druk op SET.
Met [To Clip] sluit u het bestand met de voorkeuze-instellingen in een clip in, en met [To Photo] in een foto.
3 Selecteer [On] en druk vervolgens op SET.
Beschikbare voorkeuze-instellingen
De volgende instellingen zijn beschikbaar. Zelfs wanneer geen bestand met voorkeuze-instellingen is
geselecteerd, worden nog steeds de standaardinstellingen op het beeld toegepast.
Gammacurve ([Gamma])
De gammacurve verandert de algehele impressie van het beeld.
(Standaard: [Normal 1])
[Normal 1] t/m [Normal 4]: Deze instellingen zijn geschikt voor het
bekijken van het beeld op een TV-
scherm. Lichte gebieden zijn bij gebruik
van [Normal 2] helderder dan bij gebruik
van [Normal 1]. Donkere tonen in het
onderste deel van de gammacurve zijn bij
gebruik van [Normal 3] (ITU-R BT.709-
standaard) en [Normal 4] nadrukkelijker
dan bij gebruik van [Normal 2].
[Cine 1] of [Cine 2]:
Gebruik [Cine 1] voor een gammacurve
die resulteert in een beeld met een
cinematografische impressie en cinematografische tonen. [Cine 2] heeft zachtere
contrasten dan [Cine 1] maar is ook geschikt om een cinematografisch beeld te creëren.
Zwarting ([Black])
Regelt het zwartingsniveau en de kleurzweem van zwarte tonen.
Zwartingsniveau ([Master Pedestal])
De master pedestal vergroot of verkleint het zwartingsniveau. Hogere instellingen maken donkere gebieden
helderder maar verminderen het contrast. Deze waarde kan worden ingesteld tussen -50 en 50. (Standaard: 0)
[J Other Functions]
[Add X File]
[To Clip]
[To Photo]
[On]
Cine 1
Cine 2
Normal 4
Normal 2/3/4
Normal 3
Normal 1/2
Invoer
Uitvoer
Gamma (impressie van het beeld)
Voorkeuze-instellingen
100
Kleurzweemcorrectie ([Master Black])
Corrigeert de kleurzweem in zwarte tonen.
[Red]: -50 t/m 50 (Standaard: 0)
[Green]: -50 t/m 50 (Standaard: 0)
[Blue]: -50 t/m 50 (Standaard: 0)
Donkere gebieden ([Black Gamma])
Regelt het onderste gedeelte van de gammacurve (donkere
gebieden van het beeld).
[Level]: Verhoogt of verlaagt het onderste gedeelte van de
gammacurve. Deze waarde kan worden ingesteld
tussen -50 en 50. (Standaard: 0)
[Range]: Selecteert het bereik waarbinnen donkere gebieden
worden beïnvloed. Deze waarde kan worden ingesteld
tussen -5 en 50. (Standaard: 0)
[Point]: Bepaalt de vorm van het onderste gedeelte van de
gammacurve. Deze waarde kan worden ingesteld
tussen -1 en 50. (Standaard: 0)
Kleurverzadiging ([Low Key Satur.])
Stelt de kleurverzadiging in van donkere gebieden.
[Enable]: Activeert/deactiveert de instelling. (Standaard: [Off])
[Level]: Specificeert hoe in donkere gebieden de verzadigde kleuren zijn. Deze waarde kan worden ingesteld
tussen -50 en 50. (Standaard: 0)
Lichte gebieden ([Knee])
Regelt het bovenste gedeelte van de gammacurve (lichte gebieden van het beeld). Door de lichte gebieden te
comprimeren, kunt u voorkomen dat gedeelten van het beeld overbelicht worden. Deze optie is niet beschikbaar
als [Gamma] is ingesteld op [Cine 1] of [Cine 2].
[Enable]: Activeert/deactiveert de instelling. (Standaard: [On])
[Automatic]: Selecteer [On] als u de camcorder automatisch het knee point en de knee slope wilt laten instellen
om te voorkomen dat beelden snel overbelicht worden. Selecteer [Off] als u het knee point
automatisch wilt instellen. (Standaard: [On])
[Slope]: Bepaalt de helling van de gammacurve boven het knee point. Deze waarde kan worden ingesteld
tussen -35 en 50. (Standaard: 0)
[Point]: Stelt het knee point van de gammacurve in. Deze waarde kan worden ingesteld tussen 50 en 109.
(Standaard: 95)
[Saturation]: Stelt in lichte gebieden de kleurverzadiging in wanneer [Automatic] is ingesteld op [Off].
Deze waarde kan worden ingesteld tussen -10 en 10. (Standaard: 0)
Invoer
Uitvoer
Point
Black Gamma
Invoer
Uitvoer
Invoer
Uitvoer
Knee Slope Knee Point
101
Voorkeuze-instellingen
Scherpte ([Sharpness])
Stelt de scherpte van het uitvoer- en opnamesignaal in.
[Level]: Stelt het scherpteniveau in.Deze waarde kan worden ingesteld tussen -10 en 50. (Standaard: 0)
[H Detail Freq.]: Stelt de middenfrequentie van horizontale scherpte in. Instelling van een hogere waarde
verhoogt de frequentie, die, op haar beurt, de scherpte vergroot. Deze waarde kan worden
ingesteld tussen -8 en 8. (Standaard: 0)
[Coring]: Reduceert ruisartefacten die worden veroorzaakt door hoge scherpteniveaus.
[Level]: Stelt het coring-niveau in. Hogere waarden voorkomen dat scherpte wordt toegepast op uiterst kleine
details, wat resulteert in minder ruis. Deze waarde kan worden ingesteld tussen -30 en 50. (Standaard: 0)
[D-Ofst]: U kunt gebruik maken van [D-Ofst], [D-Curve] en [D-Depth] om op basis van helderheid het coring-
niveau in te stellen. [D-Ofst] stelt het coring-niveau van het minimale helderheidsniveau in. Deze waarde kan
worden ingesteld tussen 0 en 50. (Standaard: 0)
[D-Curve]:
Stelt de curve van de coring-instelling in. Deze curve is de verandering vanaf [Level] tot [D-Ofst].
Deze waarde kan worden ingesteld tussen 0 en 8.
(Standaard: 0)
[D-Depth]: Stelt een vermenigvuldigheidsfactor in voor [D-Ofst] die op basis van helderheid de instelling van
het coring-niveau bepaalt. Positieve waarden verhogen het coring-niveau in donkere gebieden en negatieve
waarden verlagen het niveau. Deze waarde kan worden ingesteld tussen -4 en 4. (Standaard: 0)
[HV Detail Bal.]: Stelt de verhouding in tussen horizontaal en verticaal detail. Hogere waarden benadrukken het
verticale detail terwijl lagere waarden het horizontale detail benadrukken.Deze waarde kan
worden ingesteld tussen -8 en 8. (Standaard: 0)
[Limit]: Beperkt hoeveel scherpte wordt toegepast. Deze waarde kan worden ingesteld tussen
-50 en 50. (Standaard: 0)
[
Knee Aperture
]: Stelt u in staat de scherpte van alleen de gebieden boven het knee point in te stellen door de
gain en slope te wijzigen. Deze optie is niet beschikbaar als [Gamma] is ingesteld op [Cine 1]
of [Cine 2].
[Gain]: Stelt de
hoeveelheid scherpte in
. Deze waarde kan worden ingesteld tussen 0 en 9. (Standaard: 0)
[Slope]: Stelt de helling van de scherpte in. Deze waarde kan worden ingesteld tussen 0 en 3; 0 heeft geen
helling, 1 een steile helling en 3 een geleidelijke helling. (Standaard: 1)
[Level Depend]: Verlaagt de hoeveelheid scherpte die wordt toegepast op donkere gebieden van het beeld.
[Level]: Stelt de helderheid in van de donkere gebieden van het beeld die worden beïnvloed.Deze waarde kan
worden ingesteld tussen 0 en 50. (Standaard: 0)
[Slope]: Bepaalt de helling van het gebied tussen de onderste en bovenste gedeelten van de gammacurve.
Deze waarde kan worden ingesteld tussen 0 en 3; 0 heeft geen helling, 1 een steile helling en 3 een geleidelijke
helling. (Standaard: 0)
[Offset]: Stelt het scherpteniveau in van donkere gebieden in het beeld. Instelling van hogere waarden verlaagt
het scherpteniveau.Deze waarde kan worden ingesteld tussen 0 en 50. (Standaard: 0)
[Ingredient Ratio]: Door deze verhouding te wijzigen, kunt de balans beïnvloeden tussen resolutie en
vermindering van gekartelde randen. Hogere waarden leggen de nadruk op resolutie terwijl
lagere waarden de nadruk leggen op vermindering van gekartelde randen. Deze waarde kan
worden ingesteld tussen -50 en 50. (Standaard: 0)
Ruisreductie ([Noise Reduction])
Reduceert de hoeveelheid ruis die in het beeld verschijnt. Selecteer [Automatic] als u de camcorder de ruis
automatisch wilt laten instellen. Selecteer anders een niveau tussen 1 (laagste niveau) en 8 (hoogste niveau),
of selecteer [Off] als u de ruisreductie wilt uitschakelen. (Standaard: [Automatic])
Huiddetail ([Skin Detail])
De camcorder past een verzachtend filter toe op gebieden in het beeld met huidtinten om onderwerpen een
aangenamer voorkomen te geven. Door deze instellingen te wijzigen, kunt u bepalen welke gebieden zullen
worden gedetecteerd als huidtinten. Er verschijnt op het LCD-scherm een zebrapatroon over gebieden die
worden herkend als gebieden met huidtinten.
Voorkeuze-instellingen
102
[Effect Level]: Stelt het niveau van het filter in. De beschikbare opties zijn [Off], [Low], [Middle] en [High].
(Standaard: [Off])
[Hue]: Stelt de kleurschakering in voor detectie van huidtinten. Deze waarde kan worden ingesteld tussen
-16 en 16. (Standaard: 0)
[Chroma]: Stelt de kleurverzadiging in voor detectie van huidtinten. Deze waarde kan worden ingesteld
tussen 0 en 31. (Standaard: 16)
[Area]: Stelt het kleurbereik in voor detectie van huidtinten. Deze waarde kan worden ingesteld tussen
0 en 31. (Standaard: 16)
[Y Level]: Stelt de helderheid in voor detectie van huidtinten. Deze waarde kan worden ingesteld tussen
0 en 31. (Standaard: 16)
Selectieve ruisreductie ([Selective NR])
De camcorder detecteert de karakteristiek van een bepaalde kleur of toon en past een ruisreductiefilter toe op de
doelgebieden. Op de doelgebieden van het scherm verschijnt een zebrapatroon.
[Effect Level]: Stelt het niveau van het ruisreductiefilter in. De beschikbare opties zijn [Off], [Low], [Middle] en
[High]. (Standaard: [Off])
[Hue]: Stelt de kleurschakering in voor de kleur die moet worden gedetecteerd. Deze waarde kan worden
ingesteld tussen 0 en 31. (Standaard: 0)
[Chroma]: Stelt de kleurverzadiging in voor de kleur die moet worden gedetecteerd. Deze waarde kan worden
ingesteld tussen 0 en 31. (Standaard: 16)
[Area]: Stelt het kleurbereik in voor de kleur die moet worden gedetecteerd. Deze waarde kan worden
ingesteld tussen 0 en 31. (Standaard: 16)
[Y Level]: Stelt de helderheid in voor de kleur die moet worden gedetecteerd. Deze waarde kan worden
ingesteld tussen 0 en 31. (Standaard: 16)
Kleurenmatrix ([Color Matrix])
Met color matrix worden de kleurtonen in het gehele beeld beïnvloed.
[
Select
]: De beschikbare opties zijn [Normal 1] t/m [Normal 4], [Cine 1] en [Cine 2]. Over het algemeen is dit
dezelfde instelling als [Gamma]. Na selectie van een optie kunt u instellingen uitvoeren die nóg preciezer
zijn. (Standaard: [Normal 1])
[Gain]: Stelt de kleurintensiteit in. Deze waarde kan worden ingesteld tussen -50 en 50. (Standaard: 0)
[Phase]: Stelt de kleurfase in. Deze waarde kan worden ingesteld tussen -18 en 18. (Standaard: 0)
[R-G]: De R-G-matrix wijzigt de tint van het beeld op basis van de gradaties cyaan/groen en rood/magenta.
Deze waarde kan worden ingesteld tussen -50 en 50. (Standaard: 0)
[R-B]: De R-B-matrix wijzigt de tint van het beeld op basis van de gradaties cyaan/blauw en rood/geel.
Deze waarde kan worden ingesteld tussen -50 en 50. (Standaard: 0)
[G-R]: De G-R-matrix wijzigt de tint van het beeld op basis van de gradaties magenta/rood en groen/cyaan.
Deze waarde kan worden ingesteld tussen -50 en 50. (Standaard: 0)
[G-B]: De G-B-matrix wijzigt de tint van het beeld op basis van de gradaties magenta/blauw en groen/geel.
Deze waarde kan worden ingesteld tussen -50 en 50. (Standaard: 0)
[B-R]: De B-R-matrix wijzigt de tint van het beeld op basis van de gradaties geel/rood en blauw/cyaan.
Deze waarde kan worden ingesteld tussen -50 en 50. (Standaard: 0)
[B-G]: De B-G-matrix wijzigt de tint van het beeld op basis van de gradaties geel/groen en blauw/magenta.
Deze waarde kan worden ingesteld tussen -50 en 50. (Standaard: 0)
Witbalans ([White Balance])
Stelt de hoeveelheid witbalans in voor het gehele beeld.
[R Gain]:
Stelt de intensiteit van rode tonen in. Deze waarde kan worden ingesteld tussen -50 en 50. (Standaard: 0)
[G Gain]: Stelt de intensiteit van groene tonen in. Deze waarde kan worden ingesteld tussen -50 en 50.
(Standaard: 0)
[B Gain]: Stelt de intensiteit van blauwe tonen in. Deze waarde kan worden ingesteld tussen -50 en 50.
(Standaard: 0)
103
Voorkeuze-instellingen
Kleurcorrectie ([Color Correction])
De camcorder detecteert de karakteristiek van een bepaalde kleur (kleurfase, kleurverzadiging, gebied en
Y-niveau) en corrigeert deze tijdens het opnemen. U kunt de kleurcorrectie instellen voor maximaal twee
verschillende gebieden (A en B).
[Select Area]: Selecteert een of meer gebieden die moeten worden gecorrigeerd. De beschikbare opties
zijn [Area A], [Area B] en [Area A&B]. Selecteer [Off] als u deze optie wilt uitschakelen.
(Standaard: [Off])
[Area A Setting]: Bepaalt het gebied waarin kleuren worden gecorrigeerd.
[Phase]: Stelt de kleurfase in voor gebied A. Deze optie kunt u instellen tussen 0 en 31. (Standaard: 0)
[Chroma]: Stelt de kleurverzadiging in voor gebied A. Deze optie kunt u instellen tussen 0 en 31. (Standaard: 16)
[Area]: Stelt het kleurbereik in voor gebied A. Deze optie kunt u instellen tussen 0 en 31. (Standaard: 16)
[Y Level]: Stelt de helderheid in voor gebied A. Deze optie kunt u instellen tussen 0 en 31. (Standaard: 16)
[Area A Revision]: Stelt de hoeveelheid correctie in voor gebied A.
[Level]: Stemt de hoeveelheid correctie af op de kleurverzadiging. Deze waarde kan worden ingesteld tussen
-50 en 50. (Standaard: 0)
[Phase]: Stemt de hoeveelheid correctie af op de kleurfase. Deze waarde kan worden ingesteld tussen
-18 en 18. (Standaard: 0)
[Area B Setting]: Bepaalt het gebied waarin kleuren worden gecorrigeerd.
[Phase]: Stelt de kleurfase in voor gebied B. Deze waarde kan worden ingesteld tussen 0 en 31. (Standaard: 0)
[Chroma]: Stelt de kleurverzadiging in voor gebied B. Deze waarde kan worden ingesteld tussen 0 en 31.
(Standaard: 16)
[Area]: Stelt het kleurbereik in voor gebied B. Deze waarde kan worden ingesteld tussen 0 en 31.
(Standaard: 16)
[Y Level]: Stelt de helderheid in voor gebied B. Deze waarde kan worden ingesteld tussen 0 en 31.
(Standaard: 16)
[Area B Revision]: Stelt de hoeveelheid correctie in voor gebied B.
[Level]: Stemt de hoeveelheid correctie af op de kleurverzadiging. Deze waarde kan worden ingesteld tussen
-50 en 50. (Standaard: 0)
[Phase]: Stemt de hoeveelheid correctie af op de kleurfase. Deze waarde kan worden ingesteld tussen
-18 en 18. (Standaard: 0)
Overige functies ([Other Functions])
[Setup Level]: Stelt het zwartniveau bij dat is ingesteld door de opties [Black] en [Master Pedestal].
[Level]: Bepaalt de mate waarin de instelling wordt uitgevoerd. Deze waarde kan worden ingesteld tussen
-50 en 50. (Standaard: 0)
[Press]: Comprimeert het dynamische bereik van het videosignaal zodanig dat het videosignaal de 100%
niet overschrijdt. De beschikbare opties zijn [On] en [Off]. (Standaard: [Off])
[Clip At 100%]: Als het videosignaal de 100% overschrijdt, wordt door deze functie het witniveau tot 100%
begrensd. (Standaard: [Off])
Functies en schermgegevens afstemmen op uw persoonlijke wensen
104
Functies en schermgegevens afstemmen op uw persoonlijke wensen
U kunt de camcorder afstemmen op uw persoonlijke stijl en behoeften. Gebruik de optie [J Other Functions]
[Custom Function] om in te stellen hoe sommige bedieningselementen en functies in de stand moeten
functioneren. Ook kunt u gebruik maken van de optie [M LCD/VF Setup] [Custom Display] om in te stellen
welke gegevens op het scherm worden weergegeven terwijl u opnamen maakt. U kunt deze voorkeuren samen
met andere menu-instellingen opslaan op een SD-kaart en deze later opnieuw gebruiken (0 106).
Functies afstemmen op uw persoonlijke wensen
In de volgende tabel wordt beschreven welke functies u met de optie
[Custom Function] op uw persoonlijke wensen kunt afstemmen.
Raadpleeg [Custom Function] (0 150) voor meer bijzonderheden.
1 Open het submenu [Custom Function].
[J Other Functions] [Custom Function]
2 Selecteer de gewenste functie.
3 Kies een insteloptie en druk vervolgens op SET.
Bedieningsstanden:
[J Other Functions]
[Custom Function]
Functies die u met de optie [Custom Function] op uw persoonlijke wensen kunt afstemmen
Menu-onderdeel Beschrijving
[Shockless Gain] Bepaalt de snelheid van de overgang als de versterking (gain) wordt veranderd.
[Shockless WB] Creëert een zachtere overgang als de witbalans wordt veranderd.
[AE Response] Selecteert de respons van de camcorder als u de instelling voor de automatische belichting wijzigt.
[Iris Limit] Stelt voor het maken van opnamen een maximale diafragmawaarde (F8.0) in.
[I. Ring Direction]
Wijzigt de richting van de afstelling wanneer u aan de handbediende ring draait terwijl deze is ingesteld
op IRIS(ND).
[F. Ring Direction]
Wijzigt de richting van de afstelling wanneer u aan de handbediende ring draait terwijl deze is ingesteld
op FOCUS.
[Z. Ring Direction]
Wijzigt de richting van de afstelling wanneer u aan de handbediende ring draait terwijl deze is ingesteld
op ZOOM.
[F. Ring Control]
Selecteert de gevoeligheid van de respons wanneer u de handbediende ring gebruikt terwijl deze is ingesteld
op FOCUS.
[Z. Ring Control]
Selecteert de gevoeligheid van de respons wanneer u de handbediende ring gebruikt terwijl deze is ingesteld
op ZOOM.
[F. Assist B&W]
Schakelt het scherm automatisch over naar zwart-wit terwijl de hulpfuncties van de scherpstelling (peaking
[contouren verscherpen] en vergroting) zijn geactiveerd. U kunt instellen dat het scherm alleen overschakelt
naar zwart-wit wanneer peaking is geactiveerd, of alleen wanneer vergroting is geactiveerd, of wanneer
beide zijn geactiveerd. De hulpfuncties van de scherpstelling worden niet weergegeven op een
externe monitor.
[Obj. Dist. Unit]
Selecteert de maateenheid van de afstand (meters of Engelse feet) die wordt weergegeven wanneer
de camcorder in de handmatige scherpstellingsstand de afstand tot het onderwerp toont.
[Zoom Indicator] Selecteert of de zoomindicator wordt weergegeven als een grafische balk of een numeriek display (0 t/m 99).
[ZR-2000 AE SHIFT]
Selecteert of het AE SHIFT-wiel op de optionele zoomafstandsbediening ZR-2000 de belichtingscompensatie
of de diafragmawaarde regelt.
[Scan Reverse Rec] Keert het opgenomen beeld horizontaal, verticaal of horizontaal en verticaal om.
[Character Rec]
Als deze functie is ingesteld op [On], worden alle schermgegevens precies zoals deze op het scherm worden
weergegeven, samen met de clip opgenomen.
105
Functies en schermgegevens afstemmen op uw persoonlijke wensen
Instellen welke schermgegevens u wilt weergeven
U kunt instellen welke pictogrammen door de camcorder moeten worden
weergegeven of verborgen. Raadpleeg Schermgegevens (0 42) voor
bijzonderheden over welke schermgegevens u voor weergave kunt
selecteren. Raadpleeg [Custom Display 1] (0 145) en [Custom Display 2]
(0 146) voor bijzonderheden over de instelopties.
1 Open het submenu [Custom Display 1] of [Custom Display 2].
[M LCD/VF Setup] [Custom Display 1] of [Custom Display 2]
2 Selecteer de gewenste functie.
3 Kies een insteloptie en druk vervolgens op SET.
Bedieningsstanden:
[M LCD/VF Setup]
[Custom Display 1]
[Custom Display 2]
Camera-instellingen opslaan en laden
106
Camera-instellingen opslaan en laden
Nadat u de instellingen in de menu’s hebt gewijzigd, kunt u die instellingen opslaan op een SD-kaart. U kunt die
instellingen dan op een later tijdstip weer in deze camcorder laden, of in een andere XF105- of XF100-camcorder
zodat u die camcorder op precies dezelfde wijze kunt gebruiken.
Camera-instellingen opslaan op de SD-kaart
1 Open het submenu [Save To b].
[J Other Functions] [Transfer Menu] [Save To b]
2 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
De huidige instellingen worden opgeslagen op de SD-kaart. Als de
SD-kaart al camera-instellingen bevat, worden deze overschreven.
3 Druk op SET nadat het bevestigingsscherm verschijnt.
Camera-instellingen laden vanaf een SD-kaart
Zorg ervoor dat in de camcorder een SD-kaart wordt geplaatst waarop
camera-instellingen staan die u in de camcorder kunt laden.
1 Open het submenu [Load From b].
[J Other Functions] [Transfer Menu] [Load From b]
2 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Nadat de huidige instellingen van de camcorder zijn vervangen door de
instellingen van de SD-kaart, wordt het scherm korte tijd zwart en wordt de camcorder opnieuw opgestart.
OPMERKINGEN
De SD-kaart bevat een tekstbestand dat een overzicht geeft van de camera-instellingen. U kunt de instellingen
bekijken met gebruik van een USB-kaartlezer om op een computer de gegevens van de SD-kaart te openen.
Open in de map [CAMSET] het bestand “CAMSET2.TXT”.
De camera-instellingen kunnen worden gebruikt met andere XF105- en XF100-camcorders. Camera-
instellingen van de Canon-camcorders XF305 en XF300 kunt u met deze camcorder echter niet gebruiken.
Als u camera-instellingen laadt vanaf een SD-kaart, worden zelfs beveiligde beeldgerelateerde voorkeuze-
instellingen in de camcorder vervangen door de instellingen die u laadt vanaf de SD-kaart.
Bedieningsstanden:
[J Other Functions]
[Transfer Menu]
[Save To b]
[J Other Functions]
[Transfer Menu]
[Load From b]
5
107
Afspelen
Afspelen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u clips afspeelt die u hebt opgenomen op een CF-kaart.
Raadpleeg De camcorder aansluiten op een externe monitor (0 123) voor bijzonderheden over hoe u clips
afspeelt op een externe monitor. Raadpleeg Foto’s bekijken (0 134) voor informatie over hoe u op de SD-kaart
foto’s kunt bekijken.
Clipindexscherm
De afspeelfuncties kunt u gebruiken u in het clipindexscherm. Zet de
camcorder in de stand om het clipindexscherm te openen.
Bedieningsstanden:
Afspelen
108
Houd de knop op de d-schakelaar ingedrukt en zet deze op MEDIA.
De camcorder schakelt over op de stand en het clipindexscherm verschijnt.
v
CF-kaartsleuven afwisselend gebruiken
Als in beide CF-kaartsleuven een CF-kaart is geplaatst, kunt u deze,
indien gewenst, afwisselend gebruiken.
Druk op de SLOT SELECT-knop.
De statusindicator van de geselecteerde CF-kaartsleuf gaat branden
in een groene kleur.
Bedieningsstanden:
2 1
14
15
7
6
4
5
9
3
16
8
13
10
11 12
1 Momenteel geselecteerde CF-kaartsleuf (0 37)
2 Clipminiatuur (0 120)
3 Relay-opname: Verschijnt als een clip op de ene
CF-kaart begint en verdergaat op de andere.
