Zetor ZETORSYSTEM ZL Handleiding

Type
Handleiding
12166317 A2
2014-05
NL
Instructieboek ZETOR SYSTEEM
ZL26 | ZL36 | ZL46 | ZL56 | ZL21 | ZL31 | ZL41 | ZL51
Oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
Voorzichtig!
Lees dit instructieboek volledig door, voordat u het product in gebruik neemt.
x
160130
1
INHOUDSOPGAVE
1. VOORWOORD......................................... 2
1.1. Algemene informatie...................................................2
1.2. Identificatie..................................................................3
1.2.1. Model- en serienummer..........................................3
1.3. Richtingaanduiding......................................................4
1.4. Toelaatbaar gewicht voorlader.................................... 4
2. BESCHRIJVING....................................... 5
2.1. Definities..................................................................... 5
2.1.1. 3e functie................................................................ 5
2.1.2. Ergo Drive.............................................................. 5
2.1.3. Positie-indicator...................................................... 5
2.1.4. Stuurklep.................................................................5
2.1.5. Werktuigbevestigingen............................................5
2.1.6. Slangenset............................................................... 5
2.1.7. PlusDrive................................................................ 5
2.2. Werktuigbevestigingen................................................ 5
3. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN............ 7
3.1. Algemene informatie...................................................7
3.1.1. Beschermingen........................................................7
3.1.2. Waarschuwingsstickers........................................... 7
3.2. Verklaring van waarschuwingsniveaus....................... 7
3.3. Uitleg van symbolen................................................... 8
3.3.1. Aansprakelijkheid................................................... 9
3.4. Monteren van voorlader.............................................. 9
3.4.1. Dodemansgreep.......................................................9
3.5. Veiligheidsuitrusting..................................................10
3.5.1. Contragewicht en spoorbreedte............................ 10
3.6. Manoeuvreren............................................................10
3.6.1. Vóór het werk.......................................................10
3.6.2. Plaatsing gebruiker/bestuurder............................. 11
3.6.3. De werkplek..........................................................11
3.6.4. Stabiliteit van de lading........................................13
3.6.4.1. Stabiliteit van de machine................................15
3.7. Risicofactoren tijdens het werk.................................16
3.7.1. Tijdens transport................................................... 16
3.7.1.1. Tijdens onderhoud............................................17
3.7.2. Reserveonderdelen................................................18
3.8. Positie van waarschuwingsstickers........................... 19
4. MONTEREN VAN VOORLADER...........20
4.1. Monteer de positie-indicator..................................... 21
4.2. Checklist.................................................................... 21
5. BEDIENINGSVOORSCHRIFTEN.......... 22
5.1. Algemene informatie.................................................22
5.1.1. Contragewicht.......................................................22
5.1.2. Spoorbreedte......................................................... 22
5.1.3. Transportstand voorlader...................................... 23
5.2. Hydraulische regeling van de tractor/voorlader........ 23
5.2.1. Dodemansgreep.....................................................23
5.3. Bediening van de voorlader...................................... 23
5.3.1. Directwerkende stuurklep.....................................24
5.3.2. Uitvoering ErgoDrive........................................... 24
5.3.3. Laders met parallelle geleiding............................ 24
5.3.4. Laders zonder parallelle geleiding........................24
5.3.5. Uitvoering directwerkende stuurklep................... 24
5.3.6. Bediening van de voorlader..................................25
5.3.6.1. Voorlader omhoog/omlaag bewegen................25
5.3.6.2. Zweefstand van de voorlader...........................25
5.3.6.3. Gereedschap legen/openbreken........................26
5.3.6.4. Derde hydraulische functie (optie)...................26
5.3.7. Uitvoering ErgoDrive........................................... 26
5.3.8. Bediening van de voorlader..................................27
5.3.8.1. Voorlader omhoog/omlaag bewegen................27
5.3.8.2. Zweefstand van de voorlader...........................27
5.3.8.3. Gereedschap legen/openbreken........................28
5.3.8.4. Derde hydraulische functie (optie)...................28
5.4. Loskoppelen van voorlader met standaard
lagerbehuizing.................................................................. 28
5.5. Loskoppelen van voorlader met US
lagerbehuizing.................................................................. 30
5.6. Aankoppelen van voorlader met standaard
lagerbehuizing.................................................................. 31
5.7. Aankoppelen van voorlader met US
lagerbehuizing.................................................................. 33
5.8. PlusDrive (optie)....................................................... 34
5.8.1. Beschrijving.......................................................... 35
5.9. Werken met voorlader............................................... 35
5.9.1. Contragewicht en spoorbreedte............................ 36
5.9.2. Stabiliteit van de lading........................................37
5.9.2.1. Stabiliteit van de machine................................38
5.10. Werken met een balenprikker..................................40
5.11. Werktuigen aan- en loskoppelen............................. 41
5.11.1. Loskoppelen van werktuig, mechanische
werktuigvergrendeling.................................................... 41
5.11.2. Aankoppelen van werktuig, mechanische
werktuigvergrendeling.................................................... 42
5.11.3. Loskoppelen van werktuig, Skid Steer
werktuigaankoppeling.....................................................44
5.11.4. Aankoppelen van werktuig, Skid Steer
werktuigaankoppeling.....................................................45
5.12. Overzicht van werktuigen die zijn toegestaan.........47
5.12.1. Werktuigen die zijn toegestaan...........................47
5.12.2. Werktuigen die niet zijn toegestaan....................47
5.12.3. Gewicht...............................................................47
6. SMEREN EN ONDERHOUD..................48
6.1. Smeerpunten.............................................................. 48
6.2. Opslag........................................................................48
6.3. Hydraulisch systeem..................................................48
6.3.1. Slangen en cilinders..............................................48
6.3.2. Hydraulische aansluitingen controleren................49
6.3.3. Hydraulische cilinders repareren..........................50
6.3.4. Controle van de boutverbindingen van de
aanbouw.......................................................................... 50
6.3.4.1. Aanhaalmomenten - boutverbindingen............50
7. STORINGZOEKEN.................................51
8. ACCESSOIRES......................................54
8.1. 3e hydraulische functie............................................. 54
8.2. Ladingdemper, PlusDrive..........................................54
9. GEGEVENS............................................55
10. SCHAKELSCHEMA.............................57
11. GARANTIEBEPALINGEN.................... 58
EG-verklaring van overeenstemming..............................58
Voorwoord
180842
2
1. VOORWOORD
1.1. Algemene informatie
Waarschuwing!
Onzorgvuldig of onjuist gebruik kan leiden
tot ernstig letsel of ongelukken met dodelijk
gevolg voor de bestuurder en/of anderen. Volg de
veiligheidsvoorschriften.
Dit instructieboek beschrijft de bediening en het onderhoud
van voorladers voor landbouwtractoren. Deze informatie
geldt als correct bij het ter perse gaan van dit handboek.
Raadpleeg uw dealer indien er in dit boek dingen staan die
u niet begrijpt.
Dit instructieboek wordt bij elke machine meegeleverd
om de bestuurder wegwijs te maken in de bediening en het
onderhoud ervan. Lees en gebruik de informatie voor een
veilig gebruik van de voorlader in combinatie met een korte
stilstandtijd. Deze machine is geconstrueerd met het oog op
eenvoudig service en kan met normaal gereedschap worden
onderhouden.
Deze machine is geconstrueerd met het oog op eenvoudig
service en kan met normaal gereedschap worden
onderhouden. Indien u een onervaren bestuurder bent,
bestudeer dan het instructieboek en ga bij ervaren
bestuurders te rade. Uw dealer kan u ook van dienst zijn
door u te informeren over de bediening van de machine en
geschikte werkmethodes. Bewaar dit instructieboek op een
gemakkelijk bereikbaar plaats, bij voorkeur in de tractor.
Schaf een nieuw instructieboek aan indien het oude boek
versleten of zoekgeraakt is.
Waarschuwing!
Lees dit instructieboek volledig door, voordat u
het product in gebruik neemt.
We behouden ons het recht voor om wanneer dan ook,
zonder voorafgaande kennisgeving of verplichtingen, de
vormgeving of specificaties te wijzigen en verbeteringen
aan te brengen.
Belangrijk!De aanbouwdelen van de voorlader zijn
voor specifieke tractormodellen geconstrueerd. Monteer
geen specifiek geconstrueerde voorlader op een ander
tractormodel zonder goedkeuring van de fabrikant.
In dit instructieboek staan geen montage- en
bedieningsinstructies voor werktuigen en accessoires.
Gebruik de handleiding die bij het desbetreffende werktuig
wordt geleverd.
Afbeelding 1 Lees dit instructieboek volledig door, voordat u
het product in gebruik neemt.
Voorwoord
180842
3
1.2. Identificatie
1.2.1. Model- en serienummer
Elke voorlader heeft een machineplaatje (A) met een
identificatienummer. Het plaatje is aan de binnenkant van
de linkerarm geplaatst.
A
Afbeelding 2 Plaatsing van machineplaatje.
Op het plaatje worden de volgende dingen vermeld:
Product, type, productiedatum, gewicht, referentie- en
serienummer.
Bij servicevragen of voor het opvragen van
reserveonderdelen dient u altijd het type, het serienummer
en de fabricagedatum te vermelden.
A. Goedkeuringsnummer
B. Type-model
C. Productiedatum
D. Serienummer
XXXXXXXXXX/XXXXXXX
Type
Date
Ref.No. Serial No.
EuroTest
Certificate
Weight
XXXXXXXXXX XXXXXXX
XXXX-XX-XX XXX kg
2014-XX-XX
PART NO: XXXX XXXX
Made by
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
Product
C ####
C D
AB
Afbeelding 3 Machineplaatje.
Cilinders, kleppen, bedieningskabels en slangen zijn ook
voorzien van machineplaatjes of ingestanste/gedrukte
bestelnummers.
Afbeelding 4 Markering van onderdelen, bijv. cilinder.
Voor bestelling van bedieningskabels dient u de lengte (L)
en het fabrikaat van de stuurkleppen te vermelden.
L
Afbeelding 5 Geef bij het bestellen van bedieningskabels de
lengte aan.
Voorwoord
180842
4
1.3. Richtingaanduiding
Op diverse plaatsen in dit instructieboek wordt verwezen
naar rechts en links, gezien vanaf de bestuurdersstoel in
voorwaartse richting.
Opmerking!Sommige illustraties in het instructieboek
kunnen een ander model tractor of voorlader tonen dan
uw eigen voorlader. Indien niet anders vermeld, geldt deze
informatie echter ook voor uw uitrusting.
1.4. Toelaatbaar gewicht voorlader
Bestudeer het instructieboek van de tractor zorgvuldig,
voordat u de voorlader in gebruik neemt. Zie erop toe
dat de voorladercapaciteit niet wordt overschreden. De
toelaatbare goedgekeurde maximum lading of snelheid
voor het respectievelijke type lading mag niet worden
overschreden. Denk altijd aan de maximale belasting van de
banden.
Maximum gewicht voor de hele eenheid bij een snelheid
van 6/8 kilometer per uur + 4WD voor bepaalde
modellen:
MAJOR – 6500 kg (6km/h)
PROXIMA – 7800 kg (6km/h)
PROXIMA PLUS - 7800 kg (6km/h)
PROXIMA POWER - 7800 kg (6km/h)
FORTERRA – 9000 kg (8km/h)
FORTERRA HSX - 9000 kg (8km/h)
Beschrijving
191210
5
2. BESCHRIJVING
2.1. Definities
2.1.1. 3e functie
Extra hydraulische functie om het hydraulische systeem van
het werktuig en de werktuigvergrendeling te bedienen.
Een elektronisch gestuurde klep die op het voorste gedeelte
van de voorlader wordt gemonteerd en is bedoeld voor
werktuigen met hydraulische functies.
2.1.2. Ergo Drive
Deze montageset bevat een mechanische bediening met een
mechanische hendel, en een hydraulische aansluiting voor
het aangegeven tractormodel.
2.1.3. Positie-indicator
Voorziening die aangeeft in welke hoek het gereedschap
staat.
2.1.4. Stuurklep
Klep voor manoeuvreren van hefwerking en werktuig van
de voorlader.
2.1.5. Werktuigbevestigingen
Type 8 = Euro, ISO 23206
SSL = Skid Steer Loader Style
2.1.6. Slangenset
Slangen en hydraulische componenten voor aansluiting van
de lader op de klep van de tractor.
2.1.7. PlusDrive
Ladingdemper ter verhoging van het rijcomfort, waarmee
ook de belasting op de tractor en de voorlader afneemt
tijdens rijden op oneffen terrein.
2.2. Werktuigbevestigingen
De voorlader kan worden uitgerust met twee verschillende
werktuigbevestigingen. Euro 8 of SSL (skid steer loader).
Raadpleeg uw dealer wat voor uw voorlader van toepassing
is.
Belangrijk!Onjuist geconstrueerde werktuigbevestigingen
kunnen beschadiigingen aan de voorlader veroorzaken.
Monteer geen werktuigen zonder eerst de dealer te
raadplegen.
Afbeelding 6 De voorlader kan worden uitgerust met twee
verschillende werktuigbevestigingen.
