Documenttranscriptie
Inhoudsopgave
1.
Pagina
Inleiding..............................................................................................................................................................82
2.
Verklaring van symbolen.....................................................................................................................................82
3.
Voorgeschreven gebruik.....................................................................................................................................83
4.
Productomschrijving...........................................................................................................................................83
5.
Leveringsomvang...............................................................................................................................................83
6.
Veiligheidsaanwijzingen......................................................................................................................................84
a) Algemeen.....................................................................................................................................................84
b) Voor de ingebruikname.................................................................................................................................84
c) Tijdens het gebruik.......................................................................................................................................85
7.
Batterij- en accuvoorschriften.............................................................................................................................86
8.
Bedieningselementen van de zender.................................................................................................................88
9.
Ingebruikneming van de zender.........................................................................................................................89
a) Batterijen plaatsen........................................................................................................................................89
b) Controleren van de stroomverzorging van de zender .................................................................................90
10. Opladen van de vliegaccu..................................................................................................................................91
11. Gebruiken/aansluiten van de vliegaccu..............................................................................................................92
12. Vernieuwen van de zender-/ontvangerbinding...................................................................................................93
13. Basisinstelling van de digitale trimming .............................................................................................................94
14. Servoreverse en motor uitschakelen..................................................................................................................95
a) Servoreverse................................................................................................................................................95
b) Motoruitschakeling........................................................................................................................................96
15. Controle van de besturingsfuncties....................................................................................................................97
a) Motorfunctie..................................................................................................................................................97
b) Neutrale stand..............................................................................................................................................98
c) Hoogteroerfunctie ........................................................................................................................................98
d) Richtingsroerfunctie......................................................................................................................................99
16. De eerste vlucht................................................................................................................................................100
a) De start.......................................................................................................................................................100
b) Bochten vliegen..........................................................................................................................................100
c) Intrimmen van het model............................................................................................................................101
d) De eerste landing.......................................................................................................................................101
80
Pagina
17. Onderhoud en verzorging ................................................................................................................................102
18. Afvoer...............................................................................................................................................................103
a) Product.......................................................................................................................................................103
b) Batterijen/accu´s.........................................................................................................................................103
19. Verklaring van overeenstemming (DOC)..........................................................................................................103
20. Verhelpen van storingen...................................................................................................................................104
21. Technische gegevens.......................................................................................................................................105
a) Zender........................................................................................................................................................105
b) Vliegmodel..................................................................................................................................................105
c) Vliegaccu....................................................................................................................................................105
81
1. Inleiding
Geachte klant,
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit product.
Dit product voldoet aan de wettelijke nationale en Europese normen.
Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te handhaven en een ongevaarlijke
werking te garanderen!
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Deze bevat belangrijke instructies voor de ingebruikname en
bediening. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden doorgeeft.
Bewaar deze gebruiksaanwijzing om haar achteraf te raadplegen!
Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be.
2. Verklaring van symbolen
Een uitroepteken in een driehoek wijst op speciale gevaren bij gebruik, ingebruikneming of bediening.
Het pijl-symbool wijst op speciale tips en bedieningsvoorschriften.
82
3. Voorgeschreven gebruik
Dit product is een elektrisch aangedreven motormodelvliegtuig dat met behulp van het meegeleverde afstandsbedieningssysteem draadloos bestuurd kan worden. Het product is bedoeld voor een gebruik in geschikte binnenruimtes
en mag omwille van het geringe gewicht alleen op windstille dagen buitenshuis worden gebruikt. Het modelvliegtuig is
voorgemonteerd en wordt met ingebouwde afstandsbedienings- en aandrijfcomponenten geleverd.
Het product mag niet vochtig of nat worden.
Het product is niet geschikt voor kinderen onder 14 jaar.
Volg alle veiligheidsinstructies in deze gebruiksaanwijzing op. Deze bevat belangrijke informatie voor het
gebruik van het product.
U alleen bent verantwoordelijk voor een veilige werking van het model!
4. Productomschrijving
Het vliegmodel „Micro Beaver“ is een voorgefabriceerd RtF-model (RtF = „Ready to Fly“) dat na enkele handgrepen
gebruiksklaar is.
Verschillende voor de aandrijving en de sturing benodigde onderdelen werden reeds gebruiksklaar in het model
ingebouwd. De besturing gebeurt via een eenvoudig te bedienen infrarood-afstandsbediening.
Voor de werking van de afstandsbediening heeft u nog 4 batterijen van het type AA/mignon (bv. Conrad bestelnr.
652504, pack van 4, 1x bestellen).
Met behulp van de beide bedieningshendels aan de afstandsbediening worden het motortoerental, de vlieghoogte en
de vliegrichting bestuurd.
De in het model te gebruiken LiPo-accu wordt met behulp van de meegeleverde afstandsbedieningszenders geladen.
5. Leveringsomvang
• Modelvliegtuig
• Afstandsbedieningszender 2,4 GHz
• LiPo vliegaccu
• Reservepropeller
• Gebruiksaanwijzing
Actuele gebruiksaanwijzingen
Download de actuele gebruiksaanwijzingen via de link www.conrad.com/downloads of scan de
afgebeelde QR-code. Volg de aanwijzingen op de website.
83
6. Veiligheidsaanwijzingen
Bij beschadigingen veroorzaakt door het niet opvolgen van deze gebruiksaanwijzing vervalt ieder
recht op garantie. Voor gevolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij niet aansprakelijk!
