Renault Nieuwe Twingo Electric Handleiding

Type
Handleiding
Renault TWINGO Z.E.
Instructieboekje
0.1
NLD_UD64234_1
Bienvenue (X07 Ph2 - Renault)
Vertaald uit het Frans. Gehele of gedeeltelijke nadruk of vertaling is verboden zonder schriftelijke toestemming van de constructeur van de auto.
Welkom aan boord van uw elektrische auto
Dit instructieboekje is tot stand gekomen aan de hand van de gegevens die op het moment van samenstelling van dit boekje bekend waren. In
dit boekje staan alle mogelijke uitrustingen (standaard of optioneel) van dit model beschreven. De aanwezigheid ervan in de auto is af-
hankelijk van de uitvoering, de gekozen opties en het land van aflevering.
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast.
De schema’s in de gebruikershandleiding zijn voorzien van voorbeelden.
Wij wensen u een goede reis in uw auto.
In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u:
uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten.
de werking optimaal kunt houden door eenvoudige maar stipt op te volgen onderhoudsvoorschriften.
zonder overbodig tijdverlies zelf kleine storingen kunt verhelpen, waarvoor geen specialist nodig is.
Door dit instructieboekje zorgvuldig te bestuderen, wordt u geïnformeerd over de mogelijkheden en de nieuwe technieken die erin zijn toegepast.
Als sommige punten nog onduidelijk zijn, willen de technici van onze dealers u graag alle verdere informatie geven.
De volgende symbolen kunnen u helpen:
en Deze verschijnen in de auto en geven aan dat u de handleiding moet raadplegen voor informatie over en/of beperkingen voor
handelingen met betrekking tot de uitrusting van uw auto.
Overal in de handleiding verwijst een overdracht naar een pagina.
dit duidt overal in het instructieboekje op een risico, een gevaar of een veiligheidsadvies.
accès
véhicule ................................................
(page courante)
éclairage
extérieur ...............................................
(page courante)
vitres ..........................................................
(page courante)
pneumatiques ............................................
(page courante)
rétroviseurs ................................................
(page courante)
0.2
NLD_UD64235_1
Exterieur (X07 Ph2 - Renault)
BUITENKANT
Elektrische ruiten 3.12
Ruitenwissers 1.88 1.90
Ontwasemen 3.4
Verlichting: werking 1.80
Verlichting: vervangen 5.9 5.11
De banden 5.6
Onderhoud van de carrosserie 4.12
Spiegels 1.33
Sleutel/afstandsbediening 1.22
portieren vergrendelen/ontgrende-
len 1.29
Opladen 1.8
sièges ........................................................
(page courante)
rangements/aménagements ......................
(page courante)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
position de conduite
réglages ...............................................
(page courante)
enfants .......................................................
(page courante)
0.3
NLD_UD64236_1
Habitacle (X07 Ph2 - Renault)
INTERIEUR
De juiste zithouding 1.36
Op de voorplaats(en) 1.35
Voor de veiligheid van de kinde-
ren 1.48
Opbergruimtes, indeling interieur 3.17
Bagageruimte opbergruimte/inde-
ling 3.26
Achterbank 3.23
Hoofdsteun achter 3.22
poste de conduite ......................................
(page courante)
planche de bord .........................................
(page courante)
tableau de bord..........................................
(page courante)
commandes ...............................................
(page courante)
0.4
NLD_UD68896_2
Poste de conduite (X07 Ph2 - Renault)
BESTUURDERSPOSITIE
Instrumentenpaneel 1.72
Knoppen boordcomputer
1.72
Schakelaars voor de snelheidsrege-
laarbegrenzer 2.29 en 2.26
Verlichting buitenkant 1.80
Afstellen van het stuurwiel
1.32
Startschakelaar met sleutel
2.2
Verwarming-/
Airconditioningsysteem
3.4
Multimediascherm 3.29
Selecteurhendel 2.7
Parkeerrem 2.7
Eco-rijmodus 2.8
Snelheidsregelaar 2.29
Snelheidsbegrenzer 2.26
aides à la conduite.....................................
(page courante)
assistance à la conduite ............................
(page courante)
conduite .....................................................
(page courante)
0.5
NLD_UD64238_1
Aides à la conduite (X07 Ph2 - Renault)
RIJHULPSYSTEMEN
ABS (antiblokkeersysteem)
ESC (elektronische stabiliteitscontrole)
Rembekrachtiging
Hulp bij wegrijden op een helling
2.19
Waarschuwing bij verlies van ban-
denspanning 2.15
Snelheidsbegrenzer 2.26
Lane departure warning 2.23
Snelheidsregelaar 2.29
Parkeerhulp 2.33
Achteruitrijcamera 2.35
airbags ......................................................
(page courante)
ceintures de sécurité .................................
(page courante)
0.6
NLD_UD64239_1
Sécurité à bord (X07 Ph2 - Renault)
VEILIGHEID IN DE AUTO
Voorste Airbags 1.39
Zijdelingse Airbags 1.46
Autogordels 1.36
Deactiveren van de passa-
giers airbag voorin 1.61
identification du véhicule ...........................
(page courante)
plaques d’identification véhicule ................
(page courante)
plaques d’identification moteur ..................
(page courante)
numéro d’identification véhicule (VIN) .......
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
0.7
NLD_UD64240_1
Identification (X07 Ph2 - Renault)
EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN
Identificatieplaatje motor
6.3
Beoordeling van een voertuigidentifica-
tienummer 6.2
Bandenspanningsetiketten 2.15
4.9
Identificatieplaatje 6.2
niveaux ......................................................
(page courante)
batterie.......................................................
(page courante)
0.8
NLD_UD64241_1
Compartiment moteur (X07 Ph2 - Renault)
DE MOTORRUIMTE (periodiek onderhoud)
Motorruimte 4.11
Koelvloeistof
4.4
Ruitensproeiervloeistof
4.4
Remvloeistof 4.4
12 V-accu 4.7
400V-circuits 1.2
dépannage ................................................
(page courante)
balais d’essuie-vitre ...................................
(page courante)
crevaison ...................................................
(page courante)
fusibles ......................................................
(page courante)
remorquage ...............................................
(page courante)
0.9
NLD_UD64242_1
Dépannage (X07 Ph2 - Renault)
PECHHULP
Vervangen van
ruitenwisserblad(en) voorruit
5.22
Sleeppunt voor
5.24
Vervangen van het ruitenwis-
serblad achter 5.22
Zekeringen 5.19
Lekke band:
De gereedschappen
5.2
Vervangen van de lampen van
de achterlichten 5.11
Vervangen van de lampen van
de koplampen 5.9
0.10
NLD_UD64243_1
Filler NU (X07 Ph2 - Renault)
0.11
NLD_UD68904_2
Sommaire Général (X07 Ph2 - Renault)
Ken uw auto  .................................................................
Rijden  ...........................................................................
Comfort  ........................................................................
Onderhoud  ...................................................................
Praktische tips .............................................................
Technische gegevens  .................................................
Alfabetische inhoudsopgave  .....................................
Hoofdstuk
1
INHOUD
2
3
4
5
6
7
0.12
NLD_UD64245_1
Filler NU (X07 Ph2 - Renault)
1.1
NLD_UD68903_2
Sommaire 1 (X07 Ph2 - Renault)
Hoofdstuk 1: Ken uw auto
Elektrische auto: inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2
Belangrijke aanbevelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.7
Elektrische auto: opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.8
programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.20
Sleutel, FM-afstandsbediening: algemene informatie, gebruik, extra portiervergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . 1.22
Portieren openen en sluiten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.27
Portieren vergrendelen, ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.29
Automatische portiervergrendeling tijdens het rijden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.31
Stuurwiel, stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.32
Spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.33
Op de voorplaats(en) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.35
Autogordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.36
Aanvullende veiligheidsvoorzieningen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.39
bij de autogordels voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.39
bij de autogordels achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.45
aan de zijkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.46
Kinderveiligheid: algemene informatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.48
keuze van de bevestiging van het kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.51
installatie van het kinderzitje, algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.54
Kinderveiligheid: bevestiging met de autogordel of met het Isofix-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.56
uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.61
Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.64
Instrumentenpaneel, boordcomputer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.66
Klok en buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.78
Verlichting en signalen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.80
Claxon en lichtsignalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.84
Voetgangersclaxon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.85
Afstellen van de koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.86
Ruitenwissers, ruitensproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.88
véhicule électrique
présentation .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
batterie 12 Volts .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
batterie de traction .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
circuit électrique « 400 Volts » ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prise de charge ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.2
NLD_UD69129_2
Présentation (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Véhicule électrique : présentation
1 Elektrische motor
2 12 V-hulpaccu
3 Tractiebatterij “400 volt”
4 Oplaadaansluiting
5 Oranje elektrische bedrading
ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (1/5)
2
3
1
4
5
services connectés ....................................
(page courante)
1.3
NLD_UD69129_2
Présentation (X07 - X07 Ph2 - Renault)
ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (2/5)
De elektrische auto bezit specifieke kenmer-
ken maar werkt op dezelfde wijze als een
auto met thermische motor.
Het fundamentele verschil van de elektri-
sche auto is het exclusieve gebruik van de
elektrische energie in plaats van de brand-
stof voor auto’s met thermische motor.
We adviseren u dus om deze bijsluiter over
uw elektrische auto aandachtig te lezen.
Aangesloten services
(afhankelijk van de auto)
Uw elektrische auto is uitgerust met aange-
sloten diensten die het mogelijk maken te
kennen en/of in te stellen:
het laadniveau van uw auto;
het programmeren van het opladen van
de tractiebatterij aan de hand van voor-
gestelde instellingen;
– ...
Het is altijd mogelijk om u bij een aange-
sloten dienst in te schrijven of om deze
te verlengen. Raadpleeg een merkdea-
ler.
6
7
8
U hebt toegang tot deze diensten via:
externe digitale apparaten (mobiele tele-
foons 7, tablets 8, etc.);
– Multimediascherm 6
Raadpleeg voor meer details de gebruiks-
aanwijzing van het multimediasysteem of
neem contact op met een merkdealer.
1.4
NLD_UD69129_2
Présentation (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Accu’s
De elektrische auto beschikt over twee
typen accu’s:
een 400 V-tractiebatterij;
een 12 V-hulpaccu.
Tractiebatterij “400 volt”
Deze batterij slaat de noodzakelijke energie
op voor de goede werking van de motor van
uw elektrische auto. Zoals alle accu’s of bat-
terijen loopt deze leeg bij gebruik en moet
deze dus regelmatig worden opgeladen.
U hoeft niet te wachten totdat u op reserve
rijdt om de tractiebatterij op te laden.
De oplaadtijd kan verschillen naargelang het
type speciale wandcontactdoos of openbaar
oplaadpunt waaraan u verbonden bent.
De actieradius van uw auto hangt af van de
lading van de accu, maar ook van uw rijstijl.
2.8.
12 V-hulpaccu
De tweede accu in uw auto is een
12 V-hulpaccu: deze levert de noodzakelijke
energie voor de werking van de uitrustingen
van de auto (koplampen, ruitenwissers, rem-
bekrachtiging...).
ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (3/5)
1.5
NLD_UD69129_2
Présentation (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Het elektrisch systeem van het
voertuig werkt op 400 volt.
Dit systeem kan tijdens en na
het uitzetten van het contact
onder spanning staan. Let op de waar-
schuwingen op de stickers in de auto.
Elke interventie of wijziging aan het elek-
trische systeem van 400 volt van de auto
(componenten, kabels, connectoren,
tractiebatterij) is vanwege de veiligheids-
risico’s streng verboden. Roep de hulp in
van een merkdealer.
Risico op ernstige brandwonden of
mogelijk dodelijke elektrische schok-
ken.
A
ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (4/5)
Het symbool A lokaliseert de elektrische ele-
menten van uw auto die risico’s voor uw vei-
ligheid met zich kunnen meebrengen.
“400V”-circuit
Het elektrische circuit van 400 V is te her-
kennen aan de oranje bedrading 9 en aan
de onderdelen aangeduid met het symbool
.
9
véhicule électrique
bruit ......................................................
(page courante)
véhicule électrique
conduite ...............................................
(page courante)
1.6
NLD_UD69129_2
Présentation (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Rijden
Net als bij een auto met automatische trans-
missie moet u eraan wennen dat u uw linker-
voet niet gebruikt, ook niet om te remmen.
Wanneer u tijdens het rijden uw voet van het
gaspedaal haalt of op het rempedaal zet, ge-
nereert de motor tijdens het afremmen elek-
triciteit die wordt gebruikt om de auto af te
remmen of om de tractiebatterij op te laden.
2.8.
Bijzonder geval:
nadat de accu volledig is opgeladen en ge-
durende de eerste kilometers dat er wordt
gereden, wordt er tijdelijk minder op de
motor geremd. Pas uw rijstijl hierop aan.
ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (5/5)
Diepe plassen, overstromingen:
rijd niet door stroompjes als
het water op de weg hoger
staat dan de onderrand van
de velgen.
Uw elektrische auto is stil. Zet
voordat u de auto verlaat, uw
voet op het rempedaal en stop
de motor.
RISICO VAN ERNSTIG LETSEL
De motorrem mag onder geen
beding gebruik van het rempe-
daal vervangen.
Geluid
Elektrische auto’s zijn erg stil. U bent er nog
niet aan gewend, en de andere weggebrui-
kers zijn dat evenmin. Ze kunnen moeilijk
horen of de auto rijdt.
Houd hiermee rekening. U wordt hierbij ge-
holpen door de claxon, vooral bij het rijden
in de stad of bij het manoeuvreren 1.85.
Omdat de motor vrijwel geen geluid maakt,
hoort u geluiden die u niet gewend bent
(geluid van de wind, banden enz.).
Tijdens het opladen kan de auto geluid
maken (ventilator, relais ...).
Bij het stoppen van de auto kan het ver-
warmingssysteem automatisch in werking
treden voor een zelfonderhoud.
Hinder bij het rijden
Gebruik aan de bestuurders-
kant matten die geschikt zijn
voor de auto en zet deze vast
aan de vooraf geïnstalleerde onderde-
len. Controleer regelmatig of ze goed
vastzitten. Stapel niet meerdere matten
op elkaar.
Gevaar van hakende pedalen
présentation du véhicule électrique
recommandations importantes ............
(page courante)
véhicule électrique
recommandations importantes ............
(page courante)
1.7
NLD_UD64438_1
Recommandations importantes (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Recommandations importantes
BELANGRIJKE AANBEVELINGEN
Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri-
sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben.
Bij een ongeluk of elektrische schok
Bij een ongeluk of botsing tegen de onderkant van de auto (bijvoorbeeld: contact met een paaltje, een trottoir of ander stadsmeubilair)
kunnen het elektrisch circuit of de tractiebatterij worden beschadigd.
Laat uw auto door een merkdealer controleren.
Raak de 400 V-onderdelen of blootliggende oranje kabels die vanuit het interieur of vanaf de buitenkant van de auto zichtbaar zijn, nooit aan.
Bij ernstige beschadiging van de tractiebatterij zouden er eventuele lekken kunnen ontstaan:
raak nooit de vloeistoffen (gassen ...) uit de tractiebatterij aan;
bij lichamelijk contact met veel water spoelen en zo snel mogelijk een arts raadplegen.
Na een schok, hoe licht ook, aan het oplaadpunt en/of de klep, moet u deze zo snel mogelijk laten controleren door een merkdealer.
Bij brand
Verlaat bij brand onmiddellijk de auto en ontruim deze, neem dan contact op met de hulpdiensten en specificeer dat het gaat om een elektri-
sche auto gaat.
Als u moet blussen, maak dan alleen gebruik van blusmiddelen van het type ABC of BC die aangewezen zijn bij brand in elektrische installa-
ties. Gebruik geen water of andere blusmiddelen.
Neem bij elke beschadiging aan het elektrische circuit contact op met een merkdealer.
Voor het slepen
5.24.
Wassen van de auto
Reinig de motorruimte, de oplaadaansluiting en de tractiebatterij nooit met een hogedrukreiniger.
Risico van schade aan het elektrische circuit.
Reinig de auto nooit als deze wordt opgeladen.
Risico van mogelijk dodelijke elektrische schokken.
prise de charge ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
cordon de charge.......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
trappe de charge .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
charge batterie de traction .........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
véhicule électrique
charge ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.8
NLD_UD68894_2
Véhicule électrique : charge (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Véhicule électrique : charge
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (1/12)
Schakelschema van de lading
1 Specifieke wandcontactdoos of laadpunt
2 Oplaadkabel
3 Oplaadaansluiting
Raadpleeg bij vragen over de benodigde
uitrusting voor het opladen een merk-
dealer.
3
2
1
1.9
NLD_UD68894_2
Véhicule électrique : charge (X07 - X07 Ph2 - Renault)
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (2/12)
Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto
Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri-
sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben.
Opladen
Voer geen onderhoud uit op de auto tijdens het opladen (wassen, onderhoud aan de motor...).
Bij aanwezigheid van water, tekenen van corrosie of vreemde elementen in de stekker van het oplaadsnoer of in het laadcontact van de auto
mag u de auto niet opladen. Risico op brand.
Probeer niet om de contacten van het snoer, van het gewone stopcontact of van het laadcontact van de auto aan te raken of om er voorwer-
pen in te doen.
Sluit het laadsnoer nooit aan op een adapter, een stekkerdoos of een verlengsnoer.
Het gebruik van een generator is verboden.
Demonteer of verander het laadcontact van de auto of het laadsnoer niet. Risico op brand.
Wijzig de elektrische installatie niet of werk er niet aan tijdens het opladen.
Bij een botsing, zelfs een lichte, tegen de oplaadklep of de klep, moet u deze zo snel mogelijk laten controleren door een merkdealer.
Zorg goed voor het snoer: niet gaan op staan, niet in water dompelen, niet aan trekken, niet aan schokken blootstellen ...
Regelmatig controleren of de laadkabel in goede staat verkeert.
Niet gebruiken als het laadsnoer of de contactdoos beschadigd is (corrosie, bruin worden, scheurtjes ...). Wend u tot een merkdealer voor een
vervangend exemplaar.
1.10
NLD_UD68894_2
Véhicule électrique : charge (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Laadsnoer A
Deze kabel is specifiek voor uw auto en be-
stemd voor de verbinding met wandcontact-
dozen of publieke oplaadpunten voor stan-
daardopladen van de tractieaccu.
A
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (3/12)
Raadpleeg voor de werking altijd aandach-
tig het instructieboekje van het laadsnoerB.
B
Laadsnoer B
Met dit laadsnoer kan de tractiebatterij:
bij normaal gebruik, op een stopcontact
dat alleen voor het voertuig wordt ge-
bruikt (opladen met 14 A/16 A);
zo nu en dan opladen via een gewoon
stopcontact (opladen met 8 A), bijvoor-
beeld wanneer u onderweg bent.
De gebruikte stopcontacten moeten in elk
geval overeenkomstig de instructies in het
instructieboekje van het laadsnoer zijn ge-
ïnstalleerdB.
C
B
D
Indien tijdens het laden een storing op-
treedt (het rode waarschuwingslampje
van het stopcontact D gaat branden),
stop dan onmiddellijk met opladen.
Raadpleeg het instructieboekje van het
snoer.
Gebruik bij voorkeur een laadsnoer
waarmee de tractiebatterij standaard
kan worden opgeladen.
Elke oplaadkabel wordt opgeborgen in
de bagageruimte van de auto.
Zorg dat de contactdoos nooit aan het
snoer hangt. Gebruik de ruimtes C om
deze te bevestigen.
1.11
NLD_UD68894_2
Véhicule électrique : charge (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto
Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri-
sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben.
Keuze van laadsnoer
De standaard bij deze auto geleverde laadsnoeren zijn specifiek voor deze auto ontwikkeld. Ze zijn bedoeld om u te beschermen tegen risico’s
van een elektrische schok die de dood of brand kan veroorzaken.
Gebruik geen oplaadkabels van eerdere auto's; deze zijn niet aangepast.
Voor uw veiligheid is het gebruik van een laadsnoer dat niet door de fabrikant is voorgeschreven strikt verboden. Het niet-naleven van dit
voorschrift kan leiden tot brand of een elektrische schok die de dood kan veroorzaken. Raadpleeg een merkdealer voor het kiezen van een
laadsnoer dat aangepast is aan uw auto.
Installaties
Bij standaard opladen
Gebruik van het laadsnoer A
Laat een vakman een specifieke wandcontactdoos installeren.
Gebruik van het laadsnoer B
Het speciale stopcontact voor elektrische voertuigen (opladen met 14 A/16 A) moet worden geïnstalleerd door een erkende vakman. Lees
de meegeleverde gebruiksaanwijzing aandachtig.
Voor extra opladen (laadsnoer B)
Met een huishoudstopcontact (opladen met 10 A)
Laat een vakman controleren of elk stopcontact waarop u het laadsnoer gaat aansluiten, voldoet aan de normen en regelgeving van het
land.
Lees de handleiding die bij het laadsnoer is meegeleverd aandachtig voor informatie over de gebruiksvoorzorgsmaatregelen van het pro-
duct en de vereiste technische specificaties voor de elektrische installatie van het stopcontact.
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (4/12)
1.12
NLD_UD68894_2
Véhicule électrique : charge (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Laadtypen die voldoen aan de
Europese normen
Wisselstroom (AC)
Als de informatie verschijnt op de laadklep
van het voertuig, volgt u de onderstaande
instructies.
Voordat u een laadkabel aansluit, contro-
leert u het volgende:
de kleur en een van de letters op de aan-
sluiting 4 moeten overeenkomen met de
kleur en een van de letters op het uit-
einde 5 van de leiding;
de kleur en een van de letters op de aan-
sluiting 3 moeten overeenkomen met de
kleur en een van de letters op het uit-
einde 6 van de leiding;
Laadtype Wisselstroom (AC)
-aansluiting Laadpunt 4/laadkabel5 Voertuig 3/laadkabel 6
Laadtypen die voldoen aan
de Europese normen (raad-
pleeg voor alle andere geval-
len een erkende dealer).
4
5
4
5
3 6
3
6
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (5/12)
1.13
NLD_UD68894_2
Véhicule électrique : charge (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Laadtypen die voldoen aan de
Europese normen (vervolg)
Gelijkstroom (DC)
Als de informatie verschijnt op de laadklep
van het voertuig, volgt u de onderstaande
instructies.
Voordat u een laadkabel aansluit, moet u
controleren of de kleur en een van de letters
op de aansluiting 3 overeenkomen met de
kleur en een van de letters op het uiteinde 6
van de laadkabel.
Laadtype Gelijkstroom (DC)
-aansluiting Voertuig 1/laadkabel 3
Laadtypen die voldoen aan
de Europese normen (raad-
pleeg voor alle andere geval-
len een erkende dealer).
3
6
3
6
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (6/12)
1.14
NLD_UD68894_2
Véhicule électrique : charge (X07 - X07 Ph2 - Renault)
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (7/12)
3
Het voertuig heeft een elektrisch oplaad-
punt aan de achterkant van het voertuig.
Contactdoos E voor opladen met maximaal
22 kW.
Voorzorgsmaatregelen
Laad uw auto niet op en parkeer deze niet
bij extreme temperatuursomstandigheden
(hitte of kou).
In extreme gevallen kan het opladen enkele
minuten duren voordat de motor start (de
tractiebatterij heeft wat tijd nodig om af te
koelen of op te warmen).
Wanneer de auto gedurende meer dan
7 dagen geparkeerd staat bij temperaturen
lager dan -25 °C, kan de tractiebatterij mo-
gelijk niet opgeladen worden.
Daar er geen overspanningsbeveiliging
aanwezig is, wordt afgeraden om de
auto tijdens onweer (bliksem ...) op te
laden.
Wanneer de auto gedurende meer dan 3
maanden geparkeerd staat met een laad-
niveau rond de nul, kan de batterij mogelijk
niet opgeladen worden.
Om de levensduur van uw tractiebatterij te
vrijwaren, moet u vermijden om uw auto ge-
durende meer dan een maand met een hoog
laadniveau geparkeerd te laten staan, vooral
in perioden van extreme warmte.
U kunt de tractiebatterij het beste opladen
na het rijden en/of in een omgeving met een
gematigde temperatuur. Anders kan het op-
laden lang duren of onmogelijk zijn.
Aanbevelingen
Parkeer de auto bij erg warm weer bij
voorkeur op een schaduwrijke/overdekte
plaats om deze op te laden.
Ook bij regen en sneeuw kan de auto
worden opgeladen.
Het inschakelen van de airconditioning
kan de duur van het opladen verlengen.
Oplaadaansluiting 3
Opmerking: verwijder bij insneeuwen de
sneeuw rond het laadcontact van de auto
alvorens de auto te koppelen of los te kop-
pelen. De aanwezigheid van sneeuw in het
laadcontatct kan immers het koppelen van
het laadsnoer blokkeren.
E
1.15
NLD_UD68894_2
Véhicule électrique : charge (X07 - X07 Ph2 - Renault)
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (8/12)
9
sluit het uiteinde van het snoer aan op de
voedingsbron;
pak de handgreep 6 vast.
– sluit het snoer aan op de auto. Het op-
laadwaarschuwingslampje 10 knippert
oranje;
wanneer u een klik hoort, controleert
u of het laadsnoer goed is vastgeklikt.
Controleer de vergrendeling en trek voor-
zichtig aan de handgreep 6.
Opladen van de tractiebatterij
Stilstaande auto, contact uit:
Maak de oplaadkabel los van de 7 riem in
de kofferbak van uw voertuig;
open de oplaadklep 9;
open de klep 8;
Het laadsnoer wordt automatisch op de auto
aangesloten. Zo kan het snoer niet van de
auto worden losgekoppeld.
Het is van essentieel belang om het
laadsnoer goed uit te rollen om overhit-
ting te voorkomen.
8
Gebruik geen verlengsnoer,
meervoudige contactdoos of
adapter.
Risico van brand.
7
6
10
1.16
NLD_UD68894_2
Véhicule électrique : charge (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Wanneer het opladen start, is de volgende
informatie zichtbaar op het instrumentenpa-
neel:
het energieniveau op het controlelampje
van de batterij 11;
het laadniveau van de batterij;
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (9/12)
11
12
een schatting van de resterende tijd
(vanaf ongeveer 95% opgeladen wordt
de resterende tijd niet meer weergege-
ven);
het waarschuwingslampje 12 geeft aan
dat de auto op een voedingsbron is aan-
gesloten;
uw voertuigbereik varieert afhankelijk van
het laadniveau.
Het display op het instrumentenpaneel ver-
dwijnt na enkele seconden. Het verschijnt bij
het openen van een portier weer op het in-
strumentenpaneel.
Als het opladen is voltooid, is het waarschu-
wingslampje 10 continu groen.
Het is niet noodzakelijk om op reserve te
staan om de auto op te laden.
Storingen
Als het oplaadwaarschuwingslampje 10 con-
tinu rood blijft, raadpleegt u een merkdealer.
De oplaadtijd van de tractiebatterij hangt af van de hoeveelheid resterende energie en het
vermogen van het oplaadpunt. Dit wordt tijdens het opladen weergegeven op het instru-
mentenpaneel 1.71.
Wij raden u aan om bij een probleem het snoer te vervangen door een identiek snoer.
Raadpleeg een merkdealer.
10
1.17
NLD_UD68894_2
Véhicule électrique : charge (X07 - X07 Ph2 - Renault)
de klep 8 moet dicht zijn;
de oplaadklep 9 moet gesloten zijn;
ontkoppel het snoer van de voedings-
bron;
bevestig de kabel met behulp van de op-
bergriem in de kofferbak van uw voertuig.
Nadat u op de ontgrendelknop op de
radiofrequentie-afstandsbediening hebt
gedrukt, heeft u 60 seconden de tijd om
de stekker uit het stopcontact te halen
voordat deze weer vergrendelt en het
opladen wordt hervat.
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (10/12)
Voorzorgen bij het loskoppelen van de
aansluiting
Druk op de ontgrendelingsknop van de
openingselementen op de radiofrequen-
tie-afstandsbediening om de oplaadkabel
van het voertuig te ontgrendelen en het
opladen te stoppen;
Pak de handgreep 6 vast.
ontkoppel het laadsnoer van de auto;
Respecteer absoluut de volgorde van de
handelingen voor het loskoppelen.
6
8
9
Opmerking: na een lange oplaadbeurt van
de tractiebatterij kan de kabel warm zijn.
Gebruik daarom de handgrepen.
1.18
NLD_UD68894_2
Véhicule électrique : charge (X07 - X07 Ph2 - Renault)
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (11/12)
Sticker 13
De sticker 13 op de oplaadklep vermeldt de
instructies voor het openen en sluiten van
het klepje:
Bij stilstaande auto kunnen de klep en de
oplaadklep worden geopend;
– als de auto rijdt, moeten de klep en de
oplaadklep gesloten zijn;
Gelieve op de auto geen anti-
statische tape te installeren om
het controlesysteem niet te ver-
storen.
reinig de oplaadklep niet met behulp van
een hogedrukspuit;
open de klep om de oplaadkabel aan te
sluiten;
sluit de klep zodra de kabel is losgekop-
peld;
– aansluiten op een gewoon stopcontact,
een wisselstroomoplaadpunt of-een sne-
loplaadpunt.
13
13
1.19
NLD_UD68894_2
Véhicule électrique : charge (X07 - X07 Ph2 - Renault)
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (12/12)
14
15
Sticker 14
Het label 14 op de oplaadklep geeft informa-
tie over het opladen volgens de status van
het oplaadwaarschuwingslampje10:
oranje knipperend: de kabel is aangeslo-
ten op het voertuig en het systeem voert
zijn controles uit;
continu oranje branden: programmeren
van opladen is geactiveerd;
Sticker 15
Het label 15 op de oplaadklep herinnert u
eraan dat u de oplaadkabel van het voertuig
altijd kunt losmaken door de portierontgren-
delingsknop op de afstandsbediening inge-
drukt te houden.
14
15
10
groen knipperen: voertuig wordt opgela-
den;
brandt continu groen: de auto is volledig
opgeladen;
knippert rood: bedrijfsstoring.
programmation de la charge......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
cordon de charge.......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.20
NLD_UD64440_1
Véhicule électrique : programmation de la charge (X07 - X07 Ph2 - Renault)
programmation
Programmeren van het opladen
Selecteer, met stilstaand voertuig en draai-
ende motor, in het menu “Instellingen” op het
multimediascherm 1, het tabblad “Voertuig”.
Gebruik het menu “EV-programm”. om de
laadconfiguratie van uw auto in te stellen.
Afhankelijk van het voertuig licht wanneer de
programmering wordt bevestigd het waar-
schuwingslampje
op het instrumen-
tenpaneel op.
Opmerking: het opladen begint als de motor
wordt uitgeschakeld, de auto wordt aange-
sloten op een voedingsbron en toegang is
toegestaan.
ELEKTRISCHE AUTO: programmeren van het opladen (1/2)
“Onmiddellijk opladen” 2
Het opladen begint als de auto wordt aange-
sloten op een voedingsbron.
Zone A geeft aan dat ´Onmiddellijk opladen´
is geactiveerd.
Opmerking: u kunt deze optie uitschakelen
door te drukken op “OFF”.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
1
“Postponed charge” 3
U kunt een starttijd opgeven voor het opla-
den.
Druk op “Bewerken” 4 om de instellingen te
openen en de starttijd voor het opladen in
te stellen.
Stel de starttijd voor het opladen in en druk
vervolgens op “Sluiten” om te bevestigen.
Zone B toont de ingestelde starttijd voor het
opladen.
Het opladen begint op het geprogram-
meerde tijdstip als de motor is uitgeschakeld
en de auto is aangesloten op een voedings-
bron.
Programma
Meteen laden
Laden begint zodra de auto aangesloten is
Postponed
charge
Bewerken Bewerken
Airco
Lading
Calendar
Programma
2
A
Laden begint om 12:34
Programma
Meteen laden
Postponed
charge
Bewerken
Bewerken
Airco
Lading Calendar
Programma
3
B
4
1.21
NLD_UD64440_1
Véhicule électrique : programmation de la charge (X07 - X07 Ph2 - Renault)
De ingestelde tijden verschijnen in zone C.
Het opladen begint op het geprogram-
meerde tijdstip als de motor is uitgeschakeld
en de auto is aangesloten op een voedings-
bron.
ELEKTRISCHE AUTO: programmeren van het opladen (2/2)
“Programma” 5
U kunt diverse geprogrammeerd oplaadtijd-
stippen per week opslaan.
Selecteer de programmatijd 6 die u wilt wijzi-
gen om naar de instellingen te gaan.
U kunt een van uw opgeslagen program-
ma’s uitschakelen door te drukken op “OFF”.
Stel de start- en eindtijden voor het opladen
in en de dagen waarvoor deze tijden gelden.
Druk op “Sluiten” om te bevestigen.
Opmerking:
als de start- en eindtijd dezelfde zijn, is de
oplaadperiode 24 uur. U kunt het oplaad-
programma alleen bevestigen als u een
dag in de week selecteert;
u kunt het opladen programmeren via
een smartphone-app. Raadpleeg de mul-
timedia-instructies voor meer informatie.
Om veiligheidsredenen mogen
deze handelingen alleen uitge-
voerd worden als de auto stil-
staat.
Programma
Oplaadprogramma 1
12:34 PM -> 12:24 AM L M M J V S D
10:00 PM -> 06:00 AM L M M J V S D
Oplaadprogramma 2
Oplaadprogramma 3
6
Programmeren van het opladen
Starten om
Stop om
Sluiten
EV-programm.
Meteen laden
Postponed
charge
Bewerken Bewerken
AircoLading Calendar
Programma
5
C
L M M J V S D
clés ............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande de verrouillage ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé/télécommande à radiofréquence
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.22
NLD_UD64247_1
Clé, télécommande à radiofréquence : généralités (X07 Ph2 - Renault)
FM-afstandsbediening A of B
1 Vergrendelen van alle portieren
2 Ontgrendeling van alle portieren en van
het laadsnoer.
3 Contactsleutel, voorportier links en laad-
klep.
4 Alleen de achterklep ontgrendelen (in-
drukken totdat het kofferdeksel iets
opent).
Clé, télécommande à radiofréquence : généralités, utilisation, supercondamnation
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (1/2)
A
Advies
Stel de afstandsbediening niet bloot aan
warmte, koude of vocht.
B
5
1
2
3
4
3
2
4
1
Afstandsbediening met inklapbaar
inzetstuk
5 Vergrendelen/ontgrendelen van het in-
zetstuk van de sleutel van de afstandsbe-
diening B. Om het inzetstuk vrij te maken
van zijn houder, drukt u op de knop 5,
het komt vanzelf naar buiten. Druk op de
knop 5 en begeleid het inzetstuk tot in zijn
houder.
1.23
NLD_UD64247_1
Clé, télécommande à radiofréquence : généralités (X07 Ph2 - Renault)
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (2/2)
Bereik van de FM-
afstandsbediening
Dit wordt beïnvloed door de omgeving: let
er bij het vasthouden van de afstandsbe-
diening op dat de portieren niet per ongeluk
worden vergrendeld of ontgrendeld.
NB: als een portier (of achterklep) open of
niet goed gesloten is, vergrendelen/ontgren-
delen de portieren snel.
Radiostoringen
De werking van de afstandsbediening kan
gestoord worden in de omgeving van een
zendinstallatie of bij gebruik van apparatuur
die werkt op dezelfde frequentie als de af-
standsbediening.