Beschrijving
191210
6
Standaard is een werktuigbevestiging voor werktuighaken
Skidsteer (21) of EURO (8) volgens ISO 23206.
Gebruik alleen werktuigen die aan de voorlader zijn
aangepast en die voor het doeleinde geschikt zijn.
Afbeelding 7 Werktuighaken Skidsteer (21).
Afbeelding 8 Gereedschapshaken EURO (8) enligt ISO 23206.
Veiligheidsvoorschriften
180206
7
3. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
3.1. Algemene informatie
De veiligheid van de bestuurder is van het grootste belang
bij de constructie van een nieuwe voorlader. Constructeurs
bouwen zo veel mogelijk veiligheidsfuncties in. Ieder
jaar gebeuren er meerdere ongevallen die hadden kunnen
worden vermeden met een dosis gezond verstand en een
meer voorzichtige bediening van de machine.
Vermijd persoonlijk letsel. Lees onderstaande voorschriften
betreffende de persoonlijke veiligheid en zie erop toe dat
de personen die met of voor u werken ze ook daadwerkelijk
volgen.
Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde werktuigen
met deze voorlader.
Waarschuwing!
Tijdens werk waarbij de voorlader wordt
gebruikt, mogen zich passagiers in de cabine
bevinden. De tractor moet zijn voorzien van
een paar extra dimlichten op de cabine. Deze
dienen te voldoen aan de voorgeschreven eisen
(geen arbeidsverlichting). Indien deze verlichting
ontbreekt, moeten ze worden gemonteerd bij
een erkende servicewerkplaats. Deze externe
verlichting moet ook worden gebruikt wanneer
het zicht niet wordt belemmerd.
3.1.1. Beschermingen
Voor de overzichtelijkheid zijn een aantal illustraties in dit
instructieboek afgebeeld met verwijderde beschermende
onderdelen. Gebruik de machine nooit zonder deze
beschermingen. Indien een bescherming is verwijderd
voor service of reparatie, dient u de bescherming weer te
monteren, voordat u de machine opnieuw in gebruik neemt.
3.1.2. Waarschuwingsstickers
Op verschillende plaatsen op de voorlader en de werktuigen
zijn waarschuwingsstickers aangebracht. Kijk waar de
stickers zitten, lees deze en zorg dat u ze begrijpt voordat
u de voorlader en werktuigen in gebruik neemt. Zie onder
hoofdstuk 3.8. Positie van waarschuwingsstickers.
Bedek of verwijder de waarschuwingsstickers niet.
Indien een waarschuwingssticker ontbreekt of onleesbaar
is, dient deze te worden vervangen. Er zijn nieuwe
waarschuwingsstickers verkrijgbaar bij uw dealer.
Afbeelding 9 Controleer waar de stickers zitten en waar ze
betrekking op hebben, voordat u het werktuig in gebruik neemt.
3.2. Verklaring van
waarschuwingsniveaus
Wanneer u onderstaande veiligheidssymbolen en
waarschuwingen ziet, hetzij op stickers hetzij in het
instructieboek, MOETEN deze instructies worden gevolgd, Afbeelding 10 Veiligheidssymbool.
Veiligheidsvoorschriften
180206
8
aangezien ze betrekking hebben op uw persoonlijke
veiligheid.
Waarschuwing!
Geeft aan dat er een ongeval kan gebeuren indien
dit voorschrift niet wordt gevolgd. Een dergelijk
ongeval kan tot ernstig persoonlijk letsel leiden,
of zelfs tot ongevallen met dodelijk gevolg.
Voorzichtig!
Geeft aan dat er een ongeval kan gebeuren indien
dit voorschrift niet wordt gevolgd. Een dergelijk
ongeval kan tot persoonlijk letsel leiden.
De volgende teksten en instructies zijn niet van toepassing
op de persoonlijke veiligheid, maar bevatten aanvullende
tips over de bediening of het onderhoud aan de machine.
Belangrijk!Geeft aan dat er een ongeval kan gebeuren
indien dit voorschrift niet wordt gevolgd. Het ongeval
kan leiden tot schade aan eigendommen, processen of de
omgeving.
Opmerking!Geeft extra informatie aan die het begrijpen of
uitvoeren van een taak eenvoudiger maakt.
3.3. Uitleg van symbolen
A
Instructieboek. Lees het instructieboek. Het bevat
belangrijke informatie voor uw veiligheid.
B
Veiligheidssymbool. Informatie bij dit symbool heeft
betrekking op uw persoonlijke veiligheid en moet worden
opgevolgd.
C
Werktuigvergrendeling Controleer of het aangekoppelde
werktuig goed vastzit.
D
Beknellingsgevaar Ga nooit tussen het frontgedeelte van de
voorlader en de dwarsstangen staan.
E
Gevaar voor vallen. Gebruik de voorlader niet om personen
op te tillen of te vervoeren.
F
Opgelet Informatie bij dit symbool heeft betrekking op uw
persoonlijke veiligheid en verwijst naar hoofdstukken in het
instructieboek.
Veiligheidsvoorschriften
180206
9
3.3.1. Aansprakelijkheid
Voorzichtig!
Bewaar dit instructieboek en het eigen
instructieboek van de tractor altijd in de tractor.
Indien u voor de tractor geen instructieboek heeft, schaf
er dan een aan bij uw dealer voordat u de voorlader
monteert en in gebruik neemt.
Lees al het materiaal zorgvuldig door en leer hoe u de
uitrusting op veilige en correcte wijze moet gebruiken.
Deze machine mag alleen door daartoe bevoegde
personen worden gebruikt. Afbeelding 11 Bewaar dit instructieboek en het eigen
instructieboek van de tractor altijd in de tractor.
3.4. Monteren van voorlader
Waarschuwing!
De voorlader mag niet in serie worden geschakeld
met een andere functie van de tractor. Bij
werkzaamheden met de voorlader moet de
bestuurder zijn aandacht hier volledig op richten.
Afbeelding 12 De voorlader mag niet in serie worden
geschakeld met een andere functie van de tractor.
Voorzichtig!
De tractor en de voorlader maken gebruik
van vloeistof onder hoge druk. Controleer alle
componenten en zie erop toe dat ze goed worden
onderhouden.
Zorg ervoor dat er geen hydraulische
componenten, vooral slangen, door bewegende
onderdelen worden beschadigd.
Afbeelding 13 Tijdens het opsporen van lekkage NOOIT uw
vingers of handen gebruiken.
3.4.1. Dodemansgreep
Waarschuwing!
De voorlader mag niet worden bediend met
een programmeerbare stuurhendel of andere
uitrusting die automatische bewegingen van de
voorlader mogelijk maakt.
Indien de voorlader is aangesloten op een tractorklep
met een programmeerbare stuurhendel, zie dan de
gebruiksaanwijzingen voor de tractor om er achter te
Afbeelding 14 De voorlader mag niet worden bediend met
een programmeerbare stuurhendel of andere uitrusting die
automatische bewegingen van de voorlader mogelijk maakt.
Veiligheidsvoorschriften
180206
10
komen hoe deze programmeerbare functie kan worden
uitgeschakeld.
3.5. Veiligheidsuitrusting
Waarschuwing!
Als de tractor is voorzien van een
veiligheidsgordel, moet deze tijdens
werkzaamheden worden gebruikt en correct
zijn afgesteld. Vervang een beschadigde
veiligheidsgordel voordat u de machine weer
gebruikt.
Afbeelding 15 Gebruik tijdens de werkzaamheden de
veiligheidsgordel.
3.5.1. Contragewicht en spoorbreedte
Voorzichtig!
Controleer of de machine aan de achterzijde
voldoende ballast (contragewicht) heeft om het
laadvermogen van de machine te stabiliseren. Het
contragewicht is van belang om de controle over
de machine te behouden.
Lees het hoofdstuk 5. Bedieningsvoorschriften in het
instructieboek voor informatie met betrekking tot
contragewicht en spoorbreedte. Lees ook het instructieboek
van de tractor voor verdere informatie.
Belangrijk!Niet-passende werktuigen kunnen de voorlader
beschadigen. Monteer daarom geen werktuigen van
een ander fabricaat zonder eerst te controleren of het
betreffende instrument is goedgekeurd door de fabrikant.
3.6. Manoeuvreren
3.6.1. Vóór het werk
Leer het werkgebied en het terrein kennen. Inspecteer
ALTIJD het werkterrein voordat u aan de slag gaat. Kijk uit
voor kuilen, stenen of andere verborgen gevaren.
Rijd NIET met een machine die defect is of waaraan
een onderdeel ontbreekt. Waarborg dat alle aanbevolen
onderhoudsmaatregelen zijn uitgevoerd voordat u
machine gebruikt.
Controleer het bedieningssysteem regelmatig en indien
nodig moeten de nodige afstellingen worden gedaan.
Zie erop toe dat de remmen van de tractor gelijkmatig
zijn afgesteld.
Controleer geregeld of alle bouten en moeren
voldoende aangehaald zijn, in het bijzonder die van de
wielen. Zie onder hoofdstuk 48 voor gegevens met
betrekking tot het aanhaalmoment.
Zorg ervoor dat de voorlader correct op de tractor
gemonteerd is en dat alle pennen zijn vergrendeld.
Vervang versleten componenten voordat u de machine
gebruikt.
Afbeelding 16 Leer het werkgebied voor het starten kennen.
Houd veilige afstand tot elektriciteitskabels.
Veiligheidsvoorschriften
180206
11
3.6.2. Plaatsing gebruiker/bestuurder
Voorzichtig!
Bedien de machine alleen vanaf de
bestuurdersstoel.
Afbeelding 17 Bedien de machine alleen vanaf de
bestuurdersstoel.
Rij voorzichtig, denk aan de veiligheid.
De rempedalen moeten altijd aan elkaar gekoppeld
zijn. Gebruik NOOIT gescheiden remmen als er een
voorlader is gemonteerd. Zo voorkomt u dat u de
controle kunt verliezen over de tractor en/of dat de
tractor kantelt.
Pas altijd uw snelheid aan de omstandigheden aan. Rijd
nooit zo snel dat u niet in staat bent om plotseling te
stoppen in geval van nood.
Afbeelding 18 De rempedalen moeten altijd aan elkaar
gekoppeld zijn.
3.6.3. De werkplek
Controleer altijd de omgeving rond de machine en let erop
dat er geen mensen (vooral kinderen) en dieren aanwezig
zijn voordat de machine wordt gestart of weggereden.
U kunt mensen die buiten staan niet horen roepen als u in
de cabine zit en de deur gesloten is.
Afbeelding 19 Voor het starten moet u controleren of zich soms
personen in de buurt van de machine bevinden.
Veiligheidsvoorschriften
180206
12
Controleer of de laadschop of andere werktuigen correct
zijn gemonteerd en of de pennen in vergrendelde stand
vastzitten. Duw de punt van het werktuig tegen de grond
om te controleren of het goed vastzit.
Afbeelding 20 Controleer of het werktuig vastzit door de punt
ervan tegen de grond te duwen.
Leer het werkgebied en het terrein kennen. Let op de vrije
hoogte en beperkingen die door de toegenomen reikwijdte
ontstaan.
Afbeelding 21 Bestudeer het werkgebied voordat u begint.
Houd afstand tot stroomkabels en andere obstakels.
Waarschuwing!
Gebruik de voorlader of het werktuig NIET als
werkplatform.
Afbeelding 22 Gebruik de voorlader of het werktuig NIET als
werkplatform.
Veiligheidsvoorschriften
180206
13
Waarschuwing!
Gebruik de voorlader NIET om personen op te
tillen of te vervoeren.
Afbeelding 23 Gebruik de voorlader NIET om personen op te
tillen of te vervoeren.
De standaarduitvoering van de voorlader is niet zodanig,
dat het nodig is dat iemand zich tijdens het optillen van de
lading in de nabijheid van de lading moet bevinden.
Voor dergelijk werk moet de voorlader worden uitgerust
met een veiligheidsmaatregel die ervoor zorgt dat de lading
niet kan vallen, indien zich een defect aan het hydraulische
systeem zou voordoen
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie
hiervover.
Waarschuwing!
Sta, loop of werk NIET onder een
omhooggebrachte voorlader. Houd individuen,
vooral kinderen, en dieren uit de buurt van de
werkomgeving.
Zorg voor goed zicht op de werkplek.
Voer nimmer werk uit waarbij vereist is dat zich
iemand in de nabijheid van de lading bevindt, bijv.
hantering van grote zakken of hantering van pallets.
Afbeelding 24 Sta, loop of werk NIET onder een
omhooggebrachte voorlader.
3.6.4. Stabiliteit van de lading
Waarschuwing!
Kijk altijd naar het werktuig. Voorwerpen
kunnen op de bestuurder vallen of achterover
kantelen wanneer de voorlader omhoog wordt
gebracht.
Hef alleen lading die past en die bedoeld is voor
het van toepassing zijnde werktuig.
Sommige werktuigen moet met een
valbescherming worden uitgerust. Afbeelding 25 Houd het werktuig in de gaten, er kunnen
voorwerpen uit vallen.
Veiligheidsvoorschriften
180206
14
Waarschuwing!