Voor materiële schade of persoonlijk letsel, veroorzaakt door ondeskundig gebruik of het niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen, aanvaarden wij geen aansprakelijkheid! In zulke gevallen
vervalt de garantie.
Onder de garantie vallen bovendien niet de normale slijtage en schade door ongelukken of neerstorten (vb. gebroken propellers of onderdelen van het vliegtuig).
Geachte klant: deze veiligheidsvoorschriften hebben niet enkel de bescherming van het product, maar ook
de bescherming van uw gezondheid en die van andere personen tot doel. Lees daarom dit hoofdstuk zeer
aandachtig door voordat u het product gebruikt!
a) Algemeen
Let op, belangrijk!
Bij gebruik van het model kan het tot materiële schade of lichamelijke letsels komen. Houd rekening met het feit dat u voor het gebruik van het model voldoende verzekerd bent, bijv. via een
aansprakelijkheidsverzekering.
Informeer indien u reeds beschikt over een aansprakelijkheidsverzekering voor u het model in
bedrijf neemt bij uw verzekering of het gebruik van het model mee verzekerd is.
Let op: In sommige landen bestaat een verzekeringsplicht voor alle vliegmodellen!
• Om veiligheids- en keuringsredenen is het eigenmachtig ombouwen en/of veranderen van het product
niet toegestaan.
• Het product is geen speelgoed. Het is niet geschikt voor kinderen onder de 14 jaar.
• Het product mag niet vochtig of nat worden.
• Wendt u zich tot een ervaren modelsporter of een modelbouwclub als u nog niet genoeg kennis heeft
voor het gebruik van op afstand bediende modellen.
• Laat het verpakkingsmateriaal niet achteloos liggen. Dit kan voor kinderen gevaarlijk speelgoed zijn.
• Wendt u zich tot ons (zie hoofdstuk 1 voor de contactgegevens) of een andere vakman indien u vragen
heeft die niet met behulp van deze gebruiksaanwijzing opgehelderd kunnen worden.
b) Voor de ingebruikname
• Schakel eerst altijd de zender in en sluit onmiddellijk daarna de vliegaccu aan de elektronica van het
modelvliegtuig aan. Anders kunnen er onvoorspelbare reacties van het modelvliegtuig optreden en kan
de propeller ongewild beginnen te draaien!
• Controleer de technische veiligheid van uw modelvliegtuig en de afstandsbediening. Let hierbij op zichtbare beschadigingen, zoals defecte steekverbindingen of beschadigde kabels. Alle bewegende onderdelen van het model moeten soepel werken en de lagers mogen geen speling vertonen.
• De voor het gebruik noodzakelijke vliegaccu moet volgens de gebruiksaanwijzing op worden geladen.
84
• Let bij de zenderbatterijen altijd op een nog voldoende hoge restcapaciteit (batterijtester). Als de batterijen leeg zijn, moet u steeds de hele set batterijen vervangen.
• Vóór elke ingebruikname moet de instelling van de trimtoetsen voor de richtingssturing gecontroleerd en
indien nodig afgesteld worden.
• Controleer vóór iedere inbedrijfstelling de correcte en vaste montage van de propeller.
• Let er bij draaiende propeller op dat er zich geen voorwerpen en kledings- of lichaamsdelen in het draaien aanzuigbereik van de propeller bevinden.
c) Tijdens het gebruik
• Neem geen risico bij het gebruik van het model! Uw eigen veiligheid en die van uw omgeving is afhankelijk van uw verantwoord gebruik van het model.
• Een verkeerd gebruik van het product kan zware letsels en beschadigingen tot gevolg hebben! Houd
daarom bij het vliegen voldoende afstand tot personen, dieren en voorwerpen.
• Kies een geschikte ruimte of een geschikt vliegterrein voor het gebruik van uw model. Voor de eerste
vliegpogingen adviseren we een magazijn of een sporthal. Als u het model buiten wilt gebruiken, kiest u
een windstille dag of een volledig windstille dag.
• U mag het model alleen besturen als uw reactievermogen niet verminderd is. Vermoeidheid of beïnvloeding door alcohol of medicijnen kunnen verkeerde reacties tot gevolg hebben.
• Vlieg nooit rechtstreeks op toeschouwers of op uzelf af.
• Motor, vliegregelaar en vliegaccu kunnen tijdens het gebruik van het model heet worden. Pauzeer daarom 5 - 10 minuten voordat u de vliegaccu weer oplaadt of voordat u met een reservevliegaccu opnieuw
start. De aandrijfmotor moet tot omgevingstemperatuur afgekoeld zijn.
• Laat de afstandsbediening (zender) steeds ingeschakeld zolang het model in gebruik is. Ontkoppel na
de landing steeds eerst de vliegaccu van het model los. Pas daarna mag de afstandsbediening worden
uitgeschakeld.
• In geval van een defect of een verkeerde werking moet eerst de oorzaak van de storing verholpen
worden voordat u het model weer start.
• U mag uw model en de afstandsbediening niet gedurende langere tijd aan direct zonlicht of grote hitte
blootstellen.
• Na het gebruik dient de vliegaccu uit het model te worden verwijderd en de afstandsbediening uitgeschakeld. Als u het model voor langere tijd opbergt, verwijdert u de batterijen uit de zender.