Vervangen, extra sleutel of
afstandsbediening nodig
Ga uitsluitend naar een merkdealer:
het vervangen van een sleutel moet
altijd bij een merkdealer gebeu-
ren, want het systeem moet daarbij
worden gereset met alle sleutels;
afhankelijk van de auto kunt u maxi-
maal vier afstandsbedieningen ge-
bruiken.
Als de afstandsbediening niet werkt:
Controleer of de batterij goed en van het
juiste model is en correct is geplaatst.
De batterijen hebben een levensduur
van ongeveer twee jaar.
De accu vervangen 5.16.
Gebruik de sleutel alleen waarvoor deze
bedoeld is (en niet bijvoorbeeld als fles-
opener, enz.).
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een volwassene met een beperking of
een dier in de auto achter als u deze ver-
laat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen, enz..
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clés ............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande de verrouillage ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé/télécommande à radiofréquence
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.24
NLD_UD64248_1
Télécommande à radiofréquence : utilisation (X07 Ph2 - Renault)
1
2
FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik(1/2)
De auto kan met de afstandsbedieningen A
en B worden ontgrendeld of vergrendeld.
Deze worden gevoed door een batterij die
kan worden vervangen 5.16.
Portieren vergrendelen
Druk op de vergrendelknop 1.
Vergrendelen wordt bevestigd door:
de alarmknipperlichten en zijknipperlich-
ten knipperen twee keer.
de markeringslichten achter knipperen
één keer;
– geleidelijk dimmen van de dagrijverlich-
ting voor.
Als een portier (of de achterklep) open staat
of niet goed is gesloten, worden de portieren
en de achterklep vergrendeld en snel ont-
grendeld en knipperen de knipperlichten en
de zijknipperlichten niet.
BA
1
2
Ontgrendelen van de portieren
Met een druk op de knop 2 ontgrendelt u de
openingselementen, de oplaadklep en de
oplaadkabel. 1.8.
Ontgrendelen wordt bevestigd door:
de alarmknipperlichten en zijknipperlich-
ten knipperen één keer.
de markeringslichten achter knipperen
twee keer;
geleidelijk aangaan van de dagrijverlich-
ting voor.
1.25
NLD_UD64248_1
Télécommande à radiofréquence : utilisation (X07 Ph2 - Renault)
Enkel de achterklep
vergrendelen
Druk op de knop 3 op de afstandsbedie-
ning A of B, totdat het kofferdeksel iets open
gaat.
BA
Opmerking: bij draaiende motor, contact
aan en in de stand “Accessoires”, werken de
knoppen van de sleutel niet.
3
3
Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen
van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te starten, door
organen te bedienen zoals de ruitbediening, of de portieren te vergrendelen, enz..
Bovendien kan bij warm en/of zonnig weer de temperatuur in het interieur heel erg snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL.
FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik(2/2)
1.26
NLD_UD64249_1
Super condamnation (X07 Ph2 - Renault)
EXTRA VERGRENDELING
1
Gebruik nooit de extra por-
tiervergrendeling als er nog
iemand in de auto zit.
Als de auto hiermee uitgerust is, kunnen
hiermee de portieren worden vergrendeld en
niet met de handgrepen aan de binnenkant
van de portieren worden ontgrendeld (na het
inslaan van een ruit om het portier van bin-
nenuit te openen).
Druk twee keer achter elkaar op de knop 1.
Het vergrendelen ziet u aan het driekeer
knipperen van de knipperlichten en de
zijknipperlichten.
Bijzonderheid: de extra vergrendeling werkt
niet als de knipperlichten of de markerings-
lichten branden.
1
portes/porte de coffre ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture des portes..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.27
NLD_UD64250_1
Ouverture et fermeture des portes (X07 Ph2 - Renault)
Achterdeuren
Schuif, bij vergrendelde portieren, uw hand
in de handgreep 2 en trek ze naar u toe.
Ouverture et fermeture des portes
Openen van binnenuit
Trek aan de portierhandgreep 3.
Openen van buitenaf
Voorportieren
Plaats, bij vergrendelde portieren, uw hand
onder de handgreep 1 en trek deze naar u
toe.
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (1/2)
3
Uit veiligheidsoverwegingen,
mag u de deur alleen openen
en sluiten als de auto stilstaat.
2
1
sécurité enfants .........................................
(page courante)
enfants (sécurité) .......................................
(page courante)
1.28
NLD_UD64250_1
Ouverture et fermeture des portes (X07 Ph2 - Renault)
Waarschuwing sleutel vergeten
Bij het openen van het bestuurdersportier
klinkt een geluidssignaal om u te waarschu-
wen dat de sleutel nog in het contactslot zit.
Kinderveiligheid
Een achterportier kan niet van binnenuit
worden geopend als u het knopje 4 omzet.
Controleer of het portier inderdaad niet van
binnenuit geopend kan worden. Herhaal dit
bij het andere achterportier.
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/2)
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen, enz..
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
4
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
Als bij het openen van een voorportier de
lichten nog branden terwijl het contact is af-
gezet dan klinkt er een signaal om u te waar-
schuwen.
Waarschuwing portier vergeten
te sluiten
Als de motor uit is en er een portier of het
kofferdeksel open of niet goed gesloten is,
verschijnt er een waarschuwingslampje
. Wanneer de auto met een snelheid
van ongeveer 20 km/u rijdt, klinkt er tevens
een geluidssignaal.
Bijzonderheid
Afhankelijk van de auto stoppen de acces-
soires (radio enz.) met werken:
sleutel uit het contactslot gehaald en be-
stuurdersportier geopend;
bij het vergrendelen van de portieren.
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture des portes..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.29
NLD_UD64251_1
Verrouillage / Déverrouillage des portes (X07 Ph2 - Renault)
Vergrendelen/ontgrendelen van
buitenaf
Dit gebeurt met behulp van de afstandsbe-
diening 1.22.
In sommige gevallen werkt de FM-
afstandsbediening niet:
batterij van de afstandsbediening leeg,
accu ontladen enz.
door het gebruik van elektronische appa-
raten in de buurt van de afstandsbedie-
ning werken (bijv. mobiele telefoon);
de auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld.
In dat geval is het mogelijk:
om de sleutel van de afstandsbediening
of de noodsleutel te gebruiken om het lin-
kervoorportier te ontgrendelen;
de schakelaar voor het vergrendelen/ont-
grendelen van de portieren van binnen-
uit te gebruiken (raadpleeg de volgende
bladzijden).
Verrouillage, déverrouillage des ouvrants
PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (1/2)
Druk, met het contact aan, op de ontgren-
delknop 2 voor de portieren om de andere
portieren (portieren en achterklep) te ont-
grendelen.
Gebruik van de sleutel
Steek de sleutel in het slot 1 en vergrendel
of ontgrendel het linkervoorportier.
2
Laat de sleutel nooit achter in
de auto als u de auto verlaat.
1
1.30
NLD_UD64251_1
Verrouillage / Déverrouillage des portes (X07 Ph2 - Renault)
PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (2/2)
Controlelampje van de
portiervergrendeling
Wanneer het contact aan is, geeft het con-
trolelampje 2 in de schakelaar aan of de por-
tieren wel of niet vergrendeld zijn:
lampje brandt, de portieren zijn vergren-
deld;
lampje uit, de portieren zijn ontgrendeld.
Als u de portieren vergrendelt, blijft het con-
trolelampje branden en dooft daarna.
Vergrendelen van de portieren
en kleppen zonder de FM-
afstandsbediening
Dit is bijvoorbeeld het geval als een batterij-
tje leeg is, de FM-afstandsbediening tijdelijk
niet werkt ...
Druk bij stilstaande motor, met de sleutel
uit het contactslot en één van de portie-
ren geopend, ten minste vijf seconden op
de schakelaar 2.
Bij het sluiten van het portier worden alle
portieren en kleppen vergrendeld.
Schakelaar voor het
vergrendelen/ontgrendelen van
de portieren van binnenuit
De schakelaar 2 bedient de portieren en de
achterklep tegelijkertijd.
Als een portier (of de achterklep) open of
niet goed gesloten is, vergrendelen/ontgren-
delen de portieren snel.
Bij vervoer van voorwerpen met geopende
kofferbak kunt u toch de andere portieren
vergrendelen: druk bij stilstaande motor
langer dan vijf seconden op de schakelaar 2
om de andere portieren te vergrendelen.
2
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation automatique des ouvrants
en roulage..................................................
(page courante)
fermeture des portes .................................
(page courante)
1.31
NLD_UD64252_1
Condamnation automatique des ouvrants en roulage (X07 Ph2 - Renault)
De werking van het systeem
Na het starten van de auto vergrendelt het
systeem automatisch alle portieren en klep-
pen zodra de auto een snelheid van onge-
veer 7 km/u bereikt.
De portieren ontgrendelen automatisch:
als u op de schakelaar 1 voor het ont-
grendelen van de portieren drukt;
bij stilstaande auto door het openen van
een voorportier.
Opmerking: na het openen of sluiten van
een portier wordt dit automatisch weer ver-
grendeld zodra de auto ongeveer 7 km/u
rijdt.
Inschakelen/Uitschakelen van
de functie
Druk bij draaiende motor ongeveer 5 se-
conden op de knop 1 tot u een geluidssig-
naal hoort.
Storingen
Als u een storing constateert (geen automa-
tische vergrendeling, het waarschuwings-
lampje in knop 1 licht niet op bij het vergren-
delen van de portieren en kleppen enz.),
controleer dan eerst of alle kleppen en por-
tieren goed gesloten zijn. Als deze goed ge-
sloten zijn, moet u een merkdealer raadple-
gen.
Condamnation automatique des ouvrants en roulage
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN
1
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
volant de direction
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
direction assistée .......................................
(page courante)
direction à assistance variable ..................
(page courante)
1.32
NLD_UD64266_1
Volant de direction (X07 Ph2 - Renault)
Stuurbekrachtiging
De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging
past de mate van bekrachtiging automatisch
aan de snelheid waarmee u rijdt aan.
Bij het parkeren is er veel bekrachtiging
(voor meer comfort) en met het toenemen
van de snelheid vermindert de bekrachtiging
(voor een grotere veiligheid bij snel rijden).
Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge-
laden is.
Afstellen van het
stuurwielhoogte
Laat de hendel 1 zakken en zet het stuur-
wiel in de gewenste stand; druk de hendel
voorbij het zware punt om het stuurwiel te
blokkeren.
Controleer of het stuurwiel goed is vergren-
deld.
Volant de direction, direction assistée
Voer, om veiligheidsredenen,
deze afstellingen uitsluitend uit
als de auto stilstaat.
STUURWIEL, STUURBEKRACHTIGING
1
Bij stilstaande motor of bij een storing in
het systeem blijft het mogelijk het stuur-
wiel te draaien. Er moet meer kracht
gezet worden.
Als het stuurwiel snel wordt gedraaid,
hoort u mogelijk een geluid. Dat is nor-
maal.
Laat het stuurwiel niet in een uiterste
stand gedraaid staan als de auto stil
staat.
Zet nooit de motor af tijdens het
rijden: bij uitgeschakelde motor
is er geen bekrachtiging.
rétroviseurs ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.33
NLD_UD64267_1
Rétroviseurs (X07 Ph2 - Renault)
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Beweeg met het contact aan de knop 1:
– positie C om de linkerspiegel af te stellen;
– stand E voor het afstellen van de rechter-
spiegel.
D is de neutrale stand.
Verwarmde buitenspiegels
Bij draaiende motor, wordt het spiegelglas
verwarmd als de achterruitverwarming aan
staat.
Rétroviseurs
SPIEGELS (1/2)
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Met de hand verstelbare
buitenspiegels
De spiegel kan van binnenuit worden ver-
steld met de hendel 2.
De buitenspiegel aan de kant
van de bestuurder kan in twee
delen uitgevoerd zijn. In deel B
ziet u wat u met een normale
spiegel ziet. In deel A heeft u een beter
zicht op de zijkant achter.
Voorwerpen in de spiegel zijn dichter-
bij dan ze lijken.
A
B
A
B
2
C
D
E
1
1.34
NLD_UD64267_1
Rétroviseurs (X07 Ph2 - Renault)
SPIEGELS (2/2)
Binnenspiegel
De binnenspiegel is verstelbaar. Om te voor-
komen dat u in het donker ver- blind wordt
door achter u rijdende voertui- gen, kan het
spiegelglas in de nachtstand gekanteld
worden met het knopje 3 achter de spiegel.
3
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage des sièges avant...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges chauffants .......................................
(page courante)
1.35
NLD_UD64253_1
Sièges avant (X07 Ph2 - Renault)
Stoelverwarming
Druk, met contact aan, op de schakelaar (5)
van de gewenste stoel. Het controlelampje
in de schakelaar licht op.
Het systeem regelt met een thermostaat
de verwarming en schakelt hem uit, indien
nodig.
Vooruit of achteruit schuiven
van de stoel
Trek de handgreep 4 omhoog om te ont-
grendelen. In de gewenste stand laat u hem
los. Controleer of de stoel vergrendeld is.
Zitting hoger of lager zetten
Beweeg de hendel (3) zo vaak als nodig is
omhoog of omlaag.
Sièges avant
VOORSTOELEN
3
4
Rugleuning verstellen
Afhankelijk van de auto gebruikt u knop 1
of 2 en zet u de rugleuning in de gewenste
stand.
2
Voor een optimale werking van
de autogordels moet u de rug-
leuningen niet te veel achter-
over zetten.
5
1
2
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Laat geen voorwerpen op de
vloer (voor de bestuurder)
liggen. In geval van plot- seling remmen
kunnen deze voorwerpen onder de pe-
dalen terecht komen, waar- door de be-
stuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(page courante)
position de conduite
réglages ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.36
NLD_UD64254_1
Ceintures de sécurité (X07 Ph2 - Renault)
Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor-
del. Het niet dragen van de gordel is ge-
vaarlijk en strafbaar. Bovendien dient u zich
te houden aan de wetgeving van het land
waarin u zich bevindt
Ceintures de sécurité
AUTOGORDELS (1/3)
1
2
Een verkeerd afgestelde of ge-
draaide autogordel kan bij een
ongeval letsel veroorzaken.
Gebruik één autogordel per
persoon, kind of volwassene.
Zwangere vrouwen moeten ook hun
gordel dragen. Let in dat geval op dat de
heupgordel niet te veel op de onderbuik
drukt, zonder de gordel te los te dragen.
Stel, voordat u start de juiste zithouding
af, en daarna voor alle inzittenden de au-
togordel om de beste bescherming te
krijgen.
De juiste zithouding
Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw
mantel, jas, enz. uitgetrokken te hebben).
Dit is belangrijk voor een goede onder-
steuning van de rug;
Verschuif de stoel zodat u makkelijk
bij de pedalen kunt komen. Plaats de
stoel zo ver naar achteren dat u de peda-
len nog net geheel kunt indrukken. Stel
de rugleuning zo af dat u de armen moet
strekken om bij de bovenkant van het
stuurwiel te kunnen komen;
stel de hoogte van het zitkussen af.
Verstel het kussen om een zo goed mo-
gelijk zicht op het verkeer te hebben;
stel de stand van het stuurwiel af.
Afstellen van de autogordel
Ga goed tegen de rugleuning aan zitten.
De band van de schoudergordel 1 moet zo
dicht mogelijk langs de hals over de schou-
der lopen, zonder dat de gordel de hals
raakt.
De band van de heupgordel 2 moet vlak
over de heupen langs het bekken lopen.
De autogordel moet zo direct mogelijk tegen
het lichaam gedragen worden. Bijv.: niet
over te dikke kleding of over ertussen gesto-
ken voorwerpen, enz.
Zorg ervoor dat de achterbank goed is
vergrendeld zodat de autogordels achter
correct werken. 3.23.
1.37
NLD_UD64254_1
Ceintures de sécurité (X07 Ph2 - Renault)
AUTOGORDELS (2/3)
ß
Waarschuwingslampje van het
niet dragen van de autogordels
voor A
Dit verschijnt op het centrale display wan-
neer de motor wordt gestart als de veilig-
heidsgordel van de bestuurder of passagier
(als de passagiersstoel bezet is) niet vast-
gemaakt is.
N.B.: een voorwerp op de zitting van de pas-
sagiersstoel kan in sommige gevallen het
waarschuwingslampje inschakelen.
Waarschuwingslampje van het niet
dragen van de autogordels achter B
Het controlelampje ß op het centrale
display gaat branden bij het starten van de
motor en dooft na 60 seconden.
Vergrendelen
Trek de riem langzaam en rustig over u
heen en druk de gesp 3 in de sluiting 5 (con-
troleer de vergrendeling door aan de gesp 3
te trekken).
Als de gordel blokkeert, laat hem dan een
stuk teruggaan en rol hem opnieuw af.
Als de autogordel compleet is geblokkeerd,
trek dan langzaam, maar krachtig, aan de
gordel om deze ongeveer 3 cm naar buiten
te trekken. Laat hem zichzelf oprollen en rol
hem opnieuw af.
Als het probleem aanhoudt, dient u een
merkdealer te raadplegen.
1
5
3
4
5
De controlelampjes 6 en 7 informeren u over
de staat van de autogordels achter:
rood lampje: autogordel niet vastge-
maakt;
groen lampje: autogordel vastgemaakt.
Als de veiligheidsgordel van de passagier
rechts- of linksachter niet is vastgemaakt
als het voertuig een snelheid van ongeveer
20 km/u bereikt, knippert het waarschu-
wingslampje
ß. De indicator voor de
betrokken stoel wordt rood en er klinkt gedu-
rende ongeveer 30 seconden een geluids-
signaal.
Controleer of de passagiers achterin goed
vastgemaakt zijn en het aantal vastge-
maakte gordels overeenkomt met het aantal
bezette plaatsen op de achterbank.
Let op: als een van de veiligheidsgordels
niet is vastgemaakt en de rijsnelheid hoger
is dan ongeveer 20 km/u, knippert het en
klinkt er een pieptoon gedurende ongeveer
120 seconden voor de veiligheidsgordels
vóór en 60 seconden voor de veiligheidsgor-
dels achter.
Ontgrendelen
Druk op de knop 4, de gordel wordt door het
oprolmechanisme teruggetrokken. Begeleid
hem.
6
7
A
B
sièges arrière .............................................
(page courante)
1.38
NLD_UD64254_1
Ceintures de sécurité (X07 Ph2 - Renault)
AUTOGORDELS (3/3)
Controleer de plaats en wer-
king van de autogordel achterin
na het kantelen van de achter-
bank.
Autogordels achter 8
Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen
gebeuren op dezelfde manier als bij de voor-
ste gordels.
De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter.
Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmecha-
nisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan. Raadpleeg voor speciale
gevallen (bv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer.
Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling
kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los
zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
Draag nooit de schoudergordel achter de rug of onder de arm langs aan de kant van het
portier.
Een autogordel mag nooit door meer personen tegelijk gebruikt worden; sla uw gordel
nooit om een baby of een kind heen dat op uw schoot zit.
De gordel mag niet gedraaid zijn.
Na een botsing moet u de gordels laten controleren en indien nodig vervangen. Gordels
die beschadigingen vertonen moeten ook worden vervangen.
Let er bij het terugplaatsen van de achterbank op dat de autogordels en sluitingen goed
zitten zodat deze weer op de juiste wijze kunnen worden gebruikt.
Let op dat de gesp van de gordel in de juiste sluiting vastzit.
Zorg dat er geen voorwerp in de sluiting van de gordel kan komen waardoor de werking
belemmerd wordt.
Zorg dat u de sluiting goed plaatst (deze mag niet verborgen of bedekt worden door of
blijven haken achter personen of voorwerpen).
8
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures avant ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs de ceintures
de sécurité avant .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.39
NLD_UD64255_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X07 Ph2 - Renault)
Dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures avant
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (1/6)
1
Laat al deze veiligheidsvoor-
zieningen controleren na een
aanrijding.
Het is streng verboden zelf
werkzaamheden uit te voeren aan
het gehele systeem (gordelspanners,
airbags, rekeneenheden, bedrading)
of deze in een andere auto over te
zetten.
Om te voorkomen dat het systeem
onopzettelijk wordt geactiveerd en
verwondingen veroorzaakt, mag uit-
sluitend deskundig personeel van de
merkdealer aan de airbags werken.
Het elektrische ontstekingsmecha-
nisme van de gordelspanners mag
uitsluitend door speciaal opgeleid
personeel met speciaal gereedschap
worden gecontroleerd.
Laat de gaspatronen van de gor-
delspanners en de airbags door een
merkdealer verwijderen voordat de
auto wordt gesloopt.
Afhankelijk van de auto, kunnen deze be-
staan uit:
– gordelspanners van het oprolmecha-
nisme van de autogordel voorin;
krachtbegrenzers voor de bescher-
ming van de borstkas;
– airbags - Bestuurder en passagier
voorin
Deze voorzieningen worden gelijktijdig of
af-zonderlijk, afhankelijk van de ernst van de
aanrijding, geactiveerd bij een frontale bot-
sing.
Afhankelijk van de ernst van de aanrijding,
kan het systeem de volgende middelen ac-
tiveren:
de blokkering van de autogordel;
de gordelspanner van het oprolmecha-
nisme van de autogordel (die in werking
komt om de speling van de autogordel op
te heffen);
de airbags.
Gordelspanners
De gordelspanners dienen ervoor om de
autogordel strak tegen het lichaam te trek-
ken en daardoor de inzittende in zijn stoel
te drukken wat de effectiviteit van de gordel
verhoogt.
Bij contact aan, kan tijdens een ernstige
frontale aanrijding, afhankelijk van de ernst
van de schok, het systeem de gordelspan-
ner 1 activeren die onmiddellijk de gordel
strak trekt.
1.40
NLD_UD64255_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X07 Ph2 - Renault)
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
Airbags van bestuurder en
passagier voorin
Deze bevindt zich bij de linker en rechter
voorstoel.
De aanwezigheid van deze uitrusting wordt
aangeduid met het woord “Airbag" op het
stuurwiel, het dashboard (in zone airbag A)
en, afhankelijk van de auto, een pictogram
aan de onderkant van de voorruit.
Elk airbagsysteem bestaat uit:
een airbag en een gaspatroon in het
stuurwiel voor de bestuurder en in het
dashboard voor de passagier voorin;
een rekeneenheid die het systeem be-
waakt en de elektrische ontsteking van
de gaspatroon bestuurt;
een gemeenschappelijk waarschuwings-
lampje
å op het instrumentenpa-
neel.
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (2/6)
A
Bij het afgaan van de airbag
vindt een explosie plaats.
Daarom komen bij het ont-
plooien van de airbag warmte
en rook vrij zonder enig brandgevaar en
klinkt er een luide knal. De airbag die on-
middellijk naar buiten komt, kan onge-
vaarlijke, lichte schaafwonden of ander
ongemak veroorzaken.
1.41
NLD_UD64255_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X07 Ph2 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (3/6)
Storingen
Dit controlelampje 2 å gaat enkele se-
conden aan op het instrumentenpaneel als
het contact wordt aangezet, en gaat dan
weer uit.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als het oplicht bij draaiende motor,
wijst dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer. Wacht u hier te lang mee dan bete-
kent dat, dat de bescherming in de tussen-
liggende periode misschien niet optimaal is.
2
Werking
Het systeem werkt alleen als het contact
aanstaat.
Bij een zware frontale aanrijding, worden
de airbags snel opgeblazen om de klap van
het hoofd en de borstkas van de bestuur-
der tegen het stuurwiel en van de passagier
tegen het dashboard op te vangen. Daarna
lopen de airbags direct weer leeg om het
verlaten van de auto niet te bemoeilijken.
1.42
NLD_UD64255_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X07 Ph2 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (4/6)
In de volgende situaties werken de gor-
delspanners of airbags.
Bij een frontale botsing tegen een star
(niet-vervormbaar) oppervlak, met een snel-
heid van 25 km/u of hoger.
Bij een frontale botsing met een ander, ge-
lijkaardig of zwaarder voertuig, met een con-
tactzone van meer dan 40% en een snelheid
van 40 km/u of hoger voor de twee voertui-
gen.
Bij een botsing tegen de zijkant door een
ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met
een snelheid van 50 km/u of hoger.
1.43
NLD_UD64255_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X07 Ph2 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (5/6)
In de volgende voorbeelden kunnen de
gordelspanners of de airbags in werking
treden:
schok onder voertuig, zoals van een
stoeprand;
gaten in het wegdek;
een val of harde landing;
– stenen.
– ...
In de volgende voorbeelden bestaat het
gevaar dat de gordelspanners ofairbags
niet geactiveerd worden:
botsing van achteren, zelfs een zware;
als de auto omslaat;
aanrijding tegen de zijkant, aan de voor-
of achterkant van de auto;
– frontale aanrijding, onder de achterkant
van een vrachtwagen;
frontale botsing tegen een obstakel met
een scherpe hoek;
– ...
sécurité enfants .........................................
(page courante)
1.44
NLD_UD64255_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X07 Ph2 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (6/6)
Waarschuwingen met betrekking tot de bestuurdersairbag
Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop.
Dek de naafdop niet af.
Bevestig geen voorwerpen (speldjes, logo, klokje, telefoonsteun, enz.) op het stuurwiel.
Het stuurwiel mag niet worden gedemonteerd. Uitsluitend speciaal opgeleide monteurs van de merkdealer mogen deze werkzaamheden
uitvoeren.
Ga niet te dicht op het stuurwiel zitten tijdens het rijden: zit met uw armen licht gebogen (zie “De juiste zithouding” 1.36). Zo blijft er vol-
doende ruimte over voor een goede en effectieve bescherming door de werking van de airbag.
Waarschuwingen inzake de passagiers airbag
Plak of bevestig niets op het dashboard (speldjes, logo’s, klokjes, telefoonhouder enz.) in de airbagzone.
Houd de ruimte tussen het dashboard en de voorpassagier vrij (geen dier of pakjes op schoot, geen paraplu of wandelstok tegen het dash-
board zetten).
Laat de passagier nooit zijn voeten op het dashboard leggen. Dit kan zeer gevaarlijk zijn. Kom niet te dicht (met knieën, hoofd of handen)
bij het dashboard.
Schakel de aanvullende veiligheidsvoorzieningen van de autogordel van de passagier voorin direct weer in na het verwijderen van een
kinderzitje, om de bescherming van de passagier te garanderen in geval van een botsing.
HET IS VERBODEN EEN KINDERZITJE ACHTERSTEVOREN OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR TE PLAATSEN TENZIJ DE
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VAN DE AUTOGORDEL VAN DE VOORPASSAGIER UITGESCHAKELD ZIJN. 1.61.
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen
te voorkomen.
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures arrière ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.45
NLD_UD64256_1
Dispositifs complémentaires aux ceintures arrière latérales (X07 Ph2 - Renault)
aux ceintures arrière
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN ZIJKANT
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
Laat al deze veiligheidsvoorzieningen controleren na een aanrijding.
– Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan het gehele sys-
teem (gordelspanners, airbags, rekeneenheden, bedrading) of deze in een andere
auto over te zetten.
– Om te voorkomen dat het systeem onopzettelijk wordt geactiveerd en verwondingen
veroorzaakt, mag uitsluitend deskundig personeel van de merkdealer aan de airbags
werken.
– Het elektrische ontstekingsmechanisme van de gordelspanners mag uitsluitend door
speciaal opgeleid personeel met speciaal gereedschap worden gecontroleerd.
Laat de gaspatronen van de gordelspanners en de airbags door een merkdealer verwij-
deren voordat de auto wordt gesloopt.
dispositifs de retenue complémentaires
latéraux ................................................
(page courante)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de protection latérale ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.46
NLD_UD64257_1
Dispositifs de protection latérale (X07 Ph2 - Renault)
Zijairbags
Dit is een airbag die aan de kant van het por-
tier ondergebracht is in de rugleuning van
elk van de voorstoelen en komt in werking
om de inzittenden te beschermen bij een
zware aanrijding tegen de zijkant.
latéraux
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT
Waarschuwing betreffende de zijairbag
Stoelhoezen: voor de stoelen met airbag zijn speciale stoelhoezen nodig.
Raadpleeg een merkdealer om te weten of dergelijke hoezen leverbaar zijn. Het
gebruik van andere hoezen (of hoezen die bestemd zijn voor een ander model)
kan de goede werking van deze airbags belemmeren en daardoor de veiligheid van de
inzittenden in gevaar brengen.
Plaats geen accessoires, voorwerpen of dieren tussen de rugleuning, het portier en de
interieurbekleding. Dek de rugleuning van de stoel ook nooit af met bijvoorbeeld kleding
of accessoires. De werking van de airbag kan hierdoor belemmerd worden en verwon-
dingen veroorzaken als de airbag wordt geactiveerd.
Demontage of wijziging van de stoel en de interieurbekleding is verboden, tenzij dit ge-
beurt door deskundig personeel van de merkdealer.
Afhankelijk van de auto geeft een mar-
kering op de voorruit aan dat er aanvul-
lende veiligheidsvoorzieningen (airbags,
gordelspanners, enz.) aanwezig zijn in
het interieur.
dispositifs de retenue complémentaires ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.47
NLD_UD64258_1
Dispositifs de retenue complémentaires (X07 Ph2 - Renault)
AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN
De airbag is een aanvullende bescherming bij het gebruik van de autogordel. Beide organen vormen één veiligheidssysteem. De
gordel moet altijd worden gedragen. Het niet dragen kan bij een ongeval de inzittenden blootstellen aan zeer zware verwondingen
en de gevolgen van de werking van de airbag verergeren.
Bij een botsing, zelfs een zware, tegen de achterkant of bij het over de kop gaan van de auto worden de airbags of de gordelspan-
ners niet altijd geactiveerd. Zware stoten onder de auto veroorzaakt door stoepen, gaten in het wegdek, stenen, kunnen de airbagsystemen
activeren.
Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan airbags, gordelspanners rekeneenheid, bedrading, enz. Deze mogen uit-
sluitend door speciaal opgeleide monteurs van de merkdealer worden gecontroleerd en gerepareerd.
Om te voorkomen dat de airbag(s) ten onrechte wordt/worden opgeblazen of juist niet als dat wel nodig zou zijn, mag uitsluitend deskundig
personeel van de merkdealer aan het systeem werken.
Laat het airbagsysteem controleren na een aanrijding of (een poging tot) diefstal van de auto.
Als u de auto uitleent of verkoopt, breng de nieuwe berijder/eigenaar dan op de hoogte van deze bijzonderheden door hem dit instructie-
boekje bij de auto te leveren.
Laat de gaspatro(o)n(en) door een merkdealer verwijderen voordat de auto wordt gesloopt.
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen
te voorkomen.
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.48
NLD_UD64259_1
Sécurité enfants : généralités (X07 Ph2 - Renault)
Sécurité enfants : généralités
KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2)
Vervoer van kinderen
U dient zich te houden aan de wetgeving
van het land waarin u zich bevindt.
Het kind moet, net als een volwassene, altijd
correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht
het traject. U bent verantwoordelijk voor de
kinderen die u vervoert.
Een kind is geen volwassene in miniatuur-
formaat. Het staat bloot aan specifieke let-
selrisico’s doordat de spieren en botten nog
in de groei zijn. De autogordel alleen is niet
geschikt voor het vervoer. Gebruik het juiste
kinderzitje en gebruik het correct.
Een botsing met 50 km/u
komt overeen met een val van
10 meter hoogte. Het niet vast-
maken van een kind is het-
zelfde als het laten spelen op een balkon
zonder balustrade op de vierde verdie-
ping!
Houd een kind nooit in uw armen. Bij
een ongeluk zal u het niet kunnen tegen-
houden, zelfs niet als u zelf in uw gordel
vastzit.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u het kinderzitje
vervangen en de gordels en de ISOFIX
verankeringen laten controleren.
Als u wilt voorkomen dat de
portieren worden geopend, ge-
bruikt u de functie “Kinderslot”.
1.27.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
bijvoorbeeld de ruitbediening, of de por-
tieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.49
NLD_UD64259_1
Sécurité enfants : généralités (X07 Ph2 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2)
Gebruik van een kinderzitje
De bescherming die het kinderzitje biedt is
afhankelijk van zijn capaciteit om het kind
vast te houden en van de installatie ervan.
Door een verkeerde installatie komt de bes-
cherming van het kind in gevaar bij krachtig
remmen of een botsing.
Controleer voordat u een kinderzitje koopt,
of het voldoet aan de wettelijke eisen van
het land waar u zich bevindt en of het ge-
monteerd kan worden in uw auto. Raadpleeg
een merkdealer om te weten welke zitje ge-
adviseerd worden voor uw auto.
Lees, vóór het monteren van een kinderzitje,
de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in-
structies. Neem, bij problemen met het in-
stalleren, contact op met de fabrikant van de
uitrusting. Bewaar de gebruiksaanwijzing bij
het zitje.
Geef het goede voorbeeld door uw
gordel vast te maken en leer uw kind:
– om de veiligheidsgordel goed om te
doen;
in en uit te stappen aan de andere
kant van het verkeer.
Gebruik geen tweedehands kinderzitje
of zonder gebruiksaanwijzing.
Let op dat niets in de buurt van het kin-
derzitje de installatie ervan belemmert.
Laat een kind nooit onbewaakt
achter in de auto.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en aangepast.
Vermijd te dikke kleding waardoor ruimte
tussen de riemen kan ontstaan.
Zorg ervoor dat uw kind zijn hoofd of
armen niet uit het raam kan steken.
Controleer regelmatig de juiste houding
van het kind, met name als het slaapt.
1.50
NLD_UD64260_1
Sécurité enfants : choix du siège enfant (X07 Ph2 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje
Kinderzitje “achterstevoren”
Het hoofd van een baby is, naar verhouding,
zwaarder dan dat van een volwassene en de
nek is zeer kwetsbaar. Vervoer het kind zo
lang mogelijk in deze stand (minstens tot het
2 jaar is). Zo worden het hoofd en de nek
ondersteund.
Kies een omhullend zitje voor een betere
bescherming opzij en vervang het zodra het
hoofd van het kind boven het kuipzitje uit-
steekt.
Kinderzitje “vooruit”
Het hoofd en de buik van een kind zijn de
lichaamsdelen die het meest beschermd
moeten worden. Een vooruit geplaatst kin-
derzitje dat stevig in de auto is vastgezet,
vermindert het risico dat het kind zijn hoofd
stoot. Vervoer uw kind in een vooruit ge-
plaatst zitje met een harnas als de lengte
van het kind dat toelaat.
Kies voor een kuipzitje voor een betere zij-
delingse bescherming.
Zittingverhogers
Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op
een zittingverhoger waarmee de autogordel
kan worden aangepast aan zijn lichaams-
bouw. De zitting van de verhoger moet ge-
leiders hebben die de gordel over de heupen
van het kind en niet over de buik laten lopen.
Een in hoogte verstelbare rugleuning met
een gordelgeleider wordt geadviseerd om
de gordel op het midden van de schouder
te plaatsen. Deze mag nooit over de hals of
over de armen lopen.
Kies een omhullend zitje voor een betere be-
scherming opzij.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
Isofix ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.51
NLD_UD64261_1
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (X07 Ph2 - Renault)
choix de la fixation du siège enfant
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (1/3)
Er zijn twee bevestigingssystemen voor
kinderzitjes: met de autogordel of met het
ISOFIX systeem.
Bevestiging met de autogordel
De autogordel moet worden afgesteld om
goed te kunnen werken bij krachtig remmen
of bij een botsing.
Laat de gordel lopen zoals de fabrikant van
het kinderzitje voorschrijft.
Controleer altijd de vergrendeling van de au-
togordel door eraan te trekken en zet hem
daarna zo strak mogelijk door op het kinder-
zitje te drukken.
Controleer of het zitje goed vastzit door het
zitje naar links/rechts en naar voren/achte-
ren te bewegen: het zitje moet stevig vast
blijven zitten.