Een tractor die is uitgerust met een voorlader,
moet ook zijn uitgerust met een beveiliging tegen
naar beneden vallende voorwerpen (FOPS)
FOPS is niet geconstrueerd om bescherming te
bieden tegen alle soorten naar beneden vallen de
voorwerpen. Om deze reden moeten werktuigen
worden gebruikt met een beveiliging tegen naar
beneden vallende lading. Ga voorzichtig te werk
wanneer u een opgetilde lading in de voorlader
heeft.
Gebruik alleen werktuigen die voor het
toepassingsgebied zijn goedgekeurd.
Controleer altijd of de lading stabiel in het werktuig
ligt, zit of hangt. In geval van los materiaal mag het
werktuig niet te veel worden gevuld, en voor vast
materiaal geldt dat de lading niet boven de achterkant
van het werktuig mag uitsteken.
Afbeelding 26 Hef alleen lading die past en die bedoeld is voor
het van toepassing zijnde werktuig.
Stel de helling van het werktuig zodanig in dat de
lading na het optillen niet richting bestuurder is gericht.
Afbeelding 27 Neem tijdens het optillen van lading altijd de
nodige voorzichtigheid in acht.
Waarschuwing!
Rem af voordat u een bocht neemt, zodat de
machine niet kantelt.
Vermijd plotselinge uitwijkingen wanneer u een
helling afrijdt.
Houd tijdens rijden heuvelafwaarts altijd een
versnelling ingeschakeld, zodat erop de motor
kan worden afgeremd. Zet de tractor niet in de
vrijloop. Gebruik dezelfde versnelling als bij rijden
heuvelopwaarts.
Houd de voorlader tijdens het rijden zo laag mogelijk.
Vergeet niet dat, naarmate de voorlader verder omhoog
wordt gebracht, ook het zwaartepunt hoger komt te
liggen. Daardoor wordt het risico dat de tractor kantelt
ook groter.
Afbeelding 28 Laat de lading zakken en verlaag de snelheid bij
het nemen van bochten.
Veiligheidsvoorschriften
180206
15
3.6.4.1. Stabiliteit van de machine
Waarschuwing!
Werk NIET op of vlak bij steile hellingen.
De afstand tot de helling moet minstens even lang
zijn als de hoogte van de helling.
Rij op hellingen recht omhoog of omlaag, niet schuin.
Vermijd plotseling remmen of wegrijden. Houd de
voorlader zo laag mogelijk.
Rijd de tractor voorwaarts op hellingen met de
laadschop leeg. Vul de laadschop en rijd de helling
langzaam achterwaarts naar beneden. Afbeelding 29 Bewaar afstand bij werkzaamheden in de buurt
van een helling.
Waarschuwing!
Voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
1. Laat de voorlader en het werktuig tot op de grond
zakken.
2. Trek de handrem goed aan.
3. Zet de versnellingshendel in de neutrale stand of de
parkeerstand.
4. Zet de motor af.
5. Neem de contactsleutel uit het contact.
6. Haal de bedieningshendel door alle posities en zet hem
vervolgens in de middenpositie om het hydraulische
systeem te ontlasten. Afbeelding 30 Laat de voorlader zakken en haal het
contactsleuteltje uit het contactslot.
Waarschuwing!
Om onopzettelijke bediening van de voorlader te
voorkomen: vergrendel de hendel in de neutrale
stand.
0136-b
Lock
Open
Afbeelding 31 Vergrendel de hendel in de neutrale stand.
Waarschuwing!
Ga nooit tussen de voorkant van de tractor en de
dwarsbuizen van de voorlader staan.
Afbeelding 32 Ga nooit tussen de voorkant van de tractor en de
dwarsbuizen van de voorlader staan.
Veiligheidsvoorschriften
180206
16
3.7. Risicofactoren tijdens het werk
3.7.1. Tijdens transport
Voorzichtig!
De machine mag niet worden gebruikt voor
transport van lading op de openbare weg. Deze
externe verlichting moet ook worden gebruikt
wanneer het zicht niet wordt belemmerd. De
tractor moet zijn uitgerust met een apart,
oranje zwaailicht. Dit zwaailicht moet worden
aangezet tijdens het rijden op de openbare weg,
in combinatie met een waarschuwingsbord voor
langzaam rijdend landbouwverkeer. Tijdens
het rijden op de openbare weg moet altijd het
zwaailicht worden aangezet.
Tijdens het rijden op de openbare weg moet
een waarschuwingsbord voor langzaam rijdend
landbouwverkeer worden gebruikt, lampen en reflectoren
dienen goed zichtbaar te zijn.
Voor het vervoer van brede lading op de openbare weg,
dient u te controleren dat waarschuwingsborden en
verlichting goed zichtbaar is. Gebruik eventueel extra
waarschuwingsvoorzieningen.
Afbeelding 33 Tijdens transport
Laat de voorlader bij al het rijden met of zonder lading
altijd zover mogelijk zakken, zodat u maximaal zicht heeft
en zodat ook anderen u voortdurend kunnen zien.
Werktuig uitschakelen of omhoog kantelen om het
gevaar voor schade bij een eventuele botsing tot een
minimum te beperken.
Laat bij het nemen van bochten, bij het remmen enz.
ruimte vrij voor de grotere lengte en het zwaardere
gewicht van de machine.
Bij vervoer op de openbare weg mogen de lampen en
reflectoren niet door de voorlader aan het zicht worden
onttrokken.
Transportstand met standaard banden. Meet altijd
vanaf het wegdek tot aan de bovenste rand van de
werktuigbevestiging.
- Major – 1000 mm
- Proxima – 1100 mm
- Forterra – 1200 mm
- Forterra HSX – 1200 mm
Waarschuwing!
Tijdens vervoer mag de voorlader niet
worden bediend. In geval van transport
moet de bedieningshendel in neutrale
stand worden vergrendeld, zie hoofdstuk 5.
Bedieningsvoorschriften.
Waarschuwing!
Grijp geen voorwerpen die het zwaartepunt
aanzienlijk naar buiten verschuiven. Kan
instabiliteit veroorzaken.
Afbeelding 34 Laat de voorlader zakken voor een optimaal
zicht.
Veiligheidsvoorschriften
180206
17
Waarschuwing!
Kijk altijd naar het werktuig. Voorwerpen
kunnen op de bestuurder vallen of achterover
kantelen wanneer de voorlader omhoog wordt
gebracht. Hef alleen voorwerpen waarvoor het
werktuig bedoeld is.
Waarschuwing!
Kijk altijd naar het werktuig. Tijdens transport
kunnen er voorwerpen uitvallen. Transporteer
alleen voorwerpen waarvoor het werktuig
bedoeld is.
Afbeelding 35 Kijk altijd naar het werktuig. Voorwerpen
kunnen op de bestuurder vallen of achterover kantelen wanneer
de voorlader omhoog wordt gebracht.
Afbeelding 36 Hef alleen ladingen op die in het werktuig
passen.
Tijdens vervoer mag de voorlader niet worden bediend.
In geval van transport moet de bedieningshendel in
neutrale stand worden vergrendeld, zie hoofdstuk 5.
Bedieningsvoorschriften.
3.7.1.1. Tijdens onderhoud
Voer GEEN service aan de voorlader uit zolang de
tractormotor nog draait of warm is, of wanneer de machine
nog in beweging is.
Afbeelding 37 Lees vóór service de instructies en neem de
contactsleutel uit het contact.
Veiligheidsvoorschriften
180206
18
Voorzichtig!
Wees voorzichtig met hydraulische vloeistof
onder druk.
Tijdens het opsporen van lekkage NOOIT uw
vingers of handen gebruiken. Vloeistofstralen uit
zeer kleine gaatjes kunnen bijna onzichtbaar zijn.
Gebruik een stuk karton of een stuk hout.
Maak hydraulische aansluitingen langzaam los. Houd
uw handen weg van losgemaakte koppelingen.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, indien hydraulische
vloeistof de huid binnendringt. Er kunnen zich ernstige
reacties en/of ontstekingen voordoen indien de olie niet
snel op chirurgische wijze wordt verwijderd.
Afbeelding 38 Tijdens het opsporen van lekkage NOOIT uw
vingers of handen gebruiken.
3.7.2. Reserveonderdelen
Gebruik voor onderhoud en service uitsluitend originele
onderdelen om de oorspronkelijke uitvoering van de
machine te handhaven.
De fabrikant is niet verantwoordelijk voor beschadigingen
ten gevolge van gebruik van niet goedgekeurde onderdelen
of accessoires.
Veiligheidsvoorschriften
180206
19
3.8. Positie van
waarschuwingsstickers
A
C
B
1123676
D
A. Waarschuwingssticker werktuigvergrendeling, 1x
(Art.nr. 11135077)
B. Waarschuwingssticker op onderste deel van
voorladerarm aan rechter- en linkerzijde. 2 stuks.
(Art.nr. 1123673)
C. Waarschuwingssticker op lagerbehuizing, 2x
(Art.nr. 1123674)
Monteren van voorlader
160136
20
4. MONTEREN VAN VOORLADER
Waarschuwing!
De voorlader mag niet in serie worden geschakeld
met een andere functie van de tractor. Bij
werkzaamheden met de voorlader moet de
bestuurder zijn aandacht hier volledig op richten.
Waarschuwing!
Beknellings- en verbrijzelingsgevaar.
Lucht in de hydraulische leidingen en cilinders
kan schokkerige, onregelmatige bewegingen
veroorzaken.
Laat de motor op laag toerental draaien en maak
voorzichtige bewegingen met de bedieningshendel
om het hydraulische systeem te ontluchten.
Voorzichtig!
Beknellings- en verbrijzelingsgevaar.
Houd uw handen en voeten weg van bewegende
delen. Gebruik NIET uw vingers om de pasgaten
voor openingen en pennen te controleren.
Gebruik hiervoor een geschikte drevel of een
stalen stang.
Afbeelding 39 De voorlader mag niet in serie worden
geschakeld met een andere functie van de tractor.
Til de voorlader op de aanbouw. Hijsogen zitten aan de
binnenkant van de knieplaten.
Opmerking!Zie erop toe dat pennen uit de lagerbehuizing
zijn verwijderd, voordat de aanbouw op de voorlader wordt
gemonteerd.
Afbeelding 40 Hijsogen.
Sluit de slangen aan op de klep, indien gemonteerd, volgens
de cijfermarkering.
Maak het hydraulische systeem drukloos vóór montage.
De joystick-bediening van de klep moet op de klep worden
aangesloten, zodat de laadarm omhoog gaat als de hendel
naar achteren wordt bewogen.
Waarschuwing!
De stuurklep moet altijd op een olieretourleiding
worden aangesloten. De stuurklep kan
beschadiging oplopen indien deze niet op de
goede manier wordt aangesloten.
Afbeelding 41 Sluit slangen aan op klep.
Monteren van voorlader
160136
21
4.1. Monteer de positie-indicator
De positie-indicator kan aan linker- of rechterzijde worden
gemonteerd.
Zet het werktuig in horizontale stand, stel de
standenindicator (B) in ten opzichte van referentiepunt (A)
op de indicatorstang (C). Controleer of de indicatorstang
vrij in de positie-indicator loopt, indien nodig opnieuw
afstellen. Referentiepunt (A) kan gemakkelijk
beschadigingen oplopen wanneer de stang niet vrij loopt.
4.2. Checklist
Wanneer de voorlader is gemonteerd, dient u nauwkeurig te
controleren of alles werkt voordat u de voorlader gebruikt.
Onderstaande punten moeten altijd worden gecontroleerd.
Vink ze af en breng indien nodig de vereiste aanpassingen
aan.
1. Controleer of alles volgens de montageaanwijzingen is
gemonteerd.
2. Controleer of het benodigde contragewicht voor het
werktuig en de toepassingswijze aanwezig is.
3. Controleer of alle boutverbindingen vastgedraaid zijn.
4. Controleer of de pennen goed vast zitten. Test de
voorlader.
5. Controleer of de voorwielen tijdens volle wieluitslag en
de voorasvering vrijlopen ten opzichte van de voorlader
en de aanbouw - indien dit niet het geval is moet(en)
de spoorbreedte van de tractor en/of de vering worden
gewijzigd, of de wieluitslag moet worden beperkt.
6. Zie erop toe dat zich geen olielekkage voordoet.
7. Bedien alle functies van de voorlader meerdere keren
om lucht uit het systeem te verwijderen.
8. Controleer het oliepeil in de tractor - indien nodig
bijvullen.
9. Controleer of de pennen ingrijpen bij het aankoppelen
van een werktuig door het voorste deel van het
werktuig tegen de grond te drukken.
10. Controleer of de voorlader soms zichtbare
beschadigingen vertoont.
Afbeelding 42 Monteer de positie-indicator op de
kantelcilinder.
Bedieningsvoorschriften
180224
22
5. BEDIENINGSVOORSCHRIFTEN
5.1. Algemene informatie
5.1.1. Contragewicht
Voorzichtig!
Kantel- en slipgevaar. De tractor kan kantelen
of slippen met eventueel persoonlijk letsel
als gevolg. Controleer of het benodigde
contragewicht voor het werktuig en het
toepassingsgebied aanwezig is.