85
7. Batterij- en accuvoorschriften
Het gebruik van batterijen en accu´s is vandaag de dag weliswaar vanzelfsprekend, maar er bestaan toch tal van gevaren en problemen. Vooral bij LiPo en Li-ion accu´s met hun hoge energieinhoud (in vergelijking met gewone NiMh-accu´s) moeten er diverse voorschriften in acht genomen
worden aangezien er anders explosie- en brandgevaar bestaat.
Neem altijd de volgende informatie en veiligheidsvoorschriften in acht bij het gebruik van batterijen
en accu´s.
• Houd batterijen/accu´s buiten het bereik van kinderen.
• U mag batterijen/accu´s niet zomaar laten rondslingeren wegens het gevaar dat kinderen of huisdieren
ze inslikken. In dit geval dient u onmiddellijk een arts te raadplegen!
• Zorg dat batterijen/accu´s niet worden kortgesloten, doorboord of in vuur worden geworpen. Er bestaat
explosiegevaar!
• Lekkende of beschadigde batterijen/accu´s kunnen bij huidcontact bijtende wonden veroorzaken; draag
in dit geval veiligheidshandschoenen.
• Uit batterijen/accu‘s lopende vloeistoffen zijn chemisch zeer agressief. Voorwerpen of oppervlaktes die
daarmee in aanraken komen, kunnen deels ernstig beschadigd raken. Bewaar batterijen/accu‘s daarom
op een geschikte plaats.
• Gewone niet-oplaadbare batterijen mogen niet worden opgeladen. Er bestaat brand- en explosiegevaar!
U mag alleen accu´s opladen die hiervoor geschikt zijn. Gebruik geschikte opladers.
Batterijen (1,5 V) zijn bestemd voor eenmalig gebruik. Lege batterijen moeten volgens de geldende
wettelijke voorschriften worden ingeleverd.
• Let bij het plaatsen van de batterijen in de zender of bij de aansluiting van een vliegaccu op de juiste
polariteit (plus/+ en min/-).
Bij een omgekeerde polariteit worden niet alleen de zender, maar ook het vliegmodel en de accu
beschadigd. Er bestaat brand- en explosiegevaar.
• Vervang steeds de volledige set batterijen in de zender. U mag geen volle en halfvolle batterijen door
elkaar gebruiken. Gebruik altijd batterijen van hetzelfde type en merk
• Gebruik voor de afstandsbedieningszender uitsluitend hoogwaardige alkaline batterijen. Bij gebruik van
accu‘s kan de laadelektronica in de zender de vliegaccu niet voldoende opladen.
• Als u het model langere tijd niet gebruikt (b.v. als u het opbergt), moet u de in de afstandsbediening
geplaatste batterijen verwijderen om beschadigingen door lekkende batterijen te voorkomen.
• Laat de vliegaccu niet op het modelvliegtuig aangesloten als u deze niet gebruikt (b.v. bij het transport of
de opslag). Anders kan de vliegaccu diepontladen worden. Hierdoor gaat deze kapot en wordt onbruikbaar!
Neem voor het laden de vliegaccu uit het modelvliegtuig.
• U mag de vliegaccu nooit direct na het gebruik opladen. Laat de LiPo-vliegaccu altijd eerst afkoelen
(tenminste 5 - 10 minuten).
86
• U mag enkel intacte accu´s opladen die niet beschadigd zijn. Als de uitwendige isolatie van de accu
beschadigd is of als deze een andere vorm heeft of bol staat, mag de accu in geen geval opgeladen
worden. In dit geval bestaat er een acuut gevaar voor brand en explosies!
• U mag de omhulling van de vliegaccu nooit beschadigen, de folie niet doorknippen of met scherpe
voorwerpen in de accu prikken. Er bestaat brand- en explosiegevaar!
• Aangezien zowel de oplaadelektronica in de afstandsbediening als de vliegaccu tijdens het opladen
warm worden, is het aangewezen te zorgen voor voldoende verluchting. Dek de afstandsbediening en
de vliegaccu nooit af!
Dit geldt uiteraard ook voor andere laadapparaten en accu‘s.
• U mag accu’s nooit onbewaakt laten tijdens het opladen.
• Neem de vliegaccu uit de afstandsbediening wanneer deze volledig is opgeladen.
• Stel de afstandsbediening en de vliegaccu niet bloot aan hoge/lage temperaturen en direct zonlicht.
87
8. Bedieningselementen van de zender
In deze gebruiksaanwijzing wijzen de cijfers in de tekst steeds op de afbeeldingen die er naast of midden
in het hoofdstuk staan. Dwarsverwijzingen naar andere afbeeldingen worden met de overeenkomstige
figuurnummers aangeduid. Verschillen inzake kleurgeving en ontwerp tussen het geleverde model en dat
in deze gebruiksaanwijzing kunnen niet worden uitgesloten.
Afbeelding 1
1 Antenne
2 Laadcontrolelampje
3 Bedrijfscontrolelampje
4 Stuurknuppel voor motorfunctie
5 Functieschakelaar
6 Stuurknuppel voor hoogte- en richtingsroer
7 Trimknop voor hoogteroer
8 Trimknop voor richtingsroer
9 Klep voor laadkabel
88
9. Ingebruikneming van de zender
a) Batterijen plaatsen
Belangrijk!
Gebruik voor de werking van de afstandsbedieningszender uitsluitend batterijen aangezien deze een spanning van 1,5 V/cel hebben. Accu‘s (NiCd/NiMH) hebben slechts een spanning van 1,2 V/cel en zijn daarom
niet geschikt voor de stroomvoorziening van de zender of de in de zender geïntegreerde laadfunctie (voor
de vliegaccu).