(0 38)
4 Opnamemarkering (0 83, 112)
5 e-markering/Z-markering (0 115)
6 Datum (alleen de maand en de dag) en tijd van
opname
7 Oranje selectiekader
8 Datum en tijd van opname
9 Clipnaam (0 41)
10 Ingesloten bestand met voorkeuze-instellingen
(0 96)
11 Bitsnelheid en resolutie (0 45)
12 Beeldsnelheid
13 Totale opnameduur
14 Tijdcode van miniatuur
15 Speciale opnamestand (0 85)
16 Clipnummer / Totaal aantal clips
109
Afspelen
Andere indexschermen selecteren
In het clipindexscherm kunt u werken met alle clips op een CF-kaart. U kunt
echter overschakelen naar andere indexschermen die alleen clips met een
e-markering (indexscherm [e Mark]), clips met een Z-markering
(indexscherm [Z Mark]) of foto’s* (indexscherm [Photos]) tonen.
* Foto’s worden opgeslagen op de SD-kaart.
1 Druk op de INDEX-knop.
Het selectiemenu van het indexscherm verschijnt.
2 Selecteer het gewenste indexscherm en druk vervolgens op SET.
Het geselecteerde indexscherm verschijnt.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
Druk nogmaals op de INDEX-knop om terug te keren naar het
clipindexscherm.
Clips afspelen
U kunt clips afspelen vanuit het clipindexscherm, het indexscherm
[e Mark] en het indexscherm [Z Mark]. Gebruik de afspeelknoppen
die worden getoond in de afbeelding.
1 Verplaats het oranje selectiekader naar de clip die u wilt afspelen.
2 Druk op de
D-knop om met afspelen te beginnen.
Het afspelen begint bij de geselecteerde clip en gaat door tot het einde
van de laatste clip in het indexscherm. Als het laatste beeldje van de
laatste clip wordt bereikt, treedt een pauze in.
Druk nogmaals op de
D-knop om een pauze in te lassen.
Druk op de B-knop als u wilt stoppen met afspelen en wilt terugkeren
naar het indexscherm.
BELANGRIJK
Houd u aan de voorzorgsmaatregelen hieronder terwijl de statusindicator
CFj of CFl in een rode kleur brandt. Als u dat nalaat, raakt u uw
gegevens mogelijk voorgoed kwijt.
- Verwijder de stroombron niet en schakel de camcorder niet uit.
- Open het afdekplaatje van de betreffende CF-kaartsleuf niet.
OPMERKINGEN
Mogelijk doen zich tijdens het afspelen van video of audio korte onderbrekingen voor.
Afspelen
110
Schermgegevens
1
Wordt weergegeven wanneer [M LCD/VF Setup] [Metadata Display] [Date/Time] is ingesteld op [On].
2
Wordt weergegeven wanneer [M LCD/VF Setup] [Metadata Display] [Camera Data] is ingesteld op [On].
1 2 3 4 5
13
8
6
16
17
18
19
7
9
12
10
11
1415
1 Resterende accutijd (0 43)
2 Afspeelmethode
3 Geselecteerde CF-kaart
4 Relay-opname
5Tijdcode (0 69)
6 Clipnummer / Totaal aantal clips
7 Bitsnelheid en resolutie (0 45)
8 Beeldsnelheid (0 45)
9 Ingesloten bestand met voorkeuze-instellingen
(0 96)
10 Uitvoerdisplays (0 125)
11 Draadloze afstandsbediening (0 146)
12 User Bit (0 71)
13 Audio-uitgangskanaal (0 126)
14 Audioniveaumeter (0 145)
15 e-markering/Z-markering (0 115)
16 Datum en tijd van opname
1
17 Versterking
2
(0 53)
18 Diafragmawaarde
2
(0 57)
19 Sluitertijd
2
(0 55)
2 Afspeelmethode
* De afspeelsnelheid (x5, x15 of x60) wordt ook in de indicator weergegeven.
4 Relay-opname
Verschijnt als een clip op de ene CF-kaart begint en ononderbroken verdergaat op de andere. k geeft het
eerste gedeelte van de opname aan, j geeft het middelste gedeelte of de middelste gedeelten aan en i
geeft het laatste gedeelte aan.
A PLAY Afspelen
C PAUSE Afspeelpauze
Z/Y De clip wordt beeldje voor beeldje achteruit/
beeldje voor beeldje vooruit afgespeeld
F FWD I De clip word versneld afgespeeld*
JF REV De clip wordt versneld achteruit afgespeeld*
111
Afspelen
Afspeelknoppen
Als u een clip afspeelt, gebruik dan de knoppen op de camcorder of de
draadloze afstandsbediening als u gebruik wilt maken van versneld
afspelen, beeldje voor beeldje afspelen of als u clips wilt overslaan.
Raadpleeg de volgende tabel.
Beschikbare afspeeltypes
OPMERKINGEN
Tijdens het afspelen van de afspeeltypes die staan vermeld in de vorige tabel, wordt geen audio afgespeeld.
Tijdens sommige speciale afspeelstanden doen zich in het afspeelbeeld mogelijk abnormaliteiten voor
(blokvormige video-artefacten, strepen, etc.).
Tijdens beeldje voor beeldje vooruit afspelen gaat de opname met 0,25 seconde vooruit wanneer de resolutie/
beeldsnelheid 1280x720/50P is en 0,5 seconde voor andere configuraties.
De snelheid die op het scherm wordt aangegeven, is een geschatte snelheid.
Het volume instellen
Tijdens het afspelen wordt audio geproduceerd vanuit de ingebouwde
monoluidspreker of de hoofdtelefoon. Als u een hoofdtelefoon aansluit op
het W-aansluitpunt (hoofdtelefoon), dan wordt geluid uit de ingebouwde
luidspreker volledig uitgeschakeld.
Het hoofdtelefoonvolume instellen
Voer de procedure hieronder uit om het volume van de hoofdtelefoon te
wijzigen. Als alternatief kunt u het volume wijzigen met het CUSTOM-wiel
(0 46).
1 Open het submenu [Headphone Volume].
[m Audio Setup] [Audio Output] [Headphone Volume]
2 Selecteer het gewenste niveau en druk vervolgens op SET.
Selecteer [Off] als u de audio volledig wilt uitschakelen.
Afspeeltype Bediening
Versneld afspelen
Camcorder: Druk op de J-knop of de I-knop.
Draadloze afstandsbediening: Druk op de J-knop of de
I-knop.
Herhaal deze handeling als u de afspeelsnelheid tot circa 5x
15x 60x de normale snelheid wilt verhogen.
Beeldje voor beeldje
vooruit/achteruit afspelen
Draadloze afstandsbediening: Druk op de Z-knop of de
Y-knop (tijdens afspeelpauze).
Naar het begin van de
volgende clip springen
Camcorder: Druk op de K-knop.
Draadloze afstandsbediening: Druk op de g-knop.
Naar het begin van de
huidige clip springen
Camcorder: Druk op de L-knop.
Draadloze afstandsbediening: Druk op de f-knop.
Naar de vorige clip
springen
Camcorder: Druk tweemaal op de L-knop.
Draadloze afstandsbediening: Druk tweemaal op de f-knop.
Terugkeren naar normaal
afspelen
Camcorder: Druk op de D-knop.
Draadloze afstandsbediening: Druk op de D-knop.
[m Audio Setup]
[Audio Output]
[Headphone Volume]
[8]
Afspelen
112
Het volume van de ingebouwde luidspreker instellen
1 Open het submenu [Speaker Volume].
[m Audio Setup] [Audio Output] [Speaker Volume]
2 Selecteer het gewenste niveau en druk vervolgens op SET.
Selecteer [Off] als u de audio volledig wilt uitschakelen.
OPMERKINGEN
Raadpleeg Het audiokanaal selecteren (0 126) voor bijzonderheden
over selectie van een ander kanaal.
Opnamemarkeringen toevoegen tijdens het afspelen
U kunt tijdens het afspelen of tijdens afspeelpauze aan een clip een c-markering, d-markering of beide
markeringen toevoegen. U kunt beide markeringen toevoegen met toewijzingsknoppen. De c-markering kunt
u ook toevoegen met de SHOT1-knop van de draadloze afstandsbediening.
1 Wijs een toewijzingsknop toe aan [Add Shot Mark 1] of [Add Shot Mark 2] (0 94).
2 Druk tijdens het afspelen of tijdens afspeelpauze op de toewijzingsknop bij het punt in de clip waar
u de opnamemarkering wilt toevoegen.
Op het scherm verschijnt een bericht met betrekking tot de opnamemarkering en de opnamemarkering
wordt toegevoegd aan de clip.
Als u tijdens het afspelen een opnamemarkering toevoegt aan een clip, dan treedt een pauze in.
U kunt maximaal 100 opnamemarkeringen (c en d bij elkaar opgeteld) aan één clip toevoegen.
Er kan een vertraging optreden tot 0,5 seconde vanaf het moment dat u de knop indrukt tot het moment
waarop de camcorder de opnamemarkering toevoegt.
[m Audio Setup]
[Audio Output]
[Speaker Volume]
[8]
113
Werken met clips
Werken met clips
Behalve dat u een clip kunt afspelen, kunt u ook andere handelingen uitvoeren, bijvoorbeeld een clip verwijderen
of clipinformatie weergeven. Dit doet u in het clipmenu, dat afhankelijk van het gebruikte indexscherm diverse
functies bevat. U kunt de functies gebruiken in het menu [J Other Functions] om sommige handelingen toe te
passen op alle clips. Raadpleeg de tabel hieronder voor informatie over welke functies beschikbaar zijn en
raadpleeg de pagina’s hierna voor meer bijzonderheden over de functies.
Functies in het clipmenu
1
Omvat ook de indexschermen [Shot Mark 1] en [Shot Mark 2].
2
Alleen indexscherm [e Mark].
3
Alleen indexscherm [Z Mark].
4
Alleen indexscherm [Expand Clip].
Bedieningsstanden:
Menu-onderdeel Beschrijving
Indexscherm
0
Clip
[e Mark]/
[Z Mark]
[Shot Mark]
1
/
[Expand Clip]
[Display Clip Info] Toont diverse gegevens over een clip. N N 114
[Add e Mark]/
[Delete e Mark]
Voegt een e-markering toe of verwijdert deze
markering.
N N
2
115
[Add Z Mark]/
[Delete Z Mark]
Voegt een Z-markering toe of verwijdert deze
markering.
N N
3
115
[Copy Clip] Kopieert een clip van de ene CF-kaart naar de andere. N N
2
116
[Delete Clip] Verwijdert een clip. N N
3
117
[Shot Mark]
Toont een indexscherm van alle beeldjes van een clip
die een van beide markeringen hebben.
N N 118
[Shot Mark 1]
Toont een indexscherm van alle beeldjes van een clip
die de c-markering hebben.
N N 118
[Shot Mark 2]
Toont een indexscherm van alle beeldjes van een clip
die de d-markering hebben.
N N 118
[Expand Clip]
Toont een indexscherm dat met een vast interval
beeldjes van een clip toont.
N N 119
[Delete User Memo] Verwijdert het clipinformatieprofiel van een clip. N N 117
[Copy X File]
Kopieert het bestand met voorkeuze-instellingen vanuit
een clip naar de camcorder.
N N 118
[Add Shot Mark 1]/
[Del. Shot Mark 1]
Voegt de c-markering toe of verwijdert deze
markering.
N 119
[Add Shot Mark 2]/
[Del. Shot Mark 2]
Voegt de d-markering toe of verwijdert deze
markering.
N 119
[Fewer Index Pics] Verlaagt het aantal weergegeven miniaturen. N
4
119
[More Index Pics] Vergroot het aantal weergegeven miniaturen. N
4
119
[Pause]
Schakelt over op afspelen van een clip met
afspeelpauze op het geselecteerde beeldje
N
[Set Index Picture]
Stelt de miniatuur in die wordt gebruikt in het
clipindexscherm.
N 120
Werken met clips
114
Gebruik van het clipmenu
1 Selecteer een clip en druk vervolgens op SET.
Het clipmenu verschijnt. Welke functies beschikbaar zijn, hangt af van het gebruikte indexscherm en welke
functies ingeschakeld zijn.
2 Selecteer de gewenste functie en druk vervolgens op SET.
De functie wordt ingeschakeld. Sommige functies vereisen dat meer actie nodig is. Voer hiertoe de
instructies op het scherm uit.
Druk anders op de CANCEL-knop als u wilt terugkeren naar het clipindexscherm.
Clipinformatie weergeven
Selecteer [Display Clip Info] in het clipmenu om het informatiescherm van de geselecteerde clip (het scherm
[Clip Info]) op te roepen. Duw de joystick naar links/rechts om naar de vorige/volgende clip te gaan. Als u klaar
bent, druk dan op de CANCEL-knop om terug te keren naar het clipindexscherm.
Het clipinformatieprofiel weergeven
Tijdens weergave van het scherm [Clip Info] van een clip met een ingesloten clipinformatieprofiel, kunt u op de
joystick drukken om het profiel op te roepen. Duw de joystick omlaag om weer terug te keren naar het scherm
[Clip Info].
Voorkeuze-instellingen weergeven
Tijdens weergave van het scherm [Clip Info] van een clip met een ingesloten bestand met voorkeuze-instellingen,
kunt u de joystick omlaag duwen om de eerste van drie schermen met de voorkeuze-instellingen van de clip op
te roepen (het scherm [X Data 1/3]). Duw de joystick omlaag om naar het scherm [X Data 2/3] het scherm
[X Data 3/3] het scherm [User Memo] het scherm [Clip Info] te gaan.
12
4
3
5
9
10
7
8
6
14 13 12 11
1 Miniatuur van de geselecteerde clip
2 Opnamemarkering (0 83)
3 Datum en tijd van opname
4 Clipnaam (0 41)
5 Bitsnelheid en resolutie (0 45)
6 Speciale opnamestand / beeldsnelheid (0 85): In
de stand opnemen in slow motion & versneld
opnemen wordt de beeldsnelheid voor opnemen
en afspelen getoond.
7 e-markering/Z-markering (0 115)
8 Ingesloten bestand met voorkeuze-instellingen
(0 96)
9 Tijdcode van het laatste beeldje in de clip
10 Clipduur
11 Tijdcode van het eerste beeldje in de clip
12 Tijdcode van de clipminiatuur
13 Miniatuur van de volgende clip
14 Miniatuur van de vorige clip
115
Werken met clips
Een e-markering of Z-markering toevoegen
Als u een OK-markering (e) of een vinkje-markering (Z) aan een clip toevoegt, kunt u later een indexscherm
oproepen dat alleen clips met een e-markering of alleen clips met een Z-markering toont. Clips met een
e-markering kunt u bovendien niet verwijderen, zodat u deze markering kunt gebruiken om belangrijke clips te
beveiligen. In de schermberichten worden deze markeringen [e Mark] respectievelijk [Z Mark] genoemd.
1 Selecteer de gewenste clip en druk vervolgens op SET om het clipmenu te openen.
2 Selecteer [Add e Mark] of [Add Z Mark] en druk vervolgens op SET.
Het clipinformatiescherm verschijnt waarin u wordt gevraagd de bedieningshandeling te bevestigen.
3 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Het clipindexscherm verschijnt weer en naast de miniatuur van de geselecteerde clip wordt een
e-markering of Z-markering weergegeven.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
OPMERKINGEN
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [Add e Mark] of [Add Z Mark] (0 94), dan kunt u een e-markering
of Z-markering toevoegen vanuit het indexscherm, tijdens afspelen of tijdens afspeelpauze.
Een clip kan niet tegelijkertijd zowel een e-markering als een Z-markering hebben. Als u een Z-markering
toevoegt aan een clip met een e-markering, dan wordt de e-markering verwijderd. Ook omgekeerd is dat
het geval: als u een e-markering toevoegt aan een clip met een Z-markering, dan wordt de Z-markering
verwijderd.
e-markeringen of Z-markeringen verwijderen
Een e-markering of Z-markeringen uit een clip verwijderen
1 Selecteer de gewenste clip en druk vervolgens op SET om het clipmenu te openen.
2 Selecteer [Delete e Mark] of [Delete Z Mark] en druk vervolgens op SET.
Het clipinformatiescherm verschijnt waarin u wordt gevraagd de bedieningshandeling te bevestigen.
3 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Het clipindexscherm verschijnt weer en de geselecteerde markering is nu verwijderd.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
e-markeringen uit alle clips verwijderen
1 Open het submenu [Delete All e Marks].
[J Other Functions] [Delete All e Marks]
2 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
•Alle e-markeringen in clips op de geselecteerde CF-kaart
worden verwijderd.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
Terwijl de e-markeringen worden verwijderd, kunt u op SET drukken als u de procedure wilt annuleren.
3 Druk op SET nadat het bevestigingsbericht verschijnt.
[J Other Functions]
[Delete All e Marks]
Werken met clips
116
Clips kopiëren
U kunt clips kopiëren van de ene CF-kaart naar de andere. De gekopieerde clips behouden hun
oorspronkelijke naam.
Eén enkele clip kopiëren
1 Selecteer de gewenste clip en druk vervolgens op SET om het clipmenu te openen.
2 Selecteer [Copy Clip] en druk vervolgens op SET.
Het clipinformatiescherm verschijnt waarin u wordt gevraagd de bedieningshandeling te bevestigen.
3 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
Terwijl de clip wordt gekopieerd, kunt u op SET drukken als u het kopieerproces wilt stopzetten.
4 Druk op SET nadat het bevestigingsbericht verschijnt.
De geselecteerde clip wordt gekopieerd naar de andere CF-kaart en het clipindexscherm verschijnt weer.
Alle clips kopiëren
1 Open het submenu [Copy All Clips].
[J Other Functions] [Clips] [Copy All Clips]
2 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Alle clips op de geselecteerde CF-kaart worden gekopieerd naar
de andere CF-kaart.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
Terwijl de clips worden gekopieerd, kunt u op SET drukken als u het kopieerproces wilt stopzetten.
3 Druk op SET nadat het bevestigingsbericht verschijnt.
Alle clips met een e-markering kopiëren
1 Open het submenu [Copy e Clips].
[J Other Functions] [Clips] [Copy e Clips]
2 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Alle clips met een e-markering op de geselecteerde CF-kaart
worden gekopieerd naar de andere CF-kaart.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
Terwijl de clips worden gekopieerd, kunt u op SET drukken als u het kopieerproces wilt stopzetten.
3 Druk op SET nadat het bevestigingsbericht verschijnt.
BELANGRIJK
Houd u aan de voorzorgsmaatregelen hieronder terwijl de statusindicator CFj of CFl in een rode kleur
brandt. Als u dat nalaat, raakt u uw gegevens mogelijk voorgoed kwijt.
- Verwijder de stroombron niet en schakel de camcorder niet uit.
- Open de afdekplaatjes van de CF-kaartsleuven niet.
OPMERKINGEN
U kunt een clip niet kopiëren als het afdekplaatje van een CF-kaartsleuf openstaat.
Als een clip wordt gekopieerd naar een kaart die al een clip met hetzelfde nummer heeft (het viercijferige
nummer in de clipnaam), dan krijgt de gekopieerde clip het nummer dat daarop volgt.
[J Other Functions]
[Clips]
[Copy All Clips]
[J Other Functions]
[Clips]
[Copy e Clips]
117
Werken met clips
Clips verwijderen
U kunt elke clip behalve die met een e-markering verwijderen. Als u dergelijke clips wilt verwijderen,
moet u eerst de e-markering verwijderen.
Eén enkele clip verwijderen
1 Selecteer de gewenste clip en druk vervolgens op SET om het clipmenu te openen.
2 Selecteer [Delete Clip] en druk vervolgens op SET.
Het clipinformatiescherm verschijnt waarin u wordt gevraagd de bedieningshandeling te bevestigen.
3 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
Terwijl de clip wordt verwijderd, kunt u deze procedure niet annuleren.
4 Druk op SET nadat het bevestigingsbericht verschijnt.
Alle clips verwijderen
1 Open het submenu [Delete All Clips].
[J Other Functions] [Clips] [Delete All Clips]
2 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Alle clips (behalve clips met een e-markering) op de geselecteerde
CF-kaart worden verwijderd.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt
annuleren.
Terwijl de clips worden verwijderd, kunt u op SET drukken als u het verwijderingsproces wilt stopzetten.
3 Druk op SET nadat het bevestigingsbericht verschijnt.
BELANGRIJK
Houd u aan de voorzorgsmaatregelen hieronder terwijl de statusindicator CFj of CFl in een rode kleur
brandt. Als u dat nalaat, raakt u uw gegevens mogelijk voorgoed kwijt.
- Verwijder de stroombron niet en schakel de camcorder niet uit.
- Open het afdekplaatje van de geselecteerde CF-kaartsleuf niet.
Het clipinformatieprofiel verwijderen
1 Selecteer de gewenste clip en druk vervolgens op SET om het clipmenu te openen.
2 Selecteer [Delete User Memo] en druk vervolgens op SET.
Het scherm [Delete User Memo] verschijnt waarin u wordt gevraagd de bedieningshandeling te bevestigen.
3 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Het clipinformatieprofiel wordt verwijderd en het clipindexscherm verschijnt weer.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
[J Other Functions]
[Clips]
[Delete All Clips]
Werken met clips
118
Kopiëren van een bestand met voorkeuze-instellingen dat ingesloten is in een clip
U kunt naar de camcorder een bestand met voorkeuze-instellingen kopiëren dat ingesloten is in een clip.
1 Selecteer de gewenste clip en druk vervolgens op SET om het clipmenu te openen.
2 Selecteer [Copy X File] en druk vervolgens op SET.
•Het scherm [X Data 1/3] verschijnt met het oranje selectiekader dat de eerste bestandslocatie van het
bestand met de voorkeuze-instellingen aangeeft.
U kunt de joystick omhoog/omlaag duwen om de schermen [X Data 2/3] en [X Data 3/3] op te roepen.
3 Duw de joystick naar links/rechts om de gewenste bestandslocatie te selecteren en druk vervolgens
op SET.
4 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Het bestand met de voorkeuze-instellingen dat al op de geselecteerde bestandslocatie aanwezig is,
wordt overschreven.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
5 Druk op SET nadat het bevestigingsbericht verschijnt.
OPMERKINGEN
U kunt het bestand met de voorkeuze-instellingen niet kopiëren naar een bestandslocatie met een
beveiligd bestand.
De bestandslocaties [C7] t/m [C9] zijn beveiligd.
Een indexscherm met opnamemarkeringen weergeven
Nadat u opnamemarkeringen aan een clip hebt toegevoegd, kunt u een indexscherm oproepen dat van een clip
alle beeldjes met elk type opnamemarkering, of alleen alle beeldjes met de c-markering of alleen alle beeldjes
met de d-markering toont. Als u vanuit dit indexscherm een clip afspeelt, wordt begonnen met afspelen vanaf
het beeldje dat wordt aangeduid door de opnamemarkering. U kunt in dit indexscherm ook andere
bedieningshandelingen uitvoeren, zoals opnamemarkeringen toevoegen en verwijderen.
1 Selecteer de gewenste clip en druk vervolgens op SET om het clipmenu te openen.
2 Selecteer [Shot Mark] en druk vervolgens op SET.
Het indexscherm [Shot Mark] verschijnt, dat alle beeldjes met opnamemarkeringen van een clip bevat.
Selecteer in plaats hiervan de optie [Shot Mark 1] als u een indexscherm wilt oproepen dat alleen beeldjes
met de c-markering bevat, of [Shot Mark 2] als u een indexscherm wilt oproepen dat alleen beeldjes met
de d-markering bevat.
De tijdcode onder de miniatuur geeft de tijdcode van het beeldje met de opnamemarkering aan.
Druk op de INDEX-knop om terug te keren naar het clipindexscherm.
OPMERKINGEN
Nadat u klaar bent met het afspelen van een clip vanuit dit indexscherm, verschijnt het indexscherm dat
geopend was vóór het indexscherm [Shot Mark].
Tijdcode van het
beeldje met de
opnamemarkering
119
Werken met clips
Van één enkele clip een indexscherm weergeven dat beeldjes bevat
U kunt een indexscherm weergeven van één enkele clip die met een vast interval in beeldjes is opgedeeld.
Dit komt van pas als u een lange clip hebt of wanneer u een clip vanaf een bepaald punt wilt afspelen. U kunt
instellen hoeveel miniaturen u wilt weergeven. U kunt in dit indexscherm ook andere bedieningshandelingen
uitvoeren, zoals opnamemarkeringen toevoegen en verwijderen.
1 Selecteer de gewenste clip en druk vervolgens op SET om het clipmenu te openen.
2 Selecteer [Expand Clip] en druk vervolgens op SET.
Het indexscherm [Expand Clip] verschijnt. Dit scherm toont miniaturen van beeldjes die met een vast interval
uit de clip zijn genomen. De tijdcode onder de miniatuur geeft de tijdcode van het beeldje aan.
U kunt het vaste interval tussen beeldjes zodanig wijzigen dat meer of minder miniaturen worden getoond.
Als u meer miniaturen wilt tonen, open dan het clipmenu en selecteer [More Index Pics] en druk vervolgens
op SET. Als u minder miniaturen wilt tonen, selecteer dan [Fewer Index Pics] en druk vervolgens op SET.
Druk op de INDEX-knop om terug te keren naar het clipindexscherm.
OPMERKINGEN
Nadat u klaar bent met het afspelen van een clip vanuit dit indexscherm, verschijnt het indexscherm dat
geopend was vóór het indexscherm [Expand Clip].
Opnamemarkeringen toevoegen aan een indexscherm of hieruit verwijderen
In het indexscherm [Shot Mark] of [Expand Clip] kunt u een opnamemarkering toevoegen aan een beeldje of een
opnamemarkering uit een beeldje verwijderen. U kunt beide opnamemarkeringen toevoegen of verwijderen,
of alleen de c-markering of alleen de d-markering.
