KTM 1290 SUPER DUKE R 2018 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2018
1290 Super Duke R
Artikelnr. 3213757nl
BESTE KTM KLANT,
*3213757nl*
3213757nl
10/2017
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne, sportieve
motorfiets en we zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 26) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 27)
Sleutelnummer ( pag. 27)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT,
2
© 2017 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwa-
liteitsmanagement ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
1290 Super Duke R EU (F9903R9, F9903R2)
1290 Super Duke R JP (F9986R2)
INHOUDSOPGAVE
3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN............... 10
1.1 Gebruikte pictogrammen................... 10
1.2 Gebruikte formatering....................... 11
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ...................... 12
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik..... 12
2.2 Onjuist gebruik ................................ 12
2.3 Veiligheidsaanwijzingen.................... 12
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ....... 14
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ....... 15
2.6 Veilig gebruik .................................. 16
2.7 Beschermende kleding ..................... 17
2.8 Werkinstructies................................ 17
2.9 Milieu............................................. 18
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 18
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 19
3.1 Garantie.......................................... 19
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............ 19
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 19
3.4 Service ........................................... 20
3.5 Afbeeldingen ................................... 20
3.6 Klantenservice................................. 20
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 22
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 22
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 24
5 SERIENUMMERS........................................ 26
5.1 Framenummer ................................. 26
5.2 Typeplaatje ..................................... 26
5.3 Sleutelnummer................................ 27
5.4 Motornummer.................................. 27
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 28
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 28
5.7 Artikelnummer stuurdemper.............. 29
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 30
6.1 Koppelingshendel ............................ 30
6.2 Remhendel...................................... 30
6.3 Gashendel....................................... 31
6.4 Combinatieschakelaar links............... 31
6.5 Lichtschakelaar ............................... 32
6.6 Menuschakelaar............................... 33
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar ............. 33
6.8 Claxonknop ..................................... 35
6.9 Schakelaar van cruisecontrol............. 35
INHOUDSOPGAVE
4
6.10 Combinatieschakelaar rechts............. 39
6.11 Noodknipperlichtschakelaar .............. 40
6.12 Noodstopschakelaar/e-startknop ........ 41
6.13 Raceonknop .................................. 42
6.14 Stuurslot......................................... 43
6.15 Wegrijblokkering .............................. 44
6.16 Raceonsleutel................................ 44
6.17 Tankdop openen .............................. 46
6.18 Tankdop sluiten ............................... 48
6.19 Zadelslot......................................... 49
6.20 Bagagebeugels................................. 49
6.21 Boordgereedschap............................ 50
6.22 Opbergvak openen............................ 50
6.23 Opbergvak sluiten ............................ 51
6.24 Riem .............................................. 52
6.25 Bijrijdervoetsteunen ......................... 52
6.26 Versnellingshendel ........................... 53
6.27 Rempedaal...................................... 54
6.28 Zijstandaard .................................... 54
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 56
7.1 Gecombineerd instrument................. 56
7.2 Activering en test............................. 56
7.3 Dag-nacht-modus............................. 57
7.4 Waarschuwingen.............................. 58
7.5 Controlelampjes............................... 60
7.6 Display ........................................... 64
7.7 TRACK display (optioneel) ................ 66
7.8 Schakelindicator.............................. 68
7.9 Brandstofpeilweergave...................... 69
7.10 Tijd ................................................ 70
7.11 Weergave van de
koelmiddeltemperatuur..................... 70
7.12 Afstandteller.................................... 71
7.13 Weergave van de cruisecontrol........... 71
7.14 Menu.............................................. 72
7.14.1 Favorites..................................... 72
7.14.2 Set Favorites ............................... 73
7.14.3 Trip 1 ......................................... 73
7.14.4 Trip 2 ......................................... 74
7.14.5 Settings ...................................... 75
7.14.6 Language .................................... 76
7.14.7 Unit settings ............................... 77
7.14.8 Fuel Cons.................................... 78
7.14.9 Distance ..................................... 79
7.14.10 Temp.......................................... 80
7.14.11 Pressure ..................................... 81
7.14.12 Service ....................................... 82
7.14.13 Clock/Date .................................. 82
7.14.14 Shift Light .................................. 83
7.14.15 DRL ........................................... 84
7.14.16 Quick Selector 1.......................... 86
INHOUDSOPGAVE
5
7.14.17 Quick Selector 2.......................... 87
7.14.18 Extra Functions ........................... 88
7.14.19 General Info ................................ 89
7.14.20 Warning ...................................... 90
7.14.21 MTC/ABS .................................... 90
7.14.22 Ride Mode .................................. 92
7.15 TPMS ............................................. 93
7.16 Heated grips (optioneel) ................... 94
7.17 Heating (optioneel) .......................... 95
7.18 Quick Shift + (optioneel) .................. 95
7.19 Track (optioneel).............................. 96
7.20 Launch Control (optioneel)................ 96
7.21 Anti Wheelie Mode (optioneel)........... 97
7.22 Bluetooth
®
(optioneel) ...................... 98
7.23 KTM MY RIDE (optioneel)................. 99
7.24 Pairing (optioneel).......................... 100
7.25 Audio (optioneel) ........................... 103
7.26 Telefonie (optioneel) ...................... 105
8 ERGONOMIE ............................................ 107
8.1 Stuurstand .................................... 107
8.2 Stuurstand instellen ................... 107
8.3 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen........................................ 109
8.4 Uitgangspositie van de
handremhendel instellen ................ 110
8.5 Uitgangspositie rempedaal
instellen .................................... 111
8.6 Trapper van rempedaal instellen...... 112
8.7 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 113
8.8 Uitgangspositie versnellingshendel
instellen .................................... 114
8.9 Versnellingshendelvlak instellen ...... 115
8.10 Helling van het gecombineerde
instrument instellen ....................... 116
9 INBEDRIJFSTELLING................................ 119
9.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................. 119
9.2 Motor inrijden................................ 121
9.3 Voertuig beladen............................ 122
10 RIJ-INSTRUCTIES..................................... 125
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................ 125
10.2 Voertuig starten ............................. 126
10.3 LaunchControl (optioneel).............. 130
10.4 Beginnen met rijden....................... 130
10.5 Beginnen met rijden met
LaunchControl (optioneel).............. 131
10.6 Quickshifter+ (optioneel) ................ 132
INHOUDSOPGAVE
6
10.7 Schakelen, rijden........................... 133
10.8 MSR (optioneel)............................. 139
10.9 Afremmen ..................................... 140
10.10 Stoppen, parkeren.......................... 143
10.11 Transporteren ................................ 145
10.12 Brandstof tanken ........................... 146
11 SERVICESCHEMA..................................... 148
11.1 Extra informatie............................. 148
11.2 Verplichte werkzaamheden.............. 148
11.3 Aanbevolen werkzaamheden............ 151
12 CHASSIS AFSTELLEN ............................... 152
12.1 Voorvork/schokdemper.................... 152
12.2 Ingaande demping voorvork
instellen........................................ 152
12.3 Uitgaande demping voorvork
instellen........................................ 154
12.4 Ingaande demping schokdemper ..... 155
12.5 Ingaande demping low speed van
de schokdemper instellen ............... 156
12.6 Ingaande demping high speed van
de schokdemper instellen ............... 157
12.7 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen.................... 159
12.8 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen......................................... 160
12.9 Statische veerweg schokdemper
controleren.................................... 161
12.10 Veervoorspanning schokdemper
instellen .................................... 162
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ....... 165
13.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ...................................... 165
13.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen .......................................... 165
13.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ...................................... 166
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ... 167
13.5 Motorfiets met montagestandaard
(ingestoken) opkrikken.................... 168
13.6 Motorfiets van montagestandaard
(ingestoken) nemen........................ 170
13.7 Vuilschrapers vorkpoten
reinigen ..................................... 172
13.8 Bijrijderzadel verwijderen................ 173
13.9 Bijrijderzadel monteren .................. 173
13.10 Bestuurderszadel verwijderen .......... 174
13.11 Bestuurderszadel monteren............. 175
INHOUDSOPGAVE
7
13.12 Helmbeveiliging op voertuig
monteren ...................................... 175
13.13 Einddemper demonteren ............. 177
13.14 Einddemper monteren ................ 178
13.15 Kettingvervuiling controleren........... 180
13.16 Ketting reinigen ............................. 180
13.17 Kettingspanning controleren ........... 182
13.18 Kettingspanning instellen ............... 184
13.19 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............ 186
13.20 Vloeistofpeil hydraulische
koppeling controleren/corrigeren...... 191
14 REMSYSTEEM.......................................... 194
14.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS) .......... 194
14.2 Remschijven controleren................. 197
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................... 199
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 200
14.5 Remplaketten van de voorwielrem
controleren.................................... 202
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 204
14.7 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 205
14.8 Remplaketten achterwielrem
controleren.................................... 207
15 WIELEN, BANDEN .................................... 209
15.1 Voorwiel demonteren .................. 209
15.2 Voorwiel monteren ...................... 211
15.3 Achterwiel demonteren ............... 214
15.4 Achterwiel monteren ................... 216
15.5 Bandentoestand controleren............ 219
15.6 Bandenspanning controleren........... 221
16 ELEKTRONICA.......................................... 223
16.1 Dagrijlicht (DRL)............................. 223
16.2 Accu demonteren ....................... 224
16.3 Accu monteren ........................... 226
16.4 Accu laden ................................ 229
16.5 Batterij van de race-on-sleutel
vervangen...................................... 235
16.6 Hoofdzekering vervangen ................ 236
16.7 Zekeringen in zekeringenblok
vervangen...................................... 240
16.8 Koplampinstelling controleren......... 245
16.9 Lichtbundelbreedte koplamp
instellen........................................ 246
INHOUDSOPGAVE
8
16.10 USB-kabel aansluiten..................... 247
16.11 USB-kabel loskoppelen................... 249
16.12 Diagnosestekker............................. 251
16.13 ACC1 en ACC2 vooraan .................. 251
16.14 ACC1 en ACC2 achterzijde.............. 252
17 KOELSYSTEEM......................................... 253
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir
controleren.................................... 253
17.2 Koelmiddelpeil in
compensatiereservoir corrigeren....... 255
18 MOTORAFSTEMMING ............................... 258
18.1 Ride Mode .................................... 258
18.2 Motorfietstractiecontrole (MTC)........ 259
18.3 Slipaanpassing (optioneel) .............. 260
18.4 Throttle Response (optioneel).......... 261
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 262
19.1 Motoroliepeil controleren ................ 262
19.2 Motorolie vervangen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 263
19.3 Motorolie bijvullen ......................... 270
20 REINIGING, ONDERHOUD......................... 273
20.1 Motorfiets reinigen ......................... 273
20.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter................................... 276
21 STALLING ................................................ 278
21.1 Stalling......................................... 278
21.2 Inbedrijfname na stalling................ 280
22 FOUTEN OPSPOREN................................. 281
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 285
23.1 Motor............................................ 285
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 287
23.3 Vulhoeveelheden............................ 292
23.3.1 Motorolie .................................. 292
23.3.2 Koelmiddel ............................... 292
23.3.3 Brandstof.................................. 292
23.4 Chassis ......................................... 292
23.5 Elektronica.................................... 294
23.6 Banden......................................... 295
23.7 Voorvork........................................ 295
23.8 Schokdemper ................................ 296
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 298
INHOUDSOPGAVE
9
24 VERKLARINGEN VAN
OVEREENSTEMMING................................ 305
24.1 Verklaringen van
overeenstemming........................... 305
24.2 Landspecifieke verklaring van
overeenstemming........................... 310
25 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 311
26 HULPSTOFFEN......................................... 315
27 NORMEN ................................................. 317
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 318
29 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 320
30 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 321
30.1 Rode pictogrammen ....................... 321
30.2 Gele of oranje pictogrammen........... 321
30.3 Groene en blauwe pictogrammen..... 322
INDEX ............................................................. 323
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
10
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
11
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
12
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is ontworpen en gebouwd om bestand te zijn tegen de gebruikelijke belastingen van normaal wegge-
bruik en gebruik op het circuit. Dit voertuig is alleen geschikt voor gebruik op geasfalteerde wegen.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven model dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvuldig
door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
13
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven model zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
14
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
15
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een
nieuw voertuig, voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten
werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uit-
laatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatluchtsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
16
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbe-
wijs vereist.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
17
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij gebruik in acht nemen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
18
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen
zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt bescher-
men.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
19
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien
anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan
het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfs- en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
20
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen
of met zware bagage, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk snel-
ler verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te
controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
21
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG
22
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
V01150-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
23
1
Koppelingshendel ( pag. 30)
2
Riem ( pag. 52)
3
Boordgereedschap ( pag. 50)
4
Zadelslot ( pag. 49)
5
Bijrijdervoetsteunen ( pag. 52)
6
Bestuurdersvoetsteunen
7
Versnellingshendel ( pag. 53)
8
Zijstandaard ( pag. 54)
9
Compensatiereservoir koelsysteem
bk
Kijkglas motorolie
4 AFBEELDING VOERTUIG
24
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
V01151-10
AFBEELDING VOERTUIG 4
25
1
Tankdop
2
Combinatieschakelaar links ( pag. 31)
3
Noodstopschakelaar/e-startknop ( pag. 41)
3
Raceonknop ( pag. 42)
3
Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 40)
4
Gashendel ( pag. 31)
5
Remhendel ( pag. 30)
6
Voorvorkinstelling ingaande demping
7
Voorvorkinstelling uitgaande demping
8
Rempedaal ( pag. 54)
9
Ingaande demping schokdemper ( pag. 155)
bk
Uitgaande demping schokdemper
5 SERIENUMMERS
26
5.1 Framenummer
402324-10
Het framenummer
1
is aan de rechterkant van het balhoofd
gegraveerd.
Het framenummer staat ook op het typeplaatje.
5.2 Typeplaatje
0
0
11
402302-10
Het typeplaatje
1
is op het balhoofd aangebracht.
SERIENUMMERS 5
27
5.3 Sleutelnummer
F01249-10
Het sleutelnummer Code number
1
staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te
bestellen. De KEYCODECARD op een veilig plaats bewaren.
5.4 Motornummer
402296-10
Het motornummer
1
is aan rechterkant van de motor gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
28
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenkant van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
402798-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste
deel van de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe
gegraveerd.
SERIENUMMERS 5
29
5.7 Artikelnummer stuurdemper
H01060-10
Het artikelnummer van de stuurdemper
1
is aan de onderkant
van de stuurdemper gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
30
6.1 Koppelingshendel
S01712-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
S01709-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
31
6.3 Gashendel
S01710-10
De gashendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Combinatieschakelaar links
De linker combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
S01713-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1
Lichtschakelaar ( pag. 32)
2
Schakelaar van cruisecontrol ( pag. 35)
3
Menuschakelaar ( pag. 33)
4
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 33)
5
Claxonknop ( pag. 35)
6 BEDIENINGSELEMENTEN
32
6.5 Lichtschakelaar
S01714-10
De lichtschakelaar
1
is links op de combinatieschakelaar aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand
A
. In deze
stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingescha-
keld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand
B
. In
deze stand zijn het groot licht en het achterlicht inge-
schakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand
C
. In deze
stand wordt het seinlicht bediend. De lichtschakelaar
springt na het bedienen terug in de stand
A
.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
33
6.6 Menuschakelaar
S01715-10
De menuschakelaar is in het midden van de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde
instrument bestuurd.
Toets
1
is de UPtoets.
Toets
2
is de DOWNtoets.
Toets
3
is de SETtoets.
Toets
4
is de BACKtoets.