Om de batterijen te plaatsen gaat u als volgt te werk:
Het batterijdeksel (1) bevindt zich aan de achterkant van de zender. Druk de vergrendelingshendel (2) aan de bovenste zijde van het batterijvakdeksel licht naar beneden en hef het deksel op.
Plaats nu 4 batterijen van het type AA/mignon (hoogwaardige alkalinebatterijen zijn aangewezen) in het batterijvak.
Houd hierbij in ieder geval rekening met de juiste polariteit van de afzonderlijke cellen (let op plus/+ en min/-). Op de
bodem van het batterijvak staat een aanwijzing (3) voor de poolrichting.
Plaats aansluitend het batterijvakdeksel met de onderkant eerst in de zenderbehuizing en laat bij het aandrukken de
vergrendelingshendel bij het aandrukken goed vastklikken.
Afbeelding 2
89
b) Controleren van de stroomverzorging van de zender
Als er nieuwe batterijen geplaatst werden, schakelt u voor testdoeleinden de zender in met behulp van de functieschakelaar (zie afb. 1, positie 5). Schuif daartoe de functieschakelaar van de linkse schakelaarstand „OFF“ in de rechter
schakelaarstand „ON“.
Als teken van een correcte stroomtoevoer licht het groene bedrijfscontrolelampje (zie afbeelding 1, pos. 3) en de
zender geeft een kort geluidssignaal weer.
Als de stroomtoevoer niet meer volstaat voor een probleemloos gebruik van de zender, begint het groene bedrijfscontrolelampje te knipperen en geeft de zender in hetzelfde tempo snelle waarschuwingssignalen weer. In dit geval dient
u het gebruik van uw model zo snel mogelijk te stoppen.
Om de zender verder te gebruiken moeten nieuwe batterijen worden geplaatst.
Let op!
Ook wanneer de ontvangstelektronica in het modelvliegtuig een ingebouwde beschermschakelaar heeft,
die het ongewild aanlopen van de aandrijfmotor verhinder, moet u voor elke ingebruikname van de zender
controleren, of de stuurknuppel voor de motorfunctie (zie afbeelding 1, pos. 4) zich in de stand „Motor uit“
bevindt. Hiervoor moet de stuurknuppel helemaal naar beneden geschoven of helemaal naar het lichaam
getrokken zijn.
90
10. Opladen van de vliegaccu
De vliegaccu wordt met behulp van de afstandsbedieningszender geladen. Open daarom de klep (1) aan de voorzijde
van de zender (zie ook afbeelding 1, pos. 9), klap ze naar links open.
Sluit vervolgens de vliegaccu (2) aan de laadkabel (3) in de laadschacht aan. De steekverbindingen zijn beveiligd
tegen verpoling. Gebruik bij het aandrukken geen geweld. Als de accu contact heeft, licht het rode bedrijfscontrolelampje (zie afbeelding 1, pos. 2) op en wijst op een correct opladen.
Als het laadcontrolelampje na ca. 30 tot 40 minuten uitdooft, is het opladen voltooid en moet de accu van de laadkabel
worden afgekoppeld. Plaats de laadkabel terug in de laadschacht en sluit dan de klep van de laadschacht. Let op dat
de laadkabel niet ingeklemd is en daardoor beschadigd wordt.
Afbeelding 3
Voor het opladen is het niet nodig de zender in te schakelen. Als de zenderbatterijen te zwak worden om
normaal op te laden, zal het laadcontrolelampje donkerder oplichten. Als test kunt u de zender tijdens
het opladen kort inschakelen. Als het groene bedrijfscontrolelampje knippert en de zender in snel tempo
waarschuwingssignalen weergeeft, zijn de batterijen al te zwak voor een correct opladen van de vliegaccu.
De oplaadduur is afhankelijk van de restlading van de vliegaccu en de kwaliteit of restcapaciteit van de
gebruikte batterijen in de zender en kan daarom sterk variëren.
Attentie, belangrijk!
Ontkoppel de volledig opgeladen accu onmiddellijk van de laadkabel en laat hem niet onnodig lang aan de
zender gekoppeld! Laad de vliegaccu uitsluitend met behulp van de afstandsbedieningszender en gebruik
geen oplaadtoestellen die niet geschikt zijn voor eencellige LiPo-accu‘s. Het opladen start alleen als de
vliegaccu een restcapaciteit van minder dan 90% heeft.
91
11. Gebruiken/aansluiten van de vliegaccu
Attentie, belangrijk!
Voor u de vliegaccu aan het model aansluit, moet de afstandsbedieningszender in gebruik worden genomen. Let daarbij op dat de stuurknuppel voor de motorfunctie zich in de onderste stand bevindt.
Monteer de vliegaccu (1) in het midden op de klittenbank aan het onderstel (2) en verbind deze aan de hand van de
tegen verpoling beveiligde stekker (3) met de modelelektronica.
Na ca. 2 seconden licht een rode LED in de modelelektronica op, die u signaleert dat het modelvliegtuig bedrijfsgereed is.
Het richtings- en hoogteroer en de motor reageren alleen op de bewegingen van de stuurknuppel op de zender.
Als de LED niet oplicht, is de zender soms niet ingeschakeld of wordt hij door de ontvanger niet herkend
(zie volgend hoofdstuk 12).
