Documenttranscriptie
Gebruikershandleiding
• Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze
handleiding door, met name het gedeelte
"Veiligheidsmaatregelen".
• Zo leert u de camera juist te gebruiken.
• Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later nog kunt
raadplegen.
NEDERLANDS
De inhoud van de verpakking controleren
Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande onderdelen
bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van de
camera.
Camera
Interfacekabel
IFC-400PCU
Introductiehandleiding
Batterij NB-6L
(met kapje)
Batterijlader
CB-2LY/CB-2LYE
Stereo AV-kabel
AVC-DC400ST
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Polsriem
WS-DC10
Canon
garantiesysteemboekje
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk.
• Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u de
vele functies van de camera gebruiken om foto's met
geavanceerdere instellingen te maken.
• Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt
gebruiken.
• Een geheugenkaart is niet bijgesloten.
• U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt
de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer
(alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
2
Lees dit eerst
Proefopnamen en disclaimer
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor
welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van
een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname
niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het
auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van
voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp
van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere
wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon
garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd.
Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie van
Canon Klantenservice.
LCD-monitor (scherm)
• Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hogeprecisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
• Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze te
beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De
camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van een
storing.
3
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken
z Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten....27
Mooie opnamen maken van mensen
I
Portretten
(p. 66)
V
Kinderen en
dieren (p. 67)
w
Gezichtsuitdrukkingen Op het strand
(p. 83)
(p. 67)
Diverse andere opnamen maken
Nacht Scene
(p. 67)
Donkere omgeving
(p. 67)
O
Flora
(p. 67)
P
In de sneeuw
(p. 68)
t
Vuurwerk
(p. 68)
Opnamen maken met speciale effecten
Fisheye-effect
(p. 71)
Creative Light Effect
(p. 73)
Miniatuureffect
(p. 72)
Monochroom
(p. 76)
Extra levendige
kleuren (p. 70)
Speels effect
(p. 77)
Poster-effect
(p. 70)
z Scherpstellen op gezichten ................................................27, 66, 97
z Opnamen maken op locaties waar ik de flitser niet kan
gebruiken (de flitser uitschakelen) ...............................................56
z Foto’s maken met de zelfontspanner ...............................60, 61, 80
z De datum en tijd aan de opnamen toevoegen .............................59
z Een opname maken tijdens het opnemen van een film ...............69
4
Wat wilt u doen?
Weergeven
1
z Foto's bekijken .............................................................................30
z Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) ............................126
z Foto's bekijken op een tv ...........................................................135
z Foto's bekijken op een computer .................................................36
z Snel foto's zoeken......................................................................122
z Foto's wissen .......................................................................32, 141
Films opnemen en bekijken
E
z Films opnemen.....................................................................33, 113
z Films bekijken ..............................................................................35
z Opnamen maken van snel bewegende objecten
en deze afspelen in slow motion ................................................116
Afdrukken
2
z Snel en gemakkelijk foto's afdrukken.........................................154
Opslaan
z Beelden opslaan op een computer ..............................................36
Overige
3
z Geluid uitzetten ............................................................................51
z De camera gebruiken in het buitenland ...............................16, 171
z Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven .....................189
5
Inhoudsopgave
In hoofdstuk 1 tot en met 3 worden het basisgebruik en de veelgebruikte
functies van deze camera beschreven. Vanaf hoofdstuk 4 worden de
geavanceerde functies beschreven, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer
leert.
De inhoud van de verpakking
controleren.......................................2
Lees dit eerst .....................................3
Wat wilt u doen? ................................4
Inhoudsopgave ..................................6
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt ...............................9
Veiligheidsmaatregelen ...................10
1 Aan de slag ........................ 13
Het aanraakscherm gebruiken.........14
De batterij opladen...........................15
De interne, oplaadbare
lithiumbatterij recyclen ...................17
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar) ..............19
De batterij en geheugenkaart
plaatsen .........................................19
De datum en tijd instellen ................22
De taal van het scherm instellen......24
Geheugenkaarten formatteren.........25
De ontspanknop indrukken ..............26
Foto's maken (Smart Auto)..............27
Beelden bekijken .............................30
Active Display ..................................31
Beelden wissen................................32
Films opnemen ................................33
Films bekijken ..................................35
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken ...............36
Accessoires .....................................40
Afzonderlijk verkrijgbare
accessoires....................................41
6
2 Meer informatie ..................43
Overzicht van de onderdelen .......... 44
Schermweergave ............................ 46
Lampje ............................................ 47
Menu FUNC. – Basishandelingen... 48
MENU – Basishandelingen ............. 49
De geluidsinstellingen wijzigen ....... 51
De helderheid van het scherm
aanpassen .................................... 52
De standaardinstellingen van
de camera herstellen ................... 53
De functie spaarstand
(Automatisch Uit) .......................... 54
3 Veelgebruikte functies
voor opnamen ....................55
De flitser uitzetten ........................... 56
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom) ............................. 57
Datum en tijd aan de opname
toevoegen ..................................... 59
De zelfontspanner gebruiken .......... 60
De resolutie wijzigen
(beeldgrootte)................................ 62
De compressieverhouding wijzigen
(Beeldkwaliteit).............................. 62
4 Effecten toevoegen en
opnamen maken in diverse
omstandigheden ................65
Opnamen maken in diverse
omstandigheden ........................... 66
Inhoudsopgave
Automatisch korte films maken
(Filmsynopsis)............................... 69
Effecten toevoegen aan
de opname.................................... 70
Een gezicht detecteren en
opnemen (Smart Shutter) ............. 78
Snel na elkaar continue-opnamen
maken (Snel na elkaar)................. 82
De beste gezichtsuitdrukkingen
vastleggen (Selectie beste
beeld)............................................ 83
5 Zelf instellingen
selecteren ...........................85
Opnamen maken in Programma
automatische belichting ................ 86
De helderheid aanpassen
(flitsbelichtingscompensatie)......... 87
De flitser inschakelen...................... 87
De witbalans aanpassen................. 88
De ISO-waarde wijzigen ................. 90
De helderheid corrigeren en
opnamen maken (i-Contrast) ........ 91
De verhouding wijzigen................... 92
Continu-opnamen maken................ 93
De kleurtoon van een foto
wijzigen (My Colors) ..................... 94
Close-ups maken (macro)............... 96
Objecten op grote afstand
fotograferen (Oneindig)................. 96
De modus AF Frame wijzigen......... 97
Het autofocuskader vergroten......... 99
Het onderwerp selecteren voor
scherpstellen (Touch AF)............ 100
Opnamen maken met
AF-vergrendeling ........................ 101
Opnamen maken met Servo AF ... 102
De meetmethode wijzigen............. 103
Opnamen maken met de
AE-vergrendeling ........................ 104
Opnamen maken met de
FE-vergrendeling......................... 104
Opnamen maken met Slow sync.... 105
Rode-ogencorrectie....................... 106
Controleren op gesloten ogen ....... 107
6 Haal meer uit uw
camera.............................. 109
De sluitertijd instellen .................... 110
De diafragmawaarde instellen....... 111
7 Diverse functies voor het
opnemen van films.......... 113
Verschillende soorten films
opnemen ..................................... 114
Films opnemen die op een
miniatuurmodel lijken
(Miniatuureffect) .......................... 115
Films opnemen in super slow
motion ......................................... 116
De beeldkwaliteit wijzigen ............. 118
Overige opnamefuncties ............... 119
Bewerken ...................................... 119
8 Diverse functies gebruiken
voor afspelen en
bewerken.......................... 121
Snel naar beelden zoeken............. 122
Beelden bekijken met gefilterd
afspelen....................................... 125
Diavoorstellingen bekijken............. 126
De focus controleren ..................... 128
Beelden vergroten ......................... 129
Elk beeld in een groep
weergeven................................... 130
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle) ............................ 132
7
Inhoudsopgave
Beeldovergangen wijzigen.............133
Eenvoudige bewerkingen met
Touch-acties ................................133
Beelden bekijken op een tv............135
Beelden beveiligen ........................139
Alle beelden wissen .......................141
Beelden markeren als favoriet .......143
Beelden indelen op categorie
(My Category)..............................145
Beelden roteren .............................146
Het formaat van beelden
wijzigen........................................147
Trimmen.........................................148
Effecten toepassen met de
functie My Colors.........................150
De helderheid corrigeren
(i-Contrast)...................................151
Het rode-ogeneffect corrigeren......152
9 Afdrukken......................... 153
Beelden afdrukken.........................154
Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF) ........................................161
8
10 De camera-instellingen
aanpassen .......................165
De camera-instellingen wijzigen.... 166
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen ....................................... 173
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen ....................................... 178
11 Nuttige informatie ...........179
Aansluiten op het lichtnet .............. 180
Een Eye-Fi-kaart gebruiken .......... 181
Problemen oplossen ..................... 183
Lijst met berichten die op het
scherm verschijnen ..................... 186
Informatieweergave op het
scherm ........................................ 189
Voorzorgsmaatregelen.................. 193
Beschikbare functies per
opnamemodus ............................ 194
Menu's........................................... 198
Afspeelmodus Menu FUNC. ......... 202
Specificaties .................................. 203
Index ............................................. 207
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
• In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars
van de camera voorstellen.
• Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
•
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn
•
: Tips voor het oplossen van problemen
•
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen
•
: Aanvullende informatie
• (p. xx): Referentiepagina's (“xx” geeft het paginanummer aan)
• In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
• De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
9
Veiligheidsmaatregelen
• Lees de volgende veiligheidsmaatregelen goed door voordat u het product gebruikt.
Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
• De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf of
bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
• Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van
ernstig letsel of levensgevaar.
• Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.
Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.
• Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
•
•
•
•
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
• Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
• Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner
om de apparatuur schoon te maken.
• Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of
andere vloeistoffen.
• Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u
contact op met uw leverancier of een helpdesk van Canon Klantenservice.
• Gebruik alleen de aanbevolen batterij.
• Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
• Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied
eromheen weg met een droge doek.
• Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
• Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het
stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur
niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het
stopcontact is geplaatst.
• Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in
contact komen met de contactpunten of stekker.
De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of
brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval
dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in
aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.
10
Veiligheidsmaatregelen
• Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet is toegestaan.
De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van elektronische
instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat u de camera gebruikt op
plaatsen waar het gebruik van elektronische apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen
en medische instellingen.
• Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden
van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt. Daarnaast kunt u de luidsprekers
beschadigen als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
• Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan
schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
• Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
• Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
• Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan
leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.
Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader vervormd raken.
• De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer
iemand hier lang naar kijkt.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de apparatuur.
• Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon op een heldere dag).
Dit kan de beeldsensor beschadigen.
• Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
• Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die vastzitten
aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of ander materiaal van
de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het apparaat voorkomen.
11
Veiligheidsmaatregelen
• Verwijder de batterij en berg deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
• Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de
polen van de batterij.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
• Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit
het stopcontact.
• Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit
en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
• Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een
explosie, wat kan leiden tot brand of schade.
• Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
• Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als u de
camera in uw tas stopt.
• Bevestig geen harde voorwerpen aan de camera.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
12
1
Aan de slag
In dit hoofdstuk worden het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de
gemaakte foto's beschreven. Het laatste deel van het hoofdstuk
behandelt het maken en bekijken van films en het downloaden van
beelden naar een computer.
De riem bevestigen/de camera vasthouden
• Bevestig de meegeleverde riem en draag deze om uw pols om te
voorkomen dat de camera valt tijdens het gebruik.
• Houd uw armen tegen uw lichaam gedrukt en houd de camera bij het
maken van opnamen stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de
flitser niet blokkeren of het scherm aanraken.
Riem
13
Het aanraakscherm gebruiken
Deze camera beschikt over een aanraakscherm waarmee u bewerkingen
kunt uitvoeren met een aanraking van uw vinger.
Aanraken
Raak het scherm kort aan met uw
vinger.
z Gebruikt voor het kiezen van
pictogrammen of vergroten van beelden.
Slepen
Sleep uw vinger over het scherm.
z Gebruikt voor afspeelbewerkingen zoals
overschakelen naar het volgende beeld of
de weergavelocatie van vergrote beelden
verplaatsen.
Aangezien de camera een drukgevoelig aanraakscherm gebruikt, kan de
camera uw aanraakbewerkingen mogelijk niet herkennen als u een
schermbeveiliging installeert.
Wat als ik bewerkingen niet goed kan uitvoeren?
Als aanraken met uw vinder niet goed werkt, kunt u
de mini-stylus op de riem gebruiken om
bewerkingen uit te voeren. Gebruik alleen de
bijgeleverde mini-stylus om bewerkingen uit te
voeren. Gebruik geen andere objecten, zoals
pennen of potloden.
U kunt het aanraakscherm kalibreren als u
problemen ondervindt bij het kiezen van items of
knoppen (p. 172).
14
De batterij opladen
Gebruik de meegeleverde oplader om de batterij op te laden. Bij aankoop is
de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
z Zorg dat de markering o op de batterij
overeenstemt met die op de oplader en
plaats dan de batterij door deze naar
binnen ( ) en naar beneden ( ) te
schuiven.
Laad de batterij op.
z Voor CB-2LY: kantel de stekker (
CB-2LY
CB-2LYE
) naar
buiten en steek de oplader in een
stopcontact ( ).
z Voor CB-2LYE: sluit het netsnoer aan op
de oplader en steek het andere uiteinde in
een stopcontact.
X Het oplaadlampje gaat rood branden en
het opladen begint.
X Als de batterij volledig is opgeladen,
wordt het oplaadlampje groen.
Het opladen duurt ongeveer 1 uur en
55 minuten.
Verwijder de batterij.
z Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen ( ) en omhoog
( ) te schuiven.
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op om de batterij te
beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
15
De batterij opladen
Geschat aantal opnamen
Aantal opnamen
Ongeveer 180
Afspeeltijd
Circa 4 uur
• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de
CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
• Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden,
kleiner dan hierboven is aangegeven.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat de resterende lading
van de batterij aangeeft.
Weergave
Betekenis
Voldoende opgeladen.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op.
“Vervang \ Verwissel accu”
Leeg. Laad de batterij opnieuw op.
De batterij en de oplader efficiënt gebruiken
• Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.
Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt.
Plaats het klepje zodanig op een geladen
batterij dat de markering o zichtbaar is.
• De batterij een lange tijd bewaren:
Zorg dat de batterij helemaal leeg is voordat u deze uit de camera haalt.
Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een
niet helemaal lege batterij een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt,
kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
• U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van
100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een
geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische
transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
• De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem.
Als de batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past,
moet u contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.
• Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur verstreken.
Koop dan een nieuwe batterij.
16
De interne, oplaadbare lithiumbatterij
recyclen
Als u uw camera wilt weggooien, verwijdert u eerst de interne, oplaadbare
lithiumbatterij om deze te recyclen volgens de lokale regelgeving.
Draai de schroeven van de
behuizing los.
z Open het klepje.
z Draai de schroeven van de behuizing aan
de zij- en onderkant los.
Verwijder de voorkant.
z Open het klepje van de geheugenkaart/
batterij.
z Maak de voorkant rechtsonder los (
),
en duw deze vervolgens omhoog ( )
terwijl u op het flitserraampje drukt ( ) om
de rechterkant van de voorkant los te
maken.
z Druk op de linkerbovenkant van de
voorkant ( ).
z Verwijder de voorkant ( ).
Verwijder de achterkant.
z Verwijder de schroef waarmee de
achterkant is bevestigd.
z Verwijder de achterkant.
Raak het gemarkeerde gedeelte nooit aan.
U kunt een grote elektrische schok krijgen.
Raak dit gedeelte
nooit aan!
17
De interne, oplaadbare lithiumbatterij recyclen
Verwijder het scherm.
z Draai de camera om en maak de lintkabel
los (
).
z Duw het scherm naar links en til de
rechterkant op om het los te maken (
).
z Trek het scherm naar rechts om de
linkerkant los te maken (
).
z Kantel het scherm omhoog (
).
Verwijder de flitser en de batterij.
z Verwijder de schroeven waarmee de flitser
is bevestigd.
z Draai de camera om en kantel de flitser
naar voren.
z Verwijder de batterij.
Raak het gemarkeerde gedeelte nooit aan.
U kunt een grote elektrische schok krijgen.
Raak dit gedeelte
nooit aan!
18
Verwijder de camerabehuizing alleen als u de
interne, oplaadbare lithiumbatterij wilt
verwijderen voor recycling voordat u de camera
weggooit.
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)
De onderstaande kaarten kunnen worden gebruikt zonder beperkingen op de
capaciteit.
• SD-geheugenkaarten*
• SDHC-geheugenkaarten*
• SDXC-geheugenkaarten
*
• MultiMediaCards
• MMCplus-geheugenkaarten
• HC MMCplus-geheugenkaarten
• Eye-Fi-kaarten
* Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Afhankelijk van het merk werken
sommige kaarten mogelijk niet goed.
Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden
SDXC-geheugenkaarten mogelijk zelfs niet herkend als u een kaartlezer
gebruikt. Controleer van tevoren of uw besturingssysteem SDXCgeheugenkaarten ondersteunt.
Info over Eye-Fi-kaarten
Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht)
wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een
Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.
Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor
het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de
kaart niet toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald gebied
mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
z Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Duw het schuifje
omhoog totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
z Schuif het klepje naar buiten (
omhoog (
) en
) om het te openen.
19
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Plaats de batterij.
z Duw de batterijvergrendeling in de richting
van de pijl en plaats de batterij op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
z Zorg dat u de batterij in de juiste richting
plaatst, anders klikt deze niet goed vast.
Aansluitpunten
Batterijvergrendeling
Plaats de geheugenkaart.
z Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
z Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
Aansluitpunten
Sluit het klepje.
z Sluit het klepje (
) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt ( ).
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
SD-, SDHC-, SDXC-geheugenkaarten en Eye-Fi-kaarten hebben een schuifje
voor schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, verschijnt op
het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of
wissen.
20
De batterij en geheugenkaart plaatsen
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
z Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting van
de pijl.
X De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
z Duw de geheugenkaart naar binnen tot u
een klik hoort en laat de kaart langzaam
los.
X De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Aantal opnamen per geheugenkaart
Geheugenkaart
Aantal opnamen
4 GB
Ongeveer 1231
16 GB
Ongeveer 5042
• Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camerainstellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de
opnamemodus is ingesteld (p. 27).
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
21
De datum en tijd instellen
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor
het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw
opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd, is het
belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
z Druk op de knop ON/OFF.
X Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
z Raak de optie aan die u wilt instellen.
X op verschijnt op het scherm.
z Raak op aan om een waarde in te
stellen.
Voltooi de instelling.
z Raak Ú aan.
X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.
z Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt de
camera uitgeschakeld.
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.
Zomertijd instellen
Als u
aanraakt in stap 2 en
vooruit).
22
kiest, stelt u de tijd in op zomertijd (1 uur
De datum en tijd instellen
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open het menu.
z Nadat u ø hebt aangeraakt, raakt u
n aan.
Selecteer [Datum/Tijd].
z Raak de tab 3 aan.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm
om [Datum/Tijd] te selecteren.
z Raak [Datum/Tijd] aan.
Wijzig de datum en/of de tijd.
z Volg stap 2 en 3 op p. 22 om de instelling
te wijzigen.
z Raak Ú twee keer aan om het menu te
sluiten.
Datum/tijd-batterij
• De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) die de
datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de andere
batterij is verwijderd.
• Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 41), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur
worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
• Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm [Datum/Tijd] als u de
camera inschakelt. Volg de stappen op p. 22 om de datum en tijd in te stellen.
23
De taal van het scherm instellen
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
z Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
z Blijf n aanraken.
X Het instellingenscherm wordt
weergegeven.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
z Raak een weergavetaal aan en raak Ú
aan.
X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
gesloten.
Wat als n niet wordt weergegeven?
Als er beelden staan op de geheugenkaart, raakt u ø aan in de
linkerbenedenhoek van het scherm om n weer te geven.
U kunt ook de weergavetaal wijzigen door ø en n aan te raken.
Kies de tab 3 in het scherm dat wordt weergegeven en kies het menu-item
[Taal].
24
Geheugenkaarten formatteren
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een
geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de
gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een
geheugenkaart gaat formatteren.
Voordat u een Eye-Fi-kaart (p. 181) gaat formatteren, moet u de software van
de kaart op een computer installeren.
Open het menu.
z Raak ø en vervolgens n aan.
Selecteer [Formateren].
z Raak de tab 3 aan.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm
om [Formateren] te selecteren.
z Raak [Formateren] aan.
Kies [OK].
z Raak [OK] aan.
X Er wordt een bevestigingsscherm
weergegeven.
Formatteer de geheugenkaart.
z Raak [OK] aan.
X De geheugenkaart wordt geformatteerd.
25
De ontspanknop indrukken
Voltooi het formatteren.
X Als het formatteren is voltooid, verschijnt
op het scherm de melding [Geheugenkaart
is geformatteerd].
z Raak [OK] aan.
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de
gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie
op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige
inhoud wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien
van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek
vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te
voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
• De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op
de geheugenkaart.
• Voer een Low Level Format (p. 167) van de geheugenkaart uit als de camera
niet goed werkt, als de opname-/leessnelheid van een geheugenkaart is
afgenomen, als het maken van continu-opnamen langzamer gaat of als het
opnemen van een film plotseling wordt afgebroken.
De ontspanknop indrukken
Druk de ontspanknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de
knop daarna volledig in om de foto te maken.
Druk de knop half in (Druk lichtjes
om de focus in te stellen).
z Druk lichtjes totdat u tweemaal een
piepgeluid hoort en er AF-kaders
verschijnen waarop de camera scherpstelt.
Druk de knop volledig in (Druk
volledig in om de foto te maken).
X U hoort het geluid van de sluiter als de
opname wordt gemaakt.
z Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
26
Foto's maken (Smart Auto)
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
• Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
• Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
Als u de ontspanknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te
pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.
Foto's maken (Smart Auto)
De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen,
zodat u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt
laten selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken. De camera kan
ook gezichten detecteren en hierop automatisch scherpstellen, waarna de
kleur en helderheid optimaal worden ingesteld.
Schakel de camera in.
z Druk op de knop ON/OFF.
X Het opstartscherm verschijnt.
Open de modus A.
z Stel de modusschakelaar in op A.
z Als u de camera op het onderwerp richt,
maakt de camera geluid omdat deze de
compositie bepaalt.
X Het pictogram voor de ingestelde
compositie wordt in de linkerbovenhoek
van het scherm weergegeven.
X De camera stelt scherp op gedetecteerde
onderwerpen en geeft kaders weer rond
deze onderwerpen.
X Er worden zwarte balken weergegeven
aan de zijkanten van het scherm.
Deze gebieden worden niet vastgelegd
tijdens het opnemen.
27
Foto's maken (Smart Auto)
Kies de compositie.
z Als u de zoomknop naar i (telelens)
Zoombalk
duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat
dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar
j (groothoek) duwt, zoomt u uit op het
onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
(De zoombalk, die de zoompositie
aangeeft, verschijnt op het scherm.)
Stel scherp.
z Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen.
X Als de camera scherpstelt, piept de
AF-kader
camera twee keer en worden AF-kaders
weergegeven op het punt waarop de
camera heeft scherpgesteld.
Er worden verschillende AF-kaders
weergegeven als de camera op meerdere
punten scherpstelt.
Maak de opname.
z Druk de ontspanknop helemaal in om de
opname te maken.
X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is,
wordt de flitser automatisch geactiveerd.
X De foto verschijnt circa twee seconden op
het scherm.
z Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de ontspanknop drukken om
een volgende foto te maken.
Wat als...
• Wat als de kleur en helderheid van de opnamen niet worden weergegeven
zoals verwacht?
Het weergegeven compositiepictogram (p. 190) past niet bij de werkelijke
compositie. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus G (p. 85).
28
Foto's maken (Smart Auto)
• Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een
onderwerp richt?