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar
S01716-10
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is aan de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
naar het schakelaarhuis geduwd.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
34
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Info
Als softwarefunctie is een automatische richtingaanwijzer-
uitschakelaar (ATIR) beschikbaar.
De ATIR-functie gebruikt een tijdklok en een rijafstandsme-
ter.
Als de richtingaanwijzer gedurende minimaal 10 seconden
en 150 meter rijafstand ingeschakeld is geweest, wordt de
richtingaanwijzer uitgeschakeld.
Als het voertuig stilstaat, worden de beide meters gestopt.
Als de richtingaanwijzerschakelaar opnieuw wordt bediend,
worden beide meters gereset.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
35
6.8 Claxonknop
S01716-11
De claxonknop
1
is aan de combinatieschakelaar links aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie.
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
geactiveerd.
6.9 Schakelaar van cruisecontrol
M01485-10
De schakelaar
1
van de cruisecontrol is links op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Schakelaar van cruisecontrol in de uitgangspositie.
Schakelaar van cruisecontrol naar links gedrukt. In
deze stand wordt de cruisecontrol in- en uitgeschakeld. De
bedrijfstoestand wordt op het gecombineerde instrument
weergegeven.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
36
Schakelaar van cruisecontrol kort in stand RES/+ gedrukt.
De als laatste opgeslagen doelsnelheid wordt weer geacti-
veerd. Elke keer dat de schakelaar wordt aangetikt, wordt de
doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph verhoogd.
Schakelaar van cruisecontrol in stand RES/+ gedrukt hou-
den. De doelsnelheid neemt stapsgewijs toe met 5 km/h of
5 mph.
Schakelaar van cruisecontrol kort in stand SET/- gedrukt.
De cruisecontrol wordt geactiveerd en de actuele snelheid
wordt aangehouden. Elke keer dat de schakelaar wordt aange-
tikt, wordt de doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph verlaagd.
Schakelaar van cruisecontrol in stand SET/- gedrukt hou-
den. De doelsnelheid neemt stapsgewijs af met 5 km/h of
5 mph.
Info
Na activering van de cruisecontrol kan de gashendel in de
uitgangspositie teruggedraaid worden. De gekozen snelheid
blijft behouden.
Als de doelsnelheid door verdraaien van de gashendel voor
minder dan 30 seconden wordt overschreden, blijft de crui-
secontrol geactiveerd.
Om de cruisecontrol uit te schakelen, schakelaar van cruisecon-
trol naar links drukken.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
37
De cruisecontrol wordt bovendien in de onderstaande situaties
gedeactiveerd:
bediening van de remhendel
bediening van het rempedaal
bediening van de koppelingshendel
wisselen van versnelling
dichtdraaien van de gashendel tot voorbij de uitgangspositie
regeling van de motorfiets-tractiecontrole (MTC)
slip aan het achterwiel of omhoog komend voorwiel
optreden van een fout die de werking van de cruisecontrol
beperkt
overschrijden van de doelsnelheid bij een inhaalmanoeuvre
gedurende meer dan 30 seconden
6 BEDIENINGSELEMENTEN
38
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet snelheidsregelsysteem is niet
voor alle rijsituaties geschikt.
De gekozen doelsnelheid wordt onderschreden als op een
helling het motorvermogen niet voldoende is.
De gekozen doelsnelheid wordt overschreden als op een
helling het motorremwerking niet voldoende is.
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet op wegen met
veel bochten.
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet op een glad
wegdek (bijvoorbeeld regen, ijs, sneeuw) of op een
niet verharde ondergrond (bijvoorbeeld zand, stenen,
grind).
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet als de ver-
keerssituatie geen constante snelheid toelaat.
De cruisecontrol is alleen bij geactiveerde motorfiets-
tractiecontrole (MTC) beschikbaar.
Als de motorfiets-tractiecontrole (MTC) wordt uitgeschakeld, wordt
de cruiscontrol eveneens uitgeschakeld.
De cruisecontrol kan tijdens een sterke acceleratie niet worden
geactiveerd.
De cruisecontrol kan alleen in de 3e, 4e, 5e en 6e versnelling wor-
den geactiveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
39
Het regelbereik loopt van 40°tot 200 km/h of van 25 tot
125 mph.
6.10 Combinatieschakelaar rechts
De rechter combinatieschakelaar is rechts op het stuur aange-
bracht.
S01717-13
Overzicht combinatieschakelaar rechts
1
Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 40)
2
Noodstopschakelaar/e-startknop ( pag. 41)
3
Raceonknop ( pag. 42)
6 BEDIENINGSELEMENTEN
40
6.11 Noodknipperlichtschakelaar
S01717-12
De noodknipperlichtschakelaar
1
is rechts op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
De noodknipperlichten worden gebruikt voor het aangeven van
noodsituaties.
Info
De noodknipperlichten kunnen bij ingeschakelde ontste-
king of tot 60 seconden na het uitschakelen van de ontste-
king worden in- of uitgeschakeld.
Noodknipperlichten slechts zo lang gebruiken als beslist
nodig is, aangezien de accu zo leeg raakt.
Mogelijke toestanden
Noodknipperlichten aan Alle vier knipperlichten
en de groene controlelampjes op het gecombineerde
instrument knipperen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
41
6.12 Noodstopschakelaar/e-startknop
S01717-10
De noodstopschakelaar/e-startknop
1
is rechts op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar/estartknop uit (bovenste stand)
In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande
motor kan niet worden gestart. Er verschijnt een mel-
ding op het display.
Noodstopschakelaar/estartknop aan (middelste stand)
Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het ontste-
kingscircuit is gesloten.
Startmotor aan (onderste stand) In deze stand wordt
de startmotor geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
42
6.13 Raceonknop
S01717-11
De raceonknop
1
is rechts op de combinatieschakelaar aange-
bracht.
Info
De raceonknop heeft bij dit voertuig de functie van con-
tactslot.
De besturing kan alleen worden geblokkeerd als het stuur
naar links is gedraaid.
Mogelijke toestanden
Raceonknop in de uitgangspositie.
Raceonknop kort ingedrukt Kort indrukken schakelt het
contact in en ontgrendelt de stuurvergrendeling of schakelt
het contact uit. Het race-on-controlelampje brandt een keer
kort ter bevestiging.
Raceonknop lang ingedrukt Lang indrukken schakelt
het contact uit en vergrendelt tegelijkertijd de stuurvergrende-
ling.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
43
6.14 Stuurslot
S01723-10
Bij dit voertuig wordt het contact-/stuurslot door een contactloze
sleutel met transponder (raceonsleutel ( pag. 44)) vervangen.
Om de stuurvergrendeling te activeren, moet het stuur naar links
gedraaid zijn.
De besturing wordt elektromechanisch via de raceonknop
( pag. 42) vergrendeld en ontgrendeld.
Als de batterijspanning van de raceonsleutel te laag is, ofwel de
raceonsleutel of de zwarte contactsleutel in het bereik
A
neer-
leggen en de startprocedure herhalen.
Info
Zodra de motor gestart is, de sleutel weer veilig opbergen.
Mogelijke toestanden
Contact uit, besturing geblokkeerd In deze stand is het ont-
stekingscircuit onderbroken en de besturing geblokkeerd.
Contact uit, besturing ontgrendeld In deze stand is het ont-
stekingscircuit onderbroken en de besturing ontgrendeld.
Contact aan, besturing ontgrendeld In deze stand is het ont-
stekingscircuit gesloten en de besturing ontgrendeld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
44
6.15 Wegrijblokkering
S01737-10
De elektronische wegrijblokkering beveiligt het voertuig tegen
gebruik door onbevoegden.
Zodra het contact via de raceonknop ( pag. 42) wordt uitge-
schakeld, is de wegrijblokkering geactiveerd en de motorelektro-
nica geblokkeerd.
Het raceoncontrolelampje
1
kan door knipperen fouten aange-
ven.
Als de optionele alarminstallatie is geïnstalleerd, knippert het
race-on-controlelampje
1
als het contact is uitgeschakeld en de
alarminstallatie is ingeschakeld.
6.16 Raceonsleutel
S01724-10
De race-on-sleutel
1
heeft bij dit voertuig de functie van een
klassieke contactsleutel.
Met de knop
2
wordt de sleutelbaard uitgeklapt. De sleutelbaard
wordt alleen gebruikt om het zadelslot te ontgrendelen en de kof-
fers (optioneel) te openen.
De zwarte contactsleutel
3
is alleen voor situaties bedoeld
waarin de race-on-sleutel niet beschikbaar is of niet werkt.
De zwarte contactsleutel kan voor het starten van het voertuig wor-
den gebruikt als de batterijspanning van de raceonsleutel te laag
is en de transponder van het voertuig niet wordt herkend. Ook kan
BEDIENINGSELEMENTEN 6
45
met de zwarte contactsleutel het zadelslot worden ontgrendeld en
kunnen de koffers (optioneel) worden geopend.
Info
De sleutels zijn uitgerust met elektronische componenten.
Altijd een afstand van meerdere centimeter aanhouden tot
andere apparaten met elektronische componenten.
Een verloren sleutel moet door een geautoriseerde KTM-werkplaats
worden gedeactiveerd om te voorkomen dat onbevoegden met het
voertuig gaan rijden.
De meegeleverde sleutels zijn in de leveringstoestand geactiveerd.
Er kunnen in totaal tot vier sleutels onder vermelding van het sleu-
telnummer bij een geautoriseerde KTM-werkplaats worden geacti-
veerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
46
6.17 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
47
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
De motor is uit.
Het contact is ingeschakeld of sinds minder dan 1 minuut uitge-
schakeld.
S01718-10
Afdekking
1
langzaam omhoog klappen.
De tankdop ontgrendelt.
Tankdop
2
omhoog klappen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
48
6.18 Tankdop sluiten
S01719-10
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, gif-
tig en schadelijk voor de gezondheid.
De tankdop na het sluiten op correcte vergrende-
ling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Tankdop
1
omlaag klappen en omlaag drukken.
De tankdop klikt hoorbaar vast.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
49
6.19 Zadelslot
S01720-10
Het zadelslot
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde onder
het zadel.
Het kan met de raceonsleutel of de zwarte contactsleutel worden
ontgrendeld.
6.20 Bagagebeugels
S01721-10
De bagagebeugels
1
bevinden zich aan de onderkant van het
bijrijderzadel.
Info
Als de beugels naar buiten worden gedraaid, zijn deze toe-
gankelijk bij gemonteerd bijrijderzadel.
Aan de naar buiten gedraaide bagagebeugels mag maximaal één
kleine tas met het aangegeven gewicht worden bevestigd.
Maximaal bagagege-
wicht
5 kg
6 BEDIENINGSELEMENTEN
50
6.21 Boordgereedschap
S01722-10
Het boordgereedschap
1
bevindt zich onder het bijrijderzadel.
6.22 Opbergvak openen
Info
Onder het bijrijderzadel bevindt zich een opbergvak, waarin voorwerpen kunnen worden geplaatst.
Elektronische apparatuur kan via USB in het opbergvak worden opgeladen.
Voorwerpen in het opbergvak altijd aanvullend tegen vocht beschermen.
Werkzaamheden vooraf
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 173)
BEDIENINGSELEMENTEN 6
51
E00713-10
Hoofdwerkzaamheden
Om het opbergvak te openen, in het bereik
A
drukken.
Opbergvak verwijderen.
Rubberen uitsteeksel
1
openen en voorwerpen in het opberg-
vak leggen.
6.23 Opbergvak sluiten
E00714-10
Hoofdwerkzaamheden
Rubberen uitsteeksel
1
sluiten.
Opbergvak aan het zadel monteren.
Uitsteeksels
2
grijpen in de uitsparingen
3
.
Werkzaamheden achteraf
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 173)
6 BEDIENINGSELEMENTEN
52
6.24 Riem
E00669-10
De riem
1
is aan het bijrijderzadel gemonteerd.
De riem is bestemd voor het vasthouden van de bijrijder.
6.25 Bijrijdervoetsteunen
S01726-10
De bijrijdervoetsteunen kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Bijrijdervoetsteunen ingeklapt Voor het rijden zonder bijrij-
der.
Bijrijdervoetsteunen uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
53
6.26 Versnellingshendel
402299-10
De versnellingshendel
1
is aan de motor links aangebracht.
402299-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de
afbeelding.
De stationair bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
54
6.27 Rempedaal
402301-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.28 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard ingeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de aanwijzingen in het hoofdstuk Stoppen, par-
keren.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
55
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
56
7.1 Gecombineerd instrument
E00727-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functieseg-
menten.
1
Display
2
Controlelampjes ( pag. 60)
7.2 Activering en test
S01734-10
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het con-
tact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een
helderheidssensor in het gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingstekst en de controlelamp-
jes branden kort in het kader van een functiecontrole.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
57
7.3 Dag-nacht-modus
S01735-10
De dagmodus wordt in heldere kleuren weergegeven.
S01736-10
De nachtmodus wordt in donkere kleuren weergegeven.
Info
De lichtsensor in het gecombineerde instrument meet de
helderheid van de omgeving en schakelt het display auto-
matisch in dag- of nachtmodus. Afhankelijk van de helder-
heid die de lichtsensor meet, wordt het display lichter of
donkerder of in de andere modus geschakeld.
De weergavemodus kan niet handmatig worden gewisseld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
58
7.4 Waarschuwingen
402795-01
Als bij de controlelampjes ( pag. 60) het algemene waarschu-
wingslampje gaat branden, wordt de bijbehorende melding op
het display weergegeven. Met de SETknop wordt de ontvangst van
de informatie bevestigd en de melding verdwijnt.
Alle actuele waarschuwingen worden in het menu Warning weerge-
geven tot ze niet meer actief zijn.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
59
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
60
7.5 Controlelampjes
M01492-01
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
61
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet loopt. Als de motor loopt en het controle-
lampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en
het het waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stoppen en
de motor afzetten.
Het ABS-controlelampje en TC-controlelampje branden tot een snelheid van ca. 6 km/h (ca. 4 mph) of
meer is bereikt.
Mogelijke toestanden
Linker controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwij-
zer links is ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-controlelampje brandt/knippert geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het
ABS-controlelampje knippert als de ABS-modus SMOTO is geactiveerd.
TC-controlelampje brandt/knippert geel MTC ( pag. 259) is niet actief of is bezig met
regelen. Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen
met geautoriseerde KTM-garage. Het TCcontrolelampje knippert als MTC actief ingrijpt of als
de de LaunchControl ( pag. 130) (optioneel) is geactiveerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
62
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Rechter controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwij-
zer rechts is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Motoroliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig
stoppen en de motor afzetten.
Race-oncontrolelampje brandt/knippert geel/oranje/rood Status- of foutmelding bij
KTM RACE ON/bij de alarminstallatie.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Deze wordt bovendien op het gecombineerde instrument weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
63
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
64
7.6 Display
M01493-10
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
65
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument. Als het menu geopend is, wordt
verder de snelheid weergegeven.
1
Toerenteller
1
Schakelindicator ( pag. 68)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
2
Brandstofpeilweergave ( pag. 69)
3
Tijd ( pag. 70)
4
Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 70)
5
Ride Mode ( pag. 258)
6
Afstandteller ( pag. 71)
7
Omgevingstemperatuur
8
Bluetooth
®
(optioneel)
9
Weergave van de cruisecontrol ( pag. 71)
bk
Snelheid
bl
Eenheid voor de snelheidsindicatie
bm
Versnellingsindicatie
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
66
7.7 TRACK display (optioneel)
H02626-10
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
67
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument in de geactiveerde rijmodus TRACK
(optioneel). Als het menu geopend is, wordt verder de snelheid weergegeven.