Als de LED langzaam begint te knipperen, werd de stuurknuppel voor de motorfunctie niet correct in de
onderste stand geschoven.
Als u de accu opnieuw van de elektronica wilt afkoppelen, houdt u het modelvliegtuig met een hand aan de
buitenkant op de plaats van de elektronica (4) vast.
Afbeelding 4
92
12. Vernieuwen van de zender-/ontvangerbinding
Opdat bij 2,4 GHz-afstandsbedieningen een storingsvrije signaaloverdracht kan plaatsvinden, moeten zender en ontvanger digitaal gelijk zijn gecodeerd. De afstemming van de digitale codering (verbinding tussen zender en ontvanger)
gebeurt met behulp van de binding-functie.
Zender en ontvanger zijn in regel al in de fabriek op elkaar afgestemd of met elkaar verbonden en kunnen meteen
gebruikt worden.
Hernieuwde binding is alleen nodig na vervanging van een ontvanger of zender of voor het opheffen van storingen.
Omdat elke fabrikant verschillende coderings- en decoderingsmethoden gebruiken, kunnen zender en ontvanger niet
met producten van andere fabrikanten worden gecombineerd en gebruikt.
Binding opnieuw tot stand brengen:
1. Druk bij uitgeschakelde zender boven op de linker stuurknuppel (1) tot u een klik hoort of voelt en houd hem dan
in deze positie vast.
2. Schakel de zender met een ingedrukte stuurknuppel in (2) en laat de stuurknuppel daarna los. De zender gaat
in de bindingsmodus en geeft gedurende ca. 20 seconden elke seconde een signaal weer. Tegelijk knippert het
bedrijfscontrolelampje op de zender (3).
3. Sluit de vliegaccu gedurende de 20 seconden durende bindingsfase van de zender aan het model aan (zie vorig
hoofdstuk).
Tijdens het pairen licht de LED op het model op. Na afloop van de 20 seconden is de bindingsfase afgesloten en
gaan de zender en het model in de normale bedrijfstoestand over.
4. Controleer de correcte werking van de afstandsbediening en het modelvliegtuig.
Afbeelding 5
93
13. Basisinstelling van de digitale trimming
Voor u de stuurfuncties op het model kunt testen, is het nodig om de huidige stand van de digitale trimming te controleren of correct in te stellen.
De afstandsbedieningszender heeft vier trimtoetsen (zie ook afbeelding 1, pos. 7 en 8) met behulp waarvan de middelste stand van de beide stuurfuncties voor hoogte- en richtingsroer kan worden gecorrigeerd.
Als het model vb. later in de vlucht de neiging heeft om voortdurend naar links te vliegen, kunt u met behulp van de
richtingsroertrimming het roer zodanig instellen dat het model opnieuw rechtuit vliegt.
De instelling van de trimming kan tijdens het vliegen gebeuren.
Bij elke korte druk op de trimtoetsen geeft de afstandsbediening een kort geluidssignaal weer dat naargelang de
trimrichting van de knop hoger of lager klinkt. Als de trimtoets langer wordt vastgehouden, worden de geluidssignalen
snel na elkaar weergegeven en worden ze sneller versteld.
Als de middelste stand werd bereikt, weerklinkt een dubbele signaaltoon. Het einde van het respectievelijk instelbereik wordt door een langere signaaltoon gesignaleerd. De gehele trimweg bedraagt ca. 30 afzonderlijke stappen.
Stel nu de triminstellingen in de middelste stand in.
De roersturingen voor het richtingsroer (1) en hoogteroer (2) gebeuren met behulp van zogenaamde inductieservo‘s (3). Als deze stuurmotoren door het trimmen uit hun mechanische middelste stand worden
gehaald, kunnen hierdoor bromgeluiden ontstaan die samen met de romp als resonantielichaam luider of
stiller zijn. Dit is geen fout, maar een normale, fysisch verklaarbare reactie bij een inductieservo.
Afbeelding 6
94
14. Servoreverse en motor uitschakelen
a) Servoreverse
Na een zenderstoring of als u vb. de zender vervangt, moet de stuurrichting van richtings- en/of hoogteroer (servoreverse) eventueel worden veranderd.
Stuurrichting wijzigen:
1. Als de stuurrichting van de richtingsroersturing moet worden gewijzigd, drukt u bij een uitgeschakelde zender op
de rechter trimknop van de richtingsroertrimming (1). Als u de stuurrichting van de hoogteroersturing wilt wijzigen,
drukt u bij een uitgeschakelde zender op de voorste trimknop van de hoogteroerstrimming (2).
2. Schakel bij een ingedrukte trimknop de zender in (3). De trimknop moet altijd nog ingedrukt blijven.
De zender geeft na ca. 3 seconden elke seconde een geluidssignaal weer. Tegelijk knippert het bedrijfscontrolelampje op de zender (4). De respectievelijke stuurfunctie is nu in de stuurrichting omgekeerd.
3. Controleer aansluitend de correcte werking van de afstandsbediening.
Afbeelding 7
95
b) Motoruitschakeling
Om de vliegaccu tegen diepontladen te beschermen, schakelt de motorelektronica de motor uit wanneer de ontlaadsluitspanning van de accu is bereikt. De in het model ingebouwde LED knippert. Land onmiddellijk nadat de motor
werd uitgeschakeld.
Als het model relatief ver van u verwijderd is, kunt u het model met weinig motorkracht terughalen en laten landen.
