67
NL
De laser is voorzien van een 1/4-20 interne
schroefdraad aan de onderzijde, zijde en achterzijde
(Afbeelding
C
) voor toepassing van op dit moment
verkrijgbare of toekomstige STANLEY
®
-accessoires.
Andere accessoires die worden aanbevolen
voor gebruik met deze laser zijn tegen meerprijs
verkrijgbaar bij uw leverancier ter plaatse of bij een
ofcieel servicecentrum. Heeft u hulp nodig bij het
vinden van een accessoire, neem dan contact op met
het STANLEY-servicecentrum bij u in de buurt of ga
naar onze website: http://www.STANLEY.com.
Onderhoud
• Wanneer u de laser niet meer gebruikt, maak dan
de externe onderdelen ervan schoon met een
vochtige doek, veeg vervolgens het apparaat droog
met een droge doek en berg het vervolgens op in
de meegeleverde gereedschapsdoos.
• De externe onderdelen van de laser zijn wel
bestand tegen oplosmiddelen, maar u mag de laser
NOOIT met dergelijke middelen schoonmaken.
• Berg het laserapparaat niet op bij temperaturen
lager dan -20˚C (-5 ˚F) of hoger dan 60 ˚C (140 ˚F).
• Zorg ervoor dat u nauwkeurig werk kunt blijven
leveren, controleer regelmatig de kalibratie van
de laser.
• Controles van de kalibratie en andere
onderhoudswerkzaamheden kunnen ook door
STANLEY-servicecentra.
Oplossen van problemen
De laser kan niet worden
ingeschakeld
• Controleer de AA-batterijen zodat u zeker weet dat:
• Elke batterijgoed is geplaatst, volgens de (+) en
(–) die aan de binnenzijde van het batterijvak
wordt vermeld.
• De contacten van de batterijen schoon zijn en
vrij van roest of corrosie.
• De batterijen nieuw zijn en van een goed merk,
zodat de kans van lekkage van de batterijen
wordt beperkt.
• Controleer dat de AA-batterijen in goede werkende
staat zijn. Als u hierover twijfelt, probeer dan of het
apparaat beter werkt met nieuwe batterijen.
• Wanneer u oplaadbare batterijen gebruikt,
controleer dan dat deze geheel zijn opgeladen.
• Let er vooral op dat de laser droog blijft.
• Als het laser-apparaat warmer wordt dan 50 ˚C,
kan het niet worden ingeschakeld. Als het
laser-apparaat is opgeborgen bij extreem hoge
temperaturen, laat het dan afkoelen. De laser-
waterpas zal niet beschadigd raken wanneer u de
schakelaar Power/Transport Lock bedient voordat
u het apparaat tot de juiste laatste temperatuur
laat afkoelen.
De laserstraal knippert
De lasers zijn zo ontworpen dat ze in de zelf-
nivellerende stand zichzelf waterpas afstellen tot
op gemiddeld 4° in alle richtingen. Als de laser zo
ver wordt gekanteld dat het interne mechanisme
zichzelf niet waterpas kan afstellen (of de laser is
niet waterpas in de handmatige stand), zullen de
laserstralen knipperen ten teken dat het kantelbereik
is overschreden.
ALS DE LASERSTRALEN KNIPPEREN, IS DE
LASER NIET WATERPAS OF LOODRECHT EN MAG
NIET WORDEN GEBRUIKT VOOR HET BEPALEN
OF MARKEREN VAN EEN LIJN WATERPAS OF
LOODRECHT. Zet de laser opnieuw goed neer op een
oppervlak dat beter waterpas is.
Laserstralen blijven in beweging
De laser is precisie-instrument. Daarom zal de
laser, als het apparaat niet op een stabiel (en
stilstaand) oppervlak is geplaatst, blijven proberen het
waterpaspunt te vinden. Blijft de straal in beweging,
plaats de laser dan op een stabieler oppervlak.
Controleer ook dat het oppervlak betrekkelijk vlak en
recht is, zodat de laser stabiel staat.