De grootte van het contragewicht is afhankelijk van de
plaatsing ervan en de uitrusting van de tractor (model,
velgen, bandencombinatie, enz.). Controleer of de tractor
is uitgerust met het benodigde contragewicht, zodat de
tractor niet kantelt en aan trekkracht verliest wanneer er
plotseling moet worden geremd met volgeladen werktuig.
Zie de gebruikershandleiding van de tractor of raadpleeg
uw dealer. Als alternatief kunnen ook tractorgewichten als
contragewicht worden gebruikt.
Een tractor met vierwielaandrijving heeft het voordeel
van trekkracht op de vooras. Gebruik het contragewicht
achteraan voor correcte druk op de vooras/achteras, zodat
de vooras niet abnormaal hoog wordt belast wanneer de
voorlader wordt gebruikt.
Aanbevolen verdeling van brutogewicht (met leeg
werktuig), op de voor- en achterassen van de tractor:
Tractor
Vooras
Achteras
4WD
40%
60%
5.1.2. Spoorbreedte
Voorzichtig!
Kantelgevaar. De tractor kan kantelen bij een te
geringe spoorbreedte. Vergroot de spoorbreedte
tot het maximum voor de beste stabiliteit.
Voor een grotere stabiliteit moet de spoorbreedte van de
tractor zo groot mogelijk zijn. Maximaal breedte (A) op
voorwielen.
Monteer de achterbanden en stel de achterwielen op de
maximale aanbevolen spoorbreedte (B) af.
Raadpleeg het instructieboek van de tractor voor
aanbevelingen i.v.m. banden, spoorbreedte en afstelling.
Voor tractoren/voorladers met een hoog zwaartepunt of een
ongewone combinatie is eventueel een bredere minimale
spoorbreedte vereist om een gelijkwaardige stabiliteit te
verkrijgen.
AB
Afbeelding 43 Vergroot de spoorbreedte tot het maximum voor
de beste stabiliteit.
Bedieningsvoorschriften
180224
23
5.1.3. Transportstand voorlader
Transportstand met standaard banden. Meet altijd
vanaf het wegdek tot aan de bovenste rand van de
werktuigbevestiging.
- Major – 1000 mm
- Proxima – 1100 mm
- Forterra – 1200 mm
- Forterra HSX – 1200 mm
Afbeelding 44 Transportstand voorlader
5.2. Hydraulische regeling van de
tractor/voorlader
Het hydraulische systeem van de voorlader kan op twee
manieren op het hydraulische systeem van de tractor
worden aangesloten.
Alternatief 1 houdt in dat het hydraulische systeem van de
tractor op de stuurklep van de voorlader wordt aangesloten.
Bij alternatief 2 wordt de originele bedieningshendel van de
tractor gebruikt om de voorlader te bedienen.
De voorlader is eventueel uitgerust met een derde
hydraulische functie die alleen compatibel is met de
stuurklep van de voorlader.
Afbeelding 45 Extra hydraulische functies voor werktuig.
5.2.1. Dodemansgreep
Waarschuwing!
De voorlader mag niet worden bediend met
een programmeerbare stuurhendel of andere
uitrusting die automatische bewegingen van de
voorlader mogelijk maakt.
Indien de voorlader is aangesloten op een tractorklep
met een programmeerbare stuurhendel, zie dan de
gebruiksaanwijzingen voor de tractor om er achter te
komen hoe deze programmeerbare functie kan worden
uitgeschakeld.
Afbeelding 46 De voorlader mag niet worden bediend met
een programmeerbare stuurhendel of andere uitrusting die
automatische bewegingen van de voorlader mogelijk maakt.
5.3. Bediening van de voorlader
Voorzichtig!
Bedien de machine alleen vanaf de
bestuurdersstoel.
Bedieningsvoorschriften
180224
24
Waarschuwing!
Tijdens vervoer mag de voorlader niet
worden bediend. In geval van transport
moet de bedieningshendel in neutrale
stand worden vergrendeld, zie hoofdstuk 5.
Bedieningsvoorschriften.
Belangrijk!Tractoren met vering op de vooras. De
voorlader kan tot meer slijtage aan de componenten in
de vering van de vooras leiden. Indien mogelijk moet
de vering van de vooras buiten werking worden gezet.
Raadpleeg het instructieboek van de tractor.
Waarschuwing!
Als de tractor is voorzien van een
veiligheidsgordel, moet deze tijdens
werkzaamheden worden gebruikt en correct
zijn afgesteld. Vervang een beschadigde
veiligheidsgordel voordat u de machine weer
gebruikt.
5.3.1. Directwerkende stuurklep.
Alle bedieningsstanden gaan naar de neutrale stand terug
zodra de hendel wordt losgelaten en de functie stopt,
behalve de zweefstand waarvan de werking actief blijft.
5.3.2. Uitvoering ErgoDrive
Alle bedieningsstanden gaan naar de neutrale stand terug
zodra de hendel wordt losgelaten en de functie stopt,
behalve de zweefstand waarvan de werking actief blijft.
5.3.3. Laders met parallelle geleiding
De voorladers zijn uitgerust met mechanische parallelle
geleiding. De parallelle schakels houden het werktuig
in dezelfde relatieve positie tijdens de hele stijgende of
dalende beweging.
5.3.4. Laders zonder parallelle geleiding
Het werktuig neemt tijdens de hele stijgende of dalende
beweging een andere hoek aan ten opzichte van de
ondergrond. Zie onder hoofdstuk 9. Gegevens.
Afbeelding 47 Gebruik tijdens de werkzaamheden de
veiligheidsgordel.
5.3.5. Uitvoering directwerkende
stuurklep
De stuurklep is uitgerust met een bedieningshendel.
Deze hendel is direct op de elektrohydraulische stuurklep
aangesloten. De stuurklep is alleen compatibel met ROPS-
tractoren.
Afbeelding 48 Stuurklep, mechanisch gestuurd.
Bedieningsvoorschriften
180224
25
De bedieningshendel kan in de neutrale stand worden
vergrendeld, om te voorkomen dat de voorlader
onopzettelijk in beweging komt. Om de bedieningshendel
te vergrendelen moet de borgpin tot aan vergrendelde stand
worden uitgetrokken. Controleer of de bedieningshendel
werkelijk is vergrendeld, door deze in alle richtingen heen
en weer te bewegen. Indien de hendel niet kan worden
vergrendeld, dient u uw dealer te raadplegen.
Afbeelding 49 Bedieningshendel.
5.3.6. Bediening van de voorlader
5.3.6.1. Voorlader omhoog/omlaag bewegen
Trek de hendel naar achteren (1) om de laadarm omhoog te
bewegen.
Duw de hendel naar voren (2) om de laadarm met constante
kracht omlaag te bewegen.
Waarschuwing!
Om ernstige verwondingen of ongevallen
met dodelijke afloop vanwege onverwachte
bewegingen van de voorlader te voorkomen,
mag het hydraulische systeem van de voorlader
NIET met borghaken die niet kunnen worden
vergrendeld of worden verwijderd op één
van de reservekleppen van de tractor worden
aangesloten (behalve de zweeffunctie in
het onderste circuit van de voorlader).
Indien de tractor met zo'n klep is uitgerust,
MOET een specifiek, correct geconfigureerd,
voorladerventiel worden geïnstalleerd.
2
1
Afbeelding 50 Voorlader omhoog/omlaag bewegen.
5.3.6.2. Zweefstand van de voorlader
Voorzichtig!
Zweefstand in combinatie met
laadschopwerkzaamheden of werkzaamheden
met werktuigen mag uitsluitend bij lage
snelheden worden gebruikt.
Duw de hendel tot aan de zweefstand (3) en laat de hendel
los om de laadarm te laten zakken zonder naar beneden
gerichte kracht.
Om de zweeffunctie te onderbreken trekt u de hendel iets
naar achteren (uit de zweefstand), waarna u hem loslaat.
3
Afbeelding 51 Zweefstand van de voorlader
Bedieningsvoorschriften
180224
26
5.3.6.3. Gereedschap legen/openbreken
Rechtse montage: Beweeg de hendel naar links (4) om het
werktuig omhoog te kantelen.
Breng de hendel naar rechts (5) om het werktuig te legen.
4 5
Afbeelding 52 Werktuig legen/omhoog kantelen.
5.3.6.4. Derde hydraulische functie (optie)
De derde hydraulische functie wordt bediend met een
schakelaar (A) die aan de voorkant van de hendel-bediening
kan worden gemonteerd.
Wanneer u de schakelaar voor de derde hydraulische functie
loslaat, gaat de hendel meteen over tot de besturing van het
werktuig.
Druk op de knop voor de derde functie (A) en beweeg de
bedieningshendel naar rechts om het hydraulische werktuig
te openen. Druk op de knop voor de derde functie (A) en
beweeg de bedieningshendel naar links om het hydraulische
werktuig te sluiten.
Afbeelding 53 Schakelaar voor derde hydraulische functie.
5.3.7. Uitvoering ErgoDrive
Stuurklep, mechanisch gestuurd.
Afbeelding 54 Mechanische stuurklep
Bedieningsvoorschriften
180224
27
De stuurklep is voorzien van een éénhendelbediening,
geplaatst bij de bestuurdersstoel. De hendel is met twee
besturingskabels op de hydraulische stuurklep aangesloten.
Om onopzettelijke bediening te voorkomen, kan de joystick
in de neutrale stand worden vergrendeld.
Lock
Open
Afbeelding 55 Eénhendelbediening, ErgoDrive.
5.3.8. Bediening van de voorlader
5.3.8.1. Voorlader omhoog/omlaag bewegen
Trek de hendel naar achteren (1) om de laadarm omhoog te
bewegen.
Duw de hendel naar voren (2) om de laadarm met constante
kracht omlaag te bewegen.
2
1
Afbeelding 56 Voorlader omhoog/omlaag bewegen.
5.3.8.2. Zweefstand van de voorlader
Voorzichtig!
Zweefstand in combinatie met
laadschopwerkzaamheden of werkzaamheden
met werktuigen mag uitsluitend bij lage
snelheden worden gebruikt.
Duw de hendel tot aan de zweefstand (3) en laat de hendel
los om de laadarm te laten zakken zonder naar beneden
gerichte kracht.
Om de zweeffunctie te onderbreken trekt u de hendel iets
naar achteren (uit de zweefstand), waarna u hem loslaat.
3
Afbeelding 57 Zweefstand van de voorlader.
Bedieningsvoorschriften
180224
28
5.3.8.3. Gereedschap legen/openbreken
Rechtse montage: Beweeg de hendel naar links (4) om het
werktuig omhoog te kantelen.
Breng de hendel naar rechts (5) om het werktuig te legen.
4 5
Afbeelding 58 Werktuig legen/omhoog kantelen.
5.3.8.4. Derde hydraulische functie (optie)
De derde hydraulische functie wordt bediend met een
schakelaar (A) op de voorkant van de joystick-bediening, in
combinatie met joystickbewegingen naar rechts en links.
Wanneer u de schakelaar voor de derde hydraulische functie
loslaat, gaat de hendel meteen over tot de besturing van het
werktuig.
Druk op de knop voor de derde functie (A) en beweeg de
bedieningshendel naar rechts om het hydraulische werktuig
te openen. Druk op de knop voor de derde functie (A) en
beweeg de bedieningshendel naar links om het hydraulische
werktuig te sluiten.
A
Afbeelding 59 Schakelaar voor derde hydraulische functie.
5.4. Loskoppelen van voorlader met
standaard lagerbehuizing
Voorzichtig!
Beknellings- en verbrijzelingsgevaar.
De voorlader kan omlaag vallen.
Monteer altijd een laadschop of een ander
werktuig op de voorlader, voordat de voorlader
van de tractor wordt losgekoppeld.
Zet de tractor en de voorlader op een vlakke en stevige
ondergrond.
Schakel de ladingdemping (optie) uit vóórdat de voorlader
wordt losgekoppeld.
Kantel het werktuig voorwaarts en laat de laadarm zover
zakken dat de achterkant van het werktuig zich ca. 10-15
cm boven de grond bevindt.
Voorzichtig!
Als het achterste deel van het werktuig zich meer
dan ca. 15 cm boven de grond bevindt, bestaat de
kans dat de slangen bij loskoppelen slijten.
Afbeelding 60 Kantel het werktuig voorwaarts.
Bedieningsvoorschriften
180224
29
Klap de steunpoten die onder de voorkant van de laadarm
zitten, naar de grond.
Zet de stang vast in de betreffende steunpoot.
Afbeelding 61 Klap de steunpoten omlaag.
Verwijder de de borgpin uit de pen (E) om de pen (E) uit
de aanbouw te verwijderen, één aan beide zijden van de
lagerbehuizing.
Trek de vergrendelhandgrepen (F) eruit, een aan iedere
kant.
Tijdens bediening:
Geef de parkeerrem vrij en haal uw voet van het
gaspedaal.
Zet de bedieningshendel in de neerwaartse stand zodat
de hefcilinders in elkaar gaan.
E
Alt 1 Alt 2
F
Afbeelding 62 Trek de pen los.