Controleer of het kinderzitje niet dwars is ge-
ïnstalleerd en niet tegen een ruit rust.
Gebruik geen kinderzitje dat de
gordel waarmee het vastzit zou
kunnen losmaken: het onder-
stel van het zitje mag niet op
de gesp en/of de sluiting van de gordel
rusten.
De autogordel mag nooit los-
gemaakt of verdraaid worden.
Laat de gordel nooit onder de
armen of achter de rug lopen.
Controleer of de gordel niet beschadigd
is door scherpe randen.
Als de autogordel niet normaal werkt,
kan deze het kind niet beschermen.
Raadpleeg een merkdealer. Gebruik
deze zitplaats niet zolang de gordel niet
is gerepareerd.
1.52
NLD_UD64261_1
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (X07 Ph2 - Renault)
Bevestiging met ISOFIX systeem
Toegestane ISOFIX-kinderzitjes zijn goed-
gekeurd overeenkomstig richtlijn ECE-R44
in een van de vier onderstaande gevallen:
universeel ISOFIX 3-punts vooruit;
semi-universeel ISOFIX 2-punts;
– Specifiek:
i-Size met:
ofwel een gordel die wordt vastge-
maakt aan de derde ring van de be-
treffende stoel;
of een steun die op de vloer van de
auto rust, geschikt voor de goedge-
keurde stoel i-Size, met als bedoeling
te voorkomen dat het kinderzitje be-
weegt bij een botsing.
Controleer in het laatste geval of uw kinder-
zitje geïnstalleerd kan worden door de lijst
van geschikte auto’s te raadplegen.
Voordat u een ISOFIX kinder-
zitje installeert dat u hebt ge-
kocht voor een andere auto,
moet u nagaan of het geïnstal-
leerd mag worden. Raadpleeg de lijst
van de fabrikant van het zitje waarop
de auto's staan waarin het zitje gebruikt
mag worden .
Verander niets aan de onder-
delen van het oorspronkelijk
gemonteerde systeem: gor-
dels, ISOFIX, stoelen en de be-
vestigingen ervan.
Bevestig het kinderzitje met de ISOFIX gren-
dels als het deze heeft. Het ISOFIX systeem
garandeert een gemakkelijke, snelle en vei-
lige montage.
Het ISOFIX systeem bestaat uit 2 ringen en,
in sommige gevallen, een derde ring.
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (2/3)
De ISOFIX verankeringen
mogen alleen gebruikt worden
voor kinderzitjes met het
ISOFIX systeem. Bevestig
nooit andere kinderzitjes, noch de gordel
of andere voorwerpen op deze veranke-
ringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de
verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u de ISOFIX ver-
ankeringen laten controleren en het kin-
derzitje vervangen.
1.53
NLD_UD64261_1
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (X07 Ph2 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (3/3)
Verwijder de bagage-afdekplaat om de
riem 2 tussen de rugleuning en de ba-
gage-afdekplaat door te kunnen steken.
3.25.
Bevestig de haak 3 van de bovenste riem 2
op de ring 4 aangeduid met het symbool
achter op de betreffende stoel en onder
de tapijt van de bagageruimte.
Span de riem 2 zodat de rugleuning van het
kinderzitje goed tegen de rugleuning van de
auto is geplaatst.
De ISOFIX verankeringen
mogen alleen gebruikt worden
voor kinderzitjes met het
ISOFIX systeem. Bevestig
nooit andere kinderzitjes, noch de gordel
of andere voorwerpen op deze veranke-
ringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de
verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u de ISOFIX ver-
ankeringen laten controleren en het kin-
derzitje vervangen.
Plaatsen achter
De twee ringen 1 bevinden zich tussen de
rugleuning en de zitting van de stoel en zijn
te herkennen aan een symbool
.
De derde ring 4 wordt gebruikt voor het vast-
maken van de bovenste riem van bepaalde
kinderzitjes.
1
Controleer of de rugleuning
van het vooruit geplaatste kin-
derzitje goed tegen de rugleu-
ning van de stoel in de auto is
geplaatst. In dit geval rust het kinderzitje
niet altijd op de zitting van de stoel in de
auto.
2
3
4
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.54
NLD_UD64262_1
Sécurité enfants : installation du siège enfant, généralité (X07 Ph2 - Renault)
Installation du siège enfant, généralités
KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (1/2)
Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin-
derzitjes bevestigd worden Op het schema
op de volgende bladzijde ziet u waar u een
kinderzitje mag bevestigen.
De genoemde types kinderzitjes zijn niet
overal leverbaar. Controleer, voordat u een
ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of
het gemonteerd kan worden.
Controleer of het kinderzitje
of de voeten van het kind het
goed vergrendelen van de
voorstoel niet belemmeren.
1.35.
Controleer of het kinderzitje, door het in-
stalleren ervan in de auto, niet loskomt
van het onderstel.
Als u de hoofdsteun moet verwijde-
ren, berg deze dan goed op zodat deze
niet in een projectiel kan veranderen bij
krachtig remmen of een botsing.
Maak het kinderzitje altijd goed vast aan
de auto, ook als het niet in gebruik is,
zodat het niet in een projectiel kan ver-
anderen bij krachtig remmen of een bot-
sing.
Aan de voorkant
Het vervoer van een kind op de plaats van
de voorpassagier is niet in alle landen toe-
gestaan. Raadpleeg de geldende wetgeving
en volg de aanwijzingen van het schema op
de volgende bladzijde.
Voordat u een kinderzitje op deze plaats in-
stalleert (indien dit toegestaan is)
zet de autogordel zo ver mogelijk naar
beneden;
schuif de stoel zo ver mogelijk naar ach-
teren;
– zet de rugleuning enigszins schuin (on-
geveer 25°);
zet de zitting, indien mogelijk, zo ver mo-
gelijk omhoog.
Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit
mogelijk is, verplaatst u de autostoel indien
nodig naar voren (voor de nodige ruimte op
de achterste zitplaatsen voor de passagiers
of andere kinderzitjes). Een kinderzitje dat
achterstevoren staat, mag het dashboard
niet raken of niet in maximale naar voren ge-
schoven positie staan.
Wijzig de andere afstellingen niet meer na
het installeren van het kinderzitje.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op de pas-
sagiersstoel voorin plaatst, moet u con-
troleren of de airbag voor de passagier
voor is uitgeschakeld. 1.61.
1.55
NLD_UD64262_1
Sécurité enfants : installation du siège enfant, généralité (X07 Ph2 - Renault)
Op zitplaats achter aan de zijkant
Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn-
stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat-
sen in beslag.
Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier gelegen kant.
Zet de voorstoel van de auto zo ver moge-
lijk naar voren om een kinderzitje achterste-
voren te installeren, en zet deze daarna zo
ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het
kinderzitje komt.
Voor de veiligheid van het vooruit geplaatste
kind, mag u de stoel die voor het kind staat
niet verder dan halverwege de stelrails naar
achteren zetten, de rugleuning niet te schuin
(25° maximaal) zetten en moet u de stoel zo
hoog mogelijk zetten.
Verwijder altijd de hoofdsteun van de achter-
stoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst.
3.22. Dit moet gebeuren voordat u het kin-
derzitje plaatst.
Controleer of het vooruit geplaatste kinder-
zitje goed tegen de rugleuning van de stoel
van de auto rust.
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (2/2)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.56
NLD_UD64263_1
sieges enfant : fixation par ceinture de securité (X07 Ph2 - Renault)
Sécurité enfants : fixation par ceinture de sécurité ou par système ISOFIX
KINDERVEILIGHEID: bevestiging met de autogordel (1/2)
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kin-
derzitje op de passagiersstoel
voorin plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.61.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
³
Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
gordel
¬
Stoel waar een als “Universeel”
goedgekeurd zitje mag worden be-
vestigd een veiligheidsgordel;
²
Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
2-persoonsauto
4-persoonsauto
1.57
NLD_UD64263_1
sieges enfant : fixation par ceinture de securité (X07 Ph2 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: bevestiging met de autogordel (2/2)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
2- en 4-persoonsauto’s: installatie van een kinderzitje met behulp van de gordel
Type kinderzitje Gewicht van het kind
Zitplaats passagier
voorin (1) (5)
Zitplaatsen
zijkant achter
Reiswieg dwars
Groep 0
< tot 10 kg X U (2)
Kuipzitje achterstevoren geplaatst
Groep 0 en 0+
< tot 13 kg U U (3)
kinderzitje achterstevoren geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en 9 tot 18 kg U U (3)
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U U (4)
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg U U (4)
U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje: controleer of het
gemonteerd kan worden.
(1) zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk, en zet de rugleuning lichtjes schuin (ongeveer 25°).
(2) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind aan de tegen-
over het portier van de auto gelegen kant.
(3) Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje achterstevoren te installeren, en zet deze daarna zo ver mogelijk
terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(4) Kinderzitje vooruit geplaatst, zet de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van
de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst. 3.22.
(5) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.61.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbags
activation/désactivation airbag passa-
ger avant ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
Isofix ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.58
NLD_UD64264_1
sieges enfant : fixation par système isofix (X07 Ph2 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het Isofix-bevestigingssysteem (1/3)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de volgende bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
Auto met 4 zitplaatsen: monteren van een kinderzitje ISOFIX.
Type kinderzitje
Gewicht van
het kind
ISOFIX [Gabarit]
Grootte van
het zitje
Passagiersstoel voorin (1)
Zitplaatsen zijkant achter
Met airbag
uitgeschakeld
Met
ingeschakelde
airbag
Reiswieg dwars
Groep 0
< tot 10 kg F, G [L1, L2] X X IL (2)
Kuipzitje achterstevoren ge-
plaatst
Groep 0 en 0+
< tot 13 kg E [R1] X X IL (3)
Kinderzitje achterstevoren
geplaatst
Groep 0+ en 1
< tot 13 kg en 9 tot
18 kg
C [R3] X X X
D [R2] X X IL (3)
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1
9 tot 18 kg
A, B, B1
[F3, F2, F2X]
X X IUF - IL (4)
Zittingverhoger
Groep 2 en 3
15 tot 25 kg en 22
tot 36 kg
[B2] X X IUF - IL (4)
Stoel i-Size X X i-U
1.59
NLD_UD64264_1
sieges enfant : fixation par système isofix (X07 Ph2 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het Isofix-bevestigingssysteem (2/3)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van een kinderzitje ISOFIX.
IUF/IL = Plaats toegestaan voor bevestiging door middel van ISOFIX-bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als
“Universeel/semi-universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden.
i-U = Geschikt voor “universele” i-Size-bevestigingsmiddelen, voorwaarts en achterwaarts gericht.
(2) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de
binnenkant van de auto.
(3) Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje achterstevoren te installeren, en zet daarna de stoel ervoor zo ver
mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(4) Kinderzitje vooruit geplaatst, zet de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de auto. Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van
de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje plaatst. 3.22.
De grootte van een ISOFIX-kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
A, B, B1 [F3, F2, F2X]: voor naar voren gerichte zitjes in groep 1 (9 tot 18 kg);
[B2]: voor stoelverhogers in groep 2 (15 tot 25 kg) of groep 3 (22 tot 36 kg);
C, D [R3, R2]: kuipzitjes of naar achteren gerichte zitjes in groep 0+ (minder dan 13 kg) of groep 1 (9 tot 18 kg);
E [R1]: naar achteren gerichte zitjes in groep 0 (minder dan 10 kg) of 0+ (minder dan 13 kg);
F, G [L1, L2]: reiswiegen in groep 0 (minder dan 10 kg).
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel voorin
plaatst, moet u controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.61.
1.60
NLD_UD64264_1
sieges enfant : fixation par système isofix (X07 Ph2 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het Isofix-bevestigingssysteem (3/3)
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
³
Controleer de status van de airbag
voordat u een passagier de stoel
laat gebruiken.
²
Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
4-persoonsauto zonder ISOFIX markeringen op de passagiersstoel voorin Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX-bevestiging
Plaats waar een kinderzitje mag
worden geplaatst ISOFIX en i-Size.
± De ISOFIX-zitplaatsen zijn voorzien
van een verankering voor de bevestiging
van een universeel vooruitgericht ISOFIX-
kinderzitje. De ankerpunten voor de
achterbank bevinden zich in de bagage-
ruimte.
airbag
désactivation airbag passager avant ...
(page courante)
désactivation airbags passager avant .......
(page courante)
dispositifs de retenue enfants ....................
(page courante)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
système de retenue enfants ......................
(page courante)
transport d’enfants .....................................
(page courante)
1.61
NLD_UD64265_1
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (X07 Ph2 - Renault)
désactivation, activation airbag passager avant
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (1/3)
Uitschakelen van de
passagiersairbag voorin
(voor de auto’s die hiermee uitgerust zijn)
Voordat u een kinderzitje op de passagiers-
stoel voorin installeert:
controleer of het kinderzitje op deze stoel
kan worden geïnstalleerd;
het volgende is van essentieel belang:
deactivering van de airbagvoor een kin-
derzitje waarin het kind achterstevoren in
de auto zit.
1
2
Uitschakelen van airbag: druk met stil-
staande auto en contact uit op de gren-
del 1 en draai deze naar stand OFF.
Controleer altijd, met het contact aan, of
het controlelampje (
]) op het display 2
brandt.
Dit lampje blijft constant branden om u
eraan te herinneren dat u een kinderzitje
kunt gebruiken.
De passagiers airbag voorin
mag alleen worden geacti-
veerd of gedeactiveerd wan-
neer de auto stilstaat met het
contact uit.
Als dit bij rijdende auto ge-
beurt, lichten de controlelampjes
å
en © op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
1.62
NLD_UD64265_1
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (X07 Ph2 - Renault)
3
GEVAAR
Omdat het gevaarlijk is als de
passagiersairbag voorin wordt
geactiveerd als er een kin-
derzitje achterstevoren op de stoel is
geplaatst, mag u NOOIT een bevesti-
gingssysteem voor kinderen achterste-
voren installeren op een stoel met een
ACTIEVE frontale AIRBAG. Dit kan
de DOOD van het KIND of ERNSTIG
LETSEL tot gevolg hebben.
De merktekens op het dashboard en de stic-
kers A aan elke kant van de zonneklep van
de passagier 3 (bijvoorbeeld de sticker hier-
boven), herinneren u aan deze instructies.
A
A
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (2/3)
airbag
activation airbags passager avant .......
(page courante)
1.63
NLD_UD64265_1
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (X07 Ph2 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (3/3)
1
2
Inschakelen van de
passagiersairbag voorin
Zodra het kinderzitje van de passagiersstoel
verwijderd is, moet u de airbag weer inscha-
kelen om de voorpassagier bij een botsing
te beschermen.
Storingen
In geval van een storing aan het systeem
voor het in- en uitschakelen van de passa-
giersairbag, is het verboden een achterste-
voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel
te gebruiken.
Het gebruik van de voorstoel door een pas-
sagier wordt ook afgeraden.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
De airbag opnieuw inschakelen: druk bij
stilstaande autoen contact uit, de gren-
del 1 in en draai deze in de stand ON.
Met het contact aan, moet u verplicht con-
troleren of het controlelampje
] uit is
en of het controlelampje op het dis-
play 2 gedurende ongeveer 1 minuut brandt
na elke start.
De passagiersairbag voorin is ingeschakeld.
De passagiers airbag voorin
mag alleen worden geacti-
veerd of gedeactiveerd wan-
neer de auto stilstaat met het
contact uit.
Als dit bij rijdende auto ge-
beurt, lichten de controlelampjes
å
en © op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
planche de bord .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.64
NLD_UD68897_2
Poste de conduite direction à gauche (X07 Ph2 - Renault)
Poste de conduite
BESTUURDERSSTOEL (1/2)
2
31 54 6 8
7
10 3 2
11
12
13
17
24
19
2021
22
27
23
9
18
14
15
16
26
25
1.65
NLD_UD68897_2
Poste de conduite direction à gauche (X07 Ph2 - Renault)
BESTUURDERSSTOEL (2/2)
1 Schakelaar voor:
– richtingaanwijzers
– verlichting;
mistlichten voor;
– Mistachterlicht.
2 Ventilatierooster van zijruit.
3 Zijrooster.
4 BestuurdersstoelAirbag, claxon
5 Instrumentenpaneel
6 Schakelaar voor:
ruitenwisser/ruitensproeier van de
voorruit en de ruit achter;
functiekeuze boordcomputer.
7 Schakelaar voor:
– alarmknipperlichten;
– portiervergrendeling.
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
8 Centraal ventilatierooster
9 Ontwasemingssleuf onder de voorruit
10 Radio of multimediascherm.
11 Dashboardkastje
12 Passagiersstoel Airbag
13 Bediening van de verwarming of de air-
conditioning
14 USB-aansluiting.
15 Selecteurhendel.
16 Handrem.
17 Hoofdschakelaar voor:
– snelheidsbegrenzer;
– snelheidsregelaar.
18 Schakelaar ECO-modus
19 Startschakelaar.
20 Afstandsbediening van de radio en/of
van het navigatiesysteem.
21 Knop spraakcommando multimedia-
systeem.
22 Hendel voor het afstellen van het stuur-
wiel.
23 Schakelaar van de snelheidsrege-
laar-begrenzer.
24 Knop voor het afstellen van de hoogte
van de koplampen.
25 Knop voor in-/uitschakelen van het par-
keerhulpsysteem.
26 Voetgangersclaxon.
27 Knop voor in-/uitschakelen van de
functie Waarschuwing bij verlaten rij-
strook.
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
carburant
1.66
NLD_UD68180_2
Témoins lumineux (X07 Ph2 - Renault)
Tableau de bord, ordinateur de bord
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (1/5)
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
®
Waarschuwingslampje stop on-
middellijk
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact en dooft zodra de motor start. Het
gaat tegelijk met andere waarschuwings-
lampjes branden en gaat vergezeld van een
geluidssignaal.
Als het waarschuwingslampje ©
brandt, moet u meteen voorzichtig naar
een merkdealer rijden. Als u dit voor-
schrift negeert, loopt u het risico dat uw
auto beschadigd wordt.
©
Waarschuwingslampje
Dit gaat branden bij het aanzet-
ten van het contact en dooft zodra de motor
start. Het kan tegelijk met andere waarschu-
wingslampjes oplichten.
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
feux :
de direction ..........................................
(page courante)
feux :
de route ................................................
(page courante)
airbag.........................................................
(page courante)
carburant
remplissage .........................................
(page courante)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
1.67
NLD_UD68180_2
Témoins lumineux (X07 Ph2 - Renault)
Instrumentenpaneel A: het licht op bij het
aanzetten van het contact.
Wanneer de lichten zijn ingeschakeld, kunt
u de lichtsterkte ervan regelen met de draai-
knop 1.
1
A
š
Controlelampje markeringslicht
á
Controlelampje grootlicht
k
Controlelampje dimlicht
g
Controlelampje mistlichten
voor
Controlelampje mistachterlicht
c
Controlelampje richtingaanwij-
zers links
b
Controlelampje richtingaanwij-
zers rechts
å
Richtingaanwijzer airbag
Het licht op bij het aanzetten van
het contact of het starten van de motor en
dooft binnen enkele seconden.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als het oplicht bij draaiende motor,
wijst dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (2/5)
Waarschuwingslampje ©: Het is
nodig voorzichtig direct naar een merk-
dealer te rijden. Als u dit voorschrift ne-
geert, loopt u het risico dat uw auto be-
schadigd wordt.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.
ABS ...........................................................
(page courante)
1.68
NLD_UD68180_2
Témoins lumineux (X07 Ph2 - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (3/5)
Controlelampje storing tractie-
batterij
Als dit lampje samen met het controlelampje
© verschijnt, duidt dit op een storing in
de werking van de tractiebatterij. Ga naar
een merkdealer.
Controlelampje 'storing in elek-
tronisch systeem'
Dit lampje duidt op een elektrotechnische
storing (tractiebatterij en elektromotor).
Raadpleeg snel een merkdealer.
Ú
Controlelampje laadstroom 12
V-hulpaccu
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes.
Als dit verschijnt tijdens het rijden, samen
met het controlelampje
® en een ge-
luidssignaal, betekent dit dat het laadniveau
van de 12V-accu te laag of te hoog is.
Stop en roep de hulp in van een merkdea-
ler.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
x
Waarschuwingslampje antiblok-
keersysteem
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes.
Als dit lampje tijdens het rijden oplicht, wijst
dit op een storing in het ABS-systeem.
Er kan dan met de auto worden geremd als
bij een auto zonder ABS. Raadpleeg snel
een merkdealer.
D
Waarschuwingslampje remsy-
steem en waarschuwingslampje
handrem aangetrokken
Het gaat branden bij het aanzetten van het
contact en dooft zodra de handrem is vrij-
gezet.
Als het controlelampje tijdens het remmen
gaat branden samen met het waarschu-
wingslampje ® en er een geluidssig-
naal klinkt, dan wijst dat op een daling van
de hoeveelheid remvloeistof of op een sto-
ring aan het remsysteem.
Stop en roep de hulp in van een merkdea-
ler.
Controlelampje elektromotor
Dit lampje duidt op een storing in
het elektrotechnische systeem van de elek-
tromotor. Raadpleeg snel een merkdealer.
Controlelampje tractiebatterij-
peil
Dit verschijnt in het geel als het laadniveau
van de tractiebatterij de reservedrempel be-
reikt. 1.71.
Controlelampje elektronisch
systeem
Dit verschijnt als de temperatuur van de
elektrische eenheid te hoog is. Stop het
voertuig zonder het contact uit te schakelen.
De temperatuur moet dalen en het waar-
schuwingslampje moet verdwijnen. Zo niet,
raadpleeg een erkende dealer.
Het controlelampje kan gepaard gaan
met verminderde voertuigprestaties.
limiteur de vitesse ......................................
(page courante)
régulateur de vitesse .................................
(page courante)
Stop and Start............................................
(page courante)
ESC : Contrôle dynamique de conduite ....
(page courante)
1.69
NLD_UD68180_2
Témoins lumineux (X07 Ph2 - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (4/5)
Waarschuwingslampje geopend
portier
Φ
Controlelampjes snel-
heidsregelaar en snel-
heidsbegrenzer 2.26 en 2.29
Controlelampje waarschuwing
bij verlaten van rijstrook 2.23
Waarschuwingslampje zijwind
2.19
ECO controlelampje
Het licht op wanneer de functie
wordt ingeschakeld 2.8.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
A
Controlelampje laadprogram-
mering 1.20
Programmeerlampje airconditi-
oning 3.8
Controlelampje “oplaadsnoer
aangesloten”
Gaat branden zodra de oplaadkabel op het
voertuig wordt aangesloten 1.8.
Controlelampje beperkte presta-
ties
Dit lampje verschijnt als de tractiebatterij tij-
delijk niet het nominale vermogen levert. De
voertuigprestaties zijn dan tijdelijk beperkt.
Gebruik een meer soepele rijstijl totdat het
controlelampje verdwijnt.
Waarschuwingslampje evacua-
tie
Als het oplicht, vergezeld van het waarschu-
wingslampje ® en een pieptoon, geeft
dit aan dat het elektrisch systeem overver-
hit is (tractieaccu en elektromotor). Zet het
contact uit. Laat het uitgeschakeld. Stap uit
en roep de hulp in van een erkende dealer.
Als u de auto stilzet in de berm
van de weg, moet u de andere
weggebruikers waarschuwen
door middel van de gevaren-
driehoek of op een andere wijze, vol-
gens de regels van het land waar u bent.
Waarschuwingslampje eva-
cuatie en het waarschuwings-
lampje ® en een piep-
toon betekent dat u voor uw
eigen veiligheid onmiddellijk moet stop-
pen zodra de verkeerssituatie dit toe-
laat. Zet het contact uit. Laat het uitge-
schakeld. Verlaat het voertuig, laat alle
passagiers uitstappen en houd ze uit de
buurt van het voertuig en het verkeer.
Risico van brand.
ceintures de sécurité .................................
(page courante)
1.70
NLD_UD68180_2
Témoins lumineux (X07 Ph2 - Renault)
B
ß
Waarschuwingslampjes van het
niet dragen van de autogordels
1.36
¹
Controlelampje passagiersair-
bag voorin uitgeschakeld
1.36
Controlelampje passagiersair-
bag voorin ingeschakeld 1.36
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (5/5)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Centraal display B: het licht op wanneer
het contact wordt aangezet.
Waarschuwingslampje snel-
heidsafhankelijke stuurbekrach-
tiging
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes.
Als het tijdens het rijden oplicht, wijst dit op
een storing in het systeem. Raadpleeg zo
spoedig mogelijk een merkdealer.
Waarschuwingslampje
Elektronisch
Stabiliteitsprogramma (ESC) en tractie-
controle
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes.
Dit lampje kan om meerdere redenen ver-
schijnen: 2.19.
Waarschuwing bij verlies van
bandenspanning 2.15
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
autonomie du véhicule...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.71
NLD_UD64271_1
Tableau de bord : afficheurs et indicateurs (X07 Ph2 - Renault)
Indicator huidige versnelling 3
Toont de huidige versnelling of versnellings-
bakmodus 2.3.
Laadniveau-indicator 4
De meter geeft de resterende hoeveelheid
energie aan.
Oplaadniveau tractiebatterij 6
DISPLAYS EN METERS
Waarschuwingslampje
koppeling van laadsnoer 1
Snelheidsmeters 2 en 5
(km of mijl per uur)
Bepaal uw snelheid alleen volgens
de goedgekeurde snelheidsmeter 5.
Snelheidsmeter 2 is alleen ter illustratie.
Geluidssignaal
snelheidsverklikker
Afhankelijk van de uitvoering van de auto en
afhankelijk van het land, klinkt er om de 30
seconden gedurende ongeveer 10 secon-
den een geluidssignaal zolang de auto snel-
ler rijdt dan 120 km/u.
Bereik met overgebleven
brandstof 7
De resterende kilometerstand verschijnt niet
meer wanneer het oplaadniveau lager is dan
8%.
Reservedrempel
Wanneer deze drempel is bereikt, gaat het
waarschuwingslampje branden en
klinkt er een geluidssignaal.
Laad de auto zo snel mogelijk op.
De actieradius optimaliseren 2.12.
Drempels van onmiddellijke
stilstand
Wanneer deze drempel is bereikt, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en
klinkt er een geluidssignaal.
De actieradius verschijnt niet meer op het
instrumentenpaneel. Het waarschuwings-
lampje gaat branden zodra het op-
laadniveau van de tractiebatterij minder
dan 5% is. Het motorvermogen blijft zakken
totdat de auto stilvalt. 5.24.
4
1
3 2
5
7 6
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.72
NLD_UD64272_1
Ordinateur de bord : généralités (X07 Ph2 - Renault)
BOORDCOMPUTER: algemeen (1/2)
Boordcomputer 1
Deze omvat de volgende functies:
afgelegde afstand;
gegevens van de reis;
– informatieboodschappen;
– ...
Alle functies zijn beschreven op de volgende
bladzijden.
Keuzetoetsen display 2 en 3
Druk herhaaldelijk op een toets (om-
hoog-toets 2/ omlaag-toets 3) om door de
volgende informatie te bladeren (de weer-
gave hangt af van de uitrusting van het voer-
tuig en van het land).
a) kilometertotaalteller;
b) kilometerdagteller;
c) het gemiddeld energieverbruik;
d) afgelegde afstand sinds de laatste nulin-
stelling;
e) Gemiddelde snelheid;
2
3
1
f) De bandenspanning resetten;
g) snelheidsinstelling van de snelheidsrege-
laar/-begrenzer;
h) Tijd;
i) temperatuur.
1.73
NLD_UD64272_1
Ordinateur de bord : généralités (X07 Ph2 - Renault)
BOORDCOMPUTER: algemeen (2/2)
Nulinstelling van de dagteller
Als u de weergave “totaalteller en dagteller
van de afgelegde afstand” hebt gekozen,
drukt u op een van de toetsen 2 of 3 tot de
totaalteller op nul staat.
Nulinstelling van de gegevens
van de reis
Als u de weergave van de gegevens van de
reis hebt gekozen, drukt u lang op de toets 2
of 3 tot de weergave op nul staat.
Betekenis van de waarden
gedurende de eerste paar
kilometer na een nulinstelling
Hoe groter de afgelegde afstand sinds de
laatste reset, hoe stabieler en betrouwbaar-
der het/de gemiddelde energieverbruik, ac-
tieradius en snelheid.
De eerste kilometers na een nulinstelling
kunt u constateren dat de actieradius toe-
neemt tijdens het rijden. Dit komt omdat er
rekening wordt gehouden met het gemid-
delde energieverbruik sinds de laatste reset.
Daarom neemt het gemiddelde energiever-
bruik mogelijk af wanneer:
de auto met een constante snelheid rijdt;
u een stedelijk gebied verlaat en buiten
de bebouwde kom komt.
Automatische nulinstelling van
de gegevens van de reis
De nulinstelling gebeurt automatisch als één
van de gegevens zijn maximale waarde be-
reikt.
2
3
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
consommation .....................................
(page courante)
consommation de carburant ......................
(page courante)
1.74
NLD_UD64273_1
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X07 Ph2 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
a) Totaalteller
101778 km
b) Kilometerdagteller.
112,4 km
c) Gemiddeld energieverbruik sinds de laatste reset.
De waarde wordt aangegeven na minstens 400 meter gereden te hebben sinds de laatste
nulinstelling.
3,8 kWh/100
Actueel energieverbruik.
Deze waarde verschijnt zodra het voertuig een snelheid van 30 km/u bereikt.
42 kW
carburant
consommation .....................................
(page courante)
consommation de carburant ......................
(page courante)
1.75
NLD_UD64273_1
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X07 Ph2 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
d) Afgelegde afstand sinds de laatste nulinstelling.
Deze waarde verschijnt zodra het voertuig een snelheid van 30 km/u bereikt.
522 km
e) Gemiddelde snelheid sinds de laatste nulinstelling.
Deze waarde verschijnt na ongeveer 400 meter gereden te hebben.
42,5 km/h
1.76
NLD_UD64273_1
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X07 Ph2 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt.
Overgebleven afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (in kilo-
meters). Wanneer de onderhoudsbeurt nadert, verschijnt het waar-
schuwingslampje
© op het instrumentenpaneel.
Laat zo snel mogelijk een onderhoudsbeurt uitvoeren.
Reset: om de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt te resetten, drukt u ongeveer 10 seconden zonder onderbreking op een van de toet-
sen 2 of 3 tot de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt permanent wordt weergegeven.
1.77
NLD_UD64273_1
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X07 Ph2 - Renault)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/4)
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
SET
f) reset van de bandenspanning
2.15
90 km/h
g) Snelheidsinstelling van de snelheidsregelaar/-begrenzer.
2.26 en 2.29
16:30
h) Tijd.
1.78
heure .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
montre .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.78
NLD_UD64274_1
Heure et température extérieure (X07 Ph2 - Renault)
Heure et température extérieure
Na enkele seconden wachten, knipperen de
minuten: druk een aantal keren kort of een
keer lang op de knop 3 of 4 om ze in te stel-
len.
Als de afstelling klaar is, blijven de uren en
minuten gedurende 5 seconden vast aange-
geven op het display: uw afstelling is klaar.
U kunt van display veranderen.
Display A
Om bij de weergave 2 van de afstelling van
de tijd te komen, drukt u op knop 3 of 4 van
de schakelaar 1.
Na enkele seconden wachten, knipperen de
uren en de minuten. U bevindt zich in de af-
stelmodus, houd knop 3 of 4 lang ingedrukt
om de uren in te stellen.
Zodra de uren knipperen: druk een aantal
keren kort of een keer lang op de knop 3 of 4
om ze in te stellen.
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (1/2)
3
4
Als de elektrische voeding onderbroken
is geweest (losgenomen accukabel, ze-
kering doorgebrand, enz.) moet u het
klokje weer gelijk zetten.
Zet het alleen bij stilstaande auto gelijk.
12:00
2
1
1
A
température extérieure ..............................
(page courante)
1.79
NLD_UD64274_1
Heure et température extérieure (X07 Ph2 - Renault)
Display B
Auto’s met multimedia-aanraakscherm,
navigatiesystemen, telefoons enz.
Raadpleeg de betreffende instructieboekjes
voor de bijzonderheden van deze uitrustin-
gen.
Buitentemperatuurmeter
Bijzonderheid:
wanneer de buitentemperatuur tussen -3 °C
en +3 °C ligt, knipperen de tekens °C (waar-
schuwing voor kans op ijzel).
Afhankelijk van de auto, wordt de buitentem-
peratuur weergegeven op display A of B.
Buitentemperatuurmeter
De buitenthermometer is be-
slist geen gladheidsdetector.
Gladheid is niet alleen van de
temperatuur afhankelijk, maar van meer
factoren zoals de ligging van de weg en
de vochtigheid van de lucht.
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (2/2)
Als de elektrische voeding onderbroken
is geweest (losgenomen accukabel, ze-
kering doorgebrand, enz.) moet u het
klokje weer gelijk zetten.
Zet het alleen bij stilstaande auto gelijk.
B
A
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de position ...........................................
(page courante)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
tableau de bord ....................................
(page courante)
feux :
de route ................................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
1.80
NLD_UD64275_1
Éclairages et signalisations extérieures (X07 Ph2 - Renault)
Functie verlichting overdag
(alleen koplampen)
Als de ring 2 in de stand AUTO staat, scha-
kelen de lichten automatisch in bij het star-
ten van de motor of, afhankelijk van de auto,
bij het aanzetten van het contact.
Éclairages et signalisations extérieurs
VERLICHTING EN SIGNALEN (1/4)
š
zijlichten
Draai de ring 2 op de schakelaar 1
tot het symbool bij markering 3 staat.
Op het instrumentenpaneel gaat een contro-
lelampje branden.
1
Controleer, voordat u in het donker wegrijdt, de werking van de verlichting en stel
indien nodig de stand van de koplampen af op de belasting van de auto. Zorg
ervoor dat de lichten niet bedekt zijn (vuil, modder, sneeuw, vervoer van voorwer-
pen, enz.).
Wanneer u links rijdt met een voertuig
met de bestuurdersstoel aan de lin-
kerkant, bent u verplicht om tijdens uw
verblijf de lichten opnieuw af te stellen.
1.86.
21 3
1.81
NLD_UD64275_1
Éclairages et signalisations extérieures (X07 Ph2 - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (2/4)
k
Dimlicht
Handbediend
Draai de ring 2 tot het symbool bij het merk-
teken 3 staat: Dit controlelampje op het
in-strumentenpaneel licht op.
Automatische werking
Draai aan de ring 2 totdat het symbool
AUTO bij het merkteken 3 staat: draaiende
motor, de dimlichten schakelen automatisch
in en uit, naargelang de helderheid buiten,
zonder dat u de hendel 1 hoeft te bedienen.
Functie “uitschakelvertraging”
Met deze functie blijven de dimlichten korte
tijd branden (voor het verlichten van het
openen een hek, enz.).
Met de motor en de verlichting uitgescha-
keld en de ring 2 in de stand AUTO, trekt u
de lichtschakelaar 1 naar u toe: de dimlich-
ten gaan ongeveer dertig seconden bran-
den.
Om deze tijd te verlengen, kunt u de schake-
laar tot vier keer naar u toe trekken (de maxi-
male tijd is ongeveer twee minuten).
Daarna kunt u uw auto vergrendelen.
Om de verlichting uit te schakelen voordat
deze automatisch uitschakelt, verdraait u de
ring 2 (de stand is onbelangrijk) en draait u
deze daarna terug naar de stand AUTO.