Er wordt een wit kader op het gezicht of onderwerp weergegeven dat de camera
ziet als hoofdonderwerp, terwijl er grijze kaders worden weergegeven op
andere gedetecteerde gezichten. De kaders volgen de onderwerpen binnen
een bepaald bereik.
Als het onderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen
het witte kader zichtbaar.
• Wat als er geen kader wordt weergegeven op het onderwerp waarvan u
een opname wilt maken?
Het onderwerp wordt mogelijk niet gedetecteerd en kaders kunnen op de achtergrond
worden weergegeven. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus G (p. 85).
• Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de ontspanknop half indrukt?
Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd.
De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast (Servo AF).
• Wat als er een knipperende
verschijnt?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en
daardoor het beeld onscherp maakt.
• Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand is
ongeveer 50 cm – 5,0 m met een maximale groothoekinstelling (j) en
ongeveer 50 cm – 2,0 m met een maximale telelens (i).
• Wat als de camera één keer piept wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt?
Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Beweeg, als de camera in de maximale
groothoekinstelling (j) staat, ongeveer 3 cm of meer weg van uw onderwerp
en maak de opname. Beweeg ongeveer 40 cm of meer weg als de camera in
de maximale telelensinstelling (i) staat.
• Wat als het lampje gaat branden wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan
het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
• Wat als het pictogram h knippert wanneer u een foto probeert te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is opgeladen.
• Wat als
verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt?
Als u de ontspanknop half indrukt onder extreem heldere
opnameomstandigheden verschijnt
op het scherm en wordt de helderheid
automatisch aangepast aan de juiste niveaus.
Wat als er in de linkerbovenhoek van het scherm een
pictogram verschijnt?
Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt linksboven in scherm
weergegeven. Zie “Compositiepictogrammen” (p. 190) voor meer informatie over
de pictogrammen die verschijnen.
29
Beelden bekijken
Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen
(Touch AF)
Nadat u het onderwerp hebt aangeraakt en
hebt weergegeven, worden de
focus en belichting behouden op de locatie waar het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt (Servo AF). Druk de
ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
Beelden bekijken
U kunt de foto’s die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
z Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
z Als u van links naar rechts over het scherm
30
sleept, bladert u door de beelden in de
omgekeerde volgorde waarin ze zijn gemaakt;
van het nieuwste beeld naar het oudste.
z Als u van rechts naar links over het scherm
sleept, bladert u door de beelden in de
volgorde waarin ze zijn gemaakt; van het
oudste beeld naar het nieuwste.
z Als u de linkerkant van het scherm aanraakt
(binnen het kader
in het scherm links),
wordt q weergegeven en worden beelden
weergegeven in de omgekeerde volgorde
waarin ze zijn gemaakt; van het nieuwste
beeld naar het oudste.
z Als u de rechterkant van het scherm
aanraakt (binnen het kader
in het
scherm links), wordt r weergegeven en
worden beelden weergegeven in de
volgorde waarin ze zijn gemaakt; van het
oudste beeld naar het nieuwste.
z De beelden veranderen sneller als u qr
ingedrukt houdt.
z Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken.
Active Display
z Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl
de lens is ingetrokken, wordt de camera
uitgeschakeld.
Overschakelen naar de opnamemodus
Als u de ontspanknop half indrukt in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar
de opnamemodus.
Active Display
Als een beeld wordt weergegeven en u tikt zachtjes op de camera zoals
hieronder wordt aangegeven, gaat u naar het volgende beeld.
• Zorg ervoor dat u de riem om uw pols doet en houdt de camera stevig
vast om te voorkomen dat deze valt.
• Afhankelijk van de manier waarop u op de camera tikt, worden de
beelden mogelijk niet gewijzigd.
Naar het volgende beeld gaan
Naar het vorige beeld gaan
De camera schuinhouden om beelden te wisselen
Als u q ingedrukt houdt aan de linkerkant van het
scherm en de camera kantelt zoals wordt weergegeven,
terwijl u door de beelden bladert (p. 30), worden de
beelden sneller weergegeven. Kantel de camera in de
andere richting als u r ingedrukt houdt.
Als u tijdens het slepen van een beeld q of r ingedrukt houdt, lijkt het beeld
grof.
31
Beelden wissen
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
z Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
z Sleep over het scherm om een beeld te
selecteren.
Wis het beeld.
z Nadat u ø hebt aangeraakt, sleept u
omhoog of omlaag over het scherm om a
te selecteren. Raak vervolgens het menuitem opnieuw aan.
X [Wissen?] verschijnt op het scherm.
z Raak [Wissen] aan.
X Het getoonde beeld wordt gewist.
z Als u wilt afsluiten in plaats van wissen,
raakt u [Stop] aan.
U kunt ook Touch-acties gebruiken om beelden te wissen (p. 133).
32
Films opnemen
De camera bepaalt het onderwerp en de opnameomstandigheden en
selecteert de beste instellingen voor de scène. Het geluid wordt in stereo
opgenomen.
Als u de camera gedurende lange tijd gebruikt, kan deze warm worden. Dit is
niet het gevolg van een storing.
Selecteer de modus A.
z Stel de modusschakelaar in op A.
Resterende tijd
Kies de compositie.
z Als u de zoomknop naar i duwt, zoomt u
in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar j duwt, zoomt u
uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
Maak de opname.
z Raak
Verstreken tijd
aan.
X U hoort één pieptoon, de camera begint
met de opname en op het scherm
verschijnen [ REC] en de verstreken tijd.
z Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, helderheid en
kleurtoon automatisch aangepast.
33
Films opnemen
Microfoons
z Raak de microfoons niet aan tijdens de
opname.
z Raak alleen
aan tijdens het opnemen,
voer geen andere handelingen uit.
Bedieningsgeluiden worden opgenomen
in de film.
Stop de opname.
z Raak
aan.
X De camera geeft twee pieptonen en stopt
met opnemen.
X De film wordt naar de geheugenkaart
weggeschreven.
X De opname stopt automatisch wanneer de
geheugenkaart vol is.
In- en uitzoomen tijdens de opname.
Als u tijdens de opname op de zoomknop drukt, zoomt u in of uit op het
onderwerp. De bedieningsgeluiden worden echter opgenomen.
• Als de modusschakelaar is ingesteld op A, verschijnt het pictogram
voor de ingestelde compositie (p. 190). De pictogrammen “In beweging”
worden echter niet weergegeven. Onder bepaalde omstandigheden past
het weergegeven pictogram niet bij de werkelijke compositie.
• Als u de compositie aanpast tijdens het opnemen en de witbalans is niet
optimaal, raakt u
aan om te stoppen met opnemen. Start vervolgens
de opname opnieuw (alleen als de beeldkwaliteit is ingesteld op
(p. 118)).
• Films kunnen worden opgenomen door
aan te raken zelfs als de
modusschakelaar is ingesteld op 4 (p. 113).
Opnametijd
Geheugenkaart
Opnametijd
4 GB
Ongeveer 14 min. 34 sec.
16 GB
Ongeveer 59 min. 40 sec.
• De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
• De maximale cliplengte is ongeveer 10 minuten.
• Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of
hoger gebruiken.
34
Films bekijken
U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
z Druk op de knop 1.
X
wordt weergegeven op films.
Selecteer een film.
z Sleep over het scherm om een film te
selecteren die u wilt afspelen.
Speel de film af.
z Raak
aan.
X De film wordt afgespeeld.
z Als u het scherm aanraakt tijdens het
afspelen, stopt de film en wordt het
filmbedieningspaneel weergegeven op het
scherm.
z Sleep omhoog of omlaag over het scherm
tijdens het afspelen om het volume aan te
passen.
X Na het einde van de film verschijnt
.
Hoe kan ik films afspelen op een computer?
Installeer de meegeleverde software (p. 37).
• Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave
kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de
computercapaciteit.
• Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de
geheugenkaart te kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera
afspelen. Voor geavanceerd afspelen kunt u de camera aansluiten op een
televisie.
35
Beelden downloaden naar een computer
om te bekijken
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een
computer te downloaden en te bekijken. Als u al software gebruikt die bij een andere
compacte digitale camera van Canon was meegeleverd, installeert u de software
van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt overschreven.
Systeemvereisten
Windows
Besturingssysteem Windows 7
Windows Vista Service Pack 1 en 2
Windows XP Service Pack 3
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd
op computers met ingebouwde USB-poorten.
Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's), Core 2 Duo 2,6 GHz of hoger (films)
CPU
Windows 7 (64 -bits): 2 GB of meer
RAM
Windows 7 (32 -bits), Windows Vista (64 -bits, 32 -bits): 1 GB of
meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Windows XP: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op de ZoomBrowser EX: 200 MB of meer
vaste schijf
CameraWindow: 150 MB of meer*
Filmuploader voor YouTube: 30 MB of meer
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave
1.024 x 768 pixels of meer
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de
computer.
Macintosh
Besturingssysteem Mac OS X (v10.5 – v10.6)
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd
op computers met ingebouwde USB-poorten.
Intel Processor (foto's), Core 2 Duo 2,6 GHz of hoger (films)
CPU
RAM
Mac OS X v10.6: 1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Mac OS X v10.5: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op de ImageBrowser: 250 MB of meer
vaste schijf
CameraWindow: 150 MB of meer
Filmuploader voor YouTube: 30 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
Weergave
1.024 x 768 pixels of hoger
36
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5) gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd in het cd-romstation van
de computer.
z Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd
DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2) in
het cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
z Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies op het
scherm om verder te gaan met de installatie.
z Als het scherm [User Account Control/
Beheer gebruikersaccount] wordt
weergegeven, volgt u de instructies op het
scherm om verder te gaan.
Als de installatie is voltooid, klikt u op
[Restart/Opnieuw starten] of [Finish/
Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
z Verwijder de cd-rom wanneer uw
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd in het cd-romstation van
de computer.
z Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd
DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2) in
het cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
z Dubbelklik op
op de cd.
z Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder te
gaan met de installatie.
37
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
Sluit de camera aan op de
computer.
z Schakel de camera uit.
z Open het klepje en steek de kleinste stekker
van de meegeleverde interfacekabel (p. 2)
stevig in de aansluiting van de camera in de
aangegeven richting.
z Steek de grote stekker van de
interfacekabel in de computer. Raadpleeg
de handleiding van de computer voor meer
informatie over de aansluiting.
Schakel de camera in.
z Druk op de knop 1 om de camera aan te
zetten.
Open CameraWindow.
Windows
z Klik op [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden].
X CameraWindow verschijnt.
z Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u
op het menu [Start] en selecteert u [All
Programs/Alle programma's], gevolgd
door [Canon Utilities], [CameraWindow] en
[CameraWindow].
Macintosh
X Wanneer er een verbinding tot stand is
gebracht tussen de camera en de computer,
wordt CameraWindow weergegeven.
z Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u
op het pictogram CameraWindow in de
taakbalk onder aan het bureaublad.
38
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow
weer te geven.
Klik op
op de taakbalk.
In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling
om het
programma te wijzigen.
Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon
CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden] en klik op [OK].
Dubbelklik op
.
Beelden downloaden en bekijken
z Klik op [Import Images from Camera/Beelden
importeren van camera] en vervolgens op
[Import Untransferred Images/Nietovergedragen beelden importeren].
X Alle beelden die nog niet zijn overgedragen,
worden nu naar de computer overgedragen.
Overgedragen beelden worden gesorteerd
op datum en opgeslagen in afzonderlijke
submappen in de map Afbeeldingen.
z Sluit CameraWindow wanneer het
overdragen van beelden is voltooid.
z Schakel de camera uit en verwijder de kabel.
z Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het bekijken van
beelden op een computer.
U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de beeldoverdrachtfunctie
downloaden door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op de computer.
Hierbij gelden echter de volgende beperkingen:
• Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele
minuten duren voordat u beelden kunt downloaden.
• Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk in
horizontale richting gedownload.
• Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het
downloaden naar een computer.
• Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of
beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte
besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software.
• Mogelijk zijn ook enkele functies in de meegeleverde software niet beschikbaar,
zoals het bewerken van films en beeldoverdracht naar de camera.
39
Accessoires
Meegeleverd bij de camera
Batterij NB-6L
met kapje*
Polsriem WS-DC10
Batterijlader CB2LY/CB-2LYE*
Stereo AV-kabel
AVC-DC400ST*
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Interfacekabel
IFC-400PCU*
*Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
Geheugenkaart
USB-kaartlezer
Windows/
Macintosh
Canon PictBridge-compatibele printers
TV
HDMI-kabel HTC-100
40
High-Definition TV
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige
accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige
regio's.
Voedingen
Batterijlader CB-2LY/CB-2LYE
z Een lader om de batterij NB-6L op te laden.
Batterij NB-6L
z Oplaadbare lithium-ionbatterij.
Voedingsadapterset ACK-DC40
z Met deze set kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een
computer of printer. U kunt op deze manier
niet de batterij in de camera opladen.
Accessoires gebruiken in het buitenland
De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden
met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit
kan leiden tot beschadigingen.
VOORZICHTIG
ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJEN WORDEN VERVANGEN DOOR
EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE
BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
41
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
Overige accessoires
HDMI-kabel HTC-100
z Gebruik deze kabel om de camera aan te
sluiten op de HDMI™-aansluiting van een
hdtv.
Printers
SELPHY-serie
Canon PictBridge-compatibele printers
z Als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer, kunt u uw
beelden afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel
bij u in de buurt waar Canon-producten
worden verkocht.
Inkjetprinters
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk
voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die
worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk
(bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking
van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel
tegen betaling kunt laten uitvoeren.
42
2
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie
op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
43
Overzicht van de onderdelen
Lens
Microfoons (p. 34)
Zoomknop
Opnemen: i (telelens) / j
(groothoek) (pp. 28, 33, 57)
Afspelen: k (vergroten) / g (index)
(pp. 122, 129)
Ontspanknop (p. 26)
ON/OFF-knop (p. 22)
Modusschakelaar
Lampje (pp. 60, 80, 173)
Flitser (pp. 56, 87)
Luidspreker
Aansluiting statief
Klepje gelijkstroomkoppeling
Geheugenkaartsleuf / batterijklepje
(p. 19)
Modusschakelaar
Met de modusschakelaar wijzigt u de opnamemodus.
U kunt opnamen maken met de beste instellingen voor de
compositie (p. 66) of u kunt zelf instellingen kiezen om
diverse soorten foto's te maken (pp. 55, 85).
U kunt de camera instellingen laten selecteren voor
volledig automatische opnamen (p. 27).
44
Overzicht van de onderdelen
Scherm (LCD-monitor) (pp. 46, 189,
191)
Riembevestigingspunt (p. 13)
HDMI-aansluiting (p. 136)
A/V OUT (audio/video-uitgang)- /
DIGITAL-aansluiting (pp. 38, 135, 154)
1 (afspeelknop) (pp. 30, 121)
Lampje (p. 47)
45
Schermweergave
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de schermweergave wijzigen door l aan te raken. Zie p. 189 voor
details over de informatie die op het scherm verschijnt.
Opnemen
Informatieweergave
Geen informatieweergave
Afspelen
Korte
informatieweergave
Uitgebreide
informatieweergave
Focuscontroleweergave (p. 128)
• Als u
aanraakt in de afspeelmodus, worden alle beeldgegevens en
pictogrammen verborgen, maar kunt u nog wel beelden schakelen
(pp. 30, 31). Raak het scherm aan om de oorspronkelijke weergave te
herstellen.
• U kunt de weergave ook veranderen door l aan te raken terwijl het
beeld wordt weergegeven nadat het is opgenomen. De korte
informatieweergave is echter niet beschikbaar en de beeldgegevens
worden niet weergegeven. U kunt het eerste scherm dat wordt
weergegeven wijzigen door het tabblad 4 te selecteren en vervolgens
[Terugkijken] (p. 174).
46
Lampje
Schermweergave in donkere opnameomstandigheden
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm
automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren
(nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en de
helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter
verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het
onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed
op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing tijdens afspelen
In de Uitgebreide informatieweergave (p. 46) knipperen de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram tijdens afspelen
Hoog
Laag
Donker
Helder
z De grafiek die verschijnt in de Uitgebreide
informatieweergave (p. 191) wordt
histogram genoemd. Het histogram toont
de distributie van de helderheid van een
beeld in horizontale richting en de sterkte
van de helderheid in verticale richting.
Als de grafiek meer naar rechts staat, is de
opname helder. Staat de grafiek meer naar
links, dan is de opname donker. Op deze
manier kunt u de belichting beoordelen.
Lampje
De lampjes op de achterkant van de camera (p. 45) branden of knipperen
afhankelijk van de status van de camera.
Kleur
Status
Brandt
Groen
Knippert
Bedieningsstatus
Aangesloten op een computer (p. 38)/Scherm uit (p. 171)
Tijdens het starten van de camera, beeldgegevens
opnemen/lezen/verzenden
Als het lampje groen knippert, mag u de stroom niet uitschakelen,
het klepje van de geheugenkaartsleuf/batterijhouder niet openen, of de
camera niet schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens
beschadigen of storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart.
47
Menu FUNC. – Basishandelingen
Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen.
De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (pp. 194 –
197) of afspeelmodus (p. 202).
Open het menu FUNC.
z Raak ø aan.
Selecteer een menu-item.
z Sleep het menu aan de linkerkant omhoog
of omlaag, of raak een menu-item aan om
het te selecteren.
z U kunt ook menu-items selecteren door
het scherm buiten het menu te verslepen.
z Raak het menu-item dat u hebt
geselecteerd nogmaals aan of raak het
menu aan de rechterkant aan.
Selecteer een optie.
z Sleep het menu aan de rechterkant
omhoog of omlaag, of raak een item aan
om het te selecteren.
z U kunt ook menu-items selecteren door
het scherm buiten het menu te verslepen.
z Raak het menu-item dat u hebt geselecteerd
nogmaals aan of raak Ú aan.
X Het item wordt ingesteld en het oorspronkelijk
scherm wordt opnieuw weergegeven.
z Als u een ander item wilt selecteren in het
menu aan de linkerkant, raakt u het
gewenste item aan.
z In het scherm in stap 2 kunt u ook items
aanraken om deze te selecteren in het
menu aan de rechterkant.
De opties aan de rechterkant worden niet weergegeven als u een van de
volgende items hebt geselecteerd in het menu FUNC. in de afspeelmodus:
\ (p. 146), c (p. 161), : (p. 139),
(p. 143), a (p. 32),
(p. 124),
(p. 132), ; (p. 145).
48
MENU – Basishandelingen
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnamen maken (4) en voor afspelen
(1). De menuopties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de
afspeelmodus (pp. 198 – 201).
Open het menu.
z Raak ø en vervolgens n aan.
Selecteer een tabblad.
z Raak een tab aan of beweeg de zoomknop
(p. 44) naar links of rechts om een tabblad
te selecteren.
Kies een item.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm, of
raak een item aan om het te selecteren.
z Bij sommige items moet u het item
aanraken om een submenu te openen
waarin u de instelling kunt wijzigen.
49
MENU – Basishandelingen
Selecteer een optie.
z Voor items waarbij qr aan de linker- en
rechterkant wordt weergegeven, raakt u
qr aan om de instellingen te wijzigen.
z Voor items waarvoor een balk wordt
weergegeven, raakt u het punt op de balk
aan waar u de instelling wilt opgeven.
Voltooi de instelling.
z Raak Ú aan.
X Het normale scherm wordt opnieuw
weergegeven.
50
De geluidsinstellingen wijzigen
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
z Raak ø en vervolgens n aan.
Selecteer [mute].
z Raak de tab 3 aan.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm
om [mute] te selecteren en raak qr aan
om [Aan] te selecteren.
Als u de camerageluiden dempt, wordt het geluid ook gedempt als u films
afspeelt (p. 35). Als u het scherm omhoog sleept terwijl u een film bekijkt,
wordt het geluid ingeschakeld. U kunt het volume vervolgens aanpassen
door het scherm omhoog of omlaag te slepen.
Het volume aanpassen
Open het menu.
z Raak ø en vervolgens n aan.
Selecteer [Volume].
z Raak de tab 3 aan.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm
om [Volume] te selecteren.
Pas het volume aan.
z Sleep omhoof of omlaag op het scherm om
een item te selecteren en raak een punt op
de balk aan waar u het volume wilt
wijzigen.
51
De helderheid van het scherm aanpassen
U kunt de helderheid van het scherm aanpassen.
Open het menu.
z Raak ø en vervolgens n aan.
Selecteer [LCD Helderheid].
z Raak de tab 3 aan.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm
om [LCD Helderheid] te selecteren.
Pas de helderheid aan.
z Raak het punt op de balk aan waar u de
helderheid wilt wijzigen.
52
De standaardinstellingen van de camera
herstellen
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
Open het menu.
z Raak ø en vervolgens n aan.
Selecteer [Reset alle].
z Raak de tab 3 aan.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm
om [Reset alle] te selecteren.
Herstel de instellingen.
z Raak [OK] aan.
X De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
• [Datum/Tijd] (p. 23), [Taal] (p. 24), [Videosysteem] (p. 135), [Tijdzone] (p. 171),
het beeld geregistreerd bij [opstart scherm] (p. 168) en [Kalibratie] (p. 172) op
het tabblad 3.
• De vastgelegde gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 89).
• De kleuren die zijn geselecteerd bij Kleur Accent (p. 74) of Kleur Wissel (p. 75).
• De opnamemodi die zijn ingesteld toen de modusschakelaar was ingesteld op
4 (pp. 65, 113).
53
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch
uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is
gemaakt.
Spaarstand tijdens opnamen maken
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet
is ingetrokken en u de ontspanknop half indrukt (p. 26), wordt het scherm
weer ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken.
Spaarstand tijdens afspelen
De camera wordt uitgeschakeld nadat deze ongeveer 5 minuten lang niet is
gebruikt.
• U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 170).
• U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 171).
54
3
Veelgebruikte functies voor
opnamen
In dit hoofdstuk wordt het gebruik van veelgebruikte functies uitgelegd,
zoals de zelfontspanner en het uitschakelen van de flitser.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
modus A. Wanneer u opnamen maakt in een andere modus,
controleert u welke functies beschikbaar zijn in die modus (pp. 194 – 197).
55
De flitser uitzetten
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Raak
aan.
Selecteer !.
z Raak ! aan.
z Raak ! nogmaals aan om de instelling te
voltooien.
X Na de instelling verschijnt ! op het
scherm.
z Om de flitser weer aan te zetten, volgt u de
bovenstaande stappen om
selecteren.
Wat als er een knipperende
te
verschijnt?
Als u de ontspanknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar
onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, verschijnt een knipperende
op het
scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen.
U kunt ook items selecteren door
56
aan te raken in stap 2.
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot maximaal 18x (bij
benadering) en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te
vergroten met de optische zoom.
De beelden kunnen echter grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw
weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 62) en de
gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar i.
z Houd de zoomknop vast totdat het zoomen
stopt.
X Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het
beeld niet verslechtert. De zoomfactor
wordt weergegeven op het scherm als u de
zoomknop loslaat.
Zoomfactor
Duw de zoomknop weer naar i.
X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitschakelen, raakt u ø aan en vervolgens
n om het tabblad 4 te selecteren. Selecteer vervolgens [Digitale Zoom] en
de optie [Uit].
Als u de optische zoom in combinatie met de digitale zoom gebruikt, is de
brandpuntafstand ongeveer 24 – 420 mm en 24 – 105 mm als u alleen de
optische zoom gebruikt (alle brandpuntafstanden zijn equivalent aan
35 mm).
57
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
Digitale Tele-converter
De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met ongeveer 1,5x of
ongeveer 2,0x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe
opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie (inclusief
digitale zoom) met dezelfde zoomfactor.
De beelden kunnen echter grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw
weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 62) van
of
en de gebruikte zoomfactor.