Een opnamemarkering toevoegen
1 Open het indexscherm [Shot Mark] of [Expand Clip].
2 Selecteer het gewenste beeldje (miniatuur) en druk vervolgens op SET om het clipmenu te openen.
3 Selecteer [Add Shot Mark 1] of [Add Shot Mark 2] en druk vervolgens op SET.
Het clipinformatiescherm verschijnt waarin u wordt gevraagd de bedieningshandeling te bevestigen.
4 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Het vorige indexscherm verschijnt weer en de geselecteerde opnamemarkering wordt weergegeven naast
de miniatuur van de geselecteerde clip.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
Tijdcode van het
weergegeven beeldje
Miniatuurpictogram: Geeft aan dat de
clipminiatuur in het clipindexscherm
afkomstig is van het beeldje met het
miniatuurpictogram.
Werken met clips
120
Een opnamemarkering verwijderen
1 Open het indexscherm [Shot Mark] of [Expand Clip].
2 Selecteer het gewenste beeldje (miniatuur) en druk vervolgens op SET om het clipmenu te openen.
3 Selecteer [Del. Shot Mark 1] of [Del. Shot Mark 2] en druk vervolgens op SET.
Het clipinformatiescherm verschijnt waarin u wordt gevraagd de bedieningshandeling te bevestigen.
4 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
De geselecteerde markering wordt verwijderd en het vorige indexscherm verschijnt weer.
Als een beeldje geen opnamemarkeringen heeft, verschijnt dit niet langer in het indexscherm [Shot Mark].
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
OPMERKINGEN
Als u een toewijzingsknop toewijst aan [Add Shot Mark 1] of [Add Shot Mark 2] (0 94), kunt u
opnamemarkeringen toevoegen. U kunt ook een c-markering toevoegen door gebruik te maken van de
SHOT1-knop op de draadloze afstandsbediening.
U kunt maximaal 100 opnamemarkeringen (c en d bij elkaar opgeteld) aan één clip toevoegen.
Er kan een vertraging optreden tot 0,5 seconde vanaf het moment dat u de knop indrukt tot het moment
waarop de camcorder de opnamemarkering toevoegt.
Een miniatuur van een clip vervangen door een andere miniatuur
U kunt de miniatuur die in het clipindexscherm wordt weergegeven, vervangen door een miniatuur van een
beeldje dat wordt weergegeven in het indexscherm [Shot Mark] of [Expand Clip].
1 Open het indexscherm [Shot Mark] of [Expand Clip].
2 Selecteer het gewenste beeldje (miniatuur) en druk vervolgens op SET om het clipmenu te openen.
3 Selecteer [Set Index Picture] en druk vervolgens op SET.
Het clipinformatiescherm verschijnt waarin u wordt gevraagd de bedieningshandeling te bevestigen.
4 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Het geselecteerde beeldje wordt ingesteld als de miniatuur en het vorige indexscherm verschijnt weer.
W wordt weergegeven naast de miniatuur van het geselecteerde beeldje.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
OPMERKINGEN
Als u een clip afspeelt vanuit het clipindexscherm, wordt begonnen met afspelen vanaf het begin van de clip,
ongeacht de miniatuur.
6
121
Externe aansluitingen
Video-uitvoerconfiguratie
Of videosignalen kunnen worden uitgevoerd vanaf het HD/SD SDI-aansluitpunt (alleen b), HDMI OUT-
aansluitpunt of HD/SD COMPONENT OUT-aansluitpunt, hangt af van de videoconfiguratie van de clip, de
mogelijkheden van de externe monitor (voor video-uitvoer vanaf het HDMI OUT-aansluitpunt) en van de diverse
menu-instellingen. Video-uitvoer vanaf het AV-aansluitpunt vindt altijd plaats in de 576/50i-standaard.
Video-uitvoerconfiguratie per aansluitpunt
Raadpleeg de volgende tabel voor de video-uitvoerconfiguratie vanaf elk aansluitpunt. Indien nodig, kunt u de
schermgegevens superimpositioneren op de video die wordt weergegeven op de externe monitor (0 125).
OPMERKINGEN
b Als de camcorder via het HDMI OUT-aansluitpunt op een externe monitor aangesloten is, dan is de
videosignaaluitvoer vanaf het HD/SD SDI-aansluitpunt hetzelfde als de videosignaaluitvoer vanaf het HDMI
OUT-aansluitpunt.
Bedieningsstanden:
Video-uitvoerconfiguratie per aansluitpunt
1
Stel [N Video Setup] [SDI Output] in op [HD], [SD] of [Off].
2
Als u [M LCD/VF Setup] [HD Output] (onder [Zebra]) instelt op [On], kunt u op een externe monitor zebrapatronen
weergeven. In dat geval wordt uitvoer vanaf het HD/SD SDI-aansluitpunt (alleen b) en HD/SD COMPONENT OUT-
aansluitpunt weergegeven in HD, ongeacht de instelling hiervan.
3
De video-uitvoer wordt automatisch ingesteld op HD of SD, afhankelijk van de mogelijkheden van de externe monitor.
4
Stel [N Video Setup] [Component Output] in op [HD] of [SD].
5
Als uitvoer vanaf het HDMI OUT-aansluitpunt in SD (576/50P) is, dan is de uitvoer vanaf het HD/SD SDI-aansluitpunt ook in 576/50P.
Aansluitpunt
HD/SD SDI
1, 2
(alleen b)
HDMI OUT
2, 3
HD/SD COMPONENT OUT
2, 4
AV
Beeldresolutie bij
opnemen /
Beeldsnelheid
HD-
uitvoer
SD-
uitvoer
HD-
uitvoer
SD-
uitvoer
HD-
uitvoer
SD-
uitvoer
SD-
uitvoer
1080/50i
1080/50i 576/50i
5
1080/50i 576/50P 1080/50i 576/50i 576/50i
1080/25P
1080/slow motion
of versneld
720/50P
720/50P 576/50i
5
720/50P 576/50P 720/50P 576/50i 576/50i
720/25P
720/slow motion of
versneld
Video-uitvoerconfiguratie
122
SD-uitvoer
Wanneer HD-video (hoogte/breedteverhouding van 16:9) wordt
geconverteerd en uitgevoerd als SD-video (hoogte/breedteverhouding
van 4:3), kunt u kiezen hoe de video wordt weergegeven op de
externe monitor.
1 Open het submenu [SD Output].
[N Video Setup] [SD Output]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Opties
[Squeeze]: Het beeld wordt vanaf de linkerzijde en rechterzijde dusdanig samengedrukt dat het gehele beeld
binnen het scherm past. Het beeld wordt op normale wijze weergegeven als de externe monitor ook een
hoogte/breedteverhouding van 16:9 heeft.
[Letterbox]: De hoogte/breedteverhouding van 16:9 blijft gehandhaafd maar aan de bovenzijde en onderzijde van
het beeld worden zwarte balken toegevoegd.
[Side Crop]: De linkerzijde en rechterzijde van het beeld worden dusdanig afgesneden dat het centrale gedeelte van
het beeld binnen het scherm past.
[Squeeze]-instelling [Letterbox]-instelling [Side Crop]-instelling
[N Video Setup]
[SD Output]
[Squeeze]
123
De camcorder aansluiten op een externe monitor
De camcorder aansluiten op een externe monitor
Als u de camcorder aansluit op een externe monitor om opnamen te maken of af te spelen, gebruik dan het
aansluitpunt op de camcorder dat overeenkomt met het aansluitpunt dat u op de monitor wilt gebruiken.
Selecteer vervolgens de configuratie van de videosignaaluitvoer (0 121). De camcorder kan tegelijkertijd video
uitvoeren vanaf alle video-uitgangen.
Aansluitschema
Als u de camcorder aansluit op een externe monitor met gebruik van het HD/SD COMPONENT OUT-aansluitpunt,
dan wordt audio uitgevoerd door de optionele stereovideokabel STV-250N aan te sluiten op de monitor via het
AV-aansluitpunt.
We raden aan dat u de camcorder via een stopcontact van stroom voorziet met de netadapter.
Bedieningsstanden:
Stereovideokabel
STV-250N (optioneel)
VIDEO IN/
AUDIO IN
HDMI IN
COMPONENT IN
SDI IN
Componentkabel
CTC-100/S
(bijgeleverd)
HD/SD
COMPONENT
OUT-aansluitpunt
BNC-kabel
(commercieel
verkrijgbaar)
HDMI-kabel (in de
winkel verkrijgbaar)
HDMI OUT-
aansluitpunt
AV-aansluitpunt
HD/SD SDI-
aansluitpunt*
* Alleen b
De camcorder aansluiten op een externe monitor
124
b Gebruik van het HD/SD SDI-aansluitpunt
De digitale signaaluitvoer vanaf het HD/SD SDI-aansluitpunt omvat het
videosignaal, audiosignaal en tijdcodesignaal. Voer desgewenst de
volgende procedure uit om de uitvoer op HD of SD in te stellen.
Door de uitvoer uit te schakelen, vermindert u het stroomgebruik van
de camcorder.
1 Open het submenu [SDI Output].
[N Video Setup] [SDI Output]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Als u [HD] selecteert, hoeft u verder niets meer in te stellen. Als u [SD] selecteert, kunt u de
SD-uitvoermethode instellen (0 122).
OPMERKINGEN
Indien nodig, kunt u de schermgegevens superimpositioneren op de video die wordt weergegeven
op de externe monitor (0 125).
Gebruik van het HDMI OUT-aansluitpunt
Het HDMI
TM
OUT-aansluitpunt biedt ook een digitale verbinding en voert zowel een videosignaal als een
audiosignaal uit. Het uitvoersignaal wordt automatisch ingesteld op HD of SD, afhankelijk van de mogelijkheden
van de externe monitor.
OPMERKINGEN
Een juiste werking kan niet worden gegarandeerd als de camcorder wordt aangesloten op een DVI-monitor.
Afhankelijk van de monitor word video mogelijk niet correct uitgevoerd. Gebruik in dat geval een ander
aansluitpunt.
Indien nodig, kunt u de schermgegevens superimpositioneren op de video die wordt weergegeven
op de externe monitor (0 125).
U kunt de SD-uitvoermethode selecteren (0 122).
Gebruik van het HD/SD COMPONENT OUT-aansluitpunt
Het HD/SD COMPONENT OUT-aansluitpunt voert een analoog HD- of
SD-videosignaal uit. Voer desgewenst de volgende procedure uit om de
uitvoer op HD of SD in te stellen.
1 Open het submenu [Component Output].
[N Video Setup] [Component Output]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Als u [HD] selecteert, hoeft u verder niets meer in te stellen. Als u [SD] selecteert, kunt u de
SD-uitvoermethode instellen (0 122).
OPMERKINGEN
Indien nodig, kunt u de schermgegevens superimpositioneren op de video die wordt weergegeven
op de externe monitor (0 125).
[N Video Setup]
[SDI Output]
[Off]
[N Video Setup]
[Component Output]
[HD]
125
De camcorder aansluiten op een externe monitor
Gebruik van het AV-aansluitpunt
Wanneer u video uitvoert vanaf het AV-aansluitpunt, dan wordt het videosignaal geconverteerd naar een analoog
SD Composite Video-signaal. Bovendien wordt door het AV-aansluitpunt ook audio uitgevoerd. U kunt de
SD-uitvoermethode selecteren (0 122).
OPMERKINGEN
Indien nodig, kunt u de schermgegevens superimpositioneren op de video die wordt weergegeven
op de externe monitor (0 125).
Als u een clip afspeelt op een monitor met een hoogte/breedteverhouding van 4:3, dan gaat de monitor
automatisch over op de breedbeeldstand als de monitor compatibel is met het WSS-systeem.
Schermgegevens superimpositioneren voor weergave
op een externe monitor
U kunt ervoor kiezen om via superimpositie schermgegevens weer
te geven op de video-uitvoer vanaf het HD/SD SDI-aansluitpunt
(alleen b), HDMI OUT-aansluitpunt, HD/SD COMPONENT OUT-
aansluitpunt of AV-aansluitpunt. Als u dat doet, worden de
schermgegevens weergegeven op een externe monitor. U moet deze
functie afzonderlijk voor HD-uitvoer en SD-uitvoer instellen. Deze instelling
heeft geen invloed op uw opnamen.
1 Open het submenu [HD Onscreen Disp.] of [SD Onscreen Disp.].
[N Video Setup] [HD Onscreen Disp.] of [SD Onscreen Disp.]
2 Selecteer [On] en druk vervolgens op SET.
G verschijnt aan de rechterzijde van het scherm (wanneer [M LCD/VF Setup] [Custom Display 2]
[Output Display] is ingesteld op [On]).
OPMERKINGEN
De schermgegevens worden voor SD-uitvoer niet op een externe monitor weergegeven als [N Video Setup]
[SD Output] is ingesteld op [Side Crop].
[N Video Setup]
[HD Onscreen Disp.]
[SD Onscreen Disp.]
[Off]
Audio-uitgang
126
Audio-uitgang
De camcorder kan audio uitvoeren vanaf het HD/SD SDI-aansluitpunt (alleen b), HDMI OUT-aansluitpunt,
AV-aansluitpunt of W-hoofdtelefoonaansluitpunt. Wanneer audio wordt uitgevoerd vanaf het AV-aansluitpunt of
W-hoofdtelefoonaansluitpunt, kunt u instellingen zoals het uitgangskanaal configureren. Wanneer audio wordt
uitgevoerd vanaf het AV-aansluitpunt, kunt u het uitgangsniveau selecteren.
b Ingesloten audio
Ingesloten audio heeft betrekking op de superimpositie van het audiosignaal in combinatie met het videosignaal
dat wordt uitgevoerd vanaf het HD/SD SDI-aansluitpunt. Als u de optie [Video Setup] [SDI Output] instelt op
[HD] of [SD], zal de camcorder audio automatisch insluiten.
Video synchroniseren met de audio die u controleert
Wanneer audio wordt uitgevoerd vanaf het AV-aansluitpunt of W-
hoofdtelefoonaansluitpunt, kunt u ervoor kiezen om het audiosignaal te
synchroniseren met het videosignaal of de camcorder de audio in real
time te laten uitvoeren. Als de audio in real time wordt uitgevoerd, is er
een kleine vertraging. De opgenomen audio- en videosignalen zullen
echter worden gesynchroniseerd, ongeacht de instelling.
1 Open het submenu [Monitor Delay].
[m Audio Setup] [Audio Output] [Monitor Delay]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Opties
Het audiokanaal selecteren
U kunt het audiokanaal selecteren dat wordt uitgevoerd vanaf het
AV-aansluitpunt of W-hoofdtelefoonaansluitpunt.
1 Open het submenu [Channel].
[m Audio Setup] [Audio Output] [Channel]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Bedieningsstanden:
Bedieningsstanden:
[Line Out]: Synchroniseert de audiosignalen en videosignalen.
[Normal]: Stelt u in staat de audio in real time te controleren.
Bedieningsstanden:
[m Audio Setup]
[Audio Output]
[Monitor Delay]
[Normal]
[m Audio Setup]
[Audio Output]
[Channel]
[CH1/CH2]
127
Audio-uitgang
Opties
OPMERKINGEN
U kunt een andere audiokanaalinstelling kiezen door een toewijzingsknop toe te wijzen aan [Audio Output CH]
(0 94).
Het uitgangsniveau selecteren van het AV-aansluitpunt
U kunt het uitgangsniveau selecteren van audio die wordt uitgevoerd
vanaf het AV-aansluitpunt.
1 Open het submenu [Level].
[m Audio Setup] [Audio Output] [Level]
2 Selecteer het gewenste niveau en druk vervolgens op SET.
Opties
OPMERKINGEN
Deze instelling is niet van invloed op audio-uitvoer naar een hoofdtelefoon.
[CH1/CH2]: Audio vanaf CH1 wordt uitgevoerd vanaf het linkeraudiokanaal en audio vanaf CH2 wordt uitgevoerd
vanaf het rechteraudiokanaal.
[CH1/CH1]: Audio vanaf CH1 wordt uitgevoerd vanaf zowel het linker- als rechteraudiokanaal.
[CH2/CH2]: Audio vanaf CH2 wordt uitgevoerd vanaf zowel het linker- als rechteraudiokanaal.
[All/All]: Audio vanaf CH1 en CH2 wordt gemixt en uitgevoerd vanaf zowel het linker- als rechterkanaal.
Bedieningsstanden:
[1 Vrms]: Het audio-uitgangsniveau is normaal.
[2 Vrms]: Het audio-uitgangsniveau is 6 dB hoger.
[m Audio Setup]
[Audio Output]
[Level]
[1 Vrms]
Clips opslaan op een computer
128
Clips opslaan op een computer
Gebruik Canon XF Utility om clips op te slaan of een van de Canon XF-plugins* om clips te importeren in
NLE-software (non-linear editing, niet-lineaire bewerking).
* Plugins zijn beschikbaar voor NLE-software van Avid en Apple.
MXF-clips opslaan
Canon XF Utility en de Canon XF-plugins kunnen gratis worden gedownload via de website van Canon voor
uw regio. Raadpleeg de website voor systeemvereisten en de nieuwste informatie over de software en plugins.
Voor meer informatie over het gebruik van de software raadpleegt u de bijbehorende gebruiksaanwijzing
(PDF-bestand).
Canon XF Utility: browser waarmee clips naar een computer kunnen worden overgedragen en
waarmee clips kunnen worden afgespeeld, gecontroleerd en beheerd.
Plugins voor NLE-software (niet-lineaire bewerking): Met de plugins kunt u clips overdragen van
een computer of een CF-kaart (die via een USB-lezer is aangesloten op een computer) naar de
NLE-software. De volgende plugins zijn beschikbaar.
- Canon XF Plugin for Avid Media Access (Windows of Mac OS)
- Canon XF Plugin 64 voor Avid Media Access (Windows of Mac OS)
- Canon XF Plugin for Final Cut Pro (Mac OS)
- Canon XF Plugin for Final Cut Pro X (Mac OS)
In de gebruiksaanwijzing van elke module is meer informatie te vinden. Raadpleeg De gebruiksaanwijzingen
van de software openen (0 131) voor informatie over het bekijken van de handleidingen. Voor de nieuwste
informatie over software raadpleegt u websites zoals de website van Canon voor uw regio.
Canon XF Utility installeren (Windows)
De volgende procedures gelden voor computers met Windows 7. De procedures kunnen afwijken bij andere
versies. Raadpleeg voor meer informatie de Help-modules van het besturingssysteem.
1 Dubbelklik op het bestand dat u hebt gedownload van de website van Canon om het bestand
uit te pakken.
Het bestand is xuw-*****.zip (voor Canon XF Utility) of xpmw-*****.zip (voor Canon XF Plugin for Avid Media
Access en Canon XF Plugin 64 for Avid Media Access).
De rest van de uitleg verwijst alleen naar Canon XF Utility, maar de procedure voor de Canon XF-plugins
is vergelijkbaar.
De map xuw-***** wordt aangemaakt met daarin het bestand xuw***.exe.
2 Dubbelklik op xuw***.exe.
3 Volg de instructies op het scherm om uw gebied (continent), land/regio en taal te selecteren.
Beschikbare opties variëren al naargelang uw land/regio.
4 Er verschijnt een bericht waarin u wordt gevraagd om alle andere toepassingen af te sluiten.
Sluit alle andere toepassingen af en klik vervolgens op OK.
De licentieovereenkomst van de software wordt geopend.
5 Lees de licentieovereenkomst en klik op Yes/Ja om de installatie te beginnen.
Indien u Yes/Ja niet selecteert, kunt u de software niet installeren.
Zodra de installatie is voltooid, verschijnt het bericht Installation has completed successfully/
De installatie is voltooid.
Bedieningsstanden:
129
Clips opslaan op een computer
6 Klik op Next/Volgende en klik daarna op Finish/Voltooien.
Canon XF Utility verwijderen (Windows)
1 Selecteer in het Start-menu Alle programma’s > Canon Utilities > Canon XF Utility > Uninstall Canon XF
Utility/Canon XF Utility verwijderen.
Er verschijnt een bevestigingsscherm.
2 Klik op Yes/Ja om te beginnen met het verwijderen van de software.
Zodra de software is verwijderd, verschijnt het bericht The software has been successfully uninstalled/
De software is verwijderd.
3 Klik op OK.
De plugins verwijderen (Windows)
1 Open in het Configuratiescherm Programma’s en onderdelen of Programma’s installeren of verwijderen.
Er verschijnt een lijst met geïnstalleerde programma’s.
2 Selecteer Canon XF Plugin for Avid Media Access, Canon XF Plugin 64 for Avid Media Access of
Canon XF MPEG2 Decoder.
3 Klik op Verwijderen of Verwijderen/wijzigen.
4 Volg de instructies op het scherm.
De gebruiksaanwijzing van Canon XF Plugin for Avid Media Access en Canon XF Plugin 64
for Avid Media Access (Windows) verwijderen
1 Open via het Start-menu Alle programma’s > Canon Utilities > Gewenste plugin > Uninstall Canon XF
Plugin for Avid Media Access Instruction Manual/Gebruiksaanwijzing van Canon XF Plugin voor Avid
Media Access verwijderen of Uninstall Canon XF Plugin 64 for Avid Media Access Instruction Manual/
Gebruiksaanwijzing van Canon XF Plugin 64 voor Avid Media Access verwijderen.
2 Wanneer het bevestigingsscherm wordt geopend, klikt u op Yes/Ja en vervolgens op OK.
Canon XF Utility installeren (Mac OS)
1 Dubbelklik op het bestand dat u hebt gedownload van de website van Canon om het bestand uit te pakken.
Het gedownloade bestand is xum-*****.dmg.gz (voor Canon XF Utility), xpmm-*****.dmg.gz (voor Canon
XF Plugin for Avid Media Access en Canon XF Plugin 64 for Avid Media Access) of xpfm-*****.dmg.gz
(voor Canon XF Plugin for Final Cut Pro en Canon XF Plugin for Final Cut Pro X). De rest van de uitleg
verwijst alleen naar Canon XF Utility, maar de procedure voor de Canon XF-plugins is vergelijkbaar.
Het bestand xum-*****.dmg wordt aangemaakt.
2 Dubbelklik op xum-*****.dmg.
Op het bureaublad verschijnt het icoontje xum***.
3 Dubbelklik op xum*** en dubbelklik vervolgens op XUMInstaller.
4 Volg de instructies op het scherm om uw gebied (continent), land/regio en taal te selecteren.
Beschikbare opties variëren al naargelang uw land/regio.
5 Er verschijnt een bericht waarin u wordt gevraagd om alle andere toepassingen af te sluiten. Sluit alle andere
toepassingen af en klik vervolgens op OK.
De licentieovereenkomst van de software wordt geopend.
6 Lees de licentieovereenkomst en klik op Yes/Ja om de installatie te beginnen.
Indien u Yes /Ja niet selecteert, kunt u de software niet installeren.
Zodra de installatie is voltooid, verschijnt het bericht Installation has completed successfully/
De installatie is voltooid.
7 Klik op Next/Volgende en klik daarna op Finish/Voltooien.
Clips opslaan op een computer
130
De software verwijderen (Mac OS)
Sleep het bestand dat of de map die u wilt verwijderen naar Prullenmand.
Canon XF Utility
/Programma’s/Canon Utilities/Canon XF Utility
Canon XF Plugin for Final Cut Pro
/Bibliotheek/Application Support/ProApps/MIO/RAD/Plugins/CanonXF.RADPlug
Canon XF Plugin for Final Cut Pro X
/Bibliotheek/Application Support/ProApps/MIO/RADPlugins/CanonXF64.RADPlug
Canon XF Plugin for Avid Media Access
/Bibliotheek/Application Support/Avid/AVX2_Plug-ins/AMA/MVP_CanonXF.avx
Canon XF Plugin 64 for Avid Media Access
/Bibliotheek/Application Support/ProApps/Avid/AVX2_Plug_ins/AMA/MVP_CanonXF64.avx
Canon XF MPEG2 Decoder
/Bibliotheek/QuickTime/XFMpeg2Dec.component
Instructies voor de plugins
/Programma’s/Canon Utilities/<gewenste plugin>
•Als <gewenste plugin> selecteert u Canon XF Plugin for Avid Media Access, Canon XF Plugin 64 for
Avid Media Access, Canon XF Plugin for Final Cut Pro of Canon XF Plugin for Final Cut Pro X.
131
Clips opslaan op een computer
De gebruiksaanwijzingen van de software openen
Voor meer informatie over het gebruik van de software raadpleegt u de gebruiksaanwijzing (PDF-bestand) van
elke module. De gebruiksaanwijzingen worden samen met de software geïnstalleerd. De volgende procedures
voor computers met Windows gelden voor Windows 7. De procedures kunnen afwijken bij andere versies.
Raadpleeg voor meer informatie de Help-modules van het besturingssysteem.
De gebruiksaanwijzing van Canon XF Utility openen
Windows:
1 Selecteer in het Start-menu Alle programma’s > Canon Utilities > Canon XF Utility > Canon XF Utility
Instruction Manual/Gebruiksaanwijzing Canon XF Utility.
2 Selecteer de taal waarin u de gebruiksaanwijzing wenst te openen.
Mac OS:
1 Open via Programma’s Canon Utilities > Canon XF Utility > Manual/Gebruiksaanwijzing.
2 Open de map van de taal en dubbelklik op het PDF-bestand.
U kunt de gebruiksaanwijzing ook bekijken door de software Canon XF Utility te openen. Selecteer vervolgens
Help > View Instruction Manual/Gebruiksaanwijzing openen.