Schuif hiervoor de stuurhendel voor de motorbesturing kort in de onderste stand (motor uit) en beweeg de stuurhendel
opnieuw langzaam zo ver naar voor dat u met een verminderd motorvermogen een landing in u buurt kunt uitvoeren.
Verder vliegen na de eerste motoruitschakeling met verminderd vermogen mag niet te lang duren, aangezien anders de accu diepontladen wordt en deze permanent wordt beschadigd (vermogensverlies).
96
15. Controle van de besturingsfuncties
Vóórdat u het modelvliegtuig de eerste keer start, is het noodzakelijk dat u zich met de besturingsfuncties
vertrouwd maakt en de functies van het model test.
a) Motorfunctie
Let op!
Zorg ervoor dat bij deze motortest geen losse delen, zoals papier, folie of andere voorwerpen door de
luchtschroef kunnen worden aangezogen. Let er ook op dat het model bij deze test veilig wordt vastgehouden en dat er zich geen kledings- of lichaamsdelen in het draai- en gevarenbereik van de propeller
bevinden.
• Schuif de stuurknuppel voor de motorfunctie (afbeelding 8) in de onderste positie (motor uit).
• Neem eerst de zender en vervolgens het modelvliegtuig in werking (accu aansluiten).
• Schuif de stuurknuppel voor de motorfunctie langzaam van de onderste in de bovenste stand (afbeelding 9). De
propeller zal aanlopen en het toerental afhankelijk van de stand van de stuurknuppel verhogen.
• Wanneer de stuurknuppel zich aan de bovenste aanslag bevindt, is het maximum propellertoerental bereikt. Beweeg daarna de stuurknuppel terug in de onderste stand.
• Voer een korte motortest door en controleer daarbij de omwenteling van de propeller.
• Voor de opeenvolgende tests van de hoogte- en richtingsroerfunctie moet u absoluut opletten dat de motor uitgeschakeld is. Schuif hiervoor de stuurknuppel voor de motorfunctie (afbeelding 8) opnieuw in de onderste positie
(motor uit).
Afbeelding 8
Afbeelding 9
97
b) Neutrale stand
Als de stuurknuppel voor de richtingsroer- en hoogteroerfunctie en de digitale trimming van de stuurfuncties precies
in de middelste stand staan, moet het richtingsroer (1) en het hoogteroer (2) eveneens precies in de middelste stand
staan.
Van achter gezien, moeten richtings- en hoogteroeren samen met de besturing een vlak vormen en mogen niet naar
boven, onder, links of rechts uitgeslagen zijn.
Als richtings- en hoogteroer niet nauwkeurig zijn afgesteld, kan dit met behulp van de trimming worden gecorrigeerd.
Afbeelding 10
c) Hoogteroerfunctie
Wanneer de stuurknuppel voor hoogteroerfunctie (zie figuur 11) naar onder (achteruit) beweegt, moet het hoogteroer
naar boven uitslaan. De achterzijde van het roer moet daarbij ca. 2 - 3 mm naar boven worden afgesteld. Tijdens het
vliegen wordt daardoor het staarvlak naar beneden gedrukt en het model stijgt naar boven weg.
Afbeelding 11
Wanneer de stuurknuppel voor hoogteroerfunctie (zie figuur 12) naar boven (vooruit) beweegt, moet het hoogteroer
naar benden uitslaan. De achterzijde van het roer moet daarbij ca. 2 - 3 mm naar beneden worden afgesteld. Tijdens
het vliegen wordt daardoor het staarvlak naar boven gedrukt en het model duikt naar beneden weg. Deze stuurfunctie
wordt gebruikt om het model in een normale vliegpositie te brengen, wanneer het door een stuurfout of een windbui
te sterk naar boven wil stijgen.
Afbeelding 12
98
d) Richtingsroerfunctie
Wanneer de stuurknuppel voor de richtingsroerfunctie (zie figuur 13) naar links wordt bewogen, moet het richtingsroer
naar links uitslaan. De achterzijde van het roer moet daarbij ca. 2 - 3 mm naar links worden afgesteld. Tijdens het
vliegen wordt daardoor het rechts naar beneden gedrukt en het model vliegt in een bocht naar links.
Afbeelding 13
Wanneer de stuurknuppel voor de richtingsroerfunctie (zie figuur 14) naar rechts wordt bewogen, moet het richtingsroer naar rechts uitslaan. De achterzijde van het roer moet daarbij ca. 2 - 3 mm naar rechts worden afgesteld. Tijdens
het vliegen wordt daardoor het daardoor naar links gedrukt en het model vliegt in een bocht naar rechts.
Afbeelding 14
99
16. De eerste vlucht
Vóór de eerste start moet de vliegaccu volgens de aanwijzingen in het gedeelte „Laden van de vliegaccu“ op worden
geladen. De restcapaciteit van de zenderbatterijen kunt u bijvoorbeeld met een batterijtester testen.
Nadat u nog een keer kort de functie van de motor en de uitslagen van het hoogte- en richtingsroer gecontroleerd
heeft, is het model gereed voor de eerste vlucht.
Kies een geschikte vliegplaats voor het gebruik van uw model. Voor de eerste vliegpogingen adviseren we een grote
hal of sporthal of een grote weide, een sport- of modelvliegtuigterrein.
Als u de eerste vlucht buiten uitvoert, dan wacht u indien mogelijk op een volledig windstille dag.