Selecteer [Digitale Zoom].
z Raak ø en vervolgens n aan.
z Raak de tab 4 aan.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm
om [Digitale Zoom] te selecteren.
Selecteer de instelling.
z Raak qr aan om een zoomfactor te
selecteren.
z Als u Ú aanraakt, wordt het
instellingenscherm weergegeven.
X Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
z Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar de
standaard digitale zoomfunctie.
• De respectieve brandpuntafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x]
zijn ongeveer 36,0 – 157,5 mm en ongeveer 48,0 – 210,0 mm (equivalent
aan 35 mm film).
• U kunt de Digitale Tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
• De sluitersnelheid kan hetzelfde zijn bij maximale telelens i en als er is
ingezoomd op het onderwerp met stap 2 op p. 57.
58
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer
dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 22).
Selecteer [Datum stempel].
z Raak ø en vervolgens n aan.
z Raak de tab 4 aan.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm
om [Datum stempel] te selecteren.
Selecteer de instelling.
z Raak qr aan om [Datum] of [Datum &
Tijd] te selecteren.
z Als u Ú aanraakt, wordt het
instellingenscherm weergegeven.
X Na de instelling verschijnt [DATUM] op het
scherm.
Maak de opname.
X De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
z Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit]
bij stap 2.
U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en
afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter
doet bij beelden met een toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum en
tijd tweemaal worden afgedrukt.
• Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 161) om af te drukken.
• Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
• Gebruik de printerfuncties om af te drukken (p. 153).
59
De zelfontspanner gebruiken
De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar
de fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de opname ongeveer
10 seconden nadat de ontspanknop is ingedrukt.
Raak
aan.
Selecteer Ò.
z Raak Ò aan.
z Raak Ò nogmaals aan om de instelling te
voltooien.
X Na de instelling verschijnt Ò op het
scherm.
Maak de opname.
z Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in.
X Als de zelfontspanner start, knippert het
lampje en hoort u het geluid van de
zelfontspanner.
X Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnellen het geknipper en
het geluid (het lampje blijft branden terwijl
er wordt geflitst).
z Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, raakt u het scherm
aan.
z Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u
bij stap 2.
• U kunt ook items selecteren door
aan te raken in stap 2.
• U kunt de vertraging en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 61).
• U kunt ook instellingen opgeven in het menu FUNC. dat wordt
weergegeven wanneer u ø aanraakt.
60
De zelfontspanner gebruiken
Camerabeweging vermijden met de
zelfontspanner
De camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat de
ontspanknop is ingedrukt. Hiermee vermijdt u dat de camera beweegt
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Selecteer Î.
z Volg stap 1–2 op p. 60 om Î te selecteren.
X Na de instelling verschijnt Î op het scherm.
z Volg stap 3 op p. 60 om de opname te maken.
De zelfontspanner aanpassen
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) instellen.
Selecteer $.
en $ aan en raak vervolgens
direct [Instellingen] aan.
z Raak
Selecteer de instellingen.
z Raak qr aan om een waarde te
selecteren voor de gewenste optie.
z Raak Ú aan om de instelling te voltooien.
z Volg stap 3 op p. 60 om de opname te maken.
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
• De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname
gemaakt.
• Als de flitser wordt geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt,
kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
• Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen.
Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het
lampje en het zelfontspannergeluid twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje blijft branden indien er wordt geflitst).
61
De resolutie wijzigen (beeldgrootte)
U kunt kiezen uit vier instellingen voor de resolutie.
Selecteer de resolutie-instelling.
z Raak ø aan en sleep het menu aan
de linkerkant omhoog of omlaag om
selecteren.
te
Selecteer een optie.
z Raak het item aan dat u wilt instellen.
z Als u het menu aan de rechterkant
omhoog of omlaag sleept, worden er
andere items weergegeven.
z Raak het menu-item nogmaals aan om de
instelling te voltooien.
X De instelling verschijnt op het scherm.
z Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
bij stap 1 en 2.
De compressieverhouding wijzigen
(Beeldkwaliteit)
U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren:
(Fijn),
(Normaal).
Selecteer de compressieverhouding.
z Raak ø aan en sleep het menu aan
de linkerkant omhoog of omlaag om
selecteren.
te
Selecteer een optie.
z Raak het item aan dat u wilt instellen.
z Raak het menu-item nogmaals aan om de
instelling te voltooien.
X De instelling verschijnt op het scherm.
z Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u
62
bij stap 1 en 2.
De compressieverhouding wijzigen (Beeldkwaliteit)
Waarden voor resolutie en compressieverhouding (bij
benadering) (voor een verhouding van 4:3)
Resolutie
Compressieverhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschat aantal kB)
Aantal opnamen per
geheugenkaart
(bij benadering)
4 GB
16 GB
(Groot)
12M/4000x3000
3.084
1231
5042
1.474
2514
10295
(Medium 1)
6M/2816x2112
1.620
2320
9503
780
4641
19007
(Medium 2)
2M/1600x1200
558
6352
26010
278
12069
49420
(Klein)
0.3M/640x480
150
20116
82367
84
30174
123550
• De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
• De waarden in de tabel zijn gebaseerd op een verhouding van 4:3. Als u de verhouding
wijzigt (p. 92), kunnen er meer opnamen worden gemaakt omdat de gegevensgrootte
per opname kleiner is dan bij opnamen van 4:3. Aangezien opnamen van
16:9
echter een instelling van 1920 x 1080 pixels hebben, wordt de gegevensgrootte hiervan
hoger dan opnamen van 4:3.
Geschatte waarden voor het papierformaat (voor een
verhouding van 4:3)
A2 (420 x 594 mm)
z
Voor het verzenden van foto’s als
e-mailbijlage.
A3 – A5 (297 x 420 mm
– 148 x 210 mm)
130 x 180 mm
Briefkaartformaat
90 x 130 mm
63
64
4
Effecten toevoegen en
opnamen maken in diverse
omstandigheden
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u effecten toevoegt en opnamen
maakt in diverse omstandigheden.
65
Opnamen maken in diverse
omstandigheden
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Stel de camera in op de modus 4.
z Stel de modusschakelaar in op 4.
Kies een opnamemodus.
z Raak G aan.
z Als u qr aanraakt of snel van links naar
rechts over het scherm sleept, worden er
andere opnamemodi weergegeven.
z Selecteer de gewenste opnamemodus.
X Er wordt een uitleg van de geselecteerde
opnamemodus weergegeven op het
scherm.
z Raak [OK] aan om de instelling te
voltooien.
z Raak Ú aan om het selectiescherm van
de opnamemodus te herstellen.
Maak de opname.
I Portretten maken (Portret)
z Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
66
Opnamen maken in diverse omstandigheden
V Foto's maken van kinderen of
dieren (Kinderen & dieren)
z Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk
moment hoeft te missen.
z Beweeg ongeveer 1 meter of meer weg
van uw onderwerp en maak de opname.
Opnamen bij nacht zonder statief
maken (Nachtscene handm)
z Hiermee kunt u mooie foto's maken van
nachtelijke stadsgezichten door het
combineren van verschillende continuopnamen om camerabewegingen en ruis
te verminderen.
z Bij gebruik van een statief maakt u
opnamen in de modus A (p. 27).
Opnamen maken bij weinig licht
(Donkere omgeving)
z Hiermee kunt u opnamen maken in een
donkere omgeving, met gereduceerde
camerabewegingen en onscherpe weergave.
w Strandfoto's maken (Strand)
z Hiermee maakt u foto's van helder belichte
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
O Foto's maken van flora (Flora)
z Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
67
Opnamen maken in diverse omstandigheden
P Mensen in de sneeuw fotograferen
(Sneeuw)
z Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen een
besneeuwde achtergrond.
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
z Hiermee maakt u foto's van vuurwerk in
levendige kleuren.
• Houd de camera in de modus
stevig vast tijdens het maken van
opnamen, omdat er meerdere foto’s na elkaar worden genomen.
• In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera
niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden.
Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een
statief (p. 175).
• In de modus
is de resolutie ingesteld op
(1984 x 1488 pixels).
• In de modi V of
kunnen beelden grof lijken omdat de ISO-waarde
(p. 90) is verhoogd om overeen te komen met de
opnameomstandigheden.
• Als de camera te veel beweegt bij de opnamen in de modus
kunnen
de foto’s, afhankelijk van de opnameomstandigheden, mogelijk niet
worden gecombineerd of ontstaat wellicht niet het verwachte resultaat.
68
Automatisch korte films maken
(Filmsynopsis)
U kunt een korte film maken van een dag door foto's te maken.
Elke keer dat u een opname maakt, wordt de scène net voordat u de opname
maakt, opgenomen als een film. Alle films die die dag worden opgeslagen als
één bestand.
Selecteer
.
z Volg stap 1–2 op p. 66 om
te selecteren.
Maak de opname.
z Druk de ontspanknop helemaal in om een
foto te maken.
X Een film van ongeveer 2 – 4 seconden
wordt opgenomen net voordat de foto
wordt gemaakt.
Wat als een geen film wordt opgenomen?
Als u een foto maakt net nadat u de camera hebt ingeschakeld, de modus
selecteert of de camera bedient, wordt er mogelijk geen film opgenomen.
Films weergeven die zijn gemaakt met Filmsynopsis
U kunt films die zijn gemaakt in de modus
(p. 124).
selecteren op datum voor weergave
• Aangezien u ook films maakt wanneer u de opnamen maakt, raakt de
batterij sneller leeg dan in A.
• De beeldkwaliteit wordt ingesteld op
voor films die worden gemaakt
in de modus
.
• In de volgende gevallen worden films opgeslagen als aparte bestanden
zelfs als ze zijn opgenomen op dezelfde dag in de modus
.
- Als het formaat van een clipbestand 4 GB bereikt of de opnametijd ongeveer
1 uur is
- Als de film is beveiligd (p. 139)
- Als de instelling Tijdzone is gewijzigd (p. 171)
- Als een nieuwe map is gemaakt (p. 170)
• Als u de camera bedient terwijl er een film wordt opgenomen, worden de
gemaakte geluiden opgenomen in de film.
• De camera geeft geen geluiden weer, zoals wanneer u de sluiterknop half
indrukt, de toetsen gebruikt of de zelfontspanner gebruikt (p. 166).
69
Effecten toevoegen aan de opname
U kunt diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.
Kies een opnamemodus.
z Volg stap 1 – 2 op p. 66 om een
opnamemodus te selecteren.
Maak de opname.
Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen in de
modi
,
,
,
en
, kunt u het beste eerst enkele
proefopnamen maken.
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
z Hiermee maakt u foto's met levendige,
intense kleuren.
Foto's maken met postereffect
(Poster-effect)
z Hiermee maakt u foto's die lijken op oude
posters of illustraties.
70
Effecten toevoegen aan de opname
Opnamen maken met het effect van een
visooglens (Fisheye-effect)
U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
Selecteer
.
z Volg stap 1–2 op p. 66 om
te
selecteren.
Kies een effectniveau.
z Raak
aan.
X [Effectniveau] verschijnt op het scherm.
z Raak qr aan om een effectniveau te
selecteren en raak Ú aan.
X U kunt het effect op het scherm
controleren.
Maak de opname.
71
Effecten toevoegen aan de opname
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect
van een miniatuurmodel krijgt.
Selecteer
.
z Volg stap 1–2 op p. 66 om
te
selecteren.
X Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
z Raak het scherm aan of sleep het witte
kader omhoog of omlaag om het gedeelte
te wijzigen waarop moet worden
scherpgesteld.
z Raak
aan en raak vervolgens
,
of
aan om het formaat van het
scherpstelgebied te wijzigen. Raak Ú aan.
Maak de opname.
• Als u
aanraakt in stap 2, wordt het kader gewijzigd in verticale
richting. U kunt het gedeelte waarop wordt scherpgesteld wijzigen door
het scherm aan te raken of door het witte kader naar links of rechts te
slepen. Raak
nogmaals aan om het kader weer terug te wijzigen naar
de horizontale stand.
• Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
• Selecteer een afspeelsnelheid voordat u een film maakt met
Miniatuureffect (p. 115).
72
Effecten toevoegen aan de opname
Speciale effecten voor nachtelijke
achtergronden (Creative Light Effect)
Lichtweergaven en andere lichtpunten in de nachtelijke achtergronden
kunnen naar zes verschillende vormen worden gewijzigd. Gebruik de flitser
bij deze opnamen.
Selecteer
.
z Volg stap 1–2 op p. 66 om
te
selecteren.
Kies een vorm en grootte.
z Raak
aan.
X [Selecteer Effect] wordt weergegeven op
het scherm.
z Raak de gewenste vorm aan.
z Raak op aan om een formaat te
selecteren en raak Ú aan.
Maak de opname.
Tips voor opnamen
• Houd de camera stevig vast en maak opnamen van niet-bewegende lichtpunten
op een locatie die zo donker mogelijk is.
• Zorg dat het onderwerp zich binnen het bereik van de flitser bevindt (p. 87).
Zorg ook dat het onderwerp niet wordt verlicht door andere lichtbronnen.
73
Effecten toevoegen aan de opname
In bepaalde opnameomstandigheden, zoals het opnemen van bewegende
lichtpunten, wordt de gekozen vorm mogelijk niet weergegeven en kan de
helderheid anders zijn dan verwacht.
De kleur wijzigen en opnamen maken
U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof
worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
Kleur Accent
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie
te wijzigen in zwart-wit.
Selecteer T.
z Volg stap 1–2 op p. 66 om T te
selecteren.
Raak
aan.
X Het ongewijzigde beeld en het beeld met Kleur
Accent worden afwisselend weergegeven.
z De standaardinstelling voor de accentkleur
is groen.
Geef de kleur op.
z Plaats het middelste kader zodat dit is gevuld
met de gewenste kleur en raak het kader aan
in het onderste gedeelte van het scherm.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Opgenomen kleur
Geef het kleurengamma op.
z Raak op aan om het bereik van kleuren
te wijzigen dat moet worden behouden.
z Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
z Als u Ú aanraakt, wordt het
opnamescherm weergegeven.
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
74
Effecten toevoegen aan de opname
Kleur Wissel
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen
door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
Selecteer Y.
z Volg stap 1–2 op p. 66 om Y te
selecteren.
Raak
aan.
X Het ongewijzigde beeld en het beeld met
de gewisselde kleur worden afwisselend
weergegeven.
z Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt
wisselen.
z Plaats het middelste kader zodat dit is
gevuld met de gewenste kleur en raak het
linkerkader aan dat in het onderste gedeelte
van het scherm wordt weergegeven.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
z Plaats het middelste kader zodat dit is gevuld
met de gewenste kleur en raak het
rechterkader aan dat in het onderste gedeelte
van het scherm wordt weergegeven.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op dat u
wilt wisselen.
z Raak op aan om het bereik van kleuren
te wijzigen dat moet worden behouden.
z Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
z Als u Ú aanraakt, wordt het
opnamescherm weergegeven.
75
Effecten toevoegen aan de opname
• Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
• In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken.
Opnamen maken in monochroom
U kunt opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw en wit.
Selecteer
.
z Volg stap 1–2 op p. 66 om
te
selecteren.
Selecteer een kleurtint.
z Raak
aan.
X [Kleurtoon] wordt weergegeven op het
scherm.
z Raak qr aan om een effect te selecteren
en raak Ú aan.
X U kunt de kleurtint op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Zwart/wit Opnamen maken in zwart-wit.
Sepia
Opnamen maken met sepiatinten.
Blauw
76
Opnamen maken in blauw en wit.
Effecten toevoegen aan de opname
Opnamen maken met het effect van een
speelgoedcamera (Speels effect)
Dit effect maakt de hoeken van de beelden donkerder en vervaagt deze.
Ook wordt de algehele kleur gewijzigd zodat het lijkt of het beeld met een
speelgoedcamera is gemaakt.
Selecteer
.
z Volg stap 1–2 op p. 66 om
te
selecteren.
Selecteer een kleurtint.
z Raak
aan.
X [Kleurtoon] wordt weergegeven op het
scherm.
z Raak qr aan om een effect te selecteren
en raak Ú aan.
X U kunt de kleurtint op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Standaard
Het lijkt of beelden zijn gemaakt met een speelgoedcamera.
Warm
Beelden krijger een warmere tint dan [Standaard].
Beelden krijger een koelere tint dan [Standaard].
Koel
77
Een gezicht detecteren en opnemen
(Smart Shutter)
Een glimlach detecteren en opnemen
De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd,
ook zonder dat u op de ontspanknop drukt.
Selecteer
z Kies
.
in stap 1 – 2 op p. 66 en raak
aan.
z Raak
en vervolgens Ú aan.
X De camera schakelt over naar
opnamevoorbereiding.
Richt de camera op een persoon.
z Elke keer als de camera een glimlach
Lachdetectie:
Aan/Uit
detecteert, gaat het lampje branden en
wordt een foto gemaakt.
z Als u
aanraakt, wordt lachdetectie
onderbroken. Raak
aan om
lachdetectie te hervatten.
Aantal opnamen, modi
schakelen (pp. 79, 80)
Wat als een glimlach niet wordt gedetecteerd?
Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht
en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn.
Het aantal opnamen wijzigen
Raak
aan en raak vervolgens op aan om het aantal opnamen te
selecteren. Raak Ú aan om de instelling te wijzigen.
• Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera
opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
• U kunt ook foto’s maken door gewoon de ontspanknop in te drukken.
78
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
De knipoogdetectie gebruiken
Richt de camera op een persoon en druk de ontspanknop volledig in. De camera
maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog wordt gedetecteerd.
Selecteer
z Kies
.
in stap 1 – 2 op p. 66 en raak
aan.
z Raak
en vervolgens Ú aan.
Kies de compositie en druk de
ontspanknop half in.
z Raak een gezicht aan dat op het scherm
wordt weergegeven om een persoon te
selecteren die gaat knipogen (Touch AF).
z Controleer of er een groen kader verschijnt
rondom het gezicht van de persoon die zal
knipogen.
Druk de ontspanknop helemaal in.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Glimlach voor foto].
X Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Kijk naar de camera en knipoog.
X De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee
seconden nadat een knipoog is gedetecteerd
van de persoon binnen het kader.
z Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen
al is begonnen, raakt u het scherm aan.
Wat als een knipoog niet wordt gedetecteerd?
• Knipoog langzaam.
• Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren of
een hoed, of als diegene een bril draagt.
79
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
Het aantal opnamen wijzigen
Nadat u
hebt aangeraakt op het scherm in stap 1, raakt u op aan om het
aantal opnamen te wijzigen. Raak Ú aan om de instelling te voltooien.
• Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook gedetecteerd als een
knipoog.
• Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer
15 seconden ontgrendeld.
• Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de
ontspanknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat een
persoon in de compositie komt en knipoogt.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw
gezicht wordt gedetecteerd (p. 97). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto
te maken waar de fotograaf zelf ook op staat.
Selecteer
z Kies
.
in stap 1 – 2 op p. 66 en raak
aan.
z Raak
en vervolgens Ú aan.
Kies de compositie en druk de
ontspanknop half in.
z Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en of de
andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de ontspanknop helemaal in.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
X Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
80
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
Ga bij de anderen staan en kijk
naar de camera.
X Als de camera een nieuw gezicht
detecteert, worden het geknipper en het
geluid van de zelfontspanner versneld (het
lampje blijft branden wanneer er wordt
geflitst), en twee seconden later wordt de
sluiter ontgrendeld.
z Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, raakt u het scherm
aan.
Het aantal opnamen wijzigen
Nadat u
hebt aangeraakt op het scherm in stap 1, raakt u op aan om het
aantal opnamen te wijzigen. Raak vervolgens Ú aan om de instelling te voltooien.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent
gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
81
Snel na elkaar continue-opnamen maken
(Snel na elkaar)
U kunt snel na elkaar opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer
8,2 beelden per seconde terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt.
Selecteer
.
z Volg stap 1 – 2 op p. 66 om
te
selecteren.
Maak de opname.
X Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
• Er wordt een resolutie ingesteld van
(1984 x 1488 pixels).
• De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de eerste opname.
• Afhankelijk van de opnameomstandigheden, camera-instellingen en de
zoompositie kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van
opnamen of daalt de opnamesnelheid.
• Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen.
Beelden die worden weergegeven tijdens het
afpelen
Aangezien een set met na elkaar opgenomen beelden één groep wordt,
wordt alleen het eerste beeld dat in die groep is opgenomen, weergegeven.
Om aan te geven dat het beeld onderdeel is van een groep, wordt
weergegeven op het scherm.
Als u een gegroepeerd beeld (p. 141) wist, worden alle beelden in de groep
ook gewist. Let hierbij goed op.
• Als u beelden apart wilt afspelen (p. 130), kan de groepering worden
geannuleerd (p. 131).
• Als u een gegroepeerd beeld beveiligt (p. 139), worden alle beelden in de
groep beveiligd.
• Als u gegroepeerde beelden afspeelt met Gefilterd afspelen (p. 125) of
Smart Shuffle (p. 132), wordt de groepering tijdelijk geannuleerd en
worden beelden apart afgespeeld.
• Gegroepeerde beelden kunnen niet worden gebruikt met bepaalde
aanraakbewerkingen (p. 133), kunnen niet worden gemarkeerd als
favorieten(p. 143), bewerkt (pp. 146 – 152), gecategoriseerd (p. 145),
afgedrukt (p. 154) en het aantal exemplaren voor afdrukken kan niet
worden ingesteld (p. 163). Speel gegroepeerde beelden apart af (p. 130),
of annuleer groepering (p. 131) voordat u het bovenstaande probeert.
82
De beste gezichtsuitdrukkingen
vastleggen (Selectie beste beeld)
De camera maakt vijf doorlopende opnamen, detecteert vervolgens
verschillende aspecten van de opname, zoals gezichtsuitdrukkingen en slaat
slechts één beeld op dat als beste uit de bus komt.
Selecteer
.
z Volg stap 1–2 op p. 66 om
te
selecteren.
Maak de opname.
X De camera maakt vijf continu-opnamen
wanneer de ontspanknop helemaal wordt
ingedrukt. Er wordt slechts één foto
opgeslagen.
• Er wordt een resolutie ingesteld van
(1984 x 1488 pixels).
• De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de eerste
opname.
• Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van de
opnameomstandigheden.
83
84
5
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op 4 en dat de camera in de modus G is gezet.
• G staat voor 'programma automatische belichting'.
• Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modi beschikbaar is (pp. 194 – 199).
85
Opnamen maken in Programma
automatische belichting
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan
uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Het focusbereik is ongeveer 5 cm – oneindig met een maximale
groothoekinstelling (j) en ongeveer 40 cm – oneindig met een maximale
telelens (i).
Open de modus G.
z Volg stap 1–2 op p. 66 om G te selecteren.
Pas de instellingen naar wens aan
(pp. 87 – 107).
Maak de opname.
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden
weergegeven?
Als u de ontspanknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan
worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje
weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
• De flitser inschakelen (p. 87)
• Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 90)
86
De helderheid aanpassen
(flitsbelichtingscompensatie)
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van -2 tot +2.
Selecteer de
belichtingscompensatiemodus.
z Raak # aan.
Pas de helderheid aan.
z Kijk naar het scherm en raak de balk aan,
of sleep deze naar links of rechts om de
helderheid aan te passen en raak
vervolgens Ú aan.
X De belichtingscompensatie verschijnt op
het scherm.
U kunt ook instellingen opgeven in het menu FUNC. dat wordt
weergegeven wanneer u ø aanraakt.
De flitser inschakelen
U kunt de flitser zo instellen dat deze altijd flitst als u een opname maakt.
De werkzame flitsafstand is ongeveer 50 cm – 5,0 m met een maximale
groothoekinstelling (j) en ongeveer 50 cm – 2,0 m met een maximale
telelens (i).
Selecteer h.
z Raak
en vervolgens h aan.
z Raak h nogmaals aan om de instelling te
voltooien.
