DVM439
00 (30/06/2008)
- 9 -
• Richt de infraroodlens (4) naar het te meten punt en druk op de meetknop (6) om de
oppervlaktetemperatuur van het voorwerp weer te geven. Tijdens de meting
verschijnt er een rode stip op het meetpunt. De verhouding afstand/meetpunt
bedraagt 8:1, d.w.z. dat, bij een meetafstand van 8 cm, het voorwerp groter moet
zijn dan 1 cm. Zorg ervoor dat het meetpunt binnen deze waarden blijft.
• De thermometer geeft de temperatuur weer in zowel °C als in °F. Om de meeteenheid
te selecteren, schakel de thermometer in en druk op ‘mode’-toets (2). Op de display
(1) verschijnt °C of °F.
• De gemeten maximumwaarde verschijnt altijd onderaan de display (1), naast het
symbool MAX.
• De ‘hold’-functie wordt automatisch ingeschakeld van zodra u de meetknop (6)
loslaat. De laatst gemeten waarde blijft op de display (1) weergegeven tot u een
nieuwe meting uitvoert of tot de thermometer zich automatisch uitschakelt (na ong.
15 sec.).
• Merk op dat de achtergrondverlichting zich altijd inschakelt. De laser blijft enkel
ingeschakeld tijdens de meting.
2.6. Problemen en oplossingen
Display geeft ‘Hi’ of ‘Lo’ weer indien de gemeten temperatuur zich
buiten het bereik van het toestel bevindt (zie ‘Technische
specificaties’).
Display geeft ‘Er2’ weer indien de thermometer is blootgesteld aan
een plotse wisseling van de omgevingstemperatuur. Wacht
gedurende een 30-tal minuten tot de thermometer op
kamertemperatuur gekomen is.
Display geeft ‘Er3’ weer wanneer de omgevingstemperatuur lager
is dan 0°C of hoger is dan +50°C. Wacht gedurende een 30-tal
minuten tot de thermometer op kamertemperatuur gekomen is.
Error 5~9: Herstel de thermometer bij alle andere foutmeldingen.
Schakel de thermometer uit, verwijder de batterij en wacht
gedurende 30 seconden. Plaats de batterij en druk op de
meetknop (3). Neem contact op met uw dealer indien de
foutmelding opnieuw verschijnt.
2.7. Reiniging en opslag
1. De sensor is een zeer delicaat onderdeel van de thermometer en moet altijd
schoon gehouden worden.
2.
Maak de sensor schoon met een zachte doek of wattenstaafje gedrenkt in een
beetje water of ontsmettingsalcohol.
3. Laat de sensor drogen alvorens de thermometer opnieuw te gebruiken.
4. Maak andere onderdelen schoon met een vochtige, niet-pluizende doek. Gebruik
geen alcohol of solventen.
5. Dompel de thermometer nooit in water of een andere vloeistof.
6. De gebruiker mag geen onderdelen vervangen.
7. Bestel eventuele reserveonderdelen bij uw dealer.
8. Bewaar de thermometer in een ruimte met een temperatuur tussen –20°C ~
+65°C.