1
Brandstofpeilweergave ( pag. 69)
Bij wijziging van de slipaanpassing wordt deze weergave enkele seconden vervangen door de weergave van
de slipaanpassing.
2
Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 70)
Bij wijziging van de slipaanpassing wordt deze weergave enkele seconden vervangen door de weergave van
de slipaanpassing.
3
Throttle Response (optioneel) ( pag. 261)
4
Slipaanpassing (optioneel) ( pag. 260)
5
Anti Wheelie modus (optioneel)
6
LaunchControl (optioneel) ( pag. 130)
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
68
7.8 Schakelindicator
E00737-01
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïnte-
greerd.
In het menu Shift Light kan het toerental voor de schakelindicator
worden ingesteld. Tijdens de inrijfase (tot 1000 km/600 mi) is de
schakelindicator altijd actief. Pas daarna kan de schakelindicator
worden gedeactiveerd en kunnen de waarden voor RPM1 en RPM2
worden ingesteld. Bij RPM1 brandt de schakelindicator rood en bij
RPM2 knippert hij rood.
Koelmiddeltempera-
tuur
> 35 °C
RPM1-
schakelindicator
brandt rood
RPM2-
schakelindicator
knippert rood
Koelmiddeltempera-
tuur
35 °C
Schakelindicator
brandt altijd bij
6.500 1/min
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
69
7.9 Brandstofpeilweergave
E00719-10
De weergave van het brandstofpeil bestaat uit balkjes. Hoe meer
balkjes er branden, hoe meer brandstof zich in de brandstoftank
bevindt.
Info
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt, branden de
laatste twee balkjes en verschijnt bovendien de waarschu-
wing LOW FUEL. Zodra het laatste balkje rood brandt, bij de
eerstvolgende gelegenheid tanken.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het
rijden te vermijden, wordt het brandstofpeil iets vertraagd
weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschake-
laar is uitgeschakeld, wordt de brandstofpeilweergave niet
geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopschake-
laar ingeschakeld, wordt de volgende actualisering pas na
2°minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de
brandstofpeilsensor ontvangt, knippert de brandstofpeil-
weergave.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
70
7.10 Tijd
E00730-01
In alle talen behalve EN-US wordt de tijd in de 24uursnotatie
weergegeven. Als de taal EN-US ingesteld is, wordt de tijd weer-
gegeven in de 12-uursnotatie.
In het menu Clock/Date kan de tijd worden geconfigureerd.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de accu losgekoppeld is
geweest van het voertuig of als de zekering eruit gehaald
was.
7.11 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
E00729-01
De weergave van de koelmiddeltemperatuur bestaat uit balkjes.
Hoe meer balkjes er branden, hoe warmer het koelmiddel.
Info
Als alle balkjes branden, verschijnt bovendien de waarschu-
wing ENGINE TEMP HIGH.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot drie balkjes branden.
Motor warm Vier tot vijf balkjes branden.
Motor heet Zes tot acht balkjes branden.
Motor zeer heet Alle acht balkjes branden rood.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
71
7.12 Afstandteller
E00731-01
Als afstandteller wordt op het startscherm Trip 1 weergegeven. Dit
kan niet worden gewijzigd.
Informatie over de totale afstand kan in het menu General Info
onder het menupunt ODO worden opgeroepen.
In het menu Trip 1 kan de afstandteller worden geconfigureerd.
Informatie over een verder traject kan in het menu Trip 2 worden
opgeroepen en geconfigureerd.
7.13 Weergave van de cruisecontrol
E00732-01
Bij geactiveerde cruisecontrol wordt de bedrijfstoestand op het
display van het gecombineerde instrument weergegeven.
De cruisecontrol wordt bediend met de
schakelaar van de cruisecontrol ( pag. 35).
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
72
7.14 Menu
V01145-10
Info
Om het menu te openen, op de SETknop
1
drukken.
Met de UP-knop
2
of der DOWN-knop
3
in het menu
navigeren.
Door de BACK-knop
4
in te drukken, wordt het actuele
menu resp. het menuoverzicht gesloten.
7.14.1 Favorites
K00751-01
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
Door de SETknop nog eens in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
In het menu Favorites kunnen vijf vrij configureerbare menu’s
direct worden aangestuurd.
In het menu Set Favorites wordt het menu Favorites geconfigureerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
73
7.14.2 Set Favorites
K00774-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Set Favorites op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop menu selecteren. Met de SETtoets
het menu voor de snelkeuze instellen.
In het menu Set Favorites wordt het menu Favorites geconfigureerd.
7.14.3 Trip 1
K00750-01
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trip 1 op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
Trip 1 geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip 1 loopt mee en telt tot 9999.
Ø Speed 1 toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip 1 en
Trip Time 1.
Ø Consumption 1 toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip 1.
Trip Time 1 toont de rijtijd op basis van Trip 1 en loopt zodra een
snelheidssignaal wordt ontvangen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
74
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
In het menu Trip 1 worden alle vermeldingen,
behalve Fuel Range, gewist.
7.14.4 Trip 2
K00749-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Trip 2 op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
Trip 2 geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip 2 loopt mee en telt tot 9999.
Ø Speed 2 toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip 2 en
Trip Time 2.
Ø Consumption 2 toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip 2.
Trip Time 2 toont de rijtijd op basis van Trip 2 en loopt zodra er een
snelheidssignaal is.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
75
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
In het menu Trip 2 worden alle vermeldingen,
behalve Fuel Range, gewist.
7.14.5 Settings
K00761-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
In het menu Settings worden instellingen voor eenheden of ver-
schillende waarden uitgevoerd. Enkele functies kunnen worden
geactiveerd of gedeactiveerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
76
7.14.6 Language
K00765-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Language op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste taal is gemar-
keerd. Deze met de SET-knop selecteren.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans
en Spaans.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
77
7.14.7 Unit settings
K00764-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
SET-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Unit settings op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
In het menu Unit settings worden de instellingen voor de eenheden
weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
78
7.14.8 Fuel Cons
K00776-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Unit settings op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Fuel Cons op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste eenheid op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
de gewenste eenheid bevestigd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
79
7.14.9 Distance
K00777-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Unit settings op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste eenheid op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
de gewenste eenheid bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
80
7.14.10 Temp
K00778-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Unit Settings op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Temp op het display is gemar-
keerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste eenheid op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
de gewenste eenheid bevestigd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
81
7.14.11 Pressure
K00779-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Unit Settings op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pressure op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste eenheid op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
de gewenste eenheid bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
82
7.14.12 Service
V01146-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Service op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
In het menu°Service wordt de volgende vereiste service weergege-
ven.
7.14.13 Clock/Date
K00763-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock/Date op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
83
Met de UP- of DOWNknop een tijd instellen en met de
SETknop bevestigen.
Met de UP- of DOWNknop een datum instellen en met de
SETknop bevestigen.
Als de accu gedemonteerd is geweest, moeten de tijd en datum
opnieuw worden ingesteld.
Info
Als de accu gedemonteerd is geweest, wordt aanvullend de
software-versie weergegeven.
7.14.14 Shift Light
K00762-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (600 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light op het display is
gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
Met de UP- of DOWNknop functie selecteren. Met de SETknop
wordt het toerental voor de schakelindicator ingesteld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
84
Als het motortoerental RPM 1 bereikt, brandt de schakelindicator
rood.
Als het motortoerental RPM 2 bereikt, knippert de schakelindicator
rood.
7.14.15 DRL
K00759-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
85
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht
geen vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan
de automatische omschakeling tussen dagrijlicht en
dimlicht slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is gese-
lecteerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het
menu uitschakelen, zodat het dimlicht permanent
is ingeschakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het
dagrijlicht.
UP- of DOWNknop indrukken tot DRL op het display is gemar-
keerd. Door op de SETknop te drukken, wordt het menu voor
dagrijlicht in- of uitgeschakeld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
86
7.14.16 Quick Selector 1
K00769-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Quick Selector op
het display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Quick Selector 1 op
het display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste menu is gemar-
keerd.
SETknop indrukken om de selectie te bevestigen.
In het menu Quick Selector 1 kan een menu voor directe selectie
worden vastgelegd.
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten menu het
in Quick Selector 1 vastgelegde menu opgeroepen.
Info
In de rijmodus TRACK (optioneel) wordt met de UP-knop de
slipaanpassing ingesteld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
87
7.14.17 Quick Selector 2
K00770-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Quick Selector op
het display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Quick Selector 2 op
het display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken,
wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste menu is gemar-
keerd.
SETknop indrukken om de selectie te bevestigen.
In het menu Quick Selector 2 kan een menu voor directe selectie
worden vastgelegd.
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten menu het
in Quick Selector 2 vastgelegde menu opgeroepen.
Info
In de rijmodus TRACK (optioneel) wordt met de DOWN-knop
de slipaanpassing ingesteld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
88
7.14.18 Extra Functions
K00790-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra Functions op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de extra functies navigeren.
Info
In Extra Functions worden de optionele extra functies
opgesomd. De actuele KTM PowerParts en de beschik-
bare software voor uw voertuig vindt u op de KTM-
website.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
89
7.14.19 General Info
K00780-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu General Info op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Date geeft de datum aan.
ODO geeft de totale afstand aan.
Info
De waarde ODO blijft ook opgeslagen als de accu van het
voertuig losgekoppeld wordt en/of de zekering is gesmolten.
Battery geeft de accuspanning aan.
Air Temp geeft de omgevingstemperatuur aan.
Oil Temp geeft de motorolietemperatuur aan.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
90
7.14.20 Warning
K00758-01
Voorwaarden
Minstens een waarschuwing aanwezig.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Warning op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de waarschuwingen navigeren.
In het menu Warning worden de opgetreden waarschuwingen weer-
gegeven en opgeslagen, totdat ze niet meer actief zijn.
7.14.21 MTC/ABS
K00757-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de ver-
zekeringAls de ABS compleet wordt uitgeschakeld,
vervalt de toelating van het voertuig voor de openbare
weg.
Het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet
op de openbare weg gebruiken, indien de ABS
compleet wordt uitgeschakeld.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
91
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu MTC/ABS op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken om naar het gewenste menupunt
te navigeren.
SETknop 35 seconden ingedrukt houden.
Op het gecombineerde instrument worden de instructies Keep
pressed en Release button weergegeven.
In het menu MTC/ABS kunnen MTC en ABS worden uitgeschakeld.
In ABS Mode kan tussen ROAD en SMOTO worden gewisseld.
Info
MTC kan ook tijdens het rijden worden gewijzigd. Daarbij
geen gas geven.
Na het inschakelen van het contact zijn de motorfiets-
tractiecontrole en het ABS weer actief.
In de ABS-modus ROAD regelt het ABS beide wielen.
In de ABS-modus SMOTO regelt het ABS alleen het voor-
wiel. Aan het achterwiel vindt er geen ABS-regeling plaats.
Het ABScontrolelampje knippert langzaam om u aan de
actieve ABSmodus SMOTO te herinneren.
In de ABSmodus SMOTO kan het achterwiel blokkeren
gevaar voor vallen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
92
7.14.22 Ride Mode
K00752-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Ride Mode op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door het menu navigeren. Met de
SETknop kunnen op elkaar afgestemde instellingen van motor
en motorfiets-tractiecontrole worden geselecteerd.
SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe res-
pons, de motorfietstractiecontrole laat een hogere slip aan
het achterwiel toe.
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige
respons, de motorfietstractiecontrole laat een normale slip
aan het achterwiel toe.
RAIN Gereduceerd, gehomologeerd vermogen voor
betere rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat een
normale slip aan het achterwiel toe.
TRACK Optioneel beschikbare instelling met gehomolo-
geerd vermogen en uiterst directe respons. De motorfiets-
tractiecontrole en de karakteristiek van de gasrespons
kunnen individueel worden ingesteld.
Info
Tijdens de selectie geen gas geven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
93
7.15 TPMS
K00775-01
Voorwaarden
Model met TPMS.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet controlesysteem voor de
bandenspanning vormt geen vervanging voor de con-
trole voordat u gaat rijden.
Om valse alarmen te vermijden, worden de banden-
spanningswaarde over meerdere minuten geëvalueerd.
Controleer de bandenspanning voor iedere rit.
Corrigeer de bandenspanning als de deze afwijkt
van de opgegeven waarde.
Stop ook bij correcte bandenspanningswaarden
meteen als het gedrag van het voertuig op een
drukverlies in de band wijst.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu TPMS op het dis-
play is gemarkeerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
94
Voorgeschreven waarde
Bandenspanning zonder bijrijder
voor: bij koude band 2,5 bar
achter: bij koude band 2,5 bar
In het menu TPMS wordt de bandenspanning van voor- en achter-
band weergegeven.
FRONT geeft de bandenspanning voor aan.
REAR geeft de bandenspanning achter aan.
7.16 Heated grips (optioneel)
K00760-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
SET-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated grips op het display is
gemarkeerd. Door op de SETknop te drukken, wordt het menu
voor handgreepverwarming in- of uitgeschakeld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
95
7.17 Heating (optioneel)
K00756-01
Voorwaarden
Het menu Heated grips is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Heating op het dis-
play is gemarkeerd.
Met de SET-knop een verwarmingsniveau voor de handgreep-
verwarming selecteren of de handgreepverwarming uitschake-
len.
7.18 Quick Shift + (optioneel)
K00782-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Shift + op het display is
gemarkeerd.
Met de SETknop de Quickshifter+ ( pag. 132) in- of uit-
schakelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
96
7.19 Track (optioneel)
K00753-01
Voorwaarden
De rijmodus TRACK (optioneel) is geactiveerd.
Bij gesloten menu de°SETknop indrukken.
Met de UP- of DOWNknop door het menu navigeren. Met
de SETknop kunnen de afzonderlijke instellingen van de
TRACK PACK worden aangepast.
Info
Via Leave Track wordt de rijmodus TRACK beëindigd en
automatisch naar de rijmodus STREET gewisseld. Daar-
bij geen gas geven.
7.20 Launch Control (optioneel)
K00753-01
Voorwaarden
De rijmodus TRACK (optioneel) is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menupunt Launch Control
op het display is gemarkeerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
97
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij gedeactiveerde
AntiWheeliemodus wordt steigeren van het
voorwiel niet meer door de motorfietstractiecontrole
tegengegaan.
Schakel de AntiWheeliemodus alleen uit, als u
over voldoende ervaring beschikt.
Met de SET-knop de Launch-Control in- of uitschakelen.
7.21 Anti Wheelie Mode (optioneel)
K00753-01
Voorwaarden
De rijmodus TRACK (optioneel) is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menupunt Anti Whee-
lie Mode op het display is gemarkeerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
98
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij gedeactiveerde
AntiWheeliemodus wordt steigeren van het
voorwiel niet meer door de motorfietstractiecontrole
tegengegaan.
Schakel de AntiWheeliemodus alleen uit, als u
over voldoende ervaring beschikt.
Met de SET-knop de AntiWheeliemodus in- of uitschakelen.
7.22 Bluetooth
®
(optioneel)
K00783-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Settings op het dis-
play is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth
®
op het display is
gemarkeerd.
Met de SET-knop de Bluetooth
®
-functie in- of uitschakelen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
99
Info
De functie Bluetooth
®
kan alleen in combinatie
met KTM MY RIDE (optioneel) worden gebruikt.
Bij ingeschakelde Bluetooth
®
-functie verschijnt en knip-
pert het Bluetooth
®
-symbool op het display van het gecom-
bineerde instrument. Zodra een apparaat is aangesloten,
brandt het Bluetooth
®
-symbool.