X Na de instelling verschijnt h op het scherm.
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.
U kunt ook items selecteren door
aan te raken.
87
De witbalans aanpassen
Met de witbalansfunctie stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk
ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
Selecteer de witbalansfunctie.
z Raak ø aan en sleep het menu aan
de linkerkant omhoog of omlaag om
selecteren.
te
Selecteer een optie.
z Raak het item aan dat u wilt instellen.
z Als u het menu aan de rechterkant
omhoog of omlaag sleept, worden er
andere items weergegeven.
z Raak het menu-item nogmaals aan om de
instelling te voltooien.
X De instelling verschijnt op het scherm.
88
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht
Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden.
Bewolkt
Voor opnamen bij bewolkt weer, in de schemering of de
schaduw.
Lamplicht
Voor opnamen bij lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht
dat bestaat uit 3 golflengten.
TL licht
Voor opnamen bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht
dat bestaat uit drie golflengten.
TL licht H
Voor opnamen bij daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat
uit 3 golflengten.
Custom
U kunt zelf een aangepaste witbalans instellen.
De witbalans aanpassen
Aangepaste witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie.
Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar
is op de opnamelocatie.
z Volg stap 2 op p. 88 om
te selecteren.
z Zorg dat het hele scherm is gevuld met
een vlak, witgekleurd onderwerp en druk
vervolgens op de knop
aan de
rechterkant.
X De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de
camerainstellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.
89
De ISO-waarde wijzigen
Selecteer de ISO-waarde.
z Raak ø aan en sleep het menu aan
de linkerkant omhoog of omlaag om
selecteren.
te
Selecteer een optie.
z Raak het item aan dat u wilt instellen.
z Als u het menu aan de rechterkant
omhoog of omlaag sleept, worden er
andere items weergegeven.
z Raak het menu-item nogmaals aan om de
instelling te voltooien.
X De instelling verschijnt op het scherm.
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de
opnamemodus en –omstandigheden.
Laag
Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden.
Voor opnamen bij bewolkt weer of in de schemering.
Hoog Voor opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker.
De ISO-waarde wijzigen
• Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op
onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter.
• Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter
grof lijken.
Als de camera is ingesteld op
, kunt u de ontspanknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
90
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden,
die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van
opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het
gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken
van de opname automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het
scherper wordt.
Selecteer [i-Contrast].
z Raak ø en vervolgens n aan
om het tabblad 4 te selecteren. Raak
[i-Contrast] aan en raak vervolgens qr
aan om [Auto] te selecteren.
X Na de instelling verschijnt @ op het
scherm.
• In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
• U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 151).
91
De verhouding wijzigen
U kunt de breedte-hoogteverhouding van een beeld wijzigen.
Selecteer
.
z Raak ø aan en sleep het menu aan
de linkerkant omhoog of omlaag om
selecteren.
te
Selecteer een optie.
z Raak het item aan dat u wilt instellen.
z Als u het menu aan de rechterkant
omhoog of omlaag sleept, worden er
andere items weergegeven.
z Raak het menu-item nogmaals aan om de
instelling te voltooien.
X Als de instelling is opgegeven, verandert
de verhouding van het scherm.
Dezelfde verhouding als het scherm van deze camera voor de weergave op
breedbeeld hdtv's.
Dezelfde verhouding als 35-mm film voor het afdrukken van beelden op
130 x 180 mm of briefkaartformaat.
Dezelfde verhouding als standaardtelevisies voor het afdrukken van beelden op
90 x 130 mm tot diverse A-papierformaten.
Een vierkante verhouding.
De digitale zoom (p. 57) en digitale tele-converter (p. 58) zijn alleen
beschikbaar in de verhouding
omdat [Digitale Zoom] is ingesteld op
[Uit].
Hoe kan ik opnamen maken op volledige schermgrootte?
Stel de verhouding in op
. Opnamen maken bij een verhouding van 16:9 levert
echter beelden op waarvan de verhouding bij het afdrukken niet overeenkomt met
130 x 180 mm, briefkaartformaat, 90 x 130 mm of verschillende A-papierformaten.
Mogelijk blijven er witte randen op de afdruk en sommige delen van de afbeelding
worden wellicht niet afgedrukt.
92
Continu-opnamen maken
U kunt snel na elkaar opnamen maken met een maximale snelheid van
ongeveer 3,4 beelden per seconde terwijl u de ontspanknop volledig
ingedrukt houdt.
Selecteer een transportmodus.
z Raak ø aan en sleep het menu aan
de linkerkant omhoog of omlaag om
selecteren.
te
Selecteer een optie.
z Raak W aan.
z Raak W nogmaals aan om de instelling te
voltooien.
X Na de instelling verschijnt W op het
scherm.
Maak de opname.
X Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
• Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (pp. 60,
61).
• De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus
(p. 67).
• Voor continu-opnamen zijn de scherpstelling en de belichting
vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
• Afhankelijk van de opnameomstandigheden en de camera-instellingen
kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van opnamen of
daalt de opnamesnelheid.
• Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen.
• Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen.
93
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto bijvoorbeeld wijzigen in
sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
z Raak ø aan en sleep het menu aan
de linkerkant omhoog of omlaag om
selecteren.
te
Selecteer een optie.
z Raak het item aan dat u wilt instellen.
z Als u het menu aan de rechterkant
omhoog of omlaag sleept, worden er
andere items weergegeven.
z Raak het menu-item nogmaals aan om de
instelling te voltooien.
X De instelling verschijnt op het scherm.
My Colors uit
Levendig
Neutraal
—
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging,
voor een levendige impressie.
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia
Hiermee maakt u een beeld sepiakleurig.
Zwart/wit
Hiermee maakt u beelden in zwart-wit.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig
Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense,
natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint
Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint
Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Levendig Groen
Levendig Rood
Custom Kleur
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode
onderwerpen levendiger.
U kunt het contrast, de scherpte, kleurverzadiging,
enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (p. 95).
• U kunt de witbalans niet instellen in de modi
en
(p. 88).
en
kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden gewijzigd.
• In
Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van de huidskleur.
94
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
Custom Kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood,
groen, blauw en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op
5 verschillende niveaus.
z Volg stap 2 op p. 94 om
te selecteren.
z Raak
aan aan de rechterkant van het
scherm.
z Raak qr aan om een item te selecteren
en raak het punt op de balk aan waar u de
instellingen wilt maken.
z Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker of donkerder
(huidtint) het effect wordt, en hoe meer
deze waarde naar links ligt, hoe zwakker of
lichter (huidtint) het effect wordt.
z Raak Ú aan om de instelling te voltooien.
95
Close-ups maken (macro)
U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem
dichtbij. Het focusbereik is ongeveer 3 – 50 cm van het uiteinde van de lens
met een maximale groothoekinstelling (j).
Selecteer e.
z Raak ø aan en sleep het menu aan
de linkerkant omhoog of omlaag om
te
selecteren.
z Raak e aan en raak e nogmaals aan om
de instelling te voltooien.
X Na de instelling verschijnt e op het
scherm.
Hoe kan ik betere close-ups maken?
Probeer de camera bij macro-opnamen op een statief te zetten en opnamen te
maken met Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp
wordt (p. 61).
e wordt grijs in het gebied in de gele balk onder de zoombalk, en er wordt
niet scherpgesteld.
Objecten op grote afstand fotograferen
(Oneindig)
Wanneer het moeilijk is om scherp te stellen omdat uw opname zowel
onderwerpen dichtbij als verder weg bevat, kunt u het scherpstelbereik
wijzigen voor een betrouwbare focus op alleen de onderwerpen op grote
afstand (ongeveer 3 m of meer vanaf de camera).
Selecteer u.
z Raak ø aan en sleep het menu aan
de linkerkant omhoog of omlaag om
te
selecteren.
z Raak u aan en raak u nogmaals aan om
de instelling te voltooien.
X Na de instelling verschijnt u op het
scherm.
96
De modus AF Frame wijzigen
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van
de opname.
Selecteer [AF Frame].
z Raak ø en vervolgens n aan om
het tabblad 4 te selecteren. Raak [AF
Frame] aan en raak qr aan om een optie
te selecteren.
Gezichts-AiAf
• Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen
) instellen.
• Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de
andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
• Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik.
• Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
• Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen wit
kader) worden weergegeven, verschijnen er maximaal 9 groene kaders
in de gebieden waarop de camera scherpstelt wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt.
• Als er geen gezicht wordt gedetecteerd wanneer Servo AF (p. 102) is
ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het midden van het scherm
als u de ontspanknop half indrukt.
• Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
- onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij;
- onderwerpen die donker of licht zijn;
- gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
• De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
• Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
97
De modus AF Frame wijzigen
Vast kader
Er wordt één AF-kader gebruikt. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen op
een bepaald punt.
U kunt het AF-kader kleiner maken
• Raak ø en vervolgens n aan om het tabblad 4 te selecteren, raak
[AF kader afm.] aan en selecteer [Klein].
• Het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 57)
of de Digitale Tele-converter (p. 58) gebruikt.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt
.
De compositie van de opname wijzigen met de
focusvergrendeling
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de
ontspanknop half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de
opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
z Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld, en druk de
ontspanknop half in.
z Controleer of het AF-kader op het
onderwerp groen is.
Maak een nieuwe compositie.
z Druk de ontspanknop half in en beweeg de
camera om een nieuwe compositie te
maken voor de opname.
Maak de opname.
z Druk de ontspanknop helemaal in.
98
Het autofocuskader vergroten
Als u de ontspanknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt u de
scherpstelling controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
z Raak ø en vervolgens n aan om
het tabblad 4 te selecteren. Raak [AFPunt Zoom] aan en vervolgens qr om
[Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
z Druk de ontspanknop half in.
X In [Gezichts-AiAf] (p. 97) wordt het gezicht
dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd,
vergroot weergegeven.
X In [Vast kader] (p. 98) wordt de inhoud van
het AF-kader vergroot weergegeven.
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAf] als er geen gezicht
wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm.
In [Vast kader] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan
scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 57) of de digitale
tele-converter (p. 58) of Servo AF (p. 102).
99
Het onderwerp selecteren voor
scherpstellen (Touch AF)
U kunt een bepaald onderwerp of het gezicht van een persoon, of een locatie
op het scherm selecteren om op scherp te stellen en een opname te maken.
Selecteer het onderwerp, gezicht
of locatie waarop u wilt
scherpstellen.
z Raak het onderwerp of de persoon op het
scherm aan.
X Als de modus AF Frame is ingesteld op
[Gezichts-AiAf], piept de camera en wordt
weergegeven wanneer het onderwerp
wordt gedetecteerd. De camera gaat door
met scherpstellen zelfs als het onderwerp
beweegt.
X Als de modus AF Frame is ingesteld op [Vast
kader], wordt een AF-kader weergegeven op
de locatie waar u het scherm aanraakt.
z Als u wilt annuleren, raakt u Ú aan.
Maak de opname.
z Druk de ontspanknop half in. Het kader
waarop de camera heeft scherpgesteld,
wordt gewijzigd in een groen
.
z Druk de ontspanknop helemaal in om de
opname te maken.
• Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is, te
snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond
te gering is.
• Als u opnamen maakt in e of u (p. 96) en de modus AF Frame is
ingesteld op [Gezichts-AiAf], keert de camera terug naar
als u een
locatie selecteert om op scherp te stellen.
Er wordt een rand weergegeven rond het scherm wanneer
het wordt aangeraakt
Aanraakbewerkingen op gezichten of onderwerpen buiten de rand werken niet.
Ze werken wel als het gezicht of onderwerp buiten de rand bewegen.
100
Opnamen maken met AF-vergrendeling
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de ontspanknop
loslaat.
Vergrendel de focus.
z Houd de sluiterknop half ingedrukt en raak
het scherm aan binnen het kader aan de
linkerkant.
X De scherpstelling wordt vergrendeld en
% verschijnt op het scherm.
z Als u de sluiterknop loslaat en het scherm
nogmaals aanraakt, wordt AF lock
geannuleerd en verdwijnt %.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
101
Opnamen maken met Servo AF
Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en
belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende
onderwerpen zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
z Raak ø en vervolgens n aan en
selecteer het tabblad 4. Raak [Servo AF]
en qr aan om [Aan] te selecteren.
Stel scherp.
z De scherpstelling en belichting blijven
behouden als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt.
• In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen.
• In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet
blauw, ook niet als u de ontspanknop half indrukt. U kunt in dat geval de
scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader.
• Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de
sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger
van de ontspanknop en druk deze opnieuw half in.
• In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling.
• De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar in de
modus Servo AF.
• De functie is niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt
(pp. 60, 61).
102
De meetmethode wijzigen
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
z Raak ø aan en sleep het menu aan
de linkerkant omhoog of omlaag om
selecteren.
te
Selecteer een optie.
z Raak het item aan dat u wilt instellen.
z Raak het menu-item nogmaals aan om de
instelling te voltooien.
X De instelling verschijnt op het scherm.
Deelmeting
Voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van
achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
meeting
maar het midden krijgt meer nadruk.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het
(spotmetingpuntkader) in
het midden van het scherm. Als de modus AF Frame is ingesteld
op [Vast kader], wordt het spotmetingkaderpunt gekoppeld aan het
AF-kader.
103
Opnamen maken met de AE-vergrendeling
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling en
belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor “Auto
Exposure” (automatische belichting).
Vergrendel de belichting.
z Richt de camera op het onderwerp en raak het
onderste gedeelte van het scherm aan (binnen
het kader dat links wordt weergegeven) terwijl
u de sluiterknop half indrukt.
X Als & wordt weergegeven, is de
belichting vergrendeld.
z Als u de sluiterknop loslaat en het scherm
nogmaals aanraakt, wordt &
geannuleerd en verdwijnt &.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Opnamen maken met de FE-vergrendeling
Net als met de AE-vergrendeling (p. 104) kunt u de belichting vergrendelen
voor het maken van opnamen met de flitser. FE staat voor “Flash Exposure”
(flitsbelichting).
Selecteer h (p. 87).
Vergrendel de flitsbelichting.
z Richt de camera op het onderwerp en raak het
onderste gedeelte van het scherm aan (binnen
het kader dat links wordt weergegeven) terwijl u
de sluiterknop half indrukt.
X De flitser gaat af en wanneer ( verschijnt,
wordt de flitsuitvoer vastgehouden.
z Als u de sluiterknop loslaat en het scherm
nogmaals aanraakt, verdwijnt (.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
104
Opnamen maken met Slow sync
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de
camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.
Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond die
niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.
Selecteer ….
z Raak
en vervolgens … aan.
z Raak … nogmaals aan om de instelling te
voltooien.
X Na de instelling verschijnt … op het
scherm.
Maak de opname.
z Ook als u de flitser gebruikt, mag het
hoofdonderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de ontspanknop stopt.
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus] in
op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 175).
U kunt ook items selecteren door
aan te raken.
105
Rode-ogencorrectie
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn
gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
z Raak ø en vervolgens n aan en
selecteer het tabblad 4. Raak [Flits
Instellingen] aan.
Selecteer de instelling.
z Raak [Rode-Ogen] aan en raak
vervolgens qr aan om [Aan] te
selecteren.
X Na de instelling verschijnt Œ op het
scherm.
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan
rode ogen. Bijvoorbeeld als rode make-up rond de ogen is gebruikt.
U kunt opgeslagen beelden ook corrigeren (p. 152).
106
Controleren op gesloten ogen
Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht
hebben, wordt
op het scherm weergegeven.
Selecteer [Knipperdetectie].
z Raak ø en vervolgens n aan om
het tabblad 4 te selecteren. Raak
[Knipperdetectie] aan en vervolgens qr
om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
X Als een persoon met gesloten ogen wordt
gedetecteerd, verschijnen een kader en
op het scherm.
• Deze functie is alleen beschikbaar voor de laatste gemaakte opname als
het aantal opnamen is ingesteld op twee of meer in de modus
of $.
• Niet beschikbaar in de modus W.
107
108
6
Haal meer uit uw camera
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u opnamen kunt maken in de modi
M en B.
109
De sluitertijd instellen
U kunt de sluitertijd instellen op de snelheid die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste diafragmawaarde in voor de sluitertijd die
u hebt ingesteld.
M staat voor 'Time value' (tijdwaarde).
Kies een opnamemodus.
z Volg stap 1–2 op p. 66 om M te
selecteren.
Wijzig de instelling.
z Raak [1/125] aan.
z Raak de balk aan of sleep deze naar links
of rechts om een sluitertijd te selecteren en
raak vervolgens Ú aan.
Maak de opname.
Beschikbare sluitertijden
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6,
1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000
• 2" geeft 2 seconden aan, 0"3 geeft 0,3 seconde aan en 1/160 geeft 1/160
seconde aan.
• Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitertijden niet beschikbaar.
• Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden
bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor
is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten
voordat u de volgende opname kunt maken.
• Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd gebruikt en
opnamen maakt met een statief (p. 175).
• Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, wordt de ISOwaarde vastgezet op
.
110
De diafragmawaarde instellen
Wat als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven?
Als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten.
Pas de sluitertijd aan totdat de diafragmawaarde wit wordt weergegeven (Safety
Shift kan ook worden gebruikt (p. 112)).
De diafragmawaarde instellen
U kunt het diafragma instellen op de waarde die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste sluitertijd in voor de diafragmawaarde die
u hebt ingesteld.
B staat voor 'Aperture value' (diafragmawaarde), wat verwijst naar de
grootte van de diafragmaopening in de lens.
Kies een opnamemodus.
z Volg stap 1–2 op p. 66 om B te
selecteren.
Wijzig de instelling.
z Raak [F4.0] aan.
z Raak de balk aan of sleep deze naar links
of rechts om een diafragmawaarde te
selecteren en raak vervolgens Ú aan.
Maak de opname.
Beschikbare diafragmawaarden
F2.0, F2.2, F2.5, F2.8, F3.2, F3.5, F4.0, F4.5, F5.0, F5.6, F5.8, F6.3, F7.1, F8.0
• Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige diafragmawaarden niet
beschikbaar.
111
De diafragmawaarde instellen
Wat als de sluitertijd oranje wordt weergegeven?
Als de sluitertijd oranje wordt weergegeven wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de
diafragmawaarde aan totdat de sluitertijd wit wordt weergegeven. Safety Shift kan
ook worden gebruikt (zie onder).
Safety Shift
Als u in de modus M of B op de kant ø of n drukt om het tabblad
4 weer te geven en vervolgens [Safety Shift] instelt op [Aan], wordt de sluitertijd
of diafragmawaarde automatisch aangepast aan de juiste belichting wanneer
deze niet op een andere manier kan worden verkregen.
Safety Shift is uitgeschakeld wanneer de flitser is ingeschakeld.
112
7
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten “Films
opnemen” en “Films bekijken” in hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd
hoe u diverse functies gebruikt voor het opnemen en bekijken van
films.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op 4.
• Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het afspelen en bewerken
van films. Hierbij wordt verondersteld dat u op de knop 1 hebt gedrukt om
de afspeelmodus te activeren.
113
Verschillende soorten films opnemen
Net als met foto's kunt u de camera de beste instellingen voor de scène laten
selecteren of verschillende effecten toevoegen bij het maken van films.
Kies een opnamemodus.
z Volg stap 1 – 2 op p. 66 om een
opnamemodus te selecteren.
Maak de opname.
z Raak
aan.
X Afhankelijk van de opnamemodus of de
beeldkwaliteit van de film (p. 118) die u
selecteert, kunnen er zwarte balken aan
de zijkanten van het scherm worden
weergegeven. Deze gebieden worden niet
vastgelegd bij de opname.
z Als u het opnemen van de film wilt
stoppen, raakt u
aan.
I
Portret
Miniatuureffect
Monochroom
Extra levendig
Poster-effect
T Kleur Accent
p. 66
p. 115
p. 76
p. 70
p. 70
p. 74
Y
w
O
P
t
Kleur Wissel
Strand
Flora
Sneeuw
Vuurwerk
p. 75
p. 67
p. 67
p. 68
p. 68
Overige opnamemodi
U kunt de volgende soorten films maken in de modi
en
.
iFrame-film
Films maken die kunnen worden bewerkt met software*2 of
apparaten die compatibel zijn met iFrame*1.
De resolutie is ingesteld op
(p. 118).
Super slowmotion film
Opnamen maken van snel bewegende objecten en deze
afspelen in slow motion (p. 116).
*1 Videotype aanbevolen door Apple.
*2 U kunt iFrame-films met versie 6.7.2 of later van ZoomBrowser EX of ImageBrowser snel bewerken en
opslaan. Als u een eerdere versie van de software gebruikt, kunt u de nieuwste versie downloaden van
de website van Canon. U kunt de versie van de bijgeleverde software controleren op de CD-ROM (p. 2).
• U kunt ook films opnemen in andere opnamemodi door
aan te raken.
• Bepaalde instellingen die zijn aangebracht in het menu FUNC. en het
opnamemenu worden automatisch aangepast voor het opnemen van films.
• Zelfs in de modus
of
kunt u foto's maken als u op de sluiterknop
drukt. Dit is echter niet mogelijk als u een film opneemt.
114
Films opnemen die op een
miniatuurmodel lijken (Miniatuureffect)
U kunt films opnemen die op een bewegend miniatuurmodel lijken. U maakt
het miniatuurmodeleffect door de bovenste en onderste delen van de
opname te selecteren die onscherp worden gemaakt. Ook selecteert u de
afspeelsnelheid zodat mensen en objecten in de opname snel bewegen
tijdens het afspelen. Er wordt geen audio opgenomen.
Selecteer
.
z Volg stap 1–2 op p. 66 om
te
selecteren.
X Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
z Raak het scherm aan om het gedeelte aan
te passen waarop wordt scherpgesteld.
z Raak
aan en raak vervolgens
,
of
aan om het formaat van het
scherpstelgebied te wijzigen. Raak Ú aan.
Selecteer een afspeelsnelheid.
z Raak
en vervolgens
,
of
aan
om een afspeelsnelheid te selecteren en
raak Ú aan.
Maak de opname.
z Raak
aan.
z Als u het opnemen van de film wilt
stoppen, raakt u
aan.
115
Films opnemen in super slow motion
Afspeelsnelheden en geschatte afspeeltijden (voor clips
van 1 minuut)
Snelheid
Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
• De beeldkwaliteit wordt ingesteld op
als een verhouding van
wordt geselecteerd, en
als een verhouding van
wordt
geselecteerd (p. 92).
• Als u bij stap 2
aanraakt, schakelt u naar de verticale richting van het
kader en kunt u het gebied waarop u wilt scherpstellen wijzigen door het
scherm aan te raken. Raak
nogmaals aan om de richting van het
kader weer horizontaal te zetten.
• Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
• Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Films opnemen in super slow motion
U kunt een opname maken van snel bewegende objecten en deze afspelen
in slow motion. Er wordt geen audio opgenomen.
Selecteer
.
z Volg stap 1–2 op p. 66 om
te
selecteren.
Kies een framesnelheid.
z Nadat u ø hebt aangeraakt, sleept u
het menu aan de linkerkant van het
scherm omhoog of omlaag om
te
selecteren en raakt u het menu-item
opnieuw aan.
z Kies een framesnelheid (het aantal frames
per seconden) en raak het menu-item
nogmaals aan.
116
Films opnemen in super slow motion
Maak de opname.
z Raak
aan.
X De balk met de opnametijd wordt
weergegeven. De maximale cliplengte is
ongeveer 30 seconden.
z Als u het opnemen van de film wilt
stoppen, raakt u
aan.
Framesnelheid en afspeeltijden (voor clips van
30 seconden)
Framesnelheid
Afspeeltijd
240 fps
Ongeveer 4 minuten
120 fps
Ongeveer 2 minuten
Films bekijken in super slow motion
• De film wordt afgespeeld in slow motion wanneer u stap 1 tot en met 3 volgt op
p. 35.
