UItgave 03.95 Eenassige tractor 3500 33
4. Ingebruikname en bediening
Werken met de machine
l
Motor starten zoals beschreven on-
der ‘motor starten’.
l
Juiste versnelling met schakelstang
(B/6) schakelen.
l
Bij werkzaamheden met aftakasaan-
gedreven werktuigen:
Aftakas-schakelhendel (B/7) naar voren
(in rijrichting) brengen – werktuigaandrij-
ving is ingeschakeld.
l
Hendel voor koppeling (B/4) enigs-
zins aantrekken, vergrendeling (B/5) los-
maken, langzaam loslaten en tegelijker-
tijd gas geven.
Bij het wisselen van rijrichting van voor-
uit in achteruit als volgt te werk gaan:
l
Toerentalhendel in neutraal zetten.
l
Hendel voor koppeling (B/4) aantrek-
ken en vasthouden.
l
Schakelstang (B/6) naar achteren
trekken (achteruitversnelling is nu inge-
schakeld).
l
Hendel voor koppeling langzaam los-
laten en tegelijkertijd gas geven.
Bij het veranderen van rijrichting ach-
teruit naar vooruit moeten de handelin-
gen in omgekeerde volgorde worden
uitgevoerd.
W
Laat de eenassige tractor
nooit onbeheerd achter zo-
lang de motor loopt.
Verlaat tijdens de werkzaamheden
nooit uw plaats achter de stuurstang.
Bedieningsstangen nooit verstellen
tijdens de werkzaamheden – onge-
valsrisico!
Neem bij alle werkzaamheden met de
eenassige tractor die afstand van de
machine in acht, waartoe u door de
stuurstang gedwongen wordt, voor-
al bij het nemen van bochten!
Aanwijzing voor hakken/frezen
W
Controleer voor het starten en
wegrijden de omgeving van
de tractor. Let vooral op kin-
deren en dieren!
Voordat met de werkzaamheden begon-
nen wordt, dienen obstakels uit de weg
te worden geruimd. Let ook tijdens de
werkzaamheden op obstakels en haal
ze tijdig weg.
Bij werkzaamheden op omheinde plaat-
sen dient de veiligheidsafstand tot de
omheining in acht genomen te worden,
zodat de machine niet beschadigd
wordt.
Voor hak- en frees-
werkzaamheden dient
het transportwiel (3) te
worden gedemonteerd,
verwijder hiertoe de
haarspeldveer (4) en
de schijf, transportwiel
naar beneden uittrek-
ken.
Het hakken en frezen kan alleen in de
voorwaartse versnelling gebeuren.
I
Vanwege de achteruitrijschakel-
rem kan met aangebouwd hak-
werktuig bij ingeschakelde hak-
aandrijving niet in de achteruitrijversnel-
ling geschakeld worden – hakaandrij-
ving voor het inschakelen van de ach-
teruitrijversnelling uitschakelen.
Ga bij het achteruitrijden als volgt te
werk:
l
Hendel voor koppeling aantrekken.
l
Hakaandrijving uitschakelen (positie
‘0’ – schakelstang naar voren schuiven).
l
Versnelling in ‘achteruit’ schakelen,
hendel voor koppeling langzaam losla-
ten en tegelijkertijd gas geven.
4
5
3