7.23 KTM MY RIDE (optioneel)
K00786-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu KTM MY RIDE op het
display is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
In KTM MY RIDE kan een geschikte mobiele telefoon of headset via
Bluetooth
®
met de Connectivity-Control-Unit worden verbonden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
100
Info
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met de Connectivity-Control-Unit te verbinden.
De standaard Bluetooth
®
2.1 moet ondersteund worden.
7.24 Pairing (optioneel)
K00788-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Op het apparaat, dat moet worden verbonden, moet de Blue-
tooth
®
-zichtbaarheid zijn ingeschakeld.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu KTM MY RIDE op het
display is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE Setup op het
display is gemarkeerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het gewenste menupunt
PHONE of HEADSET is gemarkeerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
101
Info
Er kunnen nooit twee mobiele telefoons of twee
headsets gelijktijdig met de Connectivity-Control-Unit
worden verbonden. Slechts één mobiele telefoon
en één headset kunnen gelijktijdig met de
Connectivity-Control-Unit worden verbonden.
In het submenu PHONE kan een geschikte mobiele telefoon
met de Connectivity-Control-Unit worden verbonden.
In het submenu HEADSET kan een geschikte headset met de
Connectivity-Control-Unit worden verbonden.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Bij de eerste koppeling van het apparaat de UP- of DOWNknop
indrukken tot Pairing is gemarkeerd. Door de SETknop in te
drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWN-knop naar het gewenste apparaat navige-
ren. De selectie met de SET-knop bevestigen.
Info
De verbinding van de headset wordt hier afgesloten.
Door bevestiging van de Passkey wordt de verbinding van de
mobiele telefoon succesvol afgesloten.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
102
Info
Bij succesvolle koppeling met een geschikt apparaat
wordt de naam van de gekoppelde mobiele telefoon of
headset in het desbetreffende menu PHONE of HEADSET
weergegeven.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gekoppelde appa-
raat is geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken,
kan het gekoppelde apparaat worden gewist.
Het als laatste verbonden apparaat wordt bij ingescha-
kelde Bluetooth
®
automatisch met de Connectivity-
Control-Unit verbonden zodra het zich binnen bereik
bevindt en niet eerder is gewist.
Niet elke mobiele telefoon of headset is geschikt om
met de Connectivity-Control-Unit te verbinden.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
103
7.25 Audio (optioneel)
K00784-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
bij gekoppelde apparaten eveneens geacti-
veerd.
Headset met geschikt audiotoestel verbonden.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu KTM MY RIDE op het
display is geselecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio op het display is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
104
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
Kort indrukken van de UPknop wisselt naar de volgende audio-
titel.
Door kort drukken op de DOWN-knop worden de audiotitels
vanaf het begin afgespeeld.
Twee keer kort indrukken van de DOWNknop wisselt naar de
vorige audiotitel.
Drukken op de SETknop speelt de audiotitel af of pauzeert de
audiotitel.
Tip
Bij sommige mobiele telefoons moet de audio-player
van de mobiele telefoon worden gestart, voordat weer-
gave mogelijk is.
Voor een eenvoudigere bediening kan de audiofunctie
aan Quick Selector 1 of aan Quick Selector 2 worden toe-
gevoegd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
105
7.26 Telefonie (optioneel)
V01147-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Functie Bluetooth
®
geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
bij gekoppelde apparaten eveneens geacti-
veerd.
Headset met geschikte mobiele telefoon verbonden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
Door de SETknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep aangenomen.
Door de BACKknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep afgewezen.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
106
Info
Belduur en contactpersoon worden weergegeven.
Afhankelijk van de instelling van de mobiele telefoon
wordt de contactpersoon met naam weergegeven.
ERGONOMIE 8
107
8.1 Stuurstand
0
0
AA
S01727-11
Aan de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand boringen
A
15 mm
Het stuur kan in verschillende twee standen worden gemonteerd.
Hierdoor kan het stuur in de aangenaamste positie voor de
bestuurder worden gezet.
Info
KTM adviseert bij races de voorste stuurstand te gebruiken.
8.2 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
8 ERGONOMIE
108
0
0
AA 0
0
11
0
0
BB
0
0
22
33
0
0
44
S01727-10
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen°
2
verwijderen.
Stuur zo positioneren, dat de schroeven
3
toegankelijk zijn.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
3
verwijderen. Stuuradapters
4
verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste stand
A
of
B
zetten. Schroe-
ven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Stuuradapters links en rechts in dezelfde positie monteren.
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden
gelegd.
Stuurklem positioneren. Schroeven
1
monteren en gelijkma-
tig vastdraaien.
ERGONOMIE 8
109
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem M8 20 Nm
8.3 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
S01728-10
Koppelingshendel naar voren drukken.
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8 ERGONOMIE
110
8.4 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
S01729-10
Remhendel naar voren voor drukken.
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef
1
aan
de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
ERGONOMIE 8
111
8.5 Uitgangspositie rempedaal instellen
S01730-10
Moer
1
losdraaien.
Rempedaal omlaag duwen, om de drukstang
2
gemakkelijker
te kunnen draaien.
Drukstang draaien, totdat het rempedaal in de gewenste stand
staat.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Minimaal vijf schroefgangen moeten in het kogelschar-
nier ingeschroefd zijn.
Moer
1
vastdraaien.
8 ERGONOMIE
112
8.6 Trapper van rempedaal instellen
S01731-10
Schroef
1
met trapper van rempedaal verwijderen.
Om de lengte van het rempedaal in te stellen, de trapper van
het rempedaal met behulp van de schroef
1
in één van de
boringen
2
positioneren.
Voorgeschreven waarde
Standaard Middelste boring
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef trapper
rempedaal
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
ERGONOMIE 8
113
8.7 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
00
0
AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
meten tussen de bovenkant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 114)
8 ERGONOMIE
114
8.8 Uitgangspositie versnellingshendel instellen
S01732-10
Moer
1
losdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhou-
den.
Info
Moer
1
heeft linkse schroefdraad.
Moer
3
losdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhou-
den.
Door draaien van de draadstang
2
versnellingshendel instel-
len.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Moer
3
vastdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhou-
den.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M8 12 Nm
Moer
1
vastdraaien en daarbij aan draadstang
2
tegenhou-
den.
ERGONOMIE 8
115
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M8LH 12 Nm
8.9 Versnellingshendelvlak instellen
E00707-10
Schroef
1
met versnellingshendelvlak verwijderen.
Versnellingshendelvlak met schroef afhankelijk van
de gewenste hendellengte in een van de boringen
2
positioneren.
Voorgeschreven waarde
Standaard Middelste boring
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendelvlak
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
8 ERGONOMIE
116
8.10 Helling van het gecombineerde instrument instellen
Info
De helling van het gecombineerde instrument kan door de klem op het stuur traploos worden ingesteld.
E00715-11
Stekker
1
met manchet losmaken.
E00725-10
Kabeldoorvoer
2
uit knipperlichtafdekking nemen.
ERGONOMIE 8
117
E00726-10
Schroef
3
met de zeskantsleutel uit het boordgereedschap
losdraaien.
Inbussleutel met kogelkop (61329099200)
Helling van het gecombineerde instrument instellen.
Info
Het gecombineerde instrument mag ook na het werk
geen andere componenten raken.
Schroef
3
met de zeskantsleutel uit het boordgereedschap
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef klem gecom-
bineerd instrument
M6 2 Nm
E00725-10
Kabeldoorvoer
2
in knipperlichtafdekking monteren.
8 ERGONOMIE
118
E00715-11
Stekker
1
met manchet bevestigen.
INBEDRIJFSTELLING 9
119
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
9 INBEDRIJFSTELLING
120
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-
garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Stel de motorfiets in op uw behoeften zoals beschreven in het hoofdstuk Ergonomie.
INBEDRIJFSTELLING 9
121
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het bestu-
ren van de motorfiets. Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden.
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 10.250 1/min
Vol gas geven vermijden!
9 INBEDRIJFSTELLING
122
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van de koffer of de tanktas heeft invloed op het rijgedrag.
De koffer en tanktas volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met kof-
fers of andere bagage.
Maximale snelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVernietiging van het koffersysteem.
Als u bagagekoffers op uw motorfiets heeft gemonteerd, moet u ook de aanwijzingen van de fabrikant
over de maximale belading in acht nemen.
INBEDRIJFSTELLING 9
123
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandEen heet uitlaatsysteem kan de bagage doen verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en
moet het gewicht gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
9 INBEDRIJFSTELLING
124
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 418 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 160 kg
Maximale asbelasting achter 260 kg
RIJ-INSTRUCTIES 10
125
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 262)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 199)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 204)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 202)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 207)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 253)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 180)
Kettingspanning controleren. ( pag. 182)
Bandentoestand controleren. ( pag. 219)
Bandenspanning controleren. ( pag. 221)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Instelling achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10 RIJ-INSTRUCTIES
126
10.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 10
127
E00711-10
Motorfiets van de zijstandaard nemen en op de motorfiets gaan
zitten.
De race-on-sleutel binnen bereik van het stuurslot brengen.
Ervoor zorgen dat de race-on-sleutel tijdens rijden binnen
bereik blijft.
Voorgeschreven waarde
Maximale reikwijdte van de
race-on-sleutel rondom het
stuurslot
1,5 m
Info
Gereduceerde batterijspanning van de race-on-sleutel
en storende radiogolven kunnen de reikwijdte verminde-
ren.
Als de batterijspanning van de race-on-sleutel te laag
is, een van de sleutels in het bereik van het stuurslot
( pag. 43) leggen en na het starten weer veilig opber-
gen.
Controleer of de noodstopschakelaar/e-startknop zich in de
middelste stand bevindt.
Contact inschakelen, hiervoor de raceonknop kort indruk-
ken (maximaal 1 seconde).
De besturing wordt ontgrendeld.
10 RIJ-INSTRUCTIES
128
De functiecontrole van het gecombineerde instrument uit-
gevoerd.
Het ABSwaarschuwingslampje gaat uit, als het voertuig
rijdt.
Info
Als de stuurvergrendeling niet ontgrendelt, het stuur
iets bewegen.
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair brandt.
E00712-10
Noodstopschakelaar/e-startknop in de onderste stand druk-
ken.
RIJ-INSTRUCTIES 10
129
Info
De noodstopschakelaar/e-startknop pas in de onderste
stand drukken, als de functiecontrole van het gecom-
bineerde instrument is afgesloten.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het
starten gas wordt gegeven, wordt geen brandstof inge-
spoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden lang de noodstopschakelaar/e-
startknop in de onderste stand drukken. Tot de vol-
gende startpoging minimaal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met
uitgeklapte zijstandaard naar een versnelling schakelt,
blijft de motor stilstaan.
10 RIJ-INSTRUCTIES
130
10.3 LaunchControl (optioneel)
H02000-01
De LaunchControl is een optionele functie van de voertuigelektro-
nica.
De LaunchControl past het motortoerental aan om de optimale
acceleratie te bereiken.
De LaunchControl kan maximaal drie keer achtereen voor begin-
nen met rijden worden gebruikt. Om motor, transmissie en koelsys-
teem te beschermen tegen overbelasting, wordt de LaunchControl
na de derde keer beginnen met rijden tijdelijk gedeactiveerd.
De LaunchControl wordt ook gedeactiveerd als niet meer aan alle
voorwaarden voor de activering wordt voldaan.
De LaunchControl wordt in de volgende gevallen weer vrijgegeven:
de motor draait minstens drie minuten, de motor is 20 minuten uit
of er is een afstand van 1,5 km (0,93 mi) afgelegd.
10.4 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig
voorzichtig gasgeven.
RIJ-INSTRUCTIES 10
131
10.5 Beginnen met rijden met LaunchControl (optioneel)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe LaunchControl maakt zeer snelle acceleratie mogelijk die voor onervaren
bestuurders moeilijkheden kan opleveren.
Gebruik de Launch-Control alleen als u over voldoende ervaring beschikt.
Gebruik de LaunchControl niet op de openbare weg.
H02000-01
Voorwaarde
De rijmodus TRACK (optioneel) is geactiveerd.
De eerste versnelling is geschakeld.
TC-controlelampje brandt niet.
Koelmiddeltemperatuur: > 60 °C
Totale afgelegde afstand: > 1.000 km
LaunchControl in het gecombineerde instrument active-
ren.
Het TCcontrolelampje knippert snel.
Bij aangetrokken koppelingshendel vol gas geven.
Het motortoerental wordt geregeld.
6.500 1/min
Koppelingshendel snel maar gedoseerd vrijgeven.
10 RIJ-INSTRUCTIES
132
10.6 Quickshifter+ (optioneel)
H01989-10
Als de Quickshifter+ (optioneel) is geactiveerd, kan zonder bedie-
ning van de koppeling in een hogere of lagere versnelling worden
geschakeld.
Omdat de gashendel niet moet worden gesloten, kan zonder onder-
brekingen worden geschakeld.
De Quickshifter+ herkent aan de hand van de schakelaspositie of
er moet worden geschakeld en zendt een overeenkomstig signaal
naar de motorbesturing.
Als de Quickshifter+ in het gecombineerde instrument is gedeacti-
veerd, moet bij elke keer schakelen zoals gebruikelijk de koppeling
worden bediend.
RIJ-INSTRUCTIES 10
133
10.7 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de bijrijder van de motorfiets vallen.
Ervoor zorgen dat de bijrijder correct op de buddyseat zit, de voeten op de voetsteunen van de bijrij-
der zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in
acht.
10 RIJ-INSTRUCTIES
134
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
RIJ-INSTRUCTIES 10
135
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringt stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Aanwijzing
Beschadiging van de aandrijvingDe aandrijving raakt door verkeerd gebruik van de Quickshifter+ beschadigd.
Alleen als de functie in het gecombineerde instrument is geactiveerd, kan de Quickshifter+ worden gebruikt.
Als de koppelingshendel wordt aangetrokken, is de Quickshifter+ niet actief.
Gebruik de Quickshifter+ alleen in het aangegeven, toegestane toerentalbereik.
10 RIJ-INSTRUCTIES
136
Info
Treden tijdens het rijden ongewone geluiden op, onmiddellijk stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
402299-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie e.d.),
kunt u naar hogere versnellingen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn
weergegeven op de afbeelding. De vrije stand bevindt
zich tussen de 1e en 2e versnelling. De 1e versnelling
is de start- of bergversnelling.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Slechts zo veel gas geven als de rijbaan en de weersomstandig-
heden toestaan. Vooral in bochten mag niet worden geschakeld
en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
RIJ-INSTRUCTIES 10
137
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruispunt,
hoeft u alleen de koppelingshendel te trekken en de
noodstopschakelaar/e-startknop in de onderste stand
te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of
stilstaat.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk
begint te branden, moet u meteen stoppen en de motor uit-
schakelen. Contact opnemen met geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het storinglampje gaat branden, moet
u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het algemene waarschuwingslampje
gaat branden, toont het display 10 seconden een melding.
Info
Bijzonder belangrijke meldingen worden in het
menu Warning opgeslagen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
138
Als de waarschuwing glad wegdek op het gecombineerde
instrument verschijnt, is een glad wegdek mogelijk. De
snelheid aanpassen aan de gewijzigde situatie.
H01997-10
Voorwaarde
Quickshifter+ (optioneel) geactiveerd.
Als de Quickshifter+ in het gecombineerde instrument
is geactiveerd, kunt u in het aangegeven toerentalbereik
schakelen zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het minimale motortoerental in toeren per minuut
om in een hogere versnelling te schakelen, ziet u in
de afbeelding.