• U kunt de afspeelsnelheid van films opgenomen in de modus
wijzigen met
de meegeleverde software. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
• De resolutie wordt ingesteld op
als u opneemt in
, en op
u opneemt in
.
• De scherpstelling, belichting en witbalans worden ingesteld als u
aanraakt.
als
117
De beeldkwaliteit wijzigen
U kunt kiezen uit 4 verschillende instellingen voor de beeldkwaliteit.
Kies de instelling voor de
beeldkwaliteit.
z Raak ø aan en sleep het menu aan
de linkerkant omhoog of omlaag om
selecteren.
te
Selecteer een optie.
z Raak het item aan dat u wilt instellen.
z Raak het menu-item nogmaals aan om de
instelling te voltooien.
X De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op
het scherm.
Beeldkwaliteit en opnametijd per geheugenkaart
Beeldkw Resolutie, aantal
aliteit
beelden
Beschrijving
Capaciteit geheugenkaart
4 GB
16 GB
1920 x 1080 pixels, Voor filmopnamen van full
Ongeveer
Ongeveer
24 beelden/sec.
HD-kwaliteit.
14 min. 34 sec. 59 min. 40 sec.
1280 x 720 pixels, Voor filmopnamen van
30 beelden/sec.
HD-kwaliteit.
Ongeveer
20 min.
43 sec.*1
Ongeveer
1 uur 24 min.
54 sec.*2
640 x 480 pixels,
30 beelden/sec.
De beeldkwaliteit is hoger
Ongeveer
in vergelijking met
,
Ongeveer
2 uur 59 min.
maar de opnametijd is
43 min. 43 sec.
3 sec.
korter.
320 x 240 pixels,
30 beelden/sec.
Omdat de bestandsgrootte
Ongeveer
klein is, kunt u langer
1 uur 58 min.
opnemen maar is de
19 sec.
beeldkwaliteit wel lager.
Ongeveer
8 uur 4 min.
30 sec.
*1 13 min. 35 sec. voor iFrame-films (p. 114).
*2 55 min. 38 sec. voor iFrame-films (p. 114).
• Volgens de testnormen van Canon.
• Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er
ongeveer 10 minuten lang is opgenomen in
, of
, en ongeveer 1 uur in
of
.
• Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte
nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of hoger gebruiken.
Zwarte balken worden aan de zijkanten van het scherm weergegeven in
of
. Deze gebieden worden niet vastgelegd bij de opname.
118
Overige opnamefuncties
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's. Sommige functies zijn echter niet beschikbaar of hebben geen effect,
afhankelijk van de opnamemodus.
• Nader inzoomen op het onderwerp
Het geluid van zoombewerkingen wordt opgenomen.
• De zelfontspanner gebruiken (p. 60)
• Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner (p. 61)
• De witbalans aanpassen (p. 88)
• De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 94)
• Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 101)
• Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 173)
• Raster weergeven (p. 174)
• Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 175)
• Pictogramvolgorde wijzigen (Pictogram layout) (p. 176)
Bewerken
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden.
Selecteer *.
z Raak het scherm aan tijdens het afspelen
van een film om het filmbedieningspaneel
weer te geven.
z Raak ,
of de schuifbalk aan om het
weergegeven frame te wijzigen (frames zijn de
basisonderdelen waaruit een films bestaat).
X
verandert in
op punten waar u de
film kunt bewerken.
Raak
of
aan.
X [Verwijder deel van film] wordt
weergegeven op het scherm.
aanraakt wanneer dit wordt
weergegeven, wordt alleen het gedeelte
vanaf de dichtstbijzijnde
aan de
linkerkant bijgesneden als [Snijd begin af]
wordt geselecteerd. Alleen het gedeelte
vanaf het dichtstbijzijnde
aan de
rechterkant wordt bijgesneden wanneer
[Snijd einde af] wordt geselecteerd.
z Zelfs als u
119
Bewerken
Selecteer een gedeelte om te
verwijderen.
z Raak [Snijd begin af] of [Snijd einde af]
aan.
z [Snijd begin af] verwijdert het deel van de
film vanaf het begin tot de momenteel
weergegeven scène.
z [Snijd einde af] verwijdert het deel van de
film vanaf de momenteel weergegeven
scène tot het einde van de film.
Sla de bewerkte film op.
z Raak [Nieuw bestand] aan.
X De film wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
z Als u het annuleren wilt bewerken, raakt u
[Stop] aan.
z Als u het bereik voor bewerken opnieuw
wilt instellen, raakt u Ú aan.
• Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte
film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt
dan gewist.
• Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
• Als de batterij halverwege het opslaan leeg raakt, zijn de bewerkte films
mogelijk niet opgeslagen.
• Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij of
een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 41).
120
8
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het
afspelen en bewerken van beelden.
• Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te activeren voordat u de camera
bedient.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn
gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
• De bewerkingsfunctie (pp. 147 – 152) kan niet worden gebruikt als er niet
voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
121
Snel naar beelden zoeken
Naar beelden zoeken in de indexweergave
U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer
te geven.
Geef beelden weer in een index.
z Raak
aan en raak vervolgens het
aantal beelden aan dat u wilt weergeven.
X De beelden worden weergegeven in een
index.
z U kunt de zoomknop ook naar g duwen
om beelden in een index weer te geven.
Duw de zoomknop naar k om het aantal
beelden te verkleinen.
Schakel tussen de weergegeven
beelden.
z Als u op het scherm omhoog of omlaag
sleept, worden beelden geschakeld met
de beweging van uw vinger.
Selecteer een beeld.
z Raak een beeld aan om dit te selecteren
en raak het nogmaals aan om het in de
enkelvoudige weergave weer te geven.
z U kunt ook over het scherm slepen om het
oranje kader te verplaatsen en vervolgens
de zoomknop naar k duwen om een
beeld apart weer te geven.
122
Snel naar beelden zoeken
Naar beelden zoeken door te bladeren
Als u over het beeld sleept, worden de beelden achter elkaar weergegeven,
zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen op basis van de
opnamedatum (beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
z U kunt schakelen tussen beelden in
enkelvoudige weergave door over het
scherm te slepen.
Als u snel achter elkaar over het scherm
sleept, wordt het scherm aan de linkerkant
(Beeld scrollen) weergegeven.
Sleep in deze weergave over het scherm
om beelden te selecteren.
z Als u het middelste beeld aanraakt, wordt
de enkelvoudige weergave hersteld.
z Als u in Beeld scrollen snel omhoog of
omlaag veegt op het scherm, kunt u naar
beelden zoeken op opnamedatum.
Als u dit effect wilt uitschakelen, raakt u ø en n aan. Selecteer
[Beeld scrollen] op het tabblad 1 en raak qr aan om [Uit] te selecteren.
123
Snel naar beelden zoeken
Films weergeven die zijn gemaakt met
Filmsynopsis
U kunt films die zijn gemaakt in de modus
weergave (p. 69).
Selecteer
selecteren op datum voor
.
z Nadat u ø hebt aangeraakt, sleept u
het menu aan de linkerkant van het
scherm omhoog of omlaag om
te
selecteren en raakt u het menu-item
opnieuw aan.
Selecteer een filmdatum.
z Raak een datum aan om deze te
selecteren.
Speel de film af.
z Raak de datum aan die u hebt
geselecteerd in stap 2.
X De film wordt afgespeeld.
124
Beelden bekijken met gefilterd afspelen
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken
met een opgegeven filter. U kunt ook alle beelden tegelijk beveiligen (p. 139)
of wissen (p. 141) terwijl ze worden gefilterd.
Selecteer ‚.
z Raak ø aan en sleep het menu
omhoog of omlaag om ‚ te selecteren.
Selecteer een filter.
z Raak het item aan dat u wilt instellen.
z Als u het menu aan de rechterkant
omhoog of omlaag sleept, worden er
andere items weergegeven.
z Raak het item nogmaals aan om de
instelling te voltooien.
Bekijk de gefilterde beelden.
z Raak het gewenste filter aan en raak het
nogmaals aan (niet voor
).
X Gefilterd afspelen wordt gestart en er
wordt een geel kader weergegeven.
z Als u over het scherm sleept, worden
alleen de geselecteerde doelbeelden
weergegeven.
z Als u bij stap 2
selecteert,
wordt gefilterd afspelen geannuleerd.
Zoekfilters
Favorieten
Geeft de beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet
(p. 143)
Opnamedatum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn
opgenomen.
; My Category
Foto/film
Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 145).
Geeft foto's, films of films die zijn gemaakt in de modus
weer.
Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?
Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd.
125
Diavoorstellingen bekijken
Gefilterd afspelen
In gefilterd afspelen (stap 3) kunt u gefilterde beelden bekijken met “Snel naar beelden
zoeken” (p. 122) “Diavoorstellingen bekijken” (p. 126) en “Beelden vergroten” (p. 129).
U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken met de bewerkingen in “Beelden
beveiligen” (p. 139), “Alle beelden wissen” (p. 141) of “Beelden selecteren voor
afdrukken (DPOF)” (p. 161) als u alle gefilterde beelden selecteert.
Als u echter een andere categorie kiest (p. 145) of een beeld bewerkt en opslaat
als een nieuw beeld (p. 147), wordt er een bericht weergegeven en wordt gefilterd
afspelen geannuleerd.
Diavoorstellingen bekijken
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u automatisch
afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Selecteer ..
z Nadat u ø hebt aangeraakt, sleept u
het menu aan de linkerkant van het scherm
omhoog of omlaag om . te selecteren en
raakt u het menu-item opnieuw aan.
Selecteer een overgangseffect.
z Raak een effect aan om dit te selecteren.
z Raak het menu-item nogmaals aan om de
instelling te voltooien.
X De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld..] verschijnt.
z In gefilterd afspelen (p. 125) worden alleen
beelden afgespeeld die overeenkomen
met een filter.
z Raak het scherm aan om de
diavoorstelling te stoppen.
• U kunt schakelen tussen beelden door zachtjes op de camera te tikken
(p. 31) tijdens een diavoorstelling (Active Display).
• De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 54).
• U kunt ook Touch-acties gebruiken om een diavoorstelling te starten
(p. 133).
126
Diavoorstellingen bekijken
Instellingen wijzigen
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt
overgangseffecten en de weergavetijd van diabeelden wijzigen. U kunt
kiezen uit zes overgangseffecten voor het wisselen van beelden.
Selecteer [Diavoorstelling].
z Raak ø en vervolgens n aan om
het tabblad 1 te selecteren en raak
[Diavoorstelling] aan.
Selecteer een instelling.
z Raak een item aan en raak vervolgens qr
aan om de instelling te voltooien.
z Als u [Start] aanraakt, wordt de
diavoorstelling gestart met uw instellingen.
z Als u het scherm aanraakt tijdens het
afspelen, wordt het menuscherm hersteld.
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
127
De focus controleren
U kunt het gedeelte van een opgenomen beeld dat zich binnen een AF-kader
bevond, vergroten om de scherpstelling te controleren.
Raak l aan om naar de
focuscontroleweergave te
schakelen (p. 46).
X Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader zich bevond toen de focus werd
ingesteld.
X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
X Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
z Raak het beeld in de rechterbenedenhoek
aan of duw de zoomknop één keer naar k.
X Het scherm links wordt weergegeven.
z Raak
aan om naar een ander kader te
gaan als er meerdere kaders worden
weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau of de
locatie.
z Als u de zoomknop beweegt of het vergrote
beeld in de rechterbenedenhoek van het
scherm of
aanraakt, wordt het
weergegeven vergrotingsniveau gewijzigd.
z Als u over het beeld in de
rechterbenedenhoek sleept, kunt u de
locatie van het weergegeven gedeelte
verplaatsen.
z Als u Ú of het beeld in de linkerbovenhoek
aanraakt, wordt het scherm hersteld naar
stap 1.
De focuscontroleweergave is niet beschikbaar voor films.
128
Beelden vergroten
Vergroot een beeld.
z Als u het scherm aanraakt, wordt het beeld
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
vergroot en worden
en
weergegeven.
z Als u uw vinger op het scherm houdt, wordt
er verder op dat deel van het beeld
ingezoomd tot een factor van 10x.
z U kunt ook op beelden in- en uitzoomen
door
of
aan te raken.
Als u
of
aanraakt, blijft het scherm
op het beeld in- of uitzoomen.
z Als u over het scherm sleept, kunt u de
locatie van het weergegeven gebied
aanpassen.
z Raak Ú aan om enkelvoudige weergave
te herstellen.
z U kunt zachtjes op de zijkant van de
camera tikken (p. 31) om te schakelen
tussen beelden met dezelfde zoomfactor
(Active Display).
• Als u de zoomknop naar k duwt, wordt er ingezoomd op het beeld.
Als u de zoomknop blijft vasthouden, wordt er ingezoomd op het beeld tot
een maximale factor van 10x. Als u wilt uitzoomen, duwt u de zoomknop
naar g, of blijft u de knop vasthouden om terug te keren naar de
enkelvoudige weergave.
• Films kunnen niet worden vergroot.
129
Elk beeld in een groep weergeven
Gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in de modus
apart worden weergegeven.
(p. 82) kunnen ook
Selecteer een beeldgroep.
z Sleep naar links of rechts over het scherm
om een beeld te selecteren waarop
wordt weergegeven en raak
aan.
Bekijk elk beeld in de groep.
z Als u naar links of rechts over het scherm
sleept, worden alleen de beelden in de
groep weergegeven.
z Raak Ú aan om groepsweergave te
sluiten.
Groep afspelen
In groep afspelen (stap 2 hierboven) kunt u de functies van het menu FUNC.
gebruiken die worden weergegeven als u ø aanraakt en kunt u beelden
zoeken (p. 122) en vergroten (p. 129). U kunt alle beelden in een groep tegelijk
verwerken met de bewerkingen in "Beelden beveiligen" (p. 139), "Alle beelden
wissen" (p. 141) of "Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)" (p. 161) door
een set gegroepeerde beelden te selecteren.
130
Elk beeld in een groep weergeven
Groepering voor beelden opheffen
Gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in de modus
verwijderd uit de groep en apart worden weergegeven.
kunnen worden
Selecteer [Beelden groep.].
z Raak ø en n aan en selecteer
[Beelden groep.] op het tabblad 1.
Selecteer een instelling.
z Raak qr aan om [Uit] te selecteren.
z Raak Ú aan om de instelling te voltooien
en de enkelvoudige weergave te
herstellen.
X Gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in
de modus
worden uit de groep
verwijderd en apart weergegeven.
z Als u de beelden weer in een groep wilt
plaatsen, voert u de bovenstaande
stappen uit en selecteert u [Aan].
Groepering kan niet worden geannuleerd als u beelden apart weergeeft
(p. 130).
131
Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle)
De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld.
Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw vier beelden
zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen.
Dit werkt het beste als u vele opnamen maakt van diverse composities.
Selecteer
.
z Raak ø aan en sleep omhoog of
omlaag op het scherm om
te
selecteren.
X Er verschijnen vier beelden als
mogelijkheid.
Selecteer een beeld.
z Raak het beeld aan dat u wilt weergeven.
X Het gekozen beeld verschijnt in het
midden, en de volgende vier
mogelijkheden verschijnen.
z Als u het beeld in het midden van het
scherm aanraakt, wordt dit op het volledige
scherm weergegeven. Raak het scherm
aan om de oorspronkelijke weergave te
herstellen.
z Raak Ú aan om terug te gaan naar
enkelvoudige weergave.
• U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera zijn
gemaakt.
•
is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera zijn
gemaakt
- als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle
- tijdens gefilterd afspelen
132
Beeldovergangen wijzigen
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het schakelen tussen beelden
in de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
z Raak ø en vervolgens n aan om
[Overgang] te selecteren op het tabblad
1 en raak qr aan om een effect te
selecteren.
Eenvoudige bewerkingen met Touch-acties
In de enkelvoudige weergave kunt u snel en eenvoudig functies oproepen die
zijn toegewezen aan de vier sleeppatronen (Touch-acties).
Een functie gebruiken die is toegewezen
aan
z Sleep over het scherm zoals wordt
aangegeven.
X De functie die is toegewezen aan
,
wordt geactiveerd.
z Als u over het scherm sleept zoals wordt
aangegeven, kunt u ook de functies
activeren die zijn toegewezen aan
,
en
.
z U kunt de functies wijzigen die zijn
toegewezen aan Touch-acties.
133
Eenvoudige bewerkingen met Touch-acties
Functies wijzigen die zijn toegewezen aan
Touch-acties
U kunt de functies die u wilt gebruiken eenvoudig toewijzen aan de
sleeppatronen.
Selecteer [Touch-acties inst.].
z Raak ø en n aan om het tabblad
1 te selecteren en raak [Touch-acties
inst.] aan.
Wijs een functie toe aan een
sleeppatroon.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm
om een sleeppatroon te selecteren.
z Raak qr aan om de functie te selecteren
die u wilt toewijzen.
Functies die kunnen worden vastgelegd
Favorieten
Beelden markeren als favoriet of de markering opheffen.
Volgende favoriet
Schakelen naar het volgende beeld dat is gemarkeerd als
favoriet
Vorige favoriet
Schakelen naar het vorige beeld dat is gemarkeerd als favoriet
Volgende datum
Schakelen naar het eerste beeld met de volgende
opnamedatum.
Vorige datum
Schakelen naar het eerste beeld met de vorige opnamedatum.
Smart Shuffle
Afspelen met Smart Shuffle starten.
Diavoorstelling
Een diavoorstelling weergeven.
Wissen
Een beeld wissen.
Beveilig
Beelden beveiligen of ontgrendelen.
Roteren
Een beeld draaien.
134
Beelden bekijken op een tv
U kunt de camera aansluiten op een televisie om beelden te bekijken die u
hebt gemaakt.
De volgende functies zijn beschikbaar als u bewerkingen uitvoert met de
camera:
• Beelden schakelen
Sleep over het scherm of tik lichtjes op de camera met uw vinger (pp. 30, 31).
• Film afspelen (p. 35)
• Vergroten (p. 129)
Duw de zoomknop naar k.
• Groep afspelen (p. 130)
• Touch-acties (p. 133)
Smart Shuffle en beeld wissen kunnen niet worden geactiveerd.
Aangezien er niets op het scherm van de camera verschijnt, moet u naar
de televisie kijken als u het camerascherm gebruikt om bewerkingen uit te
voeren.
Beelden bekijken op een normale tv
Met de bijgeleverde stereo AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten op
een televisie en de camera bedienen.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
z Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig in
de aansluiting van de camera.
Geel
Geel
Wit Rood
z Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond in de
afbeelding.
Rood
Wit
Zet de televisie aan en stel deze in
op de ingang waarop de kabel is
aangesloten.
135
Beelden bekijken op een tv
Schakel de camera in.
z Druk op de knop 1 om de camera aan te
zetten.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
z Gebruik het camerascherm om
bewerkingen uit te voeren.
z Als u klaar bent, schakelt u de camera en
de tv uit en verwijdert u de kabel.
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de
televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Raak ø en
n aan om het tabblad 3 te selecteren en selecteer [Video Systeem] om
naar het juiste videosysteem te schakelen.
Beelden bekijken op een hdtv
Met de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 kunt u de camera aansluiten
op een hdtv en de camera bedienen.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
z Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig in
de aansluiting van de camera.
z Steek de kabelstekker volledig in de
HDMI-aansluiting van de tv.
Geef beelden weer.
z Volg stap 3 en 4 op p. 135 om de beelden
weer te geven.
Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is aangesloten
op een hdtv.
136
Beelden bekijken op een tv
De afstandsbediening van een tv gebruiken om
de camera te bedienen
Als u de camera aansluit op een met HDMI CEC compatibele tv, kunt u de
afstandsbediening van de tv gebruiken om de camera te bedienen en
beelden af te spelen of diavoorstellingen te bekijken.
Mogelijk moet u op sommige tv's een aantal instellingen maken. Raadpleeg
de handleiding van de tv voor meer informatie.
Selecteer [Ctrl via HDMI].
z Raak ø en vervolgens n aan om
[Ctrl via HDMI] op het tabblad 3 te
selecteren en raak qr aan om [Aan] te
selecteren.
Sluit de camera aan op de tv.
z Volg stap 1 en 2 op p. 136 om de camera
op de tv aan te sluiten.
Geef beelden weer.
z Schakel de tv in en druk op knop 1 van de
camera.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm (er
wordt niets weergegeven op het scherm
van de camera).
Gebruik de afstandsbediening van
de tv.
z Druk op de knoppen qr van de
afstandsbediening om een beeld te
selecteren.
z Druk op de knop OK/Selecteren om het
bedieningspaneel van de camera te
bekijken. Druk op de knoppen qr om een
item te selecteren en druk vervolgens
opnieuw op de knop OK/Selecteren.
137
Beelden bekijken op een tv
Overzicht van het bedieningspaneel van de camera
weergegeven op de tv
.
Terug
Het menu wordt gesloten.
Groep afspelen
Groepen weergeven met beelden die snel na elkaar zijn
opgenomen (wordt alleen weergegeven als gegroepeerde
beelden zijn geselecteerd).
Film afspelen
Er wordt een film afgespeeld (wordt alleen weergegeven als
een film is gekozen).
Diavoorstelling
Beelden worden automatisch afgespeeld. U kunt tijdens het
afspelen op de knoppen qr van de afstandsbediening
drukken om van beeld te veranderen.
Index afspelen
De beelden worden weergegeven in een index.
• Als u de zoomknop beweegt en de weergave wijzigt, kunt u de camera
niet bedienen met de afstandsbediening van de tv tot u teruggaat naar de
enkelvoudige weergave.
• Via sommige tv's kan de camera mogelijk niet correct worden bediend,
zelfs niet als ze compatibel zijn met HDMI CEC.
138
Beelden beveiligen
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de
camera kunnen worden gewist (pp. 32, 141).
Beveilig het beeld.
z Raak ø aan en sleep het menu
omhoog of omlaag om : te selecteren.
X Na de instelling verschijnt
op het
scherm.
z Als u een beeld wilt ontgrendelen, raakt u
ø nogmaals aan en sleept u omhoog
of omlaag op het scherm om : te
selecteren.
Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 25, 167), worden beveiligde
beelden ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de
camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist.
Via het menu
Selecteer [Beveilig].
z Raak ø en n aan om het tabblad
1 te selecteren en raak [Beveilig] aan.
Selecteer een selectiemethode.
z Raak een selectiemethode aan.
z Raak Ú aan om terug te keren naar het
menuscherm.
139
Beelden beveiligen
Afzonderlijke beelden selecteren
Kies [Selectie].
z Volg stap 2 op p. 139 om [Selectie] aan te
raken.
Selecteer de beelden.
z Sleep over het scherm om een beeld te
selecteren en raak het scherm aan.
op het
scherm.
z Als u het scherm nogmaals aanraakt,
wordt de selectie van het beeld opgeheven
en verdwijnt
.
z Herhaal de bovenstaande procedure als u
meerdere beelden wilt selecteren.
X Na de instelling verschijnt
Beveilig het beeld.
z Als u Ú aanraakt, wordt een
bevestigingsvenster weergegeven.
z Raak [OK] aan.
X De beelden worden beveiligd.
Als u de opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap
3 hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd.
Als u meerdere beelden wilt selecteren, raakt u
aan in de
linkerbovenhoek van het scherm en raakt u de gewenste beelden aan.
140
Alle beelden wissen
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
z Volg stap 2 op p. 139 om [Alle beelden]
aan te raken.
Beveilig de beelden.
z Raak [Beveilig] aan.
U kunt groepen met beveiligde beelden ontgrendelen als u [Beveilig. uit]
selecteert in stap 2.
Alle beelden wissen
U kunt beelden selecteren en deze vervolgens als groep wissen. Gewiste
beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist.