Kantel het werktuig voorzichtig omhoog totdat het vlak
ten opzichte van de ondergrond ligt. Hierdoor komt het
achterste gedeelte van de voorlader omhoog en vrij van de
aanbouw.
Zet de tractor uit en laat de oliedruk in de cilinders van
de voorlader ontsnappen met behulp van de stuurklep.
Maak de slangen los, leg ze in een veilige parkeerstand,
en zet de stofkappen op de snelkoppelingen.
Rijd de tractor voorzichtig weg van de voorlader.
Monteer de pennen aan beide zijden.
Belangrijk!Zorg ervoor dat de slangen zodanig zitten dat
ze tijdens het achteruit rijden niet in de tractor vasthaken.
Afbeelding 63 Draai het werktuig voorzichtig omhoog.
Bedieningsvoorschriften
180224
30
5.5. Loskoppelen van voorlader met
US lagerbehuizing
Voorzichtig!
Beknellings- en verbrijzelingsgevaar.
De voorlader kan omlaag vallen.
Monteer altijd een laadschop of een ander
werktuig op de voorlader, voordat de voorlader
van de tractor wordt losgekoppeld.
Zet de tractor en de voorlader op een vlakke en stevige
ondergrond.
Schakel de ladingdemping (optie) uit vóórdat de voorlader
wordt losgekoppeld.
Kantel het werktuig voorwaarts en laat de laadarm zover
zakken dat de achterkant van het werktuig zich ca. 10-15
cm boven de grond bevindt.
Voorzichtig!
Als het achterste deel van het werktuig zich meer
dan ca. 15 cm boven de grond bevindt, bestaat de
kans dat de slangen bij loskoppelen slijten.
Afbeelding 64 Kantel het werktuig voorwaarts.
Klap de steunpoten die onder de voorkant van de laadarm
zitten, naar de grond.
Zet de stang vast in de betreffende steunpoot.
Afbeelding 65 Klap de steunpoten omlaag.
Verwijder de spanvork om deze uit de aanbouw te
verwijderen, één aan beide zijden van de lagerbehuizing.
Tijdens bediening:
Geef de parkeerrem vrij en haal uw voet van het
gaspedaal.
Zet de bedieningshendel in de neerwaartse stand zodat
de hefcilinders in elkaar gaan.
1
2
3
4
Afbeelding 66 Afstijgen de spanvorken en de pennen en de
schroeven aan.
Bedieningsvoorschriften
180224
31
Kantel het werktuig voorzichtig omhoog totdat het vlak
ten opzichte van de ondergrond ligt. Hierdoor komt het
achterste gedeelte van de voorlader omhoog en vrij van de
aanbouw.
Zet de tractor uit en laat de oliedruk in de cilinders van
de voorlader ontsnappen met behulp van de stuurklep.
Maak de slangen los, leg ze in een veilige parkeerstand,
en zet de stofkappen op de snelkoppelingen.
Rijd de tractor voorzichtig weg van de voorlader.
Monteer de pennen en borgpinnen aan beide zijden.
Belangrijk!Zorg ervoor dat de slangen zodanig zitten dat
ze tijdens het achteruit rijden niet in de tractor vasthaken.
Afbeelding 67 Draai het werktuig voorzichtig omhoog.
5.6. Aankoppelen van voorlader met
standaard lagerbehuizing
Voorzichtig!
Beknellings- en verbrijzelingsgevaar.
Lucht in de hydraulische leidingen en cilinders
kan schokkerige, onregelmatige bewegingen
veroorzaken.
Laat de motor op laag toerental draaien en maak
voorzichtige bewegingen met de bedieningshendel
om het hydraulische systeem te ontluchten.
Voorzichtig!
Beknellings- en verbrijzelingsgevaar.
Houd uw handen en voeten weg van bewegende
delen. Gebruik NIET uw vingers om de pasgaten
voor openingen en pennen te controleren.
Gebruik hiervoor een geschikte drevel of een
stalen stang.
Voorzichtig!
Beknellings- en verbrijzelingsgevaar.
Als de voorladerklep in een drukontlaste stand
of in een zweefstand staat, kunnen er plotselinge
en onvoorziene bewegingen optreden bij het
aankoppelen van het hydraulische systeem.
Belangrijk!Zorg ervoor dat de slangen zo op de voorlader
zijn geplaatst, dat ze niet in de tractor vasthaken. Zorg
ervoor dat de pennen uit de lagerbehuizingen van de
voorlader zijn verwijderd.
Bedieningsvoorschriften
180224
32
Rijd de tractor voorzichtig naar voren totdat de staanders
van de aanbouw langzaam in het lagerhuis glijden.
Sluit het hydraulische systeem aan. Indien zich
moeilijkheden voordoen bij het aansluiten van de
snelkoppelingen, wordt dit veroorzaakt doordat er nog
steeds druk op het systeem staat. Maak het systeem
drukloos.
Belangrijk!Behandel de snelkoppeling nooit met
brute kracht door op de klepkegel te slaan. Dit zou tot
beschadiging kunnen leiden, waardoor de koppeling niet
opengaat wanneer deze in elkaar wordt gedrukt (de olie kan
slechts in één richting stromen). Let erop dat de langen niet
onderling worden verwisseld - volg de merktekens 1-4.
Afbeelding 68 De staanders van de aanbouw gaan de
lagerbehuizing in.
Kantel het werktuig naar beneden, zodat de lagerbehuizing
in de staanders van de aanbouw belandt.
Laat de voorlader voorzichtig omhoog komen, zodat "het
profiel" aan de voorzijde van de lagerbehuizing tegen de
metalen rand op de aanbouw komt te zitten.
Afbeelding 69 Lagerbehuizing vast op staander.
Breng de voorlader omhoog, monteer de pen (E)/deluxe
locking pin (F) en de borgpin, een aan beide zijden.
E
Alt 1 Alt 2
F
Afbeelding 70 Monteer borgpen, een aan iedere kant.
Bedieningsvoorschriften
180224
33
Klap de steunpoten weer op.
Afbeelding 71 Klap de steunpoten weer op.
5.7. Aankoppelen van voorlader met
US lagerbehuizing
Voorzichtig!
Beknellings- en verbrijzelingsgevaar.
Lucht in de hydraulische leidingen en cilinders
kan schokkerige, onregelmatige bewegingen
veroorzaken.
Laat de motor op laag toerental draaien en maak
voorzichtige bewegingen met de bedieningshendel
om het hydraulische systeem te ontluchten.
Voorzichtig!
Beknellings- en verbrijzelingsgevaar.
Houd uw handen en voeten weg van bewegende
delen. Gebruik NIET uw vingers om de pasgaten
voor openingen en pennen te controleren.
Gebruik hiervoor een geschikte drevel of een
stalen stang.
Voorzichtig!
Beknellings- en verbrijzelingsgevaar.
Als de voorladerklep in een drukontlaste stand
of in een zweefstand staat, kunnen er plotselinge
en onvoorziene bewegingen optreden bij het
aankoppelen van het hydraulische systeem.
Belangrijk!Zorg ervoor dat de slangen zo op de voorlader
zijn geplaatst, dat ze niet in de tractor vasthaken. Zorg
ervoor dat de pennen uit de lagerbehuizingen van de
voorlader zijn verwijderd.
Rijd de tractor voorzichtig naar voren totdat de staanders
van de aanbouw langzaam in het lagerhuis glijden.
Sluit het hydraulische systeem aan. Indien zich
moeilijkheden voordoen bij het aansluiten van de
snelkoppelingen, wordt dit veroorzaakt doordat er nog
steeds druk op het systeem staat. Maak het systeem
drukloos.
Belangrijk!Behandel de snelkoppeling nooit met
brute kracht door op de klepkegel te slaan. Dit zou tot
Bedieningsvoorschriften
180224
34
beschadiging kunnen leiden, waardoor de koppeling niet
opengaat wanneer deze in elkaar wordt gedrukt (de olie kan
slechts in één richting stromen). Let erop dat de langen niet
onderling worden verwisseld - volg de merktekens 1-4.
Kantel het werktuig naar beneden, zodat de lagerbehuizing
in de staanders van de aanbouw belandt.
Laat de voorlader voorzichtig omhoog komen, zodat "het
profiel" aan de voorzijde van de lagerbehuizing tegen de
metalen rand op de aanbouw komt te zitten.
Afbeelding 72 De staanders van de aanbouw gaan de
lagerbehuizing in.
Monteer de spanvorken en de bouten.
1
2
3
4
Afbeelding 73 Monteer de spanvorken en de bouten.
Klap de steunpoten weer op.
Afbeelding 74 Klap de steunpoten weer op.
5.8. PlusDrive (optie)
PlusDrive kan ingeschakeld blijven tijdens de meeste
werkzaamheden, maar kan worden uitgeschakeld met de
Bedieningsvoorschriften
180224
35
kraan (2) wanneer nauwkeurige bediening, met exacte
controle van de voorlader vereist is.
Voorzichtig!
Beknellingsgevaar
Risico voor ongelukken tijdens inkoppeling van
het hydraulische systeem.
Laat de laadschop op de grond zakken, zet de
motor uit en laat de druk uit het hydraulische
systeem ontsnappen door de bedieningshendel
in alle posities te bewegen voordat het systeem
wordt in- of uitgeschakeld.
5.8.1. Beschrijving
Deze uitrusting dempt de bewegingen van de voorlader
tijdens rijden op slecht wegdek.
Opmerking!De accumulator (1) die voor het PlusDrive-
systeem wordt gebruikt, is af fabriek geladen en kan niet
opnieuw worden geladen. Neem contact op met uw dealer
voor service.
Voorzichtig!
De accumulator (1) staat onder druk. Reparatie,
onderhoud en inbedrijfstelling mogen alleen
worden uitgevoerd door bevoegd personeel.
Waarschuwing!
Open de accumulator pas als de gas- en oliezijde
drukloos zijn gemaakt. Het vat bevat stikstofgas,
wat gevaar voor verstikking met zich meebrengt.
Er mogen geen werkzaamheden worden
uitgevoerd aan het drukvat. Het is verboden om
te lassen of te boren aan/in de ketel of deze met
geweld te openen.
1
2
Afbeelding 75 Ladingdemping mechanisch uitschakelen.
5.9. Werken met voorlader
Waarschuwing!
Gevaar voor elektrische schokken, verbrijzelings-
en beknellingsgevaar.
Tijdens rijden met opgeheven voorlader, dient u
erop toe te zien dat er voldoende ruimte tussen de
voorlader en bijv. elektrische leidingen, daken en
dergelijke aanwezig is.
Voorzichtig!
Beknellings- en verbrijzelingsgevaar.
Er kunnen zich personen op het werkterrein
bevinden.
Zie erop toe dat er geen personen in de buurt
van de tractor staan wanneer u begint te
werken. Bestuur de tractor alleen vanaf de
bestuurdersstoel.
Bedieningsvoorschriften
180224
36
Voorzichtig!
Beknellings- en verbrijzelingsgevaar.
Laat het werktuig op de grond zakken,
vergrendel de remmen en schakel de motor uit als
u uit de tractor stapt. Neem de contactsleutel weg
als u de machine zonder toezicht achterlaat.
Wanneer u met de voorlader op hellingen werkt, rijd dan
recht omhoog, vul de laadschop en rijd achterwaarts de
helling af. Als u schuin op een helling rijdt, kan de tractor
kantelen.
Waarschuwing!
Gebruik de voorlader of de laadschop NIET als
werkplatform.
Afbeelding 76 Gebruik de voorlader of de laadschop NIET als
werkplatform.
Waarschuwing!
Gebruik de voorlader NIET om personen op te
tillen of te vervoeren.
Deze machine mag alleen door daartoe bevoegde personen
worden gebruikt.
5.9.1. Contragewicht en spoorbreedte
Waarschuwing!
Controleer of de machine aan de achterzijde
voldoende ballast (contragewicht) heeft om het
laadvermogen van de machine te stabiliseren. Het
contragewicht is van belang om de controle over
de machine te behouden.
Zet de banden op de breedst aanbevolen instelling om
de stabiliteit te verhogen.
Lees het hoofdstuk in het instructieboek voor
informatie met betrekking tot contragewicht en
spoorbreedte. Lees ook het instructieboek van de
tractor voor verdere informatie.
Belangrijk!Niet-passende werktuigen kunnen de voorlader
beschadigen. Monteer daarom geen werktuigen van
een ander fabricaat zonder eerst te controleren of het
betreffende instrument is goedgekeurd door de fabrikant.
Afbeelding 77 Gebruik de voorlader NIET om personen op te
tillen of te vervoeren.
Bedieningsvoorschriften
180224
37
Controleer of de laadschop of andere werktuigen correct
zijn gemonteerd en of de pennen in vergrendelde stand
vastzitten. Duw het uiteinde van het werktuig tegen de
grond (1) om te controleren of het werktuig goed vastzit
(2).
12
Afbeelding 78 Controleer of het werktuig vastzit door de punt
ervan tegen de grond te duwen.
Waarschuwing!
Sta, loop of werk NIET onder een
omhooggebrachte voorlader. Houd individuen,
vooral kinderen, en dieren uit de buurt van de
werkomgeving.