Trek de versnellingshendel snel helemaal tot de
aanslag, zonder de stand van de gashendel te wijzi-
gen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
139
H01997-11
Als de Quickshifter+ in het gecombineerde instrument
is geactiveerd, kunt u in het aangegeven toerentalbereik
schakelen zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het maximale motortoerental in toeren per minuut
om in een lagere versnelling te schakelen, ziet u in
de afbeelding.
Trek de versnellingshendel snel helemaal tot de
aanslag, zonder de stand van de gashendel te wijzi-
gen.
10.8 MSR (optioneel)
402423-01
De MSR is een optionele functie van de motorbesturing.
Als de motorremwerking te hoog wordt, verhindert de MSR, dat het
achterwiel tijdens het rechtuitrijden blokkeert of bij schuine stand
wegglijdt.
Om slippen van het achterwiel te voorkomen, opent de MSR de
smoorkleppen slechts zover als absoluut noodzakelijk is.
De MSR wordt ingezet op oppervlakken waar de wrijvingswaarde te
laag is om de Anti-Hopping-koppeling te openen.
Om de rijveiligheid verder te verhogen, is de MSR afhankelijk van
de schuine stand.
10 RIJ-INSTRUCTIES
140
Info
Bij uitgeschakeld ABS, uitgeschakelde MTC of actieve
ABS Mode SMOTO is de MSR niet actief.
10.9 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of met bagage rijdt.
RIJ-INSTRUCTIES 10
141
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhin-
deren.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt, wisselende straatoppervlakken, steile hellingen
of hard remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
10 RIJ-INSTRUCTIES
142
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op
zandige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat
de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde
ondergrond afremt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snel-
heid naar een lagere versnelling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen
terug en hierbij de motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en
raken de remmen niet oververhit.
RIJ-INSTRUCTIES 10
143
10.10 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Als een geldige transponder binnen bereik is, kan het voertuig worden gestart.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de race-on-sleutel of de zwarte contactsleutel zich rond
het voertuig bevindt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
10 RIJ-INSTRUCTIES
144
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Contact uitschakelen, hiervoor de raceonknop bij ingeschakeld contact kort indrukken (maximaal
1 seconde).
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot de race-on-knop inge-
schakeld blijft, wordt de stroomvoeding van de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor
raakt de accu leeg. De motor daarom altijd met de raceonknop uitzetten, de noodstopschakelaar is
uitsluitend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur naar links draaien en de raceonknop lang indrukken (minstens 2 seconden).
De besturing wordt geblokkeerd.
Info
Als de stuurvergrendeling niet vergrendelt, het stuur iets bewegen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
145
10.11 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
146
10.12 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
RIJ-INSTRUCTIES 10
147
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
E00705-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 46)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
A
van de vul-
opening met brandstof vullen.
Brandstoftankinhoud
totaal ca.
18 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 311)
Tankdop sluiten. ( pag. 48)
11 SERVICESCHEMA
148
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
11.2 Verplichte werkzaamheden
om de twee jaar
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Uitlaatkleppenbesturing controleren met KTMdiagnosetool.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motorolie vervangen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 263)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 202)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 207)
Remschijven controleren. ( pag. 197)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
SERVICESCHEMA 11
149
om de twee jaar
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 199)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 204)
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 191)
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. Service afhankelijk van behoefte en
gebruiksdoel uitvoeren.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 172)
Balhoofdlagerspeling controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 219)
Bandenspanning controleren. ( pag. 221)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 186)
Kettingspanning controleren. ( pag. 182)
Wiellagerspeling meten, wiellagers en achterwielnaaf invetten.
Controleren of de achterwielmoer (rechter zijkant) het voorgeschreven aanhaalmoment
heeft.
11 SERVICESCHEMA
150
om de twee jaar
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Bougies vervangen (luchtfilter gedemonteerd).
Klepspeling controleren (luchtfilter en bougies gedemonteerd).
SLS-membranen vervangen.
Kabels controleren op beschadiging en montage zonder knikken (brandstoftank uitge-
bouwd).
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 253)
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen.
Brandstofdruk controleren.
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 245)
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Foutgeheugen na proefrit uitlezen met KTM-diagnosetool.
Serviceweergave met KTM-diagnosetool resetten.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
SERVICESCHEMA 11
151
11.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de vier jaren
ieder jaar
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Olievernevelaars voor koppelingsmering controleren/reinigen.
Achterbruglagers controleren.
Wiellager controleren.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controle-
ren of ze gemakkelijk bewegen.
Aftapslangen legen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchet-
ten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Antivries controleren.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Koelmiddel verversen.
Eenmalig interval
Periodiek interval
12 CHASSIS AFSTELLEN
152
12.1 Voorvork/schokdemper
M01494-10
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden, om het
chassis aan te passen aan de rijstijl en eventuele extra belading.
Info
De aanbevelingen voor de chassisafstelling zijn samengevat
in tabel
1
. De tabel is aan de onderkant van het bestuur-
derszadel aangebracht.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts
de basis voor de afstelling van het chassis. Als van de richtwaar-
den wordt afgeweken, kunnen de rijeigenschappen verslechteren,
vooral bij hoge snelheden.
12.2 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
CHASSIS AFSTELLEN 12
153
E00702-10
Witte stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de linker vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COMP (witte stelschroef). De uitgaande
demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 9 klikken
Volledige nuttige last 9 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
12 CHASSIS AFSTELLEN
154
12.3 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
E00703-10
Rode stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 9 klikken
Volledige nuttige last 9 klikken
CHASSIS AFSTELLEN 12
155
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
12.4 Ingaande demping schokdemper
E00701-10
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee
bereiken; high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee
het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high-speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden
over een asfaltrand. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low-speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden
over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij
langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang
tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigin-
gen in het high speed-bereik van de ingaande demping ook van
invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
12 CHASSIS AFSTELLEN
156
12.5 Ingaande demping low speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
E00699-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
CHASSIS AFSTELLEN 12
157
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Volledige nuttige last 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
12.6 Ingaande demping high speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
12 CHASSIS AFSTELLEN
158
E00700-10
Stelschroef
1
met een dopsleutel met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 1,5 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1,5 omw
Volledige nuttige last 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
CHASSIS AFSTELLEN 12
159
12.7 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
E00698-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
12 CHASSIS AFSTELLEN
160
12.8 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met montagestandaard (ingestoken) opkrikken.
( pag. 168)
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en
een vast punt meten, bijvoorbeeld een markering aan de ach-
terbekleding.
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van montagestandaard (ingestoken) nemen.
( pag. 170)
CHASSIS AFSTELLEN 12
161
12.9 Statische veerweg schokdemper controleren
400989-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 160)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste
punt.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Volle brandstoftank (stan-
daard)
20 mm
Volle brandstoftank (races) 14 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 162)
12 CHASSIS AFSTELLEN
162
12.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk verande-
ren.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met
bagage en bijrijder en zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
Voorwerk
Voorwaarde
Achterbrug is ontlast.
CHASSIS AFSTELLEN 12
163
E00697-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Stelring
2
met de haaksleutel uit het boordgereedschap
tegen de klok in draaien, totdat de veer helemaal ontspannen
is.
Haaksleutel schokdemper (61329083000)
12 CHASSIS AFSTELLEN
164
402002-10
Veer door het draaien van de stelring
2
op de aangegeven
maat
A
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Comfort 8 mm
Standaard 8 mm
Sport 8 mm
Volledige nuttige last 9 mm
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de voorspanning,
draaien tegen de klok in verlaagt de voorspanning van
de veren.
Voor races moet overeenkomstig meer voorspanning
worden geselecteerd.
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring
schokdemper
M5 5 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
165
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
E00695-01
Adapter in de hefbok achter plaatsen.
Hefbok achterwiel schommelarm (61329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok in de wielas positioneren en
motorfiets opkrikken.
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
166
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard
1
plaatsen.
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 165)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
167
E00696-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Hefbok vooraan met de vork-
poten uitlijnen.
Voorwiel-hefbok klein (61129965000)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
168
402777-01
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
13.5 Motorfiets met montagestandaard (ingestoken) opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
169
R01907-10
Montagestandaard met kunststofbus in de opening van de ach-
terbrugbout laten grijpen. Passende hoogte en breedte van de
montagestandaard kiezen.
Montagebok (62529055100)
Motorfiets opkrikken.
Info
Controleren of de montagestandaard goed zit.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
170
13.6 Motorfiets van montagestandaard (ingestoken) nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
171
R01907-10
Motorfiets van de montagebok nemen en op zijstandaard zet-
ten.
Montagestandaard verwijderen.
Montagebok (62529055100)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
172
13.7 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
T00511-11
Vuilschrapers
1
aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de vork-
stangen af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 316)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
173
13.8 Bijrijderzadel verwijderen
E00693-10
De race-on-sleutel of zwarte contactsleutel in het zadelslot
1
steken en met de klok mee draaien.
Bijrijderzadel vooraan optillen en naar voren uit de houder
trekken.
Bijrijderzadel verwijderen.
Sleutel eruit trekken.
13.9 Bijrijderzadel monteren
401922-10
De uitsparingen in het bijrijderzadel bij de geleidingen
1
vasthaken, voor neerlaten en tegelijkertijd naar achteren schui-
ven.
De vergrendelingsbout
2
in de slotbehuizing positioneren en
bijrijderzadel vooraan omlaag duwen.
De vergrendelingsbout vergrendelt met een hoorbare klik.
Controleren of het bijrijderzadel correct is gemonteerd.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
174
13.10 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 173)
E00694-10
Hoofdwerk
Bestuurderszadel achter optillen.
Bestuurderszadel vooraan losmaken en verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
175
13.11 Bestuurderszadel monteren
401921-10
Hoofdwerk
Uitsparingen
1
van bestuurderszadel aan brandstoftank vast-
haken, tegelijkertijd bestuurderszadel naar voren schuiven en
achter neerlaten.
Het uitsteeksel
2
bevindt zich in de uitsparing.
Controleren of het bestuurderszadel correct is gemonteerd.
Nawerk
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 173)
13.12 Helmbeveiliging op voertuig monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gemonteerde helmbeveiliging of een gemonteerde helm beïnvloeden het rij-
gedrag nadelig.
Gebruik de helmbeveiliging niet voor het bevestigen van een helm of andere voorwerpen tijdens het
rijden.
Verwijder de helmbeveiliging voor het rijden.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
176
Info
Met de staalkabel uit het boordgereedschap kan de helm op het voertuig worden beveiligd tegen diefstal.
E00692-10
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 173)
De staalkabel
1
uit het boordgereedschap met de lus op het
uitsteeksel
2
positioneren.
Staalkabel (60012015000)
De staalkabel door de helmopening halen.
De vrije lus van de staalkabel op het uitsteeksel
3
positione-
ren.
Helm voorzichtig achter aan voertuig positioneren.
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 173)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
177
13.13 Einddemper demonteren
V01153-10
Schroef
1
verwijderen.
Uitlaatklem verwijderen.
R01827-10
Schroef
2
met ring verwijderen.
Einddemper verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
178
V01152-10
Afdichtring
3
verwijderen.
13.14 Einddemper monteren
V01152-11
Afdichtring
1
monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
179
R01827-10
Einddemper positioneren.
Schroef
2
met ring monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M8 25 Nm
V01153-11
Uitlaatklem positioneren.
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef uitlaatklem
aan einddemper
M6 8 Nm
Schroef
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M8 25 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
180
13.15 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 180)
13.16 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
181
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Regelmatige reiniging verlengt de levensduur van de ketting.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 165)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 315)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 315)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 165)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
182
13.17 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 165)
E00691-10
Hoofdwerk
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Bij glijblok in het bereik van de markeringen
A
en
B
de
ketting omhoog duwen en de kettingspanning bepalen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
183
Info
Het onderste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
De bovenkant van de ketting bevindt zich tussen de marke-
ringen
A
en
B
.
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 184)
H00380-11
Controleren of de sluitdoppen
1
stevig vastzitten en niet zijn
beschadigd.
» Als de sluitdoppen beschadigd of los zijn:
Sluitdoppen vervangen.
Sluitdop achterbrug (61304041100)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 165)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
184
13.18 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 165)
Kettingspanning controleren. ( pag. 182)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
185
E00690-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Kettingspanning door draaien van de naafbehuizing instellen.
Contrasleutel (61329085000)
Greep voor contrasleutel (60012060000)
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de kettingspanning,
draaien tegen de klok in verlaagt de kettingspanning.
Het vereiste gereedschap bevindt zich in het boordge-
reedschap.
Kettingspanning controleren. ( pag. 182)
De kettingspanning komt overeen met de voorgeschreven
waarde.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef excenter M16 70 Nm
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 165)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
186
13.19 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 165)
100132-10
Hoofdwerk
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
187
00
0
402004-11
Overbrengingssysteem in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangege-
ven gewicht
A
.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand
B
van
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
188
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud,
versleten kettingwiel of ketting-aandrijfwiel.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen
sluitschakel.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
189
E00689-10
Glijblok aan de uitsparing op slijtage controleren.
»
Als de klinknagel
1
van de ketting niet meer aan de
onderkant
C
van de uitsparing van het glijblok te zien is:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M5 5 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
190
E00688-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de ketting zich op dezelfde hoogte of
onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M8 25 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 165)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
191
13.20 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
192
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingskabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
193
S01738-01
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Vloeistofpeil controleren.
Het vloeistofpeil moet tussen de markeringen MIN en MAX
liggen.
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Schroefdop
1
met membraan
2
en ring verwijderen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 313)
Schroefdop
1
met membraan
2
en ring monteren
en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen
met water afspoelen.
14 REMSYSTEEM
194
14.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS)
H01998-10
De ABS-unit
1
bestaat uit een hydraulische unit, besturingsunit
met remelektronica en retourpomp, en is aan de rechterkant van
het voertuig onder de brandstoftank gemonteerd. Er bevindt zich
een wieltoerentalsensor
2
aan het voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem
alleen doordraaien (burn out) als ABS is uitgeschakeld
en nooit op de openbare weg.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkun-
dig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
195
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verze-
keringAls de ABS compleet wordt uitgeschakeld, vervalt
de toelating van het voertuig voor de openbare weg.
Het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op
de openbare weg gebruiken, indien de ABS compleet
wordt uitgeschakeld.
Het ABS is een veiligheidssysteem dat het blokkeren en wegglij-
den van de wielen tijdens het remmen binnen de fysische grenzen
verhindert.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen
ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhinderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Het ABS heeft twee modi, de ABSmodus ROAD en de ABSmodus
SMOTO.
In de ABS-modus ROAD regelt het ABS beide wielen.
14 REMSYSTEEM
196
In de ABS-modus SMOTO regelt het ABS alleen het voorwiel.
Aan het achterwiel vindt er geen ABS-regeling plaats. Het
ABScontrolelampje°
3
knippert langzaam om u aan de actieve
ABSmodus SMOTO te herinneren.
Info
In de ABSmodus SMOTO kan het achterwiel blokkeren
gevaar voor vallen.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Als de besturingsunit voor
de remelektronica de blokkeerneiging van het wiel kent, begint
het ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling
is merkbaar aan een licht pulserende remhendel resp. licht pulse-
rend rempedaal.
Het ABScontrolelampje
3
moet na het inschakelen van de ont-
steking gaan branden en nadat het voertuig is gaan rijden weer
uitgaan. Als het lampje na het optrekken niet uitgaat of tijdens
het rijden brandt, duidt dit op een fout in het ABS-systeem. Het
ABS is dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen
blokkeren. Het remsysteem zelf blijft gewoon werken, alleen de
ABS-regeling valt uit.