2
1 3
1.82
NLD_UD64275_1
Éclairages et signalisations extérieures (X07 Ph2 - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (3/4)
Uitschakelen van de lichten
Als de ring 2 in de stand AUTO staat,
worden de lichten automatisch uitgescha-
keld. De lichten doven nadat de motor is uit-
geschakeld. In dit geval zullen de lichten de
volgende keer dat de motor wordt gestart
automatisch aangaan, overeenkomstig de
lichtomstandigheden buiten, zonder dat de
schakelaar bediend hoeft te worden 1.
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
Als de ring 2 niet in de stand AUTO staat
(markeringslichten, dimlichten of grootlicht),
klinkt een waarschuwingssignaal als het
bestuurdersportier wordt geopend om u te
waarschuwen dat de lichten nog branden.
Opmerking: het gebruik van de lichten in
andere modi dan de Auto-modus en terwijl
het contact is ingeschakeld, kan ertoe leiden
dat de accu leegloopt.
g
Mistlichten voor
Draai de centrale ring 4 van de
schakelaar 1 tot het symbool tegenover het
merkteken 3 staat, laat daarna los.
De werking is afhankelijk van de gevoerde
verlichting; het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat branden.
Functie bochtlichten
Als de dimlichten branden, gaat in bepaalde
omstandigheden (snelheid, stuurwielhoek,
vooruit rijden, richtingaanwijzer ingescha-
keld enz.) een van de mistlichten vooraan
aan om bij het draaien de bocht te verlich-
ten.
2
á
Grootlicht
Duw met draaiende motor en met
de dimlichten aan tegen de hendel 1. Dit
controlelampje op het in-strumentenpaneel
licht op.
Om het grootlicht uit en het dimlicht weer in
te schakelen, trekt u de lichtschakelaar 1 op-
nieuw naar u toe.
41 3
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
1.83
NLD_UD64275_1
Éclairages et signalisations extérieures (X07 Ph2 - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (4/4)
Mistachterlicht
Draai de centrale ring 4 van de
schakelaar 1 tot het symbool tegenover het
merkteken 3 staat, laat daarna los.
Afhankelijk van de auto, gaat de schakelaar
terug in stand 0 of blijft hij in dezelfde stand
staan.
De werking is afhankelijk van de gevoerde
verlichting; het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat branden.
Zodra de weersomstandigheden dit toelaten
moet u het mistachterlicht uitschakelen om
de achter u rijdende weggebruikers niet te
hinderen.
Uitschakelen van de mistlichten
Er zijn twee mogelijkheden:
draai de middelste ring 4, afhankelijk van
de auto, opnieuw tot de markering 3 te-
genover het pictogram van het mistlicht
staat dat u wilt uitschakelen;
de lichten gaan automatisch uit na het
stoppen van de motor, bij het vergrende-
len van de auto en, voor de mistachter-
lichten, bij het openen van het bestuur-
dersportier.
Bij het uitschakelen van de verlichting, gaan
ook de mistlichten voor en achter uit.
Bij mist, sneeuw of bij het vervoer van
voorwerpen die voorbij de voorkant van
het dak uitsteken, werkt de automati-
sche verlichting niet altijd.
De mistlampen worden bediend door
de bestuurder: controlelampjes op het
instrumentenpaneel geven aan of deze
zijn ingeschakeld (controlelampje aan)
of uitgeschakeld (controlelampje uit).
4
1
3
avertisseurs sonore et lumineux ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de détresse ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signal danger .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
warning ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
klaxon ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appel
lumineux ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.84
NLD_UD64276_1
Avertisseurs sonores et lumineux (X07 Ph2 - Renault)
Avertisseurs sonores et lumineux
é
Alarmknipperlichten
Druk op de schakelaar 2.
Deze schakelaar schakelt gelijktijdig de vier
knipperlichten en de zijknipperlichten in.
Gebruik deze alleen als gevaar dreigt om
andere weggebruikers te waarschuwen dat
u gedwongen bent te stoppen op een abnor-
male plaats of zelfs waar dit verboden is, of
bij bijzondere rij- of verkeersomstandighe-
den.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto,
kunnen tijdens krachtig remmen de knip-
perlichten automatisch inschakelen. U kunt
deze uitschakelen door een keer op de
schakelaar 2 te drukken.
Richtingaanwijzers
U verplaatst de schakelaar 1 evenwijdig aan
het stuurwiel en in de richting waarin u dit
gaat draaien.
Werking van de sneltoets
Tijdens het rijden wordt het stuur mogelijk
slechts weinig gedraaid, waardoor de scha-
kelaar niet vanzelf terugkomt in de rust-
stand.
Verplaats de schakelaar 1 in dit geval tot
halverwege en laat hem dan los: de schake-
laar komt terug in de beginstand en de rich-
tingaanwijzer knippert drie keer.
Claxon
Druk op het midden van het stuurwiel A.
Lichtsignaal
Trek voor een lichtsignaal de schakelaar 1
naar u toe.
CLAXON EN LICHTSIGNALEN
A
1
2
avertisseur sonore piétons ........................
(page courante)
1.85
NLD_UD68898_2
Alarme sonore piétons (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Avertisseur sonore piétons
VOETGANGERSCLAXON
Elektrische auto’s zijn erg stil. Met dit sys-
teem kunt u andere weggebruikers waar-
schuwen, met name voetgangers en fiet-
sers. De voetgangersclaxon kan niet worden
uitgeschakeld.
Werking van het systeem
Het systeem wordt automatisch ingescha-
keld wanneer de motor gestart wordt. Het
geluidssignaal klinkt als de auto tussen 1 en
30 km/u rijdt;
Het schakelt automatisch naar stand-by als
de snelheid hoger is dan ongeveer 30 km/u
en wordt automatisch geactiveerd als de
snelheid lager is dan ongeveer 30 km/u.
Keuze van de toon van de
claxon
Druk op schakelaar 1 om een claxongeluid
uit een menu te selecteren.
1
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage des projecteurs .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage électrique de la hauteur des
faisceaux ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.86
NLD_UD64277_1
Réglage des faisceaux (X07 Ph2 - Renault)
Réglage des faisceaux
KOPLAMPEN AFSTELLEN (1/2)
Met de knop A kan de stand van de koplam-
pen aangepast worden aan de belading van
de auto.
Als u deze knop A omlaag draait dan gaan
de lichtbundels naar beneden; draait u de
knop omhoog dan gaan de lichtbundels ook
omhoog.
A
Voorbeelden van de stand van de schakelaar A, afhankelijk van de belading
0 Bestuurder alleen of met een passagier voorin
1 Alle stoelen bezet
2 Alle stoelen bezet en volle bagageruimte
3 Bestuurder alleen en volle bagageruimte
In de volgende tabel ziet u enkele voorbeelden. Stel in alle gevallen bediening A in volgens
de belading van de auto, zodat de weg goed zichtbaar is en andere weggebruikers niet ver-
blind worden.
1.87
NLD_UD64277_1
Réglage des faisceaux (X07 Ph2 - Renault)
Controleer na het afstellen of de motorkap
goed teruggeplaatst en goed vergrendeld is.
KOPLAMPEN AFSTELLEN (2/2)
Tijdelijke afstelling
Open de motorkap 4.2 en schuif deze
opzij om bij de bout 1 en de markering B te
komen.
Opmerking: let op dat u de lak van de auto
niet beschadigt.
Draai voor elke koplamp de schakelaar 1
met een schroevendraaier een kwartslag
naar het symbool (-) om de lichtbundel
omlaag te richten.
Na de rit de oorspronkelijke stand herstellen:
draai de schakelaar 1 een kwartslag naar
het symbool (+) om de lichtbundel omhoog
te richten.
B
1
Wanneer u links rijdt met een auto met de
bestuurdersstoel aan de linkerkant, moet u
de afstelling van uw lichten tijdelijk aanpas-
sen.
Voor uw veiligheid mag u de
bevestigingsriemen van de
motorkap niet losmaken. Risico
van een val van de motorkap
op het wegdek.
essuie-vitres ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.88
NLD_UD64278_1
Essuie-vitre / lave-vitre avant (X07 Ph2 - Renault)
Contact aan, verplaats de schakelaar 1
A uit.
B wissen met intervallen.
Afhankelijk van de auto, vegen de wis-
sers met tussenpozen van enkele secon-
den. De duur van het interval is te regelen
door de ring (2) te verdraaien;
C langzaam continu wissen.
D snel continu wissen.
Bijzonderheid
Tijdens het rijden gaat de wisser langza-
mer werken als de auto stopt. Voorbeeld:
van snel continu wissen gaat u naar lang-
zaam continu wissen.
Zodra de auto weer gaat rijden, beginnen
de wissers weer met de oorspronkelijk inge-
stelde snelheid te werken.
Als u de schakelaar 1 in een andere stand
zet, schakelt u daarmee dit automatisme uit.
Wanneer de auto gestart wordt met de scha-
kelaar in stand D, zullen de ruitenwissers
langzaam continu wissen. U moet de scha-
kelaar opnieuw in stand D zetten om snel
continu wissen in te schakelen.
Auto’s met functie automatisch
wissen
Verplaats met draaiende motor de
hendel 1.
A uit.
B automatisch wissen.
In deze stand signaleert het systeem
water op de voorruit en schakelt het
wissen in met een aangepaste wis-
snelheid:
E : minimale gevoeligheid;
F : maximale gevoeligheid.
NB: bij mist of sneeuwval, werkt de rui-
tenwisser niet altijd automatisch en blijft
deze onder controle van de bestuurder.
C langzaam continu wissen.
D snel continu wissen.
Essuie-vitres, lave-vitres
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (1/2)
A
B
C
D
1
1
De stand C is toegankelijk met contact
aan. De standen B en D zijn uitsluitend
toegankelijk bij draaiende motor.
De standen B, C en D zijn toegankelijk
met contact aan.
E
F
2
1.89
NLD_UD64278_1
Essuie-vitre / lave-vitre avant (X07 Ph2 - Renault)
Voordat u iets aan de voorruit
doet (wassen van de auto, ont-
dooien, reinigen van de voor-
ruit, enz.) moet u de schake-
laar 1 in stand A (uit) zetten.
Risico van verwonding en/of bescha-
digingen.
Ruitensproeier
Contact aan: trek de schakelaar 1 naar u
toe.
Door een korte actie komt de ruitensproeier
in werking en maakt de ruitenwisser één
wisbeweging.
Door een lange actie komt de ruitensproeier
in werking en maakt de ruitenwisser drie
wisbewegingen, en na enkele seconden nog
een vierde.
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (2/2)
A
B
C
D
1
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand A (uit) staat.
Verwondingsgevaar
Probeer niet de ruitenwisserbladen
omhoog te zetten. Zij kunnen niet los van
de voorruit omhoog blijven staan. Voor
het vervangen van de bladen. 5.22.
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
gebruik ze niet op een droge ruit;
maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval zodra hun wer-
king afneemt, ongeveer eens per jaar.
5.22.
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
Maak, als het vriest of sneeuwt, de
ruit schoon voordat u de ruitenwisser
aanzet (de ruitenmotor kan oververhit
raken);
zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.
essuie-vitres ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.90
NLD_UD64279_1
Essuie-vitre / Lave-vitre arrière (X07 Ph2 - Renault)
p
Ruitenwisser/-sproeier
achter
Contact aan, draai het einde van de scha-
kelaar 1 tot het merkteken 2 tegenover het
symbool staat. Als u de schakelaar loslaat,
blijft de achterruitwisser werken.
Door een korte actie beweegt de ruitenwis-
ser achteraan.
Door een lange actie komt de achterruit-
sproeier in werking en maakt de ruitenwis-
ser twee wisbewegingen, en na enkele se-
conden nog een derde.
Y
Achterruitwisser met
interval afhankelijk van
de snelheid
Contact aan, draai het einde van de scha-
kelaar 1 tot het merkteken 2 tegenover het
symbool staat.
De frequentie van het wissen varieert afhan-
kelijk van de snelheid.
ACHTERRUITSPROEIER, -WISSER (1/2)
1
2
Voordat u iets aan de voorruit
doet (de auto wassen, ont-
dooien, de voorruit reinigen
enz.) moet u schakelaar 1 in
stand “uit” zetten.
Risico van verwonding of beschadi-
ging.
Bijzonderheid
Als de ruitenwisser van de voorruit in wer-
king is of in de automatische stand staat,
gaat de achterruitwisser wissen met inter-
vallen zodra u de achteruitversnelling in-
schakelt.
Afhankelijk van de auto kan deze functie
worden uitgeschakeld via het multimedia-
scherm. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
van het multimediasysteem voor meer infor-
matie.
1.91
NLD_UD64279_1
Essuie-vitre / Lave-vitre arrière (X07 Ph2 - Renault)
ACHTERRUITSPROEIER,-WISSER (2/2)
Gebruik de ruitenwisserarm niet om de
achterklep mee te openen of te sluiten.
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
gebruik ze niet op een droge ruit;
maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval zodra hun wer-
king afneemt, ongeveer eens per jaar.
5.22.
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
Maak als het vriest of sneeuwt de
ruit schoon voordat u de ruitenwis-
sers aanzet (de motor kan oververhit
raken);
zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.
1.92
NLD_UD64297_1
Filler NU (X07 Ph2 - Renault)
2.1
NLD_UD68905_2
Sommaire 2 (X07 Ph2 - Renault)
Hoofdstuk 2: Het rijden
(met tips voor zuinig en milieubewust autorijden)
Starten, Stoppen van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2
Versnellingsschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3
Handrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.7
Tips voor het rijden, zuinig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.8
Actieradius van de auto: tips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.12
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.14
Waarschuwing bij verlies van bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.15
Hulpen correctiesystemen tijdens het rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.19
Lane departure warning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.23
Snelheidsbegrenzer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.26
Snelheidsregelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.29
Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.33
Achteruitrijcamera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.35
contacteur de démarrage ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise sous contact du véhicule...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.2
NLD_UD64282_1
Contacteur de démarrage, arrêt du moteur / Rodage (X07 Ph2 - Renault)
Démarrage, arrêt du moteur
Stand “Contact aan” M
Het contact staat aan.
Stand D: “Starten”
Starten van de motor
Druk het rempedaal in;
zet de versnellingshendel uitsluitend in
stand P;
draai de sleutel tot de stand D en laat
deze los.
Het lampje READY kan knipperen op het
instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal. Zodra het lampje READY
blijft branden en het geluidssignaal stopt, is
de auto klaar om te rijden.
Stand St: “Stop en stuurslot”
Als u de sleutel uit het slot trekt en het stuur
draait, hoort u een klik: de stuurinrichting is
nu vergrendeld.
Bij het vrijzetten van het stuurslot draait
u het stuur iets heen en weer bij het ver-
draaien van de sleutel.
Stand “Accessoires” A
Het contact staat af maar de accessoires,
bijvoorbeeld de radio, kunnen worden ge-
bruikt.
STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR
De auto kan alleen gestart worden als
het laadsnoer losgekoppeld is.
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Zet nooit het contact uit voor-
dat de auto compleet stilstaat.
Door het stilzetten van de
motor is er geen bekrachtiging
meer van Als de motor niet meer draait,
is er geen stuur- en rembekrachtiging
meer. Ook werken veiligheidsvoorzie-
ningen zoals airbags en gordelspanners
niet meer.
changement de vitesses ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
marche arrière
passage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
levier de vitesses .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.3
NLD_UD64296_1
Boîte de vitesses automatique (X07 Ph2 - Renault)
Commande de vitesses
VERSNELLINGSSCHAKELAAR (1/4)
Starten
Start met de versnellingshefboom 1 in
stand P de motor en het READY 3 bericht
verschijnt op het instrumentenpaneel.
Trap om die stand te verlaten het rempedaal
in (het waarschuwingslampje 5
c gaat
branden) voordat u op de ontgrendelings-
knop drukt 2.
Houd uw voet op het rempedaal (het
lampje 5
c op het display dooft) als u de
hendel uit de stand P haalt.
2
1
Selecteurhendel 1
P : parkeren
R : achteruitrijden
N : neutraal
D : automatische werking
B : regeneratiemodus. Drie niveaus van
motorrem, B1 (laagste) tot B3 (hoog-
ste). B2 is de standaard
4 : huidige modus of versnellingsscherm-
pje
Opmerking: druk op de knop 2 om van de
stand D of N naar R of P te gaan.
Zet alleen de versnellingshefboom 1 in
stand D of R wanneer het voertuig stil-
staat, met uw voet op de rem en het gas-
pedaal losgelaten.
45
3
De auto kan alleen gestart worden als
het laadsnoer losgekoppeld is.
2.4
NLD_UD64296_1
Boîte de vitesses automatique (X07 Ph2 - Renault)
VERSNELLINGSSCHAKELAAR (2/4)
Automatische modus D
Zet de hefboom in stand D. In de meeste
verkeerssituaties hoeft u de selectiehendel
niet meer te verplaatsen.
Om de achteruitversnelling in te
schakelen
Trap met stilstaand voertuig en draaiende
motor het rempedaal in en zet de hefboom
in stand R.
De achteruitrijlichten lichten op zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld (als
het contact aan staat) evenals de achter-
uitrijcamera (afhankelijk van het voertuig).
2.35.
Als u bij stilstaande auto de stand B inscha-
kelt, gaat de auto rijden zodra u het rempe-
daal loslaat (zonder het gaspedaal in te trap-
pen).
In de modus B werkt regeneratief remmen
minder als de accu koud of volledig opge-
laden is.
Schakelen van stand B naar D
Zet de hefboom met de hefboom in stand B
naar links in stand D.
Regeneratiemodus B
Bij loslaten van het gaspedaal gebruikt het
voertuig regeneratief remmen om het voer-
tuig af te remmen. Zo genereert de elektro-
motor stroom om de tractieaccu weer op te
laden. Deze handbediende modus wordt ge-
bruikt om een hoger (B3) of lager (B1) rege-
neratieniveau te bereiken.
Schakelen van stand D naar B
Zet de hefboom in stand D, zet de hefboom
naar links in stand B.
B2 is het standaardniveau.
Om niveau B3 te selecteren, naar voren
duwen. Om niveau B1 te selecteren, naar
achteren duwen.
Op het display verschijnt de modus B inge-
schakeld, samen met het motorremniveau.
B1
B2
B3
2.5
NLD_UD64296_1
Boîte de vitesses automatique (X07 Ph2 - Renault)
VERSNELLINGSSCHAKELAAR (3/4)
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) waar-
door schade kan ontstaan aan de auto
(bijvoorbeeld: vervorming van een as),
het elektrische circuit of de tractiebatte-
rij.
Raak de onderdelen van het circuit of
eventuele lekken of vloeistoffen niet aan.
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto zo snel mogelijk
door een merkdealer laten controleren.
Risico van ernstig letstel of mogelijk
dodelijke elektrische schok.
Parkeren van de auto
Als de auto stilstaat, houdt u het rempedaal
ingedrukt en zet u de selecteurhendel in
stand P (parkeren): de transmissie staat in
neutraal en de voorwielen zijn mechanisch
geblokkeerd.
Zet de handrem vast.
In de stand N van de hendel
zijn de aangedreven wielen
niet mechanisch geblokkeerd,
controleer of de auto niet kan
wegrollen voordat u uitstapt.
Storingen
Als drie horizontale balken oplichten in
de huidige modus of op het versnellings-
schermpje 4 vergezeld van het waarschu-
wingslampje © of ®, geeft dit
een storing in de versnellingsbediening aan.
Raadpleeg zo snel mogelijk een merkdealer.
Het waarschuwingslampje ® dwingt u, voor uw veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar te brengen.
4
2.6
NLD_UD64296_1
Boîte de vitesses automatique (X07 Ph2 - Renault)
Voertuigreparaties
5.24
Als bij het starten de hendel in P geblok-
keerd blijft, terwijl u het rempedaal en de
ontgrendelknop 2 indrukt, is het mogelijk de
hendel handmatig vrij te zetten.
VERSNELLINGSSCHAKELAAR (4/4)
Om dit te doen, verwijder de 6 vloerbedek-
king in de opbergruimte om bij de ontgren-
delingshendel 7 te kunnen. Haal daarna de
hendel 7 omhoog en druk tegelijk op de ont-
grendelknop 2 die zich op de hendel bevindt.
Om veiligheidsredenen mag u
nooit het contact uitzetten voor-
dat de auto compleet stilstaat.
6
2
7
frein à main ................................................
(page courante)
2.7
NLD_UD64285_1
Levier de vitesses/frein à main (X07 Ph2 - Renault)
Frein à main
Handrem
Vrijzetten
Trek de handgreep 2 iets omhoog waarna u
de knop 1 indrukt en de handgreep omlaag
duwt.
Indien u de handgreep niet voldoende terug
duwt, blijft op het instrumentenpaneel een
rood waarschuwingslampje
D bran-
den.
HANDREM
Vastzetten
Trek de handgreep 2 omhoog. Controleer
of de auto blijft stilstaan. Het controlelampje
D op het instrumentenpaneel licht op.
2
1
Bij een stilstaand voertuig kan
het nodig zijn de handrem min-
stens twee extra tanden vaster
te zetten en de versnellingshef-
boom in stand P te zetten.
Tijdens het rijden moet de
handrem helemaal vrij gezet
zijn (rood waarschuwings-
lampje uit), risico van overver-
hitting of beschadiging.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) waar-
door schade kan ontstaan aan de auto
(bijvoorbeeld: vervorming van een as),
het elektrische circuit of de tractiebatte-
rij.
Raak de onderdelen van het circuit of
eventuele lekken of vloeistoffen niet aan.
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto zo snel mogelijk
door een merkdealer laten controleren.
Gevaar op ernstig letsel of een elek-
trische schok die de dood kan veroor-
zaken.
De auto kan alleen gestart worden als
het laadsnoer losgekoppeld is.
ECO conduite ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conseils de conduite ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
autonomie du véhicule...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.8
NLD_UD64286_1
Eco conduite (X07 Ph2 - Renault)
Conseils de conduite, éco-conduite
Het werkelijke verbruik is afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden en de uitrustingen
van de auto en de rijstijl van de bestuurder.
Raadpleeg voor een optimaal brandstofver-
bruik onderstaande aanbevelingen.
U beschikt afhankelijk van de auto over ver-
schillende functies die u kunnen helpen het
energieverbruik te verminderen:
de econometer;
de trajectbalans en tips voor zuinig rijden
via het bedieningsscherm;
De ECO-modus wordt geactiveerd met
de knop ECO;
stand van versnellingshendel B (Rem)
voor regeneratief remmen.
Deze informatie wordt aangevuld door het
navigatiesysteem, als de auto hiermee is uit-
gerust.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (1/4)
Gebruikszone A “energieterugwinning”
Wanneer u tijdens het rijden uw voet optilt
van het gaspedaal of wanneer u op het rem-
pedaal drukt, genereert de motor tijdens het
afremmen elektriciteit die wordt gebruikt om
te remmen en de tractiebatterij op te laden.
Optimaal gebruik zone 0
Geef nul verbruik aan.
Gebruikszone B “aanbevolen verbruik”
De tractiebatterij levert de elektrische ener-
gie die de motor nodig heeft om de auto te
laten rijden.
Gebruikszone C “afgeraden verbruik”
Geeft een aanzienlijk energieverbruik aan.
Verbruiksmeter
(op het instrumentenpaneel)
Aan de verbruiksmeter kunt u meteen de
energieterugwinning of het energieverbruik
van uw auto zien.
A 0 B C
mode ECO .................................................
(page courante)
2.9
NLD_UD64286_1
Eco conduite (X07 Ph2 - Renault)
Activeren van de functie
Gebruik schakelaar 2.
Het controlelampje verschijnt op het
instrumentenpaneel om de inschakeling te
bevestigen.
Tijdens het rijden kan de ECO-modus tijde-
lijk worden verlaten om de motor weer op
volle kracht te laten werken.
Druk daartoe het gaspedaal diep in.
De ECO-modus wordt weer ingeschakeld
zodra u de druk op het gaspedaal vermin-
dert.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (2/4)
Een algemene melding van 0 tot 100 geeft
u de mogelijkheid om uw prestaties als zui-
nige bestuurder in te schatten. Hoe hoger de
melding, hoe beter uw prestaties als zuinige
bestuurder.
De tips voor zuinig rijden worden u gegeven
om uw prestaties te verbeteren.
Het opslaan van uw voorkeurstrajecten
geeft u de mogelijkheid om uw prestaties te
vergelijken.
Voor meer informatie raadpleegt u het in-
structieboekje van het multimediasysteem.
Werkstand ECO
De ECO-functie optimaliseert de actieradius
van het voertuig door de motorprestaties
te beperken. Deze regelt sommige verbrui-
kende systemen in het voertuig (stuurbe-
krachtiging enz.) en sommige rijhandelingen
(acceleratie, snelheidsregelaar, afremmen,
enz.).
2
1
Trajectbalans
Nadat de motor is uitgezet, ziet u de
“Trajectbalans” op het scherm 1, met infor-
matie over uw laatste traject.
Het geeft aan:
het gemiddeld verbruik;
het aantal afgelegde kilometers;
het aantal gewonnen kilometers.
2.10
NLD_UD64286_1
Eco conduite (X07 Ph2 - Renault)
– geef op een helling geen gas bij; acce-
lereer niet meer dan op een vlakke weg.
Houd het gaspedaal bij voorkeur in de-
zelfde stand;
slecht weer, diepe plassen op de weg.
Rijd niet door als het water
op de weg hoger staat dan
de onderrand van de velgen.
Tips voor het rijden en ECO-
rijden
Rijgedrag
Snelheid kost geld;
sportief rijden verbruikt veel brandstof:
gebruik het gaspedaal rustig;
vermijd krachtig optrekken;
rem zo weinig mogelijk. Anticipeer vol-
doende op langzaam rijdend en stil-
staand verkeer door eerder uw voet van
het gaspedaal te nemen, om energie
terug te winnen;
Hinder bij het rijden
Gebruik aan de bestuurders-
kant matten die geschikt zijn
voor de auto en zet deze vast
aan de vooraf geïnstalleerde onderde-
len. Controleer regelmatig of ze goed
vastzitten. Stapel niet meerdere matten
op elkaar.
Gevaar van hakende pedalen
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (3/4)
Uitschakelen van de functie
Gebruik schakelaar 2.
Het controlelampje
3 op het instru-
mentenpaneel gaat uit om de uitschakeling
te bevestigen.
3
Bij iedere in- of uitschakeling van de
ECO-modus gaat de functie voor snel-
heidsregelaar op stand-by. 2.29.
pneumatiques ............................................
(page courante)
levier de vitesses .......................................
(page courante)
2.11
NLD_UD64286_1
Eco conduite (X07 Ph2 - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (4/4)
Tips voor het gebruik
Gebruik bij voorkeur de ECO-modus;
schakel alle elektrische apparaten die
niet absoluut noodzakelijk zijn uit. Maar
veiligheid voor alles: rijd met de lichten
aan zodra het zicht minder wordt (zien en
gezien worden);
kies ervoor om de ventilatieopeningen te
gebruiken. Bij 100 km/u verhogen open-
staande ruiten het brandstofverbruik met
4 %.
bij voertuigen met airconditioning is
een hoger brandstofverbruik normaal
(vooral in stadsverkeer) wanneer de air-
conditioning wordt gebruikt.
Tips voor zuinig rijden en minder
luchtverontreiniging:
Open bij zeer warm weer of als het voer-
tuig in de hitte of in de zon heeft gestaan
enkele minuten de portieren voordat u
start, zodat de hete lucht uit het voertuig
kan ontsnappen;
rijd niet met een leeg imperiaal op uw
voertuig.
Stand B “Rem”
Gebruik stand B om het motorremniveau op
elk moment aan te passen. Onderweg heeft
het de voorkeur om op de laagste motorrem
B1 te zitten om geen snelheid te verliezen.
Als u echter wilt vertragen of stoppen, moet
u krachtig op de motor remmen en over-
schakelen naar B3 om de energieterugwin-
ning in de tractieaccu te optimaliseren.
B1
B2
B3
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conseils pratiques ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
autonomie du véhicule...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
consommation d’énergie ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
économie d’énergie ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
véhicule électrique
autonomie du véhicule .........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
véhicule électrique
conduite ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
énergie
économie .............................................
(page courante)
récupération d’énergie ...............................
(page courante)
conseils de conduite ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.12
NLD_UD65563_1
Autonomie du véhicule : conseils (X07 Ph2 - Renault)
Autonomie du véhicule : conseils
ACTIERADIUS VAN DE AUTO: adviezen (1/2)
Het “sportieve” rijgedrag vermindert de ac-
tieradius van de auto: rijd daarom “soepel”
en kijk ver vooruit.
Tips:
rijd met een constante snelheid;
raadpleeg regelmatig de instrumenten
tot uw beschikking om u te informeren
naar de reisomstandigheden (econome-
ter, huidig verbruik, trajectbalans, enz.).
2.8;
pas uw rijstijl aan om een te hoog ener-
gieverbruik te vermijden;
geef de voorkeur aan energieterugwin-
ning: Speel voldoende in op de grillen
van het verkeer en til daarbij geleidelijk
uw voet van het gaspedaal of de rem.
Het profiel van de weg
Geef op een helling geen gas bij: houd het
gaspedaal bij voorkeur in dezelfde stand.
In werkelijkheid kan de actieradius van de
elektrische auto variëren afhankelijk van
verschillende factoren die u kunt beheren,
deels met het oog op een niet te verwaar-
lozen winst van bereik. Deze factoren zijn:
de snelheid en de rijstijl;
het profiel van de weg;
het warmtecomfort;
de banden;
het gebruik van elektrische accessoires;
de belading van de auto.
Bovendien stelt de modus ECO de auto in
staat alle energieverbruikende elementen
automatisch te regelen (motorvermogen
enz.) om hun verbruik zoveel mogelijk terug
te dringen. 2.8.
De snelheid en de rijstijl
Een hoge snelheid vermindert de actiera-
dius van de auto.
chauffage, conditionnement d’air : pro-
grammation................................................
(page courante)
2.13
NLD_UD65563_1
Autonomie du véhicule : conseils (X07 Ph2 - Renault)
ACTIERADIUS VAN DE AUTO: adviezen (2/2)
De banden
Door een te lage bandenspanning neemt
de rolweerstand en dus ook het energiever-
bruik toe. Houd u aan de aanbevolen ban-
denspanning voor uw auto.
Gebruik bij vervanging bij voorkeur banden
van hetzelfde merk, type en profiel en de-
zelfde maat als de oorspronkelijke banden.
Het gebruik van niet-aanbevolen banden
vermindert de actieradius van de auto aan-
zienlijk 4.9.
Beladen van de auto
Belaad de auto bij voorkeur niet met nutte-
loze lading.
Het thermische comfort
Het gebruik van de verwarming of de aircon-
ditioning vermindert de actieradius van de
auto.
Om de actieradius van het voertuig te be-
houden, is het raadzaam om de modus pro-
grammeren te selecteren voordat u gaat
rijden.
environnement ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.14
NLD_UD64288_1
Environnement (X07 Ph2 - Renault)
Environnement
MILIEU
Uw auto is ontwikkeld met een zo groot
mogelijke aandacht voor het milieu gedu-
rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabricage,
tijdens zijn gebruik en ten slotte als hij ge-
sloopt wordt.
Fabricage
De fabricage van uw auto vindt plaats in een
fabriek die stappen onderneemt tot vermin-
dering van de milieueffecten op de leefom-
geving en de natuur (vermindering van wate-
ren energieverbruik, lichten geluidsoverlast,
wateren luchtverontreiniging, scheiden van
afval en terugwinnen van materialen uit af-
valstoffen).
Denk zelf ook aan het milieu
– Gebruikte en vervangen onderdelen na
een door u zelf uitgevoerde onderhouds-
beurt aan uw auto (12V-accu, batterijen
enz.) moeten bij daarvoor bestemde
depots voor klein chemisch afval worden
ingeleverd.
De auto moet aan het eind van zijn be-
staan door een gespecialiseerd bedrijf
worden gesloopt om te worden gerecy-
cleerd.
Houdt u aan de lokale voorschriften.
Recycling
Uw auto is voor 85% recycleerbaar en voor
95% herbruikbaar.
Om deze doelstellingen te behalen, is een
groot aantal onderdelen van de auto ontwor-
pen om gerecycled te worden. De construc-
tie en de materialen zijn zodanig ontworpen
dat de demontage van deze componenten
en hun herverwerking in specifieke bedrijven
wordt vergemakkelijkt.
Om het gebruik van grondstoffen terug te
dringen, bevat de auto veel onderdelen
van gerecycleerde kunststoffen en duur-
zame materialen (materialen van planten of
dieren, zoals katoen en wol).
avertisseur de perte de pression des pneu-
matiques ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.15
NLD_UD64289_1
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (X07 Ph2 - Renault)
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (1/4)
Wanneer de auto ermee is uitgerust, waar-
schuwt dit systeem voor verlies van span-
ning in een of meerdere banden.
A
Het systeem is hiermee uitgerust als er een
sticker A in de auto is geplaatst.
Open het bestuurdersportier om te zien of
dat etiket aanwezig is.
A
1
De werking van het systeem
Dit systeem detecteert een verlies van span-
ning in een van de banden door tijdens het
rijden de snelheid van de banden te meten.
Het controlelampje 1 blijft branden
om de bestuurder te waarschuwen dat de
druk te laag is (lage bandenspanning, lekke
band ...).
2.16
NLD_UD64289_1
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (X07 Ph2 - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (2/4)
Werkingsvoorwaarden
Het systeem moet worden gereset met een
bandenspanning die gelijk is aan de ban-
denspanning die op het label met de ban-
denspanning staat. Anders is er kans dat
het geen betrouwbare waarschuwing geeft
bij een aanzienlijk verlies van bandenspan-
ning. 4.9.
In de volgende situaties bestaat het risico
dat het systeem te traag of niet correct werkt:
– systeem niet gereset na het oppompen
van de banden of na elke andere verrich-
ting aan de wielen
systeem slecht gereset: andere banden-
spanning dan de aanbevolen banden-
spanning
aanzienlijke wijziging van de belading of
verdeling van de belading aan één kant
van de auto
sportief rijden en aanzienlijk versnellen
rijden op een besneeuwd of glad wegdek
rijden met sneeuwkettingen
monteren van maar één nieuwe band
gebruik van banden die niet door de
merkdealer goedgekeurd zijn;
– ...
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de
taak van de bestuurder over.
De bestuurder moet altijd opletten en
blijft verantwoordelijk.
Controleer de bandenspanning, inclusief
het reservewiel, één keer per maand.
De referentiewaarde voor de banden-
spanning opnieuw instellen
Dit moet worden uitgevoerd terwijl de auto
stilstaat:
na het oppompen van een van de banden
of het corrigeren van de bandenspanning
in een van de banden;
wanneer de referentiespanning in de
banden moet worden gewijzigd om aan-
gepast te zijn aan de gebruiksomstandig-
heden (onbelast, belast, rijden op de au-
tosnelweg ...);
na het verwisselen van een wiel
na het gebruiken van de pompset voor de
banden
na het verwisselen van de wielen van de-
zelfde as (u mag niet wisselen tussen de
voor- en achterwielen).
Deze test moet altijd gebeuren na controle
van de bandenspanning in de vier banden
als deze koud zijn.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op
het huidige gebruik van de auto (onbelast,
belast, rijden op de autosnelweg ...).