Gebruiksaanwijzing voor de plugins bekijken
Gebruiksaanwijzing van Canon XF Plugin for Avid Media Access en Canon XF Plugin 64 for Avid Media
Access (Windows):
1 Selecteer via het Start-menu Alle programma’s > Canon Utilities > Gewenste plugin > Canon XF Plugin for
Avid Media Access Instruction Manual/Gebruiksaanwijzing van Canon XF Plugin voor Avid Media
Access of Canon XF Plugin 64 for Avid Media Access Instruction Manual/Gebruiksaanwijzing van
Canon XF Plugin 64 voor Avid Media Access.
2 Selecteer de gewenste taal.
Gebruiksaanwijzing van Canon XF Plugin for Final Cut Pro en Canon XF Plugin for Final Cut Pro X (Mac OS):
1 Open via Programma’s Canon Utilities > Gewenste plugin > Manual/Gebruiksaanwijzing.
2 Open de map van de taal en dubbelklik op het PDF-bestand.
Gebruiksaanwijzing van Canon XF Plugin for Avid Media Access en Canon XF Plugin 64 for Avid Media
Access (Mac OS):
1 Open via Programma’s Canon Utilities > Gewenste plugin > Manual/Gebruiksaanwijzing.
2 Open de map van de taal en dubbelklik op het PDF-bestand.
132
7
Foto’s
Foto’s maken
U kunt foto’s maken wanneer de camcorder in de stand staat, of u kunt een foto maken van een beeld uit
een clip wanneer de camcorder in de stand staat. Foto’s worden opgeslagen op de SD-kaart. In de stand
is de fotoresolutie 1920x1080*. In de stand is de fotoresolutie afhankelijk van de resolutie-
instelling van de clip waarvan een foto wordt gemaakt. Als de clip 1920x1080 of 1440x1080 is, dan is de
fotoresolutie 1920x1080. Als de clip 1280x720 is, dan is de fotoresolutie 1280x720.
* Bij deze resolutie kan de camcorder op een SD-kaart van 1 GB circa 670 foto’s opslaan.
Foto’s maken in de stand CAMERA
U kunt een foto maken terwijl de camcorder een clip opneemt of in de opnamepauzestand staat. Als u vooraf
een bestand met voorkeuze-instellingen hebt geselecteerd, dan wordt dit bestand samen met de foto
opgeslagen (0 96). Als u een foto wilt maken, wijs dan eerst een toewijzingsknop toe aan [Photo] of gebruik
de draadloze afstandsbediening.
1 Wijs een toewijzingsknop toe aan [Photo] (0 94).
Deze stap is niet nodig als u de draadloze afstandsbediening gebruikt.
2 Druk op de toewijzingsknop om een foto te maken.
U kunt ook op de PHOTO-knop van de draadloze afstandsbediening drukken om de foto te maken.
In het rechterbovengedeelte van het scherm wordt het pictogram [b] weergegeven evenals het aantal
foto’s dat nog kan worden gemaakt.
Als u een bestand met voorkeuze-instellingen hebt geselecteerd, dan wordt dit bestand samen met
de foto opgeslagen.
De statusindicator van de SD-kaart knippert terwijl de foto wordt gemaakt.
Foto’s maken in de stand MEDIA
U kunt een foto maken van een clipbeeld tijdens afspeelpauze. Als u een foto wilt maken, wijs dan eerst
een toewijzingsknop toe aan [Photo] of gebruik de draadloze afstandsbediening.
1 Wijs een toewijzingsknop toe aan [Photo] (0 94).
Deze stap is niet nodig als u de draadloze afstandsbediening gebruikt.
2 Selecteer de gewenste clip en druk op de D-knop om de clip af te spelen.
3 Pauzeer bij het beeld waarvan u de foto wilt maken.
4 Druk op de toewijzingsknop om een foto te maken.
U kunt ook op de PHOTO-knop van de draadloze afstandsbediening drukken om de foto te maken.
Het scherm wordt kortstondig zwart alsof een camerasluiter wordt ontspannen.
In het rechterbovengedeelte van het scherm wordt het pictogram [b] weergegeven evenals het aantal
foto’s dat nog kan worden gemaakt.
De statusindicator van de SD-kaart knippert terwijl de foto wordt gemaakt.
5 Druk op de B-knop om te stoppen met afspelen.
Bedieningsstanden:
Bedieningsstanden:
133
Foto’s maken
BELANGRIJK
Houd u aan de voorzorgsmaatregelen hieronder terwijl de statusindicator van de SD-kaart knippert. Als u dat
nalaat, raakt u uw gegevens mogelijk voorgoed kwijt.
- Verwijder de stroombron niet en schakel de camcorder niet uit.
- Verwijder de SD-kaart niet.
OPMERKINGEN
Als de LOCK-schakelaar op de SD-kaart zodanig is ingesteld dat de kaart niet kan worden beschreven,
kunt u geen foto maken. Wijzig eerst de stand van de LOCK-schakelaar.
Foto’s worden niet omgekeerd, ongeacht de instelling bij [J Other Functions] [Custom Function]
[Scan Reverse Rec].
Foto’s weergeven
134
Foto’s weergeven
U kunt de foto’s weergeven die u met de camcorder hebt gemaakt.
Het indexscherm [Photos] weergeven
Roep het indexscherm [Photos] op als u foto’s wilt bekijken.
1 Houd de knop op de d-schakelaar ingedrukt en zet deze
op MEDIA.
De camcorder schakelt over op de stand en het
clipindexscherm verschijnt.
2 Druk op de INDEX-knop.
Het selectiemenu van het indexscherm verschijnt.
3 Selecteer [Photo Index] en druk vervolgens op SET.
Het indexscherm [Photos] verschijnt.
Als u klaar bent met het bekijken van fotos, druk dan op de
INDEX-knop om terug te keren naar het clipindexscherm.
Foto’s bekijken
1 Verplaats het oranje selectiekader naar de gewenste foto.
2 Druk op de D-knop om de foto te bekijken.
Het fotoweergavescherm verschijnt en de geselecteerde foto
wordt getoond.
•Gebruik de L/K-knoppen om naar de vorige/volgende foto
te gaan.
Druk op de DISP.-knop om de schermgegevens te verbergen of weer
te geven.
Druk op de B-knop om terug te keren naar het indexscherm [Photos].
BELANGRIJK
Houd u aan de voorzorgsmaatregelen hieronder terwijl de statusindicator
van de SD-kaart knippert. Als u dat nalaat, raakt u uw gegevens mogelijk
voorgoed kwijt.
- Verwijder de stroombron niet en schakel de camcorder niet uit.
- Verwijder de SD-kaart niet.
De volgende foto’s worden mogelijk niet correct weergegeven.
- Foto’s die niet met deze camcorder zijn gemaakt.
- Foto’s die zijn gecreëerd of bewerkt op een computer.
- Foto’s waarvan de bestandsnamen zijn veranderd.
Bedieningsstanden:
135
Werken met foto’s
Werken met foto’s
U kunt het fotomenu gebruiken om een foto te beveiligen of de beveiliging van een foto te annuleren, om een
foto te verwijderen of om een bestand met voorkeuze-instellingen te kopiëren dat is ingesloten in een foto.
U kunt het fotomenu oproepen vanuit het indexscherm [Photos] of vanuit het fotoweergavescherm.
Gebruik van het fotomenu
1 Selecteer in het indexscherm [Photos] een foto en druk vervolgens op SET.
Als u een foto bekijkt, druk dan op SET.
Het fotomenu verschijnt. Welke functies beschikbaar zijn, hangt af van de instellingen van de foto.
2 Selecteer de gewenste functie en druk vervolgens op SET.
Foto’s verwijderen
Een foto die u niet langer nodig hebt, kunt u verwijderen. Als u dat doet, zal het in de foto ingesloten bestand met
de voorkeuze-instellingen echter ook worden verwijderd. Foto’s kunt u één voor één verwijderen in het
fotoweergavescherm of in het indexscherm [Photos].
Een foto verwijderen in het weergavescherm
1 Roep de foto op die u wilt verwijderen (0 134).
2 Druk op SET om het fotomenu te openen.
3 Selecteer [Delete] en druk vervolgens op SET.
Het scherm vraagt u de procedure te bevestigen.
4 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
De geselecteerde foto wordt verwijderd en de volgende foto wordt getoond.
Als in de foto een bestand met voorkeuze-instellingen ingesloten is, dan wordt dit bestand eveneens
verwijderd.
5 Druk op SET nadat het bevestigingsbericht verschijnt.
Een foto verwijderen in het indexscherm
1 Open het indexscherm [Photos] (0 134).
2 Verplaats het oranje selectiekader naar de foto die u wilt verwijderen.
3 Druk op SET om het fotomenu te openen.
4 Selecteer [Delete] en druk vervolgens op SET.
Het scherm vraagt u de procedure te bevestigen.
5 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
De geselecteerde foto wordt verwijderd.
Als in de foto een bestand met voorkeuze-instellingen ingesloten is, dan wordt dit bestand eveneens
verwijderd.
6 Druk op SET nadat het bevestigingsbericht verschijnt.
Bedieningsstanden:
Werken met foto’s
136
Alle foto’s verwijderen
1 Open het submenu [Delete All Photos].
[J Other Functions] [Delete All Photos]
2 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Alle foto’s op de SD-kaart worden verwijderd.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
Terwijl de foto’s worden verwijderd, kunt u op SET drukken als u het verwijderingsproces wilt stopzetten.
3 Druk op SET nadat het bevestigingsbericht verschijnt.
BELANGRIJK
Wees voorzichtig als u foto’s verwijdert. Foto’s die u hebt verwijderd, bent u voorgoed kwijt.
OPMERKINGEN
Beveiligde foto’s kunt u niet verwijderen.
Foto’s beveiligen
U kunt foto’s beveiligen om te voorkomen dat u deze per abuis verwijdert. Als in de foto een bestand met
voorkeuze-instellingen ingesloten is, dan wordt dit bestand ook beveiligd. Foto’s kunt u beveiligen in het
fotoweergavescherm of in het indexscherm [Photos].
Een foto beveiligen in het weergavescherm
1 Roep de foto op die u wilt beveiligen.
Raadpleeg Foto’s bekijken (0 134).
2 Druk op SET om het fotomenu te openen.
3 Selecteer [Protect] en druk vervolgens op SET.
Als u de beveiligingsinstelling van een beveiligde foto wilt annuleren, selecteer dan [Unprotect]
in plaats van [Protect].
Het scherm vraagt u de procedure te bevestigen.
4 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
De geselecteerde foto wordt beveiligd en in het linkerondergedeelte van het scherm verschijnt h.
Als in de foto een bestand met voorkeuze-instellingen ingesloten is, dan wordt dit bestand eveneens beveiligd.
Een foto beveiligen in het indexscherm
1 Open het indexscherm [Photos]
Raadpleeg Foto’s bekijken (0 134).
2 Verplaats het oranje selectiekader naar de foto die u wilt beveiligen.
3 Druk op SET om het fotomenu te openen.
4 Selecteer [Protect] en druk vervolgens op SET.
Als u de beveiligingsinstelling van een beveiligde foto wilt annuleren, selecteer dan [Unprotect]
in plaats van [Protect].
Het scherm vraagt u de procedure te bevestigen.
Bedieningsstanden:
[J Other Functions]
[Delete All Photos]
137
Werken met foto’s
5 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
De geselecteerde foto wordt beveiligd en naast de miniatuur van de foto verschijnt h.
Selecteer [Cancel] in plaats van [OK] als u de procedure wilt annuleren.
Als in de foto een bestand met voorkeuze-instellingen ingesloten is, dan wordt dit bestand
eveneens beveiligd.
BELANGRIJK
Initialisatie van een SD-kaart heeft tot gevolg dat alle gegevens van de kaart worden verwijderd, waaronder
ook beveiligde foto’s en bestanden met voorkeuze-instellingen.
Bestanden met voorkeuze-instellingen kopiëren
U kunt naar de camcorder een bestand met voorkeuze-instellingen kopiëren dat ingesloten is in een foto.
Bestanden met voorkeuze-instellingen kunt u kopiëren vanuit het fotoweergavescherm of het
indexscherm [Photos].
Een bestand kopiëren vanuit het weergavescherm
1 Roep de foto op met het bestand met de voorkeuze-instellingen dat u wilt kopiëren.
Raadpleeg Foto’s bekijken (0 134).
2 Druk op SET om het fotomenu te openen.
3 Selecteer [Copy X File] en druk vervolgens op SET.
•Het scherm [X Data 1/3] verschijnt met het oranje selectiekader dat de eerste bestandslocatie in
de camcorder aangeeft.
U kunt de joystick omhoog/omlaag duwen om de schermen [X Data 2/3] en [X Data 3/3] op te roepen.
4 Selecteer de gewenste bestandslocatie in de camcorder en druk vervolgens op SET.
5 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Het bestand met de voorkeuze-instellingen dat in de geselecteerde foto is ingesloten, wordt gekopieerd.
Hierbij wordt het bestaande bestand in de bestandslocatie overschreven.
6 Druk op SET nadat het bevestigingsbericht verschijnt.
Een bestand kopiëren vanuit het indexscherm
1 Open het indexscherm [Photos]
Raadpleeg Foto’s bekijken (0 134).
2 Verplaats het oranje selectiekader naar de foto met het bestand met de voorkeuze-instellingen dat
u wilt kopiëren.
3 Druk op SET om het fotomenu te openen.
4 Selecteer [Copy X File] en druk vervolgens op SET.
•Het scherm [X Data 1/3] verschijnt met het oranje selectiekader dat de eerste bestandslocatie
in de camcorder aangeeft.
U kunt de joystick omhoog/omlaag duwen om de schermen [X Data 2/3] en [X Data 3/3] op te roepen.
5 Selecteer de gewenste bestandslocatie in de camcorder en druk vervolgens op SET.
6 Selecteer [OK] en druk vervolgens op SET.
Het bestand met de voorkeuze-instellingen dat in de geselecteerde foto is ingesloten, wordt gekopieerd.
Hierbij wordt het bestaande bestand in de bestandslocatie overschreven.
7 Druk op SET nadat het bevestigingsbericht verschijnt.
Bedieningsstanden:
Werken met foto’s
138
OPMERKINGEN
U kunt een bestand met voorkeuze-instellingen niet kopiëren naar een bestandslocatie die beveiligd is.
Fotonummering
Aan foto’s worden automatisch opeenvolgende nummers toegewezen
van 0101 t/m 9900, en deze worden opgeslagen in mappen van
maximaal 100 foto’s op de SD-kaart. Mappen worden genummerd van
101 t/m 998. U kunt selecteren welke fotonummeringsmethode moet
worden gebruikt.
Het fotonummer geeft de naam en locatie aan van het bestand op de
SD-kaart. Bijvoorbeeld een foto met het nummer 101-0107 bevindt zich in de map “DCIM\101CANON” als het
bestand “IMG_0107.jpg”.
1 Open het submenu [Photo Numbering].
[J Other Functions] [Photo Numbering]
2 Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op SET.
Opties
OPMERKINGEN
Als u [Continu.] selecteert en de door u geplaatste SD-kaart al een foto met een hoger nummer bevat, wordt
aan een nieuwe foto een nummer toegewezen dat één hoger is dan dat van de laatste foto op de SD-kaart.
Het verdient aanbeveling de optie [Continu.] te gebruiken.
Bedieningsstanden:
[Reset]: Telkens wanneer u een nieuwe SD-kaart plaatst, begint de fotonummering opnieuw vanaf 101-0101.
Als een SD-kaart al foto’s bevat, dan worden de nieuwe foto’s verder genummerd vanaf het nummer van
de laatste bestaande foto op de SD-kaart.
[Continu.]: De fotonummering gaat verder bij het nummer dat volgt op het nummer van de laatste foto die met de
camcorder is gemaakt.
[J Other Functions]
[Photo Numbering]
[Continu.]
8
139
Overige informatie
Menu-opties
Raadpleeg Gebruik van de menu’s (0 27) voor meer informatie over de wijze waarop u een onderdeel
selecteert. Raadpleeg de pagina waarnaar wordt verwezen voor bijzonderheden over elke functie.
Menu-onderdelen zonder een pagina waarnaar wordt verwezen, worden na de tabellen nader verklaard.
De standaardinstelling van een insteloptie wordt aangegeven in een vet lettertype. Niet-beschikbare
menu-onderdelen worden gedimd weergegeven.
Als u direct naar een pagina van een specifiek menu wilt gaan:
Menu [l Camera Setup] (camera instellen) 0 139
[X Edit File]-voorkeuze-instellingen (bestand met voorkeuze-instellingen bewerken) 0 141
Menu [m Audio Setup] (audio instellen) 0 143
Menu [N Video Setup] (video instellen) 0 143
Menu [M LCD/VF Setup] (LCD/zoeker instellen) 0 144
Menu [L TC/UB Setup] (tijdcode/User Bit instellen) 0 148
Menu [J Other Functions] (overige functies) 0 148
Menu [l Camera Setup] (alleen stand )
Menu-onderdeel Submenu Instelopties 0
[Light Metering]
(Lichtmeting)
[Backlight], [Standard], [Spotlight]
(Tegenlicht, Standaard, Spotlight)
58
[AE Shift]
(Verschuiving bij automatische belichting)
[+2.0], [+1.5], [+1.25], [+1.0], [+0.75], [+0.5], [+0.25],
[±0], [-0.25], [-0.5], [-0.75], [-1.0], [-1.25], [-1.5], [-2.0]
58
[AGC Limit]
(Limiet automatische versterkingsregeling)
[Off/24 dB], [21 dB], [18 dB], [15 dB], [12 dB], [9 dB], [6 dB], [3 dB]
53
[Gain]
(Versterking)
[L]
(Laag)
[Fine Tuning] (Fijnafstelling), [33.0 dB], [24.0 dB], [18.0 dB], [12.0 dB],
[6.0 dB], [3.0 dB], [0.0 dB], [-3.0 dB], [-6.0 dB]
53
[M]
(Gemiddeld)
[Fine Tuning] (Fijnafstelling), [33.0 dB], [24.0 dB], [18.0 dB], [12.0 dB],
[6.0 dB], [3.0 dB], [0.0 dB], [-3.0 dB], [-6.0 dB]
[H]
(Hoog)
[Fine Tuning] (Fijnafstelling), [33.0 dB], [24.0 dB], [18.0 dB], [12.0 dB],
[6.0 dB], [3.0 dB], [0.0 dB], [-3.0 dB], [-6.0 dB]
[Shutter]
(Sluiter)
[Automatic], [Speed], [Angle], [Clear Scan], [Slow]
(Automatisch, Snelheid, Hoek, Duidelijke scan, Lange sluiter)
55
[ND Filter]
(Filter voor neutrale densiteit)
[Automatic], [Off]
(Automatisch, Uit)
[White Balance]
(Witbalans)
[Daylight], [Tungsten], [Kelvin]
(Daglicht, Gloeilamp, Kelvin)
59
[AF Mode]
(Autofocus-stand)
[Speed] (Snelheid) [Instant], [Medium], [Normal] 49
[Face AF] (Autofocus
op gezicht)
[Face Pri.], [Face Only], [Off]
(Autofocus met prioriteit voor gezicht, Alleen autofocus op gezicht, Uit)
50
[Focus Limit] (Scherpstellingslimiet) [On], [Off] 51
[OIS Functions]
(Functies voor optische beeldstabilisatie)
[Axis Shift], [Img Stab.], [Off]
(Verschuiving optische as, Beeldstabilisator, Uit)
52, 92
[Axis Shift]
(Verschuiving optische as)
[Reset] (Resetten) [Cancel], [OK]
92
[Adjust] (Wijzigen)
[GUI Color]
(Kleur pictogrammen)
[Yellow], [Green]
(Geel, Groen)
Menu-opties
140
[ND Filter]: Stelt de camcorder in staat om het ND-filter automatisch in te stellen. Als het ND-filter is geactiveerd,
zal op het scherm het pictogram van één van de drie beschikbare instellingen worden weergegeven: 1/2 (NDu),
1/4 (NDw) of 1/8 (NDx).
[Soft Zoom Control]: Als deze instelling is geactiveerd, zal de zoom geleidelijk starten/stoppen.
[Both]: De instelling is van toepassing op zowel het starten als stoppen van zoomen.
[Stop]: De instelling is alleen van toepassing op het stoppen van zoomen.
[Start]: De instelling is alleen van toepassing op het starten van zoomen.
[Tele-converter]:
Bepaalt de werking van de digitale teleconverter. Indien deze optie is geactiveerd, zal de brand-
puntsafstand van de camcorder worden vergroot met een factor van circa 1,5, 3 of 6, afhankelijk van de instelling.
Het beeld wordt digitaal verwerkt, wat tot gevolg kan hebben dat de beeldresolutie achteruitgaat.
[Slow Shutter]: Activeert de lange sluiter voor de infraroodstand.
[Image Stabilizer]
(Beeldstabilisator)
[Dynamic], [Standard]
(Dynamisch, Standaard)
52
[Zoom]
(Zoomen)
[Speed Level]
(Snelheidsniveau)
[Fast], [Normal], [Slow]
(Snel, Normaal, Langzaam)
63
[Soft Zoom Control]
(Zachte zoomregeling)
[Both], [Stop], [Start], [Off]
(Beide, Stop, Start, Uit)
[Grip Rocker] (Tuimel-
schakelaar op handgreep)
[Constant], [Variable]
(Constant, Variabel)
63
[Constant Speed]
(Constante snelheid)
1-16 (8)
[Handle Rocker]
(Tuimelschakelaar op
camcorderhendel)
[Off], 1 - 16 (8)
64
[Wireless Controller]
(Draadloze afstandsbediening)
1-16 (8)
65
[Focal Length Guide]
(Aanduiding
brandpuntsafstand)
[Set To 0], [Off]
(Aanduiding instellen op 0, Uit)
93
[Tele-converter] (Teleconverter) [6.0x], [3.0x], [1.5x], [Off]
[Flicker Reduction]
(Flikker verminderen)
[Automatic], [Off]
(Automatisch, Uit)
56
[Conversion Lens]
(Conversie-objectief)
[TL-H58], [WD-H58W], [Off]
[Color Bars]
(Kleurenbalken)
[Enable] (Inschakelen) [On], [Off]
80
[Type] [Type 1], [Type 2]
[Infrared]
(Infrarood)
[Monochrome]
(Kleurselectie)
[White], [Green]
(Wit, Groen)
90
[Light]
(Lamp)
[Toggle], [Always On], [Always Off]
(Aan/uit, Altijd aan, Altijd uit)
90
[Slow Shutter]
(Lange sluiter)
[On], [Off]
[Custom Picture]
(Voorkeuze-instellingen)
[X Select File]
(Bestand selecteren)
Bestanden met voorkeuze-instellingen in de camcorder en op de SD-
kaart.
96
[X Edit File]
(Bestand bewerken)
Raadpleeg de tabel hieronder voor instelopties en standaardwaarden.
97
[X Transfer File]
(Bestand kopiëren)
Voor bestanden met voorkeuze-instellingen in de camcorder:
[Copy To b], [Load From b]
Voor bestanden met voorkeuze-instellingen op de SD-kaart:
[Copy To Cam.], [Load From Cam.]
98
Menu-onderdeel Submenu Instelopties 0
141
Menu-opties
[X Edit File]-voorkeuze-instellingen
Menu-onderdeel Submenu Instelopties 0
[Rename] (Naam wijzigen) 97
[Protect] (Beveiligen) [Unprotect], [Protect] (Beveiliging opheffen,
Beveiligen)
97
[Reset] (Resetten) [Cancel], [OK] 97
[Gamma] (Gammacurve) [Normal 1], [Normal 2], [Normal 3], [Normal 4],
[Cine 1], [Cine 2]
99
[Black]
(Zwartingsniveau en
kleurzweem van zwarte
tonen)
[Master Pedestal]
(Vergroten/verkleinen van zwartingsniveau)
-50 t/m 50 (0)
99
[Master Black]
(Kleurzweemcorrectie
van zwarte tonen)
[Red] (Rood) -50 t/m 50 (0)
[Green] (Groen) -50 t/m 50 (0)
[Blue] (Blauw) -50 t/m 50 (0)
[Black Gamma]
(Donkere gebieden)
[Level] (Niveau) -50 t/m 50 (0)
100[Range] (Bereik) -5 t/m 50 (0)
[Point] (Vorm onderste deel gammacurve) -1 t/m 50 (0)
[Low Key Satur.]
(Kleurverzadiging)
[Enable] (Inschakelen) [Off], [On]
100
[Level] (Niveau) -50 t/m 50 (0)
[Knee]
(Lichte gebieden)
[Enable] (Inschakelen) [Off], [On]
100
[Automatic] (Automatisch) [Off], [On]
[Slope] (Helling gammacurve boven knee point) -35 t/m 50 (0)
[Point] (Vorm onderste deel gammacurve) 50 t/m 109 (95)
[Saturation] (Verzadiging) -10 t/m 10 (0)
[Sharpness]
(Scherpte)
[Level] (Niveau) -10 t/m 50 (0)
101
[H Detail Freq.]
(Middenfrequentie horizontale scherpte)
-8 t/m 8 (0)
[Coring] (Reductie van
ruisartefacten)
[Level] (Niveau) -30 t/m 50 (0)
[D-Ofst] (Instelling
Coring-niveau)
0 t/m 50 (0)
[D-Curve] (Curve
Coring-instelling)
0 t/m 8 (0)
[D-Depth]
(Vermenigvuldigheids-
factor voor D-Ofst)
-4 t/m 4 (0)
[HV Detail Bal.]