Afbeelding 79 Sta, loop of werk NIET onder een
omhooggebrachte voorlader.
5.9.2. Stabiliteit van de lading
Waarschuwing!
Kijk altijd naar het werktuig. Voorwerpen
kunnen op de bestuurder vallen of achterover
kantelen wanneer de voorlader omhoog wordt
gebracht.
Hef alleen lading die past en die bedoeld is voor
het van toepassing zijnde werktuig.
Sommige werktuigen moet met een
valbescherming worden uitgerust. Afbeelding 80 Houd het werktuig in de gaten, er kunnen
voorwerpen uit vallen.
Waarschuwing!
Indien de tractor is uitgerust met een constructie
ter bescherming van vallende voorwerpen
(FOPS), is er slechts een beperkte bescherming
tegen naar beneden vallende lading. De
bestuurder loopt het risico dat hij/zij letsel
oploopt wanneer lading naar beneden valt
wanneer met de voorlader op hoge hoogte wordt
gewerkt.
FOPS is niet bedoeld als beveiliging tegen
eventueel naar beneden vallende lading.
Daarom is het van belang om een werktuig met
valbeveiliging te gebruiken, waarmee wordt
verhinderd, dat lading naar beneden kan vallen.
Neem tijdens het optillen van lading altijd de
nodige voorzichtigheid in acht.
Bedieningsvoorschriften
180224
38
Gebruik alleen werktuigen die voor het
toepassingsgebied zijn goedgekeurd.
Controleer altijd of de lading stabiel in het werktuig
ligt, zit of hangt. In geval van los materiaal mag het
werktuig niet te veel worden gevuld, en voor vast
materiaal geldt dat de lading niet boven de achterkant
van het werktuig mag uitsteken.
Afbeelding 81 Hef alleen lading die past en die bedoeld is voor
het van toepassing zijnde werktuig.
Stel de helling van het werktuig zodanig in dat de
lading na het optillen niet richting bestuurder is gericht.
Afbeelding 82 Neem tijdens het optillen van lading altijd de
nodige voorzichtigheid in acht.
5.9.2.1. Stabiliteit van de machine
Waarschuwing!
Werk NIET op of vlak bij steile hellingen.
De afstand tot de helling moet minstens even lang
zijn als de hoogte van de helling.
Rij op hellingen recht omhoog of omlaag, niet schuin.
Vermijd plotseling remmen of wegrijden. Houd de
voorlader zo laag mogelijk.
Rijd de tractor voorwaarts op hellingen met de
laadschop leeg. Vul de laadschop en rijd de helling
langzaam achterwaarts naar beneden.
Afbeelding 83 Bewaar afstand bij werkzaamheden in de buurt
van een helling.
Bedieningsvoorschriften
180224
39
Waarschuwing!
Rem af voordat u een bocht neemt, zodat de
machine niet kantelt.
Vermijd plotselinge uitwijkingen wanneer u een
helling afrijdt.
Houd tijdens rijden heuvelafwaarts altijd een
versnelling ingeschakeld, zodat erop de motor
kan worden afgeremd. Zet de tractor niet in de
vrijloop. Gebruik dezelfde versnelling als bij rijden
heuvelopwaarts.
Houd de voorlader tijdens het rijden zo laag mogelijk.
Vergeet niet dat, naarmate de voorlader verder omhoog
wordt gebracht, ook het zwaartepunt hoger komt te
liggen. Daardoor wordt het risico dat de tractor kantelt
ook groter.
Afbeelding 84 Laat de lading zakken en verlaag de snelheid bij
het nemen van bochten.
U vult de laadschop het best door recht op het materiaal
in te rijden met de laadschop in horizontale positie. Breng
de voorlader iets omhoog wanneer de laadschop in het
materiaal dringt teneinde het vullen te vereenvoudigen.
Breek vervolgens de laadschop op om de lading in de
laadschop te houden.
Opmerking!Verwijder materiaal van bovenaf wanneer u in
hoog opslagen materiaal werkt.
Afbeelding 85 Rij er recht in, breng de lading omhoog en
kantel de laadschop naar achteren.
Rijd achterwaarts weg, laat de laadschop voorzichtig
zakken. Plotselinge onderbrekingen in de dalende beweging
kunnen beschadigingen aan de voorlader en/of het
hydraulische systeem van de tractor veroorzaken.
Afbeelding 86 Achteruit rijden, langzaam laten zakken.
Bedieningsvoorschriften
180224
40
Bij nivelleringswerkzaamheden kantelt u de laadschop
omlaag, zodat de snijkant van de laadschop in contact komt
met de grond. Op deze manier zal slijtage aan de onderkant
van de laadschop worden vermeden.
Belangrijk!Om beschadigingen aan de voorlader te
voorkomen dient u de laadschop bij nivelleringswerk niet
helemaal naar achteren te draaien. De hoek van de bodem
van de laadschop mag ten opzichte van de grond niet meer
dan 45° bedragen.
Afbeelding 87 Rijtechniek bij nivelleringswerkzaamheden.
5.10. Werken met een balenprikker.
Waarschuwing!
VERPLAATS GEEN grote ronde balen met de
voorlader indien deze niet met een voor ronde
balen goedgekeurd werktuig is uitgerust. Zonder
toepassing van een dergelijk gereedschap kan
de baal op de bestuurder vallen wanneer de
voorlader omhoog wordt bewogen, hetgeen tot
ongevallen met ernstig persoonlijk letsel of, een
ongeval met dodelijke afloop kan leiden.
Waarschuwing!
Voorkom persoonlijk letsel door het kantelen van
de tractor. Neem de nodige voorzichtigheid in
acht bij het keren, het laden en het verplaatsen
van de balen. Gebruik ook voldoende ballast
achter.
Voorzichtig!
Verplaatsing van grote ronde balen zal het zicht
voorwaarts aanzienlijke belemmeren.
Voorzichtig!
Voorkom persoonlijk letsel door wegrollende
balen. Gebruik een geschikte werktuig voor het
stapelen van ronde balen. Plaats de balen op een
vlakke ondergrond. Balen die wegrollen kunnen
ernstig persoonlijk letsel en beschadiging van
eigendommen veroorzaken.
Plaats de balenprikker recht voor de baal.
De balenprikker dient zicht midden tussen de linker- en
rechterzijde en tussen de boven- en onderzijde van de baal
te bevinden.
Rijdt daarna langzaam vooruit tot de balenprikker helemaal
in de baal is gedrongen.
Afbeelding 88 Rijdt daarna langzaam vooruit tot de
balenprikker helemaal in de baal is gedrongen.
Bedieningsvoorschriften
180224
41
Kantel de baal achterwaarts en til hem daarna voorzichtig
op. Hef de voorlader net voldoende om een kleine ruimte
onder de baal te verkrijgen. Verplaats de baal langzaam en
voorzichtig tot de plek waar deze moet worden gelost.
Afbeelding 89 Kantel de baal voorwaarts tot vlakke positie en
laat hem tot op de grond zakken.
Kantel de baal voorwaarts tot vlakke positie en laat hem tot
op de grond zakken.
Rijdt nu voorzichtig achteruit tot de balenprikker uit de baal
is gekomen
Afbeelding 90 Rijdt nu voorzichtig achteruit tot de balenprikker
uit de baal is gekomen
5.11. Werktuigen aan- en loskoppelen
5.11.1. Loskoppelen van werktuig,
mechanische werktuigvergrendeling
Breng de voorlader ca. 1 meter omhoog en plaats het
werktuig horizontaal tegen de ondergrond.
Zet de motor van de tractor uit en vergrendel de
bedieningshendel van de voorlader in de neutrale stand.
Trek de parkeerrem aan.
Afbeelding 91 Breng de lading horizontaal ten opzichte
van de grond omhoog, schakel de motor uit, vergrendel de
bedieningshendel in de neutrale stand.
Zet de vergrendelpook in de open stand, positie 1.
Voorzichtig!
Beknellingsgevaar
In positie 1 is de vergrendelpook veerbelast.
1
Afbeelding 92 Zet de vergrendelpook in de open stand, positie
1.
Bedieningsvoorschriften
180224
42
Laat de voorlader zakken tot het werktuig vrijkomt van de
werktuigbevestiging van de voorlader.
Rijd achterwaarts weg van het werktuig.
Afbeelding 93 Laat de voorlader zakken totdat het werktuig
loslaat.
Indien geen werktuig moet worden aangekoppeld, dienen
het mechanisme en de bedieningshendel in gesloten positie
te worden gezet (positie 2).
Zet de vergrendelpook in gesloten stand, door de
werktuigbevestiging met de voorlader juist boven de grond
omhoog te kantelen, of sluit de vergrendelpook met de
hand. Controleer de vergrendeling.
2
Afbeelding 94 Vergrendelpook in gesloten stand, positie 2.
5.11.2. Aankoppelen van werktuig,
mechanische werktuigvergrendeling
Zet de vergrendelpook in de open stand, positie 1.
Opmerking!U zet de vergrendelpook het makkelijkst in de
open stand als u de voorlader ca. 1 meter omhoog brengt.
Voorzichtig!
Beknellingsgevaar
In positie 1 is de vergrendelpook veerbelast.
Kantel de werktuigbevestiging omhoog. Laat de
voorlader zover omhoog of omlaag komen, dat de
werktuigbevestiging tot aan de eindstand aan linker/
rechterzijde van de werktuigbevestiging ca. 100 mm onder
de haken ervan naar voren kan worden gekanteld.
Rijd de tractor langzaam naar voren en positioneer de
werktuigbevestiging onder de haken van het werktuig. Haak
de haken vast door de voorlader omhoog te laten komen.
Afhankelijk van de combinatie van werktuig en accessoires
moet deze aankoppeling worden getest zodat er niet iets
wordt geraakt.
1
Afbeelding 95 Zet de vergrendelpook in de open stand, positie
1.
Bedieningsvoorschriften
180224
43
Afbeelding 96 Kantel de werktuigbevestiging
Het werktuig dient de bewegingen van de
werktuigbevestiging te volgen wanneer deze omhoog wordt
gekanteld. Indien niet beide haken van het werktuig in de
werktuigbevestiging vast zitten, moet het werktuig weer op
de grond worden gezet en moet de aankoppelingsprocedure
worden herhaald.
Afbeelding 97 Plaats de werktuigbevestiging onder de haken
van het werktuig.
Kantel het werktuig met de voorlader op lage hoogte (100
mm) boven de grond. Dit waarborgt een betrouwbare
aankoppeling van het werktuig. Controleer altijd de pennen
van de werktuigbevestiging, om ervoor te zorgen dat het
werktuig op correcte wijze vast zit, voordat het wordt
gebruikt.
Belangrijk!Lees onderstaande tekst voordat u met de
voorlader gaat werken:
Waarschuwing!
Beknellings- en verbrijzelingsgevaar.
Onjuist aangesloten werktuigen kunnen ongewild
losschieten.
Controleer altijd of het aangesloten werktuig
goed vastzit. Duw het voorste deel van het
werktuig tegen de grond en controleer visueel
of de vergrendelpook op de werktuigbevestiging
terug is gegaan naar de vergrendelde stand.
Afbeelding 98 Kantel het werktuig met de voorlader op lage
hoogte om het in de pennen te haken.
Bedieningsvoorschriften
180224
44
Afbeelding 99 Controleer of het werktuig vastzit door de punt
ervan tegen de grond te duwen.
5.11.3. Loskoppelen van werktuig, Skid
Steer werktuigaankoppeling
Belangrijk!Zet de stuurklep van de voorlader in de
zweefstand voordat het werktuig wordt losgekoppeld.
Sta niet op het werktuig wanneer u de handgrepen in de
ontgrendelde stand zet.
1. Plaats het werktuig een paar centimeter boven de grond
en kantel het iets achterover.
2. Zet de motor van de tractor uit en vergrendel de
bedieningshendel van de voorlader in de neutrale stand.
Trek de parkeerrem aan.
3. Trek de vergrendelhandgrepen los, 1, zodat de
werktuigbevestiging vrij komt van het werktuig.
Waarschuwing!
Sta naast het werktuig en houd uw voeten weg
van de voorlader en het werktuig wanneer u de
vergrendelhandgrepen in ontgrendelde stand zet.
1
Afbeelding 100 Trek de vergrendelhandgreep eruit.
4. Start de motor en laat de voorlader zakken, terwijl u
het werktuig langzaam voorwaarts kantelt totdat de
werktuigbevestiging, 1, uit de platen van de laadschop
loshaken.
5. Rijd achterwaarts weg van het werktuig.
2
1
Afbeelding 101 Werktuigbevestiging
Bedieningsvoorschriften
180224
45
5.11.4. Aankoppelen van werktuig, Skid
Steer werktuigaankoppeling
1. Open de linker en rechter vergrendelhandgrepen, 1,
voordat u de motor van de tractor start.
1
Afbeelding 102 Open de linker en rechter
vergrendelhandgrepen, 1, voordat u de motor van de tractor
start.
2. Laat de voorlader zakken met de werktuigbevestiging,
1 , gepositioneerd onder de platen van de laadschop,
2, en iets voorwaarts gekanteld (gebruik de positie-
indicator als referentiepunt).