Beveiligde beelden (p. 139) kunt u niet wissen.
Een selectiemethode selecteren
Selecteer [Wissen].
z Raak ø en vervolgens n aan om
het tabblad 1 te selecteren en raak
[Wissen] aan.
Selecteer een selectiemethode.
z Raak een selectiemethode aan.
z Raak Ú aan om terug te keren naar het
menuscherm.
141
Alle beelden wissen
Afzonderlijke beelden selecteren
Kies [Selectie].
z Volg stap 2 op p. 141 om [Selectie] aan te
raken.
Selecteer een beeld.
z Sleep over het scherm om een beeld te
selecteren en raak het scherm aan.
op het
scherm.
z Als u het scherm nogmaals aanraakt,
wordt de selectie van het beeld opgeheven
en verdwijnt
.
z Herhaal de bovenstaande procedure als u
meerdere beelden wilt selecteren.
X Na de instelling verschijnt
Wis de beelden.
z Als u Ú aanraakt, wordt een
bevestigingsvenster weergegeven.
z Raak [OK] aan.
Als u meerdere beelden wilt selecteren, raakt u
aan in de
linkerbovenhoek van het scherm en raakt u de gewenste beelden aan.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
z Volg stap 2 op p. 141 en raak [Alle
beelden] aan.
Wis de beelden.
z Raak [OK] aan.
142
Beelden markeren als favoriet
Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze
beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren en
ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 125).
Kies de instelling.
z Raak ø aan en sleep het menu aan
de linkerkant omhoog of omlaag om
selecteren.
te
X Na de instelling verschijnt
op het
scherm.
z Als u een beeld wilt ontgrendelen, raakt u
ø nogmaals aan en sleept u het menu
aan de linkerkant omhoog of omlaag
om
te selecteren.
Via het menu
Selecteer [Favorieten].
z Raak ø en vervolgens n aan om
het tabblad 1 te selecteren en raak
[Favorieten] aan.
Selecteer een beeld.
z Sleep over het scherm om een beeld te
selecteren en raak het scherm aan.
op het
scherm.
z Als u het scherm nogmaals aanraakt,
wordt de selectie van het beeld opgeheven
en verdwijnt
.
z Herhaal de bovenstaande procedure als u
meerdere beelden wilt selecteren.
X Na de instelling verschijnt
143
Beelden markeren als favoriet
Voltooi de instelling.
z Als u Ú aanraakt, wordt een
bevestigingsvenster weergegeven.
z Raak [OK] aan.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als
favoriet.
• Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden
downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren
(
) (behalve films).
• U kunt ook Touch-acties gebruiken om beelden te markeren als favoriet
(p. 133).
• Als u meerdere beelden wilt selecteren, raakt u
aan in de
linkerbovenhoek van het scherm en raakt u de gewenste beelden aan.
144
Beelden indelen op categorie
(My Category)
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in gefilterd afspelen (p. 125) en alle beelden tegelijk verwerken
met de onderstaande functies.
• “Diavoorstellingen bekijken” (p. 126), “Beelden beveiligen” (p. 139),
“Alle beelden wissen” (p. 141), “Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF)” (p. 161)
• Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën
ingedeeld aan de hand van de opnameomstandigheden.
-
: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen in
I of V.
: Beelden die zijn gedetecteerd als
,
of
in de modus A,
-
: Beelden die zijn opgenomen in w, P, t.
of beelden die zijn opgenomen in
,
of O.
• U kunt ook categorieën weergeven door ø aan te raken in stap 2 en
vervolgens het tabblad 1 en [My Category] te selecteren.
Selecteer ;.
z Raak ø aan, sleep omhoog of omlaag
op het scherm en raak ; aan.
Selecteer de beelden.
z Sleep naar links of rechts over het scherm
om een beeld te selecteren.
z Raak de gewenste categorie aan.
X De geselecteerde categorie wordt oranje.
z Raak de categorie nogmaals aan om deze
te annuleren. De categorie wordt wit.
z Herhaal de bovenstaande procedure als u
meerdere beelden wilt selecteren.
145
Beelden roteren
Voltooi de instelling.
z Als u Ú aanraakt, wordt een
bevestigingsvenster weergegeven.
z Raak [OK] aan.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat
u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als My
Category.
Beelden roteren
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer \.
z Raak ø aan en sleep het menu aan
de linkerkant omhoog of omlaag om \ te
selecteren.
Draai het beeld.
z Raak
of
aan en het beeld wordt in
de geselecteerde richting gedraaid in
stappen van 90 graden.
z Raak Ú aan om de instelling te
accepteren.
• Films die zijn gemaakt met
of
, kunnen niet worden gedraaid.
• Als u in het scherm in stap 2 ø en vervolgens n aanraakt,
kunt u de pictogramvolgorde wijzigen door het tabblad 1 en [Roteren] te
selecteren.
• Beelden kunnen niet worden gedraaid (p. 178) als [Autom. draaien] is
ingesteld op [Uit].
146
Het formaat van beelden wijzigen
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de
gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
z Raak ø en vervolgens n aan
om het tabblad 1 te selecteren en raak
[Veranderen] aan.
Selecteer een beeld.
z Sleep over het scherm om een beeld te
selecteren en raak [OK] aan.
Selecteer een beeldformaat.
z Raak
,
of
aan en raak
vervolgens [OK] aan.
X [Nieuw beeld opslaan?] verschijnt op het
scherm.
Sla het nieuwe beeld op.
z Raak [OK] aan.
X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
z Als u Ú aanraakt, wordt [Nieuw beeld
weergeven?] weergegeven.
z Raak [Ja] aan.
X Het opgeslagen beeld wordt
weergegeven.
• U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
• Beelden die in stap 3 als
zijn opgeslagen, kunnen niet worden
bewerkt.
• Films kunnen niet worden bewerkt.
147
Trimmen
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
z Raak ø en vervolgens n aan om
het tabblad 1 te selecteren en raak
[Trimmen] aan.
Selecteer een beeld.
z Sleep over het scherm om een beeld te
Snijgebied
selecteren en raak [OK] aan.
Pas het snijgebied aan.
X Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
X Het oorspronkelijke beeld verschijnt linksboven
Weergave van snijgebied
Resolutie na
bijsnijden
en het bijgesneden beeld rechtsonder.
z Als u de zoomknop beweegt en
of
het beeld in de rechterbenedenhoek van
het scherm aanraakt, kunt u het
kaderformaat aanpassen.
z Als u het beeld in de linkerbovenhoek of de
rechterbenedenhoek versleept, kunt u het
kader verplaatsen.
z Als u
aanraakt, kunt u de stand van het
kader aanpassen.
z In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. U kunt deze kaders
gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door
aan te raken.
z Raak [Nieuw bestand] aan.
X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?] wordt
weergegeven.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
z Volg stap 4 en 5 op p. 147.
148
Trimmen
• Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van
(p. 63) of beelden
die zijn omgezet naar
(p. 147) kunnen niet worden bewerkt.
• Beelden die kunnen worden veranderd, hebben na verandering dezelfde
breedte-hoogteverhouding.
• De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
• Films kunnen niet worden bewerkt.
149
Effecten toepassen met de functie My
Colors
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als
een nieuw beeld. Zie p. 94 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
z Raak ø en vervolgens n aan om
het tabblad 1 te selecteren en raak [My
Colors] aan.
Selecteer een beeld.
z Sleep over het scherm om een beeld te
selecteren en raak [OK] aan.
Selecteer een optie.
z Raak een optie aan.
z Raak qr aan om andere beschikbare
opties weer te geven.
z Raak [OK] aan.
X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?] wordt
weergegeven.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
z Volg stap 4 en 5 op p. 147.
Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
• De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan
afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie My
Colors (p. 94).
• De instellingen van My Colors kunnen niet worden toegepast op films.
150
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden,
die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van
opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het
gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de
camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier
correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
z Raak ø en vervolgens n aan
om het tabblad 1 te selecteren en raak
[i-Contrast] aan.
Selecteer een beeld.
z Sleep over het scherm om een beeld te
selecteren en raak [OK] aan.
Selecteer een optie.
z Raak qr aan om een item te selecteren
en raak [OK] aan.
X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?] wordt
weergegeven.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
z Volg stap 4 en 5 op p. 147.
• In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
niet juist aangepast.
• Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het grof
worden.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is
gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
Films kunnen niet worden aangepast.
151
Het rode-ogeneffect corrigeren
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden
opslaan als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
z Raak ø en vervolgens n aan om
het tabblad 1 te selecteren en raak
[Rode-Ogen Corr.] aan.
Selecteer een beeld en corrigeer
dit.
z Sleep over het scherm om een beeld te
selecteren en raak [OK] aan.
X Het gebied met rode ogen dat door de
camera wordt gedetecteerd, wordt
gecorrigeerd en er wordt een kader
weergegeven om het gecorrigeerde
gedeelte.
z U kunt het beeld vergroten of het formaat
van het beeld wijzigen met behulp van de
procedures die worden beschreven in
“Beelden vergroten” (p. 129).
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
z Raak [Nieuw bestand] aan.
X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
z Volg stap 5 op p. 147.
• Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
• Als bij stap 3 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het nietgecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het
oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
• Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
Films kunnen niet worden aangepast.
152
9
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor
afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een afzonderlijk verkrijgbare
Canon PictBridge-compatibele printer.
Canon PictBridge-compatibele printers
• In dit hoofdstuk worden Canon printers uit de SELPHY CP-serie gebruikt
in de uitleg. De weergegeven schermen en beschikbare functies
verschillen afhankelijk van de printer. Raadpleeg ook de handleiding van
de printer.
153
Beelden afdrukken
Easy Print
U kunt de foto's die u maakt eenvoudig afdrukken als u de camera met de
meegeleverde interfacekabel aansluit op een printer die compatibel is met
PictBridge (p. 2).
Schakel de camera en de printer
uit.
Sluit de camera aan op de printer.
z Open het klepje en steek de kleinste
stekker stevig in de aansluiting van de
camera in de aangegeven richting.
z Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
z Druk op de knop 1 om de camera aan te
zetten.
Selecteer een beeld.
z Sleep over het scherm om een beeld te
selecteren.
Selecteer 2.
z Raak ø aan en sleep het menu aan
de linkerkant omhoog of omlaag om 2 te
selecteren.
154
Beelden afdrukken
Druk de beelden af.
z Raak [Print] aan.
X Het afdrukken wordt gestart.
z Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
z Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit en
verwijdert u de interfacekabel.
• Zie p. 42 voor Canon PictBridge-compatibele printers (los verkrijgbaar).
• Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon PictBridgecompatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
155
Beelden afdrukken
Afdrukinstellingen opgeven
Sluit de camera aan op de printer.
z Volg stap 1 – 6 op p. 154 om het scherm
aan de linkerkant weer te geven.
Selecteer een menu-optie.
z Raak een item aan om dit te selecteren.
Selecteer de optie-instellingen.
z Raak qr aan om de optie-instelling te
selecteren.
—
Aantal
exemplaren
Hiermee selecteert u het aantal exemplaren.
Stand.
Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.
Datum
Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
File No.
Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Hiermee worden zowel de datum als het
bestandsnummer afgedrukt.
Beide
Uit
—
Stand.
Uit
Aan
R-Ogen1
R-Ogen2*
Levendig*
NR*
Vivid+NR*
Gez.
Trimmen
—
papier inst.
—
*
Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.
—
Hiermee worden de opnamegegevens gebruikt om
de afdrukinstellingen te optimaliseren.
Hiermee worden de rode ogen gecorrigeerd.
Hiermee worden [NR], [Gez.
] en [R-Ogen1]
gebruikt om het beeld te corrigeren.
Hiermee wordt het groen in bomen en het blauw in de
lucht en de zee versterkt zodat deze kleuren
levendiger lijken.
Hiermee word beeldruis verminderd.
Hiermee worden zowel [Levendig] als [NR] gebruikt
om het beeld te corrigeren.
Hiermee wordt de helderheid voor donkere gezichten
gecorrigeerd, bijvoorbeeld in opnamen met tegenlicht.
Hiermee kunt u het gedeelte kiezen dat u wilt
afdrukken.
Hiermee kunt u het papierformaat en de indeling
selecteren.
* Wordt alleen weergegeven bij aansluiting op inktjetprinters.
156
Beelden afdrukken
Bijsnijden en afdrukken (Trimmen)
U kunt een gedeelte van een beeld uitsnijden voor afdrukken.
Selecteer [Trimmen].
z Volg stap 1–2 op p. 156 om [Trimmen] te
selecteren.
X Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
Selecteer het snijgebied.
z Als u de zoomknop beweegt, kunt u het
kader groter of kleiner maken.
z Sleep het kader om de positie aan te
passen.
z Raak
aan om het kader te draaien.
z Raak [OK] aan om de instelling te
voltooien.
Druk de beelden af.
z Volg stap 7 op p. 155 om af te drukken.
• U kunt beelden mogelijk niet bijsnijden afhankelijk van de verhouding,
of als ze te klein zijn.
• Als u foto's bijsnijdt waarop de datum is ingesloten, wordt de datum
mogelijk niet correct weergegeven.
157
Beelden afdrukken
Het papierformaat en de indeling selecteren voor afdrukken
Selecteer [papier inst.].
z Volg stap 1–2 op p. 156 om [papier inst.] te
selecteren.
Selecteer een papierformaat.
z Raak een optie aan om deze te selecteren
en raak [Volgende] aan.
Selecteer de papiersoort.
z Raak een optie aan om deze te selecteren
en raak [Volgende] aan.
Selecteer de indeling.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm
om een indeling te selecteren.
z Raak qr aan om het aantal afdrukken in
te stellen als [N-plus] is geselecteerd.
z Raak [OK] aan.
Druk de beelden af.
158
Beelden afdrukken
Beschikbare opties voor indelingen
Stand.
Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.
Randen
Hiermee wordt een rand afgedrukt.
Randloos
Hiermee wordt zonder een rand afgedrukt.
N-plus
Hiermee kunt u selecteren hoeveel exemplaren van beelden worden
afgedrukt op een vel.
ID Foto
Hiermee kunt u id-foto's afdrukken.
Alleen beelden met dezelfde resolutie als die van de resolutieinstelling L (groot) op de camera en de verhouding 4:3, kunnen
worden geselecteerd.
Vaste afm.
Hiermee kunt u het afdrukformaat selecteren.
U kunt kiezen uit 90 x 130 mm, briefkaart en brede afdrukformaten.
Id-foto's afdrukken
Selecteer [ID Foto].
z Volg stap 1 – 4 op p. 158 om [ID Foto] te
selecteren en raak [Volgende] aan.
Selecteer de lengte en breedte.
z Raak een item aan om dit te selecteren.
z Raak qr aan om een lengte te selecteren
en raak [Trimmen] aan.
Selecteer het afdrukgebied.
z Volg stap 2 op p. 157 om het afdrukgebied
te selecteren.
Druk de beelden af.
159
Beelden afdrukken
Films afdrukken
Sluit de camera aan op de printer.
z Volg stap 1 – 6 op p. 154 om een film te
selecteren en het scherm aan de
linkerkant weer te geven.
Selecteer een afdrukmethode.
aan en raak vervolgens qr aan
om een afdrukmethode te selecteren.
z Raak
Druk de beelden af.
Afdrukmethoden voor films
Enkel
De momenteel weergegeven scène wordt afgedrukt als foto.
Reeks
Hiermee kunt u een reeks met beelden van een bepaalde scène
afdrukken op één vel papier. Als [Onderschrift] is ingesteld op [Aan],
kunt u het mapnummer, bestandsnummer en de verstreken tijd voor het
frame ook afdrukken.
• Raak [Stop] aan tijdens het afdrukken om het afdrukken te annuleren.
• [ID Foto] en [Reeks] kunnen niet worden geselecteerd op Canon
PictBridge-compatibele printers uit de CP720/CP730-reeks en eerder.
160
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te
drukken en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te
specificeren, zodat deze samen kunnen worden afgedrukt (p. 164) of worden
verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOFnormen (Digital Print Order Format).
U kunt geen films selecteren.
Beelden toevoegen aan een afdruklijst met het
menu FUNC.
Direct na het maken van opnamen of tijdens het afspelen kunt u beelden
toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) in het menu FUNC.
Selecteer een beeld.
z Sleep naar links of rechts over het scherm
om een beeld te selecteren.
Selecteer 2 (films worden
uitgesloten).
z Nadat u ø hebt aangeraakt, sleept u
het menu aan de linkerkant van het
scherm omhoog of omlaag om 2 te
selecteren en raakt u het menu-item
opnieuw aan.
Voeg beelden toe aan de
afdruklijst.
z Raak op aan om het aantal afdrukken te
selecteren en raak [Toevoegen] aan.
161
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Afdrukinstellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen
worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
z Raak ø en n aan om het tabblad 2
te selecteren en raak [Print instellingen] aan.
Selecteer een instelling.
z Raak op aan om een optie te selecteren
en in te stellen.
z Als u Ú aanraakt, worden de instellingen
doorgevoerd en wordt het menuscherm
weergegeven.
Standaard
Afdruktype
Index
Beide
Datum
File No.
Wis DPOF data
Aan
Uit
Aan
Uit
Aan
Uit
Hiermee drukt u 1 foto per pagina af.
Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per
pagina af.
Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten
afgedrukt.
Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
—
Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
—
Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken
verwijderd.
—
• Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
instellingen te verwerken in de afdrukken.
•
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met
afdrukinstellingen van een andere camera. Als u de instellingen wijzigt
met deze camera, worden alle eerdere instellingen mogelijk
overschreven.
• Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum
tweemaal af.
• Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
• De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie
[Datum/Tijd] op het tabblad 3 (p. 22).
162
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
z Raak ø en vervolgens n aan om
het tabblad 2 te selecteren en raak [Sel.
beeld & aantal] aan.
Selecteer een beeld.
z Sleep naar links of rechts over het scherm
om een beeld te selecteren.
X U kunt het aantal af te drukken exemplaren
instellen.
z Raak het scherm aan om [Index] weer te
geven. Als u uw keuze hebt gemaakt,
wordt
weergegeven. Als u nogmaals
binnen het kader het scherm aanraakt,
verdwijnt
.
Stel het aantal afdrukken in.
z Raak op aan om het aantal afdrukken in
te stellen (maximaal 99).
z Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en
het aantal afdrukken van elk beeld te
selecteren.
z Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen de af
te drukken beelden selecteren (zoals
getoond in stap 2).
z Raak Ú aan om de instelling te voltooien
en terug te keren naar het menuscherm.
163
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Instellen dat alle beelden één keer worden
afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden].
z Volg stap 1 op p. 163 om [Sel. alle
beelden] aan te raken.
Kies de afdrukinstellingen.
z Raak [OK] aan.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
z Volg stap 1 op p. 163 om [Wis alle
selecties] aan te raken.
Alle selecties worden gewist.
z Raak [OK] aan.
Geselecteerde beelden afdrukken (DPOF)
• Als er beelden zijn toegevoegd aan de afdruklijst
(pp. 161 – 164), wordt het scherm aan de
linkerkant weergegeven als u de camera aansluit
op een PictBridge-printer. Raak [Print nu] aan om
eenvoudig beelden af te drukken die zijn
toegevoegd aan de afdruklijst.
• Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start,
begint het afdrukken bij de volgende afdruk.
164
10
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige en
veelgebruikte functies beschreven. Daarna wordt uitgelegd hoe u
instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
165
De camera-instellingen wijzigen
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad 3
(p. 49).
Geluiden wijzigen
U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen.
z Raak [Geluidsopties] aan.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm
om een optie te selecteren en raak qr aan
om een instelling te selecteren.
1
Vooringestelde geluiden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde geluiden
U kunt de meegeleverde software
gebruiken om de geluiden te wijzigen
(p. 2).
Zelfs als u het sluitergeluid aanpast, heeft dit geen effect in
(p. 82).
Hints en tips uitschakelen
U kunt deze functie uitschakelen. Hints en tips voor menu's (p. 49) worden
echter altijd weergegeven.
z Selecteer [Hints en tips] en druk op qr om
[Uit] te selecteren.
166
De camera-instellingen wijzigen
Low Level Format geheugenkaart
Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout]
verschijnt, als de camera niet goed werkt, als u denkt dat de opname-/
leessnelheid van een geheugenkaart is afgenomen, of als het opnemen van
een film plotseling wordt afgebroken. Aangezien u de gewiste gegevens niet
kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat
formatteren.
Open het scherm [Formateren].
z Volg stap 1 en 2 op p. 25.
Start de Low Level Format.
z Raak het kader links naast [Low Level
Format] aan om een
weer te geven.
z Raak [OK] aan.
X Er wordt een bevestigingsscherm
weergegeven.
z Raak [OK] aan.
X De Low Level Format wordt uitgevoerd.
X Als de Low Level Format is voltooid,
verschijnt op het scherm de melding
[Geheugenkaart is geformatteerd].
z Raak [OK] aan.
• Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 25),
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
• U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] aan te raken. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de
gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken.
167
De camera-instellingen wijzigen
Het opstartscherm wijzigen
U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera
inschakelt.
z Raak [opstart scherm] aan.
z Raak een optie aan.
Geen opstartbeeld
1
2
Vooringestelde beelden
(kunnen niet worden gewijzigd)
Vooringestelde beelden
U kunt vastgelegde beelden instellen en de
meegeleverde software gebruiken om de
beelden te wijzigen.
Opgeslagen beelden vastleggen als
opstartscherm
Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u een
beeld registreren.
z Raak [opstart scherm] aan.
z Raak [2] en vervolgens
aan.
z Sleep over het scherm om een beeld te
selecteren en raak [OK] aan.
X Het scherm [Registreren?] wordt
weergegeven.
z Raak [OK] aan.
Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven als u
een nieuw opstartbeeld registreert.
Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde
software
U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde
software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
168
De camera-instellingen wijzigen
De schermkleur wijzigen
z Raak [Kleuroptie] aan en raak qr aan om
een optie te selecteren.
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers
wijzigen.
z Raak [Bestandnr.] aan en raak qr aan om
een optie te selecteren.
Continu
Ook als u opnamen maakt met
een nieuwe geheugenkaart,
krijgen de bestanden steeds een
oplopend nummer totdat u een
opname maakt en opslaat met het
nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt of een nieuwe map
maakt, begint de
bestandsnummering weer bij
0001.
• Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u
opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u de
geheugenkaart vóór gebruik (p. 25).
• Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
169
De camera-instellingen wijzigen
Mappen maken volgens opnamedatum
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt.
U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
z Selecteer [Maak folder] en druk
vervolgens op qr om [Dagelijks] te
selecteren.
z Beelden worden opgeslagen in mappen
die op elke opnamedatum worden
gemaakt.
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 30). Als u wilt
dat de lens meteen wordt ingetrokken wanneer u op de knop 1 drukt, zet u
de tijdsduur voor het intrekken op [0 sec.].
z Selecteer [Lens intrekken] en druk op qr
om [0 sec.] te selecteren.
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 54) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
z Raak [spaarstand] aan.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm
om [Automatisch Uit] te selecteren en raak
qr aan om [Uit] te selecteren.
z Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet,
moet u eraan denken de camera na
gebruik uit te schakelen.
170
De camera-instellingen wijzigen
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 54). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
z Raak [spaarstand] aan.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm
om [Display Uit] te selecteren en raak qr
aan om een tijd te selecteren.
z U kunt het beste een tijd onder [1 min.]
selecteren om de batterij te sparen.
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en
tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones
van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum- en
tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen.
Stel de thuistijdzone in.
z Raak [Tijdzone] aan.
z Als u dit voor het eerst instelt, controleert u
eerst de gegevens in het scherm dat aan
de linkerkant wordt weergegeven en raakt
u [Tijdzone] aan.
z Raak qr aan om uw eigen tijdzone te
selecteren. Raak
aan om de zomertijd
in te stellen (voegt 1 uur toe).
z Raak Ú aan.