(Verhouding tussen horizontaal en verticaal detail)
-8 t/m 8 (0)
[Limit] (Limiet hoeveelheid scherpte) -50 t/m 50 (0)
[Knee Aperture]
(Instelling scherpte
boven knee point)
[Gain] (Versterking) 0 t/m 9 (0)
[Slope]
(Helling scherpte)
0 t/m 3 (1)
[Level Depend]
(Verlaging scherpte
donkere gebieden)
[Level] (Niveau) 0 t/m 50 (0)
[Slope] (Helling tussen
onderste en bovenste
gedeelten gammacurve)
0 t/m 3 (0)
[Offset] (Scherpteniveau
donkere gebieden)
0 t/m 50 (0)
[Ingredient Ratio]
(Balans resolutie/vermindering gekartelde randen)
-50 t/m 50 (0)
[Noise Reduction] (Ruisreductie) [Automatic], [Off], 1 to 8 (Automatisch, Uit) 101
Menu-opties
142
[Skin Detail]
(Huiddetail)
[Effect Level] (Niveau filter) [Off], [Low], [Middle], [High]
101
[Hue] (Kleurschakering) -16 t/m 16 (0)
[Chroma] (Kleurverzadiging) 0 t/m 31 (16)
[Area] (Kleurbereik) 0 t/m 31 (16)
[Y Level] (Helderheid) 0 t/m 31 (16)
[Selective NR]
(Selectieve ruisreductie)
[Effect Level] (Niveau filter) [Off], [Low], [Middle], [High]
102
[Hue] (Kleurschakering) -16 t/m 16 (0)
[Chroma] (Kleurverzadiging) 0 t/m 31 (16)
[Area] (Kleurbereik) 0 t/m 31 (16)
[Y Level] (Helderheid) 0 t/m 31 (16)
[Color Matrix]
(Kleurenmatrix)
[Select] (Selecteren) [Normal 1], [Normal 2], [Normal 3], [Normal 4],
[Cine 1], [Cine 2]
102
[Gain] (Versterking) -50 t/m 50 (0)
[Phase] (Kleurfase) -18 t/m 18 (0)
[R-G] -50 t/m 50 (0)
[R-B] -50 t/m 50 (0)
[G-R] -50 t/m 50 (0)
[G-B] -50 t/m 50 (0)
[B-R] -50 t/m 50 (0)
[B-G] -50 t/m 50 (0)
[White Balance]
(Witbalans)
[R Gain] (Intensiteit rode tonen) -50 t/m 50 (0)
102[G Gain] (Intensiteit groene tonen) -50 t/m 50 (0)
[B Gain] (Intensiteit blauwe tonen) -50 t/m 50 (0)
[Color Correction]
(Kleurcorrectie)
[Select Area] (Selectie correctiegebieden) [Off], [Area A], [Area B], [Area A&B]
103
[Area A Setting]
(Instelling
kleurcorrectiegebied A)
[Phase] (Kleurfase) 0 t/m 31 (0)
[Chroma]
(Kleurverzadiging)
0 t/m 31 (16)
[Area] (Kleurbereik) 0 t/m 31 (16)
[Y Level] (Helderheid) 0 t/m 31 (16)
[Area A Revision]
(Hoeveelheid correctie
gebied A)
[Level] (Niveau) -50 t/m 50 (0)
[Phase] (Kleurfase) -18 t/m 18 (0)
[Area B Setting]
(Instelling
kleurcorrectiegebied B)
[Phase] (Kleurfase) 0 t/m 31 (0)
[Chroma]
(Kleurverzadiging)
0 t/m 31 (16)
[Area] (Kleurbereik) 0 t/m 31 (16)
[Y Level] (Helderheid) 0 t/m 31 (16)
[Area B Revision]
(Hoeveelheid correctie
gebied B)
[Level] (Niveau) -50 t/m 50 (0)
[Phase] (Kleurfase) -18 t/m 18 (0)
[Other Functions]
Overige functies
[Setup Level]
(Wijziging zwartniveau)
[Level] (Niveau) -50 t/m 50 (0)
103
[Press] (Compressie
videosignaal)
[Off], [On]
[Clip at 100%] (Begrenzing witniveau) [Off], [On]
Menu-onderdeel Submenu Instelopties 0
143
Menu-opties
Menu [m Audio Setup]
* Niet beschikbaar in het indexscherm [Photos].
Menu [N Video Setup]
Menu-onderdeel Submenu Instelopties 0
[Audio Input]
(Audio-ingang)
[XLR Rec Channel]
(XLR-opnamekanaal)
[CH1], [CH1/CH2]
N 76
[Int. Mic Low Cut]
(Uitfilteren van
laagfrequente storingen)
[Off], [LC1], [LC2]
N 74
[Int. Mic Sensitivity]
(Gevoeligheid ingebouwde
microfoon)
[Normal], [High]
N 74
[Int. Mic Att.]
(Demper ingebouwde
microfoon)
[On], [Off]
N 75
[XLR1 Mic Trimming]
(Gevoeligheid XLR1-
aansluitpunt voor externe
microfoon)
[+12 dB], [+6 dB], [0 dB],
[-6 dB], [-12 dB]
N 76
[XLR2 Mic Trimming]
(Gevoeligheid XLR2-
aansluitpunt voor externe
microfoon)
[XLR1 Mic Att.]
(Microfoondemper voor
XLR1-aansluitpunt)
[On], [Off]
N 77
[XLR2 Mic Att.]
(Microfoondemper voor
XLR2-aansluitpunt)
[XLR ALC Link]
(Audioniveau XLR koppelen)
[Linked], [Separated]
(Gekoppeld, Afzonderlijk)
N 77
[Limiter]
(Audiopiekbegrenzer)
[On], [Off]
N 78
[1 kHz Tone] (Toon van 1 kHz)
[-12 dB], [-18 dB], [-20 dB], [Off] N 80
[Audio Output]
(Audio-uitgang)
[Monitor Delay]
(Monitorvertraging)
[Line Out], [Normal]
(Lijn uit, Normaal)
N 78
[Channel] (Kanaal) [CH1/CH2], [CH1/CH1], [CH2/CH2], [All/All] N N* 126
[Level] (Niveau) 1 Vrms, 2 Vrms N N* 127
[Headphone Volume]
(Volume hoofdtelefoon)
[Off], 1-15 (8)
N N* 111
[Speaker Volume]
(Luidsprekervolume)
[Off], 1-15 (8)
N* 112
Menu-onderdeel Instelopties 0
[SDI Output] (SDI-uitvoer)
(alleen b)
[HD], [SD], [Off]
124
[Component Output] [HD], [SD] 124
[HD Onscreen Disp.] (Scherm-
gegevens instellen op HD)
[On], [Off]
125
[SD Onscreen Disp.] (Scherm-
gegevens instellen op SD)
[On], [Off]
[SD Output] (SD-uitvoer) [Squeeze], [Letterbox], [Side Crop] (Samendrukken, Zwarte balken, Afsnijden) 122
Menu-opties
144
Menu [M LCD/VF Setup]
Menu-onderdeel Submenu Instelopties 0
[LCD Setup]
(LCD instellen)
[Brightness]
(Helderheid)
-99 t/m 99 (0)
N N
30
[Contrast] -99 t/m 99 (0) N N
[Color] (Kleur) -20 t/m 20 (0) N N
[Sharpness]
(Scherpte)
1 t/m 4 (2)
N N
[Backlight]
(Tegenlicht)
[Normal], [Bright]
(Normaal, Helder)
N N
[VF Setup]
(Zoeker instellen)
[Brightness]
(Helderheid)
-99 t/m 99 (0)
N N
30
[Contrast] -99 t/m 99 (0) N N
[Color] (Kleur) -3 t/m 3 (0) N N
[Backlight]
(Tegenlicht)
[Normal], [Bright]
(Normaal, Helder)
N N
[LCD/VF B&W]
(Zwart-wit voor LCD en zoeker)
[On], [Off]
N N 31
[LCD/VF Simul.]
(Gelijktijdig gebruik van LCD en zoeker)
[On], [Off]
N N 30
[Metadata Display]
(Weergave van
metagegevens)
[Date/Time]
(Datum en tijd)
[On], [Off]
N*
[Camera Data]
(Cameragegevens)
[On], [Off]
N
[Peaking] (Contouren verscherpen) [On], [Off] N
48
[Select] (Selecteren) [Peaking 1], [Peaking 2] N
[Peaking 1]
(Contouren verscherpen 1)
[Color] (Kleur) [White], [Red], [Yellow], [Blue] N
[Gain] (Versterking) [Off], 1-15 (8) N
[Frequency] (Frequentie) 1 t/m 4 (2) N
[Peaking 2]
(Contouren verscherpen 2)
[Color] (Kleur) [White], [Red], [Yellow], [Blue] N
[Gain] (Versterking) [Off], 1-15 (15) N
[Frequency] (Frequentie) 1 t/m 4 (1) N
[Zebra] (Zebrapatroon) [On], [Off] N
67
[Select] (Selecteren) [Zebra 1], [Zebra 2], [Zebra 1&2] N
[Zebra 1 Level]
(Niveau Zebra 1)
[70 ±5%], [75 ±5%], [80 ±5%], [85 ±5%],
[90 ±5%], [95 ±5%]
N
[Zebra 2 Level]
(Niveau Zebra 2)
[70%], [75%], [80%], [85%], [90%], [95%],
[100%]
N
[HD Output] (HD-uitvoer) [On], [Off] N
145
Menu-opties
[Markers]
(Markeringen)
[Enable] (Inschakelen) [On], [Off] N
67
[Center] (Centraal) [White], [Gray], [Off] N
[Horizontal] (Horizontaal) [White], [Gray], [Off] N
[Grid] (Raster) [White], [Gray], [Off] N
[Safety Zone] (Veilige zone) [White], [Gray], [Off] N
[Safety Zone Area]
(Gebied veilige zone)
[80%], [90%], [92.5%], [95%]
N
[Aspect Marker]
(Markering hoogte/
breedteverhouding)
[White], [Gray], [Off]
N
[Aspect Ratio]
(Hoogte/breedteverhouding)
[4:3], [13:9], [14:9], [1.66:1], [1.75:1],
[1.85:1], [2.35:1]
N
[Audio Level] (Audioniveau) [On], [Off] N
[Custom Display 1]
(Voorkeursdisplay 1)
[Zoom Position]
(Zoomstand)
[Always On], [Normal], [Off]
(Altijd aan, Normaal, Uit)
N
[Light Metering]
(Lichtmeting)
[On], [Off]
N
[Custom Picture]
(Voorkeuze-instellingen)
[On], [Off]
N
[ND Filter]
(Filter voor neutrale
densiteit)
[On], [Off]
N
[Focus Mode]
(Scherpstellingsstand)
[On], [Off]
N
[Object Distance]
(Objectafstand)
[Always On], [Normal], [Off]
(Altijd aan, Normaal, Uit)
N
[Full Auto/Lock]
(Vergrendeling volledig
automatische stand)
[On], [Off]
N
[Infrared]
(Infrarood)
[On], [Off]
N
[White Balance]
(Witbalans)
[On], [Off]
N
[Exposure]
(Belichting)
[On], [Off]
N
[Iris] [On], [Off] N
[Gain] (Versterking) [On], [Off] N
[Shutter] (Sluiter) [On], [Off] N
[Conversion Lens]
(Conversie-objectief)
[On], [Off]
N
[Tele-converter]
(Teleconverter)
[On], [Off]
N
[Peaking]
(Contouren verscherpen)
[On], [Off]
N
[Magnification]
(Vergroting)
[On], [Off]
N
[OIS Functions]
(Functies optische
beeldstabilisator)
[On], [Off]
N
Menu-onderdeel Submenu Instelopties 0
Menu-opties
146
* Niet beschikbaar in het indexscherm [Photos].
[Metadata Display]: Toont tijdens het afspelen van clips de datum en tijd van de opname en/of de
cameragegevens (sluitertijd, diafragmawaarde, versterking).
[Audio Level]: Toont de audioniveaumeter indien deze optie is ingesteld op [On].
[Custom Display 1]-instellingen
[Zoom Position]: Bepaalt wanneer de zoomindicator wordt getoond.
[Always On]: Wordt altijd op het scherm getoond.
[Normal]: Wordt alleen getoond wanneer wordt gezoomd.
[Light Metering]: Indien deze optie is ingesteld op [On], wordt het lichtmetingspictogram (K of J) getoond
indien [l Camera Setup] [Light Metering] is ingesteld op [Backlight] of [Spotlight].
[Custom Picture]: Toont het pictogram van de voorkeuze-instellingen (X) als deze optie is ingesteld op [On],
wat aangeeft dat samen met de clip een bestand (profiel) met voorkeuze-instellingen wordt opgenomen.
[ND Filter]: Toont de pictogrammen van het ND-filter (NDu, NDw, NDx) indien deze optie is ingesteld op [On].
[Custom Display 2]
(Voorkeursdisplay 2)
[Remaining Battery]
(Resterende acculading)
[Warning], [Normal], [Off]
(Waarschuwing, Normaal, Uit)
N
[Remaining Rec Time]
(Resterende opnameduur)
[Warning], [Normal], [Off]
(Waarschuwing, Normaal, Uit)
N
[Rec Mode]
(Opnamestand)
[On], [Off]
N
[Genlock]
(Fasesynchronisatie)
[On], [Off]
N
[Time Code] (Tijdcode) [On], [Off] N
[Interval Counter]
(Intervalteller)
[On], [Off]
N
[SD Card Status]
(Status SD-kaart)
[Warning], [Normal], [Off]
(Waarschuwing, Normaal, Uit)
N
[Bit Rate/Resolution]
(Bitsnelheid/resolutie)
[On], [Off]
N
[Frame Rate]
(Beeldsnelheid)
[On], [Off]
N
[Character Rec]
(Schermgegevens
opnemen)
[On], [Off]
N
[Wireless Controller]
(Draadloze
afstandsbediening)
[On], [Off]
N
[Output Display]
(Uitvoerdisplay)
[On], [Off]
N
[SDI Rec Command]
(SDI-opdracht voor
opnemen)
[On], [Off]
N
[User Memo]
(Clipinformatieprofiel)
[On], [Off]
N
[User Bit]
(Extra informatie in het
tijdcodesignaal)
[On], [Off]
N
[Audio Output CH]
(Audio-uitgangskanaal)
[On], [Off]
N
[Date/Time] (Datum en tijd) [Date/Time], [Time], [Date], [Off] N
Menu-onderdeel Submenu Instelopties 0
147
Menu-opties
[Focus Mode]: Toont het pictogram van de scherpstellingsstand (A, 6, 7) indien deze optie is ingesteld
op [On].
[Object Distance]: Bepaalt wanneer de afstand tot het onderwerp wordt getoond.
[Always On]: Wordt altijd op het scherm getoond.
[Normal]: Wordt alleen getoond wanneer scherp wordt gesteld.
[Full Auto/Lock]: Toont het pictogram van de volledig automatische stand (F) en het
vergrendelingspictogram (y) indien deze optie is ingesteld op [On].
[Infrared]: Toont [Infrared] en de pictogrammen van de infraroodlamp (p, q) indien deze optie is ingesteld
op [On].
[White Balance]: Toont de witbalansindicator indien deze optie is ingesteld op [On].
[Exposure]: Toont de belichtingsbalk indien deze optie is ingesteld op [On].
[Iris]: Toont de diafragma-instelling indien deze optie is ingesteld op [On].
[Gain]: Toont de versterkingsinstelling indien deze optie is ingesteld op [On].
[Shutter]: Toont de sluitertijdinstelling indien deze optie is ingesteld op [On].
[Conversion Lens]: Toont het WD-H58W-pictogram (Z) en TL-H58-pictogram (W) indien deze optie
is ingesteld op [On].
[Tele-converter]: Toont het pictogram van de digitale teleconverter (w,u,s) indien deze optie
is ingesteld op [On].
[Peaking]: Toont het pictogram van de contourverscherping (a of b) indien deze optie is ingesteld op [On].
[Magnification]: Toont het pictogram van de schermvergroting (i) indien deze optie is ingesteld op [On],
wat aangeeft dat het beeld op het scherm wordt vergroot.
[OIS Functions]: Toont de pictogrammen van de beeldstabilisator (O, P) en het pictogram van
de asverschuiving (Y) indien deze optie is ingesteld op [On].
[Custom Display 2]-instellingen
[Remaining Battery]: Bepaalt wanneer de indicator voor de resterende acculading wordt getoond.
[Warning]: Wordt alleen getoond als er een waarschuwing is.
[Normal]: Wordt altijd op het scherm getoond.
[Remaining Rec Time]: Toont de resterende opnameduur.
[Warning]: Wordt alleen getoond als er een waarschuwing is.
[Normal]: Wordt altijd op het scherm getoond.
[Rec Mode]: Toont de indicator van de opnamemethode (bijvoorbeeld [STBY] in de opnamepauzestand) indien
deze optie is inges
teld op [On].
[Gen
lock]: Toont het Genlock-pictogram (X) indien deze optie is ingesteld op [On].
[Time Code]: Toont de tijdcode indien deze optie is ingesteld op [On].
[Interval Counter]: Toont het aftellen tijdens de intervalopnamestand indien deze optie is ingesteld op [On].
[SD Card Status]: Bepaalt wanneer de statusindicator van de SD-kaart wordt getoond.
[Warning]: Wordt alleen getoond als er een waarschuwing is.
[Normal]: Wordt altijd op het scherm getoond.
[Bit rate/Resolution]: Toont de bitsnelheid en resolutie indien deze optie is ingesteld op [On].
[Frame Rate]: Toont de beeldsnelheid indien deze optie is ingesteld op [On].
[Character Rec]: Toont het waarschuwingspictogram voor de opname van schermgegevens (h) indien
deze optie is ingesteld op [On], wat aangeeft dat de schermgegevens samen met de clip worden opgenomen.
[Wireless Controller]: Toont het pictogram M indien deze optie is ingesteld op [On] als [J Other Functions]
[Wireless Controller] is ingesteld op [Off] en de bijgeleverde draadloze afstandsbediening wordt gebruikt.
[Output Display]: Toont het waarschuwingspictogram van het uitvoerdisplay (G) indien deze optie is
ingesteld op [On], wat aangeeft dat de schermgegevens worden uitgevoerd naar een externe monitor.
[SDI Rec Command]: Toont de status van de optie [J Other Settings] [SDI Rec Command].
Menu-opties
148
[User Memo]: Toont het pictogram van het clipinformatieprofiel (f) indien deze optie is ingesteld op [On],
wat aangeeft dat samen met de clip een clipinformatieprofiel wordt opgenomen.
[User Bit]: Toont de User Bit indien deze optie is ingesteld op [On].
[Audio Output CH]: Toont het audio-uitgangskanaal indien deze optie is ingesteld op [On].
[Date/Time]: Toont de datum en tijd indien deze optie is ingesteld op [On].
Menu [L TC/UB Setup] (alleen in de stand )
Menu [J Other Functions]
Menu-onderdeel Submenu Instelopties 0
[Time Code]
(Tijdcode)
[Mode] (Modus) [Preset], [Regen.]
(Voorkeuze, Continueren vanaf laatste tijdcode op medium)
69
[Run] (Tijdcodewerking) [Rec Run], [Free Run]
(Alleen tijdens opnemen, Altijd)
69
[Setting] (Instelling) [Set], [Reset] 69
[User Bit]
(Extra informatie in het
tijdcodesignaal)
[Rec Mode]
(Opnamemodus)
(Alleen b)
[Internal], [External]
(Intern, Extern)
73
[Type] [Setting], [Time], [Date]
(Instelling, Tijd, Datum)
71
Menu-onderdeel Submenu Instelopties 0
[Reset]
(Resetten)
[All Settings]
(Alle instellingen)
[Cancel], [OK]
N N
[Camera Settings]
(Camera-instellingen)
[Cancel], [OK]
N N
[Assignable Buttons]
(Toewijzingsknoppen)
[Cancel], [OK]
N N
[Transfer Menu]
(Kopieermenu)
[Save To b]
(Opslaan op b)
[Cancel], [OK]
N N
106
[Load From b]
(Laden vanaf b)
[Cancel], [OK]
N N
[Time Zone]
(Tijdzone)
Lijst met tijdzones van de wereld.
([UTC+01:00 Central Europe])
N N 25
[Clock Set]
(Klok instellen)
[Date/Time] (Datum en tijd) N N
25
[Date Format]
(Datumnotatie)
[YMD], [YMD/24H], [MDY], [MDY/24H],
[DMY], [DMY/24H]
N N
[WFM (LCD)]
1
(Golfvormmonitor (LCD))
[Setting]
(Instelling)
[WFM], [Edge Mon.], [Off]
(Golfvormmonitor, Edge monitor, Uit)
N 81
[Setting]
(Instelling)
[WFM], [Off]
(Golfvormmonitor, Uit)
N 81
[Waveform Monitor]
(Golfvormmonitor)
[Line], [Line+Spot], [Field], [RGB], [YPbPr]
(Lijn, Lijn+,spot, Veld, RGB, YPbPr)
N N
81
[Gain] (Versterking) [1x], [2x] N N
[Edge Monitor] [Type 1], [Type 2] N 82
[Language o]
(Taal)
[Deutsch], [English], [Español], [Français],
[Italiano], [Polski], [ ], [ ],
[], [ ]
N N 26
[Wireless Controller]
(Draadloze afstandsbediening)
[On], [Off]
N N 32
149
Menu-opties
[Assign Button]
(Toewijzingsknop)
1 t/m 10 Zie voetnoot 2
N N
1
94
[Custom Key/Dial]
(Knop/wielcombinatie
voorkeuzefuncties)
[Normal]
(Normaal)
[Iris(ND)], [Face AF], [Headphone Volume],
[Tele-converter], [Off]
(Diafragma-instelling, Autofocus op gezicht,
Volume hoofdtelefoon, Teleconverter, Uit)
N
46
[Infrared]
(Infrarood)
[IR Light], [Headphone Volume],
[Tele-converter], [Off]
(Infraroodlamp, Volume hoofdtelefoon,
Teleconverter, Uit)
N
[Tally Lamp]
(Statuslampje)
[Front] (Voorzijde) [On], [Off]
N
[Rear] (Achterzijde) [On], [Off]
[Media Access LED]
(Lampje voor gebruik media)
[On], [Off]
N N
[Genlock/TC Term.]
(Aansluitpunt fasesynchronisatie/Tijdcode)
(alleen b)
[Gen/TC In], [TC Out]
(Synchronisatiesignaal/ Tijdcode
inkomend, Tijdcode uitgaand)
N 72
[Genlock Adjust.] (Genlock-instelling) (alleen b) -1023 t/m +1023 (000) N 72
[Relay Rec] (Relay-opname: automatisch verder opnemen
op tweede kaart als eerste kaart vol is)
[On], [Off]
N 37
[Double Slot Rec] (Gelijktijdig opnamen maken op twee
CF-kaarten)
[On], [Off]
N 37
[Bit Rate/Resolution]
(Bitsnelheid/Resolutie)
[50 Mbps 1920x1080]
, [50 Mbps 1280x720],
[35 Mbps 1920x1080], [35 Mbps 1440x1080],
[35 Mbps 1280x720], [25 Mbps 1440x1080]
N 45
[Frame Rate] (Beeldsnelheid) [50i], [50P], [25P] N 45
[Special Rec]
(Speciale opnamestand)
[Interval Rec], [Frame Rec], [Pre Rec],
[Slow & Fast Motion], [Off]
N 85
[Interval Rec]
(Intervalopname)
[Interval] [1 sec] t/m [10 sec], [15 sec], [20 sec],
[30 sec], [40 sec], [50 sec],
[1 min] t/m [10 min]
N
85
[Rec Frames]
(Aantal beeldjes)
2, 6, 12
N
[Frame Rec]
(Beeldjes opnemen)
[Rec Frames]
(Aantal beeldjes)
2, 6, 12
N
86
[Slow & Fast Motion]
(Opnemen in slow motion &
versneld opnemen)
[S&F Frame Rate]
(Beeldsnelheid voor
opnemen in slow motion &
versneld opnemen)
Zie voetnoot 3
N
[Clips] [Title Prefix]
(Voorvoegsel titel)
[AA] t/m [ZZ]
N
[Number setting]
(Nummerinstelling)
[Set], [Reset]
N
[Delete Last Clip]
(Laatste clip verwijderen)
[Cancel], [OK]
N
[Copy All Clips]
(Alle clips kopiëren)
[Cancel], [OK]
N
4
116
[Copy e Clips]
(Kopiëren van e-clips)
[Cancel], [OK]
N
5
116
[Delete All Clips]
(Alle clips verwijderen)
[Cancel], [OK]
N
4
117
[Delete All e Marks] (Alle e-markeringen verwijderen) [Cancel], [OK] N
5
115
[Rec Review]
(Opname bekijken)
[Entire Clip], [Last 4 sec]
(Gehele clip, Laatste 4 seconden)
N 84
Menu-onderdeel Submenu Instelopties 0
Menu-opties
150
[Set Metadata]
(Metagegevens instellen)
[User Memo]
(Clipinformatieprofiel)
[Off], Lijst van clipinformatieprofielbestanden
N
79
[Country Code]
(Landcode)
Letters A t/m Z, nummers 0 t/m 9, plusteken
(+), minteken (-), dubbele punt (:), spatie
[Organization]
(Organisatie)
[User Code]
(Gebruikerscode)
[SDI Rec Command] (Gelijktijdig starten of stoppen met
opnemen op ander apparaat) (Alleen b)
[On], [Off]
N
[Photo Numbering]
(Fotonummering)
[Reset], [Continu.]