Het ABScontrolelampje kan ook gaan branden, als in extreme rij-
situaties het toerental van het voor- en achterwiel sterk van elkaar
afwijkt, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het achterwiel door-
draait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
REMSYSTEEM 14
197
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat uit als het voertuig begint te
rijden.
MSC
De MSC is een extra functie naast het ABS die het blokkeren en
wegglijden van de wielen tijdens het remmen in schuine stand
(bochten) kan voorkomen.
Door de 5Dsensor is de ABS-regeling nu afhankelijk van de hoek
in lengte- en dwarsas.
Info
De MSC is alleen in de ABS-modus ROAD actief.
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
198
100135-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak
1
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
REMSYSTEEM 14
199
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
E00686-11
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir
1
controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering
A
is
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 200)
14 REMSYSTEEM
200
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 14
201
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 202)
14 REMSYSTEEM
202
E00685-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 313)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.5 Remplaketten van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
203
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
E00684-10
Controleren of alle remplaketten aan beide remklauwen de
minimale plaketdikte
A
hebben.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Alle remplaketten aan beide remklauwen controleren op
beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
14 REMSYSTEEM
204
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
E00683-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir
1
controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN-markering
A
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 205)
REMSYSTEEM 14
205
14.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
14 REMSYSTEEM
206
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 207)
REMSYSTEEM 14
207
E00682-11
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met ring en membraan
2
verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering
A
bijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 313)
Schroefdop
1
met ring en membraan
2
monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.8 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
208
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
500320-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
WIELEN, BANDEN 15
209
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 165)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 166)
R01777-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
aan beide remklauwen verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door de remklauwen
licht naar de zijkant te kantelen. Remklauwen voorzichtig naar
achteren van de remschijven trekken en opzij hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als de remklauwen verwijderd
zijn.
R01778-10
Schroef
2
en schroeven
3
losdraaien.
Schroef
2
ca. 6 slagen losdraaien en met de hand op de
schroef duwen, om de steekas uit de asopname te schuiven.
Schroef
2
verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN
210
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijven
niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
309489-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
WIELEN, BANDEN 15
211
15.2 Voorwiel monteren
309490-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen rei-
nigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 315)
309491-10
De brede afstandsbus
2
in looprichting links plaatsen.
Info
De pijl
B
geeft de looprichting van het voorwiel aan.
Het ABSsensorwiel bevindt zich in de looprichting
links.
De smalle afstandsbus in looprichting rechts plaatsen.
15 WIELEN, BANDEN
212
R01780-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Schroef
3
en steekas
4
reinigen.
Steekas
4
licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 315)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
WIELEN, BANDEN 15
213
R01777-11
Remklauwen positioneren en daarbij letten op correcte plaat-
sing van de remplaketten.
Schroeven
5
aan beide remklauwen monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en een drukpunt aanwezig is. Rem-
hendel ingedrukt vastzetten.
Remklauwen worden uitgelijnd.
Schroeven
5
aan beide remklauwen vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
klauw voor
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 167)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 165)
15 WIELEN, BANDEN
214
M01495-10
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 165)
Einddemper demonteren. ( pag. 177)
B04149-10
Hoofdwerk
Binnenste borgdraad
1
verwijderen.
Buitenste borgdraad
2
verwijderen.
WIELEN, BANDEN 15
215
B04139-10
Achterwielrem door een assistent laten bedienen.
Moeren
3
losschroeven en met ring
4
verwijderen.
B04138-10
Achterwiel verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN
216
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
WIELEN, BANDEN 15
217
E00180-10
Hoofdwerk
Achterwiellagers controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de achterwiellagers beschadigd of versleten zijn:
Wiellager achter vervangen.
Schroefdraad van wielas en asmoer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 315)
Achterwiel op wielas schuiven.
De meenemerbouten
1
grijpen in de boringen van de
velg
A
.
15 WIELEN, BANDEN
218
E00181-10
Ring
2
en moer
3
monteren.
Achterwielrem door een assistent laten bedienen.
Moer
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer wielas
achter
M50x1,5 250 Nm
Schroefdraad
ingevet/borgdraad met
borglak verzegelen
E00182-10
Buitenste borgdraad
4
monteren.
Binnenste borgdraad
5
monteren.
De pennen van de borgdraden grijpen in de boringen van
de wielas.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 165)
Einddemper monteren. ( pag. 178)
WIELEN, BANDEN 15
219
15.5 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
15 WIELEN, BANDEN
220
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rem- en rijgedrag van het
voertuig.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale
wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
WIELEN, BANDEN 15
221
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
15 WIELEN, BANDEN
222
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning zonder bijrijder
voor: bij koude band 2,5 bar
achter: bij koude band 2,5 bar
Bandenspanning met bijrijder/volledige nuttige belasting
voor: bij koude band 2,5 bar
achter: bij koude band 2,9 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
ELEKTRONICA 16
223
16.1 Dagrijlicht (DRL)
E00681-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht geen
vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan de
automatische omschakeling tussen dagrijlicht en dimlicht
slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is geselec-
teerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het menu
uitschakelen, zodat het dimlicht permanent is inge-
schakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dag-
rijlicht.
Het dagrijlicht (DRL)/zijlicht is geïntegreerd in de koplamp. Het
dagrijlicht brandt helderder dan het zijlicht.
Het dagrijlicht mag alleen bij goed zicht worden ingeschakeld.
De helderheidssensor in het gecombineerde instrument zorgt voor
de regeling. Bij goed zicht wordt het dimlicht met zijlicht uitge-
schakeld en het dagrijlicht ingeschakeld.
Bij uitgeschakeld dagrijlicht brandt het dimlicht met zijlicht.
16 ELEKTRONICA
224
Bij groot licht of seinlicht wordt het dagrijlicht automatisch op zij-
licht omgesteld.
16.2 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Voorwerk
Contact uitschakelen, hiervoor de raceonknop bij ingescha-
keld contact kort indrukken (maximaal 1 seconde).
ELEKTRONICA 16
225
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 173)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 174)
T00488-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Afdekking
2
achteraan optillen en naar achteren trekken.
Afdekking omhoog klappen.
L01483-10
Minkabel
3
van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
4
verwijderen en pluskabel van de accu
loskoppelen.
Accu
5
uit het accuvak nemen.
16 ELEKTRONICA
226
16.3 Accu monteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
ELEKTRONICA 16
227
L01484-10
Hoofdwerk
Afdekking
1
omhoog klappen.
Accu
2
in het accuvak plaatsen.
Accu (YTX14-BS) ( pag. 294)
L01483-11
Pluskabel positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Pluspoolafdekking
3
monteren.
Minkabel
4
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
16 ELEKTRONICA
228
V01154-10
Afdekking
1
positioneren.
Schroefkoppen
A
grijpen in de uitsparingen
B
.
Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 175)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 173)
Tijd en datum instellen.
ELEKTRONICA 16
229
16.4 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuAccu's bevatten milieubelastende materialen.
Gooi de accu niet bij het huishoudelijk afval.
Geef de accu's af bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
16 ELEKTRONICA
230
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart, moet hij meteen weer worden opgeladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulfatatie op en dat kan leiden tot ver-
nietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Als de accu niet met een acculader van KTM wordt opgeladen, moet de accu voor het laden worden gede-
monteerd. Anders kunnen componenten beschadigd raken door overspanning. De accu laden volgens de
gegevens op het accuhuis.
Voorwerk
Contact uitschakelen, hiervoor de raceonknop bij ingescha-
keld contact kort indrukken (maximaal 1 seconde).
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 173)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 174)
ELEKTRONICA 16
231
T00488-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Afdekking
2
achteraan optillen en naar achteren trekken.
Afdekking omhoog klappen.
L01483-12
Minkabel
3
van de accu loskoppelen om beschadiging van
de boordelektronica te voorkomen.
Pluspoolafdekking
4
verwijderen.
16 ELEKTRONICA
232
602678-01
Acculader op de accu aansluiten. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het start-
vermogen van de accu en dynamo testen. Bovendien kan met
deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, die
op het accuhuis is aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu loskoppe-
len.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
Accu regelmatig bijladen
als de motorfiets niet wordt
gebruikt
3 maanden
ELEKTRONICA 16
233
L01483-12
Pluspoolafdekking
4
monteren.
Minkabel
3
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
16 ELEKTRONICA
234
V01154-11
Afdekking
2
positioneren.
Schroefkoppen
A
grijpen in de uitsparingen
B
.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 175)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 173)
Tijd en datum instellen.
ELEKTRONICA 16
235
16.5 Batterij van de race-on-sleutel vervangen
S01740-10
Sleutelbaard van de race-on-sleutel openklappen.
Onderste helft van de race-on-sleutel in pijlrichting schuiven
en verwijderen.
S01739-10
Batterijafdekking
1
verwijderen.
Batterij
2
verwijderen.
Nieuwe batterij met het opschrift omhoog plaatsen.
Batterij voor race-on-sleutel (CR 2032) ( pag. 294)
Batterijafdekking
1
monteren.
16 ELEKTRONICA
236
S01740-11
Onderste helft van de race-on-sleutel plaatsen en in pijlrich-
ting vergrendelen.
16.6 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voorwerk
Contact uitschakelen, hiervoor de raceonknop bij ingescha-
keld contact kort indrukken (maximaal 1 seconde).
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 173)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 174)
ELEKTRONICA 16
237
T00488-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Afdekking
2
achteraan optillen en naar achteren trekken.
Afdekking omhoog klappen.
500327-11
Beschermkappen
3
verwijderen.
16 ELEKTRONICA
238
C00935-10
Defecte hoofdzekering
4
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smelt-
draad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
5
.
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers
van het voertuig gezekerd.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109130) ( pag. 294)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkappen monteren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
ELEKTRONICA 16
239
V01154-12
Afdekking
2
positioneren.
Schroefkoppen
B
grijpen in de uitsparingen
C
.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 175)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 173)
Tijd en datum instellen.
16 ELEKTRONICA
240
16.7 Zekeringen in zekeringenblok vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Contact uitschakelen, hiervoor de raceonknop bij ingescha-
keld contact kort indrukken (maximaal 1 seconde).
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 173)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 174)
ELEKTRONICA 16
241
T00488-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Afdekking
2
achteraan optillen en naar achteren trekken.
Afdekking omhoog klappen.
500329-11
Zekeringenblokdeksel
3
openen.
16 ELEKTRONICA
242
E00680-10
Zekeringen controleren.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smelt-
draad
A
.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - voedingsspanning besturingsunits en
componenten
Zekering 2 - 10 A - constant plus voor extra apparatuur
Zekering 3 - 10 A - constant plus voor koplamp
Zekering 4 - 10 A - constant plus voor koplamp
Zekering 5 - 10 A - ECU
Zekering 6 - 25 A - ABSretourpomp
Zekering 7 - 15 A - hydraulische ABSunit
Zekering 8 - geen functie
Zekering 9 - geen functie
Zekering 10 - geen functie
Zekering res - 10 A - reservezekeringen
Zekering res - 15 A - reservezekering
Zekering res - 25 A - reservezekering
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
ELEKTRONICA 16
243
Zekering (58011109110) ( pag. 294)
Zekering (58011109115) ( pag. 294)
Zekering (58011109125) ( pag. 294)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
16 ELEKTRONICA
244
V01154-12
Afdekking
2
positioneren.
Schroefkoppen
B
grijpen in de uitsparingen
C
.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 175)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 173)
ELEKTRONICA 16
245
16.8 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en ter hoogte van het midden van de dimlichtlamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op een afstand
A
loodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en bijrij-
der, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 246)
16 ELEKTRONICA
246
16.9 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 245)
E00679-10
Hoofdwerk
Met de stelschroef
1
de lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel-
breedte en draaien tegen de klok in versmalt de licht-
bundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
Schroef
1
borgt ook de koplamp. Controleer of de
schroef steeds ver genoeg is ingeschroefd.
ELEKTRONICA 16
247
400726-11
Koplamp op markering
B
instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en bijrij-
der, precies op de onderste markering
B
liggen.
16.10 USB-kabel aansluiten
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 173)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 174)
Opbergvak openen. ( pag. 50)
16 ELEKTRONICA
248
V01148-10
Hoofdwerk
Geschikte USB-kabel met de USB-aansluiting
1
verbinden.
USB-kabel in het bereik
A
naar achteren leggen.
USB-kabel met het apparaat verbinden en in de houder
2
vastmaken.
Info
Afhankelijk van de grootte van het apparaat is een
hoekstekker een voordeel.
Voorwerpen in het opbergvak altijd aanvullend tegen
vocht beschermen.
Kabel zodanig opbergen, dat deze niet beschadigd
raken.
Nawerk
Opbergvak sluiten. ( pag. 51)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 175)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 173)
ELEKTRONICA 16
249
16.11 USB-kabel loskoppelen
Voorwerk
Bijrijderzadel verwijderen. ( pag. 173)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 174)
Opbergvak openen. ( pag. 50)
16 ELEKTRONICA
250
V01149-10
Hoofdwerk
USB-kabel uit de houder
1
verwijderen en van het apparaat
scheiden.
USB-kabel in het bereik
A
voorzichtig naar voren uitnemen.
USB-kabel van de USB-aansluiting
2
scheiden.
Nawerk
Opbergvak sluiten. ( pag. 51)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 175)
Bijrijderzadel monteren. ( pag. 173)
ELEKTRONICA 16
251
16.12 Diagnosestekker
H01949-01
De diagnosestekker
1
bevindt zicht onder het bestuurderszadel.
16.13 ACC1 en ACC2 vooraan
E00777-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1
1
en ACC2
2
voor bevinden
zich achter de afdekking rechts tussen de kroonplaten.
16 ELEKTRONICA
252
16.14 ACC1 en ACC2 achterzijde
E00778-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1
1
en ACC2
2
achter bevin-
den zich onder het zadel.
KOELSYSTEEM 17
253
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
17 KOELSYSTEEM
254
E00676-10
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir
1
controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelmiddel vullen / koelsysteem ontluchten.
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de
voorgeschreven waarde overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren.
( pag. 255)
KOELSYSTEEM 17
255
17.2 Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
17 KOELSYSTEEM
256
Voorwerk
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
( pag. 253)
E00677-10
Hoofdwerk
Compensatiereservoir zijdelings met uitsteeksel
1
lostrekken
en verwijderen.
KOELSYSTEEM 17
257
E00678-10
Deksel
2
van het compensatiereservoir verwijderen.
Koelmiddel tot de MAX-markering bijvullen.
Koelvloeistof ( pag. 311)
Deksel
2
van het compensatiereservoir monteren.
Compensatiereservoir monteren en met uitsteeksel
1
vergren-
delen.
18 MOTORAFSTEMMING
258
18.1 Ride Mode
K00752-01
Mogelijke toestanden
SPORT SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe
respons, de motorfiets-tractiecontrole laat een hogere slip aan
het achterwiel toe.
STREET STREET Gehomologeerd vermogen met even-
wichtige respons, de motorfiets-tractiecontrole laat een nor-
male slip aan het achterwiel toe.
RAIN Gehomologeerd vermogen met zeer zachte respons
voor betere rijbaarheid, de motorfiets-tractiecontrole laat een
normale slip aan het achterwiel toe.
TRACK Optioneel beschikbare instelling met gehomolo-
geerd vermogen en uiterst directe respons. De motorfiets-
tractiecontrole en de karakteristiek van de gasrespons kunnen
individueel worden ingesteld.
In het menu Ride Mode kunnen verschillende afstellingen voor het
voertuig worden gekozen. Er zijn SPORT, STREET, RAIN en TRACK
(optioneel).
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het display weergegeven.
De rijmodus kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel en
gedeactiveerde cruisecontrol worden gewisseld.