2.17
NLD_UD64289_1
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (X07 Ph2 - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (3/4)
2
3
Resetprocedure
Contact aan, stilstaande auto:
druk kort op een van de knoppen 2 of 3
zo vaak als nodig is om toegang te krij-
gen tot het tabblad “SET ” op
het B scherm;
druk lang (ongeveer 3 seconden) op een
van de knoppen 2 of 3 om het resetten
te starten. Als het waarschuwingslampje
voor “SET
” knippert gedurende
ongeveer 5 seconden en de waarschu-
wingslampjes voor “SET ” tege-
lijkertijd constant branden, geeft dit aan
dat het verzoek voor opnieuw initialiseren
van de referentiewaarde van de banden-
spanning correct is geregistreerd.
Het resetten is afgerond na enkele minuten
rijden.
Afhankelijk van de apparatuur kunt u de
reset uitvoeren vanaf het multimediascherm
(raadpleeg de multimedia-instructies).
Corrigeren van de bandenspanning
De bandenspanning moet worden ge-
corrigeerd wanneer de banden koud zijn
(raadpleeg de sticker A op de zijkant van het
bestuurdersportier).
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Elke keer dat de banden worden opgepompt
of de bandenspanning wordt gecorrigeerd,
moet de referentiewaarde voor de banden-
spanning opnieuw worden ingesteld.
B
2.18
NLD_UD64289_1
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (X07 Ph2 - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (4/4)
Een plots verlies van bandenspanning
(klapband ...) wordt mogelijk niet door
het systeem worden opgespoord.
Banden oppompen en resetten
Het controlelampje
1 blijft branden
(niet knipperend).
Dit betekent dat minstens een van de
banden te zacht of lek is.
Pomp een te zachte band op.
Vervang een lekke band of neem contact op
met een merkdealer.
Controleer de bandenspanning van de vier
koude banden en pas ze zo nodig aan; reset
nadien de referentiewaarde voor de banden-
spanning.
Het controlelampje 1 gaat uit nadat
de reset van de referentiewaarde voor de
bandenspanning is gestart.
Vervangen van wielen/banden
Gebruik alleen apparatuur die is goedge-
keurd door de merkdealer, anders bestaat
het risico van vertraagde of onjuiste werking
van het systeem 5.6.
Elke keer dat een wiel/band wordt verwis-
seld, moet de bandenspanning worden ge-
corrigeerd en moet de referentiewaarde
voor de bandenspanning opnieuw worden
ingesteld.
1
Spuitbussen voor bandenreparatie en
pompset
Gebruik alleen apparatuur die is goedge-
keurd door de merkdealer, anders bestaat
het risico van vertraagde of onjuiste werking
van het systeem 5.2.
Nadat de pompset voor de banden is ge-
bruikt, moet de bandenspanning worden
gecorrigeerd en moet de referentiewaarde
voor de bandenspanning opnieuw worden
ingesteld.
Systeem controleren
Het controlelampje
1 knippert
enkele seconden en blijft dan branden. Dit
controlelampje brandt in combinatie met het
controlelampje ©.
Dit duidt op een storing in het systeem.
Raadpleeg een merkdealer.
Systeem niet beschikbaar
Het controlelampje
1 knippert enkele
seconden en blijft dan branden.
ABS ...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système antiblocage des roues : ABS .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance au freinage d’urgence ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
freinage d’urgence .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
contrôle dynamique de conduite : ESC .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
ESC : Contrôle dynamique de conduite ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au démarrage en côte........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.19
NLD_UD64290_1
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X07 Ph2 - Renault)
Afhankelijk van de auto, kunnen deze be-
staan uit:
het antiblokkeersysteem van de
wielen (ABS);
elektronisch stabiliteitsprogramma
(ESC) met onderstuurcontrole, tractie-
controle en hulp bij zijwind;
de noodstopbekrachtiging;
hulp bij het wegrijden op een helling.
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite
Storingen
© en x branden op het in-
strumentenpaneel: de ABS, de ESC en
de noodstopbekrachtiging zijn uitgescha-
keld. Remmen blijft mogelijk;
x, D, © en ®
branden op het instrumentenpaneel: dit
wijst op een storing in de remsyste-
men.
Raadpleeg in beide gevallen een merkdea-
ler.
Antiblokkeersysteem van de
wielen (ABS)
Bij krachtig remmen, voorkomt het ABS
het blokkeren van de wielen, waardoor de
remweg beheersbaar en de auto bestuur-
baar blijft.
In deze situatie zijn uitwijkmanoeuvres tij-
dens het remmen mogelijk. Bovendien ver-
betert dit systeem de remweg, met name op
een weg met weinig grip (natte weg, enz.).
U voelt het in werking komen van het sys-
teem aan het trillen van het rempedaal. Het
ABS kan echter nooit de natuurkundige ei-
genschappen van de grip tussen de banden
en het wegdek verbeteren. Blijf altijd de ge-
bruikelijke voorzichtigheid in acht houden
(afstand bewaren enz.).
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/4)
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto worden hiermee niet ver-
legd en vormen ook geen reden om
harder te gaan rijden. Deze functies
kunnen dus in geen geval de oplettend-
heid of de verantwoordelijkheid van de
bestuurder overnemen - de bestuurder
moet altijd alert zijn op plotselinge ge-
beurtenissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen.
Bij krachtig remmen kunt u het rempe-
daal diep ingedrukt houden. Het is niet
nodig “pompend” te remmen. Het ABS
regelt de kracht in het remsysteem.
Het remsysteem werkt nog ge-
deeltelijk. Maar het is gevaar-
lijk om krachtig te remmen. U
moet direct stoppen zonder het
overige verkeer in gevaar te brengen.
Roep de hulp in van een merkdealer.
assistance par vent latéral .........................
(page courante)
fonction assistance par vent latéral ...........
(page courante)
2.20
NLD_UD64290_1
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X07 Ph2 - Renault)
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC)
met onderstuurcontrole,
tractiecontrole en hulp bij
zijwind;
Elektronisch stabiliteitsprogramma ESC
Dit systeem helpt u de controle over de auto
te behouden in kritieke rijsituaties (uitwijken
voor een obstakel, verlies van grip op de
weg in een bocht, enz.).
Een opname-element in het stuurwiel regi-
streert de richting waarin de bestuurder de
auto wil laten rijden.
Andere opname-elementen in de auto regi-
streren de werkelijke verplaatsingsrichting.
Het systeem vergelijkt de door de bestuur-
der gekozen richting met de werkelijke ver-
plaatsingsrichting van de auto en corrigeert
deze laatste door, indien nodig, de remmen
van sommige wielen te laten werken en/of
het motorvermogen aan te passen. Als het
systeem is ingeschakeld, knippert het con-
trolelampje
op het instrumentenpa-
neel.
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/4)
Onderstuurcontrole
Dit verbetert de werking van het ESC bij
sterk onderstuur van de auto (als de voor-
wielen hun grip verliezen).
Hulp bij zijwind
Dit systeem verbetert de werking van de
ESC en helpt ook bij de controle over de
auto bij wisselende zijwind. Het helpt de ver-
plaatsingsrichting van de auto te handhaven
via het gebruik van de remmen.
Als het systeem wordt ingeschakeld, kan het
controlelampje
op het instrumenten-
paneel gaan knipperen.
Tractiecontrole
Dit systeem helpt het slippen van de aan-
gedreven wielen te beperken en de auto bij
het wegrijden, accelereren of decelereren te
controleren.
Met behulp van opname-elementen bij de
wielen, meet en vergelijkt het systeem con-
stant de snelheid van de aangedreven wielen
en remt het deze af als ze doorslippen. Als
een wiel neigt naar doorslippen, zorgt het
systeem voor het afremmen van het betref-
fende wiel, totdat de snelheid van het wiel
overeenkomt met de grip op de weg.
Het systeem reageert ook door het toeren-
tal van de motor aan te passen aan de hoe-
veelheid grip onder de wielen, onafhankelijk
van de mate waarin het gaspedaal wordt in-
gedrukt.
Storingen
Als het systeem een storing ontdekt, ver-
schijnen de waarschuwingslampjes
©
en op het instrumentenpaneel. In dit
geval zijn het ESC en de tractiecontrole uit-
geschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
2.21
NLD_UD64290_1
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X07 Ph2 - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/4)
Noodstopbekrachtiging
Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat
zorgt voor het verminderen van de remweg
van de auto.
Dit systeem registreert of er sprake is van
een noodsituatie wanneer het rempedaal
wordt ingedrukt. In zo’n noodsituatie ont-
wikkelt de rembekrachtiging zijn maximale
kracht en kan de regeling door het ABS in
werking komen.
Het ABS-remsysteem blijft werken zolang
het rempedaal ingedrukt is.
Oplichten van de alarmknipperlichten
Afhankelijk van de auto, kunnen deze bij
krachtig afremmen gaan branden.
Remanticipatie
Afhankelijk van de auto anticipeert het sys-
teem, als u snel het gaspedaal loslaat, op
het remmen om de remweg te verminderen.
Tijdens het gebruik van de snelheidsrege-
laar:
als u het gaspedaal gebruikt, kan het sys-
teem in werking komen als u het pedaal
loslaat;
als u het gaspedaal niet gebruikt, zal het
systeem niet in werking komen.
Storingen
Als het systeem een storing ontdekt, gaat
het waarschuwingslampje
© op het
instrumentenpaneel branden.
Raadpleeg een merkdealer.
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto worden hiermee niet ver-
legd en vormen ook geen reden om
harder te gaan rijden. Deze functies
kunnen dus in geen geval de oplettend-
heid of de verantwoordelijkheid van de
bestuurder overnemen - de bestuurder
moet altijd alert zijn op plotselinge ge-
beurtenissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen.
2.22
NLD_UD64290_1
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (X07 Ph2 - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/4)
Hulp bij wegrijden op een helling
Afhankelijk van de helling van de weg helpt
dit systeem de bestuurder bij het wegrijden
op een helling. Het voorkomt dat de auto,
naargelang de helling, achteruit rolt door
automatisch de remmen vast te zetten als
de bestuurder het rempedaal loslaat om het
gaspedaal te bedienen.
Het werkt alleen wanneer de versnellings-
hendel in een andere stand dan N of P staat
en het voertuig geheel stil staat (rempedaal
ingetrapt).
Het systeem houdt de auto ongeveer 2 se-
condes stil. Daarna komen de remmen ge-
leidelijk vrij (de auto rolt naargelang de hel-
ling).
Het systeem van de hulp bij het
wegrijden op een helling kan
niet in alle gevallen totaal ver-
hinderen dat de achteruit rijdt
(zeer steile helling, enz.).
De bestuurder kan altijd het rempedaal
bedienen om het achteruitrijden van de
auto te verhinderen.
De hulp bij het wegrijden op een helling
mag niet gebruikt worden om de auto
langdurig stil te houden: gebruik het
rempedaal.
Deze functie is niet bedoeld om de auto
permanent te laten stilstaan.
Gebruik indien nodig het rempedaal om
de auto te stoppen.
De bestuurder moet bijzonder voorzich-
tig rijden op een glad oppervlak of bij
weinig grip.
Risico van ernstige verwondingen.
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
alerte de sortie de voie ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.23
NLD_UD64291_1
Alerte de sortie de voie (X07 Ph2 - Renault)
Alerte de sortie de voie
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (1/3)
Deze waarschuwingsfunctie voor het verla-
ten van de rijstrook waarschuwt de bestuur-
der bij onopzettelijke overschrijding van een
doorgetrokken of onderbroken streep.
Deze functie gebruikt een camera die zich
achter de achteruitkijkspiegel op de voorruit
bevindt.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
Met de waarschuwingsfunctie bij het
overschrijden van de wegmarkering
wordt de verplaatsingsrichting van
de auto niet gecorrigeerd.
2.24
NLD_UD64291_1
Alerte de sortie de voie (X07 Ph2 - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (2/3)
Uitschakelen
Gebruik schakelaar 1. Het geïntegreerd con-
trolelampje 2 in de schakelaar 1 brandt.
Storingen
Bij een storing blijft het waarschuwings-
lampje in de knop 1 aan, lichten de waar-
schuwingslampjes © en op in
het instrumentenpaneel, en klinkt er een ge-
luidssignaal. Ga naar een merkdealer.
Wanneer een streep wordt overschreden
zonder dat de richtingaanwijzers worden
aangezet, waarschuwt de functie de be-
stuurder door het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel te laten
branden en een geluidssignaal te laten klin-
ken.
Omstandigheden waarbij geen
waarschuwingen worden
gegeven
De richtingaanwijzers waren aangezet
of zijn minder dan ongeveer 4 secon-
den aan geweest voordat de streep werd
overschreden;
de streep wordt zeer snel overschreden;
er wordt continu over een streep gere-
den;
bij het nemen van bochten maakt de
functie het mogelijk om deze iets af te
snijden;
vuile voorruit vóór camera;
– ...
Inschakelen
Druk op de schakelaar 1: het ingebouwde
waarschuwingslampje 2 in de schakelaar 1
gaat uit.
De functie geeft een waarschuwing af
wanneer:
het controlelampje in schakelaar 1 dooft;
en
– de auto sneller dan ongeveer 70 km/u.
rijdt;
en
er strepen worden gedetecteerd.
Het controlelampje
op het instru-
mentenpaneel licht op om u hiervan op de
hoogte te brengen.
1
2
Telkens wanneer de auto wordt gestart,
blijft de functie in de modus die is op-
geslagen toen de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
2.25
NLD_UD64291_1
Alerte de sortie de voie (X07 Ph2 - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing kan de uitlijning van de camera worden gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking. Schakel de
functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit) moeten worden uitgevoerd door
een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld:
bedekte voorruit (vuil, ijs, sneeuw, condensatie enzovoort).
een complexe omgeving (tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort);
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
de wegmarkeringen zijn onregelmatig of moeilijk te onderscheiden (bijv. gedeeltelijk gewist, grote onderlinge afstand, vervormd wegdek);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s enzovoort);
de weg is smal, bochtig of golvend (scherpe bochten enzovoort);
u rijdt dicht achter een andere auto op dezelfde rijstrook.
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (3/3)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
limiteur de vitesse ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.26
NLD_UD64292_1
Régulateur-limiteur de vitesse : fonction limiteur (X07 Ph2 - Renault)
Limiteur de vitesse
Inschakelen
Druk op de schakelaar 1 aan de kant .
Het controlelampje 6 gaat branden en de
boodschap “LIMIT” verschijnt op het in-
strumentenpaneel met streepjes om aan te
geven dat de snelheidsbegrenzer is inge-
schakeld en wacht op het opslaan van een
maximumsnelheid.
Druk op de schakelaar 2 (+) om de actuele
snelheid op te slaan: de ingestelde maxi-
mumsnelheid vervangt de streepjes.
De minimum te registreren snelheid is
30 km/u.
Bediening
1 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
2 Inschakelen, in het geheugen opslaan en
verhogen van de ingestelde maximum-
snelheid (+).
3 Verlagen van de maximumsnelheid (-).
4 Inschakelen met oproepen van de maxi-
mumsnelheid (R).
5 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde maximumsnelheid blijft in het ge-
heugen) (O).
De snelheidsbegrenzer is een functie die u
helpt om een door u gekozen maximum-
snelheid niet te overschrijden.
SNELHEIDSBEGRENZER (1/3)
2
3
5
4
6
1
2.27
NLD_UD64292_1
Régulateur-limiteur de vitesse : fonction limiteur (X07 Ph2 - Renault)
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi-
mum snelheid te overschrijden door: zo snel
en diep mogelijk het gaspedaal in te druk-
ken (voorbij het “zware punt”)
Gedurende het overschrijden knippert de
maximumsnelheid op het instrumentenpa-
neel.
Laat daarna het gaspedaal los: de snel-
heidsbegrenzer komt weer in werking zodra
u langzamer rijdt dan de in het geheugen op-
geslagen snelheid.
Onmogelijkheid om de ingestelde
maximum snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het systeem
de maximumsnelheid niet vasthouden: de
opgeslagen snelheid knippert op het instru-
mentenpaneel en er klinkt met regelmatig in-
terval een geluidssignaal om u te informe-
ren.
Verandering van de ingestelde
maximumsnelheid
U kunt de ingestelde maximumsnelheid ver-
anderen door een aantal keren te drukken
op:
de schakelaar 2 (+) om de snelheid te
verhogen;
de schakelaar 3 (-) om de snelheid te ver-
lagen.
Het rijden
Als een ingestelde snelheid in het geheugen
staat, grijpt het systeem niet in zolang deze
snelheid niet bereikt wordt. Het rijden is het-
zelfde als met een auto zonder snelheids-
begrenzer.
Zodra u de ingestelde snelheid bereikt, over-
schrijdt de auto de ingestelde snelheid niet,
ook niet als u het gaspedaal verder indrukt,
behalve indien nodig (raadpleeg de para-
graaf “Overschrijding van de maximumsnel-
heid”).
SNELHEIDSBEGRENZER (2/3)
De snelheidsbegrenzer heeft
in geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
2
3
2.28
NLD_UD64292_1
Régulateur-limiteur de vitesse : fonction limiteur (X07 Ph2 - Renault)
SNELHEIDSBEGRENZER (3/3)
Opnieuw inschakelen van de
maximumsnelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, is het mogelijk deze op te roepen
door op de schakelaar 4 (R) te drukken.
Onderbreken van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt opgeschort als u drukt op de scha-
kelaar 5 (O). In dit geval blijft de ingestelde
maximumsnelheid in het geheugen en de
boodschap “MEM” met de ingestelde snel-
heid verschijnt op het instrumentenpaneel.
Uitschakelen van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt onderbroken als u drukt op de schake-
laar 1, in dat geval is er geen snelheid meer
in het geheugen opgeslagen. Het doven van
het oranje lampje op het instrumenten-
paneel bevestigt dat de functie uitgescha-
keld is.
Als de begrenzer in standby is gezet,
drukt u op de schakelaar 2 (+) om de
functie weer te activeren zonder de op-
geslagen snelheid te gebruiken: de actu-
ele snelheid van de auto wordt gebruikt.
1
2
3
5
4
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur de vitesse .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.29
NLD_UD64293_1
Régulateur-limiteur de vitesse : fonction régulateur (X07 Ph2 - Renault)
De snelheidsregelaar is een functie die u
helpt de door u gekozen rijsnelheid op een
constante waarde vast te houden, dit wordt
de ingestelde snelheid genoemd.
Vanaf 30 km/u kunt u de snelheid traploos
instellen.
Régulateur de vitesse
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Ze vervangt
niet de taak van de bestuurder.
U moet zich ten allen tijde
houden aan de voorgeschreven snelheid
en blijven opletten (u moet altijd klaar zijn
om te remmen in alle omstandigheden),
de snelheidsregelaar ontslaat de bestuur-
der niet van zijn verantwoordelijkheid.
De snelheidsregelaar moet niet gebruikt
worden in druk verkeer, op een bochtige
of gladde weg (ijzel, aquaplaning, kiezel-
steentjes) en als de weersomstandighe-
den ongunstig zijn (mist, regen, zijwind,
enz.).
Kans op ongevallen.
De snelheidsregelaar heeft in
geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
Bediening
1 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
2 Inschakelen, in het geheugen opslaan en
verhogen van de ingestelde snelheid (+).
3 Verlagen van de ingestelde snelheid (-)
4 Inschakelen met oproepen van de inge-
stelde snelheid (R).
5 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde snelheid blijft in het geheugen)
(O).
SNELHEIDSREGELAAR (1/4)
2
3
5
4
1
2.30
NLD_UD64293_1
Régulateur-limiteur de vitesse : fonction régulateur (X07 Ph2 - Renault)
Het rijden
Als een snelheid in het geheugen is vastge-
legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u
uw voet van het gaspedaal nemen.
Let op: u moet de voeten dicht
bij de pedalen te houden om te
kunnen ingrijpen bij noodsitua-
ties.
Instellen van de snelheid
Druk bij een constante snelheid (meer dan
ongeveer 30 km/u) op de schakelaar 2 (+):
de functie wordt ingeschakeld en de actuele
snelheid wordt opgeslagen.
De ingestelde snelheid vervangt de streep-
jes en de instelling wordt bevestigd door het
groene controlelampje 6 en het controle-
lampje 7.
Inschakelen
Druk op de schakelaar 1 aan de kant .
Het groene controlelampje 7 licht op en de
boodschap “CRUISE” verschijnt op het in-
strumentenpaneel met streepjes om aan te
geven dat de snelheidsregelaar is ingescha-
keld en wacht op het opslaan van een snel-
heid.
SNELHEIDSREGELAAR (2/4)
2
3
6 7
1
U kunt niet overschakelen vanuit modus
B (B1, B2, B3) zodra cruise control is
ingeschakeld. Schakel als u de actieve
modus B wilt wijzigen de cruise control
uit.
2.31
NLD_UD64293_1
Régulateur-limiteur de vitesse : fonction régulateur (X07 Ph2 - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (3/4)
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd verho-
gen door het gaspedaal in te drukken. Zo
lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde
snelheid op het instrumentenpaneel om u te
waarschuwen.
Laat daarna het gaspedaal los: na enkele
seconden gaat de auto automatisch weer
met de oorspronkelijk ingestelde snelheid
rijden.
Onmogelijkheid om de gekozen
ingestelde snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het systeem
de ingestelde snelheid niet vasthouden: de
snelheid in het geheugen knippert op het in-
strumentenpaneel om u te informeren.
Veranderen van de ingestelde
snelheid
U kunt de ingestelde snelheid veranderen
door een aantal keren te drukken op:
de schakelaar 2 (+) om de snelheid te
verhogen;
de schakelaar 3 (-) om de snelheid te ver-
lagen.
De snelheidsregelaar heeft in
geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
2
3
Onderbreken van de functie
De functie wordt uitgeschakeld als u drukt
op:
de schakelaar 5 (O);
het rempedaal;
schakel stand N in.
In de drie gevallen blijft de ingestelde maxi-
mumsnelheid in het geheugen en verschijnt
het bericht “MEM" op het instrumentenpa-
neel.
De stand-bystand wordt bevestigd door het
doven van het controlelampje
.
2
3
5
4
2.32
NLD_UD64293_1
Régulateur-limiteur de vitesse : fonction régulateur (X07 Ph2 - Renault)
Uitschakelen van de functie
De werking van de snelheidsregelaar wordt
onderbroken als u op de schakelaar 1 drukt,
er is dan geen snelheid meer ingesteld. Het
doven van de groene lampjes en
op het instrumentenpaneel bevestigt dat de
functie uitgeschakeld is.
Opnieuw inschakelen van de
gekozen snelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, kan deze in de juiste omstandighe-
den (verkeersdrukte, staat van het wegdek,
weersomstandigheden, enz.) worden opge-
roepen. Druk op de schakelaar 4 (R) als de
snelheid van de auto hoger is dan 30 km/u.
Bij het oproepen van de in het geheugen
opgeslagen snelheid wordt het inschakelen
van de regelaar bevestigd door het oplichten
van het controlelampje .
NB: als de eerder opgeslagen snelheid veel
hoger is dan de actuele snelheid, trekt de
auto snel op naar deze hogere snelheid.
Als de regelaar is opgeschort, komt de
functie weer in werking door een druk op
de schakelaars 2 (+), ongeacht de snel-
heid die in het geheugen is opgeslagen:
het is de snelheid van de auto op dat
moment waarmee rekening wordt ge-
houden.
SNELHEIDSREGELAAR (4/4)
Het overschakelen naar
stand-by, het uitschakelen
van de snelheidsbegrenzer of
schakelen veroorzaakt geen
snel vertragen: remmen vereist het in-
trappen van het rempedaal.
1
aide au parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radar de recul ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.33
NLD_UD64294_1
Aide au parking (X07 Ph2 - Renault)
Aide au parking
De werking van het systeem
Ultrasoondetectoren die in de bumper van
de auto ingebouwd zijn, “meten” de afstand
tussen de auto en een obstakel.
Het parkeerhulpsysteem wordt ingescha-
keld wanneer u de auto in de achteruitver-
snelling schakelt.
Het parkeerhulpsysteem houdt geen reke-
ning met aanhang- of laadsystemen enz.
Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen
waarvan de frequentie toeneemt naarmate
het obstakel dichterbij komt, totdat het een
continu geluid wordt wanneer het obstakel
ongeveer 20 à 30 cm van de auto verwijderd
is.
PARKEERHULP (1/2)
Werking
Als de achteruitversnelling wordt ingescha-
keld, klinkt er een geluidssignaal. De meeste
voorwerpen die zich op minder dan onge-
veer 1,20 meter van de achterkant van de
auto bevinden, worden gedetecteerd.
Deze functie is een extra hulp
die door middel van geluids-
signalen de afstand tussen de
auto en een obstakel aangeeft
bij een manoeuvre.
Deze functie kan in geen enkel geval de
oplettendheid en verantwoordelijkheid
van de bestuurder vervangen bij het ma-
noeuvreren.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er
zich bij het manoeuvreren geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.)
in uw blinde hoek bevinden.
Bijzonderheden
Zorg ervoor dat de ultrasoonsensoren, aan-
geduid door de pijlen, niet worden verbor-
gen (door vuil, modder, sneeuw, een slecht
gemonteerde/bevestigde nummerplaat), ge-
raakt, aangepast (waaronder lakwerk enz.)
of belemmerd door een accessoire aan de
voor- of achterzijde van uw voertuig.
2.34
NLD_UD64294_1
Aide au parking (X07 Ph2 - Renault)
Inschakelen/uitschakelen
Druk op de schakelaar 1 om het systeem uit
te schakelen.
Het schakelaarwaarschuwingslampje licht
op om aan te geven dat het systeem is uit-
geschakeld.
Bij opnieuw indrukken schakelt het systeem
weer in en dooft het lampje.
1
PARKEERHULP (2/2)
Storingen
Als het systeem een bedrijfsstoring detec-
teert, klinkt er een pieptoon van 3 seconden
wanneer de achteruitversnelling wordt inge-
schakeld. Ga naar een merkdealer.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door schade eraan oplopen (bijvoor-
beeld: vervorming van een as enz.) of
aan het elektrische circuit of tractiebat-
terij.
Raak de onderdelen van het circuit of
eventuele lekken of vloeistoffen niet aan.
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto zo snel mogelijk
door een merkdealer laten controleren.
Gevaar op ernstig letsel of een elek-
trische schok die de dood kan veroor-
zaken.
caméra de recul .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.35
NLD_UD64295_1
Caméra de recul (X07 Ph2 - Renault)
Caméra de recul
ACHTERUITRIJCAMERA (1/2)
2
1
NB:
zorg ervoor dat de achteruitrijcamera niet
bedekt is (vuil, modder, sneeuw, ...);
Afhankelijk van de auto kunt u sommige
parameters instellen via het multimedia-
scherm 2. Raadpleeg de gebruiksaan-
wijzing van het multimediasysteem voor
meer informatie.
Werking
Nadat de auto in de achteruitversnelling is
geschakeld (en tot vijf seconden nadat u
een andere versnelling hebt geselecteerd),
geeft de camera 1 naast de lampjes het uit-
zicht achter de auto weer op het multime-
diascherm 2, samen met een vaste en een
bewegende geleidelijn.
Dit systeem wordt eerst gebruikt met behulp
van een of meer tekeningen (bewegend
voor de verplaatsingsrichting en vast voor
de afstand). Als de rode zone bereikt is, ge-
bruikt u de afbeelding van de bumper om
nauwkeurig te stoppen.
Deze functie is een extra hulp-
middel. De bestuurder moet
altijd opletten en blijft verant-
woordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
die tijdens het rijden zich kunnen voor-
doen: let dus altijd op of er een bewe-
gend obstakel is (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets) of een te klein of
smal obstakel is (grote steen, dun paal-
tje) tijdens de manoeuvre.
2.36
NLD_UD64295_1
Caméra de recul (X07 Ph2 - Renault)
ACHTERUITRIJCAMERA (2/2)
Deze functie is een extra hulp-
middel. De bestuurder moet
altijd opletten en blijft verant-
woordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
die tijdens het rijden zich kunnen voor-
doen: let dus altijd op of er een bewe-
gend obstakel is (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets) of een te klein of
smal obstakel is (grote steen, dun paal-
tje) tijdens de manoeuvre.
C
B
A
Bewegende tekening 3 (afhankelijk van
de auto).
Deze wordt in het blauw getoond op het mul-
timediascherm 2. Hij geeft de verplaatsings-
richting van de auto aan afhankelijk van de
stand van het stuurwiel.
Vaste tekening 4
De vaste tekening bestaat uit gekleurde
merktekens A, B en C die de afstand achter
de auto aangeven:
A (rood) op ongeveer 30 centimeter van
de auto;
B (geel) op ongeveer 70 centimeter van
de auto;
C (groen) op ongeveer 150 centimeter
van de auto.
4
3
Het scherm geeft een omgekeerd beeld, zoals in een spiegel.
De tekeningen zijn een op een horizontale ondergrond geprojecteerde weergave; houd
geen rekening met deze informatie in het geval van een verticaal of op de grond geplaatst
voorwerp.
De voorwerpen die op de rand van het scherm verschijnen kunnen vervormd zijn.
In geval van te veel licht (sneeuw, auto in de zon, enz.) kan het zicht van de camera ge-
stoord zijn. Als de achterklep open staat of niet goed gesloten is, verschijnt het controle-
lampje
op het instrumentenpaneel en, afhankelijk van de auto, worden de ca-
merabeelden niet meer weergegeven.
2
De tekening blijft staan en geeft de verplaat-
singsrichting van de auto aan als de wielen
in lijn zijn met de auto.
3.1
NLD_UD68906_2
Sommaire 3 (X07 Ph2 - Renault)
Hoofdstuk 3: Uw comfort
Ventilatieroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2
Automatische airconditioning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.4
Airconditioning: programmering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.8
Airconditioning: informatie en tips voor het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.10
Elektrische ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.12
Open dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.15
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.16
Opbergruimte, indeling interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.17
Asbak, Aansteker, Accessoireaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.21
Hoofdsteun achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.22
Achterbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.23
Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.24
Bagage-afdekplaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.25
Tafeltje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.25
Indeling bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.26
Vervoer van bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.27
Dakdragers, spoiler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.28
Multimedia uitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.29
aérateurs ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.2
NLD_UD64299_1
Aérateurs (sorties air) (X07 Ph2 - Renault)
Aérateurs
VENTILATIEROOSTERS (1/2)
3
8
5 61 2
7
1 Ontwasemingssleuf linker zijruit.
2 Ventilatierooster links.
3 Ontwasemingssleuven onder de
voorruit.
4 Centrale ventilatieroosters.
5 Ventilatierooster rechts.
6 Ontwasemingssleuf rechter zijruit.
7 Ventilatieroosters voeten.
8 Bedieningspaneel.
7
4
3.3
NLD_UD64299_1
Aérateurs (sorties air) (X07 Ph2 - Renault)
Linker en rechter
ventilatieroosters
Hoeveelheid lucht
Open het ventilatierooster 10 door op het
ventilatierooster (bij punt 11) te drukken tot
de gewenste opening bereikt is.
Richting
Richt de luchtstroom door het ventilatieroos-
ter aan de zijkant 10 te draaien.
Centrale ventilatieroosters
Richting
Beweeg de knoppen 9 in de gewenste
stand.
VENTILATIEROOSTERS (2/2)
10
11
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank enz.).
Risico van explosie of brand.
9
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pare-brise dégivrant...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
vitre arrière ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
pare-brise .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dégivrage/désembuage de pare-brise .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.4
NLD_UD64301_1
Air conditionné automatique (X07 Ph2 - Renault)
Air conditionné automatique
Wijzigen van de
ventilateursnelheid
Normaal zorgt het systeem automatisch
voor de juiste ventilateursnelheid om de
ingestelde temperatuur te bereiken en te
handhaven.
U kunt altijd de ventilatiesnelheid verhogen
of verlagen door aan de knop 6te draaien.
Regeling van de temperatuur
Draai de knop 2 afhankelijk van de ge-
wenste temperatuur.
Hoe verder u de knop rechtsom draait, hoe
warmer het wordt.
Bijzonderheid: ingesteld op de uiterste
waarden zorgt het systeem voor een maxi-
male productie van warme of koude lucht
(“18 °C” en “26 °C”).
Bedieningsknoppen
1 Automatische stand (afhankelijk van het
voertuig).
2 Regeling van de temperatuur van de
lucht.
3 Functie “helder zicht”.
4 Regeling van de luchtverdeling in het in-
terieur.
5 Aircoregeling (afhankelijk van het voer-
tuig).
6 Regeling van de ventilatiesnelheid.
7 Luchtkringloop.
8 Ontdooien/ontwasemen van de achterruit
en, afhankelijk van de auto, van de spie-
gels.
VERWARMING, AIRCONDITIONING (1/4)
2 3
7
5
8 6
Automatische werking
(afhankelijk van de auto)
De automatische airconditioning garan-
deert (met uitzondering van extreme geval-
len) een temperatuurcomfort in het interi-
eur en het helder houden van de ruiten, bij
een zo optimaal mogelijk brandstofverbruik.
Het systeem werkt op de ventilatiesnelheid,
de luchtverdeling, de luchtkringloop, het in-
schakelen of uitschakelen van de airconditi-
oning en de luchttemperatuur.
AUTO : optimaal bereiken van de gewenste
temperatuur afhankelijk van de omstandig-
heden buiten de auto. Druk op toets 1.
1 4
3.5
NLD_UD64301_1
Air conditionné automatique (X07 Ph2 - Renault)
Functie “helder zicht”
Druk op de toets 3, het ingebouwde contro-
lelampje brandt.
Met deze functie worden de voorruit, de
zijruiten voor, de achterruit en de buitenspie-
gels snel ontdooid en ontwasemd (afhanke-
lijk van de auto). Deze activeert automatisch
de airconditioning (afhankelijk van het voer-
tuig) en de ontdooifuncties op de achterruit.
Druk op de toets 8 om de werking van de
achterruitverwarming te stoppen, het inge-
bouwde controlelampje dooft.
U schakelt deze functie uit met een druk
op de toets 3 of 1.
VERWARMING, AIRCONDITIONING (2/4)
Ø
De lucht wordt hoofdzakelijk naar
alle ontwasemingsroosters, de
roosters van de zijruiten voorin en naar de
ontwasemingssleuven gevoerd.
½
De lucht wordt hoofdzakelijk naar
de ontwasemingsroosters in het
dashboard geleid.
¿
De lucht wordt voornamelijk naar
de voetenruimtes gevoerd.
Wijzigen van de verdeling van
de lucht in het interieur
Druk op een van de toetsen 4. het contro-
lelampje in de toets waarop u hebt gedrukt,
licht op.
U kunt beide standen tegelijk gebruiken door
op allebei de toetsen 4 te drukken.
8
3
Sommige toetsen hebben een inge-
bouwd controlelampje dat de staat van
de functie aangeeft.
4
1
3.6
NLD_UD64301_1
Air conditionné automatique (X07 Ph2 - Renault)
Achterruitverwarming
Druk op de knop 8: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden. De achterruit wordt
nu snel ontwasemd en de elektrische buiten-
spiegels worden verwarmd (afhankelijk van
de uitvoering).
U schakelt deze functie uit door opnieuw
op de toets 8 te drukken. De verwarming
schakelt na enige tijd automatisch uit.
VERWARMING, AIRCONDITIONING (3/4)
8
In- en uitschakelen van de
airconditioning
(afhankelijk van de auto)
Normaal schakelt het systeem automatisch
de airconditioning in of uit, afhankelijk van
de weersomstandigheden.
Druk op de toets 5 om de airconditioning
te stoppen; het ingebouwde controlelampje
licht op.
5
3.7
NLD_UD64301_1
Air conditionné automatique (X07 Ph2 - Renault)
VERWARMING, AIRCONDITIONING (4/4)
7
Luchtkringloop (afsluiten van de
buitenlucht) K
Deze functie wordt automatisch geregeld,
maar u kunt deze ook handmatig inschake-
len. In dat geval wordt de inschakeling be-
vestigd door het waarschuwingslampje in de
toets 7.
NB:
in de recirculatiestand wordt de lucht aan-
gevoerd vanuit het voertuig en zonder bij-
menging van buitenlucht teruggevoerd in
het interieur van het voertuig;
de lucht circuleert in het voertuig zonder
bijmenging van buitenlucht (wanneer het
buiten stinkt enz.);
de lucht circuleert in de auto om sneller
de gewenste temperatuur in het interieur
te bereiken.
Het ontwasemen/ontdooien heeft altijd
voorrang boven de luchtkringloop.
Handbediening
Druk op de knop 7: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden.
Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen
de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer
aanvriezen. Ook zal het in de auto, door
gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin-
ken.
Het wordt daarom aangeraden om terug te
gaan naar de automatische werkingsstand
door op de toets 7 te drukken zodra de lucht-
kringloop niet langer nodig is.
Om deze functie uit te schakelen, drukt u op-
nieuw op de toets 7.
Uitschakelen van het systeem
Draai de knop 6 naar “OFF” om het systeem
te stoppen. U schakelt het systeem weer in
door de knop 6 te draaien en de ventilatie-
snelheid in te stellen of door op de toets 1
te drukken.
1
6
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
programmation du chauffage,conditionne-
ment d’air ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage, conditionnement d’air : pro-
grammation................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.8
NLD_UD68899_2
Conditionnement d’air : programmation (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Conditionnement d’air : programmation
AIRCONDITIONING: programmeren (1/2)
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Bij warm en/of zonnig weer kan de tem-
peratuur binnenin de cabine heel snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Met draaiende motor en stilstaand voer-
tuig, op het multimediascherm 1 selecteert
u Instellingen > Voertuig > EV-programm. >
Airco 3.
Programmeren van de begintijd
van de functie
Druk op “Bewerken 2” om naar de comfortin-
stellingen te gaan.
U kunt meerdere comfortprogramma’s op-
slaan.
1
EV-programm.
OFF
AircoLading Calendar
Programma
Bewerken
3
L M M J V S D
L M M J V S D
2
A
Via dit menu kunt u de opgeslagen program-
ma’s in-/uitschakelen.
Selecteer de programmatijd 4 die u wilt wijzi-
gen om naar de instellingen te gaan.
NB:
– U kunt de comfortprogramma’s uitscha-
kelen door “OFF” in te drukken;
de minimale tijdsperiode tussen elk pro-
gramma is twee uur;
de ingestelde tijden verschijnen in
zone A.
Comfortprogramma’s
Comfortprogramma 1
06:00 AM L M M J V S D
09:00 AM L M M J V S D
Comfortprogramma 2
Klaar
om te
Klaar
om te
4
Comfortprogramma 3
3.9
NLD_UD68899_2
Conditionnement d’air : programmation (X07 - X07 Ph2 - Renault)
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Bij warm en/of zonnig weer kan de tem-
peratuur binnenin de cabine heel snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
AIRCONDITIONING: programmeren (2/2)
Activering van de
“Programmatie”
De functie wordt twee uur voor het gepro-
grammeerde tijdstip geactiveerd om een
comfortabele temperatuur te bereiken, als:
de motorkap is gesloten;
het laadniveau van de tractiebatterij is
hoger dan circa 30%;
de motor is uitgeschakeld.
Het controlelampje
wordt op het in-
strumentenpaneel weergegeven.
Onmiddellijk inschakelen van de
airconditioning
Het is mogelijk om de airconditioning onmid-
dellijk te starten als:
de motorkap is gesloten;
het laadniveau van de tractiebatterij is
hoger dan circa 30%;
de portieren gesloten en vergrendeld zijn;
de motor is uitgeschakeld.
Met draaiende motor en stilstaand voer-
tuig, op het multimediascherm 1 selecteert
u Instellingen > Voertuig > EV-programm. >
Airco 3. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
van het multimediasysteem voor meer infor-
matie.
Uitschakelen van de
airconditioning
De airconditioning schakelt zich automatisch
uit ongeveer 10 minuten na de geprogram-
meerde stoptijd.
De functie kan zich ook uitschakelen als:
het laadcontact wordt losgekoppeld;
het laadniveau van de tractiebatterij is
lager dan circa 25%.
Opmerking: elke wijziging die binnen twee
uur vóór een geprogrammeerde start is uit-
gevoerd, moet worden geannuleerd en op-
nieuw worden ingesteld om te worden ge-
registreerd.
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(page courante)
consommation de carburant ......................
(page courante)
3.10
NLD_UD68900_2
Air conditionné : informations et conseils utilisation (X07 Ph2 - Renault)
Storingen
Raadpleeg bij een storing altijd een merk-
dealer.
Minder goede werking van ontdooien,
ontwasemen of airconditioning.
Dit kan het gevolg zijn van een vervuild
patroon van het interieurfilter.
Geen gekoelde lucht.
Controleer of alle bedieningsorganen in
de juiste stand staan en de zekeringen
goed zijn. Als dit niet zo is moet u het sys-
teem stoppen.
Water onder de auto
Maak u zich niet ongerust als er condens-
water onder de auto druppelt, dit is normaal
na langdurig gebruik van de airconditioning.
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (1/2)
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank enz.).
Risico van explosie of brand.
Maak nooit de slangen van
de airconditioning los. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
Verbruik
Het is normaal dat het brandstofverbruik
hoger wordt (vooral in stadsverkeer) wan-
neer u de airconditioning gebruikt.
Voor auto’s met een airconditioning zonder
automatische werkstand, zet het systeem
uit, als u het niet meer nodig hebt.
Tips voor zuinig rijden en minder
luchtverontreiniging
Rijd met open ventilatierooster en gesloten
ruiten. Open bij zeer warm weer of als de
auto in de zon heeft gestaan enkele minuten
de portieren voordat u start, zodat de hete
lucht uit de auto kan ontsnappen.
Onderhoud
Raadpleeg voor de controle-intervallen het
onderhoudsdocument van uw auto.
Tips voor het gebruik
In sommige gevallen, (airconditioning uit,
luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid
nul of laag, enz.) kunnen de ruiten van de
auto beslaan.
Als de ruiten beslagen zijn, gebruikt u de
functie “helder zicht” om het doorzicht te
verbeteren; gebruik bij voorkeur de aircondi-
tioning in de automatische werkstand om het
beslaan te voorkomen.
Gebruik de airconditioning regelma-
tig, ook bij koud weer; laat de airco ten
minste eenmaal per maand gedurende
ongeveer 5 minuten draaien.
3.11
NLD_UD68900_2
Air conditionné : informations et conseils utilisation (X07 Ph2 - Renault)
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (2/2)
Het koelvloeistofcircuit (waarvan sommige
componenten hermetisch zijn afgesloten)
bevat fluorhoudende broeikasgassen.
Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol-
gende informatie vinden op sticker A in de
motorruimte.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie op sticker A zijn afhankelijk van de
auto.
Maak het airconditionings-
systeem nooit open. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.2.
Ñ
Type airconditioningsvloeistof
Type olie in de slangen van de
airconditioning
Ontvlambaar product
Raadpleeg het instructieboekje
Onderhoud
Hoeveelheid airconditio-
ningsvloeistof aanwezig
in de auto.
x,xxx kg
Global Warming Potential
oftewel aardopwar-
mingsvermogen (CO2-
equivalent).
GWP xxxxx
Hoeveelheid in gewicht
en CO2-equivalent.
CO2-
equivalent
x,xx t
A A A
lève-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.12
NLD_UD64303_1
Lève-vitres électriques / Lève-vitres impulsionnels / Lève-vitres manuels (X07 Ph2 - Renault)
Lève-vitres
RUITBEDIENING (1/3)
Druk of trek aan de schakelaar van een ruit
om hem omhoog of omlaag te zetten tot de
gewenste hoogte.
Vanaf de bestuurdersplaats bedient u de
schakelaar:
1 voor de bestuurderskant;
2 voor de passagierskant voor.
Druk vanaf de passagiersplaats voor op de
schakelaar 3.
1
2
3
Werking van de sneltoets
Afhankelijk van de auto is deze modus een
aanvulling op de hiervoor beschreven wer-
king van de elektrische ruitbediening. De be-
stuurdersruit kan hiermee worden uitgerust.
Duw de schakelaar 1 eventjes omlaag of
omhoog, zo ver als hij gaat: het raam wordt
geheel geopend of gesloten. Een actie op de
schakelaar stopt de werking van de ruit.
Opmerking: als de bestuurdersruit tijdens
het sluiten op weerstand stuit (bijvoorbeeld
een boomtak, enz.), stopt de ruit en zakt
daarna enkele centimeters.
Leg nooit iets op de bovenkant van een
halfgeopende ruit: risico van beschadi-
ging van de ruitbediening.
Deze systemen werken wanneer het con-
tact is ingeschakeld (“Aan”-positie M) of
nadat het contact is uitgeschakeld totdat het
bestuurdersportier wordt geopend (beperkt
tot ongeveer 3 minuten).
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Laat de sleutel of de afstands-
bediening nooit achter in de
auto, terwijl er een kind, een niet-auto-
nome volwassene of een dier achterblijft
- ook al is het maar heel even. Zij kunnen
zichzelf of anderen in gevaar brengen
door de motor te starten of apparatuur te
bedienen zoals de versnellingshendel of
de ruitbediening. In geval van beknelling
van een lichaamsdeel draait u direct de
bewegingsrichting van de ruit om door te
drukken op de betreffende schakelaar.
Gevaar van ernstige verwondingen.
Het sluiten van de ruiten kan
ernstige verwondingen veroor-
zaken.
3.13
NLD_UD64303_1
Lève-vitres électriques / Lève-vitres impulsionnels / Lève-vitres manuels (X07 Ph2 - Renault)
De elektrische ruitbediening
werkt niet.
De elektrische ruitbediening met één druk
op de knop heeft een thermische beveili-
ging: Als u de ruitschakelaar meer dan
zestien keer achter elkaar indrukt, schakelt
deze
de beveiligingsstand in (de ruit wordt geblok-
keerd).
Wat kunt u doen:
– gebruik de elektrische ruitbediening spaar-
zaam, door niet vaker dan eens per 30
seconden op de schakelaar te drukken;
– Bij draaiende motor wordt de ruit ontgren-
deld nadat de schakelaar van de elektri-
sche ruitbediening circa 20 minuten niet
is gebruikt.
RUITBEDIENING (2/3)
Storingen
Elektrische ruitbediening
Als het sluiten van de ruit niet goed werkt,
schakelt het systeem over op werking
zonder sneltoets: u kunt in dit geval de wer-
king herstellen door de schakelaar van de
betreffende ruit zo vaak te bedienen tot de
ruit geheel is gesloten (de ruit gaat stap voor
stap omhoog) en de schakelaar dan langer
dan drie secondes ingedrukt te houden (kant
sluiten) en daarna de ruit compleet te sluiten
om het systeem te resetten.
Indien nodig, raadpleeg uw merkdealer.
Wanneer u de ruiten sluit, moet
u erop letten dat er geen enkel
lichaamsdeel (arm, hand, enz.)
uit het voertuig steekt.
Gevaar van ernstige verwondingen.
3.14
NLD_UD64303_1
Lève-vitres électriques / Lève-vitres impulsionnels / Lève-vitres manuels (X07 Ph2 - Renault)
RUITBEDIENING (3/3)
Achterruiten
Om de ruit op een kier te zetten, beweegt
u handgreep 5 (beweging A) en blokkeert
u de handgreep door deze naar rechts te
duwen.
Controleer bij het sluiten of de ruit goed ver-
grendeld is.
5
A
Handbediende ruiten
Draai aan de slinger 4 om de ruit tot de ge-
wenste hoogte omlaag of omhoog te laten
gaan.
4
toit ouvrant .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.15
NLD_UD64304_1
Toit ouvrant à commande électrique (X07 Ph2 - Renault)
Toit ouvrant
OPEN DAK
1
Gedeeltelijk openen: druk op de scha-
kelaar 1 op de \ kant totdat deze de
gewenste kantelhoek bereikt.
Volledig openen: druk op de schake-
laar 1 op de
\ kant gedurende on-
geveer 6 seconden.
Sluiten: druk op de schakelaar 1 op de
[ kant gedurende ongeveer 6 secon-
den.
Opmerking: het schuifdak kan alleen
worden geopend of gesloten als de voertuig-
snelheid lager is dan 110 km/u.
Voorzorgsmaatregelen voor het
gebruik
– Controleer of het schuifdak goed is ge-
sloten wanneer u uw voertuig verlaat;
– reinig het afdichtrubber eens per drie
maanden met een door onze technische
diensten goedgekeurd product;
– open het schuifdak niet onmiddellijk na
een regenbui of een wasbeurt;
voertuig met dakdragers:
Het gebruik van het open dak wordt af-
geraden.
Controleer voordat u het schuifdak ge-
bruikt, de objecten en/of accessoires
(fietsdragers, dakkoffers, enz.) op de
dakdragers: deze moeten op de juiste
wijze zijn geplaatst en vastgemaakt en
mogen de beweging van het schuifdak
niet hinderen.
Raadpleeg een merkdealer voor meer
informatie over de verschillende toepas-
singsmogelijkheden.
Storingen
Als het dak niet wil sluiten, raadpleeg dan
een merkdealer.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Verlaat uw auto nooit met de
sleutel in het contact terwijl er
een kind, een niet-autonome volwas-
sene of een dier achterblijft, ook al is het
maar heel even.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door de motor te starten, door
organen te bedienen zoals bijvoorbeeld
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen.
In geval van beknelling, draait u direct de
bewegingsrichting om met behulp van
schakelaar 1 op
\.
Gevaar van ernstige verwondingen.
éclairage :
intérieur ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plafonnier ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
spots d’éclairage........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.16
NLD_UD64305_1
Eclairage intérieur (X07 Ph2 - Renault)
Éclairage intérieur
Het ontgrendelen en het openen van de
portieren en de achterklep zorgen voor
het tijdelijk branden van het plafond-
lampje en van de binnenverlichting.
Verlichting bagageruimte 2
Deze gaat branden bij het openen van de
bagageruimte.
Binnenlicht
Met de schakelaar 1, kunt u kiezen voor:
een constant brandende verlichting;
– een verlichting die gaat branden als de
auto wordt ontgrendeld of een van de
portieren wordt geopend. Deze dooft als
de betreffende portieren goed gesloten
zijn en na enige tijd;
het onmiddellijk uitgaan.
BINNENVERLICHTING
1
2
Wanneer de portieren correct gesloten
zijn, doven het binnenlicht en de andere
lichten bij het vergrendelen of starten
van de motor.
rangements................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
vide-poches ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
boîte à gants ..............................................
(page courante)
aménagements ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.17
NLD_UD68901_2
Rangements / Aménagements habitacle (X07 Ph2 - Renault)
Rangements, aménagements habitacle
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In
geval van plotseling remmen
zouden deze onder de peda-
len terecht kunnen komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
Opbergruimte in voorportieren 1
Hierin past een fles van 1,5 liter.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/4)
1
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht of bij plotse-
ling remmen.
Dashboardkastje
Open het dashboardkastje door de hand-
greep 2 omhoog te trekken.
De klep is uitgerust met opbergruimtes.
2
3
Verstelbare opbergruimte
middenconsole 3
U kunt een verdeler 3 gebruiken om de op-
bergruimte in de middenconsole aan te
passen (er zijn diverse opties beschikbaar,
afhankelijk van de positie van de verdeler in
de pasgroeven 4). Als u de verdeler liever
niet gebruikt, kunt u deze verwijderen door
deze omhoog te trekken en vervolgens in de
daarvoor geboden ruimte in de mat van de
opbergruimte in de middenconsole te plaat-
sen 5.
4
5
3.18
NLD_UD68901_2
Rangements / Aménagements habitacle (X07 Ph2 - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/4)
Opbergruimte van het
achterportier 6
In de opbergruimte past een fles van 1,5 liter.
6
Blikjeshouder 7
Hierin passen de losse asbak, blikjes, enz.
Let op bij het accelereren of
het rijden in een bocht, dat de
inhoud van de beker of het
blikje niet over de rand stroomt.
Risico van verwondingen als de vloeistof
warm is en/of vlekken.
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht of bij plotse-
ling remmen.
7
3.19
NLD_UD68901_2
Rangements / Aménagements habitacle (X07 Ph2 - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/4)
Opbergruimte zonneklep 9
(afhankelijk van de auto)
Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een
tolweg) bevestigen.
9
Opbergruimte onder
achterbank 8
(afhankelijk van de auto)
8
Zonneklep voor
Laat de zonneklep 10 zakken.
Make-upspiegel
(afhankelijk van de auto)
Til het deksel 11. omhoog
Tijdens het rijden moet het klepje van
de make-up spiegel gesloten zijn. Risico
van verwonding.
10
11
3.20
NLD_UD68901_2
Rangements / Aménagements habitacle (X07 Ph2 - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/4)
Handgreep passagier 12
(afhankelijk van de auto)
Hieraan kan men zich vasthouden tijdens
het rijden. Gebruik deze niet om u aan vast
te houden bij het inof uitstappen.
12
Let op bij het accelereren of
het rijden in een bocht, dat de
inhoud van de beker of het
blikje niet over de rand stroomt.
Risico van verwondingen als de vloeistof
warm is en/of vlekken.
allume-cigares ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prise accessoires .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.21
NLD_UD64307_1
Prise accessoires (X07 Ph2 - Renault)
Accessoireaansluiting 1
Deze is bedoeld voor aansluiting van acces-
soires die zijn goedgekeurd door onze tech-
nische dienst.
Cendrier, allume-cigares, prise accessoires
ACCESSOIREAANSLUITING
Sluit alleen accessoires aan
met een vermogen van maxi-
maal 120 watt (12 V).
Als verschillende accessoire-
aansluitingen tegelijk worden gebruikt,
mag het totale vermogen van de aan-
gesloten accessoires niet meer zijn dan
180 watt.
Risico van brand.
1
appuis-tête .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.22
NLD_UD64308_1
Appuis-tête arrière (X07 Ph2 - Renault)
Appuis-tête arrière
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan, dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld. De boven-
kant van de hoofdsteun moet op gelijke
hoogte zijn met de kruin.
Verwijderen van de hoofdsteun
Zet de hoofdsteun geheel omhoog, druk
daarna op de knop A en verwijder de hoofd-
steun.
Kantel de rugleuning zo nodig naar voren
om de hoofdsteun te verwijderen. 3.23.
Hoofdsteun terugplaatsen
Steek de poten in de geleiders en druk de
hoofdsteun omlaag tot hij blokkeert om hem
in de hoogste stand te gebruiken. Controleer
de vergrendeling.
Gebruiksstand
Zet de hoofdsteun geheel omhoog om hem
in de hoogste stand te gebruiken. Controleer
de vergrendeling.
Opbergstand
Druk op de knop A in en laat de hoofdsteun
helemaal zakken.
De hoofdsteun in de onderste stand is
een opbergstand en alleen toegestaan
als de hoofdsteun niet gebruikt wordt.
Indien er een passagier op de stoel zit, mag
de hoofdsteun niet in de onderste stand ge-
bruikt worden.
HOOFDSTEUN ACHTER
A
banquette arrière .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges arrière
Fonctionnalités .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.23
NLD_UD64309_1
Banquette arrière : fonctionnalités (X07 Ph2 - Renault)
Banquette arrière
ACHTERBANK
B
Rugleuning neerklappen
Schuif de voorstoelen voldoende naar voren.
Zet de hoofdsteunen zo laag mogelijk.
Plaats de autogordels in hun houder A.
Trek aan de bovenkant van het lipje 1 en laat
de rugleuning zakken B.
Om de rugleuning terug te plaatsen,
gaat u in omgekeerde volgorde te werk.
Controleer of de rugleuning goed vergren-
deld is.
Zet de rugleuning weer omhoog en klik deze
vast tegen zijn steun.
Het volume van de bagageruimte vergro-
ten (afhankelijk van het voertuig)
De rugleuning kan rechtop worden geplaatst
om het volume van de bagageruimte te ver-
groten:
trek aan het lipje (1) en laat de rugleuning
zakken (B);
Til de hendel op 2;
zet de rugleuning (B) omhoog en klik ze
op de stang (2), zorg ervoor dat ze goed
vergrendeld is.
Naar de beginstand terugkeren:
trek aan het lipje (1) en laat de rugleuning
zakken (B);
laat de stang (2) neer tot de aanslag;
zet de rugleuning (B) omhoog en contro-
leer of ze goed vergrendeld is.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Zorg dat tijdens het bewegen
van de achterstoelen, er niets
het verankeren kan hinderen
(lichaamsdeel, dier, steentje,
doek, speelgoed, enz.).
Controleer na het terugkan-
telen van de rugleuning of
deze weer goed is vergrendeld.
Als u stoelhoezen gebruikt,
moet u opletten dat deze de vergrende-
ling van de rugleuning niet belemmeren.
Let op de juiste stand van de autogor-
dels.
Plaats de hoofdsteunen terug.
1
A
2
1
2
B
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.24
NLD_UD64310_1
Coffre à bagages (X07 Ph2 - Renault)
Coffre à bagages
Met de hand openen van
binnenuit
Bij een elektrische storing kunt u de achter-
klep met de hand van binnenuit openen:
kantel de rugleuningen van de achter-
bank naar voren, zodat u in de bagage-
ruimte kan komen.
steek een potlood of iets dergelijks in de
holte 5 en verschuif het geheel zoals op
de tekening aangegeven is;
duw tegen de achterklep om hem te
openen.
BAGAGERUIMTE
Openen
Zonder afstandsbediening
Druk bij ontgrendelde portieren op de knop 1
en trek de achterklep 2 omhoog.
Met afstandsbediening
Druk met al dan niet ontgrendelde portieren
op de knop 3 op de afstandsbediening totdat
de bagageruimte iets opengaat.
In dat geval is de achterklep altijd ontgren-
deld bij het sluiten: denk eraan om de auto te
vergrendelen voordat u hem verlaat.
4
Sluiten
Trek de achterklep omlaag, waarbij u eerste
gebruik kunt maken van de handgreep 4 in
de klep.
De motor bevindt zich onder de mat van
de bagageruimte, schuif niets of berg
niets op onder de mat van de bagage-
ruimte.
3
1
Het aansluiten van een drager
(fietsdrager, bagagekoffer,
enz.) die rust op de achterklep
is verboden. Om een drager te
installeren op uw auto, neemt u contact
op met een merkdealer.
5
2
tablette arrière ...........................................
(page courante)
cache-bagages ..........................................
(page courante)
3.25
NLD_UD64311_1
Tablette arrière/Cache-bagages (X07 Ph2 - Renault)
Cache-bagages
Tablette arrière
TAFELTJE
Tafeltje 2
De hoedenplank komt automatisch omhoog
als de achterklep geopend wordt.
Verwijderen
Maak de twee koordjes los 1;
trek de hoedenplank naar u toe.
Terugplaatsen
Monteer de hoedenplank in omgekeerde
volgorde van losmaken.
2
1
Leg geen zware of harde voor-
werpen op de bagage-afdek-
king. Bij plotseling remmen
of in geval van een ongeluk
kunnen rondslingerende spullen de inzit-
tenden in gevaar brengen.
coffre à bagages ........................................
(page courante)
3.26
NLD_UD64312_1
Aménagements coffre à bagages (X07 Ph2 - Renault)
Aménagement coffre à bagages
INDELING BAGAGERUIMTE
Bevestigingshaken
Bevestigingspunten 2.
Als uw auto geen bevestigingshaken
heeft, kunt u deze bij uw merkdealer
kopen.
2
Opbergriem oplaadkabel
Gebruik de riem 1 om de kabel vast te
maken en op te bergen nadat u deze hebt
opgerold.
De motor bevindt zich onder de baga-
geruimte, schuif niets of berg niets op
onder de mat van de bagageruimte.
1
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’objets
dans le coffre .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anneaux d’arrimage ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.27
NLD_UD64313_1
Transport d’objets dans le coffre (X07 Ph2 - Renault)
Transport d’objets dans le coffre
De zwaarste voorwerpen
plaatst u zo laag mogelijk op de
laadvloer. Zet de lading indien
mogelijk vast aan de bevesti-
gingspunten 1 (indien aanwezig) op de
vloer van de laadruimte. De lading moet
zo geplaatst zijn dat niets naar voren op
de passagiers geslingerd kan worden als
de bestuurder plotseling moet remmen.
Maak de autogordels van de zitplaatsen
achter vast, ook als deze niet bezet zijn.
VERVOER VAN BAGAGE
Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen
met hun langste zijde steunen tegen ofwel:
– de rugleuning van de achterbank bij de
normale belading (voorbeeld A);
de rugleuningen van de voorstoelen met
de rugleuningen van de achterstoelen
neergeklapt als u grote voorwerpen moet
vervoeren (geval B).
Als u voorwerpen op de neergeklapte rug-
leuning wilt plaatsen, moet u eerst de hoofd-
steunen verwijderen voordat u de rugleuning
neerklapt, zodat de rugleuning zo dicht moge-
lijk tegen het zitkussen kan kantelen.
B
A
1
barres de toit..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
galerie
barres de toit ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.28
NLD_UD64314_1
Barres de toit / Becquet (X07 Ph2 - Renault)
Spoiler ABevestigingspunten vrijmaken
Open de portieren om bij de inzetstukken
voor de bevestiging 1 te kunnen komen.
Raadpleeg een merkdealer voor het
kiezen van de uitrusting die aangepast
is aan uw auto.
Montage moet gebeuren volgens de
montagevoorschriften van de fabrikant.
Het is raadzaam deze voorschriften bij
uw instructieboekje te bewaren.
Maximale dakbelasting: 60 kg (inclu-
sief dragende delen).
Voorzorgsmaatregelen voor het
gebruik
Gebruik van de achterklep
Voordat u de achterklep opent, controleert
u de objecten en/of accessoires (fietsenrek,
dakkoffer enzovoort) die zijn bevestigd op
de dakdragers: deze moeten juist zijn ge-
plaatst en vastgemaakt en mogen er niet
voor zorgen dat de achterklep niet helemaal
open kan.
Barres de toit, becquet
DAKDRAGERS, SPOILER
Als de dakdragers, die goed-
gekeurd zijn door onze techni-
sche dienst, geleverd worden
met bouten, gebruik dan uit-
sluitend deze voor het bevestigen van
de dakdragers op de auto.
A
1
Om veiligheidsredenen is het
verboden voorwerpen en/of ac-
cessoires op de spoiler of de
achterklep van de auto te be-
vestigen.
Risico op verwondingen bij het breken
van de glazen achterklep of de spoiler.
commande intégrée de téléphone mains-li-
bres............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
équipements multimédia............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
téléphone ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de navigation ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radio...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.29
NLD_UD64315_1
Equipement multimédia (X07 Ph2 - Renault)
De aanwezigheid en de plaats van deze uit-
rustingen zijn afhankelijk van de auto.
1 Multimediascherm;
2 bediening bij het stuurwiel;
3 spraakcommando;
4 multimedia-aansluitingen;
5 microfoon;
6 telefoonhouder;
7 multimedia-aansluitingen.
Équipement multimédia
Gebruik van de telefoon
Houd u altijd aan de wettelijke
voorschriften met betrekking
tot het gebruik van dit appa-
raat.
MULTIMEDIA-UITRUSTING
1
5
2
3
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van
het multimediasysteem voor meer infor-
matie.
7
6
4
3.30
NLD_UD64353_1
Filler NU (X07 Ph2 - Renault)
4.1
NLD_UD68907_2
Sommaire 4 (X07 Ph2 - Renault)
Hoofdstuk 4: Onderhoud
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2
Peilen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.4
koelvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.4
remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.5
ruitensproeierreservoir . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.6
Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.6
12 V-hulpaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.7
Uw bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.9
Motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.11
Onderhoud van de carrosserie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.12
Onderhoud van de bekleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.15
capot avant ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.2
NLD_UD64321_1
Capot avant (X07 Ph2 - Renault)
Trek de lipjes (3) tot de aanslag om de mo-
torkap te ontgrendelen.
Capot avant
Veiligheidshaak van de
motorkap
Verwijder de kap van het slot 1 (afhankelijk
van de uitrusting).
Steek de autosleutel in het slot 2 en draai
de sleutel om.
MOTORKAP (1/2)
Motorkap openen
Trek door de motorkap naar voren te
schuiven (beweging A) tot de aanslag;
Til het door het naar voren te trekken (be-
weging B).
Bij werkzaamheden onder de motorkap kan de motorkap heet zijn. Bovendien kan
de ventilateurmotor onverwacht gaan draaien.
Verwondingsgevaar
A
Voor uw veiligheid mag u de
bevestigingsriemen van de mo-
torkap niet losmaken.
Risico van een val van de
motorkap op het wegdek.
B
1
2
3
4.3
NLD_UD64321_1
Capot avant (X07 Ph2 - Renault)
MOTORKAP (2/2)
Sluiten van de motorkap
Schuif de motorkap naar achteren tot hij sluit
(beweging C).
Bij een botsing, zelfs een lichte,
tegen de grille of de motorkap
moet u zo snel mogelijk het
vergrendelingssysteem van
de motorkap laten controleren door een
merkdealer.
C
Vergrendeling van de motorkap
Druk de lipjes 3 zo ver mogelijk in: de rode
markeringen D mogen niet meer zichtbaar
zijn.
1
2
3
3
D
Steek de autosleutel in het slot 2 en draai
de sleutel om.
Plaats de kap van het slot 1 (afhankelijk van
de uitrusting) op de juiste manier terug, zie
afbeelding.
Controleer de vergrendeling
van de kap.
Controleer of niets de vergren-
deling belemmert (steentje,
doek, enz.).
Kom niet onder de motorkap
terwijl het voertuig wordt opge-
laden of terwijl het contact is in-
geschakeld.
niveaux ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
liquide de refroidissement moteur .............
(page courante)
réservoir
liquide de refroidissement ....................
(page courante)
niveaux :
liquide de refroidissement ....................
(page courante)
4.4
NLD_UD64322_1
Niveau / Filtres (X07 Ph2 - Renault)
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Regelmatige controle van het peil
Controleer regelmatig het peil van de
koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha-
digen door een gebrek aan koelvloeistof).
Vul uitsluitend bij met door onze technische
dienst goedgekeurde producten die zorgen
voor:
bescherming tegen bevriezen;
een bescherming tegen corrosie van het
koelcircuit.
Niveaux
liquide de refroidissement moteur
Zolang de motor warm is,
mogen er geen werkzaamhe-
den aan de motor en het koel-
systeem worden uitgevoerd.
Risico van brandwonden.
Koelvloeistof
Controleer het peil op een vlakke onder-
grond met uitgeschakelde motor. Het peil bij
koude motor moet tussen de markeringen
MINI en MAXI op het reservoir 1 liggen.
Vul bij koude motor bij, voordat het peil be-
neden het “MINI”-merkteken is gedaald.
PEILEN, FILTERS (1/3)
1
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap, of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
Voor uw veiligheid mag u de
bevestigingsriemen van de mo-
torkap niet losmaken.
Risico van een val van de
motorkap op het wegdek.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.2.
Kom niet onder de motorkap
terwijl het voertuig wordt opge-
laden of terwijl het contact is in-
geschakeld.
liquide de freins .........................................
(page courante)
niveaux :
liquide de frein .....................................
(page courante)
réservoir
liquide de freins ....................................
(page courante)
4.5
NLD_UD64322_1
Niveau / Filtres (X07 Ph2 - Renault)
liquide de freins
Peil 2
Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt
met het slijten van de remblokken maar het
mag nooit beneden de waarschuwingslijn
“MINI" komen.
Als u zelf de slijtage van de schijf en trom-
mel wilt controleren, vraagt u de brochure
met uitleg over de controlemethode op bij
het netwerk of de website van de fabrikant.
Vullen
Na werkzaamheden aan het hydraulische
circuit moet de remvloeistof worden vervan-
gen door een deskundige.
Gebruik hiervoor uitsluitend door onze tech-
nische dienst goedgekeurde remvloeistof uit
een verzegelde verpakking.
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Remvloeistofpeil
Controle van het peil moet bij stilstaande
motor en op horizontale ondergrond plaats-
vinden.
Controleer regelmatig het peil van de rem-
vloeistof en zeker als u bij het remmen een
verschil, hoe gering ook, opmerkt.
PEILEN, FILTERS (2/3)
2
Bij werkzaamheden onder de
motorkap kan de motorkap
heet zijn. Bovendien kan de
ventilateurmotor onverwacht
gaan draaien.
Verwondingsgevaar
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen.
réservoir
lave-vitres ............................................
(page courante)
niveaux :
réservoir lave-vitre ...............................
(page courante)
filtre :
habitacle ..............................................
(page courante)
4.6
NLD_UD64322_1
Niveau / Filtres (X07 Ph2 - Renault)
réservoir lave-vitres
Filtres
Filters
Het vervangen van de filters (cabinefilter,
enz.) maakt deel uit van het onderhoudspro-
gramma van uw voertuig.
Interval voor het vervangen van de fil-
ters: raadpleeg het onderhoudsdocument
van uw auto.
ruitensproeierreservoir
Vullen
Met stilstaande motor:
open de dop 3;
trek de uittrekbare goot omhoog tot de
aanslag;
vul bij tot u de vloeistof ziet;
duw de goot weer in door erop te drukken
en zet de dop er weer op.
Vloeistof
Product voor ruitensproeiers (‘s winters met
speciale antivries).
PEILEN, FILTERS (3/3)
3
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
Zolang de motor warm is,
mogen er geen werkzaamhe-
den aan de motor en het koel-
systeem worden uitgevoerd.
Risico van brandwonden.
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen.
Voor uw veiligheid mag u de
bevestigingsriemen van de mo-
torkap niet losmaken.
Risico van een val van de
motorkap op het wegdek.
Bij werkzaamheden onder de
motorkap kan de motorkap
heet zijn. Bovendien kan de
ventilateurmotor onverwacht
gaan draaien.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.2.
batterie.......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.7
NLD_UD64323_1
Batterie (X07 Ph2 - Renault)
De accu vervangen 1
Omdat dit een ingewikkelde ingreep is, ad-
viseren wij dit over te laten aan een merk-
dealer.
Deze bevindt zich onder de motorkap en
vraagt geen onderhoud. U mag de accu
niet openen of er vloeistof aan toevoe-
gen.
Batterie secondaire 12 volts
12 V-HULPACCU (1/2)
De accu bevat zwavelzuur.
Vermijd daarom contact met
de ogen, de huid of kleding.
Bij onverhoopt contact spoe-
len met veel water. Indien nodig een arts
raadplegen. Houd open vuur, gloeiende
voorwerpen en vonken verwijderd van
de accu: explosiegevaar.
Bij werkzaamheden onder de
motorkap kan de motorkap
heet zijn. Bovendien kan de
ventilateurmotor onverwacht
gaan draaien.
Verwondingsgevaar
1
Voor uw veiligheid mag u de
bevestigingsriemen van de mo-
torkap niet losmaken.
Risico van een val van de
motorkap op het wegdek.
Voor uw veiligheid en de
goede werking van de elektri-
sche uitrusting van het voer-
tuig (verlichting, ruitenwissers,
rembekrachtiging, enz.), moeten alle
werkzaamheden aan de 12V-hulpaccu
(uitbouwen, loskoppelen, enz.) ver-
plicht worden uitgevoerd door een ge-
specialiseerd vakman.
Risico op brandwonden door elektrische
schokken.
U moet zich verplicht houden aan
de vervangingsintervallen die worden
aangegeven in het onderhoudsboekje
zonder deze te overschrijden.
Omdat de accu van een speciaal type is,
moet u deze vervangen door een gelijk-
waardige accu.
Roep de hulp in van een merkdealer
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.8
NLD_UD64323_1
Batterie (X07 Ph2 - Renault)
12 V-HULPACCU (2/2)
Kom niet onder de motorkap
terwijl het voertuig wordt opge-
laden of terwijl het contact is in-
geschakeld.
Om uw auto niet te beschadigen, is het
verboden om de 12 V-hulpaccu op te
laden met behulp van:
een lader van een externe accu;
een accu van een andere auto.
Doe beroep op een merkdealer.
Het is verboden de
12 V-hulpaccu los te koppelen.
Risico op brandwonden door
elektrische schokken.
2
A
2
3 4
567
Sticker A
Houd u aan de indicaties op de accu:
2 open vuur en roken verboden;
3 oogbescherming verplicht;
4 op afstand van kinderen houden;
5 explosieve stoffen;
6 zie de handleiding van de auto;
7 corrosieve stoffen.
Gebruik uw elektrische auto niet om
de 12 V-accu van een andere auto op
te laden. Het vermogen van 12 volt van
een elektrische auto is daarvoor onvol-
doende. Risico van beschadiging van de
auto.
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.9
NLD_UD64324_1
Pressions de gonflage des pneumatiques (X07 Ph2 - Renault)
Pressions de gonflage des pneumatiques
BANDENSPANNING (1/2)
B: maat van de voorbanden van de auto.
C: maat van de achterbanden van de auto.
D: aanbevolen bandenspanning vooraan.
E: aanbevolen bandenspanning achteraan.
A
D
E
B
C
Sticker A
Open het bestuurdersportier om het te lezen.
De bandenspanning dient bij koude banden
te worden gecontroleerd.
Als de bandenspanning niet kan worden
gecontroleerd wanneer de banden koud
zijn, moet u de druk verhogen van 0,2 naar
0,3 bar (of 3 PSI). Verlaag nooit de span-
ning van een warme band.
A
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.15.
Na elke aanpassing van de bandenspanning
op een band, moet u de referentiewaarde
voor de bandenspanning resetten. 2.15.
Voor auto’s gebruikt bij
maximale belasting (max.
toegelaten totaalmassa)
De maximumsnelheid is 100
km/uur en de bandenspanning moet
worden verhoogd met 0,2 bar.
6.5
Kans op klapband.
4.10
NLD_UD64324_1
Pressions de gonflage des pneumatiques (X07 Ph2 - Renault)
BANDENSPANNINGEN (2/2)
De veiligheid van de banden en de mon-
tagevoorschriften van de ketting: voor in-
formatie over het onderhoud en, afhankelijk
van de uitvoering van de auto, het gebruik
van sneeuwkettingen. 5.6.
Voor uw veiligheid en voor de
naleving van de geldende we-
tgeving.
Als de banden moeten worden
vervangen, dan mag dit alleen gebeuren
met even grote banden van hetzelfde
merk, hetzelfde type en dezelfde struc-
tuur op eenzelfde profiel.
Ze moeten: ten minste hetzelfde laad-
vermogen en dezelfde maximumsnel-
heid als de oorspronkelijke banden
hebben, ofwel voldoen aan de door
de merkdealer gestelde eisen.
Indien u deze instructies niet respec-
teert, kunt u uw veiligheid in gevaar
brengen en is uw auto mogelijk niet
conform de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over
de auto.
trappe d’accès moteur ...............................
(page courante)
moteur
accès ...................................................
(page courante)
4.11
NLD_UD64318_1
Trappe moteur (X07 Ph2 - Renault)
Compartiment moteur
Motorruimte
Neem voor elke werkhandeling in de motor-
ruimte onder het tapijt A contact op met een
erkende dealer.
MOTORRUIMTE
A
De motor bevindt zich onder de baga-
geruimte, schuif niets of berg niets op
onder de mat van de bagageruimte.
Het elektrisch systeem van het
voertuig werkt op 400 volt.
Elke interventie of wijziging
aan het elektrische systeem
van 400 volt van de auto (componen-
ten, kabels, connectoren, tractiebatterij)
is vanwege de veiligheidsrisico’s streng
verboden. Roep de hulp in van een
merkdealer.
Risico op ernstige brandwonden of
mogelijk dodelijke elektrische schok-
ken.
entretien :
carrosserie ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lavage ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
peinture
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
protection anticorrosion .............................
(page courante)
4.12
NLD_UD64325_1
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (X07 Ph2 - Renault)
Entretien de la carrosserie
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/3)
Wat u moet doen
Was uw auto regelmatig, met de motor uit,
met door onze technische diensten geselec-
teerde shampoos (nooit met schuurmidde-
len). Sproei vooraf grondig schoon:
aanslag van boomhars en luchtverontrei-
niging;
modder uit de wielkuipen en onder de bo-
demplaat die anders lange tijd het vocht
kunnen vasthouden;
de uitwerpselen van vogels, die een
chemische reactie met de lak veroorza-
ken waardoor deze snel kan ontkleuren
en zelfs kan loslaten;
Deze vlekken moet u meteen wegwas-
sen, want zij kunnen later niet meer door
poetsen worden verwijderd;
zout, dat vooral in de wielkuipen en onder
de bodemplaat achterblijft na te hebben
gereden op wegen waar gestrooid is.
Ontdoe de auto regelmatig van plantenres-
ten (hars, bladeren enz.).
Een goed onderhouden auto gaat langer
mee. Daarom wordt aangeraden de buiten-
kant van de auto regelmatig te onderhou-
den.
Uw voertuig heeft een zeer effectieve anti-
corrosiebehandeling ondergaan. Toch staat
hij bloot aan de invloed van verschillende in-
stellingen.
Agressieve stoffen in de lucht
Luchtverontreiniging (in steden en in in-
dustriegebieden);
zilte lucht langs de kust, vooral bij warm
weer;
wisselende klimaatinvloeden en verande-
ringen in de vochtigheidsgraad (wegen-
zout in de winter, water waarmee de weg
wordt schoongespoeld enz.).
Kleine beschadigingen in het dagelijks
gebruik
Schurende stoffen
Stof in de lucht, zand, modder, opspattende
steentjes, enz.
Er zijn een aantal maatregelen nodig om de
hierboven genoemde gevaren te bestrijden.
Houd rekening met lokale voorschriften
inzake het wassen van een auto (bv. niet op
de openbare weg).
Houd bij het rijden op pas geasfalteerde
wegen afstand van de andere auto’s om be-
schadiging van lak en ruiten door opspat-
tend grind te voorkomen.
Kleine beschadigingen van de lak moet
u snel herstellen of laten herstellen zodat
roest ook daar geen kans krijgt.
Laat uw merkdealer regelmatig de carrosse-
rie inspecteren als de auto een plaatwerk-
garantie heeft. Raadpleeg het onderhouds-
document.
Bewegende delen of mechanische organen
moeten na reiniging altijd met een door onze
technische dienst goedgekeurd product op-
nieuw worden beschermd.
Bij de merkdealer vindt u een uitgebreid
gamma speciale onderhoudsproducten.
4.13
NLD_UD64325_1
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (X07 Ph2 - Renault)
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/3)
Ontvetten of reinigen met
behulp van een hoge-
drukreiniger of sproeipro-
ducten die niet door onze
technische dienst zijn goed-
gekeurd.
mechanische delen (bijv. de motor-
ruimte);
wielen (bijv. remsysteemcomponenten
zoals remklauwen);
ondergedeelte carrosserie (locatie van
de 400V-tractieaccu);
scharnierende delen (bijv. aan de portie-
ren);
oplaadklep;
gelakte plastic delen aan de buitenkant
(bijv. bumpers).
Hierdoor kunnen oxidatie of storingen ont-
staan.
Wat u niet moet doen
De auto wassen in felle zon of als het vriest.
Vuil of insectenresten wegkrabben, zonder
ze eerst met water los te weken.
De auto verwaarlozen zodat vuil zich kan
ophopen.
Kleine beschadigingen niet (laten) bijwer-
ken.
Verwijder geen vlekken met oplosmiddelen
die niet door onze technische dienst worden
aanbevolen. De lak kan hierdoor worden
aangetast.
Vaak door sneeuw en modder rijden zonder
de auto te wassen, met name de wielkuipen
en de bodemplaat.
4.14
NLD_UD64325_1
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (X07 Ph2 - Renault)
Rijden door een wasstraat
Zet de schakelaar van de ruitenwisser terug
in de ruststand. 1.88. Controleer de be-
vestiging van de uitrusting aan de buiten-
kant, extra lampen, achteruitkijkspiegels en
zet de ruitenwisserbladen vast met tape.
Verwijder de spriet van de radioantenne
indien uw auto hiermee is uitgerust.
Denk eraan na het wassen het tape te ver-
wijderen en de antenne terug te plaatsen.
Bijzonderheid van auto’s met
matte lak
Voor dit type lak moeten bepaalde voor-
zorgsmaatregelen worden genomen.
Wat u moet doen
Was het voertuig met ruim water en gebruik
daarbij een zachte doek, zachte spons enz.
Wat u niet moet doen
Producten op basis van was gebruiken (op-
wrijven).
Te hard wrijven.
De auto wassen in een wasstraat.
Stickers op de lak plakken (risico op achter-
blijvende resten).
De auto reinigen met een
hogedrukreiniger.
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (3/3)
Reinigen van de koplampen,
de opname-elementen en de
camera’s
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen.
Bevochtig als dit niet voldoende is de doek
dan met een sopje en spoel altijd af met een
zachte doek of watten.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig met een
droge en zachte doek.
Gebruik geen reinigingsmiddelen met al-
cohol of gereedschap zoals een ijskrab-
ber.
Wassen van de auto
Reinig de motorruimte, de op-
laadaansluiting en de tractie-
batterij nooit met een hoge-
drukreiniger.
Risico van beschadiging van het elek-
trische circuit.
Reinig de auto nooit als deze wordt op-
geladen.
Risico van mogelijk dodelijke elektri-
sche schokken.
entretien :
garnitures intérieures ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
garnitures intérieures
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
nettoyage :
intérieur véhicule ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.15
NLD_UD64326_1
Entretien des garnitures intérieures (X07 Ph2 - Renault)
Entretien des garnitures intérieures
Ruiten van instrumenten
(bijv. instrumentenpaneel, klok, buitenther-
mometer, enz.)
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen.
Als dat onvoldoende is, gebruik dan een in
zeepsop gedrenkte doek (of poetskatoen)
en veeg daarna de ruit met een andere
vochtige doek of poetskatoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met
een droge en zachte doek.
Gebruik geen producten met alcohol en/
of spuit vloeistoffen in dit gebied.
Autogordels
Deze moeten goed schoon worden gehou-
den.
Gebruik producten die door de merkdealer
worden geleverd of lauw zeepsop en een
spons; veeg daarna de gordels droog met
een doek.
Gebruik geen wasmiddelen of kleurstof-
fen omdat deze de gordels kunnen aan-
tasten.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2)
Textiel (stoelen,
deurbekleding ...)
Stofzuig het textiel regelmatig.
Vloeistofvlekken
Gebruik zeepsop.
Absorbeer de vlek of duw er lichtjes op (nooit
wrijven) met een zachte doek. Spoel daarna
het restant af en absorbeer dit.
Vlekken van vaste of halfvaste
substanties
Verwijder restanten van vaste of halfvaste
substantiesonmiddellijk met behulp van
een spatel; werk daarbij vanaf de randen
naar het midden van de vlek om te voorko-
men dat deze wordt uitgesmeerd.
Reinig vloeibare vlekken zoals aangegeven.
Snoep en kauwgom verwijderen
Leg een ijsblokje op de vlek om deze te laten
uitharden en ga daarna te werk zoals aange-
geven voor vaste vlekken.
Een goed onderhouden auto gaat langer
mee. Daarom wordt aangeraden de binnen-
kant van de auto regelmatig te onderhou-
den.
Een vlek moet altijd snel behandeld worden.
Reinig de bekleding (ongeacht het soort
vlek) met koud (of lauwwarm) zeepsop op
basis van natuurlijke zeep.
Gebruik geen detergenten (afwasmiddel,
producten in poedervorm, producten op
alcoholbasis enz.).
Gebruik een zachte doek.
Spoel en absorbeer het overschot.
Multimediascherm
Onderhoud van het scherm kan afhanke-
lijk zijn van het type multimedia-apparatuur.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Raadpleeg de merkdealer voor advies
over het onderhoud van het interieur en/
of bij een onbevredigend resultaat.
4.16
NLD_UD64326_1
Entretien des garnitures intérieures (X07 Ph2 - Renault)
Het gebruik van een hoge-
drukreiniger of sproeien in het
interieur van de auto wordt
ten strengste afgeraden: als
geen bijzondere voorzorgsmaatregelen
worden genomen, bestaat het gevaar
dat elektrische en elektronische compo-
nenten in de auto defect raken.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2)
Wat u niet moet doen
Het wordt met kracht ontraden om voorwer-
pen met deodorant, parfum enz., bij de ven-
tilatieroosters te plaatsen omdat deze de
bekleding van het dashboard kunnen aan-
tasten.
Verwijderen/terugplaatsen
van oorspronkelijk in de auto
aangebrachte afneembare
uitrusting
Als u afneembare uitrusting moet verwijde-
ren om het interieur schoon te maken (bij-
voorbeeld matten), moet u altijd zorgen dat
u ze correct en aan de goede kant terug-
plaatst (de bestuursmat moet aan de kant
van de bestuurder worden teruggeplaatst)
en vastzet met de elementen die bij de uit-
rusting zijn geleverd (de bestuurdersmat bij-
voorbeeld, moet altijd worden vastgezet met
behulp van de voorgeïnstalleerde bevesti-
gingselementen).
Controleer altijd, terwijl de auto nog stilstaat,
of niets de besturing hindert (obstakel onder
de pedalen, een hak die achter de mat blijft
hangen, enzovoort).
5.1
NLD_UD68908_2
Sommaire 5 (X07 Ph2 - Renault)
Hoofdstuk 5: Praktische tips
Pompset voor de banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2
Banden (veiligheid, wielen, wintergebruik) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.6
Koplampen (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.9
Achterlichten en markeringslichten (lampen vervangen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.11
Binnenverlichting (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.14
Radio inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.15
Radiografische afstandsbediening: batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.16
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.18
Zekeringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.19
Ruitenwisser (vervangen van een ruitenwisserblad) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.22
Sleepoog . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.26
Storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.27
kit de gonflage des pneumatiques .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.2
NLD_UD64330_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X07 Ph2 - Renault)
Kit de gonflage des pneumatiques
POMPSET VOOR DE BANDEN (1/4)
De set is uitsluitend bestemd
en goedgekeurd voor het op-
pompen van banden van een
auto die met deze set uitgerust
is.
In geen geval mag de set gebruikt
worden voor het oppompen van banden
van een andere auto of enig ander op-
pompbaar voorwerp (zwemband, boot,
enz.).
Voorkom dat de huid in contact komt met
de vloeistof tijdens de reparatiehandelin-
gen. Als toch druppeltjes ontsnappen,
moet u deze overvloedig afspoelen.
Houd de reparatieset uit de buurt van
kinderen.
Gooi het lege reservoir niet in de natuur.
Lever het in bij uw merkdealer of bij een
depot voor klein chemisch afval.
Het reservoir heeft een beperkte houd-
baarheid die is aangegeven op zijn
etiket. Controleer de houdbaarheidsda-
tum.
Ga bij een merkdealer langs om de
pompslang en het reservoir met het re-
paratieproduct te laten vervangen.
A
B
De set repareert beschadigde
banden waarvan het loopvlak A
beschadigd is door een voor-
werp van minder dan 4 millime-
ter. Hij repareert niet alle typen lekken,
zoals sneden van meer dan 4 millimeter,
sneden aan de zijkant B van de band,
enz.
Controleer ook of de velg in goede staat
is.
Verwijder niet het voorwerp dat de oor-
zaak is van de lekkage als dit nog in de
band zit.
Gebruik de pompset niet als de
band beschadigd is door het
rijden met een lekke band.
Controleer dus zorgvuldig de
zijkant van de banden voor het repare-
ren.
Bovendien kan het rijden met zachte of
zelfs platte (of lekke) banden de veilig-
heid in gevaar brengen en niet te repa-
reren blijken.
Deze reparatie is tijdelijk
Een lekke band moet zo snel mogelijk
worden gerepareerd en vóór terugplaat-
sing door een deskundige worden on-
derzocht.
Voor het vervangen van een band die
met behulp van deze set gerepareerd is,
moet u de specialist op de hoogte bren-
gen.
Tijdens het rijden kan een trilling gevoeld
worden door de aanwezigheid van het
product in de band.
5.3
NLD_UD64330_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X07 Ph2 - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (2/4)
Gebruik bij een lekke band de set onder de
voetsteun van de passagier 1 door de twee
schroeven 2 los te draaien.
Met draaiende motor en handrem aange-
trokken:
koppel de accessoires los die eerder
waren aangesloten op de accessoireaan-
sluitingen van het voertuig;
Raadpleeg de info op de pompsetcom-
pressor in de bagageruimte van de auto
en volg de instructies.
pomp de band op tot de voorgeschreven
spanning 4.9;
Voordat u de set gebruikt zet
u de auto aan de kant van de
weg, ver genoeg van het ver-
keer, schakelt u de alarmknip-
perlichten in, zet u de handrem vast, laat
u alle inzittenden uit de auto stappen en
zorgt u dat deze zich op veilige afstand
van het verkeer bevinden.
Stop het pompen na maximaal 15 minu-
ten en controleer de spanning (op de ma-
nometer 3).
Let op: tijdens het leeglopen van de fles
(ongeveer 30 seconden), geeft de mano-
meter 3 kort een spanning van 6 bar aan,
daarna daalt deze spanning.
Corrigeer de spanning: om deze te ver-
hogen gaat u door met het oppompen
met de set, om deze te verlagen drukt u
op de knop 4.
Als u de auto heeft stilgezet
in de berm van de weg, moet
u de andere weggebruikers
waarschuwen door middel van
de gevarendriehoek of op een andere,
in het land waar u bent, voorgeschreven
manier.
1
2
3
4
5.4
NLD_UD64330_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X07 Ph2 - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (3/4)
Indien de voorgeschreven waarde van
1,8 bar na 15 minuten niet is bereikt, is de
reparatie niet mogelijk. Rijd niet met de
auto. Raadpleeg een merkdealer.
Als de band correct is opgepompt, verwijdert
u de set: schroef de pompaansluiting van de
pompset voor de fles 5 om spatten te voor-
komen, en bewaar de fles in een plastic ver-
pakking om te voorkomen dat het product
gaat lekken.
Plak het etiket met de rijvoorschriften
(onderaan op de fles) op een voor de
bestuurder zichtbare plaats op het dash-
board;
berg de set op.
als de band na de eerste keer oppompen
nog steeds lek is, moet er worden gere-
den om het gat te vullen.
start onmiddellijk en rijd met een snelheid
tussen 20 en 60 km/u om het product ge-
lijkmatig in de band te verdelen; stop na 3
km rijden om de spanning te controleren.
Laat geen voorwerpen bij de
voeten van de bestuurder
liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze voorwer-
pen onder de pedalen terecht kunnen
komen, waardoor de bestuurder deze
niet meer goed zou kunnen bedienen.
3
– pas de spanning aan als deze hoger is
dan 1,3 bar maar lager dan de voorge-
schreven spanning (raadpleeg de sticker
op de rand van het bestuurdersportier).
Of neem contact op met een merkdealer:
de band kan niet worden gerepareerd.
5
5.5
NLD_UD64330_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X07 Ph2 - Renault)
Voorzorgsmaatregel bij het
gebruik van de set
De set mag niet langer dan 15 minuten aan-
eengesloten gebruikt worden.
De fles moet na het eerste gebruik worden
vervangen, ook al zit er nog vloeistof in.
POMPSET VOOR DE BANDEN (4/4)
Na een reparatie met behulp
van de set, mag u niet meer
dan 200 km rijden. Verminder
bovendien uw snelheid en rijd
in elk geval niet sneller dan 80 km/u. Het
etiket dat u op een zichtbare plaats op
het dashboard moet plakken, herinnert
u hieraan.
Afhankelijk van het land of de plaatse-
lijke voorschriften, moet een met de
pompset gerepareerde band worden
vervangen.
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
roues (sécurité)..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.6
NLD_UD64331_1
Pneumatiques (X07 Ph2 - Renault)
Veiligheid van de banden wielen
De banden vormen de enige verbinding
tussen de auto en het wegdek, het is daarom
van het grootste belang dat zij in goede staat
verkeren. Houd u strikt aan de wettelijke
voorschriften op dit gebied.
Als het loopvlak van een band tot aan
deze stiften is weggesleten, worden de
stiften zichtbaar 2: het is dan nodig om
deze band te vervangen omdat er dan nog
slechts 1,6 mm profiel overblijft waardoor
de band op een natte weg onvoldoende
grip heeft.
Ook door overbelasting, door het langdurig
snel rijden bij hoge buitentemperaturen en
door het regelmatig rijden op slechte wegen,
kunnen de banden worden beschadigd,
waardoor de veiligheid in gevaar komt.
Pneumatiques (sécurité pneumatiques, roues, utilisation hivernale)
BANDEN (1/3)
Bestuurdersfouten, zoals
“rijden tegen een stoeprand”,
kunnen de banden en de
velgen beschadigen, en de
voorwielen of achterwielen ontregelen.
Laat in dat geval hun staat door een
merkdealer controleren.
1
2
Onderhoud van de banden
De banden moeten in goede staat verkeren
en voldoende profiel hebben; de merken die
door onze technische dienst zijn goedge-
keurd, zijn voorzien van slijtagecontrolestif-
ten 1, die op regelmatige afstanden over
de omtrek van het loopvlak zijn verdeeld.
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
gonflage des pneumatiques ......................
(page courante)
5.7
NLD_UD64331_1
Pneumatiques (X07 Ph2 - Renault)
Bandenspanning
Houd u aan de bandenspanningen, contro-
leer de bandenspanningen ten minste een-
maal per maand en zeker voor een lange rit
(raadpleeg de sticker op de zijkant van het
bestuurdersportier).
Controleer de spanning bij koude banden;
houd geen rekening met een hogere waarde
bij warm weer of na een snel gereden rit.
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.15.
Reset de drukreferentiewaarde na elke aan-
passing. 2.15.
Vervangen van de banden
Als de bandenspanning niet kan worden ge-
controleerd wanneer de banden koud zijn,
moet u de druk verhogen van 0,2 naar
0,3 bar (of 3 PSI).
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Het kruisen van de wielen
BANDEN (2/3)
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
Door een te lage banden-
spanning ontstaat vroegtijdige
slijtage en worden de banden
abnormaal heet, met alle ge-
volgen van dien voor de veiligheid:
slechte wegligging;
risico van een klapband of het losla-
ten van het loopvlak.
De bandenspanning is afhankelijk van
de belasting en de snelheid. Pas de ban-
denspanning aan de gebruiksomstan-
digheden aan (raadpleeg de sticker op
de zijkant van het bestuurdersportier).
De voorwielen en achterwie-
len hebben verschillende af-
metingen. Voor uw veiligheid
is het verboden de voorwielen
(banden en/of velgen) om te wisselen
met de achterwielen.
Voor uw veiligheid.
Gebruik alleen banden die
gelijk zijn aan de oorspronke-
lijke banden of die door een
merkdealer zijn geadviseerd.
Het niet naleven van deze richtlijnen kan
uw veiligheid in gevaar brengen.
Dit kan de stabiliteit, het gedrag, het
remvermogen of de afstand tussen de
carrosserie en de banden negatief be-
ïnvloeden.
Sommige van deze gevolgen kunnen
leiden tot verlies van controle over de
auto onder bepaalde rijomstandighe-
den.
5.8
NLD_UD64331_1
Pneumatiques (X07 Ph2 - Renault)
Winterbanden
Met het oog op de veiligheid (kwaliteit van
de autotractie) moet u de vier wielen van de
auto allemaal hiervan voorzien.
Let op: deze banden hebben soms een pijl
met de draairichting en een indicatie van de
maximumsnelheid die lager kan liggen dan
de topsnelheid van uw auto.
Spijkerbanden
Het gebruik van spijkerbanden is slechts
onder bepaalde omstandigheden toege-
staan. Houd u aan de ter plaatse geldende
voorschriften, en rijd met spijkerbanden niet
sneller dan de daarmee toegelaten maxi-
mum snelheid.
Deze banden moeten op de vier wielen van
de auto geplaatst worden.
De banden in de winter
Sneeuwkettingen
Monteer, uit veiligheidsoverwegingen,
sneeuwkettingen uitsluitend op de ach-
teras.
Als een te grote bandenmaat is gemon-
teerd, kunnen er geen sneeuwkettingen
worden gemonteerd.
BANDEN (3/3)
Voor uw veiligheid en voor de
naleving van de geldende we-
tgeving.
Als de banden vervangen
moeten worden, mag dit alleen gebeu-
ren door even grote banden van het-
zelfde merk, met dezelfde eigenschap-
pen en met hetzelfde profiel.
Ze moeten minstens hetzelfde laad-
vermogen en dezelfde maximum-
snelheid hebben als de oorspronke-
lijke banden en overeenkomen met
de banden die door een merkdealer
worden geadviseerd.
Indien u deze instructies niet respec-
teert, kunt u uw veiligheid in gevaar
brengen en is uw auto mogelijk niet con-
form de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over
de auto.
15- en 16-inch wielen kunnen
alleen worden uitgerust met
sneeuwkettingen in combi-
natie met een specifiek ap-
paraat of uitrusting. Raadpleeg een
merkdealer.
Het gebruik van sneeuwkettin-
gen is alleen mogelijk in com-
binatie met banden die even
groot zijn als de oorspronke-
lijk op uw auto gemonteerde banden.
Wij raden u in ieder geval aan een merk-
dealer te raadplegen. Hij weet als geen
ander welke voorzieningen het beste bij
uw auto passen.
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de croisement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de position ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de route ................................................
(page courante)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
avant ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
remplacement des lampes ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.9
NLD_UD64332_1
Projecteurs avant : remplacement des lampes (X07 Ph2 - Renault)
Voor uw veiligheid mag u de
bevestigingsriemen van de mo-
torkap niet losmaken.
Risico van een val van de
motorkap op het wegdek.
Dimlicht / grootlicht
Vervangen van de lamp:
verwijder de kap A;
maak de bedrading 1 los;
maak de veer 2 los en trek de lamp eruit.
Lamptype: H4.
Gebruik uitsluitend anti-U.V. 55W lampen
om de plastic ruit van de koplampen niet te
beschadigen.
Raak het lampglas niet aan. Houd de
lamp vast aan de metalen voet.
Vergeet niet, na het vervangen van de lamp,
de kap terug te plaatsen.
Projecteurs avant (remplacement des lampes)
KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (1/2)
A
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
Bij werkzaamheden onder de
motorkap kan de motorkap
heet zijn. Bovendien kan de
ventilateurmotor onverwacht
gaan draaien.
Verwondingsgevaar
1
2
5.10
NLD_UD64332_1
Projecteurs avant : remplacement des lampes (X07 Ph2 - Renault)
LED-dagrijverlichting,
markeringslichten en
richtingaanwijzers 3
Raadpleeg een merkdealer.
Mistlichten voor 4
Ga via de onderkant van de auto naar de
lamphouder;
maak het klepje los;
Draai de lamphouder los.
Lamptype: H16.
Wijzig niet zelf de bedrading
van de auto want door een ver-
keerde aansluiting kan de elek-
trische installatie worden be-
schadigd (bedrading, organen en in het
bijzonder de dynamo). Laat eventuele
veranderingen door een merkdealer uit-
voeren. Hij beschikt over de noodzake-
lijke onderdelen.
KOPLAMPEN: vervangen van een lamp (2/2)
3
4
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto hebt,
deze is verkrijgbaar bij uw merkdealer.
Extra lampen
Vraag uw merkdealer om advies als u mist-
lichten op uw auto wilt monteren.
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.11
NLD_UD64333_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (X07 Ph2 - Renault)
Feux arrière et latéraux (remplacement des lampes)
Remlichten en
richtingaanwijzers
Open vanuit de bagageruimte de afdek-
kap 1;
draai de schroef 2 los;
trek het lamphuis van buitenaf naar u toe
door het bij A vast te nemen;
LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (1/3)
demonteer de lamphouders door de vier
klemmetjes 3 te ontgrendelen;
vervang de lamp;
plaats de lamphouder terug en duw tegen
de lampmodule totdat deze vergrendelt;
– controleer of het licht goed vergrendeld
is;
draai de schroef 2 vast en sluit het
kapje 1.
3
3
1
2
A
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
feux :
de recul ................................................
(page courante)
feux arrière
éclaireurs de plaque d’immatriculation
(page courante)
feux :
de stop .................................................
(page courante)
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
feux :
de position ...........................................
(page courante)
5.12
NLD_UD64333_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (X07 Ph2 - Renault)
LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (2/3)
Derde remlicht 9
Raadpleeg een merkdealer.
9
4 Remlichten
Lamptype: P21/5W.
5 Richtingaanwijzer
Lamptype: PY21W.
6 Achteruitrijlicht
Lamptype: P21W.
7 Mistlicht
Lamptype: P21W.
NB: afhankelijk van de auto is de plaats van
de achteruitrijlichten en de mistlichten om-
gekeerd.
Led-markeringslicht 8
Raadpleeg een merkdealer.
8
4
5
6
7
répétiteurs latéraux
remplacement des lampes ...................
(page courante)
5.13
NLD_UD64333_1
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (X07 Ph2 - Renault)
Zijknipperlichten
Maak de richtingaanwijzer 12 los met een
platte of vergelijkbare schroevendraaier.
Draai de lamphouder een kwartslag en haal
de lamp eruit.
Lamptype: W5W.
Vervang de lamp en plaats het zijknipperlicht
terug.
Kentekenverlichting
Druk tegen het lipje 11 en maak het lamp-
huis 10 los.
verwijder het kapje van het lamphuis om
bij de lamp te kunnen komen.
Lamptype: W5W.
11
10
12
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
LAMPEN ACHTER EN ZIJKANT: vervangen van een lamp (3/3)
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
intérieur ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plafonnier ...................................................
(page courante)
5.14
NLD_UD64334_1
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (X07 Ph2 - Renault)
Éclaireurs intérieurs (remplacement des lampes)
Binnenlicht
Maak de lichtkap met een kleine schroeven-
draaier los.
Maak de betreffende lamp vrij.
Lamptype 1: W5W.
BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
Druk tegen het lipje 3 zodat de lamphouder
vrijkomt en u de lamp 4 kunt vervangen.
Lamptype: buislampje C5W.
Verlichting bagageruimte
Maak met een platte schroevendraaier
het lamphuis 2 los door de twee lipjes aan
weerskanten van het lamphuis in te drukken.
Maak de stekker los.
2
3
4
1
haut-parleurs
emplacement .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
installation radio.........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pré-équipement radio ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radio
pré-équipement .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)équipements multi-
média .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.15
NLD_UD64335_1
Prééquipement radio (X07 Ph2 - Renault)
Inbouwplaats voor de radio 1
Maak het afdekplaatje los. De aansluitingen:
(+ antenne) en (– voeding en luidspreker)
zitten erachter.
Pré-équipement radio
Luidsprekers in portieren 2
Raadpleeg een merkdealer voor het instal-
leren van een uitrusting.
RADIOVOORBEREIDING
1
2
Volg altijd nauwgezet de inbouwvoor-
schriften van de uitrusting op.
De benodigde steunen en verbin-
dingskabels die de merkdealer u kan
leveren, verschillen per type voertuig
en per type radio.
Raadpleeg een merkdealer voor hun
onderdeelnummers.
Wijzig niet zelf de bedrading van de
auto want door een verkeerde aan-
sluiting kan de elektrische installatie
worden beschadigd (bedrading, orga-
nen en in het bijzonder de dynamo).
Laat eventuele veranderingen door
een merkdealer uitvoeren.
pile (télécommande) ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande de verrouillage des portes
piles .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.16
NLD_UD64337_1
Télécommande à radiofréquence : piles (X07 Ph2 - Renault)
Télécommande à radiofréquence : pile
FM-AFSTANDSBEDIENING: accu (1/2)
2
1
A
A
B
B
1
2
storingen
Als de accu om een juiste werking te kunnen
garanderen, kunt u nog steeds de auto star-
ten en vergrendelen/ontgrendelen 1.29.
Vervangen van het batterijtje
Open de eenheid A of B via de gleuf 1 met
behulp van een platte schroevendraaier of
iets dergelijks, en vervang de batterij 2; let
daarbij op het type batterij en de juiste po-
lariteit die op de onderkant van het deksel is
aangegeven.
Controleer bij het monteren, of het deksel
goed vastzit en de schroef goed is vastge-
zet.
N.B.: raak bij het vervangen van het batte-
rijtje niet de elektronische printplaat in de
sleutel aan.
De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een
merkdealer, de levensduur is ongeveer
twee jaar.
Let op dat er geen inkt op het batterijtje
zit: risico van slecht elektrisch contact.
Als deze vervangen moet
worden, moet u hetzelfde of
een gelijkwaardig batterijtype
gebruiken (raadpleeg een
merkdealer).
5.17
NLD_UD64337_1
Télécommande à radiofréquence : piles (X07 Ph2 - Renault)
FM-AFSTANDSBEDIENING: accu (2/2)
Gooi lege batterijen niet weg, maar lever
ze in bij een inzamelpunt voor lege bat-
terijen.
Voorzorgen met betrekking
tot batterijen:
Houd (nieuwe of oude) bat-
terijen buiten het bereik van
kinderen.
batterijen niet inslikken;
Risico van chemische brandwon-
den die dodelijk kunnen zijn.
Indien er batterijtjes zijn ingeslikt of in
het lichaam ingebracht, moet zo snel
mogelijk een arts worden geraad-
pleegd.
accessoires................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.18
NLD_UD64339_1
Accessoires VT (X07 Ph2 - Renault)
Accessoires
ACCESSOIRES
Elektrische en elektronische accessoires
Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de
antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Vraag advies aan een merkdealer.
Sluit alleen accessoires aan met een vermogen van maximaal 120 watt. Risico van brand. Als verschillende accessoireaansluitin-
gen tegelijk worden gebruikt, mag het totale vermogen van de aangesloten accessoires niet meer zijn dan 180 watt.
Wijzig niet zelf de bedrading van de auto want door een verkeerde aansluiting kunnen de elektrische installatie en/of de erop aangesloten or-
ganen worden beschadigd. Laat eventuele veranderingen door een merkdealer uitvoeren.
In geval van achteraf inbouwen van een elektrische uitrusting, moet u goed in de gaten houden dat de installatie wel is beschermd door een
zekering. Noteer de sterkte van deze zekering en de plaats waar hij zich bevindt.
De diagnoseaansluiting gebruiken
Het gebruik van elektronische accessoires op de diagnoseaansluiting kan ernstige storing van de elektronische systemen van de auto ver-
oorzaken. Voor uw veiligheid is het raadzaam alleen door de fabrikant goedgekeurde elektronische accessoires te gebruiken, raadpleeg een
merkdealer. Risico van ernstig ongeval.
Gebruik van zenders/ontvangers (telefoons, 27 Mc apparatuur, enz.)
Telefoons en 27 Mc-apparatuur met een ingebouwde antenne kunnen de werking beïnvloeden van elektronische systemen in de auto. Gebruik
dergelijke apparaten daarom met een buitenantenne. Houd u altijd aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het gebruik van
deze apparaten.
Achteraf inbouwen van accessoires
Als u accessoires op de auto wilt installeren: raadpleeg een merkdealer. Om zeker te zijn dat uw auto goed werkt en om elk risico te vermij-
den dat uw veiligheid kan aantasten, raden wij u aan om door de constructeur goedgekeurde accessoires te gebruiken: deze zijn aan uw auto
aangepast en alleen deze worden door de constructeur gegarandeerd.
Als u een antidiefstalstang gebruikt, bevestig deze dan uitsluitend op het rempedaal.
Hinder bij het rijden
Aan de bestuurderskant mogen alleen voor de auto geschikte matten worden gebruikt, die moeten worden vastgezet aan de vooraf geïns-
talleerde onderdelen. Controleer regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel niet meerdere matten op elkaar. Gevaar van hakende pedalen.
fusibles ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.19
NLD_UD64336_1
Fusibles (X07 Ph2 - Renault)
Fusibles
Zekeringen in het interieur A
Controleer de staat van de zekeringen als
een elektrisch apparaat niet werkt.
Maak het klepje A los.
ZEKERINGEN (1/3)
Zekeringen in de motorruimte B
Bepaalde functies worden beschermd door
zekeringen in de motorruimte in huis B.
Vanwege de moeilijke bereikbaarheid, advi-
seren wij het vervangen van deze zeke-
ringen over te laten aan een merkdealer.
A
B
Wellicht moet u een tang gebruiken
om de zekeringen te verwijderen en te
vervangen. U kunt deze kopen bij een
merkdealer.
Controleer de betreffende zekering en vervang hem, indien nodig, door een ze-
kering met hetzelfde amperage als de oorspronkelijke zekering.
Door een te sterke zekering kan de bedrading te heet worden en kan brand ont-
staan als een elektrisch orgaan door een storing te veel stroom verbruikt.
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto heeft,
deze is verkrijgbaar bij een merkdealer.
5.20
NLD_UD64336_1
Fusibles (X07 Ph2 - Renault)
ZEKERINGEN (2/3)
Bestemming van de zekeringen
(De aanwezigheid en locatie van de zekeringen is afhankelijk van de uitvoering)
1
2
3
4
5
6 7 8
9 10
11
12 13
14 15 16 17 18 19 2220 21
23
25
24
26 27 28 29 30 31 32
33 34
35 36 37 38 39
40
41 42 43 44 45
46 47 48 49
5.21
NLD_UD64336_1
Fusibles (X07 Ph2 - Renault)
Nummer Bestemming
1 Niet in gebruik
2 Elektrische ruitbediening
3 Schakelaar voor
4 Energiebeheer ECU
5
Diagnoseaansluiting
Centrale gateway CAN
6 Instrumentenpaneel
7/8/9 Niet in gebruik
10
Huis met hulporganen interieur
Portiervergrendeling
11
Huis met hulporganen interieur
Controlelampje
richtingaanwijzers
12 Energiebeheer ECU
13 Huis met hulporganen interieur
14
Ruitensproeierpomp voor
Huis met hulporganen interieur
Versnellingsschakelaar
15 Stuurwielhoeksensor
16
Accurelais/
bagageruimteverlichting/
instapverlichting/
gordelwaarschuwingsmodule/
regen/licht-sensor/claxon
ZEKERINGEN (3/3)
Nummer Bestemming
17
ECU ABS/ESP
Remlichtschakelaar
Transponderschakelaar
18 Afstellen van de spiegel
19
Huis met hulporganen interieur
Remlichtschakelaar
20
Parkeerhulp ECU
Afstellen van de koplampen
Extra
verwarming.
Camera vor
Snelheidsregelaar
ECU schuifdak
Stoelverwarming
21 Airbag/gordelspanner
22 Stuurbekrachtiging
23 Aircomodule
24 Accurelais
25
Ruitenwissers van de voorruit
Energiebeheer ECU
26 Radio
27
Dubbele bediening
autorijschool
28 Accessoireaansluiting
29 Achterruitverwarming
30 Geluidssignaal
31 ECU elektrisch voertuig
Nummer Bestemming
32 Huis met hulporganen interieur
33 Geluidssignaal
34
Verlichting buitenkant
Energiebeheer ECU
35
Verlichting buitenkant
Energiebeheer ECU
36 Niet in gebruik
37
Verwarmde
achteruitkijkspiegels
38 Motor elektrische ruitbediening
39 Fietsendrager
40/41/42 Niet in gebruik
43/44/45 Niet in gebruik
46/47 Niet in gebruik
48
Elektronische
voedingsregelmodule
49
Airconditioningcompressor/
tractiebatterijkoeling/
aircoregeling/
tractiemotorventilator/
versnellingsbediening/
ontdooirelais achterruit/
temperatuursensor
passagiersruimte/schokdetector
balais d’essuie-vitres .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres
balais ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.22
NLD_UD64340_1
Balais d essuie-vitres (X07 Ph2 - Renault)
Essuie-vitres (remplacement des balais)
RUITENWISSERBLADEN (1/2)
2
1
3
4
Vervangen van de
ruitenwisserbladen voor 1
Contact uit:
til de ruitenwisserarm 2 op;
kantel het blad 1;
druk de nok in 3 door op elke zijde A te
drukken:
duw het blad naar voren (B) tot haakje 4
vrijkomt.
Bij het monteren
Ga in omgekeerde volgorde te werk.
Controleer of het blad goed is vergrendeld.
A
A
B
Controleer als het vriest,
voordat u wegrijdt, of de ruiten-
wisserbladen niet aan de ruit
zijn vastgevroren. De wisser-
motor kan hierdoor te warm worden.
Controleer regelmatig de wisserbla-
den.
Zodra hun werking afneemt, moet u
ze vervangen, ongeveer elk jaar.
Bij het vervangen van het blad, let bij het
verwijderen van het blad op, dat u hem
niet op de ruit laat vallen: u zou de ruit
kunnen breken.
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
reinig de bladen, de voorruit en de
achterruit regelmatig met water met
zeep;
gebruik ze niet als de voorruit of ach-
terruit droog zijn;
maak ze los van de voorruit of achter-
ruit als ze lang niet gebruikt zijn.
5.23
NLD_UD64340_1
Balais d essuie-vitres (X07 Ph2 - Renault)
5
6
Ruitenwisserblad achter 5
Contact uit:
til de ruitenwisserarm 5 op;
maak blad 6 vrij door eraan te trekken.
Bij het monteren
Ga in omgekeerde volgorde te werk.
Controleer of het blad goed is vergrendeld.
RUITENWISSERBLADEN (2/2)
5.24
NLD_UD64341_1
Remorquage : dépannage (X07 Ph2 - Renault)
Soorten pechverhelping
Bij energiepech
In geval van een volledig ontladen tractiebat-
terij is iedere vorm van slepen toegestaan:
slepen op een laadplateau of slepen op
de weg met behulp van het sleepoog (zie
de volgende pagina’s). Het is van essentieel
belang om pas ongeveer 5 minuten na het
vergrendelen van de portieren te beginnen
met slepen.
Elk ander geval van pech
Enkel slepen op een laadplateau is toe-
gestaan.
Bovendien moeten in ieder land de wettelijke
voorschriften voor het slepen in acht worden
genomen. Raadpleeg een merkdealer.
Ontgrendel vóór het bergen de stuurkolom:
zet de versnellingshefboom in stand N.
Houd u altijd aan de wettelijke bepalingen
inzake pechverhelping.
Slepen op een laadplateau
Pechverhelping dient uitsluitend op een
laadplateau te gebeuren in alle gevallen be-
halve bij energiepech (volledige ontlading
van de tractiebatterij). Raadpleeg volgende
pagina’s bij energiepech.
SLEPEN: pech (1/3)
Bij stilstaande motor werken de
stuuren rembekrachtiging niet
meer.
5.25
NLD_UD64341_1
Remorquage : dépannage (X07 Ph2 - Renault)
Bij energiepech: slepen
Bij volledige ontlading van de tractiebatterij:
het controlelampje 2 knippert;
het indicatielampje 1 geeft een lege bat-
terij aan.
Het is mogelijk om te slepen op een laad-
plateau of om de auto te slepen met behulp
van een sleeppunt volgens de aanwijzingen
hieronder.
1
2
SLEPEN: pech (2/3)
1
2
3
Als de hendel in P vergrendeld is terwijl u het
rempedaal en de ontgrendelknop 1 indrukt,
is het mogelijk de hendel handmatig vrij te
zetten. Om dit te doen, verwijder de 2 vloer-
bedekking in de opbergruimte om bij de ont-
grendelingshendel 3 te kunnen. Haal daarna
de hendel 3 omhoog en druk tegelijk op de
ontgrendelknop 1 die zich op de hendel be-
vindt.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Raadpleeg als u de versnellingshefboom
niet in stand N kunt zetten een erkende
dealer.
Bij stilstaande motor werken de
stuur- en rembekrachtiging niet
meer.
Zet de versnellingshefboom vóór het slepen
in de neutraalstand N.
Ontgrendel de stuurkolom; de contact-
sleutel moet in stand M (contact aan)
staan, zodat de remlichten, alarmknip-
perlichten enz. kunnen werken. ‘s Nachts
moet de auto zijn verlicht.
Zet de parkeerrem los.
Wanneer de motor niet draait, wordt de auto-
matische transmissie niet meer gesmeerd; u
kunt dan ook de auto het beste laten vervoe-
ren op een plateau of laten slepen met beide
achterwielen van de grond.
In uitzonderlijke omstandigheden kunt u
de auto laten slepen met de vier wielen op
de grond, uitsluitend vooruit rijdend met de
hendel in neutrale stand N, over een afstand
van maximaal 50 km en met een maximale
snelheid van 25 km/u.
Verwijder de contactsleutel niet
tijdens het slepen.
Risico van blokkeren van de
stuurkolom.
anneaux de remorquage ...........................
(page courante)
5.26
NLD_UD64341_1
Remorquage : dépannage (X07 Ph2 - Renault)
Anneau de remorquage
SLEPEN: pech (3/3)
Gebruik alleen het sleepoog aan de voor-
kant 4
(nooit de aandrijfassen of enig ander deel
van de auto)
Dit sleeppunt mag alleen gebruikt worden
om de auto mee te slepen en in geen geval
om de auto direct of indirect aan op te hijsen.
Toegang tot de sleeppunten
Maak het kapje (6) los door een platte
schroevendraaier onder het kapje te steken.
Schroef het sleepoog (5) zo ver mogelijk
vast met de hand.
Gebruik alleen het sleepoog (5) onder de
voetsteun van de passagier: draai de twee
schroeven (7) los.
6
5
4
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen. Berg na gebruik het
sleepoog correct op in zijn houder: kans
op letsel.
5
7
Gebruik een starre sleep-
stang. Indien u een touw of
kabel gebruikt bij het slepen
(als dit wettelijk toegestaan is),
moet de auto die gesleept wordt nog
kunnen remmen.
De auto die gesleept wordt, moet te
allen tijde bestuurbaar zijn.
Accelereer en rem gelijkmatig en
zonder schokken om te voorkomen
dat de auto beschadigen.
In alle gevallen, is het raadzaam om
25 km/u niet te overschrijden.
Duw de auto niet aan als de stuurko-
lom is vergrendeld.
Zorg ervoor dat het sleepoog
correct met bouten is beves-
tigd.
Risico om het gesleepte
object te verliezen.
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.27
NLD_UD68902_2
Anomalies de fonctionnement (X07 Ph2 - Renault)
Anomalies de fonctionnement
STORINGEN (1/5)
TIJDENS HET OPLADEN MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De tractiebatterij kan niet worden opgela-
den.
Het waarschuwingslampje van de oplaad-
klep knippert rood.
De buitentemperatuur is minder dan
-26 °C.
Laad uw auto weer op een gematigde plek op.
Indien nodig 5.24.
Er zit geen stroom op de wandcontact-
doos of de kabel is niet goed aangeslo-
ten.
Laat uw installatie controleren (hoofdschakelaar,
programmeerapparaat...).
Controleer de aansluitingen (laadcontact, enz.).
1.8.
Het snoer is beschadigd. Raadpleeg een merkdealer om het te vervangen.
De tractiebatterij kan niet worden opgela-
den.
Het waarschuwingslampje van de oplaad-
klep knippert rood.
Het laadsnoer is niet correct op de auto
aangesloten.
Sluit de laadkabel goed aan op de auto. 1.8.
De programmatie van de airconditioning
werkt niet.
Er is niet aan een van de gebruiks-
voorwaarden voldaan (de tractiebatterij
wordt niet opgeladen ...).
Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo-
gelijk door een merkdealer nakijken.
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.28
NLD_UD68902_2
Anomalies de fonctionnement (X07 Ph2 - Renault)
STORINGEN (2/5)
STORINGEN MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De afstandsbediening werkt niet voor het
ontgrendelen of vergrendelen van de por-
tieren.
Batterij van de afstandsbediening leeg. Gebruik de sleutel.
Gebruik van apparaten die op dezelfde frequen-
tie als de afstandsbediening werken (mobiele te-
lefoon, enz.).
Gebruik deze apparaten niet of gebruik de sleu-
tel.
De auto bevindt zich in een sterk elektromagne-
tisch veld.
Accu ontladen.
Vervang de accu of laat deze vervangen. U kunt
nog steeds uw auto vergrendelen/ontgrendelen
en starten. 1.29 en 2.2.
De motor van de auto is gestart. Bij een draaiende motor werkt het vergrende-
len/ontgrendelen met de sleutel niet. Zet het
contact uit.
De stuurkolom blijft vergrendeld. Stuurwiel geblokkeerd. Zet het stuurslot vrij door het stuur en de sleutel
te draaien. 2.2
5.29
NLD_UD68902_2
Anomalies de fonctionnement (X07 Ph2 - Renault)
ONDERWEG MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning, als deze goed
is, laat dan de banden door een merkdealer na-
kijken.
Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging. Rijd voorzichtig bij lage snelheid, let op de kracht
die u moet zetten op het stuurwiel om de wielen
te draaien.
Probleem met de elektrische bekrachti-
gingsmotor.
Storing in het hulpsysteem.
Raadpleeg een merkdealer.
B3 modus werkt niet. De tractieaccu is voldoende opgeladen. Blijf in stand B1, B2 of D.
STORINGEN (3/5)
5.30
NLD_UD68902_2
Anomalies de fonctionnement (X07 Ph2 - Renault)
STORINGEN (4/5)
Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De ruitenwissers werken niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit.
Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.19.
De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect. Raadpleeg een merkdealer.
Knipperfrequentie te hoog. Lamp doorgebrand.
5.9 of 5.11.
De knipperlichten werken niet. Elektrische installatie of schakelaar defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.19.
De koplampen schakelen niet in of niet uit. Elektrische installatie of schakelaar defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.19.
5.31
NLD_UD68902_2
Anomalies de fonctionnement (X07 Ph2 - Renault)
Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Condens in de verlichting en koplampen. Condens is een normaal verschijnsel dat
door variaties in temperatuur en vochtig-
heid kan worden veroorzaakt.
In dat geval verdwijnen de sporen geleide-
lijk aan als de lichten branden.
Het waarschuwingslampje van het niet
dragen van de autogordels vooraan brandt
niet in overeenstemming met het vastma-
ken van de autogordels.
Een voorwerp tussen de vloer en de stoel
hindert de werking van het opname-ele-
ment.
Verwijder elk voorwerp onder de stoelen voor-
aan.
STORINGEN (5/5)
5.32
NLD_UD64243_1
Filler NU (X07 Ph2 - Renault)
6.1
NLD_UD68909_2
Sommaire 6 (X07 Ph2 - Renault)
Hoofdstuk 6: Technische gegevens
Identificatieplaatjes auto . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2
Identificatieplaatje motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.3
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.4
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.5
Massa’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.5
Onderdelen en reparaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.6
Onderhoudscoupons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.7
Plaatwerkcontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.13
6.2
NLD_UD64344_1
Plaques d’identification véhicule (X07 Ph2 - Renault)
Plaques d’identification véhicule
IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO
A
B
De gegevens op het constructeursplaatje
moeten bij eventuele klachten en bij het
bestellen van onderdelen altijd worden
vermeld.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie zijn afhankelijk van de auto.
Constructeursplaatje A
1 Naam van de fabrikant.
2 Nummer van communautair ontwerp of
registratienummer.
3 Identificatienummer.
Afhankelijk van de auto wordt deze
informatie herhaald op de marke-
ring B.
4 MMAC (Max. toegelaten totaalmassa)
5 MTR (max. treinmassa).
6 MMTA (Max. toegelaten massa) geme-
ten onder de vooras
7 MMTA achteras
8 Gereserveerd voor zakelijke of aanvul-
lende inschrijvingen.
9 Laknummer (kleurcode).
A
7
8
9
6
4
3
2
1
5
caractéristiques moteurs ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plaques d’identification ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.3
NLD_UD64345_1
Plaques d’identification moteur (X07 Ph2 - Renault)
Plaque d’identification moteur
De gegevens op het constructeursplaatje
of de sticker A moeten bij corresponden-
tie en bij het bestellen van onderdelen
altijd worden vermeld.
(de plaats is afhankelijk van het motortype)
1 Type van de motor.
2 Indicenummer van de motor.
3 Motornummer.
IDENTIFICATIEPLAATJES VAN DE MOTOR
A
21
3
Motorkenmerk
Type motor. 5AGEN3
A
Neem voor elke werkhandeling in het
motorcompartiment contact op met een
erkende dealer.
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dimensions ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.4
NLD_UD64346_1
Dimensions (en mètres) (X07 Ph2 - Renault)
1,875
Dimensions
1,557*
AFMETINGEN (in meters)
1,426
(1) Voertuig met 15” velgen
(2) Voertuig met 16” velgen
* Onbelast
1,454 (1)
0,630 2,492 0,495 1,430 (2)
3,617
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caravanage ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
charges remorquables ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
masses ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’objets
sur le toit ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
charge admise sur le toit ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.5
NLD_UD64348_1
Masses (en kg) (X07 Ph2 - Renault)
Charge remorquable
Masses
MASSA’S (in kg)
De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de
merkdealer.
Max. toegelaten totaalmassa (MMAC)
Max. toegelaten massa (MMTA)
Max. toegelaten treinmassa (MTR)
Massa’s aangegeven op het constructeursplaatje 6.2.
Aanhangwagenmassa geremd* Verboden
Aanhangwagenmassa ongeremd* Verboden
Maximale kogeldruk op trekhaak* Verboden
Max. toegelaten dakbelasting 60 kg (met inbegrip van de dragende delen)
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pièces de rechange ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.6
NLD_UD64349_1
Pièces de rechange et réparations (X07 Ph2 - Renault)
Pièces de rechange et réparations
De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on-
derdelen die in de fabriek worden gebruikt.
Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een
merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
ONDERDELEN EN REPARATIES
justificatifs d’entretien ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.7
NLD_UD64350_1
Justificatif d’entretien (X07 Ph2 - Renault)
Justificatifs d’entretien
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
VIN: ..................................................................................
ONDERHOUDSCOUPONS (1/6)
6.8
NLD_UD64350_1
Justificatif d’entretien (X07 Ph2 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (2/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.9
NLD_UD64350_1
Justificatif d’entretien (X07 Ph2 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (3/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.10
NLD_UD64350_1
Justificatif d’entretien (X07 Ph2 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (4/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.11
NLD_UD64350_1
Justificatif d’entretien (X07 Ph2 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (5/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.12
NLD_UD64350_1
Justificatif d’entretien (X07 Ph2 - Renault)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
ONDERHOUDSCOUPONS (6/6)
contrôle anticorrosion ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.13
NLD_UD64351_1
Contrôle anticorrosion (X07 Ph2 - Renault)
Contrôle anticorrosion
PLAATWERKCONTROLE (1/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.14
NLD_UD64351_1
Contrôle anticorrosion (X07 Ph2 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (2/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.15
NLD_UD64351_1
Contrôle anticorrosion (X07 Ph2 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (3/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.16
NLD_UD64351_1
Contrôle anticorrosion (X07 Ph2 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (4/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.17
NLD_UD64351_1
Contrôle anticorrosion (X07 Ph2 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (5/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.18
NLD_UD64327_1
Filler NU (X07 Ph2 - Renault)
7.1
FRA_UD68910_2
Index (X07 Ph2 - Renault)
A
aangesloten services ....................................................................... 1.3
aanhangwagen ................................................................................ 6.5
aansteker ....................................................................................... 3.21
aanvullende bevestigingsmiddelen
bij de autogordels achterin ...................................................... 1.45
bij de autogordels voorin ............................................. 1.39 → 1.44
zijkant ...................................................................................... 1.46
aanvullende bevestigingsmiddelen................................................ 1.47
aanvullende bevestigingsmiddelen bij de gordels .............1.39 → 1.47
aanwijzers:
richtingaanwijzers .................................................................... 1.84
ABS ..........................................................................1.68, 2.19 → 2.22
accessoireaansluiting .................................................................... 3.21
accessoires.................................................................................... 5.18
accu ................................................................................. 0.8, 4.7 – 4.8
achterbank
gebruiksmogelijkheden ........................................................... 3.23
achterbank ............................................................................ 1.38, 3.23
achterlichten
kentekenverlichting ................................................................. 5.12
achteruitrijcamera ............................................................... 2.35 – 2.36
achteruitrijradar................................................................... 2.33 – 2.34
achteruitversnelling
inschakelen .....................................................................2.3 → 2.6
actieradius van de auto ..............................................1.71, 2.8 → 2.13
afstandsbediening van de portiervergrendeling
batterijtjes ..................................................................... 5.16 – 5.17
afstandsbediening van de vergrendeling ...........................1.22 → 1.25
afstellen van de juiste zithouding..............................1.35 → 1.38, 3.22
airbag
activeren passagiersairbags voorin ......................................... 1.63
uitschakeling passagiersairbag voor ....................................... 1.61
airbag.................................................. 1.39 → 1.47, 1.58 → 1.60, 1.67
airbags
inschakeling/uitschakeling van passagiersairbag voor 1.58 → 1.60
airbags ............................................................................................ 0.6
airconditioning ................................................... 3.4 → 3.7, 3.10 – 3.11
alarmknipperlichten ....................................................................... 1.84
antiblokkeersysteem: ABS .................................................2.19 → 2.22
anticorrosiebescherming ............................................................... 4.12
autogordels ......................... 0.6, 1.36 → 1.44, 1.47, 1.58 → 1.60, 1.70
automatische portiervergrendeling tijdens het rijden ..................... 1.31
B
bagageafdekplaat .......................................................................... 3.25
bagageruimte............................................................. 3.24, 3.26 – 3.27
banden............................0.2, 2.11, 2.15 → 2.18, 4.9 – 4.10, 5.6 → 5.8
bandenspanning ................................ 0.7, 2.15 → 2.18, 4.9 – 4.10, 5.7
batterij 12 volt ........................................................................1.2 → 1.6
batterijtje (afstandsbediening) ............................................ 5.16 – 5.17
bedieningsorganen ..................................................... 0.4, 1.64 → 1.70
bestuurdersondersteuning ..........................................0.5, 2.19 → 2.36
bevestigingsmiddelen voor kinderen .............1.48 – 1.49, 1.51 → 1.61
bevestigingssysteem voor kinderen ..............1.48 – 1.49, 1.51 → 1.61
binnenlicht ............................................................................ 3.16, 5.14
boordcomputer ............................................ 1.66 → 1.70, 1.72 → 1.77
brandstof
tanken ..................................................................................... 1.67
verbruik ........................................................................ 1.74 – 1.75
brandstofpeil ......................................................................... 1.67, 1.71
brandstofverbruik ....................................................... 1.74 – 1.75, 3.10
buitentemperatuur ......................................................................... 1.79
C
caravan trekken ............................................................................... 6.5
claxon ............................................................................................ 1.84
claxon en lichtsignaal .................................................................... 1.84
commando’s ................................................................ 0.4, 1.64 – 1.65
contact aanzetten van de auto ........................................................ 2.2
controlelampjes .................................................................1.66 → 1.77
D
dakdragers..................................................................................... 3.28
dashboard.................................................................... 0.4, 1.64 – 1.65
dashboardkastje ............................................................................ 3.17
display ...............................................................................1.66 → 1.71
dynamische rijcontrole: ESC .............................................2.19 → 2.22
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (1/5)
7.2
FRA_UD68910_2
Index (X07 Ph2 - Renault)
E
ECO-modus ..................................................................................... 2.9
ECO-rijden ........................................................................... 2.8 → 2.11
elektrisch circuit 400 volt .......................................................1.2 → 1.6
elektrische auto
actieradius van de auto ................................................ 2.12 – 2.13
belangrijke aanbevelingen ........................................................ 1.7
geluid ......................................................................................... 1.6
laden .............................................................................1.8 → 1.19
presentatie ......................................................................1.2 → 1.6
rijden ..................................................................... 1.6, 2.12 – 2.13
energie
besparing ................................................................................ 2.12
energiebesparing ................................................................ 2.12 – 2.13
energieterugwinning ...................................................................... 2.12
energieverbruik ................................................................... 2.12 – 2.13
ESC: dynamische rijcontrole ....................................1.69, 2.19 → 2.22
F
filter:
interieur ..................................................................................... 4.6
functie zijwindassistentie ............................................................... 2.20
G
gegevens van de motor ................................................................... 6.3
geïntegreerde bediening van handsfree telefoon .......................... 3.29
gordelspanners
autogordels voorin .......................................................1.39 → 1.44
gordelspanners ..................................................................1.39 → 1.44
H
handrem .......................................................................................... 2.7
hoedenplank .................................................................................. 3.25
hoofdsteunen ................................................................................. 3.22
hulp bij wegrijden op helling ..............................................2.19 → 2.22
I
identificatie van de auto ................................................................... 0.7
identificatieplaatjes .......................................................................... 6.3
identificatieplaatjes auto .................................................................. 0.7
identificatieplaatjes motor ................................................................ 0.7
imperiaal
dakdragers .............................................................................. 3.28
inrichting ............................................................................3.17 → 3.20
instrumentenpaneel .................................................... 0.4, 1.66 → 1.79
interieurbekleding
onderhoud .................................................................... 4.15 – 4.16
Isofix ............................................................ 1.51 → 1.53, 1.58 → 1.60
K
kaartleeslampje ............................................................................. 3.16
kinderen .................................................. 0.3, 1.48 – 1.49, 1.58 → 1.60
kinderen (veiligheid) ...................................................................... 1.28
kinderen vervoeren ........................................1.48 – 1.49, 1.51 → 1.61
kinderveiligheid .....................0.3, 1.28, 1.44, 1.48 – 1.49, 1.51 → 1.61
kinderzitjes.....................................................1.48 – 1.49, 1.51 → 1.60
klokje .................................................................................. 1.78 – 1.79
knipperlichten .............................................................1.84, 5.9 → 5.13
koelvloeistof ..................................................................................... 4.4
koplampen
verstellen ...................................................................... 1.86 – 1.87
vervangen van een lamp ................................................ 5.9 – 5.10
voor ................................................................................ 5.9 – 5.10
koplampen elektrisch verstellen ......................................... 1.86 – 1.87
L
lak
onderhoud ................................................................... 4.12 → 4.14
lampen
vervangen .....................................................................5.9 → 5.14
lekke band ................................................................ 0.9, 5.2 → 5.5
lichten:
achteruitrijlichten ..................................................................... 5.12
alarmknipperlichten ................................................................. 1.84
dimlichten ............................................ 1.67, 1.80, 5.9 – 5.10, 5.12
grootlicht .................................................................. 1.67, 1.80, 5.9
markeringslichten ......................................... 1.80, 5.9 – 5.10, 5.12
mistlichten ............................................................. 1.67, 1.83, 5.12
regeling ........................................................................ 1.86 – 1.87
remlichten ................................................................................ 5.12
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (2/5)
7.3
FRA_UD68910_2
Index (X07 Ph2 - Renault)
richtingaanwijzers ......................................... 1.67, 1.84, 5.9 – 5.10
luidsprekers
plaats ....................................................................................... 5.15
M
massa’s ........................................................................................... 6.5
maten............................................................................................... 6.4
meters:
instrumentenpaneel. ....................................................1.71 → 1.77
milieu ....................................................................................... 2.14
motor
toegang ....................................................................................4.11
motorkap................................................................................. 4.2 – 4.3
multimedia uitrusting............................................................. 3.29, 5.15
N
navigatiesysteem ........................................................................... 3.29
noodstopbekrachtiging ......................................................2.19 → 2.22
noodstopbekrachtiging: BAS .............................................2.19 → 2.22
O
onderdelen....................................................................................... 6.6
onderhoud:
carrosserie ..................................................................4.12 → 4.14
interieurbekleding ......................................................... 4.15 – 4.16
mechanisch ................................................... 4.7 – 4.8, 6.7 → 6.12
onderhoudscoupons ......................................................6.7 → 6.12
ontdooien/ontwasemen voorruit ............................................3.4 → 3.7
ontgrendelen van de portieren............................................ 1.29 – 1.30
ontwaseming
achterruit .........................................................................3.4 → 3.7
voorruit ............................................................................3.4 → 3.7
opbergruimtes....................................................................3.17 → 3.20
open dak ........................................................................................ 3.15
openen van de portieren....................................................1.27 → 1.30
oplaadklep ...........................................................................1.8 → 1.19
oplaadsnoer .........................................................................1.8 → 1.21
oplaadstopcontact ............................................. 1.2 → 1.6, 1.8 → 1.19
opslag/organisatie ........................................................................... 0.3
P
parkeerhulp......................................................................... 2.33 – 2.34
pechhulp ......................................................................................... 0.9
peilen
remvloeistof ............................................................................... 4.5
ruitensproeierreservoir .............................................................. 4.6
peilen .............................................................................. 0.8, 4.4 → 4.6
peilen:
koelvloeistof .............................................................................. 4.4
plaatwerkcontrole ..............................................................6.13 → 6.17
pompset voor de banden .......................................................5.2 → 5.5
portieren / achterklep .....................................1.24 – 1.25, 1.27 → 1.31
portieren vergrendelen ..................................1.24 – 1.25, 1.27 → 1.31
portieren vergrendelen/ontgrendelen ..................................... 4.2 – 4.3
portiervergrendeling.......................................1.22 – 1.23, 1.29 → 1.31
praktische tips..................................................................... 2.12 – 2.13
programmeren van de verwarming, airconditioning ............... 3.8 – 3.9
programmeren van het opladen ......................................... 1.20 – 1.21
R
radio............................................................................................... 3.29
radio inbouwen .............................................................................. 5.15
radiovoorbereiding ......................................................................... 5.15
remvloeistof ..................................................................................... 4.5
reservoir
ruitensproeier ............................................................................ 4.6
rijden ................ 0.5, 2.3 → 2.6, 2.8 → 2.13, 2.19 → 2.22, 2.26 → 2.34
rijhulp .......................................................................... 0.5, 2.19 → 2.36
rijpositie
instellingen ...........................................................0.3, 1.36 → 1.38
rijtips ....................................................................................2.8 → 2.13
ruitbediening. ..................................................................... 3.12 → 3.14
ruiten................................................................................................ 0.2
ruitensproeiers ................................................................... 1.88 → 1.91
ruitenwisser
bladen .......................................................................... 5.22 – 5.23
ruitenwisser .......................................................................1.88 → 1.91
ruitenwisserbladen....................................................... 0.9, 5.22 – 5.23
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/5)
7.4
FRA_UD68910_2
Index (X07 Ph2 - Renault)
S
schakelen ..............................................................................2.3 → 2.6
schoonmaken:
binnenkant auto ............................................................ 4.15 – 4.16
signaal
licht .......................................................................................... 1.84
signaal bij verlies van bandenspanning .............................2.15 → 2.18
signalen verlichting ........................................ 1.80 → 1.84, 1.86 – 1.87
sjorringen ....................................................................................... 3.27
sleepogen ...................................................................................... 5.26
slepen .............................................................................................. 0.9
sleutel/FM-afstandsbediening
gebruik ........................................................................1.22 → 1.25
sleutels ........................................................................1.22 → 1.25
sluiten van de portieren ............................................... 1.27 → 1.31
snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging................................ 1.32
snelheidsbegrenzer ..................................................1.69, 2.26 → 2.28
snelheidsregelaar .....................................................1.69, 2.29 → 2.32
snelheidsregelaar/-begrenzer ............................................2.26 → 2.32
spiegels ....................................................................... 0.2, 1.33 – 1.34
stadslichten
vervanging van lamp ............................................................... 5.13
starten van de motor........................................................................ 2.2
startschakelaar ................................................................................ 2.2
stoelen ............................................................................................. 0.3
stoelverwarming ............................................................................ 1.35
Stop and Start................................................................................ 1.69
storingen .................................1.66 → 1.70, 5.27 → 5.31, 5.28 → 5.31
stuurbekrachtiging ......................................................................... 1.32
stuurwiel
verstellen ................................................................................. 1.32
T
tank
koelvloeistof .............................................................................. 4.4
remvloeistof ............................................................................... 4.5
technische gegevens .............................................................6.4 → 6.6
telefoon .......................................................................................... 3.29
temperatuurregeling .......................................... 3.4 → 3.7, 3.10 – 3.11
tijd ....................................................................................... 1.78 – 1.79
toegang
auto ........................................................................................... 0.2
toegangsklepje motor .....................................................................4.11
toegestane dakbelasting.................................................................. 6.5
tractiebatterij .......................................................................... 1.2 → 1.6
tractiebatterij opladen ..........................................................1.8 → 1.19
U
uitschakelen passagiersairbags voorin.......................................... 1.61
V
veiligheidsvoorzieningen zijkant .................................................... 1.46
ventilatie ............................................................ 3.2 → 3.7, 3.10 – 3.11
ventilatieroosters .................................................................... 3.2 – 3.3
verlichting
binnenkant ...................................................................... 3.16, 5.14
buitenkant .........................................0.2, 1.80 → 1.84, 1.86 – 1.87
instrumentenpaneel ................................................................. 1.80
versnellingshendel ........................................................ 2.3 → 2.6, 2.11
verstellen van de koplampen .............................................. 1.86 – 1.87
verstellen van de voorstoelen ........................................................ 1.35
vervangen van een lamp .....................................................5.9 → 5.14
vervoer van voorwerpen
in de bagageruimte ................................................................. 3.27
op het dak ................................................................................. 6.5
verwarming .......................................................................... 3.4 → 3.11
verwarming, airconditioning: programmeren ................. 2.13, 3.8 – 3.9
voertuigidentificatienummer (VIN) ................................................... 0.7
voetgangersclaxon ........................................................................ 1.85
voorruitverwarming ................................................................ 3.4 → 3.7
voorstoelen
verstellen ...................................................................... 1.35 – 1.36
W
waarschuwing bij het verlaten van de rijstrook .................. 2.23 → 2.25
wassen ..............................................................................4.12 → 4.14
weergave van elektrische auto
belangrijke aanbevelingen ........................................................ 1.7
wielen (veiligheid) .................................................................. 5.6 → 5.8
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/5)
7.5
FRA_UD68910_2
Index (X07 Ph2 - Renault)
Z
zekeringen .................................................................. 0.9, 5.19 → 5.21
zijwindassistentie ........................................................................... 2.20
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (5/5)
7.6
NLD_UD64353_1
Filler NU (X07 Ph2 - Renault)
RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 13-15, QUAI LE GALLO
92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / TÉL. : 0810 40 50 60
NU 1354-2 – 99 91 029 95S – 10/2020 – Edition néerlandaise
à999102995Sîííä HN
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246

Renault Nieuwe Twingo Electric Handleiding

Type
Handleiding