(Reset, Continu)
NN N
1
138
[Add X File]
(X-bestand toevoegen)
[To Clip] (Aan clip) [On], [Off]
N 99
[To Photo] (Aan foto) [On], [Off]
[Delete All Photos] (Alle foto’s verwijderen) [Cancel], [OK] N
6
136
[Custom Function]
(Voorkeuze-instelling)
[Shockless Gain]
(Vloeiende overgang bij
wijziging stand GAIN-
schakelaar)
[Fast], [Normal], [Slow], [Off]
(Snel, Normaal, Langzaam, Uit)
N
104
[Shockless WB] (Zachte over-
gang bij wijziging witbalans)
[On], [Off]
N
[AE Response]
(Respons bij wijziging
automatische belichting)
[Fast], [Normal], [Slow]
(Snel, Normaal, Langzaam)
N
[Iris Limit] (Maximale
diafragmawaarde)
[On], [Off]
N
[I. Ring Direction]
(Draairichting irisring)
[Reverse], [Normal]
(Omgekeerd, Normaal)
N
[F. Ring Direction] (Draai-
richting scherpstelring)
[Reverse], [Normal]
(Omgekeerd, Normaal)
N
[Z. Ring Direction]
(Draairichting zoomring)
[Reverse], [Normal]
(Omgekeerd, Normaal)
N
[F. Ring Control]
(Gevoeligheid respons
scherpstelring)
[Fast], [Normal], [Slow]
(Snel, Normaal, Langzaam)
N
[Z. Ring Control]
(Werking zoomring)
[Fast], [Normal], [Slow]
(Snel, Normaal, Langzaam)
N
[F. Assist. B&W]
(Scherm naar zwart-wit
tijdens hulpfuncties
scherpstelling)
[Both], [Magnify], [Peaking], [Off]
(Beide, Vergroting, Contouren verscherpen,
Uit)
N
[Obj. Dist. Unit]
(Afstandseenheid voor
afstand tot onderwerp)
(Meters, Feet)
[Meters], [Feet] (Meters, Feet)
N
[Zoom Indicator]
(Zoomindicator)
[Bar], [Number] (Balk, Getal)
N
[ZR-2000 AE SHIFT]
(Instelling AE-SHIFT-wiel op
ZR-2000)
[AE Shift], [Iris]
(Niveau automatische belichting,
Diafragma)
N
[Scan Reverse Rec]
(Omgekeerd beeld opnemen)
[Both], [Vertical], [Horizontal], [Off]
N
[Character Rec]
(Schermgegevens opnemen)
[On], [Off]
N
Menu-onderdeel Submenu Instelopties 0
151
Menu-opties
1
Niet beschikbaar in het indexscherm [Photos].
2
Instelopties voor [Assign Button]: [(NONE)], [Img Stab.], [Powered IS], [Focus Limit], [Face AF], [Select Face], [Backlight], [Spotlight],
[Tele-converter], [Peaking], [Zebra], [WFM (LCD)], [Magnification], [TL-H58], [WD-H58W], [Color Bars], [IR Monochrome], [IR Light],
[Markers], [LCD Setup], [LCD/VF B&W], [Onscreen Display], [Add Shot Mark 1], [Add Shot Mark 2], [Add e Mark], [Add Z Mark],
[Time Code], [Time Code Hold], [Audio Output CH], [Audio Level], [Wireless Controller], [Photo], [Delete Last Clip], [Status].
De standaardinstellingen zijn als volgt. [1]: [Powered IS], [2]: [Zebra], [3]: [WFM (LCD)], [4]: [Magnification], [5] t/m [10]: [(NONE)].
3
[12], [15], [18], [20], [21], [22], [23], [24], [25]
Indien [Bit Rate/Resolution] is ingesteld op [50 Mbps 1280x720] of [35 Mbps 1280x720], kunt u ook de volgende opties
selecteren: [26], [27], [28], [30], [32], [34], [37], [42], [45], [48], [50]
4
Alleen beschikbaar in het clipindexscherm.
5
Alleen beschikbaar in het clipindexscherm en het indexscherm [e Mark].
6
Alleen beschikbaar in het indexscherm [Photos].
[Reset]
[All Settings]: Hiermee worden alle camcorderinstellingen teruggezet naar de standaardwaarde behalve
de urenteller.
[Camera Settings]: Hiermee worden alle [l Camera Setup]-instellingen en voorkeuze-instellingen teruggezet
naar de standaardwaarde. Bovendien worden de witbalans, het diafragma, de scherpstelling en de versterking
op automatisch gezet en wordt de sluitertijd uitgeschakeld.
[Assignable Buttons]: Hiermee worden de toewijzingsknoppen teruggezet naar de standaardwaarde.
[Tally Lamp]: Stelt u in staat om in te stellen of de statuslampjes aan de voorzijde en achterzijde gaan branden
terwijl u met de camcorder opnamen maakt.
[Media Access LED]: Stelt u in staat in te stellen of de statusindicators van de CF-kaarten of van de SD-kaart
gaan branden terwijl op de CF-kaart of SD-kaart een bewerking plaatsvindt.
[Title Prefix]: Bepaalt de eerste 2 letters van de clipnaam. In combinatie met de optie [Number Setting] vormen
deze een clipnaam van 6 karakters.
[Number Setting]: Bepaalt de laatste 4 cijfers van de clipnaam. In combinatie met de optie [Title Prefix] vormen
deze een clipnaam van 6 karakters. Selecteer [Set] als u een door u gewenst getal wilt toewijzen aan de eerste
clip die u opneemt of selecteer [Reset] om het getal terug te zetten naar [0001]. Telkens wanneer u een clip
opneemt, wordt het getal hoger.
[Delete Last Clip]: Verwijdert de laatst opgenomen clip. Deze insteloptie wordt niet weergegeven als u de
camcorder hebt uitgezet nadat u de laatste clip had opgenomen.
[Country Code]: Deze identificatiecode is de landcode die is gedefinieerd door ISO-3166-1. Begin aan de
linkerzijde als u de code invoert.
[Organization]: Deze identificatiecode geeft aan welke organisatie de eigenaar of operator van de camcorder
is en kan worden verkregen door registratie bij de SMPTE Registration Authority. Als de organisatie niet
geregistreerd is, voer dan [0000] in.
[User Code]: Deze identificatiecode geeft aan wie de gebruiker is. Laat deze optie leeg als [Organization]
ingesteld is op [0000].
[SDI Rec Command]: Als u de camcorder via het HD/SD SDI-aansluitpunt op een ander apparaat aansluit,
en u met de camcorder begint of stopt met opnemen, dan zal het andere apparaat ook beginnen of stoppen
met opnemen.
[Delete All Photos]: Verwijdert alle foto’s op de SD-kaart.
[Reset Hour Meter]: De camcorder heeft twee “urentellers” – de eerste houdt bij hoeveel uur de camcorder in
totaal in gebruik is geweest en de tweede houdt bij hoeveel uur de camera in gebruik is geweest sinds de laatste
keer dat de tweede urenteller met deze functie werd gereset.
[Firmware]: U kunt controleren wat de huidige versie is van de camcorderfirmware. Deze menuoptie is
gewoonlijk niet beschikbaar.
[Reset Hour Meter] (Urenteller resetten) [Cancel], [OK] N N
[Initialize Media]
(Media initialiseren)
[CF A] (CF-kaart A) [Cancel], [OK]
N N
36[CF B] (CF-kaart B)
[SD Card] (SD-kaart) [Complete], [Quick] (Compleet, Snel) N N
[Firmware] (Firmware) N
Menu-onderdeel Submenu Instelopties 0
De statusschermen weergeven
152
De statusschermen weergeven
U kunt de statusschermen gebruiken om de diverse opname- en afspeelinstellingen van de camcorder te
controleren. U kunt de statusschermen ook weergeven op een externe monitor.
1 Wijs een toewijzingsknop toe aan [Status] (0 95).
2 Druk op de toewijzingsknop.
Het laatst weergegeven statusscherm verschijnt, tenzij u de camcorder had uitgezet of de bedieningsstand
hebt gewijzigd. In dat geval verschijnt het statusscherm [Camera] in de stand en het statusscherm
[Buttons / Remote] in de stand .
3 Duw de joystick omhoog/omlaag om de statusschermen te doorlopen.
4 Als u klaar bent, druk dan opnieuw op de toewijzingsknop om de statusschermen te verlaten.
Als alternatief kunt u op de MENU-knop of CANCEL-knop drukken. Door op de MENU-knop te drukken,
verlaat u het statusscherm en opent u het menu.
* Wordt niet weergegeven in het indexscherm [Photos].
Bedieningsstanden:
Statusscherm Beschrijving 0
[Camera] Toont instellingen voor het maken van opnamen, zoals versterking,
scherpstelling en zoom.
N 153
[Buttons / Remote]
(Toewijzingsknoppen en
draadloze afstandsbediening)
Stelt u in staat om de huidige functie van elke toewijzingsknop te
verifiëren en te controleren of de draadloze afstandsbediening
ingeschakeld is.
N N 153
[Audio]*(Audio) Toont instellingen die betrekking hebben op audio. N N 154
[Media](Opnamemedia) Toont informatie over opnamemedia. N N 154
[Video] Toont de instellingen voor de video-aansluitpunten en welke
speciale opnamestand van kracht is.
N N 155
[User Memo]
(Clipinformatieprofiel)
Toont het clipinformatieprofiel dat samen met clips wordt
opgenomen.
N 155
[Battery / Hour Meter]
(Accu en urenteller)
Stelt u in staat om de resterende accutijd en de levensduur van de
accu te controleren, en te controleren hoe lang de camcorder in
gebruik is geweest.
N N 156
[X Data 1/3]
(X Gegevens 1/3)
Toont de instellingen voor het bestand met de voorkeuze-
instellingen dat in clips wordt ingesloten.
N
156
[X Data 2/3]
(X Gegevens 2/3)
157
[X Data 3/3]
(X Gegevens 3/3)
157
153
De statusschermen weergeven
Statusscherm [Camera] (stand )
Statusscherm [Buttons / Remote]
* In de stand worden alleen de knoppen 1 t/m 4 en [Wireless Controller] weergegeven.
1
8
9
1
0
11
2
12
3
4
5
6
7
1 Versterking (0 53)
2 Versterkingslimiet (0 53)
3 Autofocusstand (0 49)
4 Zachte zoomregeling (0 140)
5 Instelling zoomtuimelschakelaar op handgreep
(0 63)
6 Zoomsnelheid van zoomtuimelschakelaar
op camcorderhendel (0 64)
7 Flikkervermindering (0 56)
8 Scherpstellingslimiet (0 51)
9 AF op gezicht (0 50)
10 Zoomsnelheidsniveau (0 63)
11 Zoomsnelheid van zoomtuimelschakelaar
op handgreep (0 63)
12 Zoomsnelheid van draadloze afstandsbediening
(0 65)
1
1
2
3
1 Toewijzingsknoppen 1 t/m 10* (0 94)
2 Knop/wiel voor voorkeuzefuncties (0 46)
3 Draadloze afstandsbediening (0 32)
De statusschermen weergeven
154
Statusscherm [Audio]
Statusscherm [Media]
OPMERKINGEN
Afhankelijk van het opnamemedium kan de totale ruimte die op het scherm wordt getoond, afwijken van de
capaciteit die is gespecificeerd op de CF-kaart of SD-kaart zelf.
1
8
9
10
11
2
12
13
3
4
5
6
7
7
In de stand
In de stand
1 Low-cut filter (voor uitfilteren van laagfrequente
storingen) van ingebouwde microfoon (0 74)
2 Gevoeligheid ingebouwde microfoon (0 74)
3 Opnamekanaal XLR-aansluitpunt (0 76)
4 Gevoeligheid van microfoons die zijn aangesloten
op XLR-aansluitpunten (0 76)
5 Audiopiekbegrenzer (0 78)
6 Vertraging audio-uitvoer (0 126)
7 Audio-uitgangsniveau van het AV-aansluitpunt
(0 127)
8 Microfoondemper (ingebouwde microfoon en een
microfoon die aangesloten is op het MIC-
aansluitpunt) (0 75)
9 Opnameniveaus van XLR-aansluitpunten
koppelen (0 77)
10 Microfoondemper (microfoons die zijn
aangesloten op XLR-aansluitpunten) (0 77)
11 Audioreferentiesignaal (0 80)
12 Volume hoofdtelefoon (0 111).
13 Luidsprekervolume (0 112)
1
6
4
7
8
5
9
1
0
11
2
3
1 CF-kaart A
2 CF-kaart B
3 SD-kaart
4 Totale ruimte op CF-kaart A
5 Gebruikte ruimte op CF-kaart A
6 Resterende opnameduur op CF-kaart A
7 Bij benadering de gebruikte ruimte op CF-kaart A
8 Totale ruimte op de SD-kaart
9 Gebruikte ruimte op de SD-kaart
10 Resterend aantal foto’s dat nog kan worden
gemaakt op de SD-kaart
11 Bij benadering de gebruikte ruimte op de SD-kaart
155
De statusschermen weergeven
Statusscherm [Video]
* Alleen in de stand .
Statusscherm [User Memo] (stand )
1
5
6
7
4
8
9
2
3
1 Status HDMI OUT-aansluitpunt (0 124)
2 Instelling uitvoer HD/SD SDI-aansluitpunt
(alleen b, 0 124)
3 Schermgegevens superimpositioneren
op HD-uitvoer (0 125)
4 Status uitvoer HD/SD COMPONENT OUT-
aansluitpunt (0 124)
5 Schermgegevens superimpositioneren
op SD-uitvoer (0 125)
6 Instelling SD-uitvoer (0 122)
7 Speciale opnamestand* (0 85)
8 Aantal beeldjes voor intervalopnamen (0 85)
of voor beeldjes opnemen* (0 86)
9 Lengte interval voor intervalopnamen* (
0
85)
1
3
2
5
4
1 Bestandsnaam clipinformatieprofiel
2 Cliptitel
3 Gebruiker van de camera
4 Filmlocatie
5 Clipbeschrijving
De statusschermen weergeven
156
Statusscherm [Battery / Hour Meter]
Statusscherm [X Data 1/3]
(stand )
1
2
3
4
5
1 Resterende opnameduur
2 Indicator resterende opnameduur
3 Indicator levensduur accu
4 Totale gebruiksduur camcorder tot nu toe (
0
151)
5 Gebruiksduur sinds de laatste keer dat
[Reset Hour Meter] werd gebruikt (0 151)
1
3
2
5
6
7
8
4
9
10
1 Naam van bestand met voorkeuze-instellingen
(0 96)
2Gamma (0 99)
3 Master Pedestal (zwartingsniveau) (0 99)
4 RGB-niveaus van Master Black (correctie
kleurzweem zwarte tonen) (0 100)
5 Instellingen Black Gamma (instelling onderste
gedeelte gammacurve) (Level, Range en Point)
(0 100)
6 Knee-instellingen (instelling bovenste gedeelte
gammacurve) (Automatic, Slope, Point en
Saturation) (0 100)
7 Instellingen Skin Detail (huiddetail) (Hue, Chroma,
Area en Y Level) (0 101)
8 Instellingen Selective NR (ruisreductie)
(Hue, Chroma, Area en Y Level) (0 102)
9 Low Key Saturation (kleurverzadiging donkere
gebieden) (0 100)
10 Beveiligd bestand (0 97)
157
De statusschermen weergeven
Statusscherm [X Data 2/3] (stand )
Statusscherm [X Data 3/3] (stand )
1
3
2
5
6
7
4
1 Scherpte-instellingen (niveau, frequentie
horizontaal detail, verhouding horizontaal/verticaal
detail, en limiet) (0 101)
2 Scherpte-instellingen (instelling scherpte boven
knee point, versterking, en balans resolutie/
vermindering gekartelde randen) (0 101)
3 Instellingen Level Depend (verlaging hoeveelheid
scherpte donkere gebieden) (Level, Slope en
Offset) (0 101)
4 Coring-instellingen (reductie ruisartefacten)
(Level, Offset, Curve en Depth) (0 101)
5 Ruisreductie (0 101)
6 Instellingen kleurenmatrix (Selecteren, Versterking,
Kleurfase) (0 102)
7 Instellingen kleurenmatrix (R-G, G-R, B-R, R-B,
G-B en B-G) (0 102)
1
3
2
5
6
7
8
4
1 RGB-intensiteit witbalans (0 102)
2 Kleurcorrectie (0 103)
3 Instellingen gebied A (kleurfase, kleurverzadiging,
kleurbereik en helderheid) (0 103)
4 Correctie-instellingen gebied A (kleurverzadiging
en kleurfase) (0 103)
5 Instellingen gebied B (kleurfase, kleurverzadiging,
kleurbereik en helderheid) (0 103)
6 Correctie-instellingen gebied B (kleurverzadiging
en kleurfase) (0 103)
7 Begrenzing witniveau tot 100% (0 103)
8 Zwartniveau bijstellen en dynamisch bereik
videosignaal comprimeren (0 103)
Problemen oplossen
158
Problemen oplossen
Loop eerst door de lijst hieronder wanneer u problemen ondervindt bij het gebruik van uw camcorder.
Neem contact op met uw dealer of een Canon Service Center als het probleem aanhoudt.
Stroombron
De camcorder kan niet worden ingeschakeld of schakelt zichzelf uit.
- De accu is leeg. Vervang de accu of laad deze op.
- Verwijder de accu en sluit deze opnieuw goed aan.
Ik kan de accu niet opladen.
- De temperatuur van de accu is hoger of lager dan het oplaadbereik. Als de temperatuur van de accu lager is dan 0 °C,
verwarm de accu dan voordat u deze oplaadt; Als de temperatuur van de accu hoger is dan 40 °C, laat de accu dan
afkoelen voordat u deze oplaadt.
- Laad de accu op bij temperaturen tussen 0 °C en 40 °C.
- De accu is defect. Vervang de accu.
De accu is zelfs bij normale temperaturen snel leeg.
- Controleer op het statusscherm [Battery / Hour Meter] (0 152) of de accu het eind van zijn levensduur heeft bereikt.
Als dat het geval is, koop dan een nieuwe accu.
Opnemen
Als ik op de START/STOP-knop druk, wordt niet begonnen met het maken van de opname.
- De CF-kaart is vol of bevat al het maximale aantal clips (999 clips). Verwijder een aantal clips (0 117) of sla uw clips
op uw computer op (0 128) en initialiseer de CF-kaart (0 36) om ruimte vrij te maken. Of vervang de CF-kaart.
- De START/STOP-grendel op de camcorderhendel is ingesteld op R, waardoor u de START/STOP-knop niet kunt
gebruiken. Wijzig de stand van de grendel.
Het punt waar de START/STOP-knop werd ingedrukt komt niet overeen met het begin/einde van de opname.
- Er is een kleine vertraging tussen het moment waarop u de START/STOP-knop indrukt en het moment dat wordt
begonnen met opnemen. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
De camcorder stelt niet scherp.
- De camcorder kan met autofocus mogelijk niet scherp stellen op bepaalde onderwerpen. Stel handmatig scherp
(0 47).
- De zoeker is niet ingesteld. Gebruik de oogcorrectieregelaar om de zoeker correct in te stellen (0 29).
- Het objectief of de Instant AF-sensor is vuil. Reinig het objectief of de sensor met een zacht lensreinigingsdoekje
(0 167). Gebruik nooit tissuepapier om het objectief te reinigen.
Het beeld ziet er enigszins gekromd uit als een onderwerp snel voorbij het objectief flitst.
- Dit is een verschijnsel dat kenmerkend is voor CMOS-beeldsensors. Als een onderwerp zeer snel langs de voorzijde
van de camcorder beweegt, kan het beeld er enigszins gekromd uitzien. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Het duurt langer dan normaal om over te schakelen tussen opnemen (N REC) en opnamepauze (STBY).
- Als de CF-kaart een groot aantal clips bevat, dan kunnen sommige procedures langer duren dan normaal. Sla uw clips
op uw computer op (0 128) en initialiseer de CF-kaart (0 36). Of vervang de CF-kaart.
De camcorder neemt niet goed op de CF-kaart op.
- Dit kan zich voordoen als in de loop der tijd veel opnamen zijn gemaakt en verwijderd. Sla uw clips op uw computer op
(0 128) en initialiseer de CF-kaart (0 36).
Na lang gebruik van de camcorder wordt deze heet.
- De camcorder kan warm worden nadat deze een lange tijd ononderbroken is gebruikt; dit is normaal en duidt niet op
een storing. Als de camcorder ongebruikelijk heet wordt of heet wordt nadat u deze slechts korte tijd hebt gebruikt,
dan kan dit duiden op een probleem met de camcorder. Neem contact op met een Canon Service Center.
Afspelen
Ik kan een clip niet verwijderen.
- U kunt clips met een
e
-markering niet verwijderen. Verwijder eerst de
e
-markering (
0
115) als u de clip wilt verwijderen.
Het verwijderen van clips neemt meer tijd in beslag dan gewoonlijk.
- Als de CF-kaart een groot aantal clips bevat, dan kunnen sommige procedures langer duren dan normaal. Sla uw clips
op uw computer op (0 128) en initialiseer de CF-kaart (0 36).
159
Problemen oplossen
Ik kan een foto niet verwijderen.
- De foto is beveiligd. Verwijder de beveiliging (0 97).
- De LOCK-schakelaar op de SD-kaart staat zo ingesteld dat gegevens op de kaart niet per abuis kunnen worden
gewist. Wijzig de stand van de LOCK-schakelaar.
Ik kan clips niet kopiëren.
- Er is te weinig ruimte op de CF-kaart waarnaar u de clips wilt kopiëren of de CF-kaart bevat al het maximale aantal
clips (999 clips). Verwijder een aantal clips (0 117) om ruimte vrij te maken of vervang de CF-kaart.
Indicatoren en schermgegevens
U gaat branden in een rode kleur.
- De accu is vrijwel leeg. Vervang de accu of laad deze op.
V verschijnt op het scherm.
- De camcorder kan niet communiceren met de aangesloten accu. De resterende accuduur kan daarom niet worden
weergegeven. Vervang de accu door een accu die wel met de camcorder kan communiceren.
De statuslampjes branden niet.
- Zet [Other Functions] [Tally Lamp] [Front] of [Rear] op [On].
De statuslampjes knipperen snel (viermaal per seconde)
- De accu is leeg. Vervang de accu of laad deze op.
- Er is te weinig ruimte op de CF-kaart. Verwijder een aantal clips (0 117) om ruimte vrij te maken of vervang de
CF-kaart.
- Er heeft zich een systeemfout voorgedaan. Zet de camcorder uit en weer aan. Als dit het probleem niet oplost,
neem dan contact op met een Canon Service Center.
De statuslampjes knipperen langzaam (éénmaal per seconde)
- De beschikbare ruimte op beide CF kaarten is bij elkaar opgeteld te laag. Vervang de CF-kaart waarop geen opnamen
kunnen worden gemaakt.
b verschijnt op het scherm in een rode kleur.
- Er heeft zich een fout voorgedaan op de SD-kaart. Zet de camcorder uit. Verwijder de SD-kaart en plaats deze terug.
Initialiseer de SD-kaart als het scherm niet terugkeert naar normale weergave.
- De SD-kaart is vol. Vervang de SD-kaart of verwijder een aantal foto’s (0 135) om ruimte vrij te maken op de
SD-kaart.
Zelfs nadat is gestopt met opnemen, blijft de statusindicator CFj/CFl in rood branden.
- De clip wordt nog opgenomen. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Beeld en geluid
De schermgegevens verschijnen en verdwijnen herhaaldelijk.
- De accu is leeg. Vervang de accu of laad deze op.
- Verwijder de accu en sluit deze opnieuw goed aan.
Op het scherm worden abnormale karakters weergegeven en de camcorder functioneert niet naar behoren.
- Verwijder de stroombron en sluit deze na enige tijd weer aan. Als het probleem aanhoudt, ga dan als volgt te werk.
Ontkoppel de stroombron en druk op de RESET-knop. Hierdoor worden alle camcorderinstellingen teruggezet naar
de standaardwaarde behalve de voorkeuze-instellingen en de urenteller.
Gebruik de functie [Other Functions] [Reset] [All Settings]. Hierdoor worden alle camcorderinstellingen
teruggezet naar de standaardwaarde behalve de urenteller.
Op het scherm verschijnt videoruis.
- Houd voldoende afstand aan tussen de camcorder en apparaten die sterke elektromagnetische velden afgeven
(plasma-TV’s, mobiele telefoons, etc.).
Op het scherm verschijnen horizontale strepen.
- Dit is een verschijnsel dat zich typisch voordoet bij CMOS-beeldsensors als u opnamen maakt onder sommige
TL-lampen, kwiklampen of natriumlampen. Stel [Camera Setup] [Flicker Reduction] in op [Automatic] (0 56)
om de symptomen te verminderen. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Ik kan geen audio opnemen.
- De AUDIO IN-schakelaar is niet juist ingesteld (0 74).
- Een externe microfoon die aangesloten is op het XLR-aansluitpunt vereist fantoomvoeding. Zet de schakelaar van het
XLR-aansluitpunt op MIC+48V (0 76).
Problemen oplossen
160
Audio wordt opgenomen op een extreem laag niveau.
- De audioniveauschakelaar is ingesteld op M, en het opnameniveau is te laag ingesteld. Controleer de
audioniveaumeter op het LCD-scherm en stel het audioniveau correct in (0 78).
- De microfoondemper is ingeschakeld. Zet de microfoondemper van de ingebouwde of externe microfoon uit (0 75).
Het geluid is vervormd of wordt opgenomen op een lager niveau.
- Als u opnamen maakt bij harde geluiden (zoals vuurwerk, shows of concerten), kan het geluid vervormd raken of wordt
het geluid mogelijk niet op het feitelijke niveau opgenomen. Activeer de microfoondemper van de ingebouwde of
externe microfoon (0 75), of stel het audio-opnameniveau handmatig bij.