Info
De keuze van de rijmodus is niet van invloed op het ABS.
MOTORAFSTEMMING 18
259
18.2 Motorfietstractiecontrole (MTC)
K00757-01
De motorfietstractiecontrole (MTC) verlaagt het motorkoppel bij
tractieverlies aan het achterwiel.
Info
Als de motorfietstractiecontrole uitgeschakeld is, kan het
achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
slechte grip doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de motorfietstractie-
controle weer actief.
In het gecombineerde instrument wordt de motorfiets-
tractiecontrole via het menu Ride Mode ( pag. 258) gestuurd.
In het menu MTC/ABS kan de motorfiets-tractiecontrole worden
uitgeschakeld.
Info
Als de motorfietstractiecontrole regelt, knippert het
TCcontrolelampje .
Als de motorfiets-tractiecontrole is uitgeschakeld, brandt
het TCcontrolelampje .
18 MOTORAFSTEMMING
260
18.3 Slipaanpassing (optioneel)
402790-01
De slipaanpassing is een optionele functie van de
motorfiets-tractiecontrole.
Met de slipaanpassing kan de motorfiets-tractiecontrole in negen
niveaus op de gewenste karakteristiek worden afgesteld.
Bij niveau 1 is de meeste slip aan het achterwiel mogelijk, bij
niveau°9 de minste slip.
De slipaanpassing kan tijdens het rijden bij gesloten menu met de
UP- of DOWNknop worden ingesteld.
Info
De slipaanpassing is alleen bij een actieve rijmodus TRACK
( pag. 258) (optioneel) beschikbaar.
MOTORAFSTEMMING 18
261
18.4 Throttle Response (optioneel)
K00754-01
Mogelijke toestanden
TRACK Uiterst directe respons
SPORT Zeer directe respons
STREET Uitgebalanceerde respons
In het menu Throttle Response kan de karakteristiek van de gasres-
pons worden aangepast.
Throttle Response kan ook tijdens het rijden met gesloten gashen-
del en gedeactiveerde cruisecontrol worden ingesteld.
Info
Throttle Response is alleen bij actieve rijmodus TRACK
( pag. 258) (optioneel) beschikbaar.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
262
19.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het olieverbruik is afhankelijk van het rijgedrag en de gebruiksomstandigheden.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
E00670-11
Hoofdwerk
Motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten
en dan pas controleren.
Het motoroliepeil moet in het bovenste deel
B
van het
kijkglas voor de motorolie liggen.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
A
ligt:
Geen motorolie bijvullen.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
B
ligt:
Motorolie kan bijgevuld worden.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
263
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
C
ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 270)
19.2 Motorolie vervangen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
264
E00672-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroeven
1
met magneet, keerringen en oliezeef
verwijderen.
E00673-11
Schroeven
2
verwijderen. Oliefilterdeksel
3
met keerring
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
265
E00675-10
Oliefilter
4
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
E00674-10
Nieuw oliefilter
4
plaatsen.
Info
Het oliefilter alleen met de hand plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilter-
deksel
3
monteren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
266
E00673-10
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
motor
M5 6 Nm
100773-12
Magneten
A
en oliezeven
B
van de olieaftapschroeven gron-
dig reinigen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
267
E00672-10
Olieaftapschroeven
1
met magneten, keerringen en oliezeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
E00671-11
Totale vulhoeveelheid klaarzetten.
Motorolie
Buitentemperatuur:
0 °C
3,50 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 312)
Motorolie
Buitentemperatuur:
< 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 313)
Oliehoeveelheid in twee werkstappen vullen.
Sluitschroef
5
verwijderen en eerste deel bijvullen.
Motorolie (1e deel)
ca.
Buitentemperatuur:
0 °C
3,0 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 312)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
268
Motorolie (1e deel)
ca.
Buitentemperatuur:
< 0 °C
3,0 l Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 313)
Sluitschroef
5
monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Motor uitzetten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
269
E00670-10
Sluitschroef verwijderen en het tweede deel tot de bovenste
markering
C
op het kijkglas voor de motorolie vullen.
Motorolie (2e deel)
ca.
Buitentemperatuur:
0 °C
0,50 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 312)
Motorolie (2e deel)
ca.
Buitentemperatuur:
< 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 313)
Sluitschroef monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 262)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
270
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of motorolie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
Te hoog motoroliepeil kan leiden tot motorschade.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 262)
E00671-10
Hoofdwerk
Sluitschroef
1
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
271
E00670-12
Motorolie tot de bovenste markering
A
op het kijkglas voor de
motorolie vullen.
Voorwaarden
Buitentemperatuur: 0 °C
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 312)
Voorwaarden
Buitentemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40) ( pag. 313)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
KTM raadt aan de motorolie te verversen als dat nodig
is.
Sluitschroef monteren.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
272
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 262)
REINIGING, ONDERHOUD 20
273
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
20 REINIGING, ONDERHOUD
274
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijg-
bare motorfietsreiniger inspuiten en met een kwastje behande-
len.
Motorfietsreiniger ( pag. 316)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden,
moet hij in koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
REINIGING, ONDERHOUD 20
275
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 180)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 315)
Gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel
voor lakken.
20 REINIGING, ONDERHOUD
276
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 316)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Kunststofonderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen
met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 316)
Stuurslot en zadelslot oliën.
Universele oliespray ( pag. 316)
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water wor-
den gereinigd. Warm water versterkt de zoutwerking.
REINIGING, ONDERHOUD 20
277
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 273)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout moeten de rem-
klauwen en remplaketten in afgekoelde en gemonteerde
toestand, grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de
motorfiets grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen. Daardoor wordt de remwerking sterk
verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 180)
21 STALLING
278
21.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versle-
ten. Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens
de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het sei-
zoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 315)
Brandstof tanken. ( pag. 146)
Motorfiets reinigen. ( pag. 273)
Motorolie vervangen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 263)
Koelmiddelpeil en antivries controleren.
Bandenspanning controleren. ( pag. 221)
Accu demonteren. ( pag. 224)
STALLING 21
279
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu
zonder directe blootstelling
aan zonnestralen
0 … 35 °C
Accu opladen. ( pag. 229)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 165)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 166)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaat gaan roesten.
21 STALLING
280
21.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 167)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 165)
Accu monteren. ( pag. 226)
Info
Als de accu gedemonteerd is geweest, moeten tijd en
datum opnieuw worden ingesteld.
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren.
( pag. 125)
Een proefrit maken.
FOUTEN OPSPOREN 22
281
S01737-10
Het raceoncontrolelampje
1
kan door knipperen fouten aange-
ven. Deze worden tot vijf seconden na het bedienen van de race-
on-knop aangegeven.
Info
Knippercodes die betrekking hebben op KTM RACE ON wor-
den slechts een keer weergegeven en niet herhaald.
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Geen reactie, als op de race-on-
knop wordt gedrukt
Race-on-knop defect Race-on-knop op beschadiging contro-
leren.
Kabel en stekker van de race-on-knop
op beschadiging controleren.
22 FOUTEN OPSPOREN
282
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Raceon-controlelampje knip-
pert twee keer
Geen antwoordsignaal van de
race-on-sleutel
Ervoor zorgen dat de race-on-sleutel
binnen bereik is.
Andere elektronische apparaten uit de
buurt van de race-on-antenne verwijde-
ren.
Accuvak in de race-on-sleutel op juiste
vergrendeling controleren.
Accuvak in de race-on-sleutel op corro-
sie controleren.
Batterij van de race-on-sleutel vervan-
gen. ( pag. 235)
Zwarte contactsleutel gebruiken.
Raceon-controlelampje knip-
pert drie keer
Accu leeg Accu opladen. ( pag. 229)
Ruststroom controleren.
Raceon-controlelampje knip-
pert vier keer
Stuurvergrendelingspen geblok-
keerd of gespannen
Stuur licht bewegen.
Raceon-controlelampje knip-
pert vijf keer
Race-on-antenne defect Race-on-antenne op beschadiging con-
troleren.
Er wordt niets weergegeven op
het display van gecombineerd
instrument
Zekering 1 gesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervan-
gen. ( pag. 240)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 236)
FOUTEN OPSPOREN 22
283
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Er wordt niets weergegeven op
het display van gecombineerd
instrument
Accu leeg Accu opladen. ( pag. 229)
Ruststroom controleren.
Motor draait niet door als de
noodstopschakelaar/e-startknop
in de onderste stand wordt
gedrukt
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 126)
Accu leeg Accu opladen. ( pag. 229)
Ruststroom controleren.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Fout in elektronisch systeem Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor draait alleen door, als de
koppelingshendel is getrokken
Er is een versnelling gescha-
keld
Overbrengingssysteem in stationair
schakelen.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor draait door, hoewel er
een versnelling is geschakeld
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Koppeling van de brandstof-
slangverbinding niet verbonden
Koppeling van de brandstofslangver-
binding verbinden.
Fout in het brandstofinspuitsys-
teem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Brandstofkwaliteit onvoldoende Geschikte brandstof vullen.
22 FOUTEN OPSPOREN
284
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 146)
Fout in het brandstofinspuitsys-
teem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in het brandstofinspuitsys-
teem
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
ABS-controlelampje brandt Zekering ABS gesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervan-
gen. ( pag. 240)
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 262)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie vervangen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 263)
Accu leeg Noodknipperlichten zijn inge-
schakeld
Noodknipperlichten uitschakelen.
Accu opladen. ( pag. 229)
accu wordt niet opgeladen door
de dynamo
Laadspanning controleren.
Contact bij het uitzetten van
het voertuig niet uitgeschakeld
Accu opladen. ( pag. 229)
TECHNISCHE GEGEVENS 23
285
23.1 Motor
Bouwwijze 2-cilinder 4-takt benzinemotor, 75° V-indeling,
gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 1.301 cm³
Slag 71 mm
Boring 108 mm
Compressie 13,6:1
Stationair toerental 1.400 … 1.600 1/min
Besturing DOHC, 4 kleppen per cilinder, aandrijving via ketting
Ventiel diameter ventielschijf
Invoer 42 mm
Afvoer 34 mm
Klepspeling
Afvoer bij: 20 °C 0,25 … 0,30 mm
Invoer bij: 20 °C 0,10 … 0,15 mm
Krukaslager Glijlager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveer 1 rechthoekige ring, 1 zuigerring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Dry-sump smering met 3 rotorpompen
Primaire overbrenging 40:76
23 TECHNISCHE GEGEVENS
286
Koppeling Antihopping-koppeling in oliebad / hydraulisch
bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:35
2e versnelling 15:32
3e versnelling 18:30
4e versnelling 20:27
5e versnelling 24:27
6e versnelling 27:26
Mengselbehandeling Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 450 W
Bougie
Binnenste bougie NGK LKAR9BI10
Buitenste bougie NGK LMAR7DI10
Elektrodenafstand bougie 1 mm
Koeling Vloeistofkoeling, permanente circulatie koelmiddel
door waterpomp
Starthulp E-starter
TECHNISCHE GEGEVENS 23
287
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef dempingplaat EJOT ALtracs
®
M6x14 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steunplaat ventieldeksel
achter
EJOT ALtracs
®
M6x10 10 Nm
Slangklem aanzuigflens M4 1,5 Nm
Olievernevelaar M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef impulsgever M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kijkglas motorolie M5 4 Nm
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerschaal-steunplaat M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef resonator M5 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef sensor versnellingsherken-
ning
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Moer cilinderkop M6 9 Nm
Onderdrukaansluiting M6 5 Nm
Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
288
Ontluchtingsschroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koelmiddelaansluiting op
cilinderkop
M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 12 Nm
Schroef motorbehuizing M6x60 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x80 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x90 10 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M6 10.9 10 Nm
Schroef oliepompdeksel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stationaire ring M6 10.9 15 Nm
Loctite
®
648™
Schroef stationairhouder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vergrendelingshendel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
289
Schroef versnellingshendel M6 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 12.9 18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Tapeind kettingkast M6 8 Nm
Sproeier 100 M6x0,75 4 Nm
Loctite
®
243™
Afsluitschroef krukasbevestiging M8 15 Nm
Schroef distributieketting-
geleidingsrail
M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef distributieketting-spanrail M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorbehuizing M8 18 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M8 10.9 1e niveau
10 Nm
2e niveau
18 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
290
Schroef nokkenas-lagerbrug M8 10.9 1e niveau
8,5 Nm
2e niveau
14,5 Nm
Geldt alleen bij gebruik van:
Opzetelement inbus
(61229025000)
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm
Schroef motorhouder M10 45 Nm
Afsluitschroef koppelingssmering M10x1 10 Nm
Afsluitschroef sleperas M10x1 15 Nm
Bougie M10x1 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Schroef drijfstanglager M10x1 1e niveau
25 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M10x1 10 Nm
Sluitschroef vergrendeling verdeel-
transmissie
M10x1 12 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
291
Schroef cilinderkop M11x1,5 Draaivolgorde:
kruislings
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
4e niveau
90°
Geolied met motorolie
Bougie M12x1,5 18 Nm
Schroef rotor M12x1,5 115 Nm
Temperatuursensor koelmiddel M12x1,5 12 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
Moer koppelingsmeenemer M22x1,5 120 Nm
Loctite
®
243™
Afsluitschroef distributieketting-
spanner
M24x1,5 25 Nm
Schroef in het dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Moer primair wiel M33LHx1,5 130 Nm
Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
292
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie
Buitentemperatuur: 0 °C
3,50 l Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 312)
Motorolie
Buitentemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40)
( pag. 313)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 3,20 l Koelvloeistof ( pag. 311)
23.3.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca. 18 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 311)
Brandstofreserve ca. 3,6 l
23.4 Chassis
Frame Buisframe van chroommolybdeen staalbuizen, geë-
loxeerd
Voorvork WP Performance Systems 4860 ROTA SPLIT
TECHNISCHE GEGEVENS 23
293
Schokdemper WP Performance Systems 4618 BAVP DCC
Veerweg
voor 125 mm
achter 156 mm
Remsysteem
voor Dubbele schijfrem radiaal vastgeschroefde remklauw
en vier zuigers, remschijven vlottend gelagerd
achter Enkele schijfrem met remklauw met twee zuigers,
remschijf vast gelagerd
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning zonder bijrijder
voor: bij koude band 2,5 bar
achter: bij koude band 2,5 bar
Secundaire overbrenging 17:38
Ketting 5/8 x 5/16 (525) Xring
Balhoofdhoek 65,1°
Wielstand 1.482 mm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
294
Zadelhoogte onbelast 835 mm
Bodemvrijheid onbelast 141 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 203 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 160 kg
Maximale asbelasting achter 260 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 418 kg
23.5 Elektronica
Accu YTX14-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 12 Ah
Onderhoudsvrij
Batterij voor race-on-sleutel CR 2032 3 V
Zekering 58011109110 10 A
Zekering 58011109115 15 A
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Dimlicht/groot licht Led
Dagrijlicht/zijlicht Led
Instrumentverlichting en controlelampjes Led
Richtingaanwijzer LED
Achterlicht LED
TECHNISCHE GEGEVENS 23
295
Remlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
23.6 Banden
Band voor Band achter
120/70 ZR 17 M/C (58W) TL
Metzeler Sportec M7 RR
190/55 ZR 17 M/C (75W) TL
Metzeler Sportec M7 RR
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 14.18.8Q.22
Voorvork WP Performance Systems 4860 ROTA SPLIT
Ingaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 9 klikken
Volledige nuttige last 9 klikken
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
23 TECHNISCHE GEGEVENS
296
Standaard 12 klikken
Sport 9 klikken
Volledige nuttige last 9 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 255 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 10 N/mm
Vorklengte 776 mm
Lengte luchtkamer 110
+ 10
30
mm
Vorkpootolie per vorkpoot 680 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 314)
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 15.18.7Q.22
Schokdemper WP Performance Systems 4618 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Volledige nuttige last 12 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 1,5 omw
TECHNISCHE GEGEVENS 23
297
Standaard 1,5 omw
Sport 1,5 omw
Volledige nuttige last 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Veervoorspanning
Comfort 8 mm
Standaard 8 mm
Sport 8 mm
Volledige nuttige last 9 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 170 N/mm
Veerlengte 185 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg
Standaard 20 mm
Races 14 mm
Inbouwlengte 384 mm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
298
Stootdemperolie ( pag. 314) SAE 2,5
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Overige schroeven chassis EJOT PT
®
K50x12 1 Nm
Overige schroeven chassis EJOT PT
®
K50x14 1 Nm
Overige schroeven chassis EJOT PT
®
K50x16 2 Nm
Overige schroeven chassis EJOT PT
®
K50x18 2 Nm
Overige schroeven chassis EJOT PT
®
K45x12 1 Nm
Schroef achterlicht EJOT PT
®
K50x14 2,5 Nm
Schroef bevestiging afdekking uit-
laatgasklep
EJOT SF
®
M4x6K 4 Nm
Schroef brandstoftankafdekking
snelsluitnippel
EJOT PT
®
K60 2 Nm
Schroef combinatieschakelaar
links
5 Nm
Schroef deksel luchtfilterbak EJOT PT
®
K60 2 Nm
Schroef vaste handgreep links M4 2 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm
Overige moeren chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef bekleding M5x12 3,5 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
299
Schroef brandstofpeilsensor M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar
rechts
M5 5 Nm
Schroef dempingselement gecom-
bineerd instrument
M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Schroef gashendel M5 3,5 Nm
Schroef gecombineerd instrument M5 3,5 Nm
Schroef glijblok M5 5 Nm
Schroef kabelkanaal M5 5 Nm
Schroef knipperlichthouder achter M5 3 Nm