Stel de wereldtijdzone in.
z Raak [
Wereld] aan en raak vervolgens
[Tijdzone].
z Raak qr aan om de doeltijdzone in te
stellen.
z U kunt de zomertijd op dezelfde manier
instellen als bij stap 1.
z Raak Ú aan.
171
De camera-instellingen wijzigen
Selecteer de wereldtijdzone.
Wereld] en vervolgens Ú aan.
verschijnt in het scherm [Tijdzone] of
het opnamescherm (p. 189).
z Raak [
X
Als u in de instelling
en tijd voor de optie [
de datum of tijd wijzigt (p. 22), worden de datum
Thuis] automatisch gewijzigd.
Het aanraakscherm kalibreren
U kunt het aanraakscherm kalibreren als u problemen ondervindt bij het
kiezen van items of knoppen. Gebruik de mini-stylus die is bevestigd aan de
riem om het aanraakscherm nauwkeurig te kalibreren.
z Raak [Kalibratie] aan.
z Gebruikt de mini-stylus die is bevestigd
aan de riem om
aan te raken op het
scherm (p. 14).
z Volg de instructies op het scherm en raak
het scherm vier keer aan in deze volgorde:
linksboven, linksonder, rechtsonder,
rechtsboven op het scherm.
Gebruik alleen de bijgeleverde mini-stylus om bewerkingen uit te voeren.
Gebruik geen andere objecten, zoals pennen of potloden.
172
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
Als u de modusschakelaar instelt op 4 en de modus op G, kunt u de
instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 49).
Voordat u in een andere modus dan G een opname maakt met een functie
die in dit gedeelte wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die
modi beschikbaar is (pp. 198 – 199).
Het AF-hulplicht uitschakelen
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de ontspanknop half indrukt. U kunt dit
licht uitzetten.
z Selecteer [AF-hulplicht] en druk op qr om
[Uit] te selecteren.
De functie Rode-ogenreductie uitschakelen
Het licht voor rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te
verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een
donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
z Raak [Flits Instellingen] aan.
z Sleep omhoog of omlaag op het scherm
om [Lamp Aan] te selecteren en raak qr
aan om [Uit] te selecteren.
173
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
De weergaveduur van het beeld meteen na de
opname wijzigen
U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname
worden weergegeven.
z Selecteer [Bekijken] en raak qr aan om
een optie te selecteren.
2–10 sec.
Vastzetten
Uit
Geeft de beelden de ingestelde tijd
lang weer.
Het beeld wordt weergegeven totdat
u de ontspanknop half indrukt.
De beelden worden niet
weergegeven.
De wijze waarop het beeld wordt weergegeven
meteen na de opname wijzigen
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname
wijzigen.
z Selecteer [Terugkijken] en raak qr aan
om een optie te selecteren.
Uit
Geeft alleen het beeld weer.
Uitgebreide informatieweergave
(p. 191).
Het gebied binnen het AF-kader
wordt vergroot weergegeven,
Focus check zodat u de focus kunt controleren.
De procedure is hetzelfde als in
“De focus controleren” (p. 128).
Details
Raster weergeven
U kunt een raster op het scherm weergeven voor verticale en horizontale
geleiding bij het opnemen.
z Raak [Raster] aan en vervolgens qr om
[Aan] te selecteren.
174
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
Instellingen van de IS-modus wijzigen
z Selecteer [IS modus] en raak qr aan om
een optie te selecteren.
Continu
Beeldstabilisatie staat altijd aan.
U kunt het resultaat meteen
controleren op het scherm,
waardoor u gemakkelijk de
compositie of de focus kunt
controleren en bijstellen.
Bij het opnemen van films worden
tevens sterke
camerabewegingen verminderd,
bijvoorbeeld als u loopt
(Dynamische modus).
Opname*
Beeldstabilisatie is alleen actief
op het moment van de opname.
Pan*
Beeldstabilisatie compenseert
alleen op- en neerwaartse
camerabewegingen. Deze optie
wordt aanbevolen voor het
maken van opnamen van
voorwerpen die horizontaal
bewegen.
Uit
–
* De instelling wordt gewijzigd in [Continu] als u
films opneemt.
• Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief.
Stel de IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op
een statief.
• Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt.
Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt.
175
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
Pictogramvolgorde wijzigen (Pictogram layout)
U kunt pictogrammen toevoegen aan het opnamescherm of de indeling veranderen.
Pictogrammen toevoegen
Open het instellingenscherm.
z Raak in het opnamescherm een van de
pictogrammen aan en blijf dit aanraken.
z Als [Weergegeven pictogr. en hun positie
wijzigen] wordt weergegeven, tilt u uw
vinger een keer van het scherm en raakt u
het midden van het scherm aan.
X Het instellingenscherm links wordt
weergegeven.
Voeg een pictogram toe.
z Sleep het gewenste pictogram dat in het
midden van het scherm wordt weergegeven
in stap 1 naar de gewenste positie.
z Als u het pictogram in de buurt van een
positie sleept waar dit kan worden
geplaatst, wordt een oranje kader
weergegeven. Til uw vinger van het
scherm om het pictogram hier toe te
voegen. Het pictogram ruilt van plaats met
een eventueel pictogram in die positie.
z Posities met uitgegrijsde pictogrammen
zijn niet beschikbaar.
Voltooi de instelling.
z Raak [Afsluiten] aan.
Als u een pictogram in de rechterbovenhoek van het scherm hebt geplaatst
en dat pictogram aanraakt en blijft aanraken in stap 1, wordt
weergegeven en wordt het indelingscherm niet weergegeven. Kies een
ander pictogram.
176
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
Pictogrammen verplaatsen
z Sleep het gewenste pictogram dat in het
indelingenscherm wordt weergegeven in
stap 1 op p. 176 naar de gewenste positie.
X Het pictogram ruilt van plaats met een
eventueel pictogram in die positie.
Pictogrammen verwijderen
z Sleep in het indelingenscherm dat in stap
1 op p. 176 wordt weergegeven het
pictogram dat u wilt verwijderen naar het
midden en vervolgens naar
die wordt
weergegeven in het onderste gedeelte van
het scherm.
z Als u een pictogram versleept dat niet kan
worden verwijderd, wordt
niet
weergegeven.
Vooringestelde indelingen
U kunt kiezen uit 3 vooraf ingestelde indelingen voor pictogrammen. Alleen
standaardpictogrammen worden weergegeven. Toegevoegde pictogrammen
worden niet weergegeven.
z Raak [Vaste posities] in het
indelingenscherm in stap 1 op p. 176.
z Raak de gewenste pictogramindeling en
raak [OK] aan.
z Als u [Stop] aanraakt, wordt de indeling
niet gewijzigd en het instellingenscherm
wordt opnieuw weergegeven.
U kunt het indelingenscherm ook weergeven als u ø en n
aanraakt en [Pictogram layout] selecteert op het tabblad 4.
177
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1 te
drukken (p. 49).
Active Display uitschakelen
U kunt Active Display (pp. 31, 129) uitschakelen zodat er niet tussen beelden
worden geschakeld als u zachtjes op de zijkant van de camera tikt of de
camera kantelt.
z Selecteer [Active Display] en druk op qr
om [Uit] te selecteren.
Het beeld selecteren waarmee het afspelen
begint
z Selecteer [Ga verder] en raak qr aan om
een optie te selecteren.
Laatst gez
Laatste f.
De weergave wordt hervat met de
laatst bekeken opname.
De weergave wordt hervat met de
laatst gemaakte opname.
De functie voor automatisch draaien uitschakelen
Wanneer u beelden afspeelt op de camera, worden beelden die in verticale
stand zijn gemaakt, gedraaid en verticaal weergegeven. U kunt deze functie
uitschakelen.
z Selecteer [Autom. draaien] en raak qr
aan om [Uit] te selecteren.
• Beelden kunnen niet worden gedraaid (p. 146) als [Autom. draaien] is
ingesteld op [Uit]. Gedraaide beelden worden ook in de oorspronkelijke
stand weergegeven.
• In Smart Shuffle (p. 132), zelfs als [Autom. draaien] is ingesteld op [Uit],
worden beelden verticaal weergegeven als ze verticaal zijn gemaakt,
terwijl gedraaide beelden in de gedraaide stand worden weergegeven.
178
11
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de voedingsadapterset en
Eye-Fi-kaart (beide afzonderlijk verkrijgbaar) kunt gebruiken.
Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen
en een lijst met functies en items die op het scherm verschijnen.
179
Aansluiten op het lichtnet
Als u de voedingsadapterset ACK-DC40 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over de
lading in de batterij.
Schakel de camera uit.
Plaats de koppeling.
z Volg stap 2 op p. 19 om het klepje te
Aansluitpunten
openen, en plaats de koppeling op de
afgebeelde wijze tot deze vastklikt.
z Volg stap 5 op p. 20 om het klepje te
sluiten.
Sluit het snoer aan op de
koppeling.
z Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
z Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens het
andere uiteinde in een stopcontact.
z Schakel de camera in als u deze wilt
gebruiken.
z Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld.
Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd
raken.
180
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van de
Eye-Fi-kaart is toegestaan in het desbetreffende land of gebied (p. 19).
Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt u
uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of
uploaden naar een webservice.
Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor meer informatie
over het instellen en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht
van beelden, raadpleegt u de handleiding van de Eye-Fi-kaart of neemt u
contact op met de fabrikant.
Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
• Ook als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 182), kan de Eye-Fi-kaart nog steeds
radiogolven uitzenden. Zorg dat u de Eye-Fi-kaart uit de camera haalt voordat
u locaties betreedt waar het onbevoegd uitzenden van radiogolven verboden is,
zoals ziekenhuizen en vliegtuigen.
• Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u de
instellingen van de kaart of de computer.
Raadpleeg de handleiding van de kaart voor meer informatie.
• Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het even
duren voordat de beelden worden overgedragen. Ook kan de beeldoverdracht
worden onderbroken.
• Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden.
• Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
• De werking van de camera is trager dan bij normaal gebruik. Dit kunt u oplossen
door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.
Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus
controleren in het opnamescherm (informatieweergave) en het
afspeelscherm (korte informatieweergave).
(Grijs)
Niet verbonden
(Knippert wit)
Er wordt verbinding gemaakt
(Wit)
Stand-by voor overdracht
(Bewegend)
Bezig met overdracht
Onderbroken
Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Zet de camera uit en
weer aan. Als het probleem blijft, is er wellicht een probleem
met de kaart.)
verschijnt in de overgedragen beelden.
181
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
• De spaarstand werkt niet tijdens de overdracht van beelden (p. 54).
• Als u
selecteert, wordt de Eye-Fi-verbinding verbroken. Als u een
andere opnamemodus selecteert of de afspeelmodus activeert, wordt de
Eye-Fi-verbinding weer hersteld, maar films die zijn gemaakt met
worden mogelijk opnieuw overgedragen.
Verbindingsgegevens controleren
U kunt het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart
controleren.
Selecteer [Verbindingsinfo].
z Raak ø en vervolgens n aan om
het tabblad 3 te selecteren en raak
[Eye-Fi instellingen] aan.
z Raak [Verbindingsinfo] aan. Raak
[Verbindingsinfo] nogmaals aan.
X Het verbindingsinfoscherm verschijnt.
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
U kunt via de kaart Eye-Fi-overdracht uitschakelen.
Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].
z Raak ø en vervolgens n aan om
het tabblad 3 te selecteren en raak [EyeFi instellingen] aan.
z Raak [Eye-Fi trans.] aan en raak
vervolgens qr aan om [Uit] te selecteren.
Wat als [Eye-Fi instellingen] niet verschijnt?
[Eye-Fi instellingen] wordt niet weergegeven als er geen Eye-Fi-kaart in de
camera is geplaatst of als het schuifje van de schrijfbeveiliging van de Eye-Fikaart is ingesteld op vergrendeld. Daarom kunnen instellingen niet worden
gewijzigd voor Eye-Fi-kaarten met een schuifje van de schrijfbeveiliging dat is
ingesteld op vergrendeld.
182
Problemen oplossen
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt
vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
•
•
•
•
Controleer of de batterij van het juiste type is en niet leeg is (p. 16).
Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 20).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 20).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met
een wattenstaafje en plaats de batterij een aantal keren opnieuw.
De batterij is snel leeg.
• Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
• Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat.
Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera
in en opnieuw uit (p. 20).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 136).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
• Druk in de afspeelmodus (p. 24) de ontspanknop half in (p. 26).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 47).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd,
maar wel in films worden opgenomen.
• Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm flikkeren en kan een
horizontale balk verschijnen.
Een knipperende h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden
gemaakt, ook al wordt de ontspanknop helemaal ingedrukt (p. 29).
verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (p. 56).
•
•
•
•
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 175).
Stel de flitser in op h (p. 87).
Verhoog de ISO-waarde (p. 90).
Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief (p. 175).
183
Problemen oplossen
Het beeld is wazig.
• Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (p. 26).
• Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 203).
• Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 173).
• Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld.
• Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 98, 101).
Ook als u de ontspanknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt
de camera niet scherp.
• Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de
ontspanknop half indrukt, of als u de ontspanknop meerdere malen half indrukt,
verschijnt het AF-kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
•
•
•
•
Stel de flitser in op h (p. 87).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 87).
Pas het beeld aan met i-Contrast (pp. 91, 151).
Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (pp. 103, 104).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
•
•
•
•
Stel de flitser in op ! (p. 56).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 87).
Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (pp. 103, 104).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 29).
• Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 87).
• Verhoog de ISO-waarde (p. 90).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
• Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 87).
• Stel de flitser in op ! (p. 56).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de
flitser.
• Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de
lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
• Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 90).
• Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u
opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (pp. 67, 68).
Ogen worden rood weergegeven (p. 106).
• Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 173). Als u opnamen maakt met de flitser, gaat de lamp
(aan de voorkant van de camera) aan (p. 44) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl
de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie
is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere
resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat
staan.
• Corrigeer beelden met rode-ogencorrectie (p. 152).
184
Problemen oplossen
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het
maken van continu-opnamen gaat langzamer.
• Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 167).
Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC.
• Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg
“Beschikbare functies per opnamemodus” en “Opnamemenu” (pp. 194 – 199).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
• Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan
opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven,
heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (pp. 25, 34).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd.
De camera heeft onvoldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende
oplossingen:
• Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 167).
• Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 118).
• Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 118).
Het onderwerp lijkt vervormd.
• Het onderwerp lijkt vervormd als het tijdens het opnemen snel langs de camera
beweegt.
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
• Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of
films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over
mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
• Gebruik een geheugenkaart waarop een Low Level Format is uitgevoerd met deze
camera (p. 167).
• Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het
afspelen tijdelijk worden onderbroken.
• Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of
kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Scherm
Aanraakbewerkingen werken niet zoals verwacht.
• Aangezien de camera een drukgevoelig aanraakscherm gebruikt, kunt u proberen het
scherm harder aan te raken of de mini-stylus te gebruiken die is bevestigd aan de
polsriem (p. 14).
• Het aanraakscherm kalibreren (p. 172).
wordt in de rechterbovenhoek van het scherm weergegeven.
• U raakt het gedeelte rechtsboven in het scherm aan. Verwijder uw vinger van het
scherm.
185
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen
wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer.
• Schakel de camera uit. Houd de sluiterknop volledig ingedrukt en duw de zoomknop
naar i. Druk vervolgens op de knop 1. Duw de zoomknop nu naar j. Raak [B] aan
in het scherm dat wordt weergegeven en raak dit opnieuw aan.
Eye-Fi-kaart
Kan geen beelden overdragen (p. 181).
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
• De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de
juiste richting (p. 20).
Geheugenkaart op slot
• Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart of EyeFi-kaart is ingesteld op "LOCK". Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 19).
Kan niet opnemen
• U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart in
de juiste richting om opnamen te maken (p. 20).
Geheugenkaart fout (p. 167)
• Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste
richting is geïnstalleerd, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice (p. 20).
Te weinig kaartruimte
• Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 27, 33,
55, 85, 113) of beelden te bewerken (pp. 147 – 152). Wis de beelden (pp. 32, 141) om
ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 19).
Touch AF niet beschikbaar
• Touch AF kan niet worden gebruikt in de huidige opnamemodus (p. 194).
• U raakt het gedeelte rechtsboven in het scherm aan (p. 13). Raak alleen het gedeelte
aan waar u Touch AF wilt gebruiken.
Touch AF geannuleerd
• De camera kon het onderwerp dat u met Touch AF hebt geselecteerd niet langer
herkennen (p. 100).
186
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
Vervang \ Verwissel accu (p. 19)
Geen beeld.
• Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden
weergegeven.
Beveiligd! (p. 139)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI afspelen/
RAW
• Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden
weergegeven.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/
Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet
aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld.
• Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 129), af te spelen in Smart
Shuffle (p. 132), te markeren als favoriet (p. 143), te roteren (p. 146), te bewerken
(pp. 147 – 152), toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 168), te categoriseren (p. 145)
of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 161).
• Gegroepeerde beelden kunnen niet worden verwerkt (p. 82).
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd
of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden vergroot,
afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan
het opstartscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst.
• Films kunnen niet worden vergroot (p. 129), afgespeeld in Smart Shuffle (p. 132),
bewerkt (pp. 147 – 152), toegevoegd aan een afdruklijst (p. 161) of toegewezen aan het
opstartscherm (p. 168).
Selectielimiet bereikt
• U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder
dan 998 beelden (p. 163).
• Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal
geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 163).
• U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 139), Wissen (p. 141),
Favorieten (p. 143), My Category (p. 145) of Print instellingen (p. 161).
Communicatie fout
• Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt
vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de
geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Fout in benaming.
• De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met
dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is
bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 169) of formatteer
de geheugenkaart (p. 25).
187
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
Lens fout
• Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de
camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
• Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
Camerafout gedetecteerd (Foutnummer)
• Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet
vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
• Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact
op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met
de camera.
bestandfout
• Foto's van andere camera's of beelden die zijn gewijzigd met computersoftware kunnen
mogelijk niet worden afgedrukt.
Print fout
• Controleer de instellingen van het papierformaat. Als dit bericht wordt weergegeven
wanneer de instellingen juist zijn, schakelt u de printer uit en weer in, en geeft u de
instellingen opnieuw op.
Absorptiekussen inkt vol
• Neem contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice voor een vervangend
absorptiekussen.
188
Informatieweergave op het scherm
Opnemen (informatieweergave)
Opnamemodus (p. 194),
Compositiepictogram
(p. 190)
Camerastand*
Witbalans (p. 88)
My Colors (p. 94)
Transportmodus (p. 93)
Belichtingscompensatie
(p. 87)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 28)
FUNC. (Functie) (p. 48)
Batterij-oplaadlampje
(p. 16)
Compressie
(beeldkwaliteit) (p. 62) /
Resolutie (pp. 62, 118)
Eye-Fi verbindingsstatus
(p. 181)
*
Aantal opnamen (p. 63)
Beeldkwaliteit (films)
(p. 118)
AF-kader (p. 97)
Resterende tijd (p. 118)
Spotmetingpuntkader
(p. 103)
Scherpstelbereik (p. 96),
AF-vergrendeling (p. 101)
Digitale zoom (p. 57) /
Digitale Tele-converter
(p. 58)
Films opnemen (p. 33)
Flitsermodus (pp. 56, 87)
Rode-ogencorrectie
(p. 152)
Zelfontspanner (pp. 60,
61)
Datum stempel (p. 59)
DISP. (Display) (p. 46)
ND-filter (p. 29)
Raster (p. 174)
AE-vergrendeling (p. 104),
FE-vergrendeling (p. 104)
Sluitertijd (p. 110)
Diafragmawaarde
(p. 111)
Meetmethode (p. 103)
i-Contrast (p. 91)
ISO-waarde (p. 90)
Opnametijd Super
slow-motion film (p. 116)
Zoombalk (p. 28)
Knipperdetectie (p. 107)
Beeldstabilisatie (p. 175)
Tijdzone (p. 171)
: Standaard,
: Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en
worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen
wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden
automatisch kan roteren voor de juiste weergave.
Deze functie werkt mogelijk niet correct als u de camera recht omhoog of omlaag richt.
189
Informatieweergave op het scherm
Compositiepictogrammen
In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de
vastgestelde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld
en worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur
voor het onderwerp.
Onderwerp
Niet-menselijke
onderwerpen
Mensen
Met veel
In bewe- schaduw
in het
ging
Achtergrond
gezicht
In
bewe- Dichtbij
ging
Achtergrondkleur
pictogram
Helder
Grijs
Tegenlicht
—
Inclusief
blauwe
luchten
Lichtblauw
Tegenlicht
—
Zonsondergangen
—
—
Oranje
Spotlights
Donkerblauw
Donker
Met een
statief
*
—
*
—
* Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst.
190
Informatieweergave op het scherm
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Indexweergave (p. 122)
My Category (p. 145)
Films (p. 35), Snel na
elkaar (p. 82),
opnamemodus (p. 194)
ISO-waarde (p. 90),
Afspeelsnelheid (Films)
(p. 116)
ND-filter (p. 29)
Witbalans (p. 88)
Histogram (p. 47)
Resolutie (pp. 62, 118),
MOV (films)
FUNC. (Functie) (p. 48)
Printlijst (p. 161)
Eye-Fi-overdracht
voltooid (p. 181)
Batterij-oplaadlampje
(p. 16)
Meetmethode (p. 103)
Mapnummer –
bestandsnummer
(p. 169)
Nummer van
weergegeven beeld /
totaal aantal beelden
Geen
informatieweergave
(p. 46)
Sluitertijd (foto's)
(p. 110), beeldkwaliteit/
framesnelheid (films)
(p. 118)
Diafragmawaarde
(p. 111)
Belichtingscompensatie
(p. 87)
Flitser (p. 87)
Scherpstelbereik (p. 96)
i-Contrast (pp. 91, 151)
Bestandsgrootte (pp. 63,
118)
DISP. (Display) (p. 46)
Compressie
(beeldkwaliteit) (p. 62)
Groep afspelen (p. 130),
Beeld bewerken
(pp. 147 – 152)
Beveilig (p. 139)
Favorieten (p. 143)
My Colors (pp. 94, 150)
Rode-ogencorrectie
(p. 152)
Opnamedatum en -tijd
(p. 22)
Foto's: Resolutie (p. 62)
Films: Filmlengte (p. 118)
191
Informatieweergave op het scherm
Overzicht van het filmbedieningspaneel in “Films bekijken”
(p. 35)
Afsluiten
Aanraken om het volumepaneel weer te geven. Raak vervolgens op aan
om het volume aan te passen.
Als het volume is ingesteld op 0, wordt
weergegeven.
Afspelen
Achteruit springen* (Gaat door met terug springen als u het scherm blijft
aanraken.)
Vorige frame (Langzaam terugspoelen als u het pictogram blijft aanraken.)
Volgende frame (Langzaam vooruitspoelen als u het pictogram blijft
aanraken.)
Vooruit springen* (Gaat door met vooruit springen als u het scherm blijft
aanraken.)
*
Bewerken (p. 119)
* Het frame ongeveer 4 seconden voor of na het huidige frame afspelen.
• U kunt vooruit of achteruit springen als u lichtjes op de camera tikt (p. 31)
terwijl u een film bekijkt (Active Display).
• Raak de schuifbalk aan of sleep deze naar links of rechts om het
weergegeven frame te wijzigen.
192
Voorzorgsmaatregelen
• Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de
camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
• Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
• Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft u
dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of hard
drukken.
• Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
• Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als er
vuil blijft zitten, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice. Raadpleeg hiervoor het Canon garantiesysteemboekje.
• Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme
omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van
de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een
luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de
temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de
tas haalt.
• Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen
met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder
de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt
voordat u de camera weer in gebruik neemt.
193
Beschikbare functies per opnamemodus
4
Opnamemethoden
A
Functie
Belichtingscompensatie (p. 87)
G B M
I
V
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
{
h
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
…
*1
{
{
—
{
—
—
—
—
—
!