Het beeld wordt correct weergegeven maar de ingebouwde luidspreker produceert geen geluid.
- Het luidsprekervolume staat uit. Wijzig het volume (0 112).
- Als op de camcorder een hoofdtelefoon aangesloten is, verwijder deze dan.
Opnamemedia en accessoires
Ik kan geen opnamemedium plaatsen.
- De CF-kaart of SD-kaart die u in de camcorder probeert te plaatsen, houdt u verkeerd om vast. Draai de kaart om
en plaats deze in de camcorder.
Ik kan geen opnamen maken op de CF-kaart.
- U moet een compatibele CF-kaart gebruiken (0 34).
- Initialiseer de CF-kaart (0 36) als u deze voor de eerste keer met de camcorder gebruikt.
- De CF-kaart is vol of bevat al het maximale aantal clips (999 clips). Verwijder een aantal clips (0 117) om ruimte vrij
te maken of vervang de CF-kaart.
Ik kan geen opnamen maken op de SD-kaart.
- Initialiseer de SD-kaart (0 36) als u deze voor de eerste keer met de camcorder gebruikt.
- De LOCK-schakelaar op de SD-kaart staat zo ingesteld dat gegevens op de kaart niet per abuis kunnen worden
gewist. Wijzig de stand van de LOCK-schakelaar.
- De SD-kaart is vol. Verwijder een aantal foto’s (0 135) om ruimte vrij te maken of vervang de SD-kaart.
- De map- en bestandsnummers hebben hun maximale waarde bereikt. Zet de optie [Other Functions]
[Photo Numbering] op [Reset] en plaats een nieuwe SD-kaart.
Opnemen en afspelen op een CF-kaart verloopt traag.
- Dit kan zich voordoen als in de loop der tijd veel video-opnamen worden gemaakt en verwijderd. Sla uw clips op
uw computer op (0 128) en initialiseer de CF-kaart (0 36).
Opnemen en afspelen op een SD-kaart verloopt traag.
- Dit kan zich voordoen als in de loop der tijd veel foto’s worden gemaakt en verwijderd. Sla uw foto’s op uw computer
op en initialiseer de SD-kaart (0 36).
De draadloze afstandsbediening werkt niet.
- Zet [Other Functions] [Wireless Controller] op [On].
- Vervang de batterij van de draadloze afstandsbediening.
Aansluiten van externe apparaten
Op een nabij TV-scherm verschijnt videoruis.
- Gebruikt u de camcorder in een kamer waar een tv staat, houd dan voldoende afstand aan tussen de netadapter en
het netsnoer of de antennekabels van de tv.
De camcorder geeft een goede weergave maar er is geen beeld op een externe monitor.
- De camcorder is niet op de juiste wijze op de externe monitor aangesloten. Zorg ervoor dat u de juiste aansluiting
gebruikt (0 123).
- De video-ingang op de externe monitor is niet afgestemd op het videoaansluitpunt waarop u de camcorder hebt
aangesloten. Selecteer de juiste video-ingang.
De externe monitor geeft geen geluid.
- Als u de camcorder aansluit op een externe monitor via de Component-kabel CTC-100/S, zorg er dan voor dat u ook
de audio-aansluitingen verricht met de witte en rode stekkers van de optionele stereovideokabel STV-250N.
De camcorder is aangesloten via een commercieel verkrijgbare HDMI-kabel, maar de externe monitor geeft geen
beeld en geen geluid.
- Verwijder de HDMI-kabel en herstel vervolgens de verbinding of zet de camcorder uit en weer aan.
De computer herkent de camcorder niet, hoewel de camcorder correct aangesloten is.
- Verwijder de USB-kabel en zet de camcorder uit. Zet na korte tijd de camcorder weer aan en herstel de verbinding.
- Sluit de camcorder aan op een andere USB-poort van de computer.
161
Problemen oplossen
Overzicht van berichten
Raadpleeg dit hoofdstuk als er een bericht op het scherm verschijnt. Het bericht wordt getoond in de taal die u
hebt ingesteld met de optie [Other Functions] [Language o]. De berichten in dit hoofdstuk staan hieronder in
alfabetische volgorde. Merk op dat sommige berichten “CF A/CF B” bevatten. Dit geeft aan dat “CF A” of “CF B”
in het bericht wordt weergegeven.
Accessing CF A/CF B Do not remove
- U hebt de afdekking van de CF-kaartsleuf geopend terwijl de camcorder bezig was met een bewerking op de
CF-kaart. Sluit de afdekking van de CF-kaartsleuf.
- U hebt de afdekking van de CF-kaartsleuf geopend terwijl de camcorder bezig was met het gelijktijdig maken van
opnamen op beide CF-kaarten. Sluit de afdekking van de CF-kaartsleuf.
Tijdens het gelijktijdig maken van opnamen op beide CF-kaarten zal in het bericht zowel “CF A” als “CF B”
worden weergegeven.
Cannot acquire battery information
- De accu-informatie kan alleen worden getoond voor accu’s met de aanduiding Intelligent System.
Cannot communicate with the battery pack. Continue using this battery pack?
- U hebt een andere accu aangesloten dan een accu met de aanduiding Intelligent System.
- Als u een accu met de aanduiding Intelligent System gebruikt, kan er een probleem zijn met de camcorder of accu.
Neem contact op met een Canon Service Center.
Cannot play back
- De bestandsbeheerinformatie is beschadigd of er heeft zich een fout met de decoder voorgedaan. Zet de camcorder
uit en weer aan. Als dit het probleem niet oplost, neem dan contact op met een Canon Service Center.
Beschadigde bestandsbeheerinformatie kan niet meer worden hersteld. CF-kaarten of clips met beschadigde
bestandsbeheerinformatie kunnen niet worden gelezen door de software Canon XF Utility of bijbehorende plugins.
Cannot record
- Er is een fout opgetreden met de encoder. Zet de camcorder uit en weer aan. Verwijder vervolgens de geplaatste
CF-kaart en plaats deze terug. Of vervang de CF-kaart. Als dit het probleem niet oplost, neem dan contact op met een
Canon Service Center.
Cannot switch CF card slots
- De SLOT SELECT-knop werd ingedrukt terwijl de camcorder bezig was met opnemen. Wacht totdat u klaar bent met
opnemen voordat u een andere CF-kaartsleuf selecteert.
CF A/CF B Buffer overflow. Recording was stopped
- De snelheid van de gegevensoverdracht was te hoog voor de gebruikte CF-kaart en het opnemen werd stopgezet.
Gebruik een aanbevolen kaart (0 34).
CF A/CF B Cannot restore
- Gegevens op de CF-kaart konden niet worden hersteld. Sla uw clips op uw computer op (0 128) en initialiseer de
CF-kaart (0 36).
CF A/CF B error
- De CF-kaart kan niet worden herkend of de camcorder kan niet met de kaart werken. Controleer of de CF-kaart op
de juiste wijze is geplaatst en niet defect is.
CF A/CF B Management data is not supported and will be deleted
- Dit bericht kan verschijnen als u in de camcorder een CF-kaart plaatst die met een andere professionele Canon-
camcorder is geïnitialiseerd. Controleer de inhoud van de CF-kaart.
CF A/CF B Management file error Cannot record
- Het maken van opnamen is niet mogelijk omdat de camcorder niet kan schrijven naar de bestandsbeheerinformatie.
Dit kan zich voordoen als een ander apparaat met de bestanden op de CF-kaart heeft gewerkt. Sla uw clips op uw
computer op (0 128) en initialiseer de CF-kaart (0 36).
Tijdens het gelijktijdig maken van opnamen op beide CF-kaarten zal in het bericht zowel “CF A” als “CF B”
worden weergegeven.
CF A/CF B Media full
- CF-kaart A of CF-kaart B is vol, zodat u niet kunt opnemen. Gebruik de CF-kaart die al in de andere CF-kaartsleuf was
geplaatst om de opname te maken.
CF A/CF B Number of clips already at maximum
- De CF-kaart bevat al het maximale aantal clips (999
clips). Vervang de CF-kaart of gebruik de CF-kaart die al in de
ande
re CF-kaartsleuf aanwezig is.
- Gelijktijdig opnamen maken op beide CF-kaarten is niet beschikbaar omdat op beide CF-kaarten het maximale aantal
clips is bereikt.
Tijdens het gelijktijdig maken van opnamen op beide CF-kaarten zal in het bericht zowel “CF A” als “CF B”
worden weergegeven.
Problemen oplossen
162
CF A/CF B Operation canceled.
- De bestandsbeheerinformatie is beschadigd. Beschadigde bestandsbeheerinformatie kan niet meer worden hersteld.
CF-kaarten of clips met beschadigde bestandsbeheerinformatie kunnen niet worden gelezen door de software
Canon XF Utility of bijbehorende plugins.
- Als langdurig één enkele clip wordt opgenomen, dan wordt de clip opgesplitst in kleinere videobestanden van elk
2 GB. Dit bericht verschijnt als er 99 kleinere videobestanden zijn.
CF A/CF B Recovering is completed Check the clip
- Het herstelproces voor gegevens op de CF-kaart is voltooid. Controleer de clips op de CF-kaart.
CF A/CF B Media is not supported
- CF-kaarten die kleiner zijn dan 512 MB of niet compatibel zijn met UDMA, kunt u niet met deze camcorder gebruiken.
Gebruik een aanbevolen CF-kaart (0 34).
CF A/CF B Using a card that supports UDMA mode 4 or higher is recommended
- De UDMA-modus van de CF-kaart is lager dan UDMA4. Het verdient aanbeveling een CF-kaart te gebruiken met een
UDMA-modus van minstens UDMA4.
CF ACF B / CF BCF A Switched
- Dit bericht verschijnt als u gebruik maakt van de SLOT SELECT-knop om een andere CF-kaartsleuf te selecteren of
wanneer het opnemen van de clip wordt gecontinueerd op de andere CF-kaart.
CF ACF B / CF BCF A Will switch in a moment
- De CF-kaart is bijna vol, zodat binnen circa 1 minuut het opnemen van de clip wordt gecontinueerd op de andere
CF-kaart.
Change the battery pack
- De accu is leeg. Vervang de accu of laad deze op.
Check data on CF A/CF B and initializing the card is recommended
- De CF-kaart kan niet worden gebruikt om een van de volgende redenen.
Er heeft zich een probleem voorgedaan met de CF-kaart.
De camcorder kan de gegevens van de CF-kaart niet lezen.
De CF-kaart is geïnitialiseerd met een computer.
De CF-kaart is gepartitioneerd.
- Sla uw clips op uw computer op (0 128) en initialiseer de CF-kaart (0 36).
Check the SD card
- Er kan niet met de SD-kaart worden gewerkt. Controleer of de SD-kaart op de juiste wijze is geplaatst en niet defect is.
- Vanwege een fout op de SD-kaart kunnen geen foto’s worden gemaakt of bekeken. Verwijder de SD-kaart en plaats
deze terug, of gebruik een andere SD-kaart.
Cover is open
- Het afdekplaatje van de CF-kaartsleuf stond open toen de camcorder in de stand werd gezet of in deze stand
werd ingeschakeld. Sluit het afdekplaatje.
Data on CF A/CF B needs recovering Attempt to recover?
- Als gegevens op de CF-kaart beschadigd zijn, bijvoorbeeld als tijdens het opnemen plotseling de stroom uitviel,
dan moet u de gegevens herstellen. Als dit bericht verschijnt, selecteer dan [Yes] en druk op SET.
Do not disconnect the USB cable or the power source until you safely end the connection from the computer.
Cannot write data with this connection. To write data to the camcorder, connect the compact power adapter then
reconnect the camcorder and computer.
- De camcorder kan niet worden bediend wanneer deze niet van stroom wordt voorzien door de netadapter en met
een USB-kabel op een computer is aangesloten. Daarnaast kunnen geen clips naar de camcorder worden
teruggeschreven. Om te voorkomen dat gegevens op de CF-kaart beschadigd raken, gebruikt u de functie Hardware
veilig verwijderen van de computer om de verbinding te
beëindigen
en de USB-kabel te verwijder voordat
u camcorder gebruikt.
- Om clips naar de camcorder te kunnen terugschrijven, gebruikt u de functie Hardware veilig verwijderen van de
computer om de verbinding te beëindigen. Verwijder daarna de USB-kabel, voorzie de camcorder van stroom via
de netadapter en sluit deze daarna pas weer aan op de computer.
Do not disconnect the USB cable or the power source until you safely end the connection from the computer.
Connect the compact power adapter
- Wanneer de camcorder in de stand staat en met een USB-kabel op de computer is aangesloten, kan de
camcorder niet worden bediend. Als u de USB-kabel of stroombron verwijdert terwijl deze boodschap wordt getoond,
kan dit ertoe leiden dat u clips op de CF-kaart voorgoed kwijtraakt. Gebruik de functie Hardware veilig verwijderen van
de computer om de verbinding te beëindigen en verwijder daarna de USB-kabel voordat u de camcorder weer gebruikt.
- Om clips te kunnen terugschrijven naar de camcorder, voorziet u de camcorder eerst van stroom met de netadapter.
Sluit deze daarna pas weer aan op de computer met een USB-kabel.
163
Problemen oplossen
File name error
- De map- en bestandsnummers hebben hun maximale waarde bereikt. Stel [Other Functions] [Photo Numbering]
in op [Reset] en verwijder alle foto’s op de SD-kaart (0 135) of initialiseer de kaart (0 36).
Invalid operation
- De volgende bedieningshandelingen kunt u niet uitvoeren.
Een opnamemarkering toevoegen aan een beeldje dat al een opnamemarkering heeft, of een opnamemarkering
toevoegen aan een clip in de stand voor het opnemen van beeldjes of in de stand voor intervalopnamen.
Een e-markering toevoegen aan een clip die al een e-markering heeft, of een Z-markering toevoegen aan een
clip die al een Z-markering heeft.
In de stand onmiddellijk een opname bekijken die is gemaakt in een speciale opnamestand.
De START/STOP-knop indrukken als er in de camcorder geen CF-kaart aanwezig is.
Media full
- CF-kaart A en CF-kaart B zijn vol. Verwijder een aantal clips (0 117) om ruimte vrij te maken of vervang een CF-kaart.
Media is almost full
- De hoeveelheid beschikbare ruimte op CF-kaart A en CF-kaart B is bij elkaar opgeteld te klein. Vervang de CF-kaart
die niet geselecteerd is.
No clips
- Op de CF-kaart zijn geen clips aanwezig om af te spelen. Er moeten clips opgenomen zijn (0 39) om deze af te
kunnen spelen.
No photos
- Op de SD-kaart zijn geen foto’s aanwezig om te bekijken. Er moeten foto’s zijn gemaakt (0 132) om deze te
kunnen bekijken.
No Shot Marks
- Dit bericht verschijnt als opnamemarkeringen in een clip werden verwijderd uit het indexscherm [Shot Mark].
Druk op de INDEX-knop om terug te keren naar het clipindexscherm.
Number of Shot Marks at maximum
- De opnamemarkering kon niet worden toegevoegd omdat de clip al 100 opnamemarkeringen bevat (c- en d-
markeringen bij elkaar opgeteld). U moet opnamemarkeringen verwijderen (0 120) voordat u nieuwe kunt toevoegen.
Recorded in NTSC standard Check data on CF A/CF B Initializing the card is also recommended
- De CF-kaart bevat clips die zijn opgenomen met het NTSC-systeem. Sla uw clips op uw computer op (0 128)
en initialiseer de CF-kaart (0 36).
SD card error
- U hebt een MultiMediaCard (MMC) in de camcorder geplaatst. Gebruik een aanbevolen SD-kaart (0 34).
Shot Mark Error
- Er kon geen opnamemarkering worden toegevoegd. Als het bericht verschijnt in de stand , probeer de
markering dan nogmaals toe te voegen. Als dat niet werkt, voeg de markering dan toe in de stand nadat u klaar
bent met opnemen. Als het bericht verschijnt in de stand , zet de camcorder dan uit en weer aan. Probeer de
markering daarna opnieuw toe te voegen.
System error
- Zet de camcorder uit en weer aan. Als dit het probleem niet oplost, is de camcorder mogelijk defect. Neem contact op
met een Canon Service Center.
This photo ca
nnot be displayed
- M
ogelijk kunt u geen foto’s weergeven die zijn gemaakt met andere apparaten of beeldbestanden weergeven die zijn
gemaakt of bewerkt op een computer.
Z Mark Error
-Er kon geen Z-markering worden toegevoegd. Als het bericht verschijnt in de stand , probeer de markering
dan nogmaals toe te voegen. Als dat niet werkt, voeg de markering dan toe in de stand . Als het bericht
verschijnt in de stand , zet de camcorder dan uit en weer aan. Probeer de markering daarna opnieuw toe
te voegen.
e Mark Error
-Er kon geen e-markering worden toegevoegd. Als het bericht verschijnt in de stand , probeer de markering
dan nogmaals toe te voegen. Als dat niet werkt, voeg de markering dan toe in de stand . Als het bericht
verschijnt in de stand , zet de camcorder dan uit en weer aan. Probeer de markering daarna opnieuw toe
te voegen.
Voorzorgsmaatregelen
164
Voorzorgsmaatregelen
Camcorder
Houd u aan de instructies hieronder om ervoor te zorgen dat de camcorder optimaal blijft functioneren.
Houd de camcorder niet vast aan het LCD-paneel als u de camcorder draagt. Wees voorzichtig als u het
LCD-paneel sluit.
Laat de camcorder niet achter op plaatsen met hoge temperaturen (zoals in een auto die staat geparkeerd
in de volle zon), of op plaatsen met een hoge vochtigheid.
Gebruik de camcorder niet in de buurt van sterke elektromagnetische velden, zoals boven TV’s, in de buurt
van plasma-TV’s of mobiele telefoons. Als u de camcorder op dergelijke plaatsen gebruikt, kan video vervormd
raken of kan audio- of videoruis optreden.
Gebruik de camcorder niet op stoffige of zanderige plaatsen. De camcorder is niet waterproof – voorkom dat
de camcorder wordt blootgesteld aan water, modder of zout. Als dergelijke vloeistoffen in de camcorder
terechtkomen, kan de camcorder en/of het objectief beschadigd raken.
Richt de camcorder of zoeker niet op een intense lichtbron, zoals de zon op een zonnige dag of een krachtige
kunstmatige lichtbron. Als u dit wel doet, kunt u de beeldsensor of interne onderdelen van de camcorder
beschadigen. Wees in het bijzonder voorzichtig als u een statief of schouderriem gebruikt.
Wees voorzichtig in de buurt van hitte die wordt afgegeven door verlichtingsapparatuur.
Demonteer de camcorder niet. Als de camcorder niet naar behoren werkt, neem dan contact op met een
deskundige reparateur.
Ga voorzichtig met de camcorder om. Stel de camcorder niet bloot aan schokken of trillingen, omdat hierdoor
schade kan ontstaan. Als u een schouderriem gebruikt, voorkom dan dat de camcorder heen en weer zwaait
en een object raakt.
Als u de camcorder op een statief plaatst, zorg er dan voor dat de
bevestigingsschroef van het statief korter is dan 5,5 mm. Gebruik van
andere statieven kan schade toebrengen aan de camcorder.
Sluit de bijgeleverde netadapter niet aan op reisadapters of op speciale
stroombronnen zoals die in vliegtuigen en schepen, DC-AC-omzetters,
enzovoort. Anders kan het apparaat uitvallen of te heet worden.
De camcorder voor langere tijd opbergen
Als u van plan bent de camcorder langere tijd niet te gebruiken, berg de camcorder dan op een plaats op die vrij
van stof is, met een lage vochtigheid,
en bij een temperatuur die niet hoger wordt dan 30 °C.
Accu
Vuile polen kunnen tot gevolg hebben dat het contact tussen de accu en de camcorder niet goed is.
Veeg de polen schoon met een zachte, droge doek.
GEVAAR!
Behandel de accu met de nodige voorzichtigheid.
Houd de accu uit de buurt van vuur (anders kan de accu exploderen).
Stel de accu niet bloot aan een temperatuur die hoger is dan 60 °C. Houd de accu uit de buurt van
verwarmingsapparaten, en laat de accu bij heet weer niet achter in een afgesloten auto.
Probeer de accu niet uit elkaar te halen of er aan te knutselen.
Laat de accu niet vallen en stel deze niet bloot aan trillingen.
Laat de accu niet nat worden.
5,5 mm
165
Voorzorgsmaatregelen
De camcorder voor langere tijd opbergen
Bewaar accu’s op een droge plaats bij een temperatuur die niet hoger wordt dan 30 °C.
Ontlaad de accu volledig voordat u deze opbergt. Daarmee verlengt u de levensduur van de accu.
Het is raadzaam al uw accu’s ten minste éénmaal per jaar volledig op te laden en volledig te ontladen.
Sluit op de accu altijd de afdekplaat aan.
Voorkom dat metalen objecten in aanraking komen met de contactpunten
(afbeelding 1). Anders kan kortsluiting ontstaan en de accu beschadigd raken.
Sluit de afdekplaat aan als u de accu niet gebruikt (afbeelding 2).
De afdekplaat van de accu heeft een [V]-vormige opening. Dit komt van pas
wanneer u onderscheid wilt maken tussen accu’s die zijn opgeladen en accu’s
die niet zijn opgeladen. Sluit bij een opgeladen accu de afdekplaat bijvoorbeeld
zodanig aan dat de [V]-vormige opening het gekleurde label laat zien.
Resterende accutijd
Als de resterende accutijd niet correct wordt weergegeven, laad de accu dan volledig op. Maar als u een volledig
opgeladen accu langdurig gebruikt bij een hoge temperatuur of lange tijd ongebruikt laat, dan blijft het mogelijk
dat de resterende accutijd toch niet correct wordt weergegeven. Of de resterende accutijd correct wordt
weergegeven, kan ook afhangen van de levensduur van de accu. Beschouw de tijd die op het scherm wordt
getoond daarom als een schatting.
Gebruik van andere accu’s dan Canon-accu’s
Het verdient aanbeveling gebruik te maken van originele Canon-accu’s met de
aanduiding Intelligent System.
Als u op de camcorder een andere accu dan een originele Canon-accu aansluit, dan wordt de resterende
accutijd mogelijk niet correct weergegeven.
Opnamemedia
Het verdient aanbeveling van uw opnamen een backup te maken op uw computer. Gegevens kunnen
beschadigd raken of verloren gaan als de camcorder defect zou raken of wordt blootgesteld aan statische
elektriciteit. Canon is niet aansprakelijk voor kwijtgeraakte of beschadigde gegevens.
Raak de contactpunten niet aan en stel deze niet bloot aan stof of vuil.
Gebruik geen opnamemedia op plaatsen die blootstaan aan sterke magnetische velden.
Laat opnamemedia niet achter op plaatsen met een hoge vochtigheid of met een hoge temperatuur.
Demonteer of verbuig opnamemedia niet, laat opnamemedia niet vallen en stel opnamemedia niet bloot aan
schokken of water.
Controleer hoe u een opnamemedium vasthoudt voordat u het opnamemedium plaatst. Als u het
opnamemedium verkeerd om vasthoudt en op deze wijze geforceerd in de sleuf plaatst, kan het
opnamemedium of de camcorder beschadigd raken.
Plak geen labels of stickers op een opnamemedium.
Afbeelding 1 Afbeelding 2
Achterzijde van de
accu
Niet opgeladen
Afdekplaat aangesloten
Opgeladen
Voorzorgsmaatregelen
166
SD-kaarten: SD-kaarten zijn uitgerust met een schakelaar die u zo kunt instellen
dat de kaart niet per abuis kan worden beschreven, waardoor gegevens anders
ongewild zouden worden gewist. Zet de schakelaar op de SD-kaart in de
LOCK-stand als u niet wilt dat de kaart kan worden beschreven.
Interne oplaadbare lithiumbatterij
Deze camcorder is uitgerust met een interne oplaadbare lithiumbatterij waarmee de camcorder de datum, tijd en
andere instellingen kan onthouden. Telkens wanneer u de camcorder gebruikt, wordt de interne lithiumbatterij
opgeladen; de batterij zal echter volledig leeg raken als u de camcorder circa 3 maanden niet gebruikt.
De interne lithiumbatterij laadt u als volgt opnieuw op: sluit de netadapter aan op de camcorder en gebruik
een stopcontact om de camcorder 24 uur lang van stroom te voorzien terwijl deze uitgeschakeld is.
Lithiumknoopcelbatterij
Pak de batterij niet vast met een pincet of ander metalen gereedschap, omdat hierdoor kortsluiting zal worden
veroorzaakt.
Veeg de batterij schoon met een schone droge doek om ervoor te zorgen dat de batterij goed contact maakt.
Afdanken
Als u gegevens verwijdert op een opnamemedium, wordt alleen de bestandstoewijzingstabel gewijzigd en
worden de opgeslagen gegevens niet fysiek verwijderd. Wanneer u het opnamemedium wegdoet of aan een
andere persoon geeft, initialiseer het opnamemedium dan eerst met de optie [Initialize Media] voor CF-kaarten
of de optie [Complete] voor SD-kaarten (0 36). Maak vervolgens zoveel onbelangrijke opnamen dat het
opnamemedium helemaal vol raakt, en initialiseer het opnamemedium daarna opnieuw met dezelfde optie.
Dit maakt het voor anderen heel moeilijk om de originele opnamen terug te halen.
WAARSCHUWING!
Als u de batterij in deze camcorder op onjuiste wijze behandelt, bestaat brandgevaar of kunt u chemische
brandwonden oplopen.
Demonteer of verander de batterij niet, dompel de batterij niet onder in water, laat de batterij niet warmer
worden dan 100 °C en werp de batterij niet in vuur.