Schroef knipperlichthouder voor M5 3 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Schroef tankdop M5 3 Nm
Massaschroefverbinding frame M6 10 Nm
Moer kabels aan startmotor M6 4 Nm
Moer riemschijf
uitlaatklepbesturingsunit
M6 14 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Schroef bevestiging ABS-unit M6 5 Nm
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
300
Schroef instrumentenhouder M6 2 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang
op rempedaalcilinder
M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nummerplaathouder aan
onderste deel achterkant
M6 12 Nm
Schroef radiateurhouder M6 7 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schakelaskering aan scha-
kelas
M6 18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schakelstang M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef sensorbox M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef slangklem radiateurkoel-
slangen
M6 3 Nm
Schroef stuurdemper houder aan
frame
M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef trapper rempedaal M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef uitlaatklem aan bochtstuk M6 8 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
301
Schroef uitlaatklem aan einddem-
per
M6 8 Nm
Schroef verbindingsstuk remkabel
achter
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendelvlak M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef wieltoerentalsensor achter M6 4 Nm
Schroef wieltoerentalsensor voor-
aan
M6 4 Nm
Schroef zijstandaardvlak M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Moer bowdenkabel uitlaatgasklep M6x1 5 Nm
Moer kettingwiel M8 36 Nm
Moer riemschijfbevestiging uitlaat-
klep
M8 7 Nm
Moer schakelstang M8 12 Nm
Moer ventiel (1290 Super
Duke R JP)
M8 4 Nm
Moer ventiel (1290 Super
Duke R EU)
M8 6 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
302
Schroef bovenste kroonplaat M8 18 Nm
Schroef contactslot (een keer te
gebruiken)
M8 25 Nm
Schroef klem vorkbuis M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remklauw achter M8 25 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef rempedaal M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M8 30 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M8 30 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef schakelaskering aan frame M8 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurdemper aan houder M8 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurdemper aan kroon-
plaat
M8 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurklem M8 20 Nm
Schroef versnellingshendel aan
voetsteunhouder
M8 20 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
303
Schroef voetsteunhouder bestuur-
der
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardconsole M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardveer M8 15 Nm
Loctite
®
2701™
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef motorhouder M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef opnameplaat zijstandaard M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remklauw voor M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaard M10 35 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardconsole M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Holle schroef remkabel verbin-
dingsstuk achter
M10x1 15 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
304
Moer achterdemperdrager M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Lambdasonde M12x1,25 25 Nm
Schroef schokdemper boven M14x1,5 80 Nm
Schroefdraad ingevet
Schroef schokdemper onder M14x1,5 80 Nm
Schroefdraad ingevet
Schroef excenter M16 70 Nm
Moer achterbrugbout M19x1,5 130 Nm
Schroefdraad ingevet
Moer zadelslot M22x1,5 4 Nm
Schroef balhoofd boven M25x1,5 18 Nm
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
Moer wielas achter achterdemper-
zijde
M35x1,5 200 Nm
Loctite
®
262™ / borgdraad met
borglak verzegelen
Moer wielas achter M50x1,5 250 Nm
Schroefdraad ingevet/borgdraad met
borglak verzegelen
VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 24
305
24.1 Verklaringen van overeenstemming
Info
De omvang van de functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvat eventueel niet alle ver-
melde zendinstallaties en toepassingsgebieden.
Hiermee verklaart COBO SpA dat het zendinstallatietype BTROUTER overeenkomt met de relevante richtlijnen. De
volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/btrouter
Hiermee verklaart JNS Instruments Ltd. dat het zendinstallatietype 210M1100 overeenkomt met de relevante richt-
lijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/210m1100
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype KTM RACE ON system overeenkomt met de relevante richtlij-
nen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/ktm-race-on-system
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype LC8 DASHBOARD overeenkomt met de relevante richtlijnen.
De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/lc8-dashboard
Hiermee verklaart Schrader Electronics Ltd dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring System overeenkomt
met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de
volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/tpms
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
306
210M1100
FCC ID: 2AKR7210M1100
IC: 22291210M1100
BTROUTER
FCC ID: Z642564N
IC: 451I2564N
KTM RACE ON system Active Key
FCC ID: VFZKLGKZADI01
IC: 22239-KLGKZADI01
KTM RACE ON system Main Unit
FCC ID: VFZKLGMZADI01
IC: 22239-KLGMZADI01
LC8 DASHBOARD
FCC ID: 2AKP9-LC8CLUSTER1
IC: 22273-LC8CLUSTER1
Tyre Pressure Monitoring System Receiver "MC34MA4"
FCC ID: MRXMC34MA4
IC: 2546A-MC34MA4
Tyre Pressure Monitoring System Sensor "BC5A4"
FCC ID: MRXBC5A4
IC: 2546A-BC5A4
Tyre Pressure Monitoring System Sensor "RDC3"
FCC ID: MRXRDC3
IC: 2546A-RDC3
VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 24
307
Vrijstelling voor wijzigingen
Wijzigingen en modificaties die niet uitdrukkelijk door de verantwoordelijke instantie zijn toegestaan, kunnen
ertoe leiden dat gebruikers de apparaten niet meer mogen gebruiken.
Vrijstelling van interferentie
Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCCbepalingen en de licentievrije RSSnormen van de Canadese over-
heidsafdeling Industry Canada.
Gebruik uitsluitend als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:
1 Dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken.
2 Dit apparaat moet interferenties kunnen opnemen, met inbegrip van interferenties die eventueel een onge-
wenste werking van het apparaat veroorzaken.
Aanwijzingen over radiotransmissies
Dit apparaat voldoet aan de FCClimieten voor blootstelling aan stralen die zijn vastgesteld voor een ongecontro-
leerde omgeving en voldoet aan de FCCrichtlijnen voor de blootstelling aan radiofrequenties.
De zender mag niet in de buurt van andere antennes of zenders worden geplaatst of in combinatie met andere
antennes of zenders worden gebruikt.
Aanwijzing over digitale apparaten van klasse B volgens de FCC-bepalingen
Dit apparaat is getest en in overeenstemming bevonden met de limieten voor digitale apparaten van klasse B con-
form de FCCbepalingen, deel 15.
Deze limieten zijn zo bepaald dat ze in woonwijken een voldoende bescherming bieden tegen schadelijke storin-
gen.
Deze apparaten produceren en gebruiken hoge frequenties en kunnen deze ook uitstralen. Daarom kunnen
ze, indien ze niet volgens de aanwijzingen worden geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke storingen van de
radio-ontvangst veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij bepaalde toepassingen geen
storingen ontstaan.
Als dit apparaat storingen met betrekking tot radio- of televisieontvangst veroorzaakt (controleer dit door het appa-
raat in en uit te schakelen), kunt u deze radiostoringen eventueel als volgt verhelpen:
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
308
Stel de ontvangstantenne opnieuw af.
Plaats het apparaat en de radio-ontvanger verder uit elkaar.
Sluit het apparaat en de radio-ontvanger op gescheiden stroomkringen aan.
Raadpleeg uw dealer of een specialist voor radio- en televisietechniek.
CAN ICES3 (B) / NMB3 (B)
Dit digitale apparaat van klasse B voldoet aan de bepalingen conform de Canadese norm voor interferentieveroor-
zakende apparaten ICES003 / NMB003.
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
309
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
310
24.2 Landspecifieke verklaring van overeenstemming
F01263-02
GEBRUIKSSTOFFEN 25
311
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelvloeistof
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardige, silicaatvrije koelvloeistof met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
25 GEBRUIKSSTOFFEN
312
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 317)
SAE ( pag. 317) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
GEBRUIKSSTOFFEN 25
313
Motorolie (SAE 5W/40)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 317)
SAE ( pag. 317) (SAE 5W/40)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
25 GEBRUIKSSTOFFEN
314
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 317) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 317) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
HULPSTOFFEN 26
315
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
26 HULPSTOFFEN
316
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Polish & Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 27
317
JASO T903 MA
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO MA voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
318
ABS Anti Blokkeer Systeem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
ATIR Automatische uitschakeling van rich-
tingaanwijzer (Automatic Turn Indi-
cator Reset)
Software die na afloop van een timer of een rijaf-
standsmeter de richtingaanwijzers automatisch uit-
schakelt
TPMS Bandenspanning-controlesysteem
(Tire Pressure Monitoring System)
Veiligheidsstartsysteem dat met behulp van sensoren
in de banden de bandenspanning bewaakt en aangeeft
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
DRL Dagrijlicht (Daytime Running Light) Licht dat de zichtbaarheid van het voertuig op de dag
verhoogt, maar in tegenstelling tot het dimlicht niet
gefocust is en het wegdek verlicht
KTM MY RIDE Systeem voor draadloze communicatie met geschikte
mobiele telefoons en headsets voor telefonie en audio
KTM RACE ON Systeem waarbij contact, stuurslot en tankdop per
draadloze sleutel met transponder worden vrijgescha-
keld
- LaunchControl Functie van de voertuigelektronica voor het bereiken
van optimale acceleratie vanuit stilstand
MSC Motorfiets-stabiliteitscontrole (Motor-
cycle Stability Control)
Extra functie bij het ABS die het blokkeren en weg-
glijden van de wielen tijdens het remmen in schuine
stand verhindert
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 28
319
MTC Motorfietstractiecontrole (Motorcy-
cle Traction Control)
Extra functie van de motorbesturing die bij doordraai-
end achterwiel het motorkoppel verlaagt
MSR Motorslipregeling (Motor Slip Regula-
tion)
Extra functie van de motorbesturing die het blokkeren
van het achterwiel bij een te grote motorremwerking
verhindert door de regelkleppen iets te openen
Quickshifter+ Functie van de motorelektronica voor schakelen zon-
der bediening van de koppeling
29 LIJST MET AFKORTINGEN
320
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
LIJST MET SYMBOLEN 30
321
30.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Motoroliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig
stoppen en de motor afzetten.
30.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-controlelampje brandt/knippert geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het
ABS-controlelampje knippert als de ABS-modus SMOTO is geactiveerd.
TC-controlelampje brandt/knippert geel MTC ( pag. 259) is niet actief of is bezig met
regelen. Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen
met geautoriseerde KTM-garage. Het TCcontrolelampje knippert als MTC actief ingrijpt of als
de de LaunchControl ( pag. 130) (optioneel) is geactiveerd.
Race-oncontrolelampje brandt/knippert geel/oranje/rood Status- of foutmelding bij
KTM RACE ON/bij de alarminstallatie.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Deze wordt bovendien op het gecombineerde instrument weergegeven.
30 LIJST MET SYMBOLEN
322
30.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Linker controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwij-
zer links is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Rechter controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwij-
zer rechts is ingeschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX
323
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
ACC1
achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
ACC2
achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Artikelnummer stuurdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Bagagebeugels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Bestuurderszadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Bijrijdervoetsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Bijrijderzadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
C
Chassis afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152-164
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
INDEX
324
Combinatieschakelaar
links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
rechts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Cruisecontrol
bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
D
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
DRL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
E-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281-284
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . 56-106
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
afstandteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Anti Wheelie Mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Audio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Bluetooth
®
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Clock/Date . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
dag-nacht-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Distance . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
DRL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Extra Functions . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Favorites . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Fuel Cons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
General Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Heated grips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Heating . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
helling instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
KTM MY RIDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Language . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Launch Control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
INDEX
325
MTC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Pairing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Pressure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Quick Shift + . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Quick Selector 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Quick Selector 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Ride Mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92, 258
schakelindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Set Favorites . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Settings . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Shift Light . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
slipaanpassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
telefonie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Temp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Throttle Response . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
TPMS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Track . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
TRACK display (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . 66
Trip 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Trip 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Unit settings . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Warning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
weergave van de cruisecontrol . . . . . . . . . . . 71
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . 70
H
Helmbeveiliging
op voertuig monteren . . . . . . . . . . . . . . . . 175
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
I
Inbedrijfname
controle en onderhoud voor iedere inbedrijf-
name . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . 119
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 180
INDEX
326
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Koelmiddelpeil
in compensatiereservoir corrigeren . . . . . . . 255
in vast reservoir controleren . . . . . . . . . . . . 253
Koplamp
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 246
Koplampinstelling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 245
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . 191
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 109
L
LaunchControl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
M
Menuschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . 165
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . 166
met montagestandaard (ingestoken) opkrikken 168
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . 165
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . 167
van montagestandaard (ingestoken) nemen . 170
Motorfietstractiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262
INDEX
327
Motorslipregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
MSR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
MTC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
N
Noodknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Noodknipperlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Opbergvak
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Q
Quickshifter+ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
R
Raceonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Raceonsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 110
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 111
Rempedaalhendel
trapper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 207
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 202
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194-208
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 205
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 200
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 204
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 199
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 33
INDEX
328
Riem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
beginnen met rijden met LaunchControl . . . 131
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 276
S
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . 155
ingaande demping high speed instellen . . . . 157
ingaande demping low speed instellen . . . . . 156
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . 161
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . 159
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . 162
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148-151
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
slipaanpassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 298
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 287
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
INDEX
329
U
USB-kabel
USB-kabel aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . 247
USB-kabel loskoppelen . . . . . . . . . . . . . . . 249
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Verklaringen van overeenstemming . . . . . . . . 305-310
landspecifiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 113
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 114
Versnellingshendelvlak
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Voertuig
beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . 152
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . 154
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Vorkpoten
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147, 292
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267, 292
W
Wegrijblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Z
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Zekeringen
in zekeringenblok vervangen . . . . . . . . . . . . 240
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
*3213757nl*
3213757nl
10/2017
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332

KTM 1290 SUPER DUKE R 2018 de handleiding

Type
de handleiding