Belangrijk!Voor de juiste werking van het
snelvergrendelingsmechanisme moet het gebied rondom
dit mechanisme en het corresponderende raakvlak op
de laadschop, vrij worden gehouden van vuil en ander
materiaal.
3. Laat de voorlader iets omhoog komen, zodat de
werktuigbevestiging, 1, in de bovenste platen, 2, van
het werktuig meenemen.
4. Met de werktuigbevestiging vast in de bovenste
platen van het werktuig, kantelt u het werktuig
nu achterwaarts, zodat de werktuigbevestiging
zich voorwaarts beweegt en het werktuig wordt
aangekoppeld.
5. Zet de motor van de tractor uit en vergrendel de
bedieningshendel van de voorlader in de neutrale stand.
Trek de parkeerrem aan.
2
1
Afbeelding 103 Laat de voorlader zakken
6. Met de werktuigbevestiging aangekoppeld aan
het werktuig, drukt u nu de linker en rechter
vergrendelhandgreep, 1, tot de vergrendelde positie.
1
Afbeelding 104 Vergrendelhandgreep
Bedieningsvoorschriften
180224
46
7. Haal de voorlader omhoog en kantel het werktuig
tot de slijtrand op de grond rust. Controleer of de
pennen, 1, van de werktuigbevestiging vast zitten en
zijn vergrendeld op het raakvlak van het werktuig.
8. Laat de voorlader zakken en zet het werktuig vlak op
de ondergrond.
9. Controleer de positie-indicator en afstellen indien
nodig.
Gevaarlijk!
Controleer of het werktuig is vergrendeld door
het uiteinde ervan tegen de grond te drukken.
Controleer ook of de vergrendelhandgrepen van
de werktuigbevestiging in vergrendelde stand
staan en of de pennen helemaal vast zitten.
1
Afbeelding 105 De vergrendelhandgreep moet vergrendeld zijn
als de voorlader op de grond wordt gelegd.
Bedieningsvoorschriften
180224
47
5.12. Overzicht van werktuigen die zijn
toegestaan
5.12.1. Werktuigen die zijn toegestaan
Bakken H, L, HV , LV
Egaliseerbak
Unigrip
Flexigrip
Waarschuwing!
Werktuigen die hier niet worden aangegeven,
worden automatisch beschouwd als werktuigen
die niet zijn toegestaan.
5.12.2. Werktuigen die niet zijn
toegestaan
HT-serie bakken
Multibenne
Palletvork
Flexibal
Hydraulische palletvork
Silosplit
Hefvork
Vork voor vierkante balen
Grijpers
Vork voor keien
Balenspits
Mestvork
Silograb
Silocut
5.12.3. Gewicht
Model
Gewicht
ZL21
310 kg
ZL26
360 kg
ZL31
335 kg
ZL36
390 kg
ZL41
360 kg
ZL46
420 kg
ZL51
390 kg
ZL56
440 kg
Smeren en onderhoud
167133
48
6. SMEREN EN ONDERHOUD
Waarschuwing!
Ga nooit tussen de voorkant van de tractor en de
dwarsbuizen van de voorlader staan.
Afbeelding 106 Ga nooit tussen de voorkant van de tractor en
de dwarsbuizen van de voorlader staan.
6.1. Smeerpunten
Smeer de volgende smeernippels elke 10 bedrijfsuren met
universeel vet.
Waarschuwing!
Beknellings- en verbrijzelingsgevaar.
De voorlader kan omlaag vallen.
Laat de voorlader zakken voordat u met het
doorsmeren begint.
Smeernippels bij iedere draaipen aan weerszijden van de
voorlader.
6.2. Opslag
Breng ter bescherming een dunne laag vet op zichtbare
zuigerstangen aan.
6.3. Hydraulisch systeem
Controleer geregeld het oliepeil in het hydraulische
reservoir van de tractor. Laat de voorlader eerst tot
op de grond zakken. Gebruik alleen olie zoals in het
instructieboek van de tractor wordt vermeld.
Afbeelding 107 Smeernippels bij iedere draaipen aan
weerszijden van de voorlader.
6.3.1. Slangen en cilinders
Lees eerst het volgende voordat het hydraulische systeem
op lekkage wordt gecontroleerd:
Afbeelding 108 Tijdens het opsporen van lekkage NOOIT uw
vingers of handen gebruiken.
Smeren en onderhoud
167133
49
Waarschuwing!
Onder druk gezette olie.
In geval van lekkage kan een straal
hydrauliekolie onder hoge druk in het lichaam
worden gespoten. Een ongeval met ernstig letsel
of blindheid tot gevolg, of eventueel met dodelijk
gevolg. De lekkage kan soms niet zichtbaar zijn.
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril en
bescherm de huid met bijvoorbeeld sterke leren
handschoenen. Gebruik karton of hout voor
het opsporen van een eventuele lekkage. Als de
vloeistof in de huid is gedrongen, MOET deze
binnen een paar uur worden verwijderd door
een arts die weet hoe dit type verwondingen moet
worden behandeld.
voorlader is voorzien van een stopmechanisme. De
uitvoering kan afhankelijk van het type stuurklep variëren.
Waarschuwing!
Dit mechanisme mag NIET worden gebruikt
bij ingrepen in de hefcilinders van de voorlader
of de bijbehorende leidingen. In dat geval
dient u de voorlader tot op de grond te laten
zakken. Zet de motor van de tractor af en
ontlast het hydraulische systeem met behulp
van de bedieningshendel voordat koppelingen
uit elkaar worden genomen, of voordat er een
andere ingreep in het hydraulisch systeem wordt
uitgevoerd - hydraulische olie onder hoge druk
kan ernstig persoonlijk letsel veroorzaken.
Controleer slangen en aansluitingen regelmatig op slijtage
en lekkage. Zorg dat de slangen voldoende speling hebben
en niet tegen andere componenten komen. Vervang
beschadigde slangen en haal alle aansluitingen aan.
De cilinders zijn dubbelwerkend. Voor een optimale
werking moeten ze altijd in goede conditie worden
gehouden. Lekkages, zowel in- als uitwendig, zijn van
invloed op de prestatie en kunnen gevaarlijk zijn.
Deze voorlader vereist een hydraulisch systeem dat met
hoge druk werkt. Gebruik uitsluitend door de fabrikant
goedgekeurde reserveonderdelen.
Afbeelding 109 Draai de afsluitklep in de gesloten stand bij
servicewerkzaamheden.
6.3.2. Hydraulische aansluitingen
controleren
Controleer of alle slangen en adapters zijn aangehaald en
niet lekken.
Afbeelding 110 Tijdens het opsporen van lekkage NOOIT uw
vingers of handen gebruiken.
Smeren en onderhoud
167133
50
6.3.3. Hydraulische cilinders repareren
Om schade aan de interne componenten te voorkomen,
is er voor het demonteren, repareren en monteren van
hydraulische cilinders speciaal werktuig vereist. Wij raden
aan dat u cilinders die moeten worden gerepareerd, voor
reparatie naar een erkende dealer stuurt.
6.3.4. Controle van de boutverbindingen
van de aanbouw
Controleer of alle bouten vast zitten volgens het
gespecificeerde aanhaalmoment, de eerste keer na
10 bedrijfsuren en daarna om de 50 bedrijfsuren. Zie
onderstaande tabel voor het juiste aanhaalmoment.
6.3.4.1. Aanhaalmomenten -
boutverbindingen
Trek alle bouten van de voorlader en alle
bevestigingscomponenten na tot de waarden in de
onderstaande tabel, behalve wanneer het aanhaalmoment in
de montageaanwijzingen wordt aangegeven.
De hieronder aangegeven momenten gelden bij schone,
droge schroefdraad. Als de draad gesmeerd is, kan de
verbinding te hard worden aangedraaid. Beschadigde of
vuile schroefdraad kan tot te lage momentwaarden leiden.
Bij het vastdraaien van bouten met een hoge
momentwaarde, kan een momentversterker nodig zijn.
Controleer de aanhaalmomenten onmiddellijk na de
montage en meermaals na een korte periode van gebruik.
Verkeerde aanhaalmomenten kunnen schade aan de
constructie van de voorlader en/of de tractor veroorzaken.
Kwaliteit 5 (Klasse 8.8) schroef
Kwaliteit 8 (Klasse 10.9) schroef
Diameter
Moment
Diameter
Moment
1 /4”
13.6 Nm (10 lb-ft)
1 /4”
14.9 Nm (11 lb-ft)
5/16”
27.1 Nm (20 lb-ft)
5/16”
32.5 Nm (24 lb-ft)
3/8”
47.5 Nm (35 lb-ft)
3/8”
59.7 Nm (44 lb-ft)
7/16”
75 Nm (55 lb-ft)
7/16”
96.3 Nm (71 lb-ft)
1/2”
100 Nm (85 lb-ft)
1/2”
154.6 Nm (114 lb-ft)
5/8”
230 Nm (170 lb-ft )
5/8”
301 Nm (222 lb-ft)
3/4”
405 Nm (300 lb-ft)
3/4”
440.6 Nm (325 lb-ft)
M8
27.1 Nm (20 lb-ft)
M8
32.5 Nm (24 lb-ft)
M10
54.2 Nm (40 lb-ft)
M10
63.7 Nm (47 lb-ft)
M12
94.9 Nm (70 lb-ft)
M12
108.4 Nm (80 lb-ft)
M14
119.3 Nm (88 lb-ft)
M14
176.3 Nm (130 lb-ft)
M16
189.8 Nm (140 lb-ft)
M16
271.2 Nm (200 lb-ft)
M20
385 Nm (284 lb-ft)
M20
542.3 Nm (400 lb-ft)
Storingzoeken
167126
51
7. STORINGZOEKEN
Storingen wat betreft de functie van de voorlader worden
vaak veroorzaakt door factoren die niet in verband staan
met de voorlader:
Controleer het oliepeil in het hydraulische reservoir van
de tractor. Vul bij tot het correcte niveau.
Controleer of u de juiste olie gebruikt. Gebruik
alleen de olie in het instructieboek van de tractor is
aangegeven. Door verkeerde olie kan schuimvorming,
verhitting en inwendige lekkage ontstaan.
Zorg ervoor dat de slangen en koppelingen correct
zijn gemonteerd en op de tractor zijn aangesloten.
De hydraulische koppelingen moeten goed in elkaar
ingrijpen.
Controleer of de olie zuiver en geurloos is. Vervang
indien nodig de olie en het filter.
Controleer de slangen en koppelingen op lekkage,
insnijding en verwringing.
Lage temperaturen kunnen tragere bewegingen
veroorzaken, en/of de voorlader werkt niet op normale
wijze zolang geen normale werktemperatuur is bereikt.
Controleer of de olie de normale bedrijfstemperatuur
heeft voordat u de voorlader test.
Wanneer de klep van de tractor wordt gebruikt voor
de bediening van de voorlader, zie er dan in het
gegeven geval op toe dat de klep van de tractor is
afgesteld voor dubbelwerkend bedrijf. Controleer of de
doorstroomregeling op maximum doorstroom staat.
Zet de cilinders van de voorlader meermaals in de
eindposities om lucht uit de leidingen en cilinders te
verwijderen.
De meest voorkomende problemen met de voorlader zijn
vaak van eenvoudige aard en kunnen gemakkelijk worden
verholpen. Gebruik de "Storingzoektabel" op de volgende
pagina's om problemen te kunnen lokaliseren en verhelpen.
Raadpleeg uw dealer indien u meer hulp nodig hebt.
Probleem
Mogelijke oorzaak
Maatregel
Laag peil hydraulische olie.
Hydraulische olie controleren en
bijvullen.
Hydraulische slangen verkeerd
aangesloten.
Slangen controleren en correct
aansluiten.
Hydraulische slangen van/naar stuurklep
"geblokkeerd”.
Controleer de slangen op beschadigingen
(geknikt, verdraaid enz.).
Stuurklep van de voorlader of
hoofdreduceerklep van tractor
geblokkeerd in open stand.
Neem contact op met uw dealer.
Hef- en werktuigcilinders werken niet
Pomp geeft lage systeemdruk.
Neem contact op met uw dealer.
Kabels van stuurklep gebroken.
Controleren. Indien nodig vervangen.
Hydraulische snelkoppelingen grijpen
niet volledig in elkaar.
Aansluiting controleren. Indien nodig
koppeling(en) vervangen.
Hef- of werktuigcilinders werken niet
Hydraulische slang/leiding verstopt.
Slang/leiding controleren op
beschadigingen die oliestroom tussen
cilinder en stuurklep kunnen blokkeren.
Storingzoeken
167126
52
Probleem
Mogelijke oorzaak
Maatregel
Zuigereenheid beschadigd (dicht niet
goed af).
Neem contact op met uw dealer.
Stuurklep geblokkeerd.
Neem contact op met uw dealer.
Defecte snelkoppeling.
Snelkoppeling vervangen.
Hydraulische slangen verkeerd
aangesloten.
Hydraulische slangen op juiste uitgangen
aansluiten.
Hef- en/of werktuigcilinders werken in
de verkeerde richting ten opzichte van de
hendelbeweging
De stuurkabels voor de
éénhendelbediening zijn onjuist
aangesloten.