Zodra u uw model beheerst kunt u ook in de tuin of in een kleinere ruimte vliegen.
a) De start
In principe is het zonder probleem mogelijk om het model alleen uit de hand en ook vanaf een vlakke bodem te starten. Voor de eerste vlucht raden wij u echter aan toch de hulp van een starthelper in te roepen, die het model met de
hand start. Zo heeft u beide handen voor het sturen vrij en kunt u zich geheel op het model concentreren.
Als u buiten vliegt, moeten de start en landing altijd van u weg of naar u toe gebeuren. In een binnenruimte mag u
niet in het midden van de ruimte, maar in een hoek starten. Zo hebt u voldoende plaats om een grote cirkel rond de
ruimte te vliegen.
Onze tip:
Om de vliegpositie van uw model nauwkeurig te kunnen zien, gaat u zijdelings achter de starthelper staan
en kijkt u precies in de vliegrichting van het startende model.
Voor het begin van de start pakt de starthelper het model met de duim en wijsvinger voorzichtig onder aan de romp
achter het draagvlak vast. Geef nu langzaam gas en laat dan de motor met vol vermogen lopen. De starthelper geeft
het model met een zachte zwaai recht naar voren vrij.
Het model moet nu in een vlakke hoek naar boven opstijgen. Eventueel moet u hiervoor het motortoerental een beetje
verminderen. Probeer hierbij zo min mogelijk te sturen. Pas wanneer het model vanzelf zijn vliegpositie verandert en
bijv. een bocht vliegt, te snel stijgt of de neus naar beneden wil drukken, corrigeert u de vliegpositie met de noodzakelijke stuurcommando’s.
Voor een fijngevoelige correctie van de vliegpositie en voor gerichte richtingsveranderingen vanuit de normale vliegpositie zijn maar geringe of kortdurende knuppelbewegingen van de zender nodig.
Wanneer de gewenste vlieghoogte is bereikt, vermindert u het motorvermogen en leidt u de eerste bocht in.
b) Bochten vliegen
Het vliegen van bochten wordt met het richtingsroer gestart, hierdoor neigt het model naar de zijkant. Wanneer de
gewenste schuine stand van het model bereikt is, wordt het richtingsroer terug naar de middenpositie gestuurd. Gelijktijdig wordt door zacht trekken aan de stuurknuppel voor het hoogteroer, de bocht op gelijkblijvende hoogte gevlogen.
Als het model in de gewenste richting vliegt, kunt u met een korte beweging van het richtingsroer in de andere richting
het model weer horizontaal laten vliegen en het hoogteroer naar de middenpositie terug brengen.
100
Probeert u in het begin geen te korte bochten te vliegen en let ook in de bochten op een gelijk blijvende vlieghoogte
en -snelheid.
Belangrijk!
Tijdens het sturen brommen de inductieservo‘s luider of stiller. Dit is normaal en fysisch bepaald.
De functie van het roer is naast de uitslagweg op de zender ook van het motorvermogen afhankelijk. Hoe
hoger het motortoerental, hoe korter de bochten die kunnen worden gevlogen.
Let op!
Let bij het vliegen altijd op een voldoende minimumvliegsnelheid. Bij een verminderd motorvermogen leidt
een te sterk aan de stuurknuppel van het hoogteroer trekken ertoe dat het model te langzaam wordt en
naar voren over de punt van de romp of zijdelings over een vleugel kan afglijden.
Vlieg daarom in het begin met voldoende veiligheidshoogte om aan het besturingsgedrag van het model
te kunnen wennen. Vlieg buiten echter niet te ver weg om te allen tijde de vliegpositie duidelijk te kunnen
beoordelen.
c) Intrimmen van het model
Wanneer uw model bij een rechte vlucht telkens naar één kant trekt, corrigeer dan met behulp van de trimming de
noodzakelijke neutrale positie van de betreffende roeren.
Richtingsroer:
Als het model naar links schuift of trekt, drukt u op de rechtertoets voor de richtingsroertrimming (afbeelding 1, pos.
8) tot het model recht vliegt. Als het model naar rechts trekt, moet een trimcorrectie met de linker trimknop (afbeelding
1, pos. 8) worden uitgevoerd.
Hoogteroer:
De trimming voor het hoogteroer dient zo ingesteld te zijn, dat het model met maximaal motorvermogen met een
vlakke hoek naar boven stijgt en met minder motorvermogen op een gelijkblijvende hoogte vliegt. Als het model te
sterk wil stijgen, moet de voorste trimtoets (afbeelding 1, pos. 7) worden bewogen. Als het model met de punt voortdurend naar beneden wil duiken, moet de achterste trimtoets (afbeelding 1, pos. 7) worden verschoven.
De laatst ingestelde trimwaarde wordt automatisch opgeslagen en na het opnieuw inschakelen van de
zender opnieuw opgeroepen.
d) De eerste landing
Verlaag het motorvermogen en vlieg grote vlakke cirkels. Trek daarbij niet te hard aan het hoogteroer om de vlieghoogte gecontroleerd te verlagen. Kies de laatste bocht voor de landing zodanig dat u nog voldoende plaats voor de
landing heeft en de vliegrichting bij het landen niet meer duidelijk gecorrigeerd hoeft te worden.
Let daarbij altijd op een voldoende vliegsnelheid en maak het model niet te langzaam door het motorvermogen te
sterk te verlagen of door te stevig aan het hoogteroer te trekken. Slechts kort voor het gebruik wordt de motor afgesteld en landt het model met volledig doorgetrokken hoogteroer.