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Ò Î $
Vertraging*3
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
Beelden*4
{
{
{
{
—
{
{
—
—
—
—
{
{
{
{
—
—
—
—
—
AF lock (p. 101)
—
{
{
{
{
—
—
—
—
—
Touch AF (p. 100)
{
{
{
{
—
{
{
*6
*6
*6
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Flitser (pp. 56, 87)
Zelfontspanner (pp. 60, 61)
Instellingen voor
zelfontspanner (p. 61)
AE-vergrendeling/FE-vergrendeling*5
Schermweergave (p. 46)
(p. 104)
Informatie/
Geen informatie
{
*1 Kan niet worden geselecteerd, maar schakelt over naar … afhankelijk van de omstandigheden.
*2 Kan niet worden geselecteerd, maar schakelt over naar … als de flitser wordt geactiveerd.
*3 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden wanneer een modus is geselecteerd waarin het aantal opnamen niet
kan worden ingesteld.
*4 Ingesteld op 1 opname wanneer een modus is geselecteerd waarin het aantal opnamen niet kan worden
ingesteld.
*5 FE Lock niet beschikbaar als ingesteld op !.
*6 Alleen beschikbaar wanneer een gezicht is gedetecteerd.
194
Beschikbare functies per opnamemodus
4
TY
w
O
P
t
{
—
{
{
{
{
{
—
{
{
—
—
{
{
{
{
—
—
—
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
*2
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
—
—
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. – Kan niet worden geselecteerd.
195
Beschikbare functies per opnamemodus
4
Opnamemethoden
A
Functie
G B M
I
V
Menu FUNC.
Meetmethode (p. 103)
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
*1
My Colors (p. 94)
*1
*2
Witbalans (p. 88)
ISO-waarde (p. 90)
Scherpstelbereik (p. 96)
Transportmodus (p. 93)
Verhouding (foto's) (p. 92)
Resolutie (p. 62)
Compressieverhouding (p. 62)
Beeldkwaliteit (films)
(pp. 116, 118)
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
e u
—
{
{
{
{
{
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
W
—
{
{
{
—
{
{
—
—
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
*1 Witbalans kan niet worden geselecteerd.
*2 Contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtint kunnen in vijf niveaus worden ingesteld.
*3 Alleen
en
zijn beschikbaar.
196
Beschikbare functies per opnamemodus
4
TY
w
O
P
t
Menu FUNC.
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
*3
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. – Kan niet worden geselecteerd.
197
Menu's
4 Opnamemenu
4
Opnamemethoden
A
I
V
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Aan
{
{
{
{
—
{
—
{
{
{
Uit
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Aan
—
{
{
{
—
{
{
—
—
—
Uit*3
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
Aan
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Functie
AF-kader (p. 97)
AF kader afm.*2 (p. 98)
Digitale Zoom (p. 57)
AF-Punt Zoom (p. 99)
Servo AF (p. 102)
AF-hulplicht (p. 173)
Flits Instellingen
(pp. 106, 173)
i-Contrast (p. 91)
Safety Shift (p. 112)
G B M
Gezichts-AiAF*1
{
{
{
{
Vast kader
—
{
{
{
Normaal
—
{
{
Klein
—
{
{
Standaard
{
{
Uit
{
Digitale Tele-converter
(1.5x/2.0x)
Uit
Rode-Ogen
Lamp Aan
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
Aan
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Uit
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Aan/Uit
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
Automatisch
Uit
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Aan
—
—
{
{
—
—
—
—
—
—
Uit
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Bekijken (p. 174)
Uit/2–10 sec./Vastzetten
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Terugkijken (p. 174)
Uit/details/Focus check
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Knipperdetectie
(p. 107)
Aan
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Uit
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Raster (p. 174)
Aan/Uit
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Uit
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Continu
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Opname
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Pan
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Uit
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Datum/Datum & Tijd
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Pictogram layout (p. 176)
IS modus (p. 175)
Datum stempel (p. 59)
*1 De werking is afhankelijk van de opnamemodus wanneer gezichten niet worden gedetecteerd.
*2 Beschikbaar als het AF-kader is ingesteld op [Vast kader]. *3 [Aan] als er bewegende mensen worden gedetecteerd in A.
198
Menu's
4
TY
w
O
P
t
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
—
—
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
—
—
{
{
—
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
—
—
—
{
—
—
—
—
{
{
{
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
{
{
—
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
{
—
—
—
{
—
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
—
—
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. – Kan niet worden geselecteerd.
199
Menu's
3 Menu Instellen
Item
Beschrijving
Zie pagina
mute
Aan/Uit*
Volume
Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus).
p. 51
p. 51
Geluidsopties
De geluiden instellen voor elke
camerabewerking.
p. 166
Hints en tips
Aan*/Uit
p. 166
LCD Helderheid
Helderheid van het scherm instellen (5 niveau).
p. 52
opstart scherm
Een beeld toevoegen als opstartbeeld.
p. 168
Kleuroptie
Oranje*/Blauwgrijs/Khaki/Roze
Formateren
Een geheugenkaart formatteren waarbij alle
gegevens worden verwijderd.
p. 169
Bestandsnummering
Continu*/Auto reset
p. 169
Maak folder
Maandelijks*/Dagelijks
p. 170
Lens intrekken
1 min.*/0 sec.
Spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
pp. 25, 167
p. 170
pp. 54, 170,
171
Tijdzone
Thuis*/Wereld
Datum/Tijd
Datum- en tijdinstellingen
p. 23
Video Systeem
NTSC/PAL
p. 136
Ctrl via HDMI
Inschakelen/Uitschakelen*
p. 137
Kalibratie
Het aanraakscherm kalibreren.
p. 172
Eye-Fi instellingen
Eye-Fi verbindingsinstellingen (verschijnt alleen
als een Eye-Fi-kaart is geplaatst)
p. 181
Taal
Weergavetaal selecteren.
p. 24
Reset alle
Standaardinstellingen van camera herstellen.
p. 53
* Standaardinstelling
200
p. 171
Menu's
1 Menu Afspelen
Item
Beschrijving
Diavoorstelling
Beelden automatisch afspelen.
Zie pagina
p. 126
Wissen
Beelden wissen (Selectie, Alle beelden).
p. 141
Beveilig
Beelden beveiligen (Selectie, Alle beelden).
p. 139
Roteren
Beelden draaien.
p. 146
Favorieten
Beelden markeren als favoriet of de markering
opheffen.
p. 143
My Category
Beelden indelen in categorieën.
p. 145
i-Contrast
Donkere delen en contrast van foto's corrigeren.
p. 151
Rode-Ogen Corr.
Rode ogen in foto's corrigeren.
p. 152
Trimmen
Delen van foto's bijsnijden.
p. 148
Veranderen
Grootte van foto's veranderen en deze opslaan.
p. 147
My Colors
Kleuren in foto's aanpassen.
p. 150
Active Display
Aan*/Uit
p. 178
Beeld scrollen
Aan*/Uit
p. 123
Beelden groep.
Aan*/Uit
p. 131
Autom. draaien
Aan*/Uit
p. 178
Ga verder
Laatst gez*/Laatste f.
p. 178
Overgang
Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit
p. 133
Touch-acties inst.
Een afspeelfunctie toewijzen aan een
sleeppatroon.
p. 134
* Standaardinstelling
2 Menu Afdrukken
Item
Beschrijving
Zie pagina
Print
Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten
op een printer).
—
Sel. beeld & aantal
Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 163
Sel. alle beelden
Alle beelden selecteren voor afdrukken.
p. 164
Wis alle selecties
Alle instellingen voor afdrukken annuleren.
p. 164
Print instellingen
Hiermee stelt u de afdrukstijl in.
p. 162
201
Afspeelmodus Menu FUNC.
Item
Beschrijving
Zie pagina
Roteren
De weergegeven beelden draaien.
p. 146
Printlijst
Instellingen voor het afdrukken van het
weergegeven beeld ([Print]) selecteren of
uitschakelen. Verschijnt als de camera is
aangesloten op de printer.
p. 161
Beveilig
Het weergegeven beeld beveiligen of de
beveiliging opheffen.
p. 139
Favorieten
Weergegeven beelden markeren als favoriet, of
de markering opheffen.
p. 143
Wissen
Het weergegeven beeld wissen.
p. 141
Filmsynopsis afspelen
Films afspelen die zijn gemaakt in de modus
Filmsynopsis.
p. 124
Smart Shuffle
Smart Shuffle starten.
p. 132
Gefilterd afspelen
Filter voor weergegeven beeld activeren/
annuleren.
p. 125
Diavoorstelling
Beelden automatisch afspelen.
p. 126
My Category
Beelden indelen in categorieën.
p. 145
202
Specificaties
Beeldsensor
Effectieve pixels in camera .............Ongeveer 12,1 miljoen pixels
Lens
Brandpuntafstand............................4,4x zoom: 4.3 (G) – 18.8 (T) mm
(equivalent van 35-mm film: 24 (G) – 105 (T) mm)
Scherpstelbereik .............................3 cm – oneindig (G), 40 cm – oneindig (T)
• Macro 3 – 50 cm (G)
Beeldstabilisatiesysteem .....................Type lensverschuiving
Beeldprocessor ...................................DIGIC 4
LCD-monitor
Type ................................................TFT-kleurenmonitor (breedbeeld)
Formaat...........................................8,0 cm (3,2 in.)
Effectieve pixels ..............................Ongeveer 461.000 pixels
Verhouding......................................16:9
Functies...........................................Aanraakscherm
Aanpassing helderheid (5 niveaus)
Focus
controlesysteem ..............................Autofocus: Per beeld (continu in automatische modus),
Servo AF/Servo AE, Touch AF
AF Frame ........................................Gezichts-AiAf, Vast kader
Meetsysteem .......................................Deelmeting, Centrummeting, Spot
Belichtingscompensatie
(foto's) /
Belichting (films) ..................................±2 stops met stappen van 1/3
ISO-waarde
(standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex) ..............Auto, ISO 100/200/400/800/1600/3200
Witbalans.............................................Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H,
Custom
Sluitertijd..............................................1 – 1/1600 sec.
15 – 1/1600 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Diafragma
Type ................................................Iris (gebruikt samen met ND-filter)
f/nummer .........................................f/2.8 – f/8.0 (G), f/5.8 – f/8.0 (T)
Flitser
Modi ................................................Auto, aan, Slow sync, uit
Bereik ..............................................50 cm – 5,0 m (G), 50 cm – 2,0 m (T)
203
Specificaties
Opnamemodi....................................... Auto*1, P, Av, Tv, Filmsynopsis, Portret, Kinderen &
dieren, Smart Shutter*2, Snel na elkaar, Beste beeld
selecteren, Nachtscene handmatig, Donkere omgeving,
Fisheye-effect, Miniatuureffect, Speels effect, Creative
Light Effect, Monochroom, Extra levendig, Poster-effect,
Kleur Accent, Kleur Wissel, Strand, Flora, Sneeuw,
Vuurwerk, iFrame-film, Super slow-motion film
• Films worden opgenomen door op de filmknop te
drukken.
*1 Smart Auto is ook beschikbaar voor films
*2 Glimlach, Knipoogdetectie, Zelfontsp. Gezicht
Digitale Zoom ...................................... Foto's/films: Ongeveer 4.0x
(tot ongeveer 18x in combinatie met de optische zoom)
Safety Zoom, digitale tele-converter
Continu-opnamen maken
Modus ............................................. Normaal
Snelheid (normaal).......................... Ongeveer 3,4 beelden/sec. (in de P-modus)
Ongeveer 8,2 beelden/sec. (in de modus Snel na elkaar)
Aantal opnamen (ongeveer)
(volgens CIPA-normen)....................... Ongeveer 180
Opnamemedia..................................... SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXCgeheugenkaart, MultiMediaCard, MMCplus-kaart, HC
MMCplus-kaart
Bestandstype....................................... Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard,
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype
Foto’s .............................................. Exif 2.3 (JPEG)
Films ............................................... Films: MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens:
Linear PCM (stereo))
Aantal opnamepixels (resolutie)
Foto's .............................................. 16:9
Groot: 4000 x 2248, Medium 1: 2816 x 1584, Medium 2:
1920 x 1080, Klein: 640 x 360
3:2
Groot: 4000 x 2664, Medium 1: 2816 x 1880, Medium 2:
1600 x 1064, Klein: 640 x 424
4:3
Groot: 4000 x 3000, Medium 1: 2816 x 2112, Medium 2:
1600 x 1200, Klein: 640 x 480
1:1
Groot: 2992 x 2992, Medium 1: 2112 x 2112, Medium 2:
1200 x 1200, Klein: 480 x 480
204
Specificaties
Films................................................Super slow-motion film:
640 x 480 (120 fps*1 tijdens opname, 30 fps*2 tijdens
afspelen), 320 x 240 (240 fps*3 tijdens opname, 30 fps*2
tijdens afspelen)
Miniatuureffect:
1280 x 720*4, 640 x 480*4
iFrame-film: 1280 x 720 (30 fps*2)
Andere films dan de bovenstaande: 1920 x 1080 pixels
(24 fps*5), 1280 x 720 (30 fps*2), 640 x 480 (30 fps*2),
320 x 240 (30 fps*2)
*1 Werkelijk aantal: 119,88 fps.
*2 Werkelijk aantal: 29,97 fps.
*3 Werkelijk aantal: 239,76 fps.
*4 Opnamen maken: 6 fps/3 fps/1,5 fps, Afspelen:
30 fps*2
*5 Werkelijk aantal: 23,976 fps.
Interface...............................................Hi-Speed USB
HDMI-uitgang
Analoge audio-uitgang (stereo)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Standaard voor direct afdrukken .........PictBridge
Voedingsbron ......................................Batterij NB-6L
Compacte voedingsadapter CA-DC10 (wanneer gebruikt
met gelijkstroomkoppeling DR-40)
Afmetingen (volgens CIPA-normen)....100,6 x 55,4 x 25,0 mm
Gewicht (volgens CIPA-normen) .........Ongeveer 185 g (inclusief de batterij en geheugenkaart)
Ongeveer 165 g (alleen camerabehuizing)
205
Specificaties
Batterij NB-6L
Soort.................................................... Oplaadbare Lithium-ionbatterij
Spanning ............................................. 3,7 V DC
Capaciteit ............................................ 1.000 mAh
Oplaadcycli.......................................... Ongeveer 300 x
Bedrijfstemperatuur ............................. 0 - 40° C
Afmetingen .......................................... 34,4 x 41,8 x 6,9 mm
Gewicht ............................................... Ongeveer 21 g
Batterijlader CB-2LY/CB-2LYE
Nominale invoer .................................. 100 V – 240 V AC (50/60 Hz), 0,085 A (100 V) – 0,05 A
(240 V)
Nominale uitvoer ................................. 4,2 V DC, 0,7 A
Oplaadduur.......................................... Ongeveer 1 uur en 55 minuten (bij gebruik van NB-6L)
Bedrijfstemperatuur ............................. 0 - 40° C
Afmetingen .......................................... 58,6 x 86,4 x 24,1 mm
Gewicht ............................................... Ongeveer 70 g (CB-2LY)
Ongeveer 61 g (CB-2LYE) (exclusief netsnoer)
• Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
• De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder
kennisgeving.
206
Index
A
Aangepaste witbalans .............................. 89
Aanraakscherm ........................................ 14
Aanraken .................................................. 14
Aansluiting ................ 38, 135, 136, 154, 180
Accessoires .............................................. 41
Active Display ................................... 31, 178
AE-vergrendeling.................................... 104
AF J Scherpstellen
Afdrukken ............................................... 154
AF-kaders ........................................... 28, 97
AF-Punt Zoom .......................................... 99
Afspelen J Bekijken
Afspelen met overgangseffecten ............ 133
AF-vergrendeling ............................ 101, 189
Alle beelden wissen................................ 142
AUTO-modus (Opnamemodus)................ 27
Av (opnamemodus) ................................ 111
B
Batterij
Oplaadlampje..................................... 16
Opladen ............................................. 15
Spaarstand ........................ 54, 170, 171
Batterijlader .......................................... 2, 41
Beeld scrollen ......................................... 123
Beelden
Afspelen J Bekijken
Beelden wissen.......................... 32, 141
Beveiligen ........................................ 139
Bewerken J Bewerken
Weergaveduur ................................. 174
Beelden bekijken op een tv .................... 135
Beelden markeren als favoriet................ 143
Beelden wissen ................................ 32, 141
Beeldkwaliteit J Compressieverhouding
Bekijken
Beeld scrollen .................................. 123
Beelden op een tv............................ 135
Diavoorstelling ................................. 126
Enkelvoudige weergave..................... 30
Gefilterd afspelen............................. 125
Indexweergave ................................ 122
Smart Shuffle ................................... 132
Vergrote weergave .......................... 129
Belichting
AE-vergrendeling ............................. 104
Correctie ............................................ 87
FE-vergrendeling ............................. 104
Bestandsnummering............................... 169
Beste beeld sel. (opnamemodus)............. 83
Beveiligen ............................................... 139
Bewerken
Formaat wijzigen (beelden kleiner
maken)............................................. 147
i-Contrast ......................................... 151
My Colors......................................... 150
Rode-ogencorrectie ......................... 152
Trimmen........................................... 148
Bijgesloten items J Accessoires
C
Camera
De camera vasthouden...................... 13
Standaardinstellingen ........................ 53
Camerabeweging ....................... 29, 56, 175
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk.......... 2
Compressie (beeldkwaliteit) ..................... 62
Continu-opnamen maken ......................... 93
Beste beeld selecteren ...................... 83
Snel na elkaar.................................... 82
Creative Light Effect (opnamemodus) ...... 73
D
Datum en tijd J Datum/Tijd
Datum/Tijd
Instelling............................................. 22
Toevoegen aan beeld ........................ 59
Wereldklok ....................................... 171
Wijzigen ............................................. 23
Diavoorstelling ........................................ 126
Digitale Tele-converter ............................. 58
Digitale Zoom ........................................... 57
Donkere omgeving (opnamemodus) ......... 67
DPOF...................................................... 161
Dynamische modus ................................ 175
207
Index
E
Extra levendig (opnamemodus) ............... 70
Eye-Fi-kaart...................................... 19, 181
F
Fabrieksinstellingen J
Standaardinstellingen
FE-vergrendeling............................ 104, 189
Films
Beeldkwaliteit (resolutie/
aantal beelden)................................ 118
Bekijken (Afspelen)............................ 35
Bewerken......................................... 119
Opnametijd ................................ 34, 118
Filmsynopsis (opnamemodus) ................. 69
Fisheye-effect (opnamemodus)................ 71
Flitser
Aan .................................................... 87
Slow sync ........................................ 105
Uit ...................................................... 56
Flora (opnamemodus) .............................. 67
Focus check ........................................... 128
Focusvergrendeling.................................. 98
Formaat wijzigen (beelden kleiner
maken) ................................................... 147
Formatteren (geheugenkaart) .......... 25, 167
Formatteren J Geheugenkaarten
formatteren
Foutmeldingen........................................ 186
FUNC. Menu
Lijst .......................................... 194, 202
G
Geheugenkaarten..................................... 19
Beschikbare opnamen................. 21, 63
Formatteren ............................... 25, 167
Opnametijd ........................................ 34
Geluidsinstellingen ................................... 51
Gezichts-AiAf (modus AF Frame) ............ 97
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) ....................................... 80
Glimlach (opnamemodus) ........................ 78
I
i-Contrast.......................................... 91, 151
iFrame-film (opnamemodus) .................. 114
208
Interfacekabel............................... 2, 38, 154
ISO-waarde ...................................... 90, 189
K
Kalibratie ................................................ 172
Kinderen & dieren (opnamemodus) ......... 67
Kleur Accent (opnamemodus).................. 74
Kleur Wissel (opnamemodus) .................. 75
Knipoogdetectie (opnamemodus) ............ 79
Knipperdetectie ...................................... 107
L
Lampje.................................. 44, 45, 47, 173
LCD-monitor J Scherm
Lichtnet................................................... 180
M
Macro (AF-instelling) ................................ 96
Meetmethode ......................................... 103
Menu
Basishandelingen .............................. 49
Lijst .................................................. 198
Menu FUNC.
Basishandelingen .............................. 48
Miniatuureffect (opnamemodus)....... 72, 115
Mini-stylus ................................................ 14
Monochroom (opnamemodus) ................. 76
MultiMediaCard/MMCplus/HC MMCplus J
Geheugenkaarten
My Category ........................................... 145
My Colors (afspelen) .............................. 150
My Colors (opname)................................. 94
N
Nachtscène handmatig
(opnamemodus) ....................................... 67
O
Oneindig (AF-instelling)............................ 96
Opnamen maken
Aantal opnamen .................... 16, 21, 63
Opname Info.................................... 189
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Opnametijd ........................................ 34
Overzicht van de onderdelen ................... 44
Index
P
P (opnamemodus) .................................... 86
PictBridge ......................................... 42, 154
Pictogram layout..................................... 176
Polsriem J Riem
Portret (opnamemodus)............................ 66
Poster-effect (opnamemodus) .................. 70
Problemen oplossen............................... 183
Programma automatische belichting ........ 86
R
Raster ............................................. 174, 189
Reizen naar het buitenland......... 16, 41, 171
Resolutie (beeldgrootte) ........................... 62
Riem ............................................... 2, 13, 14
Rode-ogencorrectie ........................ 106, 152
Roteren................................................... 146
S
Safety Shift ............................................. 112
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven ......................................... 46
Informatieweergave ................. 189, 191
Menu J FUNC. Menu, Menu
Taal van LCD-scherm........................ 24
Scherpstelbereik
macro................................................. 96
Oneindig ............................................ 96
Scherpstellen
AF-kaders .................................... 28, 97
AF-Punt Zoom ................................... 99
AF-vergrendeling ............................. 101
Servo AF.......................................... 102
Touch AF ......................................... 100
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart J
Geheugenkaarten
Sepiakleurig.............................................. 94
Servo AF................................................. 102
Slepen ...................................................... 14
Smart Shuffle.......................................... 132
Sneeuw (opnamemodus) ......................... 68
Snel na elkaar (opnamemodus) ............... 82
Software
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken.................... 36
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk.... 2
Installatie............................................ 37
Softwarehandleiding ............................ 2
Spaarstand ............................... 54, 170, 171
Speels effect (opnamemodus).................. 77
Standaardinstellingen ............................... 53
Stereo AV-kabel ................................. 2, 135
Strand (opnamemodus)............................ 67
Super slow motion (opnamemodus)....... 116
T
Taal van LCD-scherm............................... 24
Touch AF .......................................... 30, 100
Touch-acties ................................... 133, 134
Transportmodus ....................................... 93
Trimmen ................................................. 148
Tv (opnamemodus) ................................ 110
V
Vast kader (modus AF Frame) ................. 98
Vergrote weergave ................................. 129
Verhouding ............................................... 92
Video J Films
Voeding J Batterij, voedingsadapterset
Voedingsadapterset.......................... 41, 180
Vuurwerk (opnamemodus) ....................... 68
W
Wereldklok.............................................. 171
Witbalans.................................................. 88
Z
Zelfontspanner
10 seconden-zelfontspanner ............. 60
2 seconden-zelfontspanner ............... 61
Gezicht-zelfontspanner (
opnamemodus).................................. 80
Knipoogdetectie (opnamemodus)....... 79
Vertraging en aantal opnamen
wijzigen .............................................. 61
Zoomen ........................................ 28, 33, 57
Zwart-witfoto's........................................... 94
209
Disclaimer
• Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
• Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te
allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
• De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
• Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.
• Het iFrame-logo en het iFrame-symbool zijn handelsmerken van
Apple Inc.
CEL-SR3FA280
© CANON INC. 2011