6
LET OP
Draai nooit de kapmoeren los voordat de
veerspanning geheel is opgeheven met de
stelschroef.
LET OP
Stelschroeven van de nozzle en de geleidering zijn
specifiek voor elk veiligheidstoestel en mogen niet
worden uitgewisseld.
c. Voor de veerspanning ontlast wordt, moet
de hoogte van de stelschroef (17) boven de
kap (14) worden opgemeten en genoteerd.
Deze gegevens zijn behulpzaam bij het
opnieuw monteren en terugbrengen van de
oorspronkelijke instelling.
d. Draai de borgmoer (18) los. Tel het
aantal slagen dat nodig is om de veer
te ontspannen door het tegen de klok in
draaien van de stelschroef.
e. Verwijder de kapmoeren (16).
f. Til de kap (14) zorgvuldig loodrecht op zodat
de spindel (11) en de veer (12) vrijkomen.
Wees voorzichtig bij het optillen van de kap,
aangezien de spindel en de veer vrij komen
en zijwaarts kunnen vallen.
g.
Neem de veer (12) en veerringen (13) van de
spindel. Veer en veerringen zitten aan elkaar
en moeten bij elkaar gehouden worden als
samenstelling. Veerringen van beide uiteinden
van de veer mogen niet verwisseld worden.
h. De klephoudersamenstelling (5), of klep
(6A) en spindel (11) kan nu uit het huis (1)
worden weggenomen door de spindel op te
tillen.
i. Verwijder de geleiding (8) en de geleidering
(9) van het huis (1) als een samenstelling en
schroef de geleidering los van de geleiding.
8 ONDERHOUD
De goede werking en de levensduur van een
veiligheidstoestel hangen hoofdzakelijk af van
de gevolgde onderhoudsmethode. Daarom
worden de volgende onderhoudsprocedures
aanbevolen:
Opnieuw inslaan
Als na het testen een andere positie van de
ring wordt verkregen, moet de nieuwe (geteste)
instelling van de ring worden ingeslagen op de
kap van het toestel.
Nozzlering instellen
De instelling van de nozzlering wordt in de
fabriek zorgvuldig vastgesteld en hoeft slechts
zelden gewijzigd te worden. Mocht dit toch
nodig zijn, wordt de nozzlering (3) ingesteld
door de nozzleringstelschroef (4) te verwijderen
en een schroevendraaier te steken tussen de
nokken van de ring. Draaien van de ring naar
rechts brengt de ring omhoog en resulteert
in een snellere opening die het afblazen
doet toenemen. Draaien van de ring naar
links brengt hem naar beneden, waardoor
het afblazen minder wordt; dit kan leiden tot
ratelen van de klep als de ring te laag komt.
Het instelgebied van de ring is beperkt en de
ring mag niet meer dan een nok tegelijk van
zijn instelpositie worden verdraaid. De werking
van het toestel moet na elke verandering
worden gecontroleerd. Na elke verandering
van de instelling moet de stelschroef (4)
worden teruggezet en verzegeld, waarbij er
goed opgelet moet worden dat de punt van de
schroef in de nok valt zonder de ring te raken
of op een tand te rusten. Het is zeer belangrijk
het toestel niet te laten openen voordat de
nozzleringstelschroef weer is geplaatst en
vastgedraaid.
Instellen geleidering
De geleidering (9) is de belangrijkste regeling
voor het afblazen van het toestel. Om de stand
van de geleidering te veranderen, moet de
geleideringstelschroef (10) verwijderd worden
en een schroevendraaier tussen de nokken
worden gestoken.
Draaien van de ring naar rechts doet hem
omhoogkomen en verminderd het afblazen.
Draaien van de ring naar links laat hem zakken
en vergroot het afblazen.
De geleidering (9) mag nooit meer dan tien
nokken worden verdraaid in beide richtingen
zonder het toestel opnieuw te testen. Na
elke verandering van de instelling moet de
stelschroef worden teruggezet en verzegeld,
waarbij er goed opgelet moet worden dat de
punt van de schroef in de nok valt zonder de
ring te raken of een tand te rusten.
CROSBY TYPE HSJ VEILIGHEIDSTOESTELLEN
Handleiding voor installatie, onderHoud en instelling
Demontage
Wanneer mogelijk moet het veiligheidstoestel
van het systeem verwijderd worden voordat
het gedemonteerd wordt. Het systeem moet
geheel drukloos zijn wanneer een toestel ter
plaatse wordt gedemonteerd of verwijderd voor
reparatie in de werkplaats.
Voor identificatie van de onderdelen, zie Figuur
1 op blz. 2:
a. Verwijder het deksel (19) en de
bedieningshendel (indien aanwezig) volgens
de instructies op blz. 8.
b. Verwijder de nozzleringstelschroef (4).
Controleer instelling van de nozzlering door
de nozzlering (3) naar rechts te draaien
en het aantal nokken te tellen voordat
hij contact maakt met de klephouder (5).
Noteer het aantal nokken. Deze locatie
wordt opgegeven als minus (-) het aantal
nokken van deze contactpositie.
Verwijder de geleideringinstelschroef (10).
Controleer de instelling van de geleidering
door de geleidering (9) terug te brengen
tot zijn vlakke stand. Deze stand is bereikt
wanneer de onderzijde van de geleidering
gelijk ligt met de onderzijde van de
klephouder (5). De geleidering moet naar
links of rechts gedraaid worden om hem in
de vlakke stand te brengen. De positie van
de geleidering moet worden genoteerd als
het aantal nokken minus (-) (naar beneden)
of plus (+) (omhoog) van de vlakke stand.
j. Als het toestel een tweedelige klep heeft
(inzet en houder), moeten de klepinzetspie
(7) en de klepinzet (6) verwijderd worden van
de klephouder (5).
k. Verwijder de spindel (11) van de klephouder
(5) of de klep (6A) door de spindel omhoog
te trekken zodat de draad aan de punt van
de spindel in de klep/klephouder pakt.
Draai de spindel tegen de klok in terwijl de
klep/klephouder vastgehouden wordt en
verwijder de spindel.
l. Draai de nozzlering (3) uit de nozzle (2).
m. Draai de nozzle (2) uit het huis (1).