Neem contact op met uw dealer.
Laag peil hydraulische olie.
Olie controleren en tot juiste peil
bijvullen.
Luchtlekkage aan zuigzijde van
hydraulische pomp.
Neem contact op met uw dealer.
Lucht in hydraulische olie (blijkt meestal
uit schuimvorming)
Schuimvorming wegens gebruik van
verkeerd type hydraulische olie.
Lees het instructieboek van de tractor
en hydraulische olie bijvullen met
aanbevolen type.
Laag peil hydraulische olie. Koude
hydraulische olie.
Hydraulische olie controleren/bijvullen.
Hydraulische olie tot werktemperatuur
laten opwarmen.
Motortoerental te laag (toerental van
hydraulische pomp bijgevolg te laag).
Motortoerental opvoeren om prestatie
van de voorlader te verbeteren.
Te zware lading in de laadschop.
Materiaalgewicht overschrijdt nominale
capaciteit van de voorlader.
Lading in de laadschop verminderen.
Kabelsysteem van stuurklep loopt stroef
of is defect.
Neem contact op met uw dealer.
Lucht in hydraulische olie.
Zie onder "Lucht in hydraulische olie".
Hydraulische snelkoppelingen grijpen
niet volledig in elkaar.
Aansluitingen controleren. Repareren of
vervangen.
Smoring in hydraulische slang of leiding
(slangen/leidingen verdraaid of bekneld).
Neem contact op met uw dealer.
Zuigereenheid van luchtcilinder lekt.
Neem contact op met uw dealer.
Drukbegrenzingsklep werkt
ongelijkmatig of is te laag ingesteld.
Neem contact op met uw dealer.
Interne lekkage in stuurklep (overloop in
klep).
Neem contact op met uw dealer.
Langzame of schokkerige hefbeweging
Onvoldoende capaciteit in hydraulische
pomp.
Zie "Onvoldoende pompcapaciteit”.
Koude hydraulische olie.
Hydraulische olie tot werktemperatuur
laten opwarmen.
Te zware lading in de laadschop.
Materiaalgewicht overschrijdt nominale
capaciteit van de voorlader.
Lading in de laadschop verminderen.
Drukbegrenzingsklep ingesteld onder
specificatie.
Neem contact op met uw dealer.
Drukbegrenzingsklep van het systeem
maakt raar geluid (knarst/piept)
Hydraulische slang, leiding of
snelkoppeling gesmoord.
Neem contact op met uw dealer.
Motortoerental te laag.
Motortoerental verhogen.
Onvoldoende hefvermogen
Te zware lading in de laadschop.
Materiaalgewicht overschrijdt nominale
capaciteit van de voorlader.
Lading verminderen.
Storingzoeken
167126
53
Probleem
Mogelijke oorzaak
Maatregel
Drukbegrenzingsklep ingesteld onder
specificatie.
Neem contact op met uw dealer.
Zuiger in hefcilinders lekt.
Neem contact op met uw dealer.
Inwendige lekkage in stuurklep.
Neem contact op met uw dealer.
Defecte hydraulische pomp.
Neem contact op met uw dealer.
Zuiger in hefcilinders lekt.
Neem contact op met uw dealer.
Inwendige lekkage in stuurklep.
Neem contact op met uw dealer.
Voorlader zakt als de spoel van de
stuurklep in neutrale positie staat. Opm.:
Afhankelijk van het voorladermodel
varieert de waarde waarmee de voorlader
mag zakken van 0,5 tot 1,5 mm/min,
gemeten aan de zuigerstang.
Bedieningshendel of kabelsysteem loopt
stroef waardoor klepspoel niet naar
neutrale stand kan terugkeren.
Neem contact op met uw dealer.
Centreerveer van stuurklep defect.
Neem contact op met uw dealer.
Spoel van stuurklep loopt stroef.
Neem contact op met uw dealer.
Spoel(en) van stuurklep keren niet terug
naar neutrale stand
Bedieningshendel of kabelsysteem loop
stroef.
Oorzaak controleren en verhelpen.
Hydraulische aansluitingen zitten los.
Haal losse aansluitingen aan.
Hydraulische slangen, leidingen,
schroefverbindingen of O-ringen van
schroefverbindingen defect.
Controleer de oorzaak en defecte
component vervangen.
O-ringen in stuurklep beschadigd.
Neem contact op met uw dealer.
Spoel of behuizing van stuurklep
beschadigd of versleten.
Neem contact op met uw dealer.
Uitwendige lekkage hydraulische olie
Zuigerstangafdichting van cilinder lekt.
Neem contact op met uw dealer.
Koude hydraulische olie.
Hydraulische olie tot werktemperatuur
laten opwarmen. Motortoerental
verhogen.
Fe laag motortoerental.
Motortoerental verhogen.
Lage doorstroming hydraulische olie.
Voor service-aanbevelingen wordt naar
de gebruikershandleiding van de tractor
verwezen.
Hydraulische slang geblokkeerd.
Neem contact op met uw dealer.
Onvoldoende pompcapaciteit
Storing in hydraulische pomp.
Neem contact op met uw dealer.
Zuigerstangen van hefcilinders gebogen
Abnormaal grote schokbelasting tijdens
dalende beweging.
Neem contact op met uw dealer.
Zuigerstangen van laadschop cilinders
buigen door wanneer deze naar buiten
bewegen
Nivelleer- of graafwerkzaamheden met
laadschopcilinders max. uitgetrokken
Neem contact op met uw dealer.
Werktuigvergrendeling vergrendelt niet
Indien de slangen onderling worden
verwisseld, zal de vergrendeling niet
werken.
Neem contact op met uw dealer.
ACCESSOIRES
160142
54
8. ACCESSOIRES
Alle accessoires passen niet bij alle voorladers. Neem
contact op met uw dealer voor geschikte accessoires die bij
uw voorlader passen.
8.1. 3e hydraulische functie.
3e hydraulische functie. De elektrische klep wordt gebruikt
bij hydraulisch werkende werktuigen.
Afbeelding 111 3e hydraulische functie, elektrische klep.
8.2. Ladingdemper, PlusDrive
Zorgt voor een minder zware belasting van tractor en
voorlader en verbetert het comfort voor de bestuurder.
Afbeelding 112 Ladingdemper, PlusDrive
Gegevens
171313
55
9. GEGEVENS
F
I
D
J
ZL21/ZL26
ZL31/ZL36
ZL41/ZL46
ZL51/ZL56
A
Hefhoogte bij voorste
lagerpunt (inch/mm)
122/3100
134/3400
146/3700
154/3900
B
Hefhoogte onder
vlakke laadschop
(inch/mm)
113/2860
124/3160
136/3460
144/3660
C
Afmetingen tussen
achterste en voorste
lagerpunt (inch/mm)
66/1680
72/1830
76/1940
81/2070
D
Reikwijdte bij hoogste
hefhoogte
31/800
33/850
31/800
37/950
E
Kantelhoek bovenste
stand (graden)
50
50
49
46
F
Reikwijdte met bak op
grondniveau
79/2000
83/2100
87/2200
81/2050
G
Opwaartse kantelhoek
op grondniveau
(graden)
42
44
42
43
H
Berekende
ondergraving (inch/
mm)
6/150
I
Vrije hoogte met
gekiepte bak
91/2300
98/2500
110/2800
122/3100
J
Totale hoogte in
draagpositie
65/1650 (ZL21)
69/1750 (ZL26)
67/1700 (ZL31)
71/1800 (ZL36)
75/1900
75/1900
Technische gegevens kunnen variëren tussen verschillende tractormodellen en werktuigen.
Voor de berekening is een laadschop model H gebruikt.
Max. hydraulische druk 21 MPa / 210 bar / 3045 psi.
Gegevens
171313
56
Voorladermodel
ZL21
ZL26
ZL31
ZL36
ZL41
ZL46
ZL51
ZL56
Hefkracht naar scharnierpunt bij 19,5 MPa (kg/lbs)
Hoogste
hefhoogte
1580/3490
1290/2840
1760/3890
1460/3210
1870/4120
1570/3450
1960/4320
1660/3660
1,5 m
hefhoogte
1900/4190
1560/3430
2100/4630
1750/3850
2290/5050
1930/4260
2470/5450
2110/4660
Opbreekkracht
op
grondniveau
2440/5380
2020/4450
2600/5730
2180/4800
2820/6220
2400/5290
3040/6700
2610/5760
Hefkracht bij 19,5 MPa 800 mm/31,5" vóór scharnierpunt (kg/lbs)
Hoogste
hefhoogte*
910/2000
1260/2780
1010/2230
1570/3470
1050/2310
1650/3630
1120/2470
1740/3840
1,5 m
hefhoogte*
1250/2760
1450/3200
1420/3130
1610/3560
1580/3470
1780/3910
1740/3830
1960/4310
Opbreekkracht
op
grondniveau*
1510/3220
1640/3610
1660/3670
1720/3790
1830/4050
1920/4240
2030/4480
2160/4760
Opbreekkracht van laadschop bij 19,5 MPa 800 mm/31,5" vóór scharnierpunt (kg/lbs)
Hoogste
hefhoogte*
1470/3240
1200/2640
1470/3240
1480/3260
1780/3920
1780/3920
2130/4690
2130/4690
1,5 m
hefhoogte*
1990/4390
1610/3560
2050/4520
2040/4500
2530/5590
2520/5560
3040/6700
3030/6670
Opbreekkracht
op
grondniveau*
1940/4280
1550/3410
1980/4360
1960/4310
2380/5240
2360/5190
2840/6270
2830/6250
*Er is een bakgewicht van 150 kg gebruikt.
Schakelschema
171319
57
10. SCHAKELSCHEMA
Option ZL21, ZL31, ZL41, ZL51
Standard on ZL26, ZL36, ZL46, ZL56
(-)
Option on ZL26,
ZL36, ZL46, ZL56
12V (+)
61
43
52
(-)
3:rd
black wire
red wire
1
2
+
-
3
Garantiebepalingen
167114
58
11. GARANTIEBEPALINGEN
ÅLÖ AB verplicht zich om gedurende een periode van 12 (twaalf) maanden vanaf de dag waarop de voorlader/apparatuur
aan de koper is geleverd, onderdelen te vervangen of te repareren wanneer dit vanwege materiaal- of productiefouten nodig
is. Hiervoor geldt de voorwaarde dat de fout onmiddellijk aan de leverancier wordt gemeld en dat de/het defecte voorlader/
onderdeel zonder beperkingen aan de leverancier ter beschikking wordt gesteld.
Voor vervangen onderdelen geldt de garantie uitsluitend voor de resterende garantietermijn.
De garantie geldt niet voor fouten die zijn veroorzaakt door ongelukken, gebrekkig onderhoud, aanpassingen of foutieve
montage door de koper. Bij het krachtens de garantie vervangen van onderdelen die aan bijzonder grote slijtage onderhevig
zijn, dient de koper een vergoeding te betalen voor de tijd dat deze zijn gebruikt
Er wordt geen vergoeding verleend voor persoonlijk letsel, stilstand, gevolgschade of andere verliezen.
Voor testen of storingzoeken dat op verzoek van koper plaatsvindt, worden koper geen kosten in rekening gebracht indien
daarbij gebreken worden geconstateerd.
Als dat niet het geval is, worden alle kosten aan koper in rekening gebracht.
Tijdelijke reparaties of bijkomende kosten vanwege werkzaamheden op ongebruikelijke werktijden worden niet vergoed.
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
(Richtlijn 2006/42/EG, Bijlage 2A)
ÅLÖ AB
Brännland 300
SE-901 37 Umeå, Zweden
Tel. +46 (0)90 17 05 00
Verklaart hierbij dat:
De in dit Instructieboek beschreven voorladermodellen, zie voorzijde, vanaf productiemaand januari 2013
A. zijn vervaardigd in overeenstemming met de RICHTLIJNEN VAN DE RAAD:
- gedateerd 17 mei 2006 inzake onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende machines, 2006/42/
EG, met aparte verwijzing naar Annex 1 van de richtlijn aangaande belangrijke gezondheids- en veiligheidseisen tijdens
constructie en vervaardiging van machines.
- gedateerd 15 december 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake
elektromagnetische compatibiliteit, 2004/108/EG.
B. zijn vervaardigd in overeenstemming met onderstaande geharmoniseerde normen:
EN ISO 12100:2010 EN ISO 4413:2010, EN ISO 14892, EN 12525:2000 A2:2010, EN 60204-1.
SMP Svensk Maskinprovning AB, Box 7035, SE-75007 Uppsala, Zweden, heeft een vrijwillige typecontrole uitgevoerd voor
ÅLÖ AB. Het certificaat heeft nummer: SEC/09/2050 - voorlader.
De persoon die binnen ÅLÖ AB bevoegd is voor de samenstelling van de technische documentatie is Tomas Nygren, directeur
productontwikkeling.
Umeå 30-7-2013
Johan P Schlyter
directeur
x
ÅLÖ AB, SE-901 37 UMEÅ, SWEDEN
www.alo.se
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62

Zetor ZETORSYSTEM ZL Handleiding

Type
Handleiding