101
17. Onderhoud en verzorging
Controleer regelmatig de bedrijfsveiligheid van de afstandsbediening en het vlot werken van de motor van het modelvliegtuig. Alle beweegbare onderdelen moeten gemakkelijk kunnen bewegen, maar mogen geen speling in de
lagers vertonen.
De buitenkant van het model en de afstandsbediening mogen enkel met een zachte, droge doek of penseel worden
gereinigd. U mag in geen geval agressieve reinigingsproducten of chemische oplosmiddelen gebruiken omdat hierdoor het oppervlak beschadigd kan worden.
Belangrijk!
Indien u beschadigde of versleten onderdelen moet vervangen, gebruik dan alleen originele reserveonderdelen.
De reserveonderdelenlijst vindt u op onze internetpagina www.conrad.com in het downloadgedeelte van het betreffende product.
U kunt de reserveonderdelenlijst ook telefonisch aanvragen. De contactgegevens vindt u aan het begin van deze
gebruiksaanwijzing in het hoofdstuk „Inleiding“.
Propeller vervangen
Ga om een beschadigde propeller te vervangen als volgt te werk:
• Houd met een vinger het onderste, grote tandwiel van de schroefas vast (zie pijl op afbeelding 15).
• Draai de propeller met de hand tegen de richting van de wijzers van de klok (van vooraf gezien) en schroef de
propeller zo van de as af.
• Plaats de bijgevoegde vervangpropeller en schroef deze in de richting van de wijzers van de klok (van vooraf
gezien) opnieuw vast.
Afbeelding 15
102
18. Afvoer
a) Product
Elektronische apparaten kunnen gerecycled worden en horen niet thuis in het huisvuil. Het product dient
na afloop van de levensduur volgens de geldende wettelijke voorschriften te worden afgevoerd.
Verwijder evt. geplaatste batterijen/accu‘s en gooi deze afzonderlijk van het product weg.
b) Batterijen/accu´s
U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen/accu‘s in te leveren;
verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan.
Batterijen/accu‘s met schadelijke stoffen worden met het nevenstaande symbool aangeduid dat wijst op
het verbod om het apparaat met het huishoudelijk afval weg te gooien. De aanduidingen voor irriterend
werkende, zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood (de aanduiding staat op de batterijen/
accu‘s, bv. onder het vuilnisbak-symbool dat links afgebeeld is).
Lege batterijen en niet meer oplaadbare accu´s kunt u gratis inleveren bij de verzamelplaatsen van uw gemeente,
onze filialen of andere verkooppunten van batterijen en accu´s.
Zo voldoet u aan de wettelijke verplichtingen voor afvalscheiding en draagt u bij aan de bescherming van het milieu.
19. Verklaring van overeenstemming (DOC)
Hiermee verklaart Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Straße 1, D-92240 Hirschau, dat dit product met richtlijn
2014/53/EU overeenstemt.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is beschikbaar op het volgende internetadres:
www.conrad.com/downloads
Kies een taal door een vlagsymbool te selecteren en voer het bestelnummer van het product in het zoekveld in; vervolgens kunt u de EU-conformiteitsverklaring in pdf-formaat downloaden.
103
20. Verhelpen van storingen
Het modelvoertuig werd volgens de nieuwste technische inzichten vervaardigd. Er kunnen desondanks problemen
of storingen optreden. Omwille van deze reden willen wij u graag wijzen op enkele manieren om eventuele storingen
op te lossen.
De zender reageert niet.
• Controleer de geplaatste batterijen in de zender en vervang deze evt.
• Controleer de polariteit van de batterijen (let op plus/+ en min/-, zie opschrift in het batterijvak van de zender en
op de batterijen).
• Controleer of de zender is ingeschakeld.
De zender schakelt onmiddellijk of na korte tijd vanzelf uit.
• Controleer de geplaatste batterijen in de zender en vervang deze evt.
De reikwijdte tussen zender en modelvliegtuig is slechts heel gering.
• Controleer de in de zender geplaatste batterijen in de zender en vervang deze evt.
• Storingen in het 2,4 GHz-bereik verminderen het bereik. Dit kan bijvoorbeeld andere modelvliegtuigen zijn, maar
ook vb. toestellen met WLAN of Bluetooth. Kies een andere plaats om te vliegen.
Het modelvoertuig reageert niet.
• Laad de vliegaccu op.
• Controleer de steekverbindingen aan het model.
• Voer het pairen uit.
Laadprocedure duurt te lang.
• Controleer de in de zender geplaatste batterijen in de zender en vervang deze evt.
• Plaats geen accu‘s in de zender, maar uitsluitend batterijen (hoogwaardige alkalinebatterijen aanbevolen).
104
21. Technische gegevens
a) Zender
Zendfrequentie..................................................2,4 GHz
Zendvermogen .................................................< 5 dBm
Aantal kanalen...................................................3
Bedrijfsspanning................................................6 V/DC, 4 batterijen van het type AA/Mignon
Afmetingen (B x H x D)......................................140 x 121 x 41 mm
Gewicht incl. batterijen......................................ca. 265 g
b) Vliegmodel
Spanwijdte.........................................................320 mm
Lengte...............................................................215 mm
Gewicht incl. accu..............................................13 g
c) Vliegaccu
Accutype............................................................LiPo, 3,7 V, 35 mAh
Geringe afwijkingen in afmetingen en gewicht zijn productie-technisch bepaald.
105