Steek de batterij niet in uw mond. Als de batterij wordt ingeslikt, moet onmiddellijk medische hulp worden
ingeroepen. De batterijhuls kan breken en de batterijvloeistoffen kunnen letsel toebrengen aan
inwendige organen.
Houd de batterij buiten bereik van kinderen.
Laad de batterij niet op, veroorzaak geen kortsluiting, en plaats de batterij niet in de verkeerde richting.
De gebruikte batterij moet u inleveren bij een inzamelpunt voor klein chemisch afval.
LOCK-schakelaar
167
Onderhoud/overig
Onderhoud/overig
Camcorder reinigen
Camcorderhuis
Gebruik een zachte droge doek om het camcorderhuis te reinigen. Maak nooit gebruik van chemisch
behandelde doekjes of vluchtige oplosmiddelen zoals verfverdunners.
Objectief en Instant AF-sensor
Indien het objectief of de Instant AF-sensor vuil is, dan zal autofocus mogelijk niet goed werken.
Verwijder stof of vuildeeltjes met een blaaskwastje. Gebruik echter geen blaaskwastjes met lucht uit een spuitbus.
Gebruik een schoon zacht lensreinigingsdoekje om het objectief voorzichtig te reinigen met een commercieel
verkrijgbare reinigingsvloeistof die wordt gebruikt voor reiniging van brillenglazen. Gebruik nooit tissuepapier.
LCD-scherm
Reinig het LCD-scherm met een schoon zacht lensreinigingsdoekje.
Bij plotselinge temperatuurswisselingen kan zich op het oppervlak van het scherm condens vormen. Veeg het
vocht weg met een zachte, droge doek.
Condens
Als u de camcorder snel verplaatst tussen locaties met hete en koude temperaturen, kan er op de interne
oppervlakken van de camcorder condens (waterdruppeltjes) ontstaan. Gebruik de camcorder niet als condens
wordt gesignaleerd. Als u de camcorder blijft gebruiken, kan deze beschadigd raken.
Condens kan zich in de volgende situaties voordoen:
Als de camcorder snel wordt verplaatst van een koude naar een warme ruimte
Wanneer de camcorder wordt achtergelaten in een vochtige kamer
Wanneer een koude kamer snel wordt verwarmd
Condens voorkomen
Stel de camcorder niet bloot aan plotselinge of extreme temperatuursveranderingen.
Verwijder de opnamemedia en accu. Plaats de camcorder vervolgens in een luchtdichte tas en laat de
camcorder geleidelijk wennen aan temperatuursveranderingen voordat u de camcorder weer uit de zak haalt.
Als condens wordt gedetecteerd
Hoe lang het precies duurt voordat waterdruppeltjes zijn verdampt, hangt af van de locatie en
weersomstandigheden. Als vuistregel geldt: wacht 2 uur voordat u de camcorder weer in gebruik neemt.
De camcorder gebruiken in het buitenland
Stroombronnen
U kunt de netadapter gebruiken om de camcorder te bedienen en accu’s op te laden in elk land met een voeding
tussen 100 en 240 V AC, 50/60 Hz. Informeer bij een Canon Service Center welke stekkeradapters u in het
buitenland kunt gebruiken.
Afspelen op een TV-scherm
U kunt uw opnamen alleen afspelen op TV’s die compatibel zijn met het PAL-systeem. PAL (of het compatibele
SECAM-systeem) wordt gebruikt in de volgende regio’s/landen:
Europa: In heel Europa en in Rusland. Noord-, Midden- en Zuid-Amerika: Alleen in Argentinië, Brazilië,
Uruguay en de Franstalige gebieden (Frans Guyana, Guadeloupe, Martinique, enz.). Azië: Het overgrote deel
van Azië (behalve Japan, de Fillippijnen, Zuid-Korea en Myanmar). Afrika: In heel Afrika en de Afrikaanse
eilanden. Australië/Oceanië: Australië, Nieuw-Zeeland, Papoea-Nieuw-Guinea; De meeste eilanden in de
Grote Oceaan (behalve Micronesië, Samoa, Tonga, en Noord-Amerikaanse grondgebieden zoals Guam en
Amerikaans Samoa).
De interne batterij verwijderen
168
De interne batterij verwijderen
Verwijder de interne oplaadbare lithiumbatterij voordat u de camcorder volgens de recyclingsvoorschriften in uw
regio afdankt.
1 Verwijder de 11 schroeven die worden getoond in de afbeelding en maak de onderste afdekking los.
2 Grijp de lithiumbatterij stevig vast met een isolatietang en verwijder de batterij van het bord.
BELANGRIJK
Verwijder de afdekking alleen om de batterij voor recyclingsdoeleinden te verwijderen wanneer u de camcorder
afdankt.
Houd de verwijderde batterij buiten bereik van kinderen. Als de batterij wordt ingeslikt, moet onmiddellijk
medische hulp worden ingeroepen. De batterijhuls kan breken en de batterijvloeistoffen kunnen letsel
toebrengen aan inwendige organen.
169
Optionele accessoires
Optionele accessoires
De volgende optionele accessoires zijn compatibel met deze camcorder. De verkrijgbaarheid verschilt van
gebied tot gebied.
* Producten die niet meer verkrijgbaar zijn.
Accu
BP-925, BP-955,
BP-975, BP-950G,
BP-970G
Netadapter CA-935 Compacte netadapter
CA-920
DC-koppelstuk DC-920
Accu-adapter CB-920
voor gebruik in de auto
Statiefadapter TA-100 Statiefadapterbasis
TB-1
Groothoekconverter
WD-H58W
Teleconverter TL-H58
Beschermingsfilter 58 mm,
ND4L-filter 58 mm,
ND8L-filter 58 mm
Accuvideolamp
VL-10Li II
Zoomafstands-bediening
ZR-1000 / ZR-2000*
Stereovideokabel
STV-250N
USB-kabel
IFC-400PCU
Componentkabel
CTC-100
Optionele accessoires
170
Accu’s
Als u extra accu’s nodig hebt, kies dan een accu uit de volgende reeks:
BP-925, BP-955, BP-975, BP-950G, BP-970G.
Als u gebruik maakt van accu’s met de aanduiding Intelligent System, zal de
camcorder met de accu communiceren en de resterende gebruikstijd tonen
(nauwkeurig tot op 1 minuut). U kunt dit type accu alleen gebruiken en
opladen met camcorders en opladers die compatibel zijn met het
Intelligent System.
Oplaadduur
Gebruik de netadapter CA-935 om accu’s op te laden. De oplaadduur in de tabel hieronder is geschat en
varieert afhankelijk van de oplaadomstandigheden en de aanvankelijke laadtoestand van de accu.
Opname- en afspeelduur
De opnameduur en afspeelduur in de tabel hieronder zijn geschat, en zijn afhankelijk van de opnamestand en de
oplaad-, opname- en afspeelomstandigheden. De effectieve gebruikstijd van de accu kan afnemen als opnamen
worden gemaakt onder koude omstandigheden, bij gebruik van scherminstellingen die helderder zijn, etc.
b
Gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om met gebruik van originele Canon-accessoires een optimale prestatie te leveren.
Canon is niet aansprakelijk voor schade aan dit product en/of ongevallen zoals brand, etc. die worden
veroorzaakt door een defect in andere accessoires dan originele Canon-accessoires (bijv. lekkage en/of
explosie van een accu). Merk op dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die het gevolg zijn van
defecten in andere accessoires dan originele Canon-accessoires, hoewel u deze reparaties door Canon wel
tegen betaling kunt laten uitvoeren.
BP-925 BP-955 BP-950G BP-970G BP-975
105 min. 190 min. 235 min. 330 min. 275 min.
Bit-
snelheid
Gebruikstijd BP-925 BP-955 BP-950G BP-970G BP-975
50 Mbps Opnemen (maximaal) Zoeker 165 min. 345 min. 350 min. 490 min. 520 min.
LCD-scherm 165 min. 340 min. 345 min. 485 min. 510 min.
Opnemen
(gebruikelijk)*
Zoeker 105 min. 220 min. 220 min. 310 min. 320 min.
LCD-scherm 105 min. 215 min. 215 min. 305 min. 315 min.
Afspelen LCD-scherm 225 min. 460 min. 470 min. 655 min. 695 min.
35 Mbps Opnemen (maximaal) Zoeker 165 min. 345 min. 350 min. 490 min. 520 min.
LCD-scherm 165 min. 340 min. 345 min. 485 min. 510 min.
Opnemen
(gebruikelijk)*
Zoeker 105 min. 220 min. 220 min. 310 min. 320 min.
LCD-scherm 105 min. 215 min. 215 min. 305 min. 315 min.
Afspelen LCD-scherm 225 min. 465 min. 470 min. 675 min. 695 min.
25 Mbps Opnemen (maximaal) Zoeker 170 min. 355 min. 360 min. 505 min. 530 min.
LCD-scherm 170 min. 345 min. 355 min. 495 min. 525 min.
Opnemen
(gebruikelijk)*
Zoeker 105 min. 225 min. 225 min. 315 min. 325 min.
LCD-scherm 105 min. 220 min. 220 min. 310 min. 320 min.
Afspelen LCD-scherm 230 min. 475 min. 485 min. 680 min. 715 min.
BP-955 BP-975
171
Optionele accessoires
c
* Geschatte duur voor het maken van opnamen met herhaalde bedieningshandelingen zoals starten/stoppen, zoomen,
en in/uitschakelen.
Accu-adapter CB-920 voor gebruik in de auto
Gebruik de accu-adapter voor gebruik in de auto om onderweg stroom te
leveren aan de camcorder of om accus op te laden. De auto-accukabel
moet worden aangesloten op het aansluitpunt van de sigarettenaansteker
in de auto en werkt op een 12–24 V negatief-geaarde accu.
Statiefadapter TA-100
Met de TA-100 kunt u de camcorder snel op een statief bevestigen of snel
van een statief verwijderen.
Groothoekconverter WD-H58W
De groothoekconverter verkleint de brandpuntsafstand van de camcorder
met een factor 0,8, waardoor u opnamen kunt maken met een
bredere beeldhoek.
Teleconverter TL-H58
Dit teleconverterobjectief vergroot de brandpuntsafstand van de camcorder
met een factor van 1,5.
Bit-
snelheid
Gebruikstijd BP-925 BP-955 BP-950G BP-970G BP-975
50 Mbps Opnemen (maximaal) Zoeker 205 min. 420 min. 430 min. 600 min. 635 min.
LCD-scherm 200 min. 410 min. 420 min. 585 min. 625 min.
Opnemen
(gebruikelijk)*
Zoeker 130 min. 265 min. 275 min. 380 min. 400 min.
LCD-scherm 125 min. 260 min. 270 min. 375 min. 390 min.
Afspelen LCD-scherm 290 min. 595 min. 610 min. 850 min. 905 min.
35 Mbps Opnemen (maximaal) Zoeker 205 min. 420 min. 430 min. 600 min. 640 min.
LCD-scherm 200 min. 410 min. 420 min. 590 min. 625 min.
Opnemen
(gebruikelijk)*
Zoeker 130 min. 265 min. 275 min. 385 min. 400 min.
LCD-scherm 125 min. 260 min. 270 min. 375 min. 390 min.
Afspelen LCD-scherm 290 min. 600 min. 615 min. 855 min. 910 min.
25 Mbps Opnemen (maximaal) Zoeker 210 min. 430 min. 440 min. 615 min. 655 min.
LCD-scherm 205 min. 420 min. 430 min. 605 min. 640 min.
Opnemen
(gebruikelijk)*
Zoeker 130 min. 275 min. 280 min. 390 min. 410 min.
LCD-scherm 130 min. 270 min. 275 min. 385 min. 400 min.
Afspelen LCD-scherm 300 min. 620 min. 635 min. 885 min. 940 min.
Optionele accessoires
172
Beschermingsfilter 58 mm, ND4L-filter 58 mm, ND8L-filter 58 mm
Filters voor neutrale densiteit en MC Protector-filters helpen u controle
te krijgen over moeilijke verlichtingsomstandigheden.
Deze aanduiding geeft aan dat het betreffende accessoire een originele Canon-video-accessoire is.
Als u Canon-videoapparatuur gebruikt, dan raden wij u aan alleen Canon-accessoires te gebruiken
waarop deze aanduiding staat.
173
Specificaties
Specificaties
XF105 / XF100
Systeem
Opnamesysteem
Films: Videocompressie: MPEG-2 Long GOP;
Audiocompressie: Lineaire PCM, 16 bits, 48 kHz, 2 kanalen
Bestandstype: MXF
Foto’s: Beeldcompressie: JPEG
DCF (Design rule for Camera File system), compatibel met Exif Ver. 2.2
Videoconfiguratie (opnemen/afspelen)
50 Mbps (CBR, 4:2:2, 422P@HL)
1920x1080: 50i, 25P
1280x720: 50P, 25P
35 Mbps (VBR, 4:2:0, MP@HL)
1920x1080: 50i, 25P
1440x1080: 50i
1280x720: 50P, 25P
25 Mbps (CBR, 4:2:0, MP@H14)
1440x1080: 50i, 25P
Opnamemedia (niet bijgeleverd)
Films: CompactFlash (CF)-kaart, type I (twee sleuven)
Foto’s: SD- of SDHC (SD High Capacity)-geheugenkaart*
*Bestanden met voorkeuze-instellingen, camera-instellingen en clipinformatieprofielen kunt u opslaan en laden.
Maximale opnameduur**
CF-kaart van 16 GB
50 Mbps: 40 min., 35 Mbps: 55 min., 25 Mbps: 80 min.
CF-kaart van 64 GB
50 Mbps: 160 min., 35 Mbps: 225 min., 25 Mbps: 310 min.
**Geschatte waarden gebaseerd op continu opnemen.
•Beeldsensor: 1/3-type CMOS, circa 2.070.000 pixels (1920x1080)
LCD-scherm: 8,8 cm (3,5 inch), breed, kleur, circa 920.000 beeldpunten
•Zoeker: 0,61 cm (0,24 inch), equivalent van circa 260.000 beeldpunten
Microfoon: Stereo electreet condensmicrofoon
Objectief
f=4,25–42,5 mm, F1.8–2.8, 10x optische zoom
35 mm-equivalent: 30,4–304 mm
Objectiefconfiguratie
12 elementen in 10 groepen (2 enkelzijdige asferische elementen)
•ND-filter: Ingebouwd gradatie-ND-filter
Filterdiameter: 58 mm
AF-systeem
Autofocus (TTL + externe afstandssensor indien ingesteld op [Instant]) of handmatige scherpstelling met
handbediende ring
Witbalans
Instellingen voor automatische witbalans, aangepaste witbalans, voorkeuzewitbalans (daglicht, 5.400 K***
en gloeilamp, 3.200 K***) of kleurtemperatuur
*** Kleurtemperaturen zijn bij benadering gegeven en dienen alleen ter indicatie.
Specificaties
174
Iris: Automatische of handmatige instelling
•Versterking: Automatisch (AGC) of handmatig (-6,0 dB t/m 33,0 dB, fijnafstelling beschikbaar)
Sluitertijd: Automatisch, snelheid, hoek, Clear Scan of lange sluiter, uit; 1/3 sec t/m 1/2000
Minimale verlichting: 0,08
lux (CAMERA-schakelaar ingesteld op M (handmatig), [Frame Rate] ingesteld op
[50i], versterking ingesteld op 33 dB, sluitertijd ingesteld op 1/3)
Verlichtingsbereik onderwerp: 0,08 t/m 100.000 lux (indien [Frame Rate] is ingesteld op [50i])
Beeldstabilisatie: Beeldstabilisator met optische verschuiving
Resolutie van video-opnamen
50 Mbps, 35 Mbps: 1920x1080 pixels, 1440x1080 (alleen 35 Mbps), 1280x720 pixels
25 Mbps: 1440x1080 pixels
Resolutie van foto’s
1920x1080, 1280x720 (alleen wanneer een foto wordt gemaakt van een clipbeeld)
Aansluitpunten
b HD/SD SDI-aansluitpunt
BNC-jack, alleen uitvoer, 0,8 Vp-p/75 Ω, asymmetrisch
HD-SDI: SMPTE 292M
Video (1080i/720P), ingesloten audio, tijdcode (VITC/LTC)
SD-SDI: SMPTE 259M
Video (576i), ingesloten audio, tijdcode (VITC/LTC)
HDMI OUT-aansluitpunt
HDMI-connector, alleen uitvoer
HD/SD COMPONENT OUT-aansluitpunt
Compatibel met 720P (D4)/1080i (D3)/576i (D1), alleen uitvoer
Luminantie (Y): 1 Vp-p / 75 Ω
Chrominantie (P
b
/P
r
): ±350 mV / 75 Ω
AV-aansluitpunt
Mini-jack van 3,5 mm (audio en video), alleen uitvoer
Video: 1 Vp-p / 75 Ω asymmetrisch
Audio: -10 dBV (belasting van 47 kΩ, uitgangsniveau 1Vrms) / 3 kΩ of minder
XLR-aansluitpunt
XLR-jack (pen 1: aarde, pen 2: plus, pen 3: min), 2 sets
Gevoeligheid
MIC-instelling: -60 dBu (handmatig volumecentrum, volledige schaal -18 dB) / 600 Ω
LINE-instelling: 4 dBu (handmatig volumecentrum, volledige schaal -18 dB) / 10 k Ω
Microfoondemper: 20 dB
MIC-aansluitpunt
Stereo-mini-jack van 3,5 mm (asymmetrisch)
Gevoeligheid: 60 dBu (handmatig volumecentrum, volledige schaal -18 dB)
Microfoondemper: 20 dB
W (Headphone)-aansluitpunt
Stereo-mini-jack van 3,5 mm, -ft/m -12 dBV (belasting van 16 Ω, volumebereik van Min tot Max) /
50 Ω of minder
175
Specificaties
b GENLOCK/TC-aansluitpunt
BNC-jack
Als GENLOCK-aansluitpunt
Alleen invoer: 1 Vp-p/75 Ω
Als TC-aansluitpunt (tijdcode)
Invoer: 0,5 V–18 Vp-p/10 kΩ
Uitvoer: 1 Vp-p/75 Ω
REMOTE-aansluitpunt
Stereo-mini-jack van 2,5 mm
USB-aansluitpunt
mini-B, USB 2.0 (Hi-Speed USB)
Voeding/overig
Voeding (nominaal)
7,4 V DC (accu), 8,4 V DC (DC IN)
Opgenomen vermogen (als opnamen worden gemaakt met 50 Mbps en AF ingeschakeld, normale
helderheid van zoeker/LCD-scherm, SDI-uitvoer uitgeschakeld)
b Zoeker: 6,1 W, LCD-scherm: 6,2 W
c Zoeker: 5,1 W, LCD-scherm: 5,2 W
Gebruikstemperatuur
0–40 °C
Afmetingen (B x H x D)
121 x 148 x 250 mm (exclusief zonnekap, microfoonhouder-unit, handgreepriem)
Gewicht (alleen camcorderbehuizing)
b 1.070 g c 1.020 g
Netadapter CA-935
•Voeding
100–240 V AC, 50/60 Hz
Als netadapter: 44 VA (100 V)–57 VA (240 V)
Als acculader: 38 VA (100 V)–50 VA (240 V)
Nominale uitgangsspanning / verbruik
Als netadapter: 8,4 V DC, 2,4 A
Als acculader: 8,4 V DC, 2,0 A
Gebruikstemperatuur
0–40 °C
Afmetingen (B x H x D)
85 x 51 x 110 mm
•Gewicht
345 g
Specificaties
176
Accu BP-925
Accutype
Oplaadbare lithiumionaccu, compatibel met Intelligent System
Nominale spanning
7,4 V DC
Gebruikstemperatuur
0–40 °C
Accucapaciteit
Gebruikelijk: 2.600 mAh
Minimaal: 19 Wh / 2.450 mAh
Afmetingen (B x H x D)
38,2 x 43,5 x 70,5 mm
•Gewicht
130 g
Gewicht en afmetingen zijn bij benadering. Fouten en omissies voorbehouden.
De informatie in deze handleiding geldt vanaf juli 2016. Specificaties kunnen zonder kennisgeving
worden gewijzigd.
177
A
Aan/uitzetten van de camcorder . . . . . . . . . . . .24
Aansluiten van de camcorder op
een externe monitor . . . . . . . . . . . . . . . . . .123
Aansluitpunten, afdekplaatjes . . . . . . . . . . . . . .32
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .169
Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21
AE-niveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58
Afspelen
Clips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .109
Foto’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .134
Afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20
AGC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .53
AGC-limiet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .53
Audio controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78
Audio opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .74
Audio-opnameniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .77
Audiopiekbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .143
Audioreferentiesignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .80
Audio-uitgang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .126
Automatische witbalans . . . . . . . . . . . . . . . . . . .59
AV-aansluitpunt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .125
B
Beeldjes opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .86
Beeldsnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .45
Beeldsnelheid voor het maken van opnamen . . .87
Beeldstabilisator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .52
Bekijken van een clip . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .84
Bitsnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .45
Brandpuntsafstand, aanduiding . . . . . . . . . . . . .93
Buitenland, gebruik van de camcorder . . . . . . .167
C
Camera-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106
CF-kaart
Herstellen van gegevens . . . . . . . . . . . . .38
Opnamemethode . . . . . . . . . . . . . . . . . .37
Plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .34
Verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .35
CF-kaartsleuven afwisselend gebruiken . . . . . . .37
Clipinformatieprofiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .79
Clips
Afspelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .109
Clipinformatie weergeven . . . . . . . . . . .114
Kopiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .116
Opnamemarkeringen toevoegen/
verwijderen . . . . . . . . . . . .83, 112, 119
Toevoegen van een e-markering/
Z-markering . . . . . . . . . . . . . . . . .115
Verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .117
Clips opslaan op een computer . . . . . . . . . . . .128
Condens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .167
Contouren verscherpen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .48
Conversie-objectief . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .66
CUSTOM-knop/wiel voor persoonlijke
voorkeuren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .46
D
Datum en tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .25
Datumnotatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .148
DC IN-aansluitpunt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .23
Diafragma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57
E
Edge monitor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .82
F
Fantoomvoeding (microfoon) . . . . . . . . . . . . . . .76
Flikker verminderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .56
Foto’s
Bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .134
Bestanden met voorkeuze-instellingen
kopiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .137
Beveiligen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136
Verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .135
Foto’s maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .132
FREE-RUN (tijdcode) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .69
G
Genlock . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .72
GENLOCK/TC-aansluitpunt* . . . . . . . . . . . . . . .72
Golfvormmonitor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .81
Index
* Alleen b
178
H
Handgreepriem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .31
HD/SD COMPONENT OUT-aansluitpunt . . . . .124
HD/SD SDI-aansluitpunt* . . . . . . . . . . . . . . . . .124
HDMI OUT-aansluitpunt . . . . . . . . . . . . . . . . . .124
Hoofdtelefoonaansluitpunt . . . . . . . . . . . . . . . . .78
Hoogte/breedteverhouding . . . . . . . . . . . . . . .122
I
Indexschermen
Clip uitbreiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119
Clips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .107
Een clipminiatuur vervangen door
een andere miniatuur . . . . . . . . . . .120
Opnamemarkeringen . . . . . . . . . . . . . .118
Infraroodopnamen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .90
Ingesloten audio* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .126
Initialiseren van opnamemedia . . . . . . . . . . . . . .36
Interne ondersteuningsbatterij . . . . . . . . . . . . .166
Intervalopnamestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85
Iris . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57
K
Kleurenbalken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .80
L
LCD-paneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .30
LCD-scherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .30
Lichtmeting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58
Limiet irisdiafragma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57
M
Macro-opnamen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .51
Menu-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
Metagegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .79
Microfoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .74, 75
Microfoon, gevoeligheid . . . . . . . . . . . . . . . .75, 76
Microfoondemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .75, 77
Microfoonhouder-unit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .29
MXF-bestandstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4
O
OK-markeringen (e) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Opnamemarkeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Opnemen van clips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Optische as, verschuiving . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Overzicht van berichten . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
P
POWER-schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Problemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
R
Rec run (tijdcode) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
REMOTE-aansluitpunt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Resetten van alle instellingen . . . . . . . . . . . . . 148
Resolutie (beeldjesgrootte) . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Resterende acculading . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
S
Schermmarkeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Scherp stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Scherpstellingslimiet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
SD-kaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Slow motion & versneld opnemen . . . . . . . . . . 87
Sluitertijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Spaarstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
Statief . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33, 164
Statuslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Statusschermen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
T
Taal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Tijdcode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Tijdcodewerking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Toewijzingsknoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
U
Urenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
USB-aansluitpunt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
User Bit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
* Alleen b
179
V
Veiligheidszone . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .67
Versterking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .53
Videoconfiguratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .45
Video-uitvoerconfiguratie . . . . . . . . . . . . . . . . .121
Vinkje-markeringen (Z) . . . . . . . . . . . . . . . . . .115
Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21
Volledig automatische stand . . . . . . . . . . . . . . .41
Voorkeuren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .104
Voorkeursdisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .105
Voorkeuze-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . .96, 99
Vooropname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .88
W
Witbalans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .59
X
XLR-aansluitpunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .74
Z
Zebrapatroon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .68
Zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .30
Zonnekap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .29
Zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .62
Zoomtuimelschakelaars . . . . . . . . . . . . . . . . . . .62
GEDRUKT IN DE EU © CANON INC. 2016
Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het
dichtstbijzijnde Canon-kantoor.
Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V.
Canon Europa N.V.
Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, The Netherlands
www.canon-europe.com
HD Camcorder
Gebruiksaanwijzing
CEL-SQ8HA283
Nederlands
PAL
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180

Canon XF100 Handleiding

Categorie
Camcorders
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor