Renault Twingo 3 Ph2 Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

instructieboekje
TWINGO
Profiteer van de geavanceerde technologie uit de autosport dankzij het speciaal door Renault en Castrol ontwikkelde
assortiment motoroliën dat garant staat voor optimale prestaties en een lange levensduur van uw Renault.
renault.frAanbevolen door Renault
Castrol,
exclusieve
partner van
Renault
0.1
NLD_UD62620_11
Bienvenue (X61 - X62 - X09 - X10 - X98 - X87 - X62 Curitiba - X52 Curitiba - X82 - X07 - JFC - HFE - BFB - KFB - XFD - KFD - LFD Douai - X79 Amérique - XFA - XHA
Vertaald uit het Frans. Gehele of gedeeltelijke nadruk of vertaling is verboden zonder schriftelijke toestemming van de constructeur van de auto.
Welkom aan boord van uw auto
Dit instructieboekje is tot stand gekomen aan de hand van de gegevens die op het moment van samenstelling van dit boekje bekend waren. In
dit boekje staan alle mogelijke uitrustingen (standaard of optioneel) van dit model beschreven. De aanwezigheid ervan in de auto is af-
hankelijk van de uitvoering, de gekozen opties en het land van aflevering.
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast.
De schema’s in de gebruikershandleiding zijn voorzien van voorbeelden.
Wij wensen u een goede reis in uw auto.
In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u:
uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten.
de werking optimaal kunt houden door eenvoudige maar stipt op te volgen onderhoudsvoorschriften.
zonder overbodig tijdverlies zelf kleine storingen kunt verhelpen, waarvoor geen specialist nodig is.
Door dit instructieboekje zorgvuldig te bestuderen, wordt u geïnformeerd over de mogelijkheden en de nieuwe technieken die erin zijn toegepast.
Als sommige punten nog onduidelijk zijn, willen de technici van onze dealers u graag alle verdere informatie geven.
De volgende symbolen kunnen u helpen:
en Deze verschijnen in de auto en geven aan dat u de handleiding moet raadplegen voor informatie over en/of beperkingen voor
handelingen met betrekking tot de uitrusting van uw auto.
Overal in de handleiding verwijst een overdracht naar een pagina.
dit duidt overal in het instructieboekje op een risico, een gevaar of een veiligheidsadvies.
accès
véhicule ................................................
(page courante)
éclairage
extérieur ...............................................
(page courante)
vitres ..........................................................
(page courante)
pneumatiques ............................................
(page courante)
trappe
à carburant ...........................................
(page courante)
rétroviseurs ................................................
(page courante)
0.2
NLD_UD62039_1
Exterieur (X07 - Renault)
BUITENKANT
Elektrische ruiten 3.16
Wissen voorruit 1.71 1.74
Ontwasemen 3.4 3.8
Verlichting: werking 1.64
Verlichting: vervangen 5.9 5.11
L Tanken van brandstof 1.76
De banden 5.6
Onderhoud van de carrosserie 4.15
Spiegels 1.62
Sleutel/afstandsbediening 1.2
portieren vergrendelen/ontgrende-
len 1.9
sièges ........................................................
(page courante)
rangements/aménagements ......................
(page courante)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
position de conduite
réglages ...............................................
(page courante)
enfants .......................................................
(page courante)
0.3
NLD_UD62040_1
Habitacle (X07 - Renault)
INTERIEUR
De juiste zithouding 1.12
Op de voorplaats(en) 1.61
Voor de veiligheid van de kinde-
ren 1.26
Opbergruimtes, indeling interieur 3.20
Bagageruimte opbergruimte/inde-
ling 3.29
Achterbank 3.26
Hoofdsteun achter 3.25
poste de conduite ......................................
(page courante)
planche de bord .........................................
(page courante)
tableau de bord..........................................
(page courante)
commandes ...............................................
(page courante)
0.4
NLD_UD62041_1
Poste de conduite (X07 - Renault)
BESTUURDERSPOSITIE
Instrumentenpaneel 1.52 Knoppen boordcomputer
1.52
Schakelaars voor de snelheidsrege-
laarbegrenzer 2.40 en 2.37
Verlichting buitenkant 1.64
Afstellen van het stuurwiel
1.60
Startschakelaar met sleutel
2.2
Verwarming-/
Airconditioningsysteem
3.4
Multimediascherm 3.32
Versnellingshendel. 2.15
Parkeerrem 2.15
Stop and Start 2.4
Snelheidsregelaar 2.40
Snelheidsbegrenzer 2.37
aides à la conduite.....................................
(page courante)
assistance à la conduite ............................
(page courante)
conduite .....................................................
(page courante)
0.5
NLD_UD62042_1
Aides à la conduite (X07 - Renault)
RIJHULPSYSTEMEN
ABS (antiblokkeersysteem)
ESC (elektronische stabiliteitscontrole)
Rembekrachtiging
Hulp bij wegrijden op een helling
2.30
Stop and Start 2.4
Waarschuwing bij verlies van ban-
denspanning 2.22
Snelheidsbegrenzer 2.37
Lane departure warning 2.34 Snelheidsregelaar 2.40
Parkeerhulp 2.44
Achteruitrijcamera 2.46
airbags ......................................................
(page courante)
ceintures de sécurité .................................
(page courante)
0.6
NLD_UD74988_2
Sécurité à bord (X07 - Renault)
VEILIGHEID IN DE AUTO
Voorste Airbags 1.17
Zijdelingse Airbags 1.24
Autogordels 1.12
Deactiveren van de passa-
giers airbag voorin 1.39
identification du véhicule ...........................
(page courante)
plaques d’identification véhicule ................
(page courante)
numéro d’identification véhicule (VIN) .......
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
identification du moteur .............................
(page courante)
QR Code ...................................................
(page courante)
0.7
NLD_UD74969_3
Identification (X07 - Renault)
EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN
Identificatie van de motor
6.4
Beoordeling van een voertuigidentifica-
tienummer 6.2
Bandenspanningsetiketten 2.22
4.13
Identificatieplaatje 6.2
Technische informatie voor de
hulpdiensten 6.3
niveaux ......................................................
(page courante)
batterie.......................................................
(page courante)
0.8
NLD_UD62044_1
Compartiment moteur (X07 - Renault)
DE MOTORRUIMTE (periodiek onderhoud)
Opening motortoegangsklep-
pen 4.2
Koelvloeistof
4.9
Ruitensproeiervloeistof
4.9
Remvloeistof 4.9
Accu 4.12
Peilstaaf motorolie 4.3
Dop motoroliereservoir 4.5
dépannage ................................................
(page courante)
balais d’essuie-vitre ...................................
(page courante)
crevaison ...................................................
(page courante)
fusibles ......................................................
(page courante)
remorquage ...............................................
(page courante)
0.9
NLD_UD69311_2
Dépannage (X07 - Renault)
PECHHULP
Vervangen van ruitenwisser-
blad(en) voorruit 5.25
Sleeppunt voor
5.27
Vervangen van het ruitenwis-
serblad achter 5.25
Zekeringen 5.21
Lekke band:
De gereedschappen
5.2
Vervangen van de richtingaan-
wijzerlampen 5.11
0.10
NLD_UD81806_2
Filler NU (X07 - Renault)
0.11
NLD_UD81369_4
Sommaire Général (X95 - B95 - D95 - K95 - E33 - X38 - X62 - X32 - X98 - X07 - Renault)
Ken uw auto  .................................................................
Rijden  ...........................................................................
Comfort  ........................................................................
Onderhoud  ...................................................................
Praktische tips .............................................................
Technische gegevens  .................................................
Alfabetische inhoudsopgave  .....................................
Hoofdstuk
1
INHOUD
2
3
4
5
6
7
0.12
NLD_UD81807_2
Filler NU (X07 - Renault)
1.1
NLD_UD81902_10
Sommaire 1 (X07 - Renault)
Hoofdstuk 1: Ken uw auto
Sleutel, FM-afstandsbediening: algemene informatie, gebruik, extra portiervergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . 1.2
Portieren openen en sluiten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.7
Portieren vergrendelen, ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.9
Automatische portiervergrendeling tijdens het rijden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.11
Autogordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.12
Aanvullende veiligheidsvoorzieningen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.17
bij de autogordels voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.17
bij de autogordels achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.23
aan de zijkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.24
Kinderveiligheid: algemene informatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.26
Keuze van de bevestiging van het kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.29
Installatie van het kinderzitje, algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.32
Kinderveiligheid: bevestiging met de autogordel of met het Isofix-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.34
Uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.39
Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.42
Instrumentenpaneel, boordcomputer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.46
Klok en buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.58
Stuurwiel, stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.60
Op de voorplaats(en) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.61
Spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.62
Verlichting en signalen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.64
Claxon en lichtsignalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.68
Afstellen van de koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.69
Ruitenwissers, ruitensproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.71
Brandstoftank (brandstof tanken) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.76
clés ............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande de verrouillage ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé/télécommande à radiofréquence
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.2
NLD_UD62025_2
Clé, télécommande à radiofréquence : généralités (X07 - Renault)
FM-afstandsbediening A of B
1 Vergrendelen van alle portieren
2 Ontgrendelen van alle portieren
3 Contactsleutel, sleutel van het bestuur-
dersportier en van de tankdop.
4 Open alleen de achterklep (ingedrukt
houden).
Clé, télécommandes à radiofréquence : généralités, utilisation, supercondamnation
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (1/2)
A
Advies
Stel de afstandsbediening niet bloot aan
warmte, koude of vocht.
B
5
1
2
3
4
3
2
4
1
3
C
Sleutel C
Afstandsbediening met inklapbaar
inzetstuk
5 Vergrendelen/ontgrendelen van het in-
zetstuk van de sleutel van de afstandsbe-
diening B. Om het inzetstuk vrij te maken
van zijn houder, drukt u op de knop 5,
het komt vanzelf naar buiten. Druk op de
knop 5 en begeleid het inzetstuk tot in zijn
houder.
1.3
NLD_UD62025_2
Clé, télécommande à radiofréquence : généralités (X07 - Renault)
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (2/2)
Bereik van de FM-
afstandsbediening
Dit wordt beïnvloed door de omgeving: let
er bij het vasthouden van de afstandsbe-
diening op dat de portieren niet per ongeluk
worden vergrendeld of ontgrendeld.
NB: als een portier (of achterklep) open of
niet goed gesloten is, vergrendelen/ontgren-
delen de portieren snel.
Radiostoringen
De werking van de afstandsbediening kan
gestoord worden in de omgeving van een
zendinstallatie of bij gebruik van apparatuur
die werkt op dezelfde frequentie als de af-
standsbediening.
Vervangen, extra sleutel of afstands-
bediening nodig
Ga uitsluitend naar een merkdealer:
het vervangen van een sleutel moet
altijd bij een merkdealer gebeu-
ren, want het systeem moet daarbij
worden gereset met alle sleutels;
afhankelijk van de auto kunt u maxi-
maal vier afstandsbedieningen ge-
bruiken.
Als de afstandsbediening niet werkt:
Controleer of de batterij goed en van het
juiste model is en correct is geplaatst.
De batterijen hebben een levensduur
van ongeveer twee jaar.
De accu vervangen 5.16.
Gebruik de sleutel alleen waarvoor deze
bedoeld is (en niet bijvoorbeeld als fles-
opener, enz.).
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een volwassene met een beperking of
een dier in de auto achter als u deze ver-
laat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen, enz..
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clés ............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande de verrouillage ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé/télécommande à radiofréquence
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.4
NLD_UD69163_2
Télécommande à radiofréquence : utilisation (X07 - Renault)
1
2
FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik(1/2)
De auto kan met de afstandsbedieningen A
en B worden ontgrendeld of vergrendeld.
Deze worden gevoed door een batterij die
kan worden vervangen 5.16.
Portieren vergrendelen
Druk op de vergrendelknop 1.
Vergrendelen wordt bevestigd door:
de alarmknipperlichten en zijknipperlich-
ten knipperen twee keer.
de markeringslichten achter knipperen
één keer;
– geleidelijk dimmen van de dagrijverlich-
ting voor.
Als een portier (of de achterklep) open staat
of niet goed is gesloten, worden de portieren
en de achterklep vergrendeld en snel ont-
grendeld en knipperen de knipperlichten en
de zijknipperlichten niet.
BA
1
2
Ontgrendelen van de portieren
Met een druk op knop 2 kunnen de portieren
ontgrendeld worden.
Ontgrendelen wordt bevestigd door:
de alarmknipperlichten en zijknipperlich-
ten knipperen één keer.
de markeringslichten achter knipperen
twee keer;
geleidelijk aangaan van de dagrijverlich-
ting voor.
1.5
NLD_UD69163_2
Télécommande à radiofréquence : utilisation (X07 - Renault)
Enkel de achterklep
vergrendelen
Houd de knop 3 op de afstandsbediening A
of B ingedrukt tot de achterklep iets opent.
BA
Opmerking: bij draaiende motor, contact
aan en in de stand “Accessoires”, werken de
knoppen van de sleutel niet.
33
Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen
van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te starten, door
organen te bedienen zoals de ruitbediening, of de portieren te vergrendelen, enz..
Bovendien kan bij warm en/of zonnig weer de temperatuur in het interieur heel erg snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL.
FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik(2/2)
1.6
NLD_UD41365_3
Super condamnation (X07 - Renault)
EXTRA VERGRENDELING
1
Gebruik nooit de extra por-
tiervergrendeling als er nog
iemand in de auto zit.
Als de auto hiermee uitgerust is, kunnen
hiermee de portieren worden vergrendeld en
niet met de handgrepen aan de binnenkant
van de portieren worden ontgrendeld (na het
inslaan van een ruit om het portier van bin-
nenuit te openen).
Druk twee keer achter elkaar op de knop 1.
Het vergrendelen ziet u aan het driekeer
knipperen van de knipperlichten en de
zijknipperlichten.
Bijzonderheid: de extra vergrendeling werkt
niet als de knipperlichten of de markerings-
lichten branden.
1
portes/porte de coffre ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture des portes..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.7
NLD_UD55611_1
Ouverture et fermeture des portes (X07 - Renault)
Achterdeuren
Schuif, bij vergrendelde portieren, uw hand
in de handgreep 2 en trek ze naar u toe.
Ouverture et fermeture des portes
Openen van binnenuit
Trek aan de portierhandgreep 3.
Openen van buitenaf
Voorportieren
Plaats, bij vergrendelde portieren, uw hand
onder de handgreep 1 en trek deze naar u
toe.
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (1/2)
3
Uit veiligheidsoverwegingen,
mag u de deur alleen openen
en sluiten als de auto stilstaat.
2
1
sécurité enfants .........................................
(page courante)
enfants (sécurité) .......................................
(page courante)
1.8
NLD_UD55611_1
Ouverture et fermeture des portes (X07 - Renault)
Waarschuwing sleutel vergeten
Bij het openen van het bestuurdersportier
klinkt een geluidssignaal om u te waarschu-
wen dat de sleutel nog in het contactslot zit.
Kinderveiligheid
Een achterportier kan niet van binnenuit
worden geopend als u het knopje 4 omzet.
Controleer of het portier inderdaad niet van
binnenuit geopend kan worden. Herhaal dit
bij het andere achterportier.
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/2)
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen, enz..
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
4
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
Als bij het openen van een voorportier de
lichten nog branden terwijl het contact is af-
gezet dan klinkt er een signaal om u te waar-
schuwen.
Waarschuwing portier vergeten
te sluiten
Als de motor draait en er een portier of de
achterklep open of niet goed gesloten, ver-
schijnt er een waarschuwingslampje 2. Als
de auto rijdt met een snelheid van ongeveer
20 km/u klinkt er tevens een geluidssignaal.
Bijzonderheid
Afhankelijk van de auto stoppen de acces-
soires (radio enz.) met werken:
sleutel uit het contactslot gehaald en be-
stuurdersportier geopend;
bij het vergrendelen van de portieren.
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture des portes..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.9
NLD_UD55612_1
Verrouillage / Déverrouillage des portes (X07 - Renault)
Vergrendelen/ontgrendelen van
buitenaf
Dit gebeurt met behulp van de afstandsbe-
diening 1.2.
In sommige gevallen werkt de FM-
afstandsbediening niet:
batterij van de afstandsbediening leeg,
accu ontladen enz.
door het gebruik van elektronische appa-
raten in de buurt van de afstandsbedie-
ning werken (bijv. mobiele telefoon);
de auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld.
In dat geval is het mogelijk:
om de sleutel van de afstandsbediening
of de noodsleutel te gebruiken om het lin-
kervoorportier te ontgrendelen;
de schakelaar voor het vergrendelen/ont-
grendelen van de portieren van binnen-
uit te gebruiken (raadpleeg de volgende
bladzijden).
Verrouillage, déverrouillage des ouvrants
PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (1/2)
Druk, met het contact aan, op de ontgren-
delknop 2 voor de portieren om de andere
portieren (portieren en achterklep) te ont-
grendelen.
Gebruik van de sleutel
Steek de sleutel in het slot 1 en vergrendel
of ontgrendel het linkervoorportier.
2
Laat de sleutel nooit achter in
de auto als u de auto verlaat.
1
1.10
NLD_UD55612_1
Verrouillage / Déverrouillage des portes (X07 - Renault)
PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (2/2)
Controlelampje van de
portiervergrendeling
Wanneer het contact aan is, geeft het con-
trolelampje 2 in de schakelaar aan of de por-
tieren wel of niet vergrendeld zijn:
lampje brandt, de portieren zijn vergren-
deld;
lampje uit, de portieren zijn ontgrendeld.
Als u de portieren vergrendelt, blijft het con-
trolelampje branden en dooft daarna.
Vergrendelen van de portieren
en kleppen zonder de FM-
afstandsbediening
Dit is bijvoorbeeld het geval als een batterij-
tje leeg is, de FM-afstandsbediening tijdelijk
niet werkt ...
Druk bij stilstaande motor, met de sleutel
uit het contactslot en één van de portie-
ren geopend, ten minste vijf seconden op
de schakelaar 2.
Bij het sluiten van het portier worden alle
portieren en kleppen vergrendeld.
Schakelaar voor het
vergrendelen/ontgrendelen van
de portieren van binnenuit
De schakelaar 2 bedient de portieren en de
achterklep tegelijkertijd.
Als een portier (of de achterklep) open of
niet goed gesloten is, vergrendelen/ontgren-
delen de portieren snel.
Bij vervoer van voorwerpen met geopende
kofferbak kunt u toch de andere portieren
vergrendelen: druk bij stilstaande motor
langer dan vijf seconden op de schakelaar 2
om de andere portieren te vergrendelen.
2
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation automatique des ouvrants
en roulage..................................................
(page courante)
fermeture des portes .................................
(page courante)
1.11
NLD_UD55613_1
Condamnation automatique des ouvrants en roulage (X07 - Renault)
De werking van het systeem
Na het starten van de auto vergrendelt het
systeem automatisch alle portieren en klep-
pen zodra de auto een snelheid van onge-
veer 7 km/u bereikt.
De portieren ontgrendelen automatisch:
als u op de schakelaar 1 voor het ont-
grendelen van de portieren drukt;
bij stilstaande auto door het openen van
een voorportier.
Opmerking: na het openen of sluiten van
een portier wordt dit automatisch weer ver-
grendeld zodra de auto ongeveer 7 km/u
rijdt.
Inschakelen/Uitschakelen van
de functie
Druk met draaiende motor op de knop 1
gedurende ongeveer vijf seconden tot u een
geluidssignaal hoort.
Bij een storing
Als u een storing constateert (geen automa-
tische vergrendeling, het lampje in knop 1
licht niet op bij het vergrendelen van de por-
tieren), controleer dan eerst of alle portieren
goed gesloten zijn. Als deze goed gesloten
zijn, moet u een merkdealer raadplegen.
Condamnation automatique des ouvrants en roulage
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN
1
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(page courante)
position de conduite
réglages ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.12
NLD_UD80818_5
Ceintures de sécurité (X07 - Renault)
Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor-
del. Het niet dragen van de gordel is ge-
vaarlijk en strafbaar. Bovendien dient u zich
te houden aan de wetgeving van het land
waarin u zich bevindt
Ceintures de sécurité
AUTOGORDELS (1/5)
1
2
Een verkeerd afgestelde of ge-
draaide autogordel kan bij een
ongeval letsel veroorzaken.
Gebruik één autogordel per
persoon, kind of volwassene.
Zwangere vrouwen moeten ook hun
gordel dragen. Let in dat geval op dat de
heupgordel niet te veel op de onderbuik
drukt, zonder de gordel te los te dragen.
Stel, voordat u start de juiste zithouding
af, en daarna voor alle inzittenden de au-
togordel om de beste bescherming te
krijgen.
De juiste zithouding
Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw
mantel, jas, enz. uitgetrokken te hebben).
Dit is belangrijk voor een goede onder-
steuning van de rug;
Verschuif de stoel zodat u makkelijk
bij de pedalen kunt komen. Plaats de
stoel zo ver naar achteren dat u de peda-
len nog net geheel kunt indrukken. Stel
de rugleuning zo af dat u de armen moet
strekken om bij de bovenkant van het
stuurwiel te kunnen komen;
Stel de stoelhoogte af. Met deze afstel-
ling kunt u de stoelpositie selecteren die
u zo goed mogelijk zicht biedt op het ver-
keer;
Stel de stand van het stuurwiel af.
Afstellen van de autogordel
Voor juiste afstelling en plaatsing van de vei-
ligheidsgordels op alle stoelen:
verstel de stoelen (zitpositie en rugleu-
ning, indien beschikbaar);
ga goed tegen de rugleuning aan zitten;
Zorg ervoor dat de achterbank goed is
vergrendeld zodat de autogordels achter
correct werken. 3.26.
1.13
NLD_UD80818_5
Ceintures de sécurité (X07 - Renault)
AUTOGORDELS (2/5)
Autogordels voorin
ßWaarschuwingslampje autogor-
del bestuurder en, afhankelijk
van de auto, voorpassagier A
Dit verschijnt op het centrale display wan-
neer het contact wordt ingeschakeld terwijl
de veiligheidsgordel van de bestuurder en/of
de passagier voorin (als de passagiersstoel
bezet is) niet is vastgemaakt.
Vergrendelen
Trek de band van de gordel langzaam en
rustig over u heen en druk de gesp 3 in de
sluiting 4 (controleer de vergrendeling door
aan de gesp 3 te trekken).
Als de gordel blokkeert, laat hem dan een
stuk teruggaan en rol hem opnieuw af.
Als de autogordel compleet is geblokkeerd,
trek dan langzaam, maar krachtig, aan de
gordel om deze ongeveer 3 cm naar buiten
te trekken. Laat hem zichzelf oprollen en rol
hem opnieuw af.
Als het probleem aanhoudt, dient u een
merkdealer te raadplegen.
1
4
3
4
A
plaats de borstriem 1 zo dicht mogelijk bij
de basis van de nek zonder dat deze er
daadwerkelijk tegenaan rust (pas indien
nodig en indien mogelijk de hoogte van
de veiligheidsgordel aan) en zorg ervoor
dat de borstriem 1 in contact is met de
schouder;
plaats de heupgordel 2 zo dat deze plat
op de dijen en tegen het bekken ligt.
De autogordel moet zo direct mogelijk tegen
het lichaam gedragen worden. Bijv.: niet
over te dikke kleding of over ertussen gesto-
ken voorwerpen, enz.
1.14
NLD_UD80818_5
Ceintures de sécurité (X07 - Renault)
Waarschuwing van het niet
dragen van de achtergordel
(afhankelijk van de auto)
Het waarschuwingslampje B ß ver-
schijnt op het centrale display als het con-
tact wordt ingeschakeld. Ook verschijnen
de pictogrammen 6 en 7 om de bestuurder
te informeren over de bevestigingsstatus
van elk van de veiligheidsgordels achterin,
iedere keer als:
het contact wordt aangezet;
er een portier wordt geopend;
een autogordel achter wordt vast- of los-
gemaakt.
67
B
Werking van de pictogrammen 6 en 7:
rood lampje: autogordel niet vastge-
maakt;
groen lampje: autogordel vastgemaakt.
Bij een voertuigsnelheid minder dan circa
20 km/u verschijnen het controlelampje B
en de pictogrammen 6 en/of 7 gedurende
circa 60 seconden, telkens wanneer een
van de veiligheidsgordels achter wordt vast-
of losgemaakt.
Als de voertuigsnelheid 20 km/u bereikt of
overschrijdt en een van de veiligheidsgor-
dels achter tijdens de rit wordt losgemaakt:
het controlelampje B ß knippert;
en
– klinkt ongeveer 30 seconden een piep-
toon;
en
de pictogrammen 6 en/of 7 verschijnen
minimaal 60 seconden;
en
de aanduiding van de betrokken stoel
wordt rood.
AUTOGORDELS (3/5)
Als er, afhankelijk van de auto, iemand op
de stoel zit en een van de twee veiligheids-
gordels niet is vastgemaakt of wordt los-
gemaakt terwijl de auto sneller dan circa
20 km/u rijdt, knippert het controlelampje
ß en klinkt er gedurende circa 120 se-
conden een pieptoon.
NB: een voorwerp op de zitting van de pas-
sagiersstoel kan in sommige gevallen het
waarschuwingslampje inschakelen.
sièges arrière .............................................
(page courante)
1.15
NLD_UD80818_5
Ceintures de sécurité (X07 - Renault)
AUTOGORDELS (4/5)
Controleer de plaats en wer-
king van de autogordel achterin
na het kantelen van de achter-
bank.
Autogordels achter 8
Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen
gebeuren op dezelfde manier als bij de voor-
ste gordels.
8
Controleer altijd of de veiligheidsgordels
van de passagiers achterin goed zijn vast-
gemaakt en of het aantal vastgemaakte gor-
dels overeenkomt met het aantal bezette
plaatsen op de achterbank.
Ontgrendelen
Druk op de knop 5, de gordel wordt opge-
rold door het oprolmechanisme. Geleid de
gordel.
5
1.16
NLD_UD80818_5
Ceintures de sécurité (X07 - Renault)
AUTOGORDELS (5/5)
De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter.
Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme; riemen, stoelen en bevestigingen. Raadpleeg
een merkdealer voor het monteren van bijv. een kinderzitje.
Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.):
een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
Draag nooit de schoudergordel achter de rug of onder de arm langs aan de kant van het portier.
Een autogordel mag nooit door meer personen tegelijk gebruikt worden; sla uw gordel nooit om een baby of een kind heen dat op uw schoot
zit.
De gordel mag niet gedraaid zijn.
Na een botsing moet u de gordels laten controleren en indien nodig vervangen. Gordels die beschadigingen vertonen moeten ook worden
vervangen.
Let er bij het terugplaatsen van de achterbank op dat de autogordels en sluitingen goed zitten, zodat deze weer op de juiste wijze kunnen
worden gebruikt.
Let op dat de gesp van de gordel in de juiste sluiting vastzit.
Zorg dat er geen voorwerp in de sluiting van de gordel kan komen waardoor de werking belemmerd wordt.
Zorg dat u de sluiting goed plaatst (deze mag niet verborgen of bedekt worden door of blijven haken achter personen of voorwerpen).
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures avant ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs de ceintures
de sécurité avant .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.17
NLD_UD66785_4
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X07 - Renault)
Dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures avant
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (1/6)
1
Laat al deze veiligheidsvoor-
zieningen controleren na een
aanrijding.
Het is streng verboden zelf
werkzaamheden uit te voeren aan
het gehele systeem (gordelspanners,
airbags, rekeneenheden, bedrading)
of deze in een andere auto over te
zetten.
Om te voorkomen dat het systeem
onopzettelijk wordt geactiveerd en
verwondingen veroorzaakt, mag uit-
sluitend deskundig personeel van de
merkdealer aan de airbags werken.
Het elektrische ontstekingsmecha-
nisme van de gordelspanners mag
uitsluitend door speciaal opgeleid
personeel met speciaal gereedschap
worden gecontroleerd.
Laat de gaspatronen van de gor-
delspanners en de airbags door een
merkdealer verwijderen voordat de
auto wordt gesloopt.
Afhankelijk van de auto, kunnen deze be-
staan uit:
– gordelspanners van het oprolmecha-
nisme van de autogordel voorin;
krachtbegrenzers voor de bescher-
ming van de borstkas;
– airbags - Bestuurder en passagier
voorin
Deze voorzieningen worden gelijktijdig of
af-zonderlijk, afhankelijk van de ernst van de
aanrijding, geactiveerd bij een frontale bot-
sing.
Afhankelijk van de ernst van de aanrijding,
kan het systeem de volgende middelen ac-
tiveren:
de blokkering van de autogordel;
de gordelspanner van het oprolmecha-
nisme van de autogordel (die in werking
komt om de speling van de autogordel op
te heffen);
de airbags.
Gordelspanners
De gordelspanners dienen ervoor om de
autogordel strak tegen het lichaam te trek-
ken en daardoor de inzittende in zijn stoel
te drukken wat de effectiviteit van de gordel
verhoogt.
Bij contact aan, kan tijdens een ernstige
frontale aanrijding, afhankelijk van de ernst
van de schok, het systeem de gordelspan-
ner 1 activeren die onmiddellijk de gordel
strak trekt.
1.18
NLD_UD66785_4
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X07 - Renault)
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
Airbags van bestuurder en
passagier voorin
Deze bevindt zich bij de linker en rechter
voorstoel.
De aanwezigheid van deze uitrusting wordt
aangeduid met het woord “Airbag" op het
stuurwiel, het dashboard (in zone airbag A)
en, afhankelijk van de auto, een pictogram
aan de onderkant van de voorruit.
Elk airbagsysteem bestaat uit:
een airbag en een gaspatroon in het
stuurwiel voor de bestuurder en in het
dashboard voor de passagier voorin;
een rekeneenheid die het systeem be-
waakt en de elektrische ontsteking van
de gaspatroon bestuurt;
een gemeenschappelijk waarschuwings-
lampje å op het instrumentenpa-
neel.
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (2/6)
A
Bij het afgaan van de airbag
vindt een explosie plaats.
Daarom komen bij het ont-
plooien van de airbag warmte
en rook vrij zonder enig brandgevaar en
klinkt er een luide knal. De airbag die on-
middellijk naar buiten komt, kan onge-
vaarlijke, lichte schaafwonden of ander
ongemak veroorzaken.
1.19
NLD_UD66785_4
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X07 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (3/6)
Storingen
Dit controlelampje 2 å gaat enkele se-
conden aan op het instrumentenpaneel als
het contact wordt aangezet, en gaat dan
weer uit.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als het oplicht bij draaiende motor,
wijst dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer. Wacht u hier te lang mee dan bete-
kent dat, dat de bescherming in de tussen-
liggende periode misschien niet optimaal is.
2
Werking
Het systeem werkt alleen als het contact
aanstaat.
Bij een zware frontale aanrijding, worden
de airbags snel opgeblazen om de klap van
het hoofd en de borstkas van de bestuur-
der tegen het stuurwiel en van de passagier
tegen het dashboard op te vangen. Daarna
lopen de airbags direct weer leeg om het
verlaten van de auto niet te bemoeilijken.
1.20
NLD_UD66785_4
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X07 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (4/6)
In de volgende situaties werken de gor-
delspanners of airbags.
Bij een frontale botsing tegen een star
(niet-vervormbaar) oppervlak, met een snel-
heid van 25 km/u of hoger.
Bij een frontale botsing met een ander, ge-
lijkaardig of zwaarder voertuig, met een con-
tactzone van meer dan 40% en een snelheid
van 40 km/u of hoger voor de twee voertui-
gen.
Bij een botsing tegen de zijkant door een
ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met
een snelheid van 50 km/u of hoger.
1.21
NLD_UD66785_4
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X07 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (5/6)
In de volgende voorbeelden kunnen de
gordelspanners of de airbags in werking
treden:
Botsing onder de auto, zoals een stoep-
rand;
gaten in het wegdek;
een val of harde landing;
– stenen.
– ...
In de volgende voorbeelden bestaat het
gevaar dat de gordelspanners ofairbags
niet geactiveerd worden:
botsing van achteren, zelfs een zware;
als de auto omslaat;
– ...
aanrijding tegen de zijkant, aan de voor-
of achterkant van de auto;
– frontale aanrijding, onder de achterkant
van een vrachtwagen;
frontale botsing tegen een obstakel met
een scherpe hoek;
– ...
sécurité enfants .........................................
(page courante)
1.22
NLD_UD66785_4
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X07 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (6/6)
Waarschuwingen met betrekking tot de bestuurdersairbag
Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop.
Dek de naafdop niet af.
Bevestig geen voorwerpen (speldjes, logo, klokje, telefoonsteun, enz.) op het stuurwiel.
Het stuurwiel mag niet worden gedemonteerd. Uitsluitend speciaal opgeleide monteurs van de merkdealer mogen deze werkzaamheden
uitvoeren.
Ga niet te dicht op het stuurwiel zitten tijdens het rijden: zit met uw armen licht gebogen (zie “De juiste zithouding” 1.12). Zo blijft er vol-
doende ruimte over voor een goede en effectieve bescherming door de werking van de airbag.
Waarschuwingen inzake de passagiers airbag
Plak of bevestig niets op het dashboard (speldjes, logo’s, klokjes, telefoonhouder enz.) in de airbagzone.
Houd de ruimte tussen het dashboard en de voorpassagier vrij (geen dier of pakjes op schoot, geen paraplu of wandelstok tegen het dash-
board zetten).
Laat de passagier nooit zijn voeten op het dashboard leggen. Dit kan zeer gevaarlijk zijn. Kom niet te dicht (met knieën, hoofd of handen)
bij het dashboard.
Schakel de aanvullende veiligheidsvoorzieningen van de autogordel van de passagier voorin direct weer in na het verwijderen van een
kinderzitje, om de bescherming van de passagier te garanderen in geval van een botsing.
HET IS VERBODEN EEN KINDERZITJE ACHTERSTEVOREN OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR TE PLAATSEN TENZIJ DE
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VAN DE AUTOGORDEL VAN DE VOORPASSAGIER UITGESCHAKELD ZIJN. 1.39.
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen
te voorkomen.
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures arrière ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.23
NLD_UD57429_3
Dispositifs complémentaires aux ceintures arrière latérales (X10 - X98 - X87 - X07 - Renault)
aux ceintures arrière
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN ZIJKANT
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
Laat al deze veiligheidsvoorzieningen controleren na een aanrijding.
– Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan het gehele sys-
teem (gordelspanners, airbags, rekeneenheden, bedrading) of deze in een andere
auto over te zetten.
– Om te voorkomen dat het systeem onopzettelijk wordt geactiveerd en verwondingen
veroorzaakt, mag uitsluitend deskundig personeel van de merkdealer aan de airbags
werken.
– Het elektrische ontstekingsmechanisme van de gordelspanners mag uitsluitend door
speciaal opgeleid personeel met speciaal gereedschap worden gecontroleerd.
Laat de gaspatronen van de gordelspanners en de airbags door een merkdealer verwij-
deren voordat de auto wordt gesloopt.
dispositifs de retenue complémentaires
latéraux ................................................
(page courante)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de protection latérale ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.24
NLD_UD57430_2
Dispositifs de protection latérale (X07 - Renault)
Zijairbags
Dit is een airbag die aan de kant van het por-
tier ondergebracht is in de rugleuning van
elk van de voorstoelen en komt in werking
om de inzittenden te beschermen bij een
zware aanrijding tegen de zijkant.
latéraux
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT
Waarschuwing betreffende de zijairbag
Stoelhoezen: voor de stoelen met airbag zijn speciale stoelhoezen nodig.
Raadpleeg een merkdealer om te weten of dergelijke hoezen leverbaar zijn. Het
gebruik van andere hoezen (of hoezen die bestemd zijn voor een ander model)
kan de goede werking van deze airbags belemmeren en daardoor de veiligheid van de
inzittenden in gevaar brengen.
Plaats geen accessoires, voorwerpen of dieren tussen de rugleuning, het portier en de
interieurbekleding. Dek de rugleuning van de stoel ook nooit af met bijvoorbeeld kleding
of accessoires. De werking van de airbag kan hierdoor belemmerd worden en verwon-
dingen veroorzaken als de airbag wordt geactiveerd.
Demontage of wijziging van de stoel en de interieurbekleding is verboden, tenzij dit ge-
beurt door deskundig personeel van de merkdealer.
Afhankelijk van de auto geeft een mar-
kering op de voorruit aan dat er aanvul-
lende veiligheidsvoorzieningen (airbags,
gordelspanners, enz.) aanwezig zijn in
het interieur.
dispositifs de retenue complémentaires ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.25
NLD_UD55619_1
Dispositifs de retenue complémentaires (X07 - Renault)
AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN
De airbag is een aanvullende bescherming bij het gebruik van de autogordel. Beide organen vormen één veiligheidssysteem. De
gordel moet altijd worden gedragen. Het niet dragen kan bij een ongeval de inzittenden blootstellen aan zeer zware verwondingen
en de gevolgen van de werking van de airbag verergeren.
Bij een botsing, zelfs een zware, tegen de achterkant of bij het over de kop gaan van de auto worden de airbags of de gordelspan-
ners niet altijd geactiveerd. Zware stoten onder de auto veroorzaakt door stoepen, gaten in het wegdek, stenen, kunnen de airbagsystemen
activeren.
Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan airbags, gordelspanners rekeneenheid, bedrading, enz. Deze mogen uit-
sluitend door speciaal opgeleide monteurs van de merkdealer worden gecontroleerd en gerepareerd.
Om te voorkomen dat de airbag(s) ten onrechte wordt/worden opgeblazen of juist niet als dat wel nodig zou zijn, mag uitsluitend deskundig
personeel van de merkdealer aan het systeem werken.
Laat het airbagsysteem controleren na een aanrijding of (een poging tot) diefstal van de auto.
Als u de auto uitleent of verkoopt, breng de nieuwe berijder/eigenaar dan op de hoogte van deze bijzonderheden door hem dit instructie-
boekje bij de auto te leveren.
Laat de gaspatro(o)n(en) door een merkdealer verwijderen voordat de auto wordt gesloopt.
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen
te voorkomen.
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.26
NLD_UD80821_3
Sécurité enfants : généralités (X07 - Renault)
Sécurité enfants : généralités
KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2)
Vervoer van kinderen
U dient zich te houden aan de wetgeving
van het land waarin u zich bevindt.
Het kind moet, net als een volwassene, altijd
correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht
het traject. U bent verantwoordelijk voor de
kinderen die u vervoert.
Een kind is geen volwassene in miniatuur-
formaat. Het staat bloot aan specifieke let-
selrisico’s doordat de spieren en botten nog
in de groei zijn. De autogordel alleen is niet
geschikt voor het vervoer. Gebruik het juiste
kinderzitje en gebruik het correct.
Een botsing met 50 km/u
komt overeen met een val van
10 meter hoogte. Het niet vast-
maken van een kind is het-
zelfde als het laten spelen op een balkon
zonder balustrade op de vierde verdie-
ping!
Houd een kind nooit in uw armen. Bij
een ongeluk zal u het niet kunnen tegen-
houden, zelfs niet als u zelf in uw gordel
vastzit.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u het kinderzitje
vervangen en de gordels en de ISOFIX
verankeringen laten controleren.
Als u wilt voorkomen dat de
portieren worden geopend, ge-
bruikt u de functie “Kinderslot”.
1.7.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
bijvoorbeeld de ruitbediening, of de por-
tieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.27
NLD_UD80821_3
Sécurité enfants : généralités (X07 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2)
Geef het goede voorbeeld door uw
gordel vast te maken en leer uw kind:
– om de veiligheidsgordel goed om te
doen;
om altijd aan de tegenoverliggende
zijde van het verkeer in en uit de auto
te stappen.
Gebruik geen tweedehands kinderzitje
of zonder gebruiksaanwijzing.
Let op dat niets in de buurt van het kin-
derzitje de installatie ervan belemmert.
Lees, vóór het monteren van een kinderzitje,
de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in-
structies. Neem, bij problemen met het in-
stalleren, contact op met de fabrikant van de
uitrusting. Bewaar de gebruiksaanwijzing bij
het zitje.
Gebruik van een kinderzitje
De bescherming die het kinderzitje biedt is
afhankelijk van zijn capaciteit om het kind
vast te houden en van de installatie ervan.
Door een verkeerde installatie komt de bes-
cherming van het kind in gevaar bij krachtig
remmen of een botsing.
Controleer voordat u een kinderzitje koopt,
of het voldoet aan de wettelijke eisen van
het land waar u zich bevindt en of het ge-
monteerd kan worden in uw auto. Raadpleeg
een merkdealer om te weten welke zitje ge-
adviseerd worden voor uw auto.
De voorschriften voor het vervoer van kin-
deren zijn specifiek voor elk land. Het ge-
bruik van een kinderzitje is afhankelijk van
de leeftijd en/of de grootte en/of het gewicht
van het kind.
Voor kinderen die geen kinderzitje nodig
hebben: zorg ervoor dat de veiligheidsgor-
del correct is afgesteld en vastgemaakt.
Houd u in elk geval aan de voorschriften van
het land waarin u zich bevindt.
Laat een kind nooit onbewaakt
achter in de auto.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en aangepast.
Vermijd te dikke kleding waardoor ruimte
tussen de riemen kan ontstaan 1.12.
Zorg ervoor dat uw kind zijn hoofd of
armen niet uit het raam kan steken.
Controleer regelmatig de juiste houding
van het kind, met name als het slaapt.
1.28
NLD_UD71218_2
Sécurité enfants : choix du siège enfant (X07 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje
Kinderzitje “achterstevoren”
Het hoofd van een baby is, naar verhouding,
zwaarder dan dat van een volwassene en de
nek is zeer kwetsbaar. Vervoer het kind zo
lang mogelijk in deze stand (minstens tot het
2 jaar is). Zo worden het hoofd en de nek
ondersteund.
Kies een omhullend zitje voor een betere
bescherming opzij en vervang het zodra het
hoofd van het kind boven het kuipzitje uit-
steekt.
Kinderzitje “vooruit”
Maximaal 18 kg of 4 jaar, het kind mag in
een voorwaarts gerichte zitje reizen.
Kies het juiste zitje voor het kind: hoofd en
buik zijn de meest kwetsbare lichaamsdelen.
Een vooruit geplaatst kinderzitje dat stevig
in de auto is vastgezet, vermindert het risico
dat het kind zijn hoofd stoot. Vervoer uw kind
in een vooruit geplaatst zitje met een harnas
als de lengte van het kind dat toelaat.
Kies voor een kuipzitje voor een betere zij-
delingse bescherming.
Zittingverhogers
Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op
een zittingverhoger waarmee de autogordel
kan worden aangepast aan zijn lichaams-
bouw. De zitting van de verhoger moet ge-
leiders hebben die de gordel over de heupen
van het kind en niet over de buik laat lopen.
Een in hoogte verstelbare rugleuning met
een gordelgeleider wordt geadviseerd om
de gordel op het midden van de schouder
te plaatsen. Deze mag nooit over de hals of
over de armen lopen.
Kies een omhullend zitje voor een betere be-
scherming opzij.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
Isofix ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.29
NLD_UD62291_3
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (X07 - Renault)
Choix de la fixation du siège enfant
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (1/3)
Er zijn twee bevestigingssystemen voor
kinderzitjes: met de autogordel of met het
ISOFIX systeem.
Bevestiging met de autogordel
De autogordel moet worden afgesteld om
goed te kunnen werken bij krachtig remmen
of bij een botsing.
Laat de gordel lopen zoals de fabrikant van
het kinderzitje voorschrijft.
Controleer altijd de vergrendeling van de au-
togordel door eraan te trekken en zet hem
daarna zo strak mogelijk door op het kinder-
zitje te drukken.
Controleer of het zitje goed vastzit door het
zitje naar links/rechts en naar voren/achte-
ren te bewegen: het zitje moet stevig vast
blijven zitten.
Controleer of het kinderzitje niet dwars is ge-
ïnstalleerd en niet tegen een ruit rust.
Gebruik geen kinderzitje dat de
gordel waarmee het vastzit zou
kunnen losmaken: het onder-
stel van het zitje mag niet op
de gesp en/of de sluiting van de gordel
rusten.
De autogordel mag nooit los-
gemaakt of verdraaid worden.
Laat de gordel nooit onder de
armen of achter de rug lopen.
Controleer of de gordel niet beschadigd
is door scherpe randen.
Als de autogordel niet normaal werkt,
kan deze het kind niet beschermen.
Raadpleeg een merkdealer. Gebruik
deze zitplaats niet zolang de gordel niet
is gerepareerd.
1.30
NLD_UD62291_3
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (X07 - Renault)
Bevestiging met ISOFIX systeem
Toegestane ISOFIX-kinderzitjes zijn goed-
gekeurd overeenkomstig richtlijn ECE-R44
in een van de vier onderstaande gevallen:
universeel ISOFIX 3-punts vooruit;
semi-universeel ISOFIX 2-punts;
– Specifiek:
i-Size met:
ofwel een gordel die wordt vastge-
maakt aan de derde ring van de be-
treffende stoel;
of een steun die op de vloer van de
auto rust, geschikt voor de goedge-
keurde stoel i-Size, met als bedoeling
te voorkomen dat het kinderzitje be-
weegt bij een botsing.
Controleer in het laatste geval of uw kinder-
zitje geïnstalleerd kan worden door de lijst
van geschikte auto’s te raadplegen.
Voordat u een ISOFIX kinderzitje installeert dat u hebt gekocht voor een andere
auto, moet u nagaan of het geïnstalleerd mag worden. Raadpleeg de lijst van
de fabrikant van het zitje waarop de auto's staan waarin het zitje gebruikt mag
worden .
Verander niets aan de onder-
delen van het oorspronkelijk
gemonteerde systeem: gor-
dels, ISOFIX, stoelen en de be-
vestigingen ervan.
Bevestig het kinderzitje met de ISOFIX gren-
dels als het deze heeft. Het ISOFIX systeem
garandeert een gemakkelijke, snelle en vei-
lige montage.
Het ISOFIX systeem bestaat uit 2 ringen en,
in sommige gevallen, een derde ring.
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (2/3)
De ISOFIX verankeringen
mogen alleen gebruikt worden
voor kinderzitjes met het
ISOFIX systeem. Bevestig
nooit andere kinderzitjes, noch de gordel
of andere voorwerpen op deze veranke-
ringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de
verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u de ISOFIX ver-
ankeringen laten controleren en het kin-
derzitje vervangen.
De twee ringen 1 bevinden zich tussen de
rugleuning en de zitting van de stoel en zijn
te herkennen aan een symbool .
De derde ring 4 wordt gebruikt voor het vast-
maken van de bovenste riem van bepaalde
kinderzitjes.
1
1.31
NLD_UD62291_3
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (X07 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (3/3)
Plaatsen achter
Verwijder de bagage-afdekplaat om de
riem 2 tussen de rugleuning en de bagage-
afdekplaat door te kunnen steken. 3.28.
Bevestig de haak 3 van de bovenste riem 2
op de ring 4 aangeduid met het symbool
achter op de betreffende stoel en onder
de tapijt van de bagageruimte.
De ISOFIX verankeringen
mogen alleen gebruikt worden
voor kinderzitjes met het
ISOFIX systeem. Bevestig
nooit andere kinderzitjes, noch de gordel
of andere voorwerpen op deze veranke-
ringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de
verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u de ISOFIX ver-
ankeringen laten controleren en het kin-
derzitje vervangen.
Controleer of de rugleuning van het vooruit geplaatste kinderzitje goed tegen de
rugleuning van de stoel in de auto is geplaatst. In dit geval rust het kinderzitje niet
altijd op de zitting van de stoel in de auto.
23
4
Alle zitplaatsen
Span de riem 2 zodat de rugleuning van het
kinderzitje goed tegen de rugleuning van de
auto is geplaatst.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.32
NLD_UD80825_3
Sécurité enfants : installation du siège enfant, généralité (X07 - Renault)
installation du siège enfant, généralités
KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (1/2)
Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin-
derzitjes bevestigd worden Op het schema
op de volgende bladzijde ziet u waar u een
kinderzitje mag bevestigen.
De genoemde types kinderzitjes zijn niet
overal leverbaar. Controleer, voordat u een
ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of
het gemonteerd kan worden.
Controleer of het kinderzitje
of de voeten van het kind het
goed vergrendelen van de
voorstoel niet belemmeren.
1.61.
Controleer of het kinderzitje, door het in-
stalleren ervan in de auto, niet loskomt
van het onderstel.
Als u de hoofdsteun moet verwijde-
ren, berg deze dan goed op zodat deze
niet in een projectiel kan veranderen bij
krachtig remmen of een botsing.
Maak het kinderzitje altijd goed vast aan
de auto, ook als het niet in gebruik is,
zodat het niet in een projectiel kan ver-
anderen bij krachtig remmen of een bot-
sing.
Aan de voorkant
Het vervoer van een kind op de plaats van
de voorpassagier is niet in alle landen toe-
gestaan. Raadpleeg de geldende wetgeving
en volg de aanwijzingen van het schema op
de volgende bladzijde.
Voordat u een kinderzitje op deze plaats in-
stalleert (indien dit toegestaan is)
zet de autogordel zo ver mogelijk naar
beneden;
schuif de stoel zo ver mogelijk naar ach-
teren;
– zet de rugleuning enigszins schuin (on-
geveer 25°);
zet de zitting, indien mogelijk, zo ver mo-
gelijk omhoog.
Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit
mogelijk is, verplaatst u de autostoel indien
nodig naar voren (voor de nodige ruimte op
de achterste zitplaatsen voor de passagiers
of andere kinderzitjes). Een kinderzitje dat
achterstevoren staat, mag het dashboard
niet raken of niet in maximale naar voren ge-
schoven positie staan.
Wijzig de andere afstellingen niet meer na
het installeren van het kinderzitje.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op de pas-
sagiersstoel voorin plaatst, moet u con-
troleren of de airbag voor de passagier
voor is uitgeschakeld. 1.39.
1.33
NLD_UD80825_3
Sécurité enfants : installation du siège enfant, généralité (X07 - Renault)
Op zitplaats achter aan de zijkant
Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn-
stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat-
sen in beslag.
Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier gelegen kant.
Zet de voorstoel van de auto zo ver moge-
lijk naar voren om een kinderzitje achterste-
voren te installeren, en zet deze daarna zo
ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het
kinderzitje komt.
Voor de veiligheid van het vooruit geplaatste
kind, mag u de stoel die voor het kind staat
niet verder dan halverwege de stelrails naar
achteren zetten, de rugleuning niet te schuin
(25° maximaal) zetten en moet u de stoel zo
hoog mogelijk zetten.
Verwijder altijd de hoofdsteun van de achter-
stoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst.
3.25. Dit moet gebeuren voordat u het kin-
derzitje plaatst.
Controleer of het vooruit geplaatste kinder-
zitje goed tegen de rugleuning van de stoel
van de auto rust.
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (2/2)
Installatie van de
zittingverhoger (groep 2 of
3)
Controleer de werking van
de veiligheidsgordel (rol de gordel op)
1.12.
Stel de veiligheidsgordel als volgt af:
plaats de schouderriem op de schou-
der van het kind zonder de nek te
raken;
plaats de heupgordel zo dat deze plat
op de dijen en tegen het bekken ligt.
Pas indien nodig de stand van de auto-
stoel aan.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.34
NLD_UD80826_4
sieges enfant : fixation par ceinture de securité (X07 - Renault)
Sécurité enfants : fixation par ceinture de sécurité ou par système isofix
KINDERVEILIGHEID: bevestiging met de autogordel (1/2)
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.39.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
³Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
gordel
¬Stoel waar een als “Universeel”
goedgekeurd kinderzitje mag
worden bevestigd met de autogordel.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.12.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.35
NLD_UD80826_4
sieges enfant : fixation par ceinture de securité (X07 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: bevestiging met de autogordel (2/2)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
installatie van een kinderzitje met behulp van de gordel
Type kinderzitje Gewicht van het kind Zitplaats passagier
voorin (1) (5) Zitplaatsen zijkant achter
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg X U (2)
Kuipzitje achterstevoren geplaatst
Groep 0 en 0+ < tot 13 kg U U (3)
kinderzitje achterstevoren geplaatst
Groep 0+ en 1 < tot 13 kg en 9 tot 18 kg U U (3)
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1 9 tot 18 kg U U (4)
Zittingverhoger
Groep 2 en 3 15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg U U (4)
U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje: controleer of het
gemonteerd kan worden.
(1) zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk, en zet de rugleuning lichtjes schuin (ongeveer 25°).
(2) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier van de auto gelegen kant.
(3) Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje achterstevoren te installeren, en zet deze daarna zo ver mogelijk
terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(4) Kinderzitje vooruit geplaatst, zet de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van
de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst. 3.25.
(5) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.39.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbags
activation/désactivation airbag passa-
ger avant ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
Isofix ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.36
NLD_UD80985_6
sieges enfant : fixation par système isofix (X07 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX-systeem (1/3)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de volgende bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
Auto met 4 zitplaatsen: monteren van een kinderzitje ISOFIX.
Type kinderzitje Gewicht van
het kind
Grootte van
het zitje
Passagiersstoel voorin (1)
Zitplaatsen zijkant achter
Met airbag
uitgeschakeld
Met
ingeschakelde
airbag
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg L1,L2
[F, G] X X IL (2)
Kuipzitje achterstevoren ge-
plaatst
Groep 0 en 0+
< tot 13 kg R1
[E] X X IL (3)
Kinderzitje achterstevoren
geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en 9 tot
18 kg
R3 [C] X X X
R2 [D] X X IL (3)
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1 9 tot 18 kg F3, F2, F2X
[A, B, B1], X X IUF - IL (4)
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 tot 25 kg en 22
tot 36 kg B2 X X IUF - IL (4)
Stoel i-Size X X i-U
1.37
NLD_UD80985_6
sieges enfant : fixation par système isofix (X07 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX-systeem (2/3)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van een kinderzitje ISOFIX.
IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als
“Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden.
i-U = Geschikt voor “universele” i-Size-bevestigingsmiddelen, voorwaarts en achterwaarts gericht.
(2) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de
binnenkant van de auto.
(3) Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje achterstevoren te installeren, en zet daarna de stoel ervoor zo ver
mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(4) Kinderzitje vooruit geplaatst, zet de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van
de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst. 3.25.
De grootte van een ISOFIX-kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
F3, F2, F2X [A, B, B1]: voor naar voren gerichte zitjes in groep 1 (9 tot 18 kg);
B2: voor stoelverhogers, groep 2 (15 tot 25 kg) of groep 3 (22 tot 36 kg);
R3, R2 [C, D]: kuipzitjes of naar achteren gerichte zitjes in groep 0+ (minder dan 13 kg) of groep 1 (9 tot 18 kg);
R1 [E]: naar achteren gerichte zitjes, groep 0 (minder dan 10 kg) of 0+ (minder dan 13 kg);
L1, L2 [F, G]: reiswiegen in groep 0 (minder dan 10 kg).
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel voorin
plaatst, moet u controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.39.
1.38
NLD_UD80985_6
sieges enfant : fixation par système isofix (X07 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX-systeem (3/3)
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
³Controleer de status van de airbag
voordat u een passagier de stoel
laat gebruiken.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
4-persoonsauto zonder ISOFIX markeringen op de passagiersstoel voorin Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX-bevestiging
Stoel waarop een ISOFIX- of
i-Size-kinderzitje mag worden ge-
plaatst.
±ISOFIX-zitplaatsen achterin zijn
voorzien van een verankering voor
de montage van een voorwaarts gericht
ISOFIX-kinderzitje dat “Universeel” is goed-
gekeurd. De ankerpunten voor de ach-
terbank bevinden zich in de bagageruimte.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.12.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
airbag
désactivation airbag passager avant ...
(page courante)
désactivation airbags passager avant .......
(page courante)
dispositifs de retenue enfants ....................
(page courante)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
système de retenue enfants ......................
(page courante)
transport d’enfants .....................................
(page courante)
1.39
NLD_UD75589_5
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (X07 - Renault)
Désactivation, activation airbag passager avant
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (1/3)
Uitschakelen van de
passagiersairbag voorin
(voor de auto’s die hiermee uitgerust zijn)
Voordat u een kinderzitje op de passagiers-
stoel voorin installeert:
controleer of het kinderzitje op deze stoel
kan worden geïnstalleerd;
het volgende is van essentieel belang:
deactivering van de airbagvoor een kin-
derzitje waarin het kind achterstevoren in
de auto zit.
1
2
De airbag uitschakelen: met stilstaande
auto en contact uit de grendel 1 indrukken
en in stand OFF plaatsen.
Nadat u het contact weer aangezet hebt,
moet u controleren of het controlelampje
] verschijnt op het instrumentpaneel 2.
Dit lampje blijft constant branden om u
eraan te herinneren dat u een kinderzitje
kunt gebruiken.
De passagiersairbag voorin
mag alleen worden geacti-
veerd of gedeactiveerd wan-
neer de auto stilstaat met het
contact uit.
Als dit bij rijdende auto gebeurt, lichten
de controlelampjes å en ©
op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
1.40
NLD_UD75589_5
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (X07 - Renault)
3
GEVAAR
Omdat het gevaarlijk is als de
passagiersairbag voorin wordt
geactiveerd als er een kin-
derzitje achterstevoren op de stoel is
geplaatst, mag u NOOIT een bevesti-
gingssysteem voor kinderen achterste-
voren installeren op een stoel met een
ACTIEVE frontale AIRBAG. Dit kan
de DOOD van het KIND of ERNSTIG
LETSEL tot gevolg hebben.
De merktekens op het dashboard en de stic-
kers A aan elke kant van de zonneklep van
de passagier 3 (bijvoorbeeld de sticker hier-
boven), herinneren u aan deze instructies.
A
A
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (2/3)
airbag
activation airbags passager avant .......
(page courante)
1.41
NLD_UD75589_5
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (X07 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (3/3)
1
2
Inschakelen van de
passagiersairbag voorin
Zodra het kinderzitje van de passagiersstoel
verwijderd is, moet u de airbag weer inscha-
kelen om de voorpassagier bij een botsing
te beschermen.
Storingen
In geval van een storing aan het systeem
voor het in- en uitschakelen van de passa-
giersairbag, is het verboden een achterste-
voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel
te gebruiken.
Het gebruik van de voorstoel door een pas-
sagier wordt ook afgeraden.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
De airbag weer starten: met de auto ge-
stopt, het contact uit, de grendel 1 indruk-
ken en in stand ON plaatsen.
Als het contact is ingeschakeld, moet u con-
troleren of het ] controlelampje uit is
en of het controlelampje op het dis-
play na elke start 2 gedurende ongeveer 1
minuut brandt.
De passagiersairbag voorin is ingeschakeld.
De passagiersairbag voorin
mag alleen worden geacti-
veerd of gedeactiveerd wan-
neer de auto stilstaat met het
contact uit.
Als dit bij rijdende auto gebeurt, lichten
de controlelampjes å en ©
op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
planche de bord .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.42
NLD_UD69166_2
Poste de conduite direction à gauche (X07 - Renault)
Poste de conduite
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (1/2)
231 54 6 8
710 3 2
11 12
13
17
25 20
2122
23
26 24
9
18
19 14
15
16
17
18
1.43
NLD_UD69166_2
Poste de conduite direction à gauche (X07 - Renault)
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (2/2)
1 Schakelaar voor:
– richtingaanwijzers
– verlichting;
mistlichten voor;
– Mistachterlicht.
2 Zijrooster.
3 Ventilatierooster van zijruit.
4 BestuurdersstoelAirbag, claxon.
5 Instrumentenpaneel.
6 Schakelaar voor:
ruitenwisser/ruitensproeier van de
voorruit en de ruit achter;
functiekeuze boordcomputer.
7 Schakelaar voor:
– alarmknipperlichten;
– portiervergrendeling.
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
8 Centraal ventilatierooster.
9 Ontwasemingssleuf onder de voorruit.
10 Touchscreen radio/multimedia.
11 Dashboardkastje.
12 Plaats passagiersAirbag.
13 Bediening van de verwarming of de air-
conditioning.
14 USB-aansluiting.
15 Versnellingshendel.
16 Handrem.
17 Hoofdschakelaar voor:
– snelheidsbegrenzer;
– snelheidsregelaar.
18 Schakelaar ECO-modus
19 Schakelaar voor het in-/uitschakelen
van de ECO-modus Stop and Start.
20 Startschakelaar.
21 Afstandsbediening van de radio en/of
van het navigatiesysteem.
22 Knop spraakcommando multimedia-
systeem.
23 Hendel voor het afstellen van het stuur-
wiel
24 Schakelaar van de snelheidsrege-
laar-begrenzer.
25 Knop voor het afstellen van de hoogte
van de koplampen.
26 Schakelaars voor:
inschakelen/uitschakelen van de
parkeerhulp
inschakelen/uitschakelen van de
functie waarschuwing bij overschrij-
den wegmarkering;
inschakelen/uitschakelen van de
Stop&Start-functie (afhankelijk van
de auto).
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
planche de bord .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.44
NLD_UD55630_1
Poste de conduite direction à droite (X07 - Renault)
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (1/2)
15 6 7 9 11 122
13
18
21
26
10
4
3
19 17 16
2 8
14
15
22
2 1
20
25
24
23
22
21
1.45
NLD_UD55630_1
Poste de conduite direction à droite (X07 - Renault)
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (2/2)
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
1 Ventilatierooster van zijruit
2 Zijrooster
3 Passagiersstoel Airbag
4 Bediening van de verwarming of de air-
conditioning
5 Touchscreen radio/multimedia.
6 Centraal ventilatierooster
7 Schakelaar voor:
– alarmknipperlichten;
– portiervergrendeling.
8 Ontwasemingssleuf onder de voorruit
9 Schakelaar voor:
– richtingaanwijzers;
– verlichting;
mistlichten voor;
– Mistachterlicht.
10 Instrumentenpaneel.
11 Plaats voor bestuurderAirbag, claxon.
12 Schakelaar voor:
ruitenwisser/ruitensproeier van de
voorruit en de ruit achter;
functiekeuze boordcomputer.
13 Knop spraakcommando multimedia-
systeem.
14 Afstandsbediening van de radio en/of
van het navigatiesysteem
15 Schakelaars voor:
inschakelen/uitschakelen van de
parkeerhulp
inschakelen/uitschakelen van de
functie waarschuwing bij overschrij-
den wegmarkering;
inschakelen/uitschakelen van de
Stop&Start-functie (afhankelijk van
de auto).
16 Startschakelaar
17 Knop voor het afstellen van de hoogte
van de koplampen
18 Schakelaars voor de
snelheidsregelaar/-begrenzer
19 Hendel voor het afstellen van het stuur-
wiel
20 Stop and Start schakelen voor inscha-
kelen/uitschakelen van de functie.
21 ECO modusschakelaar.
22 Hoofdschakelaar voor:
– snelheidsbegrenzer;
– snelheidsregelaar.
23 Handrem.
24 Versnellingshendel.
25 USB-aansluiting.
26 Dashboardkastje.
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
carburant
1.46
NLD_UD80827_5
Témoins lumineux (X07 - Renault)
Tableau de bord, ordinateur de bord
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (1/5)
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
®Waarschuwingslampje stop on-
middellijk
Dit gaat branden wanneer het contact wordt
aangezet en dooft zodra de motor draait.
Het gaat tegelijk met andere waarschu-
wingslampjes branden en gaat vergezeld
van een geluidssignaal.
Het dwingt u, voor uw veiligheid, direct te
stoppen zonder het verkeer in gevaar te
brengen. Stop de motor en start deze niet
opnieuw.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Als het waarschuwingslampje ©
brandt, moet u meteen voorzichtig naar
een merkdealer rijden. Als u dit voor-
schrift negeert, loopt u het risico dat uw
auto beschadigd wordt.
©Waarschuwingslampje
Dit gaat branden wanneer het con-
tact wordt aangezet en dooft zodra de motor
draait. Het kan tegelijk met andere waar-
schuwingslampjes oplichten.
Dit betekent dat u zo snel mogelijk, maar
wel voorzichtig, naar een merkdealer moet
rijden. Als u dit advies negeert, loopt u het
risico dat uw auto beschadigd wordt.
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
feux :
de direction ..........................................
(page courante)
feux :
de route ................................................
(page courante)
airbag.........................................................
(page courante)
carburant
remplissage .........................................
(page courante)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
1.47
NLD_UD80827_5
Témoins lumineux (X07 - Renault)
Instrumentenpaneel A: het licht op bij het
aanzetten van het contact.
Wanneer de lichten zijn ingeschakeld, kunt
u de lichtsterkte ervan regelen met de draai-
knop 1.
1
A
šControlelampje markeringslicht
áControlelampje grootlicht
kControlelampje dimlicht
gControlelampje mistlichten
voor
Controlelampje mistachterlicht
cControlelampje richtingaanwij-
zers links
bControlelampje richtingaanwij-
zers rechts
åWaarschuwingslampje airbag
Het licht op bij het aanzetten van
het contact of het starten van de motor en
dooft binnen enkele seconden.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als het oplicht bij draaiende motor,
wijst dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
MWaarschuwingslampje brand-
stofpeil
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, vergezeld van een geluidssignaal,
en dooft na enkele secondes.
Als het gaat branden tijdens het rijden met
een geluidssignaal, ga dan zo snel moge-
lijk tanken. U kunt dan nog ongeveer 50 km
rijden.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (2/5)
ABS ...........................................................
(page courante)
1.48
NLD_UD80827_5
Témoins lumineux (X07 - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (3/5)
ÀWaarschuwingslampje oliedruk
Dit gaat branden bij het aanzetten
van het contact, en dooft na enkele secon-
des.
Als het tijdens het rijden gaat branden samen
met het waarschuwingslampje ® en er
een geluidssignaal klinkt, moet u direct stop-
pen en het contact uitzetten.
Controleer het oliepeil van de motor. Als het
peil normaal is, is er een andere oorzaak.
Roep de hulp in van een merkdealer.
ÄWaarschuwingslampje luchtver-
ontreiniging
Bij auto's die hiermee zijn uitgerust, gaat dit
lampje branden wanneer de motor wordt ge-
start en, afhankelijk van de auto, wanneer
het contact wordt uitgeschakeld terwijl de
motor zich in stand-by bevindt 2.4 Daarna
dooft het.
Als het continu brandt, moet u zo snel
mogelijk een merkdealer raadplegen;
Als het knippert, moet u vaart verminde-
ren tot het knipperen ophoudt. Raadpleeg
zo snel mogelijk een merkdealer; 2.20
DWaarschuwingslampje remsy-
steem en waarschuwingslampje
handrem aangetrokken
Het gaat branden bij het aanzetten van het
contact en dooft zodra de handrem is vrij-
gezet.
Als het controlelampje tijdens het remmen
gaat branden samen met het waarschu-
wingslampje ® en er een geluidssig-
naal klinkt, dan wijst dat op een daling van
de hoeveelheid remvloeistof of op een sto-
ring aan het remsysteem.
Stop en roep de hulp in van een merkdea-
ler.
ÚWaarschuwingslampje laad-
stroom
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes.
Als het tijdens het rijden gaat branden samen
met het waarschuwingslampje ® en er
een geluidssignaal klinkt, betekent dit dat
het elektrische circuit onvoldoende of te veel
geladen wordt.
Stop en roep de hulp in van een merkdea-
ler.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
ÔWaarschuwingslampje koel-
vloeistoftemperatuur
Het gaat blauw branden bij het aanzetten
van het contact.
Als het rood wordt, moet u stoppen en de
motor een tot twee minuten stationair laten
draaien.
De temperatuur moet omlaag gaan en het
controlelampje moet opnieuw blauw worden.
Als dit niet zo is moet u de motor stoppen.
Laat deze afkoelen voordat u de koelvloei-
stof controleert.
Roep de hulp in van een merkdealer.
xWaarschuwingslampje antiblok-
keersysteem
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes.
Als dit lampje tijdens het rijden oplicht, wijst
dit op een storing in het ABS-systeem.
Er kan dan met de auto worden geremd als
bij een auto zonder ABS. Raadpleeg snel
een merkdealer.
limiteur de vitesse ......................................
(page courante)
régulateur de vitesse .................................
(page courante)
Stop and Start............................................
(page courante)
ESC : Contrôle dynamique de conduite ....
(page courante)
1.49
NLD_UD80827_5
Témoins lumineux (X07 - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (4/5)
Waarschuwingslampje geopend
portier
Waarschuwingslampje motor
op stand-by
2.4
Waarschuwingslampje motor
kan niet op stand-by worden
gezet 2.4
Φ Controlelampjes snel-
heidsregelaar en snel-
heidsbegrenzer
2.37 en 2.40
Controlelampje ECO-modus.
Dit verschijnt als de ECO -modus
wordt geactiveerd. 2.16.
Š‰ Indicatielampje voor overschake-
len naar de volgende versnelling.
Dit verschijnt om u te adviseren naar een
hogere versnelling (pijl omhoog) of naar een
lagere versnelling (pijl omlaag) te schakelen.
2.16.
UWaarschuwingslampje snel-
heidsafhankelijke stuurbekrach-
tiging
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes.
Als het tijdens het rijden oplicht, wijst dit op
een storing in het systeem. Raadpleeg zo
spoedig mogelijk een merkdealer.
Waarschuwingslampje
Elektronisch
Stabiliteitsprogramma (ESC) en tractie-
controle
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes.
Er zijn verschillende redenen waarom het
waarschuwingslampje verschijnt: 2.30.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
A
Controlelampje waarschuwing
bij verlaten van rijstrook
2.34
Waarschuwingslampje zijwind
2.30
ÒWaarschuwingslampje elektro-
nische storing
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes.
Als het tijdens het rijden oplicht, wijst dit op
een storing in de rekeneenheid van het in-
spuitsysteem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Waarschuwingslampje roetfilter
2.9
Controlelampje bij te lage ban-
denspanning
Dit lampje verschijnt als u het contact aanzet
of de motor start, en het verdwijnt na enkele
seconden 2.22 en 2.26.
ceintures de sécurité .................................
(page courante)
1.50
NLD_UD80827_5
Témoins lumineux (X07 - Renault)
Centraal display B: het licht op bij het aan-
zetten van het contact.
B
ßWaarschuwingslampjes van het
niet dragen van de autogordels
1.12
¹Controlelampje passagiersair-
bag voorin uitgeschakeld
1.12
Controlelampje passagiersair-
bag voorin ingeschakeld
1.12
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (5/5)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.51
NLD_UD62032_2
Tableau de bord : afficheurs et indicateurs (X07 - Renault)
DISPLAYS EN METERS
Snelheidsmeter 1 en 2
(km of mijl per uur)
Geluidssignaal
snelheidsverklikker
Afhankelijk van de lokale wetgeving in elk
land, klinkt er om de 30 seconden gedu-
rende ongeveer 10 seconden een geluids-
signaal zolang de auto sneller rijdt dan
120 km/u.
Brandstofpeilmeter 3
Display automatische
versnellingsbak 4
Deze toont de ingeschakelde versnelling (af-
hankelijk van de auto) 2.11.
1
4
32
Als de informatie tussen 1 en 2 niet
overeenkomt, raadpleeg dan de infor-
matie die wordt weergegeven door de
indicator 1.
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.52
NLD_UD50465_4
Ordinateur de bord : généralités (X07 - Renault)
BOORDCOMPUTER: algemeen (1/2)
Boordcomputer 1
Deze omvat de volgende functies:
afgelegde afstand;
gegevens van de reis;
Alle functies zijn beschreven op de volgende
bladzijden.
Keuzetoetsen display 2 en 3
Laat door achter elkaar en kort in te druk-
ken naar boven (toets 2) of naar beneden
(toets 3) de volgende informatie langsko-
men (de weergave hangt af van de uitrus-
ting van de auto en het land).
a) kilometertotaalteller
b) kilometerdagteller
c) verbruikte brandstof
d) gemiddeld verbruik
e) huidig verbruik;
f) bereik met de overgebleven brandstof
2
3
1
g) afgelegde afstand sinds de laatste nulin-
stelling
h) gemiddelde snelheid
i) overgebleven afstand tot de volgende on-
derhoudsbeurt/olieverversing
j) de bandenspanning opnieuw instellen
k) snelheidsinstelling van de
snelheidsregelaar/-begrenzer;
l) Tijd;
m) temperatuur.
1.53
NLD_UD50465_4
Ordinateur de bord : généralités (X07 - Renault)
BOORDCOMPUTER: algemeen (2/2)
Nulinstelling van de dagteller
Als u de weergave “totaalteller en dagteller
van de afgelegde afstand” hebt gekozen,
drukt u op een van de toetsen 2 of 3 tot de
totaalteller op nul staat.
Nulinstelling van de gegevens
van de reis
Als u de weergave van de gegevens van de
reis hebt gekozen, drukt u lang op de toets 2
of 3 tot de weergave op nul staat.
Betekenis van de waarden
gedurende de eerste paar
kilometer na een nulinstelling
De waarden van gemiddeld verbruik, bereik
en gemiddelde snelheid worden stabieler
en nauwkeuriger naarmate de afgelegde
afstand vanaf de laatste nulinstelling groter
wordt.
De eerste kilometers na een nulinstelling
kunt u constateren dat de actieradius toe-
neemt tijdens het rijden. Dit komt omdat re-
kening wordt gehouden met het gemiddeld
verbruik sinds de laatste nulinstelling. Het
gemiddeld verbruik kan afnemen als:
de auto met een constante snelheid rijdt;
de motor zijn bedrijfstemperatuur bereikt
(nulinstelling bij koude motor);
u vanuit druk stadsverkeer op de buiten-
weg komt.
Automatische nulinstelling van
de gegevens van de reis
De nulinstelling gebeurt automatisch als één
van de gegevens zijn maximale waarde be-
reikt.
2
3
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
consommation .....................................
(page courante)
consommation de carburant ......................
(page courante)
1.54
NLD_UD71215_3
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X07 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
a) Totaalteller
101778 km
b) Dagteller
112.4 km
c) Gegevens van de reis
Verbruikte brandstof.
Hoeveelheid verbruikte brandstof sinds de laatste nulinstelling.
5.8 L
d) Gemiddeld verbruik sinds de laatste nulinstelling
De waarde wordt aangegeven na minstens 400 meter gereden te hebben sinds de laatste
nulinstelling.
5.8 L/100
carburant
consommation .....................................
(page courante)
consommation de carburant ......................
(page courante)
1.55
NLD_UD71215_3
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X07 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
e) Huidig verbruik
De waarde wordt aangegeven zodra de auto sneller rijdt dan 30 km/u.
7.4 L/100
f) Het bereik met de overgebleven brandstof
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.
541 km
g) Afgelegde afstand sinds de laatste nulinstelling
522 km
h) Gemiddelde snelheid sinds de laatste nulinstelling
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.
123.4 km/H
1.56
NLD_UD71215_3
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X07 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
i) Overgebleven afstand tot de volgende onderhoudsbeurt of
olieverversing
Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (weergave in kilome-
ters of in dagen), daarna als de termijn van de overgebleven
afstand over is, verschijnt het controlelampje © op het in-
strumentenpaneel.
Laat zo snel mogelijk een onderhoudsbeurt uitvoeren.
Resetten: om de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt of olieverversing te resetten, drukt u ongeveer 10 seconden zonder onderbreking
op de toets 2 of 3 tot de afstand tot de volgende olieverversing of onderhoudsbeurt permanent wordt weergegeven.
1.57
NLD_UD71215_3
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X07 - Renault)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/4)
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
SET
j) reset van de bandenspanning
2.22
90 km/H k) Ingestelde snelheid van de snelheidsregelaar en -begrenzer
2.37 en 2.40
16:30 l) Tijd.
1.58
heure .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
montre .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.58
NLD_UD55635_1
Heure et température extérieure (X07 - Renault)
Heure et température extérieure
Na enkele seconden wachten, knipperen de
minuten: druk een aantal keren kort of een
keer lang op de knop 3 of 4 om ze in te stel-
len.
Als de afstelling klaar is, blijven de uren en
minuten gedurende 5 seconden vast aange-
geven op het display: uw afstelling is klaar.
U kunt van display veranderen.
Display A
Om bij de weergave 2 van de afstelling van
de tijd te komen, drukt u op knop 3 of 4 van
de schakelaar 1.
Na enkele seconden wachten, knipperen de
uren en de minuten. U bevindt zich in de af-
stelmodus, houd knop 3 of 4 lang ingedrukt
om de uren in te stellen.
Zodra de uren knipperen: druk een aantal
keren kort of een keer lang op de knop 3 of 4
om ze in te stellen.
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (1/2)
3
4
Als de elektrische voeding onderbroken
is geweest (losgenomen accukabel, ze-
kering doorgebrand, enz.) moet u het
klokje weer gelijk zetten.
Zet het alleen bij stilstaande auto gelijk.
12:00
2
11
A
température extérieure ..............................
(page courante)
1.59
NLD_UD55635_1
Heure et température extérieure (X07 - Renault)
Display B
Auto’s met multimedia-aanraakscherm,
navigatiesystemen, telefoons enz.
Raadpleeg de betreffende instructieboekjes
voor de bijzonderheden van deze uitrustin-
gen.
Buitentemperatuurmeter
Bijzonderheid:
Als de buitentemperatuur tussen - 3 °C en
+ 3 °C ligt, knipperen de tekens °C (waar-
schuwing voor kans op gladheid).
Afhankelijk van de auto, wordt de buitentem-
peratuur weergegeven op display A of B.
Buitentemperatuurmeter
De buitenthermometer is be-
slist geen gladheidsdetector.
Gladheid is niet alleen van de
temperatuur afhankelijk, maar van meer
factoren zoals de ligging van de weg en
de vochtigheid van de lucht.
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (2/2)
Als de elektrische voeding onderbroken is geweest (losgenomen accukabel, zekering door-
gebrand, enz.) moet u het klokje weer gelijk zetten.
Zet het alleen bij stilstaande auto gelijk.
B
A
volant de direction
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
direction assistée .......................................
(page courante)
direction à assistance variable ..................
(page courante)
1.60
NLD_UD59523_2
Volant de direction (X07 - Renault)
Stuurbekrachtiging
Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge-
laden is.
Afstellen van het
stuurwielhoogte
Laat de hendel 1 zakken en zet het stuur-
wiel in de gewenste stand; druk de hendel
voorbij het zware punt om het stuurwiel te
blokkeren.
Controleer of het stuurwiel goed is vergren-
deld.
Volant de direction, Direction assistée
Voer, om veiligheidsredenen,
deze afstellingen uitsluitend uit
als de auto stilstaat.
STUURWIEL, STUURBEKRACHTIGING
1
Bij stilstaande motor of bij een storing in
het systeem blijft het mogelijk het stuur-
wiel te draaien. Er moet meer kracht
gezet worden.
Laat het stuurwiel niet in een uiterste
stand gedraaid staan als de auto stil
staat.
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage des sièges avant...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges chauffants .......................................
(page courante)
1.61
NLD_UD72387_3
Sièges avant (X07 - Renault)
Stoelverwarming
Druk, met contact aan, op de schakelaar (5)
van de gewenste stoel. Het controlelampje
in de schakelaar licht op.
Het systeem regelt met een thermostaat
de verwarming en schakelt hem uit, indien
nodig.
Vooruit of achteruit schuiven
van de stoel
Trek de handgreep (4) omhoog om te ont-
grendelen. In de gewenste stand laat u hem
los. Controleer of de stoel vergrendeld is.
Zitting hoger of lager zetten
Beweeg de hendel (3) zo vaak als nodig is
omhoog of omlaag.
Sièges avant
VOORSTOELEN
3
4
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In
geval van plotseling remmen zouden
deze onder de pedalen terecht kunnen
komen, waardoor de bestuurder deze
niet meer goed kan bedienen.
Rugleuning verstellen
Afhankelijk van de auto gebruikt u knop 1
of 2 en zet u de rugleuning in de gewenste
stand.
2
Voor een optimale werking van
de autogordels moet u de rug-
leuningen niet te veel achter-
over zetten.
5
1
2
Controleer na het afstellen of
de rugleuningen goed zijn ver-
grendeld.
rétroviseurs ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.62
NLD_UD62630_2
Rétroviseurs (X07 - Renault)
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Beweeg met het contact aan de knop 1:
– positie C om de linkerspiegel af te stellen;
– stand E voor het afstellen van de rechter-
spiegel.
D is de neutrale stand.
Verwarmde buitenspiegels
Bij draaiende motor, wordt het spiegelglas
verwarmd als de achterruitverwarming aan
staat.
Rétroviseurs
SPIEGELS (1/2)
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Met de hand verstelbare
buitenspiegels
De spiegel kan van binnenuit worden ver-
steld met de hendel 2.
De buitenspiegel aan de kant
van de bestuurder kan in twee
delen uitgevoerd zijn. In deel B
ziet u wat u met een normale
spiegel ziet. In deel A heeft u een beter
zicht op de zijkant achter.
Voorwerpen in de spiegel zijn dichter-
bij dan ze lijken.
ABAB
2
C
D
E
1
1.63
NLD_UD62630_2
Rétroviseurs (X07 - Renault)
SPIEGELS (2/2)
Binnenspiegel
De binnenspiegel is verstelbaar. Om te voor-
komen dat u in het donker ver- blind wordt
door achter u rijdende voertui- gen, kan het
spiegelglas in de nachtstand gekanteld
worden met het knopje 3 achter de spiegel.
3
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de position ...........................................
(page courante)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
tableau de bord ....................................
(page courante)
feux :
de route ................................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
1.64
NLD_UD81360_3
Éclairages et signalisations extérieures (X07 - Renault)
Functie verlichting overdag
(alleen voorlampen)
Als de ring 2 in de stand AUTO staat, scha-
kelen de lichten automatisch in bij het star-
ten van de motor of, afhankelijk van de auto,
bij het aanzetten van het contact.
Éclairages et signalisations extérieurs
VERLICHTING EN SIGNALEN (1/4)
šMarkeringslichten
Draai de ring 2 op de schakelaar 1
tot het symbool bij markering 3 staat.
Op het instrumentenpaneel gaat een contro-
lelampje branden.
1
Controleer, voordat u in het donker wegrijdt, de werking van de verlichting en stel
indien nodig de stand van de koplampen af op de belasting van de auto. Zorg
ervoor dat de lichten niet bedekt zijn (vuil, modder, sneeuw, vervoer van voorwer-
pen, enz.).
Wanneer u links rijdt met een auto met
de bestuurdersstoel aan de linkerkant
(of andersom), bent u verplicht om tij-
dens uw verblijf de lichten opnieuw af te
stellen. 1.69.
21 3
1.65
NLD_UD81360_3
Éclairages et signalisations extérieures (X07 - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (2/4)
kDimlicht
Handbediend
Draai de ring 2 tot het symbool bij het merk-
teken 3 staat. Dit controlelampje op het in-
strumentenpaneel licht op.
Automatische werking
Draai de ring 2 tot het symbool AUTO bij
het merkteken 3 staat: draaiende motor, de
dimlichten schakelen automatisch in en uit,
naargelang de helderheid buiten, zonder dat
u de schakelaar 1 hoeft te bedienen.
Functie “uitschakelvertraging”
Met deze functie blijven de dimlichten korte
tijd branden (voor het verlichten van het
openen een hek, enz.).
Met de motor en de verlichting uitgescha-
keld en de ring 2 in de stand AUTO, trekt u
de lichtschakelaar 1 naar u toe: de dimlich-
ten gaan ongeveer dertig seconden bran-
den.
Om deze tijd te verlengen, kunt u de schake-
laar tot vier keer naar u toe trekken (de maxi-
male tijd is ongeveer twee minuten).
Daarna kunt u uw auto vergrendelen.
Om de verlichting uit te schakelen voordat
deze automatisch uitschakelt, verdraait u de
ring 2 (de stand is onbelangrijk) en draait u
deze daarna terug naar de stand AUTO.
2
1 3
1.66
NLD_UD81360_3
Éclairages et signalisations extérieures (X07 - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (3/4)
Uitschakelen van de lichten
Als de ring 2 in de stand AUTO staat,
worden de lichten automatisch uitgescha-
keld. De lichten doven nadat de motor is uit-
geschakeld. In dit geval zullen de lichten de
volgende keer dat de motor wordt gestart
automatisch aangaan, overeenkomstig de
lichtomstandigheden buiten, zonder dat de
schakelaar bediend hoeft te worden 1.
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
Als de ring 2 niet in de stand AUTO staat
(markeringslichten, dimlichten of grootlicht),
klinkt een waarschuwingssignaal als het
bestuurdersportier wordt geopend om u te
waarschuwen dat de lichten nog branden.
Opmerking: het gebruik van de lichten in
andere modi dan de Auto-modus en terwijl
het contact is ingeschakeld, kan ertoe leiden
dat de accu leegloopt.
gMistlichten voor
Draai de centrale ring 4 van de
schakelaar 1 tot het symbool tegenover het
merkteken 5 staat, laat daarna los.
Afhankelijk van de auto, gaat de schakelaar
terug in stand 0 of blijft hij in dezelfde stand
staan.
De werking is afhankelijk van de gevoerde
verlichting; het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat branden.
Functie bochtlichten
Als de dimlichten branden, gaat in bepaalde
omstandigheden (snelheid, stuurwielhoek,
vooruit rijden, richtingaanwijzer ingescha-
keld enz.) een van de mistlichten vooraan
aan om bij het draaien de bocht te verlich-
ten.
2
áGrootlicht
Duw met draaiende motor en met
de dimlichten aan tegen de lichtschake-
laar 1. Dit controlelampje op het instrumen-
tenpaneel licht op.
Om het grootlicht uit en het dimlicht weer in
te schakelen, trekt u de lichtschakelaar 1 op-
nieuw naar u toe.
41 3 5
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
1.67
NLD_UD81360_3
Éclairages et signalisations extérieures (X07 - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (4/4)
Mistachterlicht
Draai de centrale ring 4 van de
schakelaar 1 tot het symbool tegenover het
merkteken 5 staat, laat daarna los.
Afhankelijk van de auto, gaat de schakelaar
terug in stand 0 of blijft hij in dezelfde stand
staan.
De werking is afhankelijk van de gevoerde
verlichting; het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat branden.
Zodra de weersomstandigheden dit toelaten
moet u het mistachterlicht uitschakelen om
de achter u rijdende weggebruikers niet te
hinderen.
Uitschakelen van de mistlichten
Er zijn twee mogelijkheden:
draai handmatig, afhankelijk van de auto,
nogmaals aan de ring 4 om de marke-
ring 5 uit te lijnen met het symbool voor
het mistlicht dat u wilt uitschakelen, of
draai de ring 4 naar de oorspronkelijke
stand;
de lichten gaan automatisch uit na het
stoppen van de motor, bij het vergrende-
len van de auto en, voor de mistachter-
lichten, bij het openen van het bestuur-
dersportier.
Bij het uitschakelen van de verlichting, gaan
ook de mistlichten voor en achter uit.
Bij mist, sneeuw of bij het vervoer van
voorwerpen die voorbij de voorkant van
het dak uitsteken, werkt de automati-
sche verlichting niet altijd.
Het inschakelen van de mistlichten blijft
onder controle van de bestuurder: de
controlelampjes op het instrumentenpa-
neel informeren u over het inschakelen
(controlelampje brandt) of uitschakelen
(controlelampje uit).
4
135
avertisseurs sonore et lumineux ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de détresse ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signal danger .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
warning ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
klaxon ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appel
lumineux ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.68
NLD_UD75590_2
Avertisseurs sonores et lumineux (X07 - Renault)
Avertisseurs sonores et lumineux
éAlarmknipperlichten
Druk op de schakelaar 2.
Deze schakelaar schakelt gelijktijdig de vier
knipperlichten en de zijknipperlichten in.
Gebruik deze alleen als gevaar dreigt om
andere weggebruikers te waarschuwen dat
u gedwongen bent te stoppen op een abnor-
male plaats of zelfs waar dit verboden is, of
bij bijzondere rij- of verkeersomstandighe-
den.
Richtingaanwijzers
U verplaatst de schakelaar 1 evenwijdig aan
het stuurwiel en in de richting waarin u dit
gaat draaien.
Werking van de sneltoets
Verschuif de hendel 1 even omhoog of
omlaag, waarbij u het weerstandspunt niet
overschrijdt, en laat hem dan weer los: de
hendel keert terug naar zijn oorspronkelijke
stand en het betreffende richtingaanwijzer-
lampje knippert drie keer.
Claxon
Druk op het midden van het stuurwiel A.
Lichtsignaal
Trek voor een lichtsignaal de schakelaar 1
naar u toe.
CLAXON EN LICHTSIGNALEN
A
1
2
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage des projecteurs .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage électrique de la hauteur des
faisceaux ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.69
NLD_UD62034_2
Réglage des faisceaux (X07 - Renault)
Réglage des faisceaux
KOPLAMPEN AFSTELLEN (1/2)
Met de knop A kan de stand van de koplam-
pen aangepast worden aan de belading van
de auto.
Als u deze knop A omlaag draait dan gaan
de lichtbundels naar beneden; draait u de
knop omhoog dan gaan de lichtbundels ook
omhoog.
A
Voorbeelden van de stand van de schakelaar A, afhankelijk van de belading
0Bestuurder alleen of met een passagier voorin
1Alle stoelen bezet
2Alle stoelen bezet en volle bagageruimte
3Bestuurder alleen en volle bagageruimte
In de volgende tabel ziet u enkele voorbeelden. Stel in alle gevallen bediening A in volgens
de belading van de auto, zodat de weg goed zichtbaar is en andere weggebruikers niet ver-
blind worden.
1.70
NLD_UD62034_2
Réglage des faisceaux (X07 - Renault)
Controleer na het afstellen of de motorkap
goed teruggeplaatst en goed vergrendeld is.
KOPLAMPEN AFSTELLEN (2/2)
Tijdelijke afstelling
Open de motorkap 4.7 en schuif deze
opzij om bij de bout 1 en de markering B te
komen.
Opmerking: let op dat u de lak van de auto
niet beschadigt.
Draai voor elke koplamp de schakelaar 1
met een schroevendraaier een kwartslag
naar het symbool (-) om de lichtbundel
omlaag te richten.
Na de rit de oorspronkelijke stand herstellen:
draai de schakelaar 1 een kwartslag naar
het symbool (+) om de lichtbundel omhoog
te richten.
B
1
Wanneer u links rijdt met een auto met de
bestuurdersstoel aan de linkerkant (of an-
dersom), bent u verplicht om tijdens uw ver-
blijf de lichten tijdelijk af te stellen.
Voor uw veiligheid mag u de
bevestigingsriemen van de
motorkap niet losmaken. Risico
van een val van de motorkap
op het wegdek.
essuie-vitres ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.71
NLD_UD78778_2
Essuie-vitre / lave-vitre avant (X07 - Renault)
Contact aan, verplaats de schakelaar 1
A uit.
B wissen met intervallen.
Afhankelijk van de auto, vegen de wis-
sers met tussenpozen van enkele secon-
den. De duur van het interval is te regelen
door de ring (2) te verdraaien;
C langzaam continu wissen.
D snel continu wissen.
Auto’s met functie automatisch
wissen
Druk met draaiende motor op de schake-
laar 1.
A uit.
B automatisch wissen. In deze stand
signaleert het systeem water op de voor-
ruit en schakelt het wissen in met een
aangepaste wissnelheid:
E: minimale gevoeligheid;
F: maximale gevoeligheid.
Essuie-vitres, lave-vitres
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (1/3)
A
B
C
D
1
1
De stand C is toegankelijk met contact
aan. De standen B en D zijn uitsluitend
toegankelijk bij draaiende motor.
De standen B, C en D zijn toegankelijk
met contact aan.
E
F
2
N.B.: bij mist of sneeuwval werkt de ruiten-
wisser niet automatisch en blijft de functie
onder controle van de bestuurder:
bij temperaturen onder nul wordt automa-
tisch wissen niet ingeschakeld wanneer
de auto wordt gestart. Deze functie wordt
automatisch ingeschakeld wanneer de
auto sneller rijdt dan een bepaalde snel-
heid (ongeveer 8 km/uur);
wanneer u de auto door een wasstraat
rijdt, moet u de ring 1 in stand A zetten
om het automatisch wissen uit te zetten.
C langzaam continu wissen.
D snel continu wissen.
1.72
NLD_UD78778_2
Essuie-vitre / lave-vitre avant (X07 - Renault)
Ruitensproeier
Contact aan: trek de schakelaar 1 naar u
toe.
Door een korte actie komt de ruitensproeier
in werking en maakt de ruitenwisser één
wisbeweging.
Door een lange actie komt de ruitensproeier
in werking en maakt de ruitenwisser drie
wisbewegingen, en na enkele seconden nog
een vierde.
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (2/3)
Bijzonderheid
Tijdens het rijden gaat de wisser langza-
mer werken als de auto stopt. Voorbeeld:
van snel continu wissen gaat u naar lang-
zaam continu wissen.
Zodra de auto weer gaat rijden, beginnen
de wissers weer met de oorspronkelijk inge-
stelde snelheid te werken.
Als u de schakelaar 1 in een andere stand
zet, schakelt u daarmee dit automatisme uit.
Wanneer de auto gestart wordt met de scha-
kelaar in stand D, zullen de ruitenwissers
langzaam continu wissen. U moet de scha-
kelaar opnieuw in stand D zetten om snel
continu wissen in te schakelen.
1
A
B
C
D
1.73
NLD_UD78778_2
Essuie-vitre / lave-vitre avant (X07 - Renault)
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (3/3)
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
gebruik ze niet op een droge ruit;
maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval, zodra hun wer-
king afneemt, ongeveer eens per jaar.
5.25.
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
Maak, als het vriest of sneeuwt, de
achterruit schoon voordat u de ruiten-
wisser aanzet (de motor kan overver-
hitten).
zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand A (uit) staat.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets aan de voorruit
doet (wassen van de auto, ont-
dooien, reinigen van de voor-
ruit, enz.) moet u de schake-
laar 1 in stand A (uit) zetten.
Risico van verwonding en/of bescha-
digingen.
Probeer niet de ruitenwisserbladen
omhoog te zetten. Zij kunnen niet los van
de voorruit omhoog blijven staan. Voor
het vervangen van de bladen. 5.25.
essuie-vitres ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.74
NLD_UD55640_1
Essuie-vitre / Lave-vitre arrière (X07 - Renault)
pRuitenwisser/-sproeier
achter
Contact aan, draai het einde van de scha-
kelaar 1 tot het merkteken 2 tegenover het
symbool staat. Als u de schakelaar loslaat,
blijft de achterruitwisser werken.
Door een korte actie beweegt de ruitenwis-
ser achteraan.
Door een lange actie komt de achterruit-
sproeier in werking en maakt de ruitenwis-
ser twee wisbewegingen, en na enkele se-
conden nog een derde.
YAchterruitwisser met
interval afhankelijk van
de snelheid
Contact aan, draai het einde van de scha-
kelaar 1 tot het merkteken 2 tegenover het
symbool staat.
De frequentie van het wissen varieert afhan-
kelijk van de snelheid.
ACHTERRUITSPROEIER, -WISSER (1/2)
1
2
Voordat u iets aan de voorruit
doet (de auto wassen, ont-
dooien, de voorruit reinigen
enz.) moet u schakelaar 1 in
stand “uit” zetten.
Risico van verwonding of beschadi-
ging.
Bijzonderheid
Als de ruitenwisser van de voorruit in wer-
king is of in de automatische stand staat,
gaat de achterruitwisser wissen met inter-
vallen zodra u de achteruitversnelling in-
schakelt.
Afhankelijk van de auto kan deze functie
worden uitgeschakeld via het multimedia-
scherm. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
van het multimediasysteem voor meer infor-
matie.
1.75
NLD_UD55640_1
Essuie-vitre / Lave-vitre arrière (X07 - Renault)
ACHTERRUITSPROEIER,-WISSER (2/2)
Gebruik de ruitenwisserarm niet om de
achterklep mee te openen of te sluiten.
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
gebruik ze niet op een droge ruit;
maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval, zodra hun wer-
king afneemt, ongeveer eens per jaar.
5.25.
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
Maak, als het vriest of sneeuwt, de
achterruit schoon voordat u de ruiten-
wisser aanzet (de motor kan overver-
hitten).
zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.
capacité du réservoir carburant .................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
qualité ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
remplissage .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réservoir carburant
capacité ...............................................
(page courante)
bouchon de réservoir carburant.................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.76
NLD_UD70429_3
Réservoir carburant (X07 - Renault)
Benzinemotor
Gebruik uitsluitend ongelode benzine. Het
octaangetal (RON) moet conform de gege-
vens zijn die op de sticker van het klepje A
staan. 6.6.
Réservoir carburant (remplissage carburant)
BRANDSTOFTANK (1/2)
A
B
2
1
Soort brandstof
Gebruik brandstof van goede kwaliteit
die overeenkomt met de normen die in elk
land zijn vastgelegd en beslist overeenkomt
met de indicaties op de sticker op klepje A.
6.6.
Bruikbare inhoud van de tank:
ongeveer 28 liter of 35 liter, afhankelijk van
de auto.
Open het klepje A met een vinger in de uit-
sparing B.
Tijdens het tanken gebruikt u de houder 1 op
het klepje A om de dop 2 aan op te hangen.
Controleer na het tanken, of de dop en
het klepje gesloten zijn.
De tankdop is van een speci-
aal type.
Vraag naar ditzelfde type als u
een andere dop koopt. Ga naar
een merkdealer.
Rook niet tijdens het tanken en ontsteek
geen open vuur in de nabijheid van de
brandstoftank of de tankdop.
Maak de omgeving van het vulsysteem
niet schoon met een hogedrukreiniger.
Gebruik geen ethanol als uw
auto hier niet voor aangepast
is.
Voeg geen reagens toe aan de
brandstof, anders kan de motor bescha-
digd raken.
Als u een toevoegmiddel aan de brand-
stof wilt toevoegen, gebruik dan een pro-
duct dat is goedgekeurd door onze tech-
nische dienst.
Ga naar een merkdealer.
Brandstofsoorten die voldoen aan de
Europese normen die ook gelden voor
de motoren van auto’s die in Europa zijn
verkocht. 6.6.
1.77
NLD_UD70429_3
Réservoir carburant (X07 - Renault)
BRANDSTOFTANK (2/2)
Tanken van brandstof
Wanneer het contact uit is, steekt u het vul-
pistool zo ver mogelijk naar binnen voordat
u met tanken begint (spatgevaar).
Houd tijdens het tanken het vulpistool in
deze stand tot u klaar bent met tanken.
Als het vulpistool automatisch is afgeslagen,
mag u het nog maximaal twee keer gebrui-
ken, om voldoende ruimte in de tank over te
houden voor het uitzetten van de brandstof.
Let op dat bij het tanken geen water bij de
brandstof komt. Het klepje A en zijn omge-
ving moeten schoon blijven.
Benzinemotor
Schade die ontstaan is als gevolg van het
tanken van loodhoudende benzine wordt
niet door de fabrieksgarantie gedekt.
Om te voorkomen dat er abusievelijk lood-
houdende benzine wordt getankt, heeft de
vulhals een nauwe doorlaat met een veilig-
heidssysteem waarin alleen een vulpistool
met ongelode benzine past.
Aanhoudende stank
van brandstof
In geval van een aanhoudende
stank van brandstof, moet u:
onmiddellijk stoppen, rekening hou-
dend met het overige verkeer en het
contact afzetten;
de alarmknipperlichten aanzetten en
alle passagiers uit laten stappen en
ze ver van het verkeer houden;
roep de hulp in van een merkdealer.
Wijzig of repareer niet zelf het
brandstofsysteem (rekeneen-
heden, bedrading, brandstof-
circuit, inspuitstukken of ver-
stuivers, beschermkappen) vanwege de
grote gevaren voor de veiligheid die hier-
door kunnen ontstaan. Laat deze werk-
zaamheden uitsluitend door uw merk-
dealer uitvoeren.
Als u brandstof wilt tanken,
zet u de motor uit (dus NIET
stand-by bij voertuigen met de
STOP and START-functie): u
moet het contact UIT zetten. 2.2
Risico van brand.
1.78
NLD_UD81810_2
Filler NU (X07 Ph2 - Renault)
2.1
NLD_UD81903_10
Sommaire 2 (X07 - Renault)
Hoofdstuk 2: Het rijden
(met tips voor zuinig en milieubewust autorijden)
Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2
Starten, Stoppen van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3
Functie Stop and Start . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.4
Bijzonderheden versies met benzinemotor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.9
Automatische transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.11
Versnellingshendel, handrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.15
Tips voor het rijden, Eco-rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.16
Tips voor onderhoud en minder luchtverontreiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.20
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.21
Waarschuwing bij verlies van bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.22
Controlesysteem bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.26
Hulpen correctiesystemen tijdens het rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.30
Lane departure warning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.34
Snelheidsbegrenzer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.37
Snelheidsregelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.40
Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.44
Achteruitrijcamera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.46
contacteur de démarrage ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise sous contact du véhicule...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
rodage .......................................................
(page courante)
2.2
NLD_UD79520_3
Contacteur de démarrage, arrêt du moteur / Rodage (X07 - Renault)
Rodage
Stand “Contact aan” M
Het contact staat aan.
Stand D: “Starten”
Indien de motor niet aanslaat, moet u de
contactsleutel terug draaien tot de controle-
lampjes uit gaan voor u opnieuw kunt star-
ten. Laat de sleutel los zodra de motor aan-
slaat.
Auto’s met automatische
versnellingsbak
Zet voor het starten de hendel in stand P.
Stand St: “Stop en stuurslot”
Als u de sleutel uit het slot trekt en het stuur
draait, hoort u een klik: de stuurinrichting is
nu vergrendeld.
Bij het vrijzetten van het stuurslot draait
u het stuur iets heen en weer bij het ver-
draaien van de sleutel.
Stand “Accessoires” A
Het contact staat af maar de accessoires,
bijvoorbeeld de radio, kunnen worden ge-
bruikt.
INRIJDEN, STARTEN EN STOPPEN VAN DE MOTOR (1/2)
Inrijden
Benzinemotor
Rijd de eerste 1000 km niet harder dan
130 km/u in de hoogste versnelling.
Pas na ongeveer 3 000 km zult u over het
volle vermogen van de motor kunnen be-
schikken.
Opmerking: bij een nieuwe auto in de inrijf-
ase: het koelvloeistofpeil kan hoger zijn dan
de markering “MAXI” op de tank, en vervol-
gens dalen tot tussen de niveaus “MINI” en
MAXI”. Dit levert geen risico op.
Onderhoudsbeurten: zie het onderhouds-
document van uw auto.
arrêt du moteur ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(page courante)
2.3
NLD_UD79520_3
Contacteur de démarrage, arrêt du moteur / Rodage (X07 - Renault)
Démarrage, arrêt du moteur
Stoppen van de motor
Laat de motor stationair draaien en draai de
sleutel terug in de stand Stop.
Starten van de motor
Warme of koude motor
Draai de sleutel tot de stand “Starten”
zonder gas te geven.
laat de sleutel los zodra de motor aan-
slaat.
Bijzonderheid: als de motor wordt ge-
start bij een zeer lage buitentempera-
tuur (minder dan -10 °C): houd het koppe-
lingspedaal ingedrukt tot de motor draait.
STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (2/2)
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Zet nooit het contact uit voor-
dat de auto compleet stilstaat,
anders valt de bekrachtiging
weg. Als de motor niet meer
draait, zijn er geen stuur- en rembe-
krachtiging meer. Ook werken veilig-
heidsvoorzieningen, zoals airbags en
gordelspanners, niet meer.
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise en veille du moteur............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fonction Stop and Start ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
Stop and Start............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.4
NLD_UD81873_5
Fonction Stop and Start (X07 - Renault)
Voor een handgeschakelde versnellings-
bak:
De versnellingshendel staat in de neu-
trale stand (neutraal);
en
het koppelingspedaal wordt losgelaten
Als het controlelampje knippert,
is het koppelingspedaal niet voldoende
losgelaten;
en
de auto rijdt trager dan ongeveer 5 km/u.
Voor alle auto’s:
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel gaat branden wanneer de
motor op stand-by staat. De uitrustingen van
de auto blijven in werking terwijl de motor
stilstaat.
De stuurbekrachtiging werkt mogelijk niet
meer als de motor naar stand-by gaat.
In dat geval werkt deze pas weer als de
motor niet meer in stand-by is of als de snel-
heid hoger is dan ongeveer 1 km/u (bij af-
dalen, enz.).
Fonction Stop and Start
FUNCTIE STOP AND START (1/5)
Dit systeem zorgt voor een lager brandstof-
verbruik en vermindert de uitstoot van broei-
kasgassen.
Het systeem wordt automatisch ingescha-
keld wanneer de auto begint te rijden.
Tijdens het rijden zet het systeem de motor
af (op stand-by) wanneer de auto stilstaat
(file, voor een stoplicht enz.).
Omstandigheden waarbij de
motor op stand-by wordt gezet
De auto heeft na de laatste stilstand gere-
den.
Voor een automatische versnellingsbak:
De versnellingsbak is in stand D, M of
N;
en
het rempedaal wordt (voldoende hard) in-
gedrukt;
en
het gaspedaal wordt niet ingedrukt;
en
de snelheid is nul gedurende ongeveer 1
seconde
De motor blijft op stand-by staan wanneer
stand P inschakelt, of wanneer stand N in-
schakelt terwijl de parkeerrem is aangetrok-
ken en het rempedaal wordt losgelaten.
Rijd niet met de auto wanneer
de motor op stand-by staat (het
waarschuwingslampje
wordt op het instrumentenpa-
neel weergegeven).
Voordat de auto wordt verlaten,
MOET de motor worden afge-
zet (en niet op stand-by worden
gezet). 2.2.
2.5
NLD_UD81873_5
Fonction Stop and Start (X07 - Renault)
FUNCTIE STOP AND START (2/5)
Verhinderen dat de motor op
stand-by wordt gezet
In bepaalde omstandigheden, zoals bij in-
voegen op een kruispunt, is het mogelijk om
bij geactiveerd systeem de motor draaiende
te houden om snel te kunnen starten.
Voor auto’s met automatische versnel-
lingsbak:
Laat de auto stilstaan en oefen slechts een
lichte druk uit op het rempedaal.
Voor auto’s met een handgeschakelde
versnellingsbak:
Houd het koppelingspedaal ingedrukt.
Stand-by uitschakelen
Voor een automatische versnellingsbak:
het rempedaal wordt losgelaten en de
stand D of M is ingeschakeld;
of
het rempedaal wordt losgelaten en de
versnelling staat in de stand N met de
handrem uit;
of
– het rempedaal wordt opnieuw ingedrukt
en de versnelling staat in de stand P of N
terwijl de handrem is ingeschakeld;
of
de versnelling staat in de stand R;
of
het gaspedaal is ingedrukt;
of
bij handbediening wordt de versnellings-
hendel verplaatst naar (+) of (-).
Voor een handgeschakelde versnellings-
bak:
de versnellingsbak staat in neutraal en
het koppelingspedaal wordt lichtjes inge-
drukt;
of
de versnelling is ingeschakeld en het
koppelingspedaal is volledig ingedrukt.
Wanneer de motor afslaat terwijl het
systeem in werking is, moet u het kop-
pelingspedaal volledig induwen om de
motor weer te starten.
Voor auto’s met een
handgeschakelde versnellingsbak
Het herstarten kan worden onderbroken
als het koppelingspedaal te snel wordt
losgelaten terwijl een versnelling wordt
ingeschakeld.
bijzonderheid
Met de motor op stand-by (verkeersopstop-
ping, stilstaan voor een stoplicht enz.), als
u uit de auto stapt, klinkt een geluidssig-
naal om u te waarschuwen dat de motor op
stand-by staat en niet is uitgezet.
Als u brandstof wilt tanken,
zet u de motor uit (dus niet
stand-by bij voertuigen met de
STOP and START-functie): u
moet het contact UIT zetten. 2.2
Risico van brand.
2.6
NLD_UD81873_5
Fonction Stop and Start (X07 - Renault)
FUNCTIE STOP AND START (3/5)
Bijzonderheid: afhankelijk van de auto,
brandt het controlelampje Ä gedu-
rende enkele seconden op het instrumen-
tenpaneel als u het contact uitzet wanneer
de motor op stand-by staat.
Omstandigheden waarbij de
motor niet op stand-by wordt
gezet
Onder bepaalde omstandigheden kan het
systeem de motor niet op stand-by zetten.
Dit is het geval als:
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
de buitentemperatuur is te hoog of te
laag;
de accu onvoldoende geladen is;
het verschil tussen de temperatuur in de
auto en de ingestelde temperatuur van
de thermostatische airconditioning te
groot is;
de parkeerhulp is ingeschakeld;
de hoogte is te groot;
de helling is te steil voor auto’s met auto-
matische transmissie;
de functie “Helder zicht” is ingeschakeld
3.8 ;
de motortemperatuur is te laag;
de motorkap niet is vergrendeld;
– ...
Het waarschuwingslampje verschijnt
op het instrumentenpaneel en geeft aan dat
de motor niet in stand-by kan gaan.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten 2.2.
2.7
NLD_UD81873_5
Fonction Stop and Start (X07 - Renault)
Met nog een keer indrukken schakelt het
systeem weer in. Het ingebouwde waar-
schuwingslampje 2 of, afhankelijk van de
auto, het ingebouwde waarschuwings-
lampje 4 verdwijnt.
Het systeem wordt automatisch weer in-
geschakeld bij elke vrijwillige start van het
voertuig door het indrukken van de start-
knop. 2.2.
FUNCTIE STOP AND START (4/5)
2
1
Bijzonderheid van het automatisch weer
starten van de motor
Onder bepaalde omstandigheden kan de
motor vanzelf weer starten om uw veiligheid
en uw comfort te waarborgen.
Dat kan zich met name voordoen wanneer:
de buitentemperatuur is te hoog of te
laag;
de functie “Helder zicht” is ingeschakeld
3.8;
de accu onvoldoende geladen is;
de rijsnelheid van de auto is hoger dan 5
km/u (bij afdalen, etc.).
– het rempedaal herhaaldelijk wordt inge-
drukt of er vaak wordt geremd;
... Inschakelen, uitschakelen van
de functie
Druk op de 1-schakelaar of, afhankelijk van
de auto, de 3-schakelaar om de functie uit
te schakelen. Het 2 ingebouwde waarschu-
wingslampje licht op of, afhankelijk van de
auto, het ingebouwde 4-waarschuwings-
lampje licht op.
Bijzonderheid: druk met de motor in
stand-by op schakelaar 1 of 3 om de
motor automatisch opnieuw te starten.
3
4
Bijzonderheid: in sommige omstandig-
heden wordt automatisch opnieuw star-
ten van de motor verhinderd als één van
de voorportieren is geopend.
2.8
NLD_UD81873_5
Fonction Stop and Start (X07 - Renault)
Storingen
Als het ingebouwde waarschuwingslampje 2
of, afhankelijk van de auto, het ingebouwde
waarschuwingslampje 4 verschijnt, is het
systeem uitgeschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
FUNCTIE STOP AND START (5/5)
Voordat de auto wordt verlaten,
MOET de motor worden afge-
zet (en niet op stand-by worden
gezet). 2.2.
24
particularité des véhicules essence ...........
(jusqu’à la fin de l’UD)
catalyseur ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
catalyseur ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.9
NLD_UD75591_3
Particularités des versions essence (X07 - Renault)
Particularités des versions essence
BIJZONDERE KENMERKEN VAN BENZINE-UITVOERINGEN, ROETFILTER (1/2)
Onder bepaalde omstandigheden, zoals:
te lang doorrijden als het waarschuwings-
lampje brandstofreserve brandt;
het gebruik van loodhoudende benzine;
het gebruik van niet goedgekeurde
smeermiddelen of brandstofadditieven.
Of bij het optreden van storingen zoals:
een defecte ontsteking, brandstofgebrek
of losse bougiekabel waardoor de ontste-
king overslaat en de auto met horten en
stoten rijdt;
– vermogensverlies.
kan de katalysator oververhit raken waar-
door hij minder effectief wordt, defect kan
raken en ook andere delen van de auto te
heet kunnen worden.
Indien u één van de hiervoor genoemde sto-
ringen constateert, dient u uw auto zo spoe-
dig mogelijk door een merkdealer te laten
herstellen.
Door de in het onderhoudsboekje voorge-
schreven onderhoudsbeurten uit te laten
voeren door een merkdealer kunt u derge-
lijke storingen voorkomen.
Bij startmoeilijkheden
Blijf niet proberen om te motor te starten
(door op de startknop te drukken of de auto
te duwen of te slepen) zonder dat u de oor-
zaak van de storing vaststelt en verhelpt,
om schade aan de katalysator of de start-
motor en voortijdige slijtage van de accu te
voorkomen.
Ga niet door met starten maar roep de hulp
in van een merkdealer en laat de storing ver-
helpen.
Parkeer de auto niet of blijf niet
met draaiende motor staan op
een plaats waar de uitlaat zich
boven brandbaar materiaal
bevindt. Onder ongunstige omstandig-
heden (droogte, harde wind) kan brand
ontstaan als de hete uitlaat in contact
komt met gras of bladeren.
2.10
NLD_UD75591_3
Particularités des versions essence (X07 - Renault)
BIJZONDERE KENMERKEN VAN BENZINE-UITVOERINGEN, ROETFILTER (2/2)
Opmerking: het controlelampje kan na
20 minuten uitgaan als niet volledig is vol-
daan aan de rijcondities voor het reinigen
van het filter.
Als de auto stopgezet is voordat het contro-
lelampje gedoofd is, moet u de handeling
opnieuw uitvoeren vanaf het begin.
Roetfilter
Het roetfilter wordt gebruikt bij de behande-
ling van uitlaatgassen van de benzinemotor.
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel geeft, afhankelijk van de
auto, aan dat het filter is verstopt en moet
worden schoongemaakt. Om het reinigen
nadat het waarschuwingslampje is
gaan branden, rij tussen ongeveer 50 en
110 km/u, rekening houdend met de ver-
keersomstandigheden en de snelheidsbe-
perkingen, totdat het lampje dooft.
Na ongeveer 5 tot 20 minuten zou het waar-
schuwingslampje moeten doven.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
Als het filter verzadigd raakt, verschijnen
het waarschuwingslampje © en af-
hankelijk van de auto het waarschuwings-
lampje op het instrumentenpaneel.
Raadpleeg in dat geval een merkdealer.
Als het waarschuwingslampje ® en
afhankelijk van de auto het waarschuwings-
lampje verschijnt, stop dan de auto,
zet de motor uit en neem contact op met een
merkdealer.
boîte de vitesses automatique (utilisation)
(jusqu’à la fin de l’UD)
levier de sélection de boîte automatique ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de vitesses ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
marche arrière
passage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.11
NLD_UD75731_2
Boîte de vitesses automatique (X07 - Renault)
Boîte de vitesses automatique
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (1/4)
Starten
Met de selecteurhendel 1 in stand P, start u
de motor.
Om uit deze stand te gaan, drukt u het rem-
pedaal in (het controlelampje c op het
display 4 gaat branden) voordat u drukt op
de ontgrendelknop 2.
Houd uw voet op het rempedaal (het lampje
c op het display 4 dooft) als u de stand
P verlaat.
2
1
Selecteurhendel 1
P : parkeren
R : achteruitrijden
N : neutraal
D : automatische werking
M : handbediend
3 : weergave van de werkstand of van de
ingeschakelde versnelling bij handbe-
diening
Opmerking: druk op de knop 2 om van de
stand D of N naar R of P te gaan.
Alleen als de auto stilstaat, het rempe-
daal is ingedrukt en het gaspedaal niet is
ingedrukt, mag de selecteurhendel in de
standen D of R worden geplaatst.
3
4
2.12
NLD_UD75731_2
Boîte de vitesses automatique (X07 - Renault)
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (2/4)
Stand handgeschakeld
De selecteurhendel in stand D, beweeg de
hendel naar links. Door de hendel even te
verplaatsen, kunt u handmatig de versnellin-
gen bedienen:
om naar een lagere versnelling te scha-
kelen, trekt u de hendel even naar achte-
ren;
om naar een hogere versnelling te scha-
kelen, duwt u de hendel even naar voren.
De ingeschakelde versnelling verschijnt op
het instrumentenpaneel.
Bijzondere gevallen
Onder bepaalde omstandigheden (bv.:
ter bescherming van de motor, bij werking
van het elektronisch stabiliteitsprogramma:
ESCenz.) kiest de transmissie tijdens het
rijden toch zelf de juiste versnelling.
Ook kan, om verkeerde manoeuvres te
voorkomen, het schakelen door het systeem
geweigerd worden. In dit geval knippert de
aanduiding van de versnelling enkele secon-
des om u te waarschuwen.
Stand automatisch
Zet de selecteurhendel in stand D. U hoeft
de selecteurhendel niet meer te verplaatsen.
Er wordt automatisch geschakeld in over-
eenstemming met de belasting van de auto,
de hoeveelheid gas die u geeft en de helling
van de weg.
Zuinig rijden
Laat de selecteurhendel voor normaal ge-
bruik in stand D staan. Als het gaspedaal
iets wordt ingedrukt, schakelt de transmis-
sie bij een lage snelheid naar de volgende
versnelling.
Accelereren en inhalen
Druk het gaspedaal snel en diep in (voorbij
het zware punt van het pedaal).
Hierdoor wordt, binnen de mogelijkhe-
den van de motor, teruggeschakeld naar
de optimale versnelling.
2.13
NLD_UD75731_2
Boîte de vitesses automatique (X07 - Renault)
Bijzondere omstandigheden
– Als door de helling van de weg of in
bochten de automatische werking niet
gehandhaafd kan worden (bijv.: in de
bergen), is het raadzaam om op hand-
matig schakelen over te gaan.
Hiermee voorkomt u het automatisch
achter elkaar schakelen door de versnel-
lingsbak bij stijgen en is het mogelijk op
de motor te remmen bij lange afdalingen.
Om bij koud weer te voorkomen dat de
motor afslaat, raden wij u aan na het star-
ten van de motor even te wachten voor-
dat u de selecteurhendel verplaatst uit P
of N naar D of R.
Bij zeer koud weer kan het systeem het
handmatig schakelen verbieden zolang
de versnellingsbak de juiste temperatuur
nog niet heeft bereikt.
Parkeren van de auto
Als de auto stilstaat, houdt u het rempedaal
ingedrukt en zet u de selecteurhendel in
stand P (parkeren): de transmissie staat in
neutraal en de voorwielen zijn mechanisch
geblokkeerd.
Zet de handrem vast.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigen (bijvoorbeeld: vervor-
ming van een as, enz.).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (3/4)
Onderhoudsintervallen
Kijk in het onderhoudsboekje van uw auto
of vraag een merkdealer om na te gaan of
periodiek onderhoud noodzakelijk is voor de
automatische transmissie.
Als de transmissie geen onderhoud nodig
heeft, hoeft geen olie te worden bijgevuld.
Stand P mag alleen worden ingescha-
keld als het voertuig stilstaat.
2.14
NLD_UD75731_2
Boîte de vitesses automatique (X07 - Renault)
Takelen van een auto met automatische
transmissie
5.27
Als bij het starten de hendel in P geblok-
keerd blijft, terwijl u het rempedaal en de
ontgrendelknop 2 indrukt, is het mogelijk de
hendel handmatig vrij te zetten.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (4/4)
Bij een storing
Als er drie horizontale strepen oplichten op
het display 3, samen met het controlelampje
© of ®, wijst dit op een storing
van de versnellingsbak. Raadpleeg zo spoe-
dig mogelijk een merkdealer.
Om dit te doen, verwijder de 5 vloerbedek-
king in de opbergruimte om bij de ontgren-
delingshendel 6 te kunnen. Haal daarna de
hendel 6 omhoog en druk tegelijk op de ont-
grendelknop 2 die zich op de hendel bevindt.
Om veiligheidsredenen mag u
nooit het contact uitzetten voor-
dat de auto compleet stilstaat.
5
2
3
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar te
brengen.
6
levier de vitesses .......................................
(page courante)
marche arrière
passage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein à main ................................................
(page courante)
changement de vitesses ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.15
NLD_UD59526_2
Levier de vitesses/frein à main (X07 - Renault)
Levier de vitesses, Frein à main
Versnellingshendel
Inschakelen achteruitversnelling
Auto’s met een handgeschakelde ver-
snellingsbak: volg de tekening op de
knop 1 van de hendel en trek, afhankelijk
van de auto, de ring omhoog tegen de knop
om de achteruitversnelling in te schakelen.
Auto’s met automatische transmissie
2.11:
De achteruitrijlichten gaan branden, zodra
de achteruitversnelling is ingeschakeld en
het contact aanstaat.
1
VERSNELLINGSHENDEL, HANDREM
Handrem
Vrijzetten
Trek de handgreep 3 iets omhoog waarna u
de knop 2 indrukt en de handgreep omlaag
duwt.
Indien u de handgreep niet voldoende terug
duwt, blijft op het instrumentenpaneel een
rood waarschuwingslampje D bran-
den.
Vastzetten
Trek de handgreep 3 omhoog. Controleer
of de auto blijft stilstaan. Het controlelampje
D op het instrumentenpaneel licht op.
3
2
Bij stilstaande auto kan het
nodig zijn, afhankelijk van de
helling en de belasting van de
auto, de handrem minstens
twee extra tanden vaster zetten en een
versnelling in te schakelen (1e of achter-
uitversnelling voor de auto’s met hand-
geschakelde versnellingsbak) of stand P
voor de auto's met automatische trans-
missie.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigen (bijvoorbeeld: vervor-
ming van een as, enz.).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
Tijdens het rijden moet de
handrem helemaal vrij gezet
zijn (rood waarschuwings-
lampje uit), risico van overver-
hitting of beschadiging.
ECO conduite ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
conseils d’économie ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
économies de carburant ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
consommation .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
consommation de carburant ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conseils de conduite ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.16
NLD_UD80986_3
Eco conduite (X07 - Renault)
Conseils de conduite, ecoconduite
Het brandstofverbruik is goedgekeurd over-
eenkomstig een voorgeschreven standaard-
methode. Deze methode is voor alle auto-
fabrikanten hetzelfde en maakt het mogelijk
om auto’s met elkaar te vergelijken. Het
werkelijke verbruik is afhankelijk van de ge-
bruiksomstandigheden van de auto, de uit-
rustingen en de rijstijl. Raadpleeg voor een
optimaal brandstofverbruik onderstaande
aanbevelingen.
Afhankelijk van de auto beschikt u over ver-
schillende functies die u kunnen helpen het
brandstofverbruik te verminderen:
Indicatielampje voor overschakelen naar
de volgende versnelling;
de trajectbalans en tips voor zuinig rijden
via het multimediadisplay;
de ECO-nodus wordt geactiveerd met de
knop ECO;
de functie Stop and Start 2.4.
Deze informatie wordt aangevuld door het
navigatiesysteem, als de auto hiermee is uit-
gerust.
1
2
Trajectbalans
Nadat de motor is afgezet, geeft de
“Trajectbalans”-weergave op het scherm 2
informatie over uw laatste traject.
Het geeft aan:
het gemiddeld verbruik;
het aantal afgelegde kilometers;
het aantal gewonnen kilometers.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (1/4)
Indicatielampje voor
overschakelen naar de volgende
versnelling 1
Een waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel geeft het beste moment aan
om naar een hogere of lagere versnelling te
schakelen om het brandstofverbruik zo laag
mogelijk te houden:
Š schakel een hogere versnelling in;
schakel naar een lagere versnelling.
mode ECO .................................................
(page courante)
2.17
NLD_UD80986_3
Eco conduite (X07 - Renault)
Activeren van de functie
Druk op schakelaar 3.
Het controlelampje verschijnt op het
instrumentenpaneel om de inschakeling te
bevestigen.
Tijdens het rijden kan de ECO-modus tijde-
lijk worden verlaten om de motor weer op
volle kracht te laten werken.
Druk daartoe het gaspedaal diep in.
De ECO-modus wordt weer ingeschakeld
zodra u de druk op het gaspedaal vermin-
dert.
Uitschakelen van de functie
Druk op schakelaar 3.
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat uit om de uitschakeling
te bevestigen.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (2/4)
Een algemene melding van 0 tot 100 geeft
u de mogelijkheid om uw prestaties als zui-
nige bestuurder in te schatten. Hoe hoger de
melding, hoe beter uw prestaties als zuinige
bestuurder.
De tips voor zuinig rijden worden u gegeven
om uw prestaties te verbeteren.
Het opslaan van uw voorkeurstrajecten
geeft u de mogelijkheid om uw prestaties te
vergelijken.
Voor meer informatie raadpleegt u het in-
structieboekje van het multimediasysteem.
Werkstand ECO
De ECO-modus is een functie die het brand-
stofverbruik zo laag mogelijk houdt. Deze
regelt alle stroomverbruikers (motorvermo-
gen, verwarming en/of airconditioning enz.).
3
3
2.18
NLD_UD80986_3
Eco conduite (X07 - Renault)
Hinder bij het rijden
Aan de bestuurderskant mogen
alleen voor de auto geschikte
matten worden gebruikt die
moeten worden vastgezet aan de vooraf
geïnstalleerde onderdelen. Controleer
regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel
niet meerdere matten op elkaar.
Gevaar van hakende pedalen
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (3/4)
Bij een moderne auto is het niet nodig bij
het schakelen tweemaal te ontkoppelen
of voor het stoppen van de motor nog
even gas te geven.
Diepe plassen, overstromingen:
Rijd niet door als het water
op de weg hoger staat dan
de onderrand van de velgen.
Het thermische comfort
Het is normaal dat het brandstofverbruik
van de auto stijgt bij gebruik van de verwar-
ming (vooral wanneer de buitentemperatuur
onder nul daalt) of airconditioning.
vertragen van 90 km/u naar 80 km/u
bespaart ongeveer tot 10% brandstof.
“Sportief” rijden kost brandstof: rijd
daarom “soepel” en kijk ver vooruit.
Laat het toerental van de motor in de
lagere versnellingen niet te ver oplopen.
Kies indien mogelijk altijd de hoogste ver-
snelling.
Rijd bij een stoplicht kalm weg.
Rem zo weinig mogelijk. Regel de snel-
heid van de auto met het gaspedaal door
voor een obstakel of een bocht tijdig gas
terug te nemen.
Geef op een helling geen gas bij maar
houd het gaspedaal bij voorkeur in de-
zelfde stand.
Bij een moderne auto is het niet nodig bij
het schakelen tweemaal te ontkoppelen
of voor het stilzetten van de motor nog
even gas te geven.
Tips voor het rijden en ECO-
rijden
Rijgedrag
Rijd kalm tot de motor zijn bedrijfstem-
peratuur heeft bereikt; dit is beter dan
warmdraaien bij stilstaande auto.
Rijden met hoge snelheid stimuleert
het brandstofverbruik van het voertuig
enorm.
Voorbeelden (bij constante snelheid):
vertragen van 130 km/u naar 110 km/u
bespaart ongeveer tot 20% brandstof;
pneumatiques ............................................
(page courante)
2.19
NLD_UD80986_3
Eco conduite (X07 - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (4/4)
Tips voor het gebruik
Gebruik bij voorkeur de ECO-modus.
– Ook het opwekken van elektriciteit kost
brandstof. Schakel alleen die verbruikers
in die u nodig hebt. Maar veiligheid voor
alles: Rijd met dimlicht zodra het zicht
minder wordt (zien en gezien worden).
Gebruik de ventilatie-openingen. Bij
100 km/u verhogen opestaande ruiten
het verbruik met 4%.
Vul de tank niet tot aan de rand, dit voor-
komt overstromen.
Bij auto’s die zijn uitgerust met een
niet-automatische airconditioning,
schakelt u de airconditioning uit als deze
niet nodig is.
Tips voor zuinig rijden en minder
luchtverontreiniging:
Open bij zeer warm weer of als de auto in
de zon heeft gestaan enkele minuten de
portieren voordat u start, zodat de hete
lucht uit de auto kan ontsnappen.
– Rijd niet met een leeg imperiaal op uw
auto.
– Gebruik uw auto zo weinig mogelijk op
korte afstanden. De motor komt dan niet
op temperatuur.
Banden
Door een te lage bandenspanning neemt
het verbruik toe.
Indien banden worden gemonteerd die
niet zijn voorgeschreven, kan het ver-
bruik stijgen.
conseils antipollution .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
antipollution
conseils ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien.....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.20
NLD_UD55650_1
Conseils entretien et antipollution (X07 - Renault)
Conseils entretien et antipollution
TIPS VOOR ONDERHOUD EN MINDER LUCHTVERONTREINIGING
Uw auto voldoet aan de eisen voor recycling
aan het einde van de gebruiksduur, die van
kracht werden in 2015.
Bepaalde onderdelen van uw auto zijn
daarom ontwikkeld met het oog op hun later
recycling.
Deze onderdelen zijn gemakkelijk te de-
monteren om opgehaald en behandeld te
worden door gespecialiseerde recyclingbe-
drijven.
Door zijn ontwerp, door de fabrieksafstellin-
gen en door zijn matig verbruik is uw auto
in overeenstemming met de wettelijke bepa-
lingen over luchtverontreiniging in ons land.
Hij produceert zo weinig mogelijk schade-
lijke uitlaatgassen en rijdt zo zuinig mogelijk.
Maar de luchtverontreiniging en het verbruik
van uw auto hangen ook van u af. Let op dat
hij goed wordt onderhouden en goed wordt
gebruikt.
Onderhoud
Overtreding van de bepalingen inzake lucht-
verontreiniging is strafbaar.
Voor een goede werking van het uitlaatsys-
teem en het handhaven van de emissie-
waarden mogen er alleen originele door de
fabrikant voorgeschreven onderdelen ge-
bruikt worden voor het brandstof- en uitlaat-
systeem van uw auto.
Laat uw auto controleren en afstellen door
een merkdealer, in overeenstemming met
de instructies in het onderhoudsprogramma
van uw auto: de merkdealer beschikt over
alle gereedschappen om de oorspronkelijke
afstellingen van uw auto te garanderen.
Afstelling van de motor
Bougies: voor het verkrijgen van de
optimale omstandigheden waarbij een
laag verbruik, een hoog rendement en
goede prestaties samengaan, is het be-
slist noodzakelijk dat de door ons voor-
geschreven bougies worden gebruikt.
Laat steeds bougies van het juiste merk
en type met de juiste elektrodeafstand
monteren. Raadpleeg hiervoor een merk-
dealer.
Luchtfilter, brandstoffilter: een vervuild
filterelement vermindert het rendement.
Laat het vervangen.
Oplichten en stationair toerental: geen
afstelling nodig.
Controle van de uitlaatgassen
Het controlesysteem van de uitlaatgassen
waarschuwt bij een storing in de werking van
de katalysator.
Een dergelijke storing kan leiden tot een ver-
hoogde uitstoot van schadelijke uitlaatgas-
sen en schade aan mechanische organen.
ÄDit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel geeft eventu-
ele storingen van het systeem aan:
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft bij het starten van de motor.
Als het continu brandt, moet u zo snel
mogelijk een merkdealer raadplegen;
als het knippert, moet u vaart verminde-
ren tot het knipperen ophoudt. Raadpleeg
zo spoedig mogelijk een merkdealer.
environnement ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.21
NLD_UD66115_2
Environnement (X07 - Renault)
Environnement
MILIEU
Uw auto is ontwikkeld met een zo groot
mogelijke aandacht voor het milieu gedu-
rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabrica-
ge, tijdens zijn gebruik en ten slotte als hij
gesloopt wordt.
Fabricage
De fabricage van uw auto vindt plaats in
een fabriek die stappen onderneemt tot
vermindering van de milieueffecten op de
leefomgeving en de natuur (vermindering
van water- en energieverbruik, licht- en ge-
luidsoverlast, water- en luchtverontreiniging,
scheiden van afval en terugwinnen van ma-
terialen uit afvalstoffen).
Emissies
Voor de gebruiksfase van de auto, is hij zo
ontworpen dat hij minder broeikasgassen
(CO2) uitstoot, en dus minder verbruikt.
Bovendien zijn de auto’s uitgerust met sys-
temen, zoals een katalysator, een lambdas-
onde om de uitlaatgassen te reinigen. Een
filter met actieve koolstof voorkomt dat de uit
de tank afkomstige benzinedamp in de at-
mosfeer terecht komt.
Denk zelf ook aan het milieu
– Gebruikte en vervangen onderdelen na
een door u zelf uitgevoerde onderhouds-
beurt aan uw auto (accu, oliefilter, lucht-
filter, batterijen, enz.) en olieblikken (leeg
of gevuld met oude olie) moeten bij daar-
voor bestemde depots voor klein che-
misch afval ingeleverd worden.
De auto moet aan het eind van zijn be-
staan door een gespecialiseerd bedrijf
worden gesloopt om te worden gerecy-
cleerd.
Houd u aan de lokale voorschriften.
Kringloop
Uw auto is voor 85% recycleerbaar en voor
95% herbruikbaar.
Om deze doelstellingen te behalen, is een
groot aantal onderdelen van de auto ontwor-
pen om gerecycled te worden. De construc-
tie en de materialen zijn zodanig ontworpen
dat de demontage van deze componenten
en hun herverwerking in specifieke bedrijven
wordt vergemakkelijkt.
Om het gebruik van grondstoffen terug te
dringen, bevat de auto met name veel on-
derdelen van gerecycleerde kunststoffen en
duurzame materialen (materialen van plan-
ten of dieren, zoals katoen en wol).
avertisseur de perte de pression des pneu-
matiques ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.22
NLD_UD62036_2
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (X07 - Renault)
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (1/4)
Wanneer de auto ermee is uitgerust, waar-
schuwt dit systeem voor verlies van span-
ning in een of meerdere banden.
A
Het systeem is hiermee uitgerust als er een
sticker A in de auto is geplaatst.
Open het bestuurdersportier om te zien of
dat etiket aanwezig is.
A
1
De werking van het systeem
Dit systeem detecteert een verlies van span-
ning in een van de banden door tijdens het
rijden de snelheid van de banden te meten.
Het controlelampje 1 blijft branden
om de bestuurder te waarschuwen dat de
druk te laag is (lage bandenspanning, lekke
band ...).
2.23
NLD_UD62036_2
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (X07 - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (2/4)
Werkingsvoorwaarden
Het systeem moet worden gereset met een
bandenspanning die gelijk is aan de ban-
denspanning die op het label met de ban-
denspanning staat. Anders is er kans dat
het geen betrouwbare waarschuwing geeft
bij een aanzienlijk verlies van bandenspan-
ning. 4.13.
In de volgende situaties bestaat het risico
dat het systeem te traag of niet correct werkt:
– systeem niet gereset na het oppompen
van de banden of na elke andere verrich-
ting aan de wielen
systeem slecht gereset: andere banden-
spanning dan de aanbevolen banden-
spanning
aanzienlijke wijziging van de belading of
verdeling van de belading aan één kant
van de auto
sportief rijden en aanzienlijk versnellen
rijden op een besneeuwd of glad wegdek
rijden met sneeuwkettingen
monteren van maar één nieuwe band
Gebruik van banden die niet door de
merkdealer zijn goedgekeurd;
– ...
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de
taak van de bestuurder over.
De bestuurder moet altijd opletten en
blijft verantwoordelijk.
Controleer de bandenspanning, inclusief
het reservewiel, één keer per maand.
De referentiewaarde voor de banden-
spanning opnieuw instellen
Dit moet worden uitgevoerd terwijl de auto
stilstaat:
na het oppompen van een van de banden
of het corrigeren van de bandenspanning
in een van de banden;
wanneer de referentiespanning in de
banden moet worden gewijzigd om aan-
gepast te zijn aan de gebruiksomstandig-
heden (onbelast, belast, rijden op de au-
tosnelweg ...);
na het verwisselen van een wiel
na het gebruiken van de pompset voor de
banden
na het verwisselen van de wielen van de-
zelfde as (u mag niet wisselen tussen de
voor- en achterwielen).
Deze test moet altijd gebeuren na controle
van de bandenspanning in de vier banden
als deze koud zijn.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op
het huidige gebruik van de auto (onbelast,
belast, rijden op de autosnelweg ...).
2.24
NLD_UD62036_2
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (X07 - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (3/4)
2
3
Resetprocedure
Contact aan, stilstaande auto:
druk kort op een van de knoppen 2 of 3
zo vaak als nodig is om toegang te krij-
gen tot het tabblad “SET ” op
het B scherm;
druk lang (ongeveer 3 seconden) op een
van de knoppen 2 of 3 om het resetten
te starten. Als het waarschuwingslampje
voor “SET ” knippert gedurende
ongeveer 5 seconden en de waarschu-
wingslampjes voor “SET ” tege-
lijkertijd constant branden, geeft dit aan
dat het verzoek voor opnieuw initialiseren
van de referentiewaarde van de banden-
spanning correct is geregistreerd.
Het resetten is afgerond na enkele minuten
rijden.
Afhankelijk van de apparatuur kunt u de
reset uitvoeren vanaf het multimediascherm
(raadpleeg de multimedia-instructies).
Corrigeren van de bandenspanning
De bandenspanning moet worden ge-
corrigeerd wanneer de banden koud zijn
(raadpleeg de sticker A op de zijkant van het
bestuurdersportier).
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Elke keer dat de banden worden opgepompt
of de bandenspanning wordt gecorrigeerd,
moet de referentiewaarde voor de banden-
spanning opnieuw worden ingesteld.
B
2.25
NLD_UD62036_2
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (X07 - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (4/4)
Een plots verlies van bandenspanning
(klapband ...) wordt mogelijk niet door
het systeem worden opgespoord.
Banden oppompen en resetten
Het controlelampje 1 blijft branden
(niet knipperend).
Dit betekent dat minstens een van de
banden te zacht of lek is.
Pomp een te zachte band op.
Vervang een lekke band of neem contact op
met een merkdealer.
Controleer de bandenspanning van de vier
koude banden en pas ze zo nodig aan; stel
nadien de referentiewaarde voor de banden-
spanning opnieuw in.
Het controlelampje 1 gaat uit nadat
de reset van de referentiewaarde voor de
bandenspanning is gestart.
Vervangen van wielen/banden
Gebruik alleen apparatuur die door de merk-
dealer is goedgekeurd. Anders loopt u het
risico dat het systeem met vertraging wordt
ingeschakeld of slecht werkt. 5.6.
Elke keer dat een wiel/band wordt verwis-
seld, moet de bandenspanning worden ge-
corrigeerd en moet de referentiewaarde
voor de bandenspanning opnieuw worden
ingesteld.
1
Spuitbussen voor bandenreparatie en
pompset
Gebruik alleen apparatuur die door de merk-
dealer is goedgekeurd. Anders loopt u het
risico dat het systeem met vertraging wordt
ingeschakeld of slecht werkt. 5.2.
Nadat de pompset voor de banden is ge-
bruikt, moet de bandenspanning worden
gecorrigeerd en moet de referentiewaarde
voor de bandenspanning opnieuw worden
ingesteld.
Systeem controleren
Het controlelampje 1 knippert
enkele seconden en blijft dan branden. Dit
controlelampje brandt in combinatie met het
controlelampje ©.
Dit duidt op een storing in het systeem.
Raadpleeg een merkdealer.
Systeem niet beschikbaar
Het controlelampje 1 knippert enkele
seconden en blijft dan branden.
système de surveillance de pression des
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.26
NLD_UD78777_1
Système de surveillance de pression des pneumatiques (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Système de surveillance de pression des pneumatiques
Wanneer de auto ermee is uitgerust, waar-
schuwt dit systeem tijdens het rijden voor
verlies van spanning in een of meerdere
banden.
De werking van het systeem
Elk wiel beschikt over een drukzender in het
ventiel die de bandenspanning tijdens het
rijden periodiek meet.
Het controlelampje 1 blijft branden
om de bestuurder te waarschuwen dat de
druk te laag is.
Reset van de referentiewaarde
voor bandenspanning
Deze gebeurt:
wanneer de referentiespanning in de
banden moet worden gewijzigd om aan-
gepast te zijn aan de gebruiksomstan-
digheden (onbelast, belast, rijden op de
autosnelweg ...);
na het verwisselen van een wiel.
Deze test moet altijd gebeuren na controle
van de bandenspanning in de vier banden
als deze koud zijn.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op
het huidige gebruik van de auto (onbelast,
belast, rijden op de autosnelweg ...).
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de
taak van de bestuurder over.
De bestuurder moet altijd opletten en
blijft verantwoordelijk.
Controleer de bandenspanning één keer
per maand.
1
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (1/4)
2.27
NLD_UD78777_1
Système de surveillance de pression des pneumatiques (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Aanduiding
Bandenspanning aanpassen
Het controlelampje blijft branden. Dit
betekent dat minstens een van de banden
lek is.
Controleer en corrigeer indien nodig de ban-
denspanning van de vier koude wielen. Het
controlelampje dooft na enkele mi-
nuten rijden.
2
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar te
brengen.
3
4
5
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (2/4)
N.B.: de waarde van de bandenspanning
mag niet lager zijn dan de aanbevolen span-
ning die staat vermeld op de rand van het
bestuurdersportier of, afhankelijk van het
voertuig, onderaan op het bestuurderspor-
tier.
Resetprocedure
Stilstaande motor:
druk kort op een een van de knoppen 3
of 4 om het controlelampje 5 op het dis-
play 2 te selecteren;
druk lang (ongeveer vijf seconden) op
een van de knoppen 3 of 4 om het re-
setten te starten. Het “SET ”-waar-
schuwingslampje knippert en wordt ver-
volgens continu weergegeven. Dat geeft
aan dat er rekening is gehouden met de
reset van de referentiewaarde voor de
bandenspanning.
2.28
NLD_UD78777_1
Système de surveillance de pression des pneumatiques (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Corrigeren van de
bandenspanning
De bandenspanning moet koud worden
gecorrigeerd (raadpleeg de sticker op de
zijkant van het bestuurdersportier).
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (3/4)
Vervangen van wielen/banden
Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen
nodig (wielen, sierdoppen, enz.).
Neem contact op met een merkdealer om
de banden te vervangen en om erachter
te komen welke accessoires bij het sys-
teem horen. De juiste accessoires zijn ver-
krijgbaar via uw merkdealer: bij gebruik van
andere accessoires functioneert het sys-
teem mogelijk niet juist.
Spuitbussen voor
bandenreparatie en pompset
Vanwege de specifieke eigenschappen van
de ventielen mag u alleen uitrustingen ge-
bruiken die door de merkdealer zijn goedge-
keurd.
Lekke band
Het -waarschuwingslampje wordt
continu weergegeven in combinatie met het
®-waarschuwingslampje en een weer-
klinkende pieptoon. Dit betekent dat min-
stens een van de banden lek is of veel te
lage spanning heeft. Vervang het of roep de
hulp in van een merkdealer als de band lek
is. Pomp de band op als de bandenspanning
te laag is.
Controleer bandensensor
Het controlelampje knippert mee-
rdere seconden en blijft dan branden ver-
gezeld van het controlelampje ©.
Dit controlelampje brandt als er wielen op de
auto gemonteerd worden die niet van een
drukzender zijn voorzien (bijvoorbeeld het
reservewiel). Is dit niet het geval, neem dan
contact op met een merkdealer.
Een plots verlies van bandenspanning
(klapband ...) wordt mogelijk niet door
het systeem worden opgespoord.
2.29
NLD_UD78777_1
Système de surveillance de pression des pneumatiques (X07 - X07 Ph2 - Renault)
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (4/4)
De informatie op het instrumentenpaneel duidt op mogelijke bandenspanningsstoringen (bijv. een leeggelopen of lekke band).
Waarschuwingslampje ® dwingt u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen.
Controleen
waarschuwingslampjes Boodschappen Interpretatie
Bandenspanning aanpassen Dit geeft aan dat er een te lage bandenspanning is gedetecteerd. Controleer en
stel de spanning van de vier banden in en reset het systeem.
+ ®Lekke band
De waarschuwingslampjes worden continu weergegeven en gaan vergezeld van
een pieptoon. Dit geeft aan dat de betreffende band lek of veel te zacht is. Pas
de spanning van de vier banden aan terwijl deze koud zijn en reset het systeem
als de band leeg is. Vervang de band (of laat deze vervangen) als deze lek is.
+ ©Controleer bandensensor Deze duidt erop dat minstens één wiel niet is voorzien van een sensor (bijv. re-
servewiel voor noodgevallen) of dat de sensor defect is. Ga naar een merkdealer.
Plaatsbepaling banden mislukt
Dit geeft aan dat het systeem niet de spanning van elke band kan bepalen. Dit
kan komen door het gebruik van een sensor die niet wordt aanbevolen door een
erkende dealer. Het bandenspanningssensorbewakingssysteem blijft actief.
ABS ...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système antiblocage des roues : ABS .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance au freinage d’urgence ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
freinage d’urgence .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
contrôle dynamique de conduite : ESC .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
ESC : Contrôle dynamique de conduite ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au démarrage en côte........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.30
NLD_UD81901_3
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X07 - Renault)
Afhankelijk van de auto, kunnen deze be-
staan uit:
het antiblokkeersysteem van de
wielen (ABS);
elektronisch stabiliteitsprogramma
(ESC) met onderstuurcontrole, tractie-
controle en hulp bij zijwind;
de noodstopbekrachtiging;
hulp bij het wegrijden op een helling.
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite
Storingen
© en x branden op het in-
strumentenpaneel: de ABS, de ESC en
de noodstopbekrachtiging zijn uitgescha-
keld. Remmen blijft mogelijk;
x, D, © en ®
branden op het instrumentenpaneel: dit
wijst op een storing in de remsyste-
men.
Raadpleeg in beide gevallen een merkdea-
ler.
Antiblokkeersysteem van de
wielen (ABS)
Bij krachtig remmen, voorkomt het ABS
het blokkeren van de wielen, waardoor de
remweg beheersbaar en de auto bestuur-
baar blijft.
In deze situatie zijn uitwijkmanoeuvres tij-
dens het remmen mogelijk. Bovendien ver-
betert dit systeem de remweg, met name op
een weg met weinig grip (natte weg, enz.).
U voelt het in werking komen van het sys-
teem aan het trillen van het rempedaal. Het
ABS kan echter nooit de natuurkundige ei-
genschappen van de grip tussen de banden
en het wegdek verbeteren. Blijf altijd de ge-
bruikelijke voorzichtigheid in acht houden
(afstand bewaren enz.).
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/4)
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto worden hiermee niet ver-
legd en vormen ook geen reden om
harder te gaan rijden. Deze functies
kunnen dus in geen geval de oplettend-
heid of de verantwoordelijkheid van de
bestuurder overnemen - de bestuurder
moet altijd alert zijn op plotselinge ge-
beurtenissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen.
Bij krachtig remmen kunt u het rempe-
daal diep ingedrukt houden. Het is niet
nodig “pompend” te remmen. Het ABS
regelt de kracht in het remsysteem.
Het remsysteem werkt nog ge-
deeltelijk. Maar het is gevaar-
lijk om krachtig te remmen. U
moet direct stoppen zonder het
overige verkeer in gevaar te brengen.
Roep de hulp in van een merkdealer.
assistance par vent latéral .........................
(page courante)
fonction assistance par vent latéral ...........
(page courante)
2.31
NLD_UD81901_3
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X07 - Renault)
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC)
met onderstuurcontrole,
tractiecontrole en hulp bij
zijwind;
Elektronisch stabiliteitsprogramma ESC
Dit systeem helpt u de controle over de auto
te behouden in kritieke rijsituaties (uitwijken
voor een obstakel, verlies van grip op de
weg in een bocht, enz.).
Een opname-element in het stuurwiel regi-
streert de richting waarin de bestuurder de
auto wil laten rijden.
Andere opname-elementen in de auto regi-
streren de werkelijke verplaatsingsrichting.
Het systeem vergelijkt de door de bestuur-
der gekozen richting met de werkelijke ver-
plaatsingsrichting van de auto en corrigeert
deze laatste door, indien nodig, de remmen
van sommige wielen te laten werken en/of
het motorvermogen aan te passen. Als het
systeem is ingeschakeld, knippert het con-
trolelampje op het instrumentenpa-
neel.
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/4)
Onderstuurcontrole
Dit verbetert de werking van het ESC bij
sterk onderstuur van de auto (als de voor-
wielen hun grip verliezen).
Hulp bij zijwind
Dit systeem verbetert de werking van de
ESC en helpt ook bij de controle over de
auto bij wisselende zijwind. Het helpt de ver-
plaatsingsrichting van de auto te handhaven
via het gebruik van de remmen.
Als het systeem wordt ingeschakeld, kan het
controlelampje op het instrumenten-
paneel gaan knipperen.
Tractiecontrole
Dit systeem helpt het slippen van de aan-
gedreven wielen te beperken en de auto bij
het wegrijden, accelereren of decelereren te
controleren.
Met behulp van opname-elementen bij de
wielen, meet en vergelijkt het systeem con-
stant de snelheid van de aangedreven wielen
en remt het deze af als ze doorslippen. Als
een wiel neigt naar doorslippen, zorgt het
systeem voor het afremmen van het betref-
fende wiel, totdat de snelheid van het wiel
overeenkomt met de grip op de weg.
Het systeem reageert ook door het toeren-
tal van de motor aan te passen aan de hoe-
veelheid grip onder de wielen, onafhankelijk
van de mate waarin het gaspedaal wordt in-
gedrukt.
Storingen
Als het systeem een storing ontdekt, ver-
schijnen de waarschuwingslampjes ©
en op het instrumentenpaneel. In dit
geval zijn het ESC en de tractiecontrole uit-
geschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
2.32
NLD_UD81901_3
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X07 - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/4)
Noodstopbekrachtiging
Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat
zorgt voor het verminderen van de remweg
van de auto.
Dit systeem registreert of er sprake is van
een noodsituatie wanneer het rempedaal
wordt ingedrukt. In zo’n noodsituatie ont-
wikkelt de rembekrachtiging zijn maximale
kracht en kan de regeling door het ABS in
werking komen.
Het ABS-remsysteem blijft werken zolang
het rempedaal ingedrukt is.
Oplichten van de alarmknipperlichten
Afhankelijk van de auto, kunnen deze bij
krachtig afremmen gaan branden.
Remanticipatie
Afhankelijk van de auto anticipeert het sys-
teem, als u snel het gaspedaal loslaat, op
het remmen om de remweg te verminderen.
Tijdens het gebruik van de snelheidsrege-
laar:
als u het gaspedaal gebruikt, kan het sys-
teem in werking komen als u het pedaal
loslaat;
als u het gaspedaal niet gebruikt, zal het
systeem niet in werking komen.
Bij een storing
Als het systeem een storing ontdekt, gaat
het waarschuwingslampje © op het
instrumentenpaneel branden.
Raadpleeg een merkdealer.
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto worden hiermee niet ver-
legd en vormen ook geen reden om
harder te gaan rijden. Deze functies
kunnen dus in geen geval de oplettend-
heid of de verantwoordelijkheid van de
bestuurder overnemen - de bestuurder
moet altijd alert zijn op plotselinge ge-
beurtenissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen.
2.33
NLD_UD81901_3
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X07 - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/4)
Hulp bij wegrijden op een helling
Afhankelijk van de helling van de weg helpt
dit systeem de bestuurder bij het wegrijden
op een helling. Het voorkomt dat de auto,
naargelang de helling, achteruit rolt door
automatisch de remmen vast te zetten als
de bestuurder het rempedaal loslaat om het
gaspedaal te bedienen.
Het werkt alleen als de versnellingshendel
niet in de neutrale stand staat (niet in N of P
voor een automatische transmissie) en als
de auto geheel stil staat (rempedaal inge-
drukt).
Het systeem houdt de auto ongeveer 2 se-
condes stil. Daarna komen de remmen ge-
leidelijk vrij (de auto rolt naargelang de hel-
ling).
Het systeem van de hulp bij het
wegrijden op een helling kan
niet in alle gevallen totaal ver-
hinderen dat de achteruit rijdt
(zeer steile helling, enz.).
De bestuurder kan altijd het rempedaal
bedienen om het achteruitrijden van de
auto te verhinderen.
De hulp bij het wegrijden op een helling
mag niet gebruikt worden om de auto
langdurig stil te houden: gebruik het
rempedaal.
Deze functie is niet bedoeld om de auto
permanent te laten stilstaan.
Gebruik indien nodig het rempedaal om
de auto te stoppen.
De bestuurder moet bijzonder voorzich-
tig rijden op een glad oppervlak of bij
weinig grip.
Gevaar van ernstige verwondingen.
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
alerte de sortie de voie ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.34
NLD_UD55654_1
Alerte de sortie de voie (X07 - Renault)
Alerte de sortie de voie
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (1/3)
Deze waarschuwingsfunctie voor het verla-
ten van de rijstrook waarschuwt de bestuur-
der bij onopzettelijke overschrijding van een
doorgetrokken of onderbroken streep.
Deze functie gebruikt een camera die zich
achter de achteruitkijkspiegel op de voorruit
bevindt.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
Met de waarschuwingsfunctie bij het
overschrijden van de wegmarkering
wordt de verplaatsingsrichting van
de auto niet gecorrigeerd.
2.35
NLD_UD55654_1
Alerte de sortie de voie (X07 - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (2/3)
Uitschakelen
Gebruik schakelaar 1. Het geïntegreerd con-
trolelampje 2 in de schakelaar 1 brandt.
Bij een storing
Bij een storing blijft het controlelampje in de
knop 1 aan en de controlelampjes ©
en lichten op in het instrumenten-
paneel, samen met een geluidssignaal. Ga
naar een merkdealer.
Wanneer een streep wordt overschreden
zonder dat de richtingaanwijzers worden
aangezet, waarschuwt de functie de be-
stuurder door het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel te laten
branden en een geluidssignaal te laten klin-
ken.
Omstandigheden waarbij geen
waarschuwingen worden
gegeven
De richtingaanwijzers waren aangezet
of zijn minder dan ongeveer 4 secon-
den aan geweest voordat de streep werd
overschreden;
De streep wordt zeer snel overschreden;
– Er wordt continu over een streep gere-
den;
Bij het nemen van bochten maakt de
functie het mogelijk om deze iets af te
snijden;
Vuile voorruit ter hoogte van de camera;
– ...
Inschakelen
Druk op de schakelaar 1: het ingebouwde
waarschuwingslampje 2 in de schakelaar 1
gaat uit.
De functie geeft een waarschuwing af
wanneer:
het controlelampje in schakelaar 1 dooft;
en
– de auto sneller dan ongeveer 70 km/u.
rijdt;
en
er strepen worden gedetecteerd.
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel licht op om u hiervan op de
hoogte te brengen.
1
2
Telkens wanneer de auto wordt gestart,
blijft de functie in de modus die is op-
geslagen toen de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
2.36
NLD_UD55654_1
Alerte de sortie de voie (X07 - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing kan de uitlijning van de camera worden gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking. Schakel de
functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit) moeten worden uitgevoerd door
een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
bedekte voorruit (vuil, ijs, sneeuw, condensatie enzovoort).
een complexe omgeving (tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort);
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
de wegmarkeringen zijn onregelmatig of moeilijk te onderscheiden (bijv. gedeeltelijk gewist, grote onderlinge afstand, vervormd wegdek);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s enzovoort);
de weg is smal, bochtig of golvend (scherpe bochten enzovoort);
u rijdt dicht achter een andere auto op dezelfde rijstrook.
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (3/3)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
limiteur de vitesse ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.37
NLD_UD69170_2
Régulateur-limiteur de vitesse : fonction limiteur (X07 - Renault)
Limiteur de vitesse
Inschakelen
Druk op de schakelaar 1 aan de kant .
Het controlelampje 6 gaat branden en de
boodschap “LIMIT” verschijnt op het in-
strumentenpaneel met streepjes om aan te
geven dat de snelheidsbegrenzer is inge-
schakeld en wacht op het opslaan van een
maximumsnelheid.
Druk op de schakelaar 2 (+) om de actuele
snelheid op te slaan: de ingestelde maxi-
mumsnelheid vervangt de streepjes.
De minimum te registreren snelheid is
30 km/u.
Bediening
1 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
2 Inschakelen, in het geheugen opslaan en
verhogen van de ingestelde maximum-
snelheid (+).
3 Verlagen van de maximumsnelheid (-).
4 Inschakelen met oproepen van de maxi-
mumsnelheid (R).
5 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde maximumsnelheid blijft in het ge-
heugen) (0).
De snelheidsbegrenzer is een functie die u
helpt om een door u gekozen maximum-
snelheid niet te overschrijden.
SNELHEIDSBEGRENZER (1/3)
235
4
6
1
2.38
NLD_UD69170_2
Régulateur-limiteur de vitesse : fonction limiteur (X07 - Renault)
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi-
mum snelheid te overschrijden door: zo snel
en diep mogelijk het gaspedaal in te druk-
ken (voorbij het “zware punt”)
Gedurende het overschrijden knippert de
maximumsnelheid op het instrumentenpa-
neel.
Laat daarna het gaspedaal los: de snel-
heidsbegrenzer komt weer in werking zodra
u langzamer rijdt dan de in het geheugen op-
geslagen snelheid.
Onmogelijkheid om de ingestelde
maximum snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het systeem
de maximumsnelheid niet vasthouden: de
opgeslagen snelheid knippert op het instru-
mentenpaneel en er klinkt met regelmatig in-
terval een geluidssignaal om u te informe-
ren.
Verandering van de ingestelde
maximumsnelheid
U kunt de ingestelde maximumsnelheid ver-
anderen door een aantal keren te drukken
op:
de schakelaar 2 (+) om de snelheid te
verhogen;
de schakelaar 3 (-) om de snelheid te ver-
lagen.
Het rijden
Als een ingestelde snelheid in het geheugen
staat, grijpt het systeem niet in zolang deze
snelheid niet bereikt wordt. Het rijden is het-
zelfde als met een auto zonder snelheids-
begrenzer.
Zodra u de ingestelde snelheid bereikt, over-
schrijdt de auto de ingestelde snelheid niet,
ook niet als u het gaspedaal verder indrukt,
behalve indien nodig (raadpleeg de para-
graaf “Overschrijding van de maximumsnel-
heid”).
SNELHEIDSBEGRENZER (2/3)
De snelheidsbegrenzer heeft
in geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
23
2.39
NLD_UD69170_2
Régulateur-limiteur de vitesse : fonction limiteur (X07 - Renault)
SNELHEIDSBEGRENZER (3/3)
Opnieuw inschakelen van de
maximumsnelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, is het mogelijk deze op te roepen
door op de schakelaar 4 (R) te drukken.
Onderbreken van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt opgeschort als u drukt op de scha-
kelaar 5 (0). In dit geval blijft de ingestelde
maximumsnelheid in het geheugen en de
boodschap “MEM” met de ingestelde snel-
heid verschijnt op het instrumentenpaneel.
Uitschakelen van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt onderbroken als u drukt op de schake-
laar 1, in dat geval is er geen snelheid meer
in het geheugen opgeslagen. Het doven van
het oranje lampje op het instrumenten-
paneel bevestigt dat de functie uitgescha-
keld is.
Als de begrenzer is opgeschort, komt de
functie weer in werking door een druk op
de schakelaars 2 (+), ongeacht de snel-
heid die in het geheugen is opgeslagen:
het is de snelheid van de auto op dat
moment waarmee rekening wordt ge-
houden.
235
4
1
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur de vitesse .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.40
NLD_UD78774_2
Régulateur-limiteur de vitesse : fonction régulateur (X07 - Renault)
De snelheidsregelaar is een functie die u
helpt de door u gekozen rijsnelheid op een
constante waarde vast te houden, dit wordt
de ingestelde snelheid genoemd.
Vanaf 30 km/u kunt u de snelheid traploos
instellen.
Régulateur de vitesse
De snelheidsregelaar heeft in
geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
Bediening
1 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
2 Inschakelen, in het geheugen opslaan en
verhogen van de ingestelde snelheid (+).
3 Verlagen van de ingestelde snelheid (-).
4 Inschakelen met oproepen van de inge-
stelde snelheid (R).
5 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde snelheid blijft in het geheugen) (0).
SNELHEIDSREGELAAR (1/4)
235
4
1
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Ook met deze extra rijhulp is de
bestuurder altijd verplicht om
zich aan de snelheidslimieten te houden
en alert te blijven.
De bestuurder moet altijd controle
houden over de auto.
De snelheidsregelaar moet niet gebruikt
worden in druk verkeer, op een bochtige
of gladde weg (ijzel, aquaplaning, kiezel-
steentjes) en als de weersomstandighe-
den ongunstig zijn (mist, regen, zijwind,
enz.).
Kans op ongevallen.
2.41
NLD_UD78774_2
Régulateur-limiteur de vitesse : fonction régulateur (X07 - Renault)
Het rijden
Als een snelheid in het geheugen is vastge-
legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u
uw voet van het gaspedaal nemen.
Let op: u moet de voeten dicht
bij de pedalen te houden om te
kunnen ingrijpen bij noodsitua-
ties.
Instellen van de snelheid
Druk bij een constante snelheid (meer dan
ongeveer 30 km/u) op de schakelaar 2 (+):
de functie wordt ingeschakeld en de actuele
snelheid wordt opgeslagen.
De ingestelde snelheid vervangt de streep-
jes en de instelling wordt bevestigd door het
groene controlelampje 6 en het controle-
lampje 7.
Inschakelen
Druk op de schakelaar 1 aan de kant .
Het groene controlelampje 7 licht op en de
boodschap “CRUISE” verschijnt op het in-
strumentenpaneel met streepjes om aan te
geven dat de snelheidsregelaar is ingescha-
keld en wacht op het opslaan van een snel-
heid.
SNELHEIDSREGELAAR (2/4)
23
6 7
1
2.42
NLD_UD78774_2
Régulateur-limiteur de vitesse : fonction régulateur (X07 - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (3/4)
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd verho-
gen door het gaspedaal in te drukken. Zo
lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde
snelheid op het instrumentenpaneel om u te
waarschuwen.
Laat daarna het gaspedaal los: na enkele
seconden gaat de auto automatisch weer
met de oorspronkelijk ingestelde snelheid
rijden.
Onmogelijkheid om de gekozen
ingestelde snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het systeem
de ingestelde snelheid niet vasthouden: de
snelheid in het geheugen knippert op het in-
strumentenpaneel om u te informeren.
Veranderen van de ingestelde
snelheid
U kunt de ingestelde snelheid veranderen
door een aantal keren te drukken op:
de schakelaar 2 (+) om de snelheid te
verhogen;
de schakelaar 3 (-) om de snelheid te ver-
lagen.
De snelheidsregelaar heeft in
geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
23
2.43
NLD_UD78774_2
Régulateur-limiteur de vitesse : fonction régulateur (X07 - Renault)
Uitschakelen van de functie
De werking van de snelheidsregelaar wordt
onderbroken als u op de schakelaar 1 drukt,
er is dan geen snelheid meer ingesteld. Het
doven van de groene lampjes en
op het instrumentenpaneel bevestigt dat de
functie uitgeschakeld is.
Opnieuw inschakelen van de gekozen
snelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, kan deze in de juiste omstandighe-
den (verkeersdrukte, staat van het wegdek,
weersomstandigheden, enz.) worden opge-
roepen. Druk op de schakelaar 4 (R) als de
snelheid van de auto hoger is dan 30 km/u.
Bij het oproepen van de in het geheugen
opgeslagen snelheid wordt het inschakelen
van de regelaar bevestigd door het oplichten
van het controlelampje .
NB: als de eerder opgeslagen snelheid veel
hoger is dan de actuele snelheid, trekt de
auto snel op naar deze hogere snelheid.
Als de regelaar stand-by is, komt de re-
gelaarfunctie weer in werking door een
druk op de schakelaar 2 (+), ongeacht
de snelheid die in het geheugen is opge-
slagen; de actuele snelheid van de auto
wordt gebruikt.
Onderbreken van de functie
De functie wordt uitgeschakeld als u drukt
op:
de schakelaar 5 (0);
het rempedaal;
– het koppelingspedaal of het in neutraal
schakelen voor de auto’s met automati-
sche transmissie.
In die drie gevallen blijft de ingestelde maxi-
mumsnelheid in het geheugen en de bood-
schap “MEM” verschijnt op het instrumen-
tenpaneel.
De stand-bystand wordt bevestigd door het
doven van het controlelampje .
SNELHEIDSREGELAAR (4/4)
Het onderbreken of uitschake-
len van de snelheidsregelaar
brengt geen snelle snelheids-
vermindering met zich mee: u
moet remmen door het rempedaal in te
drukken.
235
4
1
aide au parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radar de recul ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.44
NLD_UD74966_2
Aide au parking (X07 - Renault)
Aide au parking
De werking van het systeem
Ultrasoondetectoren die in de bumper van
de auto ingebouwd zijn, “meten” de afstand
tussen de auto en een obstakel.
Het parkeerhulpsysteem wordt ingescha-
keld wanneer u de auto in de achteruitver-
snelling schakelt.
Het parkeerhulpsysteem houdt geen reke-
ning met aanhang- of laadsystemen enz.
Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen
waarvan de frequentie toeneemt naarmate
het obstakel dichterbij komt, totdat het een
continu geluid wordt wanneer het obstakel
ongeveer 20 à 30 cm van de auto verwijderd
is.
PARKEERHULP (1/2)
Werking
Als de achteruitversnelling wordt ingescha-
keld, klinkt er een geluidssignaal. De meeste
voorwerpen die zich op minder dan onge-
veer 1,20 meter van de achterkant van de
auto bevinden, worden gedetecteerd.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie kan in geen enkel
geval de oplettendheid en ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder
vervangen bij het manoeuvreren.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er
zich bij het manoeuvreren geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.)
in uw blinde hoek bevinden.
Bijzonderheden
Zorg ervoor dat de ultrasoondetectors niet
bedekt zijn (vuil, modder, sneeuw, enz.).
2.45
NLD_UD74966_2
Aide au parking (X07 - Renault)
Inschakelen/uitschakelen
Druk op de schakelaar 2 om het systeem uit
te schakelen.
Het controlelampje in de schakelaar licht op
om u eraan te herinneren dat het systeem
uitgeschakeld is.
Bij opnieuw indrukken schakelt het systeem
weer in en dooft het lampje.
2
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigen (bijvoorbeeld: vervor-
ming van een as, enz.).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
PARKEERHULP (2/2)
Bij een storing
Als het systeem een storing ontdekt, hoort
u elke keer dat u de achteruitversnelling in-
schakelt drie seconden lang een geluids-
signaal om u te waarschuwen. Ga naar een
merkdealer.
caméra de recul .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.46
NLD_UD81795_3
Caméra de recul (X07 - Renault)
Caméra de recul
ACHTERUITRIJCAMERA (1/4)
2
1
NB:
zorg ervoor dat de achteruitrijcamera niet
bedekt is (vuil, modder, sneeuw, ...);
afhankelijk van de auto kunt u sommige
parameters instellen via het multimedia-
scherm 2. Raadpleeg de gebruiksaan-
wijzing van het multimediasysteem voor
meer informatie.
Werking
Nadat de auto in de achteruitversnelling is
geschakeld (en tot vijf seconden nadat u
een andere versnelling hebt geselecteerd),
geeft de camera 1 naast de lampjes het uit-
zicht achter de auto weer op het multime-
diascherm 2, samen met een vaste en een
bewegende geleidelijn.
Dit systeem wordt eerst gebruikt met behulp
van een of meer tekeningen (bewegend
voor de verplaatsingsrichting en vast voor
de afstand). Als de rode zone bereikt is, ge-
bruikt u de afbeelding van de bumper om
nauwkeurig te stoppen.
Deze functie is een extra hulp-
middel. De bestuurder moet
altijd opletten en blijft verant-
woordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
die tijdens het rijden zich kunnen voor-
doen: let dus altijd op of er een bewe-
gend obstakel is (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets) of een te klein of
smal obstakel is (grote steen, dun paal-
tje) tijdens de manoeuvre.
2.47
NLD_UD81795_3
Caméra de recul (X07 - Renault)
ACHTERUITRIJCAMERA (2/4)
Deze functie is een extra hulp-
middel. De bestuurder moet
altijd opletten en blijft verant-
woordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
die tijdens het rijden zich kunnen voor-
doen: let dus altijd op of er een bewe-
gend obstakel is (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets) of een te klein of
smal obstakel is (grote steen, dun paal-
tje) tijdens de manoeuvre.
C
B
A
Bewegende tekening 3 (afhankelijk van
de auto).
Deze wordt in het blauw getoond op het mul-
timediascherm 2. Hij geeft de verplaatsings-
richting van de auto aan afhankelijk van de
stand van het stuurwiel.
Vaste tekening 4
De vaste tekening bestaat uit gekleurde
merktekens A, B en C die de afstand achter
de auto aangeven:
A (rood) op ongeveer 30 centimeter van
de auto;
B (geel) op ongeveer 70 centimeter van
de auto;
C (groen) op ongeveer 150 centimeter
van de auto.
4
3
2
De tekening blijft staan en geeft de verplaat-
singsrichting van de auto aan als de wielen
in lijn zijn met de auto.
2.48
NLD_UD81795_3
Caméra de recul (X07 - Renault)
Storingen
Als de achteruitversnelling is ingeschakeld
en het systeem een bedieningsfout detec-
teert, wordt het multimediascherm tijdelijk
zwart 2.
Dit kan veroorzaakt zijn door een storing die
van invloed is op de camera of het scherm
(helderheid, vast beeld, vertraagde commu-
nicatie, enz.).
Als de tijdelijke weergave van het zwarte
scherm aanhoudt, neem dan contact op met
een erkende dealer.
Het scherm geeft een omgekeerd beeld,
zoals in een spiegel.
De tekeningen zijn een op een horizon-
tale ondergrond geprojecteerde weer-
gave; houd geen rekening met deze in-
formatie in het geval van een verticaal of
op de grond geplaatst voorwerp.
De voorwerpen die op de rand van het
scherm verschijnen kunnen vervormd
zijn.
In geval van te veel licht (sneeuw, auto
in de zon, enz.) kan het zicht van de
camera gestoord zijn. Als de achterklep
open staat of niet goed gesloten is, ver-
schijnt het controlelampje 2 op het in-
strumentenpaneel en, afhankelijk van
de auto, worden de camerabeelden niet
meer weergegeven.
ACHTERUITRIJCAMERA (3/4)
2.49
NLD_UD81795_3
Caméra de recul (X07 - Renault)
Het verschil tussen de geschatte
afstand en de werkelijke afstand
Achteruit een steile helling oprijden
De vaste richtlijnen 4 tonen de afstanden
dichterbij dan ze werkelijk zijn.
De voorwerpen die op het scherm worden
getoond, zijn in werkelijkheid verder weg op
de helling.
Als er op het scherm bijvoorbeeld een voor-
werp op D wordt weergegeven is de werke-
lijk afstand van het voorwerp E.
Achteruit een steile helling afrijden
De vaste richtlijnen 4 tonen de afstanden
verder weg dan ze werkelijk zijn.
Daarom zijn de voorwerpen die op het
scherm worden getoond in werkelijkheid
dichterbij op de helling.
Als er op het scherm bijvoorbeeld een voor-
werp op G wordt weergegeven is de werke-
lijk afstand van het voorwerp F.
Achteruitrijden richting een uitsteeksel
Positie H lijkt verder weg dan de positie J op
het scherm. Maar positie H is op dezelfde
afstand als positie K.
De verplaatsingsrichting die wordt aange-
geven door de vaste en mobiele richtlijnen
houden geen rekening met de hoogte van
het voorwerp. Dus het risico bestaat dat de
auto tegen het voorwerp botst als deze er in
zijn achteruit naartoe rijdt K.
FG
DF
EG
D
H
KJHJK
44
E
ACHTERUITRIJCAMERA (4/4)
2.50
NLD_UD81810_2
Filler NU (X07 Ph2 - Renault)
3.1
NLD_UD81904_10
Sommaire 3 (X07 - Renault)
Hoofdstuk 3: Uw comfort
Ventilatieroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2
Verwarming, handbediende airconditioning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.4
Automatische airconditioning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.8
Airconditioning: informatie en tips voor het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.13
Elektrische ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.16
Open dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.18
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.19
Opbergruimte, indeling interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.20
Asbak, aansteker, accessoireaansluiting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.24
Hoofdsteun achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.25
Achterbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.26
Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.27
Bagage-afdekplaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.28
Tafeltje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.28
Indeling bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.29
Vervoer van bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.30
Dakdragers, Spoiler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.31
Multimedia-uitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.32
aérateurs ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.2
NLD_UD55661_1
Aérateurs (sorties air) (X07 - Renault)
Aérateurs
VENTILATIEROOSTERS (1/2)
3
8
5 6
12
7
1 Ontwasemingssleuf linker zijruit.
2 Ventilatierooster links.
3 Ontwasemingssleuven onder de
voorruit.
4 Centrale ventilatieroosters.
5 Ventilatierooster rechts.
6 Ontwasemingssleuf rechter zijruit.
7 Ventilatieroosters voeten.
8 Bedieningspaneel.
7
4
3.3
NLD_UD55661_1
Aérateurs (sorties air) (X07 - Renault)
Linker en rechter
ventilatieroosters
Hoeveelheid lucht
Open het ventilatierooster 10 door op het
ventilatierooster (bij punt 11) te drukken tot
de gewenste opening bereikt is.
Richting
Richt de luchtstroom door het ventilatieroos-
ter aan de zijkant 10 te draaien.
Centrale ventilatieroosters
Richting
Beweeg de knoppen 9 in de gewenste
stand.
VENTILATIEROOSTERS (2/2)
10
11
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank enz.).
Risico van explosie of brand.
9
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
vitre arrière ...........................................
(page courante)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.4
NLD_UD62028_2
Chauffage et air conditionné manuel (X07 - Renault)
Chauffage, air conditionné manuel
In- en uitschakelen van de
airconditioning
De toets 2 zorgt voor het inschakelen (con-
trolelampje aan) of het uitschakelen (contro-
lelampje uit) van de airconditioning.
Het systeem kan niet worden ingeschakeld
als de knop 3 is ingesteld op “0”.
Door het inschakelen van de
airconditioning:
gaat de temperatuur in het interieur
omlaag;
ontwasemen de ruiten snel.
Bedieningsknoppen
(afhankelijk van de auto)
1 Verdeling van de lucht in het interieur.
2 Airconditioning
3 Regeling van de ventilatiesnelheid
4 Ontdooien/ontwasemen van de achterruit
en, afhankelijk van de auto, van de spie-
gels.
5 Regeling van de luchttemperatuur
6 Luchtkringloop
VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (1/4)
531 4
2
6
3.5
NLD_UD62028_2
Chauffage et air conditionné manuel (X07 - Renault)
VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (2/4)
7
Auto’s die zijn uitgerust met de ECO-
modus (schakelaar 7): als u de ECO-
modus activeert, kan de werking van de
verwarming en/of airconditioning nadelig
worden beïnvloed. 2.16.
7
désembuage
pare-brise .............................................
(page courante)
3.6
NLD_UD62028_2
Chauffage et air conditionné manuel (X07 - Renault)
De kringloopstand kan gebruikt worden:
om het interieur af te sluiten van de bui-
tenlucht (bijvoorbeeld als het buiten
stinkt);
om het interieur efficiënter te koelen wan-
neer de airconditioning is ingeschakeld
(ingebouwde “A/C”-lampje in de 2-scha-
kelaar brandt).
Inschakelen van de
kringloopfunctie
Verplaats de knop 6 naar links. In deze
stand wordt de lucht uit het interieur aange-
zogen en wordt deze gebruikt zonder toela-
ting van buitenlucht.
VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (3/4)
Als de airconditioning niet is ingeschakeld (“A/C”-lampje op de 2-schakelaar uit), kan lang-
durig gebruik van de kringloopstand condensvorming op de zijruiten en voorruit veroorza-
ken alsook andere problemen als gevolg van de aanwezigheid van niet opnieuw gecircu-
leerde lucht in de cabine.
Beweeg daarom de knop 6 weer naar rechts om de toevoer van buitenlucht te herstellen
zodra de omstandigheden dat toelaten.
5
31 2 4
Verdeling van de lucht in het
interieur
Draai de knop 1 om de verdelingsoptie te
kiezen.
WDe lucht wordt naar de ontwase-
mingsroosters onder de voorruit
en bij de voorportieren gevoerd.
iDe lucht wordt naar de ontwase-
mingsroosters onder de voorruit, in
het dashboard en de voorportieren en naar
de voetenruimtes gevoerd.
óDe lucht wordt voornamelijk naar
de voetenruimtes gevoerd.
GDe luchtstroom wordt naar de ven-
tilatieroosters van het dashboard
gevoerd, naar de voeten van de inzittenden
voorin.
JDe lucht wordt naar de ventilatie-
roosters in het dashboard ge-
voerd.
6
3.7
NLD_UD62028_2
Chauffage et air conditionné manuel (X07 - Renault)
Opmerking: de airconditioning werkt niet bij
minder dan 2°C.
Als u de luchtstroom wilt stoppen, stelt u de
knop 3 in op “0”. Het systeem is uitgescha-
keld: de ventilatiesnelheid is nul (stilstaande
auto). Als de auto rijdt, kunt u echter nog
steeds een kleine luchtstroom voelen.
Regeling van de
ventilateursnelheid
Beweeg de knop 3. Hoe verder u de knop
rechtsom draait, hoe meer lucht er wordt
verplaatst.
Ontwasemen
Om de ontwaseming te activeren zet u de
knoppen 1 en 3 in stand W, en knop 6
in stand . Als de ontwaseming niet
compleet is, drukt u op de knop 2 om de air-
conditioning te gebruiken.
4
5
VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (4/4)
5
3
14Regeling van de temperatuur
Draai de knop 5 afhankelijk van de ge-
wenste temperatuur. Hoe verder de aanwij-
zer in het rode gedeelte staat, hoe hoger de
temperatuur.
Bij langdurig gebruik van de airconditioning
kan het te koud worden. Om de temperatuur
te verhogen, draait u de knop 5 naar rechts.
Achterruitverwarming
Draaiende motor, druk op de toets 4. Het
ingebouwde controlelampje licht op.
De achterruit wordt nu snel ontwasemd en
de buitenspiegels worden verwarmd (afhan-
kelijk van de uitvoering).
U schakelt deze functie uit door opnieuw
op de toets 4 te drukken.
De verwarming schakelt na enige tijd auto-
matisch uit.
2
6
Door langdurig gebruik in stand “0
kunnen de zijruiten en de voorruit be-
slaan en kan de luchtkwaliteit in de auto
verslechteren doordat er geen luchtver-
versing is.
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pare-brise dégivrant...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
vitre arrière ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
pare-brise .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dégivrage/désembuage de pare-brise .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.8
NLD_UD55663_1
Air conditionné automatique (X07 - Renault)
Air conditionné automatique
Wijzigen van de
ventilateursnelheid
Normaal zorgt het systeem automatisch
voor de juiste ventilateursnelheid om de
ingestelde temperatuur te bereiken en te
handhaven.
U kunt altijd de ventilatiesnelheid verhogen
of verlagen door aan de knop 6te draaien.
Regeling van de temperatuur
Draai de knop 2 afhankelijk van de ge-
wenste temperatuur.
Hoe verder u de knop rechtsom draait, hoe
warmer het wordt.
Bijzonderheid: ingesteld op de uiterste
waarden zorgt het systeem voor een maxi-
male productie van warme of koude lucht
(“18 °C” en “26 °C”).
Bedieningsknoppen
1 Automatische werking.
2 Regeling van de temperatuur van de
lucht.
3 Functie “helder zicht”.
4 Regeling van de luchtverdeling in het in-
terieur.
5 Bediening van de airconditioning.
6 Regeling van de ventilatiesnelheid.
7 Luchtkringloop.
8 Ontdooien/verwarmen van de achterruit
en, afhankelijk van de auto, van de spie-
gels.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (1/5)
2 3 5
78 6
Automatische werking
De automatische airconditioning garan-
deert (met uitzondering van extreme geval-
len) een temperatuurcomfort in het interi-
eur en het helder houden van de ruiten, bij
een zo optimaal mogelijk brandstofverbruik.
Het systeem werkt op de ventilatiesnelheid,
de luchtverdeling, de luchtkringloop, het in-
schakelen of uitschakelen van de airconditi-
oning en de luchttemperatuur.
AUTO : optimaal bereiken van de gewenste
temperatuur afhankelijk van de omstandig-
heden buiten de auto. Druk op toets 1.
1 4
3.9
NLD_UD55663_1
Air conditionné automatique (X07 - Renault)
Functie “helder zicht”
Druk op de toets 3, het ingebouwde contro-
lelampje brandt.
Met deze functie worden de voorruit, de
zijruiten voor, de achterruit en de buiten-
spiegels snel ontdooid en ontwasemd (af-
hankelijk van de auto). Hierdoor worden
automatisch de airconditioning en de achter-
ruitverwarming ingeschakeld.
Druk op de toets 8 om de werking van de
achterruitverwarming te stoppen, het inge-
bouwde controlelampje dooft.
U schakelt deze functie uit met een druk
op de toets 3 of 1.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (2/5)
ØDe lucht wordt hoofdzakelijk naar
alle ontwasemingsroosters, de
roosters van de zijruiten voorin en naar de
ontwasemingssleuven gevoerd.
½De lucht wordt hoofdzakelijk naar
de ontwasemingsroosters in het
dashboard geleid.
¿De lucht wordt voornamelijk naar
de voetenruimtes gevoerd.
Wijzigen van de verdeling van
de lucht in het interieur
Druk op een van de toetsen 4. het contro-
lelampje in de toets waarop u hebt gedrukt,
licht op.
U kunt beide standen tegelijk gebruiken door
op allebei de toetsen 4 te drukken.
8
3
Sommige toetsen hebben een inge-
bouwd controlelampje dat de staat van
de functie aangeeft.
1 4
3.10
NLD_UD55663_1
Air conditionné automatique (X07 - Renault)
Achterruitverwarming
Druk op de toets 8, het ingebouwde contro-
lelampje brandt. De achterruit wordt nu snel
ontwasemd en de buitenspiegels worden
verwarmd (afhankelijk van de uitvoering).
U schakelt deze functie uit door opnieuw
op de toets 8 te drukken. De verwarming
schakelt na enige tijd automatisch uit.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (3/5)
8
In- en uitschakelen van de
airconditioning
Normaal schakelt het systeem automatisch
de airconditioning in of uit, afhankelijk van
de weersomstandigheden.
Druk op de toets 5 om de airconditioning
te stoppen; het ingebouwde controlelampje
licht op.
5
3.11
NLD_UD55663_1
Air conditionné automatique (X07 - Renault)
9
Auto’s die zijn uitgerust met de ECO-
modus (schakelaar 9): als u de ECO-
modus activeert, kan de werking van
de automatische airconditioning nadelig
worden beïnvloed. 2.16.
9
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (4/5)
3.12
NLD_UD55663_1
Air conditionné automatique (X07 - Renault)
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (5/5)
76
Luchtkringloop (afsluiten van de
buitenlucht) K
Deze functie wordt automatisch geregeld,
maar u kunt deze ook handmatig inschake-
len. In dat geval wordt de inschakeling be-
vestigd door het controlelampje in de toets 7.
NB:
in de kringloopstand wordt de lucht aan-
gevoerd vanuit de auto en zonder bijmen-
ging van buitenlucht teruggevoerd in het
interieur van de auto;
De lucht circuleert in de auto zonder bij-
menging van buitenlucht (als u in een
gebied met verontreinigde lucht rijdt
enz.).
de lucht circuleert in de auto om sneller
de gewenste temperatuur in het interieur
te bereiken.
1
Het ontwasemen/ontdooien heeft altijd
voorrang boven de luchtkringloop.
Handbediening
Druk op de toets 7, het ingebouwde contro-
lelampje brandt.
Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen
de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer
aanvriezen. Ook zal het in de auto, door
gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin-
ken.
Het wordt daarom aangeraden om terug te
gaan naar de automatische werkingsstand
door op de toets 7 te drukken zodra de lucht-
kringloop niet langer nodig is.
Om deze functie uit te schakelen, drukt u op-
nieuw op de toets 7.
Uitschakelen van het systeem
Draai de knop 6 naar “OFF” om het systeem
te stoppen. U schakelt het systeem weer in
door de knop 6 te draaien en de ventilatie-
snelheid in te stellen of door op de toets 1
te drukken.
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(page courante)
consommation de carburant ......................
(page courante)
3.13
NLD_UD81796_3
Air conditionné : informations et conseils utilisation (X07 - Renault)
Storingen
Raadpleeg bij een storing altijd een merk-
dealer.
Minder goede werking van ontdooien,
ontwasemen of airconditioning.
Dit kan het gevolg zijn van een vervuild
patroon van het interieurfilter.
Geen gekoelde lucht.
Controleer of alle bedieningsorganen in
de juiste stand staan en de zekeringen
goed zijn. Als dit niet zo is moet u het sys-
teem stoppen.
Water onder de auto
Maak u zich niet ongerust als er condens-
water onder de auto druppelt, dit is normaal
na langdurig gebruik van de airconditioning.
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (1/3)
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank enz.).
Risico van explosie of brand.
Maak nooit de slangen van
de airconditioning los. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
Verbruik
Het is normaal dat het brandstofverbruik
hoger is (vooral in stadsverkeer) als u de air-
conditioning gebruikt.
Voor auto’s met een airconditioning zonder
automatische werkstand, zet het systeem
uit, als u het niet meer nodig hebt.
Tips voor zuinig rijden en minder
luchtverontreiniging
Rijd met open ventilatierooster en gesloten
ruiten. Open bij zeer warm weer of als de
auto in de zon heeft gestaan enkele minuten
de portieren voordat u start, zodat de hete
lucht uit de auto kan ontsnappen.
Onderhoud
Raadpleeg voor de controle-intervallen het
onderhoudsdocument van uw auto.
Tips voor het gebruik
In sommige gevallen, (airconditioning uit,
luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid
nul of laag, enz.) kunnen de ruiten van de
auto beslaan.
Als de ruiten beslagen zijn, gebruikt u de
functie “helder zicht” om het doorzicht te
verbeteren; gebruik bij voorkeur de aircondi-
tioning in de automatische werkstand om het
beslaan te voorkomen.
Gebruik de airconditioning regelma-
tig, ook bij koud weer; laat de airco ten
minste eenmaal per maand gedurende
ongeveer 5 minuten draaien.
Auto’s uitgerust met de ECO-modus
Als de ECO-modus actief is, kan de wer-
king van de airconditioning verminderen
2.16.
3.14
NLD_UD81796_3
Air conditionné : informations et conseils utilisation (X07 - Renault)
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (2/3)
ÑType airconditioningsvloeistof
(XXX) Type olie in het aircocir-
cuit
Ontvlambaar product
Raadpleeg het instructieboekje
Onderhoud
Hoeveelheid airconditio-
ningsvloeistof aanwezig
in de auto.
x,xxx kg
Global Warming Potential
oftewel aardopwar-
mingsvermogen (CO2-
equivalent).
GWP xxxxx
Hoeveelheid in gewicht
en CO2-equivalent.
CO2 eq x.xxt
Het koelvloeistofcircuit (waarvan sommige
componenten hermetisch zijn afgesloten)
bevat fluorhoudende broeikasgassen.
Koelvloeistof R-134a
Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol-
gende informatie vinden op sticker A in de
motorruimte.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie op sticker A zijn afhankelijk van de
auto.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.2.
Maak het airconditionings-
systeem nooit open. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
A
A
3.15
NLD_UD81796_3
Air conditionné : informations et conseils utilisation (X07 - Renault)
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (3/3)
ÑType airconditioningsvloeistof
(XXX) Type olie in het aircocir-
cuit
Ontvlambaar product
Raadpleeg het instructieboekje
Onderhoud
Hoeveelheid airconditio-
ningsvloeistof aanwezig in
de auto.
x,xxx kg
Global Warming Potential
oftewel aardopwar-
mingsvermogen (CO2-
equivalent).
GWP xxxxx
Hoeveelheid in gewicht
en CO2-equivalent.
CO2 eq
x.xxt
Koelvloeistof R-1234yf
Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol-
gende informatie vinden op sticker B in de
motorruimte.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie op sticker B zijn afhankelijk van de
auto.
B
B
lève-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.16
NLD_UD75895_7
Lève-vitres électriques / Lève-vitres impulsionnels / Lève-vitres manuels (X07 - Renault)
Lève-vitres
RUITBEDIENING (1/2)
Druk of trek aan de schakelaar van een ruit
om hem omhoog of omlaag te zetten tot de
gewenste hoogte.
Vanaf de bestuurdersplaats bedient u de
schakelaar:
1 voor de bestuurderskant;
2 voor de passagierskant voor.
Druk vanaf de passagiersplaats voor op de
schakelaar 3.
1
2
3
Werking van de sneltoets
Afhankelijk van de auto is deze modus een
aanvulling op de hiervoor beschreven wer-
king van de elektrische ruitbediening.
De bestuurdersruit kan hiermee worden
uitgerust. Duw de schakelaar 1 eventjes
omlaag of omhoog, zo ver als hij gaat: het
raam wordt geheel geopend of gesloten.
Een actie op de schakelaar stopt de werking
van de ruit.
Leg nooit iets op de bovenkant van een
halfgeopende ruit: risico van beschadi-
ging van de ruitbediening.
Deze systemen werken wanneer het con-
tact is ingeschakeld (“Aan”-positie M) of
nadat het contact is uitgeschakeld totdat het
bestuurdersportier wordt geopend (beperkt
tot ongeveer 3 minuten).
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Laat de sleutel of de afstands-
bediening nooit achter in de
auto, terwijl er een kind, een niet-auto-
nome volwassene of een dier achterblijft
- ook al is het maar heel even. Zij kunnen
zichzelf of anderen in gevaar brengen
door de motor te starten of apparatuur te
bedienen zoals de versnellingshendel of
de ruitbediening. In geval van beknelling
van een lichaamsdeel draait u direct de
bewegingsrichting van de ruit om door te
drukken op de betreffende schakelaar.
Gevaar van ernstige verwondingen.
Het sluiten van de ruiten kan
ernstige verwondingen veroor-
zaken.
3.17
NLD_UD75895_7
Lève-vitres électriques / Lève-vitres impulsionnels / Lève-vitres manuels (X07 - Renault)
4
De elektrische ruitbediening werkt niet.
De sneltoets van de elektrische ruitbedie-
ning is voorzien van hittebescherming: als
u de ruitschakelaar meer dan zestien keer
na elkaar indrukt, gaat deze in de beveiligde
modus (de ruit wordt vergrendeld).
Wat kunt u doen:
Gebruik de elektrische ruitschakelaar
kort en met tussenpozen van ongeveer
30 seconden.
Bij draaiende motor wordt de ruit ontgren-
deld nadat de schakelaar van de elektri-
sche ruitbediening circa 20 minuten niet
is gebruikt.
Opmerking: als de bestuurdersruit tijdens
het sluiten op weerstand stuit (bijvoorbeeld
een boomtak, enz.), stopt de ruit en zakt
daarna enkele centimeters.
RUITBEDIENING (2/2)
Achterruiten
Om de ruit op een kier te zetten, beweegt
u handgreep 4 (beweging A) en blokkeert
u de handgreep door deze naar rechts te
duwen.
Controleer bij het sluiten of de ruit goed ver-
grendeld is.
A
Storingen
Elektrische ruitbediening
Als het sluiten van de ruit niet goed werkt,
schakelt het systeem over op werking
zonder sneltoets: u kunt in dit geval de wer-
king herstellen door de schakelaar van de
betreffende ruit zo vaak te bedienen tot de
ruit geheel is gesloten (de ruit gaat stap voor
stap omhoog) en de schakelaar dan langer
dan drie seconden ingedrukt te houden
(kant sluiten) en daarna de ruit compleet te
sluiten om het systeem te resetten.
Indien nodig, raadpleeg uw merkdealer.
Wanneer u de ruiten sluit, moet
u erop letten dat er geen enkel
lichaamsdeel (arm, hand, enz.)
uit het voertuig steekt.
Gevaar van ernstige verwondingen.
toit ouvrant .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.18
NLD_UD62526_3
Toit ouvrant à commande électrique (X07 - Renault)
Toit ouvrant
OPEN DAK
1
Gedeeltelijk openen: druk op schake-
laar 1 op \ tot de gewenste ope-
ning.
Volledig openen: druk op de schake-
laar 1 op de \ kant gedurende on-
geveer 6 seconden.
Sluiten: druk op de schakelaar 1 op de
[ kant gedurende ongeveer 6 secon-
den.
Opmerking: het schuifdak kan alleen
worden geopend of gesloten als de voertuig-
snelheid lager is dan 110 km/u.
Voorzorgsmaatregelen voor het
gebruik
let op dat het dak goed gesloten is als u
de auto verlaat;
reinig het afdichtrubber van het dak eens
per drie maanden met een door onze
technische diensten goedgekeurd pro-
duct;
open het dak niet direct na een was-
beurt of een regenbui;
auto met dakdragers:
Het gebruik van het open dak wordt af-
geraden.
Controleer voor het gebruik van het open
dak, de accessoires (fietsdrager, dakkof-
fer, enz.) op de dakdragers: deze moeten
op de juiste wijze zijn bevestigd en goed
vastzitten en mogen de beweging van het
open dak niet hinderen.
Raadpleeg een merkdealer voor meer
informatie over de verschillende toepas-
singsmogelijkheden.
Storingen
Als het dak niet wil sluiten, raadpleeg dan
een merkdealer.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Verlaat uw auto nooit met de
sleutel in het contact terwijl er
een kind, een niet-autonome volwas-
sene of een dier achterblijft, ook al is het
maar heel even.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door de motor te starten, door
organen te bedienen zoals bijvoorbeeld
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen.
In geval van beknelling, draait u direct de
bewegingsrichting om met behulp van
schakelaar 1 op \.
Gevaar van ernstige verwondingen.
éclairage :
intérieur ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plafonnier ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
spots d’éclairage........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.19
NLD_UD33361_1
Eclairage intérieur (X07 - Renault)
Éclairage intérieur
Het ontgrendelen en het openen van de
portieren en de achterklep zorgen voor
het tijdelijk branden van het plafond-
lampje en van de binnenverlichting.
Verlichting bagageruimte 2
Deze gaat branden bij het openen van de
bagageruimte.
Binnenlicht
Met de schakelaar 1, kunt u kiezen voor:
een constant brandende verlichting;
– een verlichting die gaat branden als de
auto wordt ontgrendeld of een van de
portieren wordt geopend. Deze dooft als
de betreffende portieren goed gesloten
zijn en na enige tijd;
het onmiddellijk uitgaan.
BINNENVERLICHTING
1
2
Wanneer de portieren correct gesloten
zijn, doven het binnenlicht en de andere
lichten bij het vergrendelen of starten
van de motor.
rangements................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
vide-poches ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
boîte à gants ..............................................
(page courante)
aménagements ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chargeur sans fil ........................................
(page courante)
chargeur sans fil
zone de charge ....................................
(page courante)
3.20
NLD_UD78790_4
Rangements / Aménagements habitacle (X07 - Renault)
Inductielaadzone 3
(afhankelijk van de auto)
Raadpleeg voor meer informatie over de op-
laadprocedure de gebruiksaanwijzing van
het multimediasysteem.
Dashboardkastje
Open het dashboardkastje door de hand-
greep 2 omhoog te trekken.
De klep is uitgerust met opbergruimtes.
Opbergruimte in voorportieren 1
Hierin kunt u een fles van 1,5 liter plaatsen.
Rangements, aménagements habitacle
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In
geval van plotseling remmen
zouden deze onder de peda-
len terecht kunnen komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/4)
1
Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen in de “open” bergruim-
tes geplaatst zijn, zodat zij tegen de inzittenden geslingerd kunnen worden bij het
rijden door een bocht of bij plotseling remmen.
2
3
3.21
NLD_UD78790_4
Rangements / Aménagements habitacle (X07 - Renault)
Bergruimte van de
middenconsole 4
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/4)
Let op bij het accelereren of
het rijden in een bocht, dat de
inhoud van de beker of het
blikje niet over de rand stroomt.
Risico van verwondingen als de vloeistof
warm is en/of vlekken.
5
Blikjeshouder 5
Hierin passen de losse asbak, blikjes, enz.
4
3.22
NLD_UD78790_4
Rangements / Aménagements habitacle (X07 - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/4)
6
Blikjeshouder 6
Hierin passen de losse asbak, blikjes, enz.
Let op bij het accelereren of
het rijden in een bocht, dat de
inhoud van de beker of het
blikje niet over de rand stroomt.
Risico van verwondingen als de vloeistof
warm is en/of vlekken.
Opbergruimte onder
achterbank 7
7
pare-soleil ..................................................
(page courante)
3.23
NLD_UD78790_4
Rangements / Aménagements habitacle (X07 - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/4)
Opbergruimte zonneklep 8
Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een
tolweg) bevestigen.
Zonneklep voor
Laat de zonneklep 9 zakken.
Make-upspiegel
Til het deksel 10 omhoog.
Tijdens het rijden moet het
klepje van de make-up spiegel
gesloten zijn. Risico van ver-
wonding.
8
Handgreep passagier 11
(afhankelijk van de auto)
Hieraan kan men zich vasthouden tijdens
het rijden. Gebruik deze niet om u aan vast
te houden bij het inof uitstappen.
11
9
10
allume-cigares ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prise accessoires .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.24
NLD_UD55669_1
Cendrier - Prise accessoires (X07 - Renault)
Accessoireaansluiting 1
Deze is bestemd voor de aansluiting van ac-
cessoires die zijn goedgekeurd door onze
technische dienst.
Cendrier, allume-cigares, prise accessoires
ACCESSOIREAANSLUITING
Sluit alleen accessoires aan
met een vermogen van maxi-
maal 120 watt (12 V).
Als verschillende accessoire-
aansluitingen tegelijk worden gebruikt,
mag het totale vermogen van de aan-
gesloten accessoires niet meer zijn dan
180 watt.
Risico van brand.
1
appuis-tête .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.25
NLD_UD78772_2
Appuis-tête arrière (X07 - Renault)
Appuis-tête arrière
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan, dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld.
Verwijderen van de hoofdsteun
Zet de hoofdsteun geheel omhoog, druk
daarna op de knop A en verwijder de hoofd-
steun.
Kantel de rugleuning zo nodig naar voren
om de hoofdsteun te verwijderen. 3.26.
Hoofdsteun terugplaatsen
Steek de poten in de geleiders en druk de
hoofdsteun omlaag tot hij blokkeert om hem
in de hoogste stand te gebruiken. Controleer
de vergrendeling.
Gebruiksstand
Til de hoofdsteun helemaal omhoog tot deze
blokkeert. Controleer de vergrendeling.
Opbergstand
Druk op de knop A in en laat de hoofdsteun
helemaal zakken.
De hoofdsteun in de onderste stand is
een opbergstand en alleen toegestaan
als de hoofdsteun niet gebruikt wordt.
Indien er een passagier op de stoel zit, mag
de hoofdsteun niet in de onderste stand ge-
bruikt worden.
HOOFDSTEUN ACHTER
A
banquette arrière .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges arrière
Fonctionnalités .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.26
NLD_UD50468_2
Banquette arrière : fonctionnalités (X07 - Renault)
Banquette arrière
ACHTERBANK
B
Rugleuning neerklappen:
schuif de voorstoelen voldoende naar
voren
zet de hoofdsteunen zo laag mogelijk
plaats de autogordels in hun houder (A)
trek aan de bovenkant van het lipje (1) en
laat de rugleuning zakken (B)
Om de rugleuning terug te plaatsen,
gaat u in omgekeerde volgorde te werk.
Controleer of de rugleuning goed vergren-
deld is.
Zet de rugleuning weer omhoog en klik deze
vast tegen zijn steun.
Het volume van de bagageruimte vergro-
ten (afhankelijk van de auto).
De rugleuning kan rechtop worden geplaatst
om het volume van de bagageruimte te ver-
groten:
trek aan het lipje (1) en laat de rugleuning
zakken (B)
Til de hendel op 2.
zet de rugleuning (B) omhoog en klik ze
op de stang (2), zorg ervoor dat ze goed
vergrendeld is
Naar de beginstand terugkeren:
trek aan het lipje (1) en laat de rugleuning
zakken (B)
laat de stang (2) neer tot de aanslag
zet de rugleuning (B) omhoog en contro-
leer of ze goed vergrendeld is
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Zorg dat tijdens het bewegen
van de achterstoelen, er niets
het verankeren kan hinderen
(lichaamsdeel, dier, steentje,
doek, speelgoed, enz.).
Controleer na het terugkan-
telen van de rugleuning of
deze weer goed is vergrendeld.
Als u stoelhoezen gebruikt,
moet u opletten dat deze de vergrende-
ling van de rugleuning niet belemmeren.
Let op de juiste stand van de autogor-
dels.
Plaats de hoofdsteunen terug.
1
A
2
1
2
B
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.27
NLD_UD66100_2
Coffre à bagages (X07 - Renault)
Coffre à bagages
Met de hand openen van
binnenuit
Bij een elektrische storing kunt u de achter-
klep met de hand van binnenuit openen:
kantel de rugleuning(en) van de achter-
bank naar voren, zodat u in de bagage-
ruimte kunt komen,
steek een potlood of iets dergelijks in de
holte 5 en verschuif het geheel zoals op
de tekening aangegeven is;
duw tegen de achterklep om hem te
openen.
BAGAGERUIMTE
Openen
Zonder afstandsbediening
Druk bij ontgrendelde portieren op de knop 1
en trek de achterklep 2 omhoog.
Met afstandsbediening
Druk met al dan niet ontgrendelde portieren
op de knop 3 op de afstandsbediening totdat
de bagageruimte iets opengaat.
In dat geval is de achterklep altijd ontgren-
deld bij het sluiten: denk eraan om de auto te
vergrendelen voordat u hem verlaat.
4
Sluiten
Trek de achterklep omlaag, waarbij u eerste
gebruik kunt maken van de handgreep 4 in
de klep.
De motor bevindt zich onder de mat van
de bagageruimte, schuif niets of berg
niets op onder de mat van de bagage-
ruimte.
3
1
Het aansluiten van een drager
(fietsdrager, bagagekoffer,
enz.) die rust op de achterklep
is verboden. Om een drager te
installeren op uw auto, neemt u contact
op met een merkdealer.
5
2
tablette arrière ...........................................
(page courante)
cache-bagages ..........................................
(page courante)
3.28
NLD_UD60245_2
Tablette arrière/Cache-bagages (X07 - Renault)
Cache-bagages
Tablette arrière
BAGAGE-AFDEKPLAAT, HOEDENPLANK
Tafeltje 4
De hoedenplank komt automatisch omhoog
als de achterklep geopend wordt.
Verwijderen
Maak de twee koordjes los 3;
trek de hoedenplank naar u toe.
Terugplaatsen
Monteer de hoedenplank in omgekeerde
volgorde van losmaken.
4
3
Leg geen zware of harde voor-
werpen op de bagage-afdek-
king. Bij plotseling remmen
of in geval van een ongeluk
kunnen rondslingerende spullen de inzit-
tenden in gevaar brengen.
Bagage-afdekplaat 2
(afhankelijk van de auto)
De bagage-afdekplaat komt automatisch
omhoog bij het openen van de bagage-
ruimte.
Verwijderen
Maak de klemmen 1 los van de twee
koordjes aan de steunen van de achter-
klep.
Trek de bagage-afdekplaat naar u toe.
Terugplaatsen
Monteer de bagage-afdekplaat in omge-
keerde volgorde van losmaken.
1
2
coffre à bagages ........................................
(page courante)
3.29
NLD_UD69592_2
Aménagements coffre à bagages (X07 - Renault)
Aménagement coffre à bagages
INDELING BAGAGERUIMTE
Bevestigingshaken
Bevestigingspunten 2.
Als uw auto geen bevestigingshaken
heeft, kunt u deze bij uw merkdealer
kopen.
2
Haken 1
(afhankelijk van de auto)
Ze kunnen gebruikt worden om tassen op te
hangen.
De motor bevindt zich onder de baga-
geruimte, schuif niets of berg niets op
onder de mat van de bagageruimte.
1
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’objets
dans le coffre .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anneaux d’arrimage ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.30
NLD_UD78780_2
Transport d’objets dans le coffre (X07 - Renault)
Transport d’objets dans le coffre
De zwaarste voorwerpen
plaatst u zo laag mogelijk op de
laadvloer. Zet de lading indien
mogelijk vast aan de bevesti-
gingspunten 1 (indien aanwezig) op de
vloer van de laadruimte. De lading moet
zo geplaatst zijn dat niets naar voren op
de passagiers geslingerd kan worden als
de bestuurder plotseling moet remmen.
Maak de autogordels van de zitplaatsen
achter vast, ook als deze niet bezet zijn.
VERVOER VAN BAGAGE
Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen
met hun langste zijde steunen tegen ofwel:
De rugleuning van de achterbank bij de
normale ladingen (A).
De rugleuningen van de voorstoelen met
de rugleuningen van de achterstoelen
neergeklapt als u grote voorwerpen moet
vervoeren (geval B).
Zorg ervoor dat de vervoerde voorwerpen ge-
lijkmatig over de laadruimte worden verdeeld.
Als u voorwerpen op de neergeklapte rug-
leuning wilt plaatsen, moet u eerst de hoofd-
steunen verwijderen voordat u de rugleuning
neerklapt, zodat de rugleuning zo dicht moge-
lijk tegen het zitkussen kan kantelen.
B
A
1
barres de toit..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
galerie
barres de toit ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.31
NLD_UD59525_2
Barres de toit / Becquet (X07 - Renault)
Spoiler ABevestigingspunten vrijmaken
Open de portieren om bij de inzetstukken
voor de bevestiging 1 te kunnen komen.
Raadpleeg een merkdealer voor het
kiezen van de uitrusting die aangepast
is aan uw auto.
Montage moet gebeuren volgens de
montagevoorschriften van de fabrikant.
Het is raadzaam deze voorschriften bij
uw instructieboekje te bewaren.
Max. dakbelasting: 60 kg (met inbegrip
van de dragende delen).
Voorzorgsmaatregelen voor het
gebruik
Gebruik van de achterklep
Controleer voor het gebruik van de achter-
klep, de voorwerpen en/of accessoires (fiet-
sendrager, dakkoffer, enz.) op de dakdra-
gers: deze moeten op de juiste wijze zijn be-
vestigd en goed vastzitten en mogen de be-
weging van de achterklep niet hinderen.
Barres de toit, Becquet
DAKDRAGERS, SPOILER
Als de dakdragers, die goed-
gekeurd zijn door onze techni-
sche dienst, geleverd worden
met bouten, gebruik dan uit-
sluitend deze voor het bevestigen van
de dakdragers op de auto.
A
1
Om veiligheidsredenen is het
verboden voorwerpen en/of ac-
cessoires op de spoiler of de
achterklep van de auto te be-
vestigen.
Risico op verwondingen bij het breken
van de glazen achterklep of de spoiler
commande intégrée de téléphone mains-li-
bres............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
équipements multimédia............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
téléphone ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de navigation ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radio...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.32
NLD_UD72367_2
Equipement multimédia (X07 - Renault)
De aanwezigheid en de plaats van deze uit-
rustingen zijn afhankelijk van de auto.
1 Multimediascherm;
2 Bediening bij het stuurwiel
3 Spraakcommando
Équipement multimédia
Gebruik van de telefoon
Houd u altijd aan de wettelijke
voorschriften met betrekking
tot het gebruik van dit appa-
raat.
MULTIMEDIA-UITRUSTING
1
6
2
3
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van
het multimediasysteem voor meer infor-
matie.
8
7
4
5
4 Multimedia-aansluitingen;
5 Draadloze oplader 3.20;
6 Microfoon;
7 Telefoonhouder;
8 Multimedia-aansluitingen.
4.1
NLD_UD81905_10
Sommaire 4 (X07 - Renault)
Hoofdstuk 4: Onderhoud
Motortoegangsluik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2
Oliepeil van de motor: algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.3
Oliepeil van de motor: (bij)vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.5
Motorolie verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.6
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.7
Peilen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.9
koelvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.9
remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.10
ruitensproeierreservoir . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.11
Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.11
Accu: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.12
Uw bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.13
Onderhoud van de carrosserie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.15
Onderhoud van de bekleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.18
trappe d’accès moteur ...............................
(page courante)
moteur
accès ...................................................
(page courante)
4.2
NLD_UD81876_5
Trappe moteur (X07 - Renault)
Trappe d’accès moteur
Ga als volgt te werk om toegang
te krijgen tot de motor
Open de achterklep;
verwijder de mat van de bagageruimte A;
ontgrendel het motortoegangsluik.
MOTORTOEGANGSLUIK
Het motortoegangsluik
ontgrendelen
draai de bouten los 1;
til het luik op
plaats het op een schone ondergrond
Het motortoegangsluik sluiten
en vergrendelen
Controleer of er geen gereedschap of
andere voorwerpen in de motorruimte zijn
achtergebleven.
Neem het luik;
leg het over de motor;
haal de bouten weer aan 1;
plaats de mat van de bagageruimte A
terug
Zorg er na alle werkzaamhe-
den in de motorruimte voor dat
u niets vergeet (doeken, ge-
reedschap enz.).
Deze kunnen de motor beschadigen of
brand veroorzaken.
Controleer de integriteit van de
afdichting van het motortoe-
gangsluik voor en tijdens het
sluiten.
Controleer of het motortoegangsluik
goed vergrendeld is.
Risico van vergiftiging door de damp die
uit de motorruimte komt.
1
A
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten 2.2. Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan nog
warm zijn. Verwondingsgevaar
De motor bevindt zich onder de baga-
geruimte, schuif niets of berg niets op
onder de mat van de bagageruimte.
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau d’huile moteur ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
huile moteur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
jauge d’huile moteur ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.3
NLD_UD81875_5
Niveau huile moteur : généralités (X07 - Renault)
Niveau huile moteur : généralités
Aflezen van het oliepeil
De auto moet horizontaal staan en de motor
mag geruime tijd niet hebben gedraaid.
Voor het exacte oliepeil en het controle-
ren of het maximumpeil niet overschre-
den is (risico op schade aan motor), moet
u de peilstaaf gebruiken.
Afhankelijk van de auto waarschuwt het dis-
play van het instrumentenpaneel uitsluitend
als het oliepeil minimaal is.
Raadpleeg de volgende pagina’s.
Iedere motor verbruikt wat olie voor het
smeren en koelen van de bewegende delen
in de motor. Het is daarom normaal dat u
tussen twee onderhoudsbeurten olie moet
bijvullen.
Indien u na de inrijperiode echter meer dan
0,5 liter olie per 1000 km moet bijvullen,
dient u dit aan een merkdealer te melden.
Controleer het oliepeil regelmatig en
in ieder geval voor elke grote reis: vul
indien nodig tijdig olie bij om ernstige
schade aan de motor te voorkomen.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen (1/2)
A
B
C
Haal de peilstaaf eruit en veeg hem af
met een droge en niet pluizende doek;
druk de peilstaaf C zo ver als mogelijk
terug.
haal de peilstaaf weer uit de motor;
– lees het peil af; dit mag nooit lager zijn
dan de markering “MINIA en nooit
hoger dan de markering “MAXIB.
Druk de peilstaaf na het aflezen van het peil
zo ver mogelijk terug.
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.2.
4.4
NLD_UD81875_5
Niveau huile moteur : généralités (X07 - Renault)
Motorolie bijvullen
Gebruik een trechter of be-
scherm het gedeelte rond te
vulopening om te voorkomen
dat er motorolie op een warm gedeelte
van de motorruimte of een gevoelig on-
derdeel (d.z.w. elektrische onderdelen)
terechtkomt.
Risico van brand.
Overschrijding van het
maximumpeil van de
motorolie
Het maximumpeil B mag nooit
worden overschreden: dit kan leiden tot
schade aan de motor en het antiveront-
reinigingssysteem.
Als het peil boven “MAXI” is, start de
motor dan niet en roep de hulp in van
een merkdealer.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen (2/2)
huile moteur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
vidange moteur ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau d’huile moteur ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
capacités huile moteur...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
filtre :
à huile ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.5
NLD_UD81874_5
Niveau huile moteur : appoint, remplissage (X07 - Renault)
Niveau huile moteur : appoint, remplissage
(Bij)vullen
De auto moet horizontaal staan en de motor
moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u
‘s morgens wegrijdt).
Draai de dop 2 los;
vul bij (in de regel ligt de hoeveelheid
tussen de aflezingen “MINI” en “MAXI”
op de peilstok 1 tussen 0,9 en 1,1 liter,
afhankelijk van de motor);
wacht 10 minuten om de olie naar bene-
den te laten zakken in de motor;
controleer het peil met de peilstaaf 1
zoals hiervoor is beschreven.
Als u klaar bent, moet u de peilstaaf tegen
de aanslag terugplaatsen of de dop geheel
vastdraaien.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen, aftappen (1/2)
Vul nooit bij tot boven het peil MAXI" en
vergeet niet de dop 2 en de peilstaaf 1
weer terug te plaatsen.
2
1
Overschrijding van het
maximumpeil van de
motorolie
Het maximumpeil mag nooit
worden overschreden: dit kan leiden tot
schade aan de motor en het antilucht-
verontreinigingssysteem.
Als het peil boven het maximum is, start
de motor dan niet en roep de hulp in
van een merkdealer.
1
2
Motorolie bijvullen
Gebruik een trechter of be-
scherm het gedeelte rond te
vulopening om te voorkomen
dat er motorolie op een warm gedeelte
van de motorruimte of een gevoelig on-
derdeel (d.z.w. elektrische onderdelen)
terechtkomt.
Risico van brand.
4.6
NLD_UD81874_5
Niveau huile moteur : appoint, remplissage (X07 - Renault)
Soort motorolie
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Vidange moteur
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen, aftappen (2/2)
Laat de motor nooit in een af-
gesloten ruimte draaien: uit-
laatgassen zijn giftig.
Olie aftappen: let op bij het af-
tappen van hete olie dat u zich
er niet aan brandt.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten 2.2.
Olie verversen
Interval: raadpleeg het onderhoudsdocu-
ment van uw auto.
Inhoud bij verversen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto of neem contact op met een merk-
dealer.
Controleer het motoroliepeil altijd met
behulp van de peilstaaf zoals eerder uitge-
legd (dit mag nooit lager zijn dan “MINI” of
hoger dan “MAXI” op de peilstaaf).
Oliepeil bijvullen en/of con-
troleren: let er bij het bijvullen
of controleren van het oliepeil
op dat er geen olie op de mo-
toronderdelen lekt.
Vergeet niet de dop goed te sluiten en de
peilstaaf terug te plaatsen om te voorko-
men dat er olie op hete motoronderde-
len spat.
Risico van brand.
capot avant ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.7
NLD_UD70478_4
Capot avant (X07 - Renault)
Trek de lipjes (3) tot de aanslag om de mo-
torkap te ontgrendelen.
Capot avant
Veiligheidshaak van de
motorkap
Verwijder het deksel van het slot 1.
Steek de autosleutel in het slot 2 en draai
de sleutel om.
MOTORKAP (1/2)
Motorkap openen
Trek door de motorkap naar voren te
schuiven (beweging A) tot de aanslag;
Til het door het naar voren te trekken (be-
weging B).
Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor onverwacht gaan draaien. Het waarschuwingslampje
in de motorruimte herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
A
Voor uw veiligheid mag u de
bevestigingsriemen van de mo-
torkap niet losmaken.
Risico van een val van de
motorkap op het wegdek.
B
1
2
3
4.8
NLD_UD70478_4
Capot avant (X07 - Renault)
MOTORKAP (2/2)
Sluiten van de motorkap
Schuif de motorkap naar achteren tot hij sluit
(beweging C).
Bij een botsing, zelfs een lichte,
tegen de grille of de motorkap
moet u zo snel mogelijk het
vergrendelingssysteem van
de motorkap laten controleren door een
merkdealer.
C
Vergrendeling van de motorkap
Druk de lipjes 3 zo ver mogelijk in: de rode
markeringen D mogen niet meer zichtbaar
zijn.
1
2
3
3D
Steek de autosleutel in het slot 2. Controleer
of de motorkap goed is vergrendeld.
Plaats het deksel van het slot 1 in de juiste
richting, zoals aangegeven.
Controleer de vergrendeling
van de kap.
Controleer of niets de vergren-
deling belemmert (steentje,
doek, enz.).
niveaux ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
liquide de refroidissement moteur .............
(page courante)
réservoir
liquide de refroidissement ....................
(page courante)
niveaux :
liquide de refroidissement ....................
(page courante)
4.9
NLD_UD59546_2
Niveau / Filtres (X07 - Renault)
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Regelmatige controle van het peil
Controleer regelmatig het peil van de
koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha-
digen door een gebrek aan koelvloeistof).
Vul uitsluitend bij met door onze technische
dienst goedgekeurde producten die zorgen
voor:
een bescherming tegen bevriezen;
een bescherming tegen corrosie van het
koelcircuit.
Niveaux
liquide de refroidissement moteur
Zolang de motor warm is,
mogen er geen werkzaamhe-
den aan de motor en het koel-
systeem worden uitgevoerd.
Risico van brandwonden.
Koelvloeistof
Bij stilstaande motor en op horizontale on-
dergrond, moet het peil bij koude motor
liggen tussen de merktekens “MINI” en
“MAXI” aangegeven op het koelvloeistofre-
servoir 1.
Vul bij koude motor bij, voordat het peil be-
neden het “MINI”-merkteken is gedaald.
PEILEN, FILTERS (1/3)
1
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap, of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
Voor uw veiligheid mag u de
bevestigingsriemen van de mo-
torkap niet losmaken.
Risico van een val van de
motorkap op het wegdek.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.2.
liquide de freins .........................................
(page courante)
niveaux :
liquide de frein .....................................
(page courante)
réservoir
liquide de freins ....................................
(page courante)
4.10
NLD_UD59546_2
Niveau / Filtres (X07 - Renault)
liquide de freins
Peil 2
Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt
met het slijten van de remblokken, maar het
mag nooit beneden het “MINI"-merkteken
komen.
Als u zelf de slijtage van de remblokken en
schijven wilt controleren, vraag dan bij uw
dealer naar de brochure met de controleme-
thode of raadpleeg de website van de fabri-
kant.
Vullen
Na werkzaamheden aan het hydraulische
circuit moet de remvloeistof worden vervan-
gen door een deskundige.
Gebruik hiervoor uitsluitend door onze tech-
nische dienst goedgekeurde remvloeistof uit
een verzegelde verpakking.
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Remvloeistofpeil
Controle van het peil moet bij stilstaande
motor en op horizontale ondergrond plaats-
vinden.
Controleer regelmatig het peil van de rem-
vloeistof en zeker als u bij het remmen een
verschil, hoe gering ook, opmerkt.
PEILEN, FILTERS (2/3)
2
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen.
filtre :
à air ......................................................
(page courante)
réservoir
lave-vitres ............................................
(page courante)
niveaux :
réservoir lave-vitre ...............................
(page courante)
filtre :
habitacle ..............................................
(page courante)
4.11
NLD_UD59546_2
Niveau / Filtres (X07 - Renault)
réservoir lave-vitres
Filtres
Filters
Het vervangen van de filters (luchtfilter, inte-
rieurfilter, enz.) maakt deel uit van het onder-
houdsprogramma van uw auto.
Interval voor het vervangen van de fil-
ters: raadpleeg het onderhoudsdocument
van uw auto.
ruitensproeierreservoir
Vullen
Met stilstaande motor:
open de dop 3;
trek de uittrekbare goot omhoog tot de
aanslag;
vul bij tot u de vloeistof ziet;
duw de goot weer in door erop te drukken
en zet de dop er weer op.
Vloeistof
Product voor ruitensproeiers (‘s winters met
speciale antivries).
PEILEN, FILTERS (3/3)
3
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
Zolang de motor warm is,
mogen er geen werkzaamhe-
den aan de motor en het koel-
systeem worden uitgevoerd.
Risico van brandwonden.
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen.
Voor uw veiligheid mag u de
bevestigingsriemen van de mo-
torkap niet losmaken.
Risico van een val van de
motorkap op het wegdek. Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.2.
batterie.......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.12
NLD_UD65468_2
Batterie (X07 - Renault)
De accu vervangen 1
Deze bevindt zich onder de motorkap en
vraagt geen onderhoud. U mag de accu
niet openen of er vloeistof aan toevoe-
gen.
Sticker A
Houd u aan de indicaties op de accu:
2 open vuur en roken verboden;
3 oogbescherming verplicht;
4 op afstand van kinderen houden;
5 explosieve stoffen;
6 zie de handleiding van de auto;
7 corrosieve stoffen.
Batterie
ACCU
2
Teneinde uw veiligheid en een
goede werking van de elektri-
sche uitrustingen van de auto
te waarborgen (lampen, ruiten-
wisser, rembekrachtiging), moet elk on-
derhoud aan de accu (demontering, los-
koppeling...) verplicht worden uitgevoerd
door een gespecialiseerd vakman.
Risico op brandwonden door elektri-
sche schokken.
Houd u aan de vervangingsintervallen in
het onderhoudsboekje. U mag deze niet
overschrijden.
De accu is van een speciaal type. Zorg
dat deze wordt vervangen door een van
hetzelfde type.
Roep de hulp in van een merkdealer.
A23 4
567
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
1
Voor uw veiligheid mag u de
bevestigingsriemen van de mo-
torkap niet losmaken.
Risico van een val van de
motorkap op het wegdek.
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.13
NLD_UD66102_3
Pressions de gonflage des pneumatiques (X07 - Renault)
Pressions de gonflage des pneumatiques
BANDENSPANNING (1/2)
B: maat van de voorbanden van de auto.
C: maat van de achterbanden van de auto.
D: aanbevolen bandenspanning vooraan.
E: aanbevolen bandenspanning achteraan.
A
D
E
B
C
Sticker A
Open het bestuurdersportier om het te lezen.
De bandenspanning dient bij koude banden
te worden gecontroleerd.
Als de bandenspanning niet kan worden
gecontroleerd wanneer de banden koud
zijn, moet u de druk verhogen van 0,2 naar
0,3 bar (of 3 PSI). Verlaag nooit de span-
ning van een warme band.
A
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.22.
Na elke aanpassing van de bandenspanning
op een band, moet u de referentiewaarde
voor de bandenspanning resetten. 2.22.
Voor auto’s gebruikt bij
maximale belasting (max.
toegelaten totaalmassa)
De maximumsnelheid is be-
perkte tot 100 km/uur en de banden-
spanning moet worden verhoogd met
0,2 bar.
6.7
Kans op klapband.
4.14
NLD_UD66102_3
Pressions de gonflage des pneumatiques (X07 - Renault)
BANDENSPANNINGEN (2/2)
De veiligheid van de banden en de mon-
tagevoorschriften van de ketting: voor in-
formatie over het onderhoud en, afhankelijk
van de uitvoering van de auto, het gebruik
van sneeuwkettingen. 5.6.
Voor uw veiligheid en voor de
naleving van de geldende we-
tgeving.
Als de banden moeten worden
vervangen, dan mag dit alleen gebeuren
met even grote banden van hetzelfde
merk, hetzelfde type en dezelfde struc-
tuur op eenzelfde profiel.
Ze moeten: ten minste hetzelfde laad-
vermogen en dezelfde maximumsnel-
heid als de oorspronkelijke banden
hebben, ofwel voldoen aan de door
de merkdealer gestelde eisen.
Indien u deze instructies niet respec-
teert, kunt u uw veiligheid in gevaar
brengen en is uw auto mogelijk niet
conform de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over
de auto.
entretien :
carrosserie ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lavage ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
peinture
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
protection anticorrosion .............................
(page courante)
4.15
NLD_UD78782_8
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (X61 - X62 - X67 - X52 - X87 - H79 Ph2 - X82 - X07 - JFC - HFE - BFB - KFB - XFD - XFA - X52 Ph2 - XEF - HJD - Renault)
Entretien de la carrosserie
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/3)
Wat u moet doen
Was uw auto regelmatig, met de motor uit,
met door onze technische diensten gese-
lecteerde shampoos (nooit met schuurmid-
delen). Spuit vooraf rijkelijk met een water-
straal het volgende af:
de aanslag door luchtverontreiniging,
bloeiende bomen (linden bijvoorbeeld);
modder uit de wielkuipen en onder de bo-
demplaat die anders lange tijd het vocht
kunnen vasthouden;
de uitwerpselen van vogels, die een
chemische reactie met de lak veroorza-
ken waardoor deze snel kan ontkleuren
en zelfs kan loslaten;
Deze vlekken moet u direct wegwassen,
want zij kunnen later niet meer door poet-
sen worden verwijderd;
zout, dat vooral in de wielkuipen en onder
de bodemplaat achterblijft na te hebben
gereden op wegen waar gestrooid is.
Ontdoe de auto regelmatig van plantenres-
ten (hars, bladeren enz.).
Een goed onderhouden auto gaat langer
mee. Daarom wordt aangeraden de buiten-
kant van de auto regelmatig te onderhou-
den.
Uw auto is op doelmatige wijze tegen roest-
vorming beschermd. Toch staat hij bloot aan
de invloed van verschillende parameters.
Agressieve stoffen in de lucht
Luchtverontreiniging (in steden en in in-
dustriegebieden);
zilte lucht langs de kust, vooral bij warm
weer;
wisselende klimaatinvloeden en verande-
ringen in de vochtigheidsgraad (wegen-
zout in de winter, water waarmee de weg
wordt schoongespoeld enz.).
Kleine beschadigingen in het dagelijks
gebruik
Schurende stoffen
Stof in de lucht, zand, modder, opspattende
steentjes, enz.
Er zijn een aantal maatregelen nodig om de
hierboven genoemde gevaren te bestrijden.
Houd rekening met lokale voorschriften
inzake het wassen van een auto (bv. niet op
de openbare weg).
Houd bij het rijden op pas geasfalteerde
wegen afstand van de andere auto’s om be-
schadiging van lak en ruiten door opspat-
tend grind te voorkomen.
Kleine beschadigingen van de lak moet
u snel herstellen of laten herstellen zodat
roest ook daar geen kans krijgt.
Laat uw merkdealer regelmatig de carrosse-
rie inspecteren als de auto een plaatwerk-
garantie heeft. Raadpleeg het onderhouds-
document.
Bewegende delen of mechanische organen
moeten na reiniging altijd met een door onze
technische dienst goedgekeurd product op-
nieuw worden beschermd.
Bij de merkdealer vindt u een uitgebreid
gamma speciale onderhoudsproducten.
4.16
NLD_UD78782_8
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (X61 - X62 - X67 - X52 - X87 - H79 Ph2 - X82 - X07 - JFC - HFE - BFB - KFB - XFD - XFA - X52 Ph2 - XEF - HJD - Renault)
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/3)
Ontvetten of reinigen met
behulp van een hoge-
drukreiniger of sproeipro-
ducten die niet door onze
technische dienst zijn goed-
gekeurd.
mechanische delen (bijv. de motor-
ruimte);
de wielen (bijv. remsysteemcomponen-
ten zoals de remklauwen);
onderkant carrosserie;
scharnierende delen (bijv. aan de portie-
ren);
gelakte plastic delen aan de buitenkant
(bijv. bumpers).
Hierdoor kunnen oxidatie of storingen ont-
staan.
Wat u niet moet doen
De auto wassen in felle zon of als het vriest.
Vuil of insectenresten wegkrabben, zonder
ze eerst met water los te weken.
De auto verwaarlozen zodat vuil zich kan
ophopen.
Kleine beschadigingen niet (laten) bijwer-
ken.
Vlekken of aanslag verwijderen met op-
losmiddelen die niet door onze technische
diensten zijn geselecteerd. De lak kan hier-
door worden aangetast.
Vaak door sneeuw en modder rijden zonder
de auto te wassen, met name de wielkuipen
en de bodemplaat.
4.17
NLD_UD78782_8
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (X61 - X62 - X67 - X52 - X87 - H79 Ph2 - X82 - X07 - JFC - HFE - BFB - KFB - XFD - XFA - X52 Ph2 - XEF - HJD - Renault)
Rijden door een wasstraat
Zet de schakelaar van de ruitenwisser terug
in de ruststand 1.71. Controleer de be-
vestiging van de uitrusting aan de buiten-
kant, extra lampen, achteruitkijkspiegels; zet
de ruitenwisserbladen vast met tape.
Verwijder de spriet van de radioantenne
indien uw auto hiermee is uitgerust.
Denk eraan na het wassen het tape te ver-
wijderen en de antenne terug te plaatsen.
Reinigen van de koplampen,
de opname-elementen en de
camera’s
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen. Als dit onvoldoende is, bevoch-
tig deze dan met wat zeepsop en veeg deze
af met een zachte doek of poetskatoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met een
droge zachte doek.
Gebruik geen reinigingsmiddelen met al-
cohol of gereedschap zoals een ijskrab-
ber.
Bijzonderheid van auto’s met
matte lak
Voor dit type lak moeten bepaalde voor-
zorgsmaatregelen worden genomen.
Wat u moet doen
De auto overvloedig met de hand met water
wassen en daarbij een zachte doek, spons,
enz. gebruiken.
Wat u niet moet doen
Producten op basis van was gebruiken (op-
wrijven).
Te hard wrijven.
De auto wassen in een wasstraat.
Stickers op de lak plakken (risico op achter-
blijvende resten).
De auto reinigen met een
hogedrukreiniger.
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (3/3)
Reinigen van stickers,
decoratiefolie, enz.
Wat u moet doen
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen.
Bevochtig met zeepsop en veeg schoon met
een zachte doek of poetskatoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met een
droge zachte doek.
Wat u niet moet doen
Producten op basis van alcohol gebruiken.
Gereedschap gebruiken (bijv. schraper).
Te hard wrijven.
Reinig het gebied met
een hogedrukreiniger.
entretien :
garnitures intérieures ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
garnitures intérieures
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
nettoyage :
intérieur véhicule ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.18
NLD_UD62619_4
Entretien des garnitures intérieures (X61 - X95 - B95 - D95 - E95 - K95 - J95 - R95 - X62 - X61 électrique - X10 - X98 - X87 - H79 Ph2 - X82 - X07 - B98 - K98 - JFC -
Entretien des garnitures intérieures
Ruiten van instrumenten
(bijv. instrumentenpaneel, klok, buitenther-
mometer, enz.)
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen.
Als dat onvoldoende is, gebruik dan een
in zeepsop gedrenkte doek (of poetska-
toen) en veeg de ruit voorzichtig na met een
andere vochtige doek of poetskatoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met
een droge zachte doek.
Gebruik geen producten met alcohol en/
of spuit vloeistoffen in dit gebied.
Autogordels
Deze moeten goed schoon worden gehou-
den.
Gebruik producten die door de merkdealer
worden geleverd of lauw zeepsop en een
spons; veeg de gordels met een doek droog.
Gebruik geen wasmiddelen of kleurstof-
fen omdat deze de gordels kunnen aan-
tasten.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2)
Textiel (stoelen,
deurbekleding ...)
Stofzuig het textiel regelmatig.
Vloeistofvlekken
Gebruik zeepsop.
Absorbeer de vlek of duw er lichtjes op (nooit
wrijven) met een zachte doek. Spoel daarna
het restant af en absorbeer dit.
Vlekken van vaste of halfvaste
substanties
Verwijder restanten van vaste of halfvaste
substanties onmiddellijk met behulp van
een spatel (ga daarbij vanaf de randen naar
het midden van de vlek om te voorkomen
dat deze wordt uitgesmeerd).
Reinig zoals aangegeven voor vloeistofvlek-
ken.
Snoep en kauwgom verwijderen
Leg een ijsblokje op de vlek om deze te laten
uitharden en ga daarna te werk zoals aange-
geven voor vaste vlekken.
Een goed onderhouden auto gaat langer
mee. Daarom wordt aangeraden de binnen-
kant van de auto regelmatig te onderhou-
den.
Een vlek moet altijd snel behandeld worden.
Reinig de bekleding (ongeacht het soort
vlek) met koud of lauwwarm zeepsop op
basis van natuurlijke zeep.
Gebruik geen detergenten (afwasmiddel,
producten in poedervorm, producten op
alcoholbasis enz.).
Gebruik een zachte doek.
Spoel en absorbeer het overschot.
Multimediascherm
Onderhoud van het scherm kan afhanke-
lijk zijn van het type multimedia-apparatuur.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Raadpleeg de merkdealer voor advies
over het onderhoud van het interieur en/
of bij een onbevredigend resultaat.
4.19
NLD_UD62619_4
Entretien des garnitures intérieures (X61 - X95 - B95 - D95 - E95 - K95 - J95 - R95 - X62 - X61 électrique - X10 - X98 - X87 - H79 Ph2 - X82 - X07 - B98 - K98 - JFC -
Het gebruik van een hoge-
drukreiniger of sproeien in het
interieur van de auto wordt
ten strengste afgeraden: als
geen bijzondere voorzorgsmaatregelen
worden genomen, bestaat het gevaar
dat elektrische en elektronische compo-
nenten in de auto defect raken.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2)
Wat u niet moet doen
Het wordt met kracht ontraden om voorwer-
pen met deodorant, parfum enz., bij de ven-
tilatieroosters te plaatsen omdat deze de
bekleding van het dashboard kunnen aan-
tasten.
Verwijderen/terugplaatsen
van oorspronkelijk in de auto
aangebrachte afneembare
uitrusting
Als u afneembare uitrusting moet verwijde-
ren om het interieur schoon te maken (bij-
voorbeeld matten), moet u altijd zorgen dat
u ze correct en aan de goede kant terug-
plaatst (de bestuursmat moet aan de kant
van de bestuurder worden teruggeplaatst)
en vastzet met de elementen die bij de uit-
rusting zijn geleverd (de bestuurdersmat bij-
voorbeeld, moet altijd worden vastgezet met
behulp van de voorgeïnstalleerde bevesti-
gingselementen).
Controleer altijd, terwijl de auto nog stilstaat,
of niets de besturing hindert (obstakel onder
de pedalen, een hak die achter de mat blijft
hangen, enzovoort).
4.20
NLD_UD81808_2
Filler NU (X07 - Renault)
5.1
NLD_UD81906_10
Sommaire 5 (X07 - Renault)
Hoofdstuk 5: Praktische tips
Pompset voor de banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2
Banden (veiligheid, wielen, wintergebruik) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.6
Koplampen (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.9
Achterlichten en markeringslichten (lampen vervangen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.11
Binnenverlichting (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.14
Radio inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.15
FM-afstandsbediening: batterijtjes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.16
Accu: storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.18
Zekeringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.21
Installatie en gebruik van accessoires: belangrijke adviezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.24
Ruitenwisser (vervangen van een ruitenwisserblad) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.25
Aanhanger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.27
Sleepoog . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.28
Storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.29
kit de gonflage des pneumatiques .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.2
NLD_UD55690_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X07 - Renault)
Kit de gonflage des pneumatiques
POMPSET VOOR DE BANDEN (1/4)
De set is uitsluitend bestemd
en goedgekeurd voor het op-
pompen van banden van een
auto die met deze set uitgerust
is.
In geen geval mag de set gebruikt
worden voor het oppompen van banden
van een andere auto of enig ander op-
pompbaar voorwerp (zwemband, boot,
enz.).
Voorkom dat de huid in contact komt met
de vloeistof tijdens de reparatiehandelin-
gen. Als toch druppeltjes ontsnappen,
moet u deze overvloedig afspoelen.
Houd de reparatieset uit de buurt van
kinderen.
Gooi het lege reservoir niet in de natuur.
Lever het in bij uw merkdealer of bij een
depot voor klein chemisch afval.
Het reservoir heeft een beperkte houd-
baarheid die is aangegeven op zijn
etiket. Controleer de houdbaarheidsda-
tum.
Ga bij een merkdealer langs om de
pompslang en het reservoir met het re-
paratieproduct te laten vervangen.
A
B
De set repareert beschadigde
banden waarvan het loopvlak A
beschadigd is door een voor-
werp van minder dan 4 millime-
ter. Hij repareert niet alle typen lekken,
zoals sneden van meer dan 4 millimeter,
sneden aan de zijkant B van de band,
enz.
Controleer ook of de velg in goede staat
is.
Verwijder niet het voorwerp dat de oor-
zaak is van de lekkage als dit nog in de
band zit.
Gebruik de pompset niet als de
band beschadigd is door het
rijden met een lekke band.
Controleer dus zorgvuldig de
zijkant van de banden voor het repare-
ren.
Bovendien kan het rijden met zachte of
zelfs platte (of lekke) banden de veilig-
heid in gevaar brengen en niet te repa-
reren blijken.
Deze reparatie is tijdelijk
Een lekke band moet zo snel mogelijk
worden gerepareerd en vóór terugplaat-
sing door een deskundige worden on-
derzocht.
Voor het vervangen van een band die
met behulp van deze set gerepareerd is,
moet u de specialist op de hoogte bren-
gen.
Tijdens het rijden kan een trilling gevoeld
worden door de aanwezigheid van het
product in de band.
5.3
NLD_UD55690_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X07 - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (2/4)
Gebruik bij een lekke band de kit onder de
voetsteun van de passagier 1 door de twee
schroeven 2 los te draaien.
Draaiende motor, parkeerrem vastgezet,
Haal een of meer accessoires uit de ac-
cessoireaansluiting.
Raadpleeg de info op de pompsetcom-
pressor in de bagageruimte van de auto
en volg de instructies.
pomp de band op tot de voorgeschreven
spanning 4.13.
Voordat u de set gebruikt zet
u de auto aan de kant van de
weg, ver genoeg van het ver-
keer, schakelt u de alarmknip-
perlichten in, zet u de handrem vast, laat
u alle inzittenden uit de auto stappen en
zorgt u dat deze zich op veilige afstand
van het verkeer bevinden.
na maximaal 15 minuten stopt u het
pompen om de spanning af te lezen (op
de manometer 3).
NB: terwijl de fles leegloopt (ongeveer 30 se-
conden), geeft de manometer 3 kort
een druk tot 6 bar aan, daarna daalt de
spanning.
Corrigeer de spanning: om deze te ver-
hogen gaat u door met het oppompen
met de set, om deze te verlagen drukt u
op de knop 4.
Als u de auto heeft stilgezet
in de berm van de weg, moet
u de andere weggebruikers
waarschuwen door middel van
de gevarendriehoek of op een andere,
in het land waar u bent, voorgeschreven
manier.
1
2
3
4
5.4
NLD_UD55690_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X07 - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (3/4)
Als na 15 minuten de minimum spanning
van de band van 1,8 bar nog niet is be-
reikt, dan is reparatie niet mogelijk. Ga
niet rijden, maar neem contact op met
een merkdealer.
Als de band correct is opgepompt, verwijdert
u de set: schroef de pompaansluiting van de
pompset voor de fles 5 om spatten te voor-
komen, en bewaar de fles in een plastic ver-
pakking om te voorkomen dat het product
gaat lekken.
Plak het etiket met de rijvoorschriften
(onderaan op de fles) op een voor de
bestuurder zichtbare plaats op het dash-
board.
Berg de set op.
Als de band na de eerste keer oppompen
nog steeds lek is, moet er worden gere-
den om het gat te vullen.
– Rijd direct weg en rijd tussen de 20 en
60 km/u om het product gelijkmatig in de
band te verdelen. Stop na 3 kilometer
rijden om de spanning te controleren.
Laat geen voorwerpen bij de
voeten van de bestuurder
liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze voorwer-
pen onder de pedalen terecht kunnen
komen, waardoor de bestuurder deze
niet meer goed zou kunnen bedienen.
3 Als de spanning hoger is dan 1,3 bar
maar lager dan de voorgeschreven span-
ning (raadpleeg de sticker op de rand van
het bestuurdersportier), corrigeer deze
dan. Of neem contact op met een merk-
dealer: de band kan niet worden gerepa-
reerd.
5
5.5
NLD_UD55690_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X07 - Renault)
Voorzorgsmaatregel bij het
gebruik van de set
de set mag niet langer dan 15 minuten aan-
eengesloten gebruikt worden.
De fles moet na het eerste gebruik worden
vervangen, ook al zit er nog vloeistof in.
POMPSET VOOR DE BANDEN (4/4)
Na een reparatie met behulp
van de set, mag u niet meer
dan 200 km rijden. Verminder
bovendien uw snelheid en rijd
in elk geval niet sneller dan 80 km/u. Het
etiket dat u op een zichtbare plaats op
het dashboard moet plakken, herinnert
u hieraan.
Afhankelijk van het land of de plaatse-
lijke voorschriften, moet een met de
pompset gerepareerde band worden
vervangen.
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
roues (sécurité)..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.6
NLD_UD62038_2
Pneumatiques (X07 - Renault)
Veiligheid van de banden wielen
De banden vormen de enige verbinding
tussen de auto en het wegdek, het is daarom
van het grootste belang dat zij in goede staat
verkeren. Houd u strikt aan de wettelijke
voorschriften op dit gebied.
Als het loopvlak van een band tot aan
deze stiften is weggesleten, worden de
stiften zichtbaar 2: het is dan nodig om
deze band te vervangen omdat er dan nog
slechts 1,6 mm profiel overblijft waardoor
de band op een natte weg onvoldoende
grip heeft.
Ook door overbelasting, door het langdurig
snel rijden bij hoge buitentemperaturen en
door het regelmatig rijden op slechte wegen,
kunnen de banden worden beschadigd,
waardoor de veiligheid in gevaar komt.
Pneumatiques (sécurité pneumatiques, roues, utilisation hivernale)
BANDEN (1/3)
Bestuurdersfouten, zoals
“rijden tegen een stoeprand”,
kunnen de banden en de
velgen beschadigen, en de
voorwielen of achterwielen ontregelen.
Laat in dat geval hun staat door een
merkdealer controleren.
1
2
Onderhoud van de banden
De banden moeten in goede staat verkeren
en voldoende profiel hebben; de merken die
door onze technische dienst zijn goedge-
keurd, zijn voorzien van slijtagecontrolestif-
ten 1, die op regelmatige afstanden over
de omtrek van het loopvlak zijn verdeeld.
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
gonflage des pneumatiques ......................
(page courante)
5.7
NLD_UD62038_2
Pneumatiques (X07 - Renault)
Bandenspanning
Houd u aan de bandenspanningen, contro-
leer de bandenspanningen ten minste een-
maal per maand en zeker voor een lange rit
(raadpleeg de sticker op de zijkant van het
bestuurdersportier).
Controleer de spanning bij koude banden;
houd geen rekening met een hogere waarde
bij warm weer of na een snel gereden rit.
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.22.
Reset de drukreferentiewaarde na elke aan-
passing. 2.22.
Vervangen van de banden
Als de bandenspanning niet kan worden
gecontroleerd wanneer de banden koud
zijn, moet u de druk verhogen van 0,2 naar
0,3 bar (of 3 PSI).
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Het kruisen van de wielen
BANDEN (2/3)
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
Door een te lage banden-
spanning ontstaat vroegtijdige
slijtage en worden de banden
abnormaal heet, met alle ge-
volgen van dien voor de veiligheid:
slechte wegligging;
risico van een klapband of het losla-
ten van het loopvlak.
De bandenspanning is afhankelijk van
de belasting en de snelheid. Pas de ban-
denspanning aan de gebruiksomstan-
digheden aan (raadpleeg de sticker op
de zijkant van het bestuurdersportier).
De voorwielen en achterwie-
len hebben verschillende af-
metingen. Voor uw veiligheid
is het verboden de voorwielen
(banden en/of velgen) om te wisselen
met de achterwielen.
Voor uw veiligheid.
Gebruik alleen banden die
gelijk zijn aan de oorspronke-
lijke banden of die door een
merkdealer zijn geadviseerd.
Het niet naleven van deze richtlijnen kan
uw veiligheid in gevaar brengen.
Dit kan de stabiliteit, het gedrag, het
remvermogen of de afstand tussen de
carrosserie en de banden negatief be-
ïnvloeden.
Sommige van deze gevolgen kunnen
leiden tot verlies van controle over de
auto onder bepaalde rijomstandighe-
den.
5.8
NLD_UD62038_2
Pneumatiques (X07 - Renault)
Winterbanden
Met het oog op de veiligheid (kwaliteit van
de autotractie) moet u de vier wielen van de
auto allemaal hiervan voorzien.
Let op: deze banden hebben soms een pijl
met de draairichting en een indicatie van de
maximumsnelheid die lager kan liggen dan
de topsnelheid van uw auto.
Spijkerbanden
Het gebruik van spijkerbanden is slechts
onder bepaalde omstandigheden toege-
staan. Houd u aan de ter plaatse geldende
voorschriften, en rijd met spijkerbanden niet
sneller dan de daarmee toegelaten maxi-
mum snelheid.
Deze banden moeten op de vier wielen van
de auto geplaatst worden.
De banden in de winter
Sneeuwkettingen
Monteer, uit veiligheidsoverwegingen,
sneeuwkettingen uitsluitend op de ach-
teras.
Als een te grote bandenmaat is gemon-
teerd, kunnen er geen sneeuwkettingen
worden gemonteerd.
BANDEN (3/3)
Voor uw veiligheid en voor de
naleving van de geldende we-
tgeving.
Als de banden vervangen
moeten worden, mag dit alleen gebeu-
ren door even grote banden van het-
zelfde merk, met dezelfde eigenschap-
pen en met hetzelfde profiel.
Ze moeten minstens hetzelfde laad-
vermogen en dezelfde maximum-
snelheid hebben als de oorspronke-
lijke banden en overeenkomen met
de banden die door een merkdealer
worden geadviseerd.
Indien u deze instructies niet respec-
teert, kunt u uw veiligheid in gevaar
brengen en is uw auto mogelijk niet con-
form de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over
de auto. 16- en 17-inch wielen kunnen
alleen worden uitgerust met
sneeuwkettingen in combi-
natie met een specifiek ap-
paraat of uitrusting. Raadpleeg een
merkdealer.
Het gebruik van sneeuwkettin-
gen is alleen mogelijk in com-
binatie met banden die even
groot zijn als de oorspronke-
lijk op uw auto gemonteerde banden.
Wij raden u in ieder geval aan een merk-
dealer te raadplegen. Hij weet als geen
ander welke voorzieningen het beste bij
uw auto passen.
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de croisement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de position ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de route ................................................
(page courante)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
avant ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
remplacement des lampes ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.9
NLD_UD55692_1
Projecteurs avant : remplacement des lampes (X07 - Renault)
Voor uw veiligheid mag u de
bevestigingsriemen van de mo-
torkap niet losmaken.
Risico van een val van de
motorkap op het wegdek.
Dimlicht / grootlicht
Vervangen van de lamp:
verwijder de kap A;
maak de bedrading 1 los;
maak de veer 2 los en trek de lamp eruit.
Lamptype: H4.
Gebruik uitsluitend anti-U.V. 55W lampen
om de plastic ruit van de koplampen niet te
beschadigen.
Raak het lampglas niet aan. Houd de
lamp vast aan de metalen voet.
Vergeet niet, na het vervangen van de lamp,
de kap terug te plaatsen.
Projecteurs avant (remplacement des lampes)
KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (1/2)
A
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar.
1
2
5.10
NLD_UD55692_1
Projecteurs avant : remplacement des lampes (X07 - Renault)
LED-dagrijverlichting,
markeringslichten en
richtingaanwijzers 3
Raadpleeg een merkdealer.
Mistlichten voor 4
Ga via de onderkant van de auto naar de
lamphouder;
maak het klepje los;
Draai de lamphouder los.
Lamptype: H16.
Wijzig niet zelf de bedrading
van de auto want door een ver-
keerde aansluiting kan de elek-
trische installatie worden be-
schadigd (bedrading, organen en in het
bijzonder de dynamo). Laat eventuele
veranderingen door een merkdealer uit-
voeren. Hij beschikt over de noodzake-
lijke onderdelen.
KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (2/2)
3
4
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto hebt,
deze is verkrijgbaar bij uw merkdealer.
Extra lampen
Vraag uw merkdealer om advies als u mist-
lichten op uw auto wilt monteren.
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.11
NLD_UD80824_2
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (X07 - Renault)
Feux arrière et latéraux (remplacement des lampes)
Remlichten en
richtingaanwijzers
Open vanuit de bagageruimte de afdek-
kap 1;
draai de schroef 2 los;
trek het lamphuis van buitenaf naar u toe
door het bij A vast te nemen;
LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (1/3)
demonteer de lamphouders door de vier
klemmetjes 3 te ontgrendelen;
vervang de lamp;
plaats de lamphouder terug en duw tegen
het achterlichthuis totdat dit vergrendelt;
– controleer of het licht goed vergrendeld
is;
draai de schroef 2 vast en sluit het
kapje 1.
3
3
12
A
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
feux :
de recul ................................................
(page courante)
feux arrière
éclaireurs de plaque d’immatriculation
(page courante)
feux :
de stop .................................................
(page courante)
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
feux :
de position ...........................................
(page courante)
5.12
NLD_UD80824_2
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (X07 - Renault)
LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (2/3)
Derde led-remlicht 9
Raadpleeg een merkdealer.
9
4
4
4 Remlichten
Lamptype: P21/5W.
5 Richtingaanwijzer
Lamptype: PY21W.
6 Achteruitrijlicht
Lamptype: P21W.
7 Mistlicht
Lamptype: P21W.
NB: afhankelijk van de auto is de plaats van
de achteruitrijlichten en de mistlichten om-
gekeerd.
55
6
7
Led-markeringslicht 8
Raadpleeg een merkdealer.
8
répétiteurs latéraux
remplacement des lampes ...................
(page courante)
5.13
NLD_UD80824_2
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (X07 - Renault)
Zijknipperlichten
Maak de richtingaanwijzer 12 los met een
platte of vergelijkbare schroevendraaier.
Draai de lamphouder een kwartslag en haal
de lamp eruit.
Lamptype: W5W.
Vervang de lamp en plaats het zijknipperlicht
terug.
Kentekenverlichting
Druk tegen het lipje 11 en maak het lamp-
huis 10 los.
verwijder het kapje van het lamphuis om
bij de lamp te kunnen komen.
Lamptype: W5W.
11
10 12
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (3/3)
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
intérieur ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plafonnier ...................................................
(page courante)
5.14
NLD_UD33393_1
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (X07 - Renault)
Éclaireurs intérieurs (remplacement des lampes)
Binnenlicht
Maak de lichtkap met een kleine schroeven-
draaier los.
Maak de betreffende lamp vrij.
Lamptype 1: W5W.
BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
Druk tegen het lipje 3 zodat de lamphouder
vrijkomt en u de lamp 4 kunt vervangen.
Lamptype: buislampje C5W.
Verlichting bagageruimte
Maak met een platte schroevendraaier
het lamphuis 2 los door de twee lipjes aan
weerskanten van het lamphuis in te drukken.
Maak de stekker los.
2
3
4
1
haut-parleurs
emplacement .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
installation radio.........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pré-équipement radio ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radio
pré-équipement .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)équipements multi-
média .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.15
NLD_UD33397_1
Prééquipement radio (X07 - Renault)
Inbouwplaats voor de radio 1
Maak het afdekplaatje los. Hierachter bevin-
den zich de aansluitingen voor: de antenne,
de voedingen + en – en de luidsprekerbe-
drading.
Pré-équipement radio
Luidsprekers in portieren 2
Raadpleeg een merkdealer voor het instal-
leren van een uitrusting.
RADIOVOORBEREIDING
1
2
Volg altijd nauwgezet de inbouwvoor-
schriften van de uitrusting op.
De benodigde steunen en verbin-
dingskabels die de merkdealer u kan
leveren, verschillen per type auto en
per type radio.
Raadpleeg een merkdealer voor hun
onderdeelnummers.
Wijzig niet zelf de bedrading van de
auto want door een verkeerde aan-
sluiting kan de elektrische installatie
worden beschadigd (bedrading, orga-
nen en in het bijzonder de dynamo).
Laat eventuele veranderingen door
een merkdealer uitvoeren.
pile (télécommande) ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande de verrouillage des portes
piles .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.16
NLD_UD70268_2
Télécommande à radiofréquence : piles (X07 - Renault)
Télécommande à radiofréquence : piles
FM-AFSTANDSBEDIENING: batterijtjes (1/2)
2
1
A
A
B
B
1
2
Bij een storing
Als de accu om een juiste werking te kunnen
garanderen, kunt u nog steeds de auto star-
ten en vergrendelen/ontgrendelen 1.9.
Vervangen van het batterijtje
Open de eenheid A of B via de gleuf 1 met
behulp van een platte schroevendraaier of
iets dergelijks, en vervang de batterij 2; let
daarbij op het type batterij en de juiste po-
lariteit die op de onderkant van het deksel is
aangegeven.
Controleer bij het monteren, of het deksel
goed vastzit en de schroef goed is vastge-
zet.
N.B.: raak bij het vervangen van het batte-
rijtje niet de elektronische printplaat in de
sleutel aan.
De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een
merkdealer, de levensduur is ongeveer
twee jaar.
Let op dat er geen inkt op het batterijtje
zit: risico van slecht elektrisch contact.
Als deze vervangen moet
worden, moet u hetzelfde of
een gelijkwaardig batterijtype
gebruiken (raadpleeg een
merkdealer).
5.17
NLD_UD70268_2
Télécommande à radiofréquence : piles (X07 - Renault)
FM-AFSTANDSBEDIENING: batterijtjes (2/2)
Gooi lege batterijen niet weg, maar lever
ze in bij een inzamelpunt voor lege bat-
terijen.
Voorzorgen met betrekking
tot batterijen:
Houd (nieuwe of oude) bat-
terijen buiten het bereik van
kinderen.
batterijen niet inslikken;
Risico van chemische brandwon-
den die dodelijk kunnen zijn.
Indien er batterijtjes zijn ingeslikt of in
het lichaam ingebracht, moet zo snel
mogelijk een arts worden geraad-
pleegd.
Bij het vervangen:
controleer of de batterijtjes
goed zijn geplaatst.
explosiegevaar.
Als de klep niet goed sluit: niet ge-
bruiken en buiten bereik van kinderen
houden.
batterie.......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
batterie
dépannage ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.18
NLD_UD75732_3
Batterie : dépannage (X07 - Renault)
Batterie : dépannage
ACCU: storing (1/3)
Om vonkvorming te voorkomen:
Controleer of alle stroomverbruikers (bin-
nenlichten, enz.) zijn uitgeschakeld voor-
dat u de accuklemmen losmaakt of aan-
sluit.
Schakelt u de acculader uit voordat u
deze op de accu aansluit of ervan los-
maakt.
Mag u geen metalen of andere gelei-
dende voorwerpen, die kortsluiting
tussen de accupolen kunnen veroorza-
ken, op de accu leggen.
Wacht u minstens één minuut na het af-
zetten van de motor voordat u de accuka-
bels losmaakt.
Moet u de accukabels na het weer mon-
teren goed vastzetten.
Aansluiting van een acculader
De acculader moet geschikt zijn voor een
accu met een nominale spanning van
12 volt.
Ontkoppel de accu niet wanneer de motor
draait. Houd u aan de voorschriften van
de fabrikant van de acculader.
Voor bepaalde accu’s gelden
speciale voorwaarden bij het
laden, raadpleeg uw merkdea-
ler.
Voorkom elk risico op een vonk die on-
middellijk een explosie tot gevolg zou
kunnen hebben. Zorg dat het opladen
in een goed geventileerde ruimte plaats-
vindt. Gevaar van ernstige verwondin-
gen.
De accu bevat zwavelzuur.
Vermijd daarom contact met de
ogen, de huid of kleding. Bij on-
verhoopt contact spoelen met
veel water.
Houd open vuur, gloeiende voorwerpen
en vonken verwijderd van de accu: ex-
plosiegevaar.
Let op bij werkzaamheden dicht bij
de motor, deze kan nog warm zijn.
Bovendien kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien.
Verwondingsgevaar
5.19
NLD_UD75732_3
Batterie : dépannage (X07 - Renault)
3
4
ACCU: storing (2/3)
Afhankelijk van de auto maakt u het rode be-
schermkapje los om aan de pluspool 2 (+)
te kunnen.
Sluit de positieve kabel B aan op de plus-
pool 2 (+) van de ontladen accu en daarna
op de pluspool 3 (+) van de hulpaccu.
Sluit de negatieve kabel A op de pool 4
(–) van de hulpaccu aan en daarna op de
pool 1 (–) van de ontladen accu.
Starten met starthulpkabels
Als u voor het starten de accu van een
andere auto moet gebruiken, koop dan de
startkabels (met groot oppervlak) bij een
merkdealer of controleer, als u reeds start-
kabels heeft, of deze in goede staat verke-
ren.
Beide accu’s moeten dezelfde spanning
hebben: 12 volt. De hulpaccu moet min-
stens de capaciteit (ampère-uur, Ah) hebben
van de ontladen accu.
Let erop dat de auto’s elkaar niet raken
(kortsluitingsgevaar als u de pluspolen met
elkaar verbindt) en dat de ontladen accu
goed aangesloten is. Zet het contact af van
uw auto.
Controleer of de kabels A en B
elkaar nergens raken en of de
positieve kabel B geen me-
talen delen van de hulpauto
raakt.
Risico van letsel en/of beschadiging
van de auto.
1
2
2
1
B
A
Voor uw veiligheid mag u de bevestigingsriemen van de motorkap niet losmaken.
Risico van een val van de motorkap op het wegdek.
5.20
NLD_UD75732_3
Batterie : dépannage (X07 - Renault)
Start de motor van de hulpauto en laat deze
met een middelmatig toerental draaien.
Als de motor van uw voertuig niet onmid-
dellijk start, zet u het contact af en wacht
u enkele seconden voordat u de handeling
herhaalt.
Maak met draaiende motor de kabels A
en B los in omgekeerde volgorde ( 1 - 4 - 3
- 2 ) en plaats het rode beschermkapje door
erop te drukken.
ACCU: storing (3/3)
3
4
2
1
B
A
Volg de aanwijzingen op de sticker C.
C
fusibles ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.21
NLD_UD55696_1
Fusibles (X07 - Renault)
Fusibles
Zekeringen in het interieur A
Controleer de staat van de zekeringen als
een elektrisch apparaat niet werkt.
Maak het klepje A los.
ZEKERINGEN (1/3)
Zekeringen in de motorruimte B
Bepaalde functies worden beschermd door
zekeringen in de motorruimte in huis B.
Vanwege de moeilijke bereikbaarheid, advi-
seren wij het vervangen van deze zeke-
ringen over te laten aan een merkdealer.
AB
U moet waarschijnlijk een tang gebrui-
ken om de zekeringen te verwijderen en
te vervangen. U kunt er een aanschaffen
bij een merkdealer.
Controleer de betreffende zekering en vervang hem, indien nodig, door een ze-
kering met hetzelfde amperage als de oorspronkelijke zekering.
Door een te sterke zekering kan de bedrading te heet worden en kan brand ont-
staan als een elektrisch orgaan door een storing te veel stroom verbruikt.
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto heeft,
deze is verkrijgbaar bij een merkdealer.
5.22
NLD_UD55696_1
Fusibles (X07 - Renault)
ZEKERINGEN (2/3)
Bestemming van de zekeringen
(de aanwezigheid en locatie van de zekeringen is afhankelijk van de uitvoering)
1
2
3
4
56 7 8 910 11 12 13
14 15 16 17 18 19 2220 21
23
25
24
26 27 28 29 30 31 32
33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
5.23
NLD_UD55696_1
Fusibles (X07 - Renault)
Nummer Bestemming
1Startschakelaar
2Elektrische ruitbediening
3verlichting
4Inspuitsysteem
5
Diagnoseaansluiting
Multimediascherm
Multimedia-
accessoireaansluiting
6Instrumentenpaneel
7Niet in gebruik
8Niet in gebruik
9Energiebeheer ECU
10 Portiervergrendeling
11 Richtingaanwijzers
12 Energiebeheer ECU
13 UCH
14
Achteruitrijlichten
Pomp ruitenwisser/
ruitensproeier achter
15 ECU-versnellingsbak
ZEKERINGEN (3/3)
Nummer Bestemming
16
Verwarming
Bagageverlichting
Waarschuwingsmodule
binnenverlichting/autogordel
Elektrische ruitbediening
bestuurder
17 ESC
Schakelaar koppeling en stop
18 Afstellen van de spiegel
19 Remlichten
20
Parkeerhulp ECU
Afstellen van de koplampen
Extra
verwarming.
Camera vor
21 Airbag
22 Stuurbekrachtiging
23 Relais startmotor
24 Bedieningspaneel van de
airconditioning
25 Ruitenwissers van de voorruit
26 Radio
Diagnoseaansluiting
27 Dubbele bediening
autorijschool
Nummer Bestemming
28 Accessoireaansluiting
29 Achterruitverwarming
30 Geluidssignaal
31 Automatische transmissie
32 Huis met hulporganen interieur
33 Alarm
Geluidssignaal
34 Verlichting buitenkant
35 Verlichting buitenkant
36 Niet in gebruik
37 Verwarmde
achteruitkijkspiegels
38 Elektrische ruiten
39 Fietsendrager
40/41 Niet in gebruik
42 Stoelverwarming
43/44/45 Niet in gebruik
46 Open dak
47/48/49 Niet in gebruik
accessoires................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
installation accessoires..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.24
NLD_UD81359_1
Installation et utilisation d’accessoires : recommandations importantes (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Installation et utilisation d’accessoires : recommandations importantes
INSTALLATIE EN GEBRUIK VAN ACCESSOIRES: belangrijke adviezen
Elektrische en elektronische accessoires
Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de
antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Vraag advies aan een merkdealer.
Voordat u een accessoire op een stopcontact aansluit, moet u controleren of u het maximaal toegestane vermogen voor het stopcon-
tact niet overschrijdt 3.32, 3.24. Risico op brand.
Werkzaamheden aan het elektrische en/of elektronische circuit van het voertuig mogen alleen worden uitgevoerd door een gekwalificeerde
vakman. Een onjuiste aansluiting en/of installatie van elektrische/elektronische accessoires die niet door de fabrikant zijn goedgekeurd, kan
leiden tot:
schade aan de elektrische en/of elektronische apparatuur;
schade aan daarop aangesloten onderdelen;
het verzamelen en gebruiken van voertuiggegevens;
een inbreuk op uw privacy (wijziging of verwijdering van en/of ongeoorloofde toegang tot persoonsgegevens).
Risico van ernstige ongevallen. Risico van inbreuk op privacy.
Als u op een later tijdstip elektrische apparatuur wilt installeren, moet u het vermogen en de positie van de bijbehorende zekering controleren.
De diagnoseaansluiting gebruiken
Het aansluiten van elektronische accessoires op de diagnoseaansluiting kan de elektronische systemen van het voertuig ernstig verstoren
en/of inbreuk maken op uw privacy (wijziging of verwijdering van en/of ongeoorloofde toegang tot persoonsgegevens). Voor uw veiligheid is
het raadzaam alleen door de fabrikant goedgekeurde elektronische accessoires te gebruiken: raadpleeg een merkdealer. Risico van ernstig
ongeval. Risico van inbreuk op privacy.
Achteraf inbouwen van accessoires
Als u accessoires op de auto wilt installeren: raadpleeg een merkdealer. Om zeker te zijn dat uw auto goed werkt en om elk risico te vermij-
den dat uw veiligheid kan aantasten, raden wij u aan om door de constructeur goedgekeurde accessoires te gebruiken: deze zijn aan uw auto
aangepast en alleen deze worden door de constructeur gegarandeerd.
Als u een antidiefstalstang gebruikt, bevestig deze dan uitsluitend op het rempedaal.
Hinder bij het rijden
Gebruik aan de bestuurderskant matten die geschikt zijn voor de auto en zet deze vast aan de vooraf geïnstalleerde onderdelen. Controleer
regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel niet meerdere matten op elkaar.
Gevaar van hakende pedalen.
balais d’essuie-vitres .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres
balais ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.25
NLD_UD37268_3
Balais d essuie-vitres (X07 - Renault)
Essuie-vitres (remplacement des balais)
RUITENWISSERBLADEN (1/2)
2
1
3
4
Vervangen van de
ruitenwisserbladen voor 1
Til met contact uit
– ruitenwisserarm 2 op;
kantel het blad 1.
zet lipje 3 naar beneden door langs beide
kanten op A te drukken.
duw het blad naar voren (B) tot haakje 4
vrijkomt.
Bij het monteren
Ga in omgekeerde volgorde te werk.
Controleer of het blad goed is vergrendeld.
A
A
B
Controleer als het vriest,
voordat u wegrijdt, of de ruiten-
wisserbladen niet aan de ruit
zijn vastgevroren. De wisser-
motor kan hierdoor te warm worden.
Controleer regelmatig de wisserbla-
den.
Zodra hun werking afneemt, moet u
ze vervangen, ongeveer elk jaar.
Bij het vervangen van het blad, let bij het
verwijderen van het blad op, dat u hem
niet op de ruit laat vallen: u zou de ruit
kunnen breken.
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
reinig de bladen, de voorruit en de
achterruit regelmatig met water met
zeep;
gebruik ze niet als de voorruit of ach-
terruit droog zijn;
maak ze los van de voorruit of achter-
ruit als ze lang niet gebruikt zijn.
5.26
NLD_UD37268_3
Balais d essuie-vitres (X07 - Renault)
5
6
Ruitenwisserblad achter 5
Til met contact uit
– ruitenwisserarm 5 op;
maak blad 6 vrij door eraan te trekken.
Bij het monteren
Ga in omgekeerde volgorde te werk.
Controleer of het blad goed is vergrendeld.
RUITENWISSERBLADEN (2/2)
remorquage
dépannage ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.27
NLD_UD65470_2
Remorquage : dépannage (X07 - Renault)
Remorquage
SLEPEN: pechhulp (1/2)
Slepen van een auto met een
automatische transmissie
Wanneer de motor niet draait, wordt de auto-
matische transmissie niet meer gesmeerd; u
kunt dan ook de auto het beste laten vervoe-
ren op een plateau of laten slepen met beide
achterwielen van de grond.
In uitzonderlijke omstandigheden kunt u
de auto laten slepen met de vier wielen op
de grond, uitsluitend vooruit rijdend met de
hendel in neutrale stand N, over een afstand
van maximaal 50 km en met een maximale
snelheid van 25 km/u.
Als u de versnellingshendel niet in stand N
kunt zetten, moet u een beroep doen op een
merkdealer.
1
2
Zet voor het slepen de versnellingshendel
in neutrale stand (neutraal voor auto’s met
handgeschakelde versnellingsbak of stand
N voor auto's met een automatische ver-
snellingsbak).
Ontgrendel de stuurkolom. De contacts-
leutel moet in stand “M” (contact aan)
staan, zodat de remlichten, alarmknip-
perlichten enz. kunnen werken. ‘s Nachts
moet de auto zijn verlicht.
Zet de parkeerrem los.
Bovendien moeten in ieder land de wettelijke
voorschriften voor het slepen in acht worden
genomen. Raadpleeg een merkdealer.
Bij stilstaande motor werken de
stuur- en rembekrachtiging niet
meer.
Verwijder de contactsleutel niet
tijdens het slepen.
3
Als de hendel in P vergrendeld is terwijl u het
rempedaal en de ontgrendelknop 1 indrukt,
is het mogelijk de hendel handmatig vrij te
zetten. Om dit te doen, verwijder de 2 vloer-
bedekking in de opbergruimte om bij de ont-
grendelingshendel 3 te kunnen. Haal daarna
de hendel 3 omhoog en druk tegelijk op de
ontgrendelknop 1 die zich op de hendel be-
vindt.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
anneaux de remorquage ...........................
(page courante)
5.28
NLD_UD65470_2
Remorquage : dépannage (X07 - Renault)
Anneau de remorquage
SLEPEN: pechhulp (2/2)
Gebruik alleen het sleepoog aan de voor-
kant 4
(nooit de aandrijfassen of enig ander deel
van de auto)
Dit sleeppunt mag alleen gebruikt worden
om de auto mee te slepen en in geen geval
om de auto direct of indirect aan op te hijsen.
Toegang tot de sleeppunten
Maak het kapje (6) los door een platte
schroevendraaier onder het kapje te steken.
Schroef het sleepoog (5) zo ver mogelijk
vast met de hand.
Gebruik alleen het sleepoog (5) onder de
voetsteun van de passagier: draai de twee
schroeven (7) los.
6
5
4
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen. Berg na gebruik het
sleepoog correct op in zijn houder: kans
op letsel.
5
7
Gebruik een starre sleep-
stang. Indien u een touw of
kabel gebruikt bij het slepen
(als dit wettelijk toegestaan is),
moet de auto die gesleept wordt nog
kunnen remmen.
De auto die gesleept wordt, moet te
allen tijde bestuurbaar zijn.
Accelereer en rem gelijkmatig en
zonder schokken om te voorkomen
dat de auto beschadigen.
In alle gevallen, is het raadzaam om
25 km/u niet te overschrijden.
Duw de auto niet aan als de stuurko-
lom is vergrendeld.
Zorg ervoor dat het sleepoog
correct met bouten is beves-
tigd.
Risico om het gesleepte
object te verliezen.
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.29
NLD_UD80823_4
Anomalies de fonctionnement (X07 - Renault)
Anomalies de fonctionnement
STORINGEN (1/7)
Gebruik van de afstandsbediening MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De afstandsbediening werkt niet voor het
ontgrendelen of vergrendelen van de por-
tieren.
Batterij van de afstandsbediening leeg. Gebruik de sleutel.
Gebruik van apparaten die op dezelfde frequen-
tie als de afstandsbediening werken (mobiele
telefoon, enz.).
Gebruik deze apparaten niet of gebruik de sleu-
tel.
De auto bevindt zich in een sterk elektromag-
netisch veld.
Accu ontladen.
Vervang de accu of laat deze vervangen. U kunt
nog steeds uw auto vergrendelen/ontgrendelen
en starten. 1.91 en 2.2.
De motor van de auto is gestart. Als de motor draait, werkt het vergrendelen/
ontgrendelen met de sleutel niet. Zet het con-
tact uit.
Desynchronisatie van de afstandsbediening. Ontgrendel het bestuurdersportier met de sleu-
tel in het deurslot en start vervolgens de motor
om de afstandsbediening te synchroniseren.
5.30
NLD_UD80823_4
Anomalies de fonctionnement (X07 - Renault)
U schakelt de startmotor in MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De controlelampjes op het instrumentenpaneel
gaan zwakker of niet branden, de startmotor
draait niet.
Accuklemmen niet goed vastgezet, los
of geoxydeerd.
Vastzetten, aansluiten of reinigen indien geoxy-
deerd.
Accu ontladen of defect. Sluit een andere accu aan op de ontladen accu.
5.18 of vervang de accu indien nodig.
Duw de auto niet aan als de stuurkolom is ver-
grendeld.
De motor wil niet starten. De voorwaarden voor het starten zijn
niet vervuld.
2.2.
Hoog stationair toerental bij stilstaande auto
en koude motor.
Bij een benzinemotor is dit is meestal
geen storing. Het kan worden veroor-
zaakt door de stijgende temperatuur
van de motor.
Het stationair toerental van de motor moet na on-
geveer een minuut zakken. Zo niet dan is er mo-
gelijk een andere oorzaak. Ga naar een merk-
dealer.
De stuurkolom blijft vergrendeld. Stuurwiel geblokkeerd. Zet het stuurslot vrij door het stuur en de sleutel
te draaien 2.2.
STORINGEN (2/7)
Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo-
gelijk door een merkdealer nakijken.
5.31
NLD_UD80823_4
Anomalies de fonctionnement (X07 - Renault)
Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de spanning van de banden: als dit
niet de oorzaak is, laat hun staat dan door een
merkdealer controleren.
De vloeistof in het expansievat borrelt. Mechanische storing: koppakking opge-
blazen.
Zet de motor stil.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Witte rook uit de uitlaat. Bij een benzinemotor is dit is meestal
geen storing. Afhankelijk van de weers-
omstandigheden (koud, vochtig enz.), kan
er bij sterk accelereren rook ontstaan.
Laat het toerental zakken en vermijd plots ac-
celereren, zodat de rook geleidelijk verdwijnt.
Zo niet dan is er mogelijk een andere oorzaak.
Ga naar een merkdealer.
Rook onder de motorkap. Kortsluiting of lekkage van het koelcir-
cuit.
Stop, zet het contact uit, ga bij de auto vandaan
en roep de hulp in van een merkdealer.
STORINGEN (3/7)
5.32
NLD_UD80823_4
Anomalies de fonctionnement (X07 - Renault)
Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Het waarschuwingslampje voor de oliedruk
gaat branden:
in een bocht of tijdens het remmen. Het peil is te laag. Motorolie bijvullen 4.5.
dooft langzaam of blijft branden bij gas
geven
Te lage oliedruk. Stop en roep de hulp in van een merkdealer.
STORINGEN (4/7)
5.33
NLD_UD80823_4
Anomalies de fonctionnement (X07 - Renault)
Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging. Rijd voorzichtig bij lage snelheid, let op de kracht
die u moet zetten op het stuurwiel om de wielen
te draaien.
Probleem met de elektrische bekrachti-
gingsmotor.
Storing in het hulpsysteem
Raadpleeg een merkdealer.
De motor wordt te warm.
Koelvloeistoftemperatuurmeter en waar-
schuwingslampje ® brandt.
Koelventilateur defect. Stop de auto, stop de motor en roep de hulp in
van een merkdealer.
Koelvloeistoflekkage. Controleer het koelvloeistofreservoir: er moet
vloeistof in zitten. Als het leeg is, raadpleeg dan
zo snel mogelijk een merkdealer.
De vloeistof in het expansievat borrelt. Mechanische storing: koppakking opge-
blazen.
Zet de motor stil.
Roep de hulp in van een merkdealer.
STORINGEN (5/7)
Radiateur: Als er te weinig koelvloeistof inzit, vergeet dan niet dat u nooit koude koelvloeistof mag bijvullen zolang de motor heet
is. Na elke reparatie waarbij het koelsysteem geheel of gedeeltelijk is afgetapt, moet dit met nieuwe koelvloeistof worden bijgevuld.
Gebruik hiervoor alleen een door onze technische dienst goedgekeurd product.
5.34
NLD_UD80823_4
Anomalies de fonctionnement (X07 - Renault)
STORINGEN (6/7)
Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit.
Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.21.
De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect. Raadpleeg een merkdealer.
Knipperfrequentie te hoog. Defecte achterlamp. 5.9 of 5.11.
De knipperlichten werken niet. Elektrische installatie of schakelaar defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.21.
De koplampen schakelen niet in of niet uit. Elektrische installatie of schakelaar defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.21.
5.35
NLD_UD80823_4
Anomalies de fonctionnement (X07 - Renault)
Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Condens in de verlichting en koplampen. Condens is een normaal verschijnsel dat
door variaties in temperatuur en vochtig-
heid kan worden veroorzaakt.
In dat geval verdwijnen de sporen geleide-
lijk aan als de lichten branden.
Het waarschuwingslampje van het niet
dragen van de autogordels vooraan brandt
niet in overeenstemming met het vastma-
ken van de autogordels.
Een voorwerp tussen de vloer en de stoel
hindert de werking van het opname-ele-
ment.
Verwijder elk voorwerp onder de stoelen voor-
aan.
STORINGEN (7/7)
5.36
NLD_UD81811_2
Filler NU (X07 Ph2 - Renault)
6.1
NLD_UD81907_10
Sommaire 6 (X07 - Renault)
Hoofdstuk 6: Technische gegevens
Identificatieplaatjes auto . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2
Technische informatie voor de hulpdiensten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.3
Identificatie van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.4
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.5
Gegevens van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.6
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.7
Massa’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.7
Onderdelen en reparaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.8
Onderhoudscoupons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.9
Plaatwerkcontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.15
6.2
NLD_UD37303_3
Plaques d’identification véhicule (X87 - X07 - Renault)
Plaques d’identification véhicule
IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO
A
B
De gegevens op het constructeursplaatje
moeten bij eventuele klachten en bij het
bestellen van onderdelen altijd worden
vermeld.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie zijn afhankelijk van de auto.
Constructeursplaatje A
1 Naam van de fabrikant.
2 Nummer van communautair ontwerp of
registratienummer.
3 Identificatienummer.
Afhankelijk van de auto wordt deze
informatie herhaald op de marke-
ring B.
4 MMAC (Max. toegelaten totaalmassa)
5 MTR (Max. toegelaten treinmassa)
6 MMTA (Max. toegelaten massa) geme-
ten onder de vooras
7 MMTA achteras
8 Gereserveerd voor zakelijke of aanvul-
lende inschrijvingen.
9 Laknummer (kleurcode).
A
7
8
96
4
3
2
1
5
QR Code ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.3
NLD_UD74968_2
Informations techniques pour les secours (X07 Ph2 - Renault)
Informations techniques pour les secours
TECHNISCHE INFORMATIE VOOR DE HULPDIENSTEN
De QR-code op het label A geeft hulpverle-
ners via een tablet of smartphone direct toe-
gang tot de technische voertuiginformatie
die ze nodig hebben bij een ongeval.
Zorg dat het label A altijd aanwezig en zicht-
baar is, zowel op de voorruit als de achter-
ruit.
Elke wijziging of beschadiging maakt
toegang tot de informatie onmogelijk.
A
A
caractéristiques moteurs ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
identification du moteur .............................
(page courante)
6.4
NLD_UD71456_2
Identification moteur (X07 - Renault)
Identification moteur
De motoridentificatiegegevens in zone A
moeten bij correspondentie en bij het be-
stellen van onderdelen altijd worden ver-
meld.
(de plaats is afhankelijk van het motortype)
1 Type van de motor.
2 Indicenummer van de motor.
3 Serienummer van de motor.
MOTOR-ID
A
A
21
3
A
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dimensions ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.5
NLD_UD55707_1
Dimensions (en mètres) (X07 - Renault)
1,875
Dimensions
1,541*
AFMETINGEN (in meters)
1,434 tot 1,444 (1)
1,434 tot 1,442 (2)
(1) auto met velgen 15”
(2) auto met velgen 16”
* Onbelast
1,454 (1) t/m 1,459
0,630 2,492 0,495 1,430 (2) t/m 1,459
3,617
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
moteur
caractéristiques ....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caractéristiques moteurs ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.6
NLD_UD62030_2
Caractéristiques moteurs (X07 - Renault)
Caractéristiques moteurs
GEGEVENS VAN DE MOTOR
Uitvoeringen 0.9 TCe 1.0 SCe
Type van de motor
(zie motorplaatje) HR09 BR10
Cilinderinhoud (cm3) 898 999
Soort brandstof
Octaangetal
Benzine
Ongelode benzine met het voorgeschreven octaangetal zoals aangegeven op de sticker in de tankdop-
klep.
1.76
Brandstof die voldoet aan de
Europese norm en die compatibel
is met de motoren van auto´s ver-
kocht in Europa (neem voor andere
gevallen contact op met een merk-
dealer).
Loodvrije benzine die voldoet aan de norm EN 228 bevat tot 5% ethanol.
Loodvrije benzine die voldoet aan de norm EN 228 bevat tot 10% ethanol.
Bougies Gebruik uitsluitend de voor uw motor voorgeschreven bougietypen.
Het type staat aangegeven op een sticker in de motorruimte, raadpleeg anders een merkdealer.
Montage van een niet voorgeschreven bougietype kan tot ernstige motorschade leiden.
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caravanage ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
charges remorquables ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
masses ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’objets
sur le toit ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
charge admise sur le toit ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.7
NLD_UD56957_2
Masses (en kg) (X07 - Renault)
Charge remorquable
Masses
MASSAS (in kg)
De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de
merkdealer.
Max. toegelaten totaalmassa (MMAC)
Max. toegelaten massa (MMTA)
Max. toegelaten treinmassa (MTR)
Massa’s aangegeven op het constructeursplaatje 6.2.
Aanhangwagenmassa geremd* Verboden
Aanhangwagenmassa ongeremd* Verboden
Maximale kogeldruk op trekhaak* Verboden
Max. toegelaten dakbelasting 60 kg (met inbegrip van de dragende delen)
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pièces de rechange ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.8
NLD_UD55710_1
Pièces de rechange et réparations (X07 - Renault)
Pièces de rechange et réparations
De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on-
derdelen die in de fabriek worden gebruikt.
Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een
merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
ONDERDELEN EN REPARATIES
justificatifs d’entretien ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.9
NLD_UD55711_1
Justificatif d’entretien (X07 - Renault)
Justificatifs d’entretien
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
VIN: ..................................................................................
ONDERHOUDSCOUPONS (1/6)
6.10
NLD_UD55711_1
Justificatif d’entretien (X07 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (2/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.11
NLD_UD55711_1
Justificatif d’entretien (X07 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (3/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.12
NLD_UD55711_1
Justificatif d’entretien (X07 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (4/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.13
NLD_UD55711_1
Justificatif d’entretien (X07 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (5/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.14
NLD_UD55711_1
Justificatif d’entretien (X07 - Renault)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
ONDERHOUDSCOUPONS (6/6)
contrôle anticorrosion ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.15
NLD_UD55712_1
Contrôle anticorrosion (X07 - Renault)
Contrôle anticorrosion
PLAATWERKCONTROLE (1/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.16
NLD_UD55712_1
Contrôle anticorrosion (X07 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (2/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.17
NLD_UD55712_1
Contrôle anticorrosion (X07 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (3/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.18
NLD_UD55712_1
Contrôle anticorrosion (X07 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (4/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.19
NLD_UD55712_1
Contrôle anticorrosion (X07 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (5/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.20
NLD_UD81811_2
Filler NU (X07 Ph2 - Renault)
7.1
FRA_UD81908_10
Index (X07 - Renault)
A
aanhangwagen ................................................................................ 6.7
aansteker ....................................................................................... 3.24
aanvullende bevestigingsmiddelen
bij de autogordels achterin ...................................................... 1.23
bij de autogordels voorin ............................................. 1.17 → 1.22
zijkant ...................................................................................... 1.24
aanvullende bevestigingsmiddelen................................................ 1.25
aanvullende bevestigingsmiddelen bij de gordels .............1.17 → 1.25
aanwijzers:
richtingaanwijzers .................................................................... 1.68
ABS ..........................................................................1.48, 2.30 → 2.33
accessoireaansluiting .................................................................... 3.24
accessoires.................................................................................... 5.24
accessoires inbouwen ................................................................... 5.24
accu ................................................................... 0.8, 4.12, 5.18 → 5.20
achterbank
gebruiksmogelijkheden ........................................................... 3.26
achterbank ............................................................................ 1.15, 3.26
achterlichten
kentekenverlichting ................................................................. 5.12
achteruitrijcamera .............................................................. 2.46 → 2.49
achteruitrijradar................................................................... 2.44 – 2.45
achteruitversnelling
inschakelen ................................................................. 2.11 → 2.15
afstandsbediening van de portiervergrendeling
batterijtjes ..................................................................... 5.16 – 5.17
afstandsbediening van de vergrendeling ...............................1.2 → 1.5
afstellen van de juiste zithouding.....................1.12 → 1.16, 1.61, 3.25
airbag
activeren passagiersairbags voorin ......................................... 1.41
uitschakeling passagiersairbag voor ....................................... 1.39
airbag.................................................. 1.17 → 1.25, 1.36 → 1.38, 1.47
airbags
inschakeling/uitschakeling van passagiersairbag voor .................
1.36 → 1.38
airbags ............................................................................................ 0.6
airconditioning .....................................................................3.4 → 3.15
alarmknipperlichten ....................................................................... 1.68
antiblokkeersysteem: ABS .................................................2.30 → 2.33
anticorrosiebescherming ............................................................... 4.15
antiluchtverontreiniging
tips ........................................................................................... 2.20
autogordels ......................... 0.6, 1.12 → 1.22, 1.25, 1.36 → 1.38, 1.50
automatische portiervergrendeling tijdens het rijden ......................1.11
automatische transmissie (gebruik) ................................... 2.11 → 2.14
B
bagageafdekplaat .......................................................................... 3.28
bagageruimte............................................................. 3.27, 3.29 – 3.30
banden......................... 0.2, 2.19, 2.22 → 2.29, 4.13 – 4.14, 5.6 → 5.8
bandenspanning .............................. 0.7, 2.22 → 2.29, 4.13 – 4.14, 5.7
bandenspanning-controlesysteem.....................................2.26 → 2.29
batterij
pechhulp ......................................................................5.18 → 5.20
batterijtje (afstandsbediening) ............................................ 5.16 – 5.17
bedieningsorganen ..................................................... 0.4, 1.42 → 1.50
bestuurdersondersteuning ..........................................0.5, 2.30 → 2.49
bevestigingsmiddelen voor kinderen .............1.26 – 1.27, 1.29 → 1.39
bevestigingssysteem voor kinderen ..............1.26 – 1.27, 1.29 → 1.39
bijzonderheid van de benzinemotor...................................... 2.9 – 2.10
binnenlicht ............................................................................ 3.19, 5.14
boordcomputer ............................................ 1.46 → 1.50, 1.52 → 1.57
brandstof
kwaliteit ........................................................................ 1.76 – 1.77
tanken ................................................................. 1.47, 1.76 – 1.77
tips over brandstof .......................................................2.16 → 2.19
verbruik ...................................................1.54 – 1.55, 2.16 → 2.19
brandstof besparen............................................................2.16 → 2.19
brandstofpeil ......................................................................... 1.47, 1.51
brandstoftank
inhoud ..................................................................................... 1.76
brandstofverbruik ..................................1.54 – 1.55, 2.16 → 2.19, 3.13
buitentemperatuur ......................................................................... 1.59
C
caravan trekken ............................................................................... 6.7
claxon ............................................................................................ 1.68
claxon en lichtsignaal .................................................................... 1.68
commando’s ...............................................................0.4, 1.42 → 1.45
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (1/5)
7.2
FRA_UD81908_10
Index (X07 - Renault)
contact aanzetten van de auto ............................................... 2.2 – 2.3
controlelampjes .................................................................1.46 → 1.57
D
dakdragers..................................................................................... 3.31
dashboard...................................................................0.4, 1.42 → 1.45
dashboardkastje ............................................................................ 3.20
display ...............................................................................1.46 → 1.51
draadloze lader
laadzone .................................................................................. 3.20
draadloze lader .............................................................................. 3.20
dynamische rijcontrole: ESC .............................................2.30 → 2.33
E
ECO-modus ................................................................................... 2.17
ECO-rijden ......................................................................... 2.16 → 2.19
ESC: dynamische rijcontrole ....................................1.49, 2.30 → 2.33
F
filter:
interieur ....................................................................................4.11
lucht ..........................................................................................4.11
olie .................................................................................... 4.5 – 4.6
functie Stop and Start ............................................................ 2.4 → 2.8
functie zijwindassistentie ............................................................... 2.31
G
gegevens van de motor ............................................................ 6.4, 6.6
geïntegreerde bediening van handsfree telefoon .......................... 3.32
gordelspanners
autogordels voorin .......................................................1.17 → 1.22
gordelspanners ..................................................................1.17 → 1.22
H
handrem ........................................................................................ 2.15
hoedenplank .................................................................................. 3.28
hoofdsteunen ................................................................................. 3.25
hulp bij wegrijden op helling ..............................................2.30 → 2.33
I
identificatie van de auto ................................................................... 0.7
identificatieplaatjes auto .................................................................. 0.7
imperiaal
dakdragers .............................................................................. 3.31
inhoud brandstoftank .......................................................... 1.76 – 1.77
inhoud motorolie ..................................................................... 4.5 – 4.6
inrichting ............................................................................3.20 → 3.23
inrijden ............................................................................................. 2.2
instrumentenpaneel .................................................... 0.4, 1.46 → 1.59
interieurbekleding
onderhoud .................................................................... 4.18 – 4.19
Isofix ............................................................ 1.29 → 1.31, 1.36 → 1.38
K
kaartleeslampje ............................................................................. 3.19
katalysator ............................................................................ 2.9 – 2.10
kinderen .................................................. 0.3, 1.26 – 1.27, 1.36 → 1.38
kinderen (veiligheid) ........................................................................ 1.8
kinderen vervoeren ........................................1.26 – 1.27, 1.29 → 1.39
kinderveiligheid .......................0.3, 1.8, 1.22, 1.26 – 1.27, 1.29 → 1.39
kinderzitjes.....................................................1.26 – 1.27, 1.29 → 1.38
klep
tankklep ..................................................................................... 0.2
klokje .................................................................................. 1.58 – 1.59
knipperlichten .............................................................1.68, 5.9 → 5.13
koelvloeistof ..................................................................................... 4.9
koplampen
verstellen ...................................................................... 1.69 – 1.70
vervangen van een lamp ................................................ 5.9 – 5.10
voor ................................................................................ 5.9 – 5.10
koplampen elektrisch verstellen ......................................... 1.69 – 1.70
L
lak
onderhoud ................................................................... 4.15 → 4.17
lampen
vervangen .....................................................................5.9 → 5.14
lekke band ................................................................ 0.9, 5.2 → 5.5
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (2/5)
7.3
FRA_UD81908_10
Index (X07 - Renault)
lichten:
achteruitrijlichten ..................................................................... 5.12
alarmknipperlichten ................................................................. 1.68
dimlichten ............................................ 1.47, 1.64, 5.9 – 5.10, 5.12
grootlicht .................................................................. 1.47, 1.64, 5.9
markeringslichten ......................................... 1.64, 5.9 – 5.10, 5.12
mistlichten ............................................................. 1.47, 1.67, 5.12
regeling ........................................................................ 1.69 – 1.70
remlichten ................................................................................ 5.12
richtingaanwijzers ......................................... 1.47, 1.68, 5.9 – 5.10
luidsprekers
plaats ....................................................................................... 5.15
M
massa’s ........................................................................................... 6.7
maten............................................................................................... 6.5
meters:
instrumentenpaneel. ....................................................1.51 → 1.57
milieu ....................................................................................... 2.21
motor
gegevens ................................................................................... 6.6
toegang ..................................................................................... 4.2
motor op stand-by zetten .......................................................2.4 → 2.8
motoridentificatie ...................................................................... 0.7, 6.4
motorkap................................................................................. 4.7 – 4.8
motorolie ................................................................................ 4.3 → 4.6
motorolie verversen ................................................................ 4.5 – 4.6
multimedia uitrusting............................................................. 3.32, 5.15
N
navigatiesysteem ........................................................................... 3.32
noodstopbekrachtiging ......................................................2.30 → 2.33
noodstopbekrachtiging: BAS .............................................2.30 → 2.33
O
oliepeil van de motor .............................................................4.3 → 4.6
onderdelen....................................................................................... 6.8
onderhoud ..................................................................................... 2.20
onderhoud:
carrosserie ..................................................................4.15 → 4.17
interieurbekleding ......................................................... 4.18 – 4.19
mechanisch .......................................... 4.3 – 4.4, 4.12, 6.9 → 6.14
onderhoudscoupons ............................................................ 6.9 → 6.14
ontdooien/ontwasemen voorruit ..........................................3.8 → 3.12
ontgrendelen van de portieren.............................................. 1.9 – 1.10
ontwaseming
achterruit ................................................................3.4, 3.8 → 3.12
voorruit ...................................................................3.6, 3.8 → 3.12
opbergruimtes....................................................................3.20 → 3.23
open dak ........................................................................................ 3.18
openen van de portieren......................................................1.7 → 1.10
opslag/organisatie ........................................................................... 0.3
P
parkeerhulp......................................................................... 2.44 – 2.45
pechhulp ......................................................................................... 0.9
peilen
remvloeistof ............................................................................. 4.10
ruitensproeierreservoir .............................................................4.11
peilen ............................................................................ 0.8, 4.9 → 4.11
peilen:
koelvloeistof .............................................................................. 4.9
peilstaaf motorolie .................................................................. 4.3 – 4.4
plaatwerkcontrole ..............................................................6.15 → 6.19
pompset voor de banden .......................................................5.2 → 5.5
portieren / achterklep ........................................... 1.4 – 1.5, 1.7 → 1.11
portieren vergrendelen ........................................ 1.4 – 1.5, 1.7 → 1.11
portieren vergrendelen/ontgrendelen ..................................... 4.7 – 4.8
portiervergrendeling............................................. 1.2 – 1.3, 1.9 → 1.11
Q
QR-code .................................................................................. 0.7, 6.3
R
radio............................................................................................... 3.32
radio inbouwen .............................................................................. 5.15
radiovoorbereiding ......................................................................... 5.15
remvloeistof ................................................................................... 4.10
reservoir
ruitensproeier ...........................................................................4.11
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/5)
7.4
FRA_UD81908_10
Index (X07 - Renault)
rijden ..... 0.5, 2.3, 2.9 → 2.14, 2.16 → 2.19, 2.30 → 2.33, 2.37 → 2.45
rijhulp .......................................................................... 0.5, 2.30 → 2.49
rijpositie
instellingen ...........................................................0.3, 1.12 → 1.16
rijtips ..................................................................................2.16 → 2.19
ruitbediening. ...................................................................... 3.16 – 3.17
ruiten................................................................................................ 0.2
ruitensproeiers ................................................................... 1.71 → 1.75
ruitenwisser
bladen .......................................................................... 5.25 – 5.26
ruitenwisser .......................................................................1.71 → 1.75
ruitenwisserbladen....................................................... 0.9, 5.25 – 5.26
S
schakelen .......................................................................... 2.11 → 2.15
schoonmaken:
binnenkant auto ............................................................ 4.18 – 4.19
selecteurhendel automatische transmissie........................ 2.11 → 2.14
signaal
licht .......................................................................................... 1.68
signaal bij verlies van bandenspanning .............................2.22 → 2.25
signalen verlichting ............................................................ 1.64 → 1.70
sjorringen ....................................................................................... 3.30
sleepogen ...................................................................................... 5.28
slepen
pechhulp ....................................................................... 5.27 – 5.28
slepen .............................................................................................. 0.9
sleutel/FM-afstandsbediening
gebruik ............................................................................1.2 → 1.5
sleutels ............................................................................1.2 → 1.5
sluiten van de portieren ................................................. 1.7 → 1.11
snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging................................ 1.60
snelheidsbegrenzer ..................................................1.49, 2.37 → 2.39
snelheidsregelaar .....................................................1.49, 2.40 → 2.43
snelheidsregelaar/-begrenzer ............................................2.37 → 2.43
spiegels ....................................................................... 0.2, 1.62 – 1.63
stadslichten
vervanging van lamp ............................................................... 5.13
starten van de motor..............................................................2.2 → 2.8
startschakelaar ....................................................................... 2.2 – 2.3
stilzetten van de motor .................................................................... 2.3
stoelen ............................................................................................. 0.3
stoelverwarming ............................................................................ 1.61
Stop and Start...............................................................1.49, 2.4 → 2.8
storingen ...................................................... 1.46 → 1.50, 5.29 → 5.35
stuurbekrachtiging ......................................................................... 1.60
stuurwiel
verstellen ................................................................................. 1.60
T
tank
koelvloeistof .............................................................................. 4.9
remvloeistof ............................................................................. 4.10
tankdop ............................................................................... 1.76 – 1.77
technische gegevens .............................................................6.5 → 6.8
telefoon .......................................................................................... 3.32
temperatuurregeling ............................................................3.8 → 3.15
tijd ....................................................................................... 1.58 – 1.59
tips voor een schoner milieu .......................................................... 2.20
toegang
auto ........................................................................................... 0.2
toegangsklepje motor ...................................................................... 4.2
toegestane dakbelasting.................................................................. 6.7
U
uitschakelen passagiersairbags voorin.......................................... 1.39
V
veiligheidsvoorzieningen zijkant .................................................... 1.24
ventilatie ..............................................................................3.2 → 3.15
ventilatieroosters .................................................................... 3.2 – 3.3
verlichting
binnenkant ...................................................................... 3.19, 5.14
buitenkant .............................................................0.2, 1.64 → 1.70
instrumentenpaneel ................................................................. 1.64
versnellingshendel ......................................................................... 2.15
verstellen van de koplampen .............................................. 1.69 – 1.70
verstellen van de voorstoelen ........................................................ 1.61
vervangen van een lamp .....................................................5.9 → 5.14
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/5)
7.5
FRA_UD81908_10
Index (X07 - Renault)
vervoer van voorwerpen
in de bagageruimte ................................................................. 3.30
op het dak ................................................................................. 6.7
verwarming .......................................................................... 3.4 → 3.15
voertuigidentificatienummer (VIN) ................................................... 0.7
voorruitverwarming .............................................................. 3.8 → 3.12
voorstoelen
verstellen ........................................................................ 1.12, 1.61
W
waarschuwing bij het verlaten van de rijstrook .................. 2.34 → 2.36
wassen ..............................................................................4.15 → 4.17
wielen (veiligheid) .................................................................. 5.6 → 5.8
Z
zekeringen .................................................................. 0.9, 5.21 → 5.23
zijwindassistentie ........................................................................... 2.31
zonneklep ...................................................................................... 3.23
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (5/5)
7.6
NLD_UD81809_2
Filler NU (X07 - Renault)
RENAULT TWINGO
RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 122-122 BIS, AVENUE DU GENERAL LECLERC
92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / renaultgroup.com
NU 1235-9 – 99 91 075 72S – 03/2023 – Edition néerlandaise
à999107572Sòêúä 2V
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258

Renault Twingo 3 Ph2 Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor