KTM 1290 Super Duke R 2020 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2020
1290 Super Duke R
Artikelnr. 3214110nl
BESTE KTM KLANT,
*3214110nl*
3214110nl
01/2020
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne, sportieve
motorfiets en we zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 28) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 29)
Sleutelnummer ( pag. 29)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT,
2
© 2020 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
1290 Super Duke R EU (F9903T9, F9903T2)
1290 Super Duke R JP (F9986T2)
INHOUDSOPGAVE
3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN............... 10
1.1 Gebruikte pictogrammen................... 10
1.2 Gebruikte formatering....................... 11
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ...................... 12
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik..... 12
2.2 Onjuist gebruik ................................ 12
2.3 Veiligheidsaanwijzingen.................... 12
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ....... 14
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ....... 15
2.6 Veilig gebruik .................................. 16
2.7 Beschermende kleding ..................... 17
2.8 Werkinstructies................................ 17
2.9 Milieu............................................. 18
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 18
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 20
3.1 Garantie.......................................... 20
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 20
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 20
3.4 Service ........................................... 21
3.5 Afbeeldingen ................................... 21
3.6 Klantenservice................................. 22
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 24
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 24
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 26
5 SERIENUMMERS........................................ 28
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 28
5.2 Typeplaatje ..................................... 28
5.3 Sleutelnummer................................ 29
5.4 Motornummer.................................. 29
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 30
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 30
5.7 Artikelnummer stuurdemper.............. 31
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 32
6.1 Koppelingshendel ............................ 32
6.2 Remhendel...................................... 32
6.3 Gashendel....................................... 33
6.4 Combinatieschakelaar links............... 33
6.5 Lichtschakelaar ............................... 34
6.6 Menutoetsen ................................... 35
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar ............. 35
6.8 Claxonknop ..................................... 37
6.9 Knoppen van de cruisecontrol ........... 37
INHOUDSOPGAVE
4
6.10 +RES/-SET-knop.............................. 40
6.11 Combinatieschakelaar rechts............. 41
6.12 Noodknipperlichtschakelaar .............. 42
6.13 Noodstopschakelaar/e-startknop ........ 43
6.14 RACE-ON-knop ................................ 44
6.15 C1 en C2-schakelaar ........................ 45
6.16 Stuurslot (antenne) .......................... 45
6.17 Wegrijblokkering .............................. 46
6.18 RACE-ON-sleutel ............................. 47
6.19 Tankdop openen .............................. 48
6.20 Tankdop sluiten ............................... 50
6.21 Zadelslot......................................... 51
6.22 Boordgereedschap............................ 51
6.23 Riem .............................................. 52
6.24 Voetsteun passagier.......................... 52
6.25 Versnellingshendel ........................... 53
6.26 Rempedaal...................................... 54
6.27 Zijstandaard .................................... 54
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 56
7.1 Gecombineerd instrument................. 56
7.2 Activering en test............................. 57
7.3 Dagnacht-modus............................. 58
7.4 Waarschuwingen.............................. 60
7.5 Waarschuwing voor glad wegdek ........ 61
7.6 Controlelampjes............................... 62
7.7 Display ........................................... 66
7.8 TRACK display (optioneel) ................ 68
7.9 Performancelayout (optioneel).......... 70
7.10 Widget klein .................................... 72
7.11 Widget groot.................................... 74
7.12 odometer......................................... 75
7.13 Toerental......................................... 76
7.14 Schakelindicator.............................. 76
7.15 Weergave van de cruisecontrol........... 78
7.16 Snelheid ......................................... 78
7.17 ABS Modeweergave......................... 79
7.18 Rideweergave ................................. 79
7.19 Versnellingsindicatie ........................ 80
7.20 Handgreepverwarming (optioneel)...... 80
7.21 Zadelverwarming (optioneel) ............. 81
7.22 Weergave van de
koelmiddeltemperatuur..................... 81
7.23 Brandstofpeilweergave...................... 82
7.24 Omgevingslucht-
temperatuurindicator........................ 83
7.25 Tijd ................................................ 83
7.26 Favouritesweergave ......................... 84
7.27 Navigationweergave (optioneel) ........ 84
7.28 Menu.............................................. 85
7.28.1 KTM MY RIDE (optioneel)............. 86
7.28.2 Audio (optioneel) ......................... 87
INHOUDSOPGAVE
5
7.28.3 Navigation (optional).................... 89
7.28.4 Navigatie informatie (optioneel)..... 90
7.28.5 Volume (optioneel)....................... 92
7.28.6 Pairing (optioneel) ....................... 94
7.28.7 Telefonie (optioneel) .................... 97
7.28.8 Trip 1 ......................................... 99
7.28.9 Trip 2 ....................................... 100
7.28.10 General Info ............................. 101
7.28.11 TPMS ....................................... 101
7.28.12 Warnings................................... 103
7.28.13 Service ..................................... 104
7.28.14 Extra Functions ......................... 104
7.28.15 Ride Mode ................................ 105
7.28.16 Track (optioneel)........................ 107
7.28.17 Throttle Response (optioneel)...... 108
7.28.18 Anti Wheelie Mode (optioneel) .... 109
7.28.19 Launch Control (optioneel).......... 110
7.28.20 Motorcycle ................................ 111
7.28.21 Heated Grips (optioneel)............. 111
7.28.22 Heated Seat (optioneel).............. 112
7.28.23 MTC+MSR (optioneel)................ 113
7.28.24 ABS.......................................... 114
7.28.25 Quickshifter + (optioneel) ........... 115
7.28.26 Settings .................................... 115
7.28.27 Knop C1 en C2.......................... 116
7.28.28 Bluetooth (optioneel).................. 117
7.28.29 Headset Type ............................ 118
7.28.30 Display Theme........................... 119
7.28.31 Button Illumination.................... 120
7.28.32 Shift Light ................................ 121
7.28.33 Daytime Runn. Light .................. 122
7.28.34 Tijd en datum instellen .............. 123
7.29 Units ............................................ 125
7.30 Distance ....................................... 126
7.31 Temperature.................................. 127
7.32 Pressure........................................ 128
7.33 Consumption ................................. 129
7.34 Language ...................................... 130
7.35 Heated Grips (optioneel)................. 131
7.36 Heated Seat (optioneel) .................. 132
7.37 Widget klein .................................. 133
7.38 Widget groot.................................. 133
7.39 Widget KTM MY RIDE .................... 134
7.40 Widget NAVIGATION ...................... 135
7.41 Widget FAVORITES ........................ 136
7.42 Widget INFO.................................. 138
7.43 Widget HEATING ........................... 139
7.44 Widget MUSIC............................... 140
8 ERGONOMIE ............................................ 142
8.1 Stuurstand .................................... 142
8.2 Stuurstand instellen ................... 142
INHOUDSOPGAVE
6
8.3 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen........................................ 144
8.4 Uitgangspositie van de remhendel
instellen........................................ 145
8.5 Trapper van rempedaal instellen...... 146
8.6 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 147
8.7 Versnellingshendelvlak instellen ...... 148
8.8 Voetsteunen instellen .................. 149
8.9 Helling van het gecombineerde
instrument instellen ....................... 153
9 INBEDRIJFSTELLING................................ 156
9.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................. 156
9.2 Motor inrijden................................ 158
9.3 Voertuig beladen............................ 158
10 RIJ-INSTRUCTIES..................................... 161
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................. 161
10.2 Voertuig starten ............................. 162
10.3 LaunchControl (optioneel).............. 166
10.4 Beginnen met rijden....................... 166
10.5 Beginnen met rijden met
LaunchControl (optioneel).............. 167
10.6 Quickshifter+ (optioneel) ................ 168
10.7 Schakelen, rijden........................... 169
10.8 MSR (optioneel)............................. 175
10.9 Afremmen ..................................... 176
10.10 Stoppen, parkeren.......................... 179
10.11 Transporteren ................................ 181
10.12 Brandstof tanken ........................... 182
11 SERVICESCHEMA..................................... 185
11.1 Extra informatie ............................. 185
11.2 Verplichte werkzaamheden.............. 185
11.3 Aanbevolen werkzaamheden............ 188
12 CHASSIS AFSTELLEN ............................... 190
12.1 Voorvork/schokdemper.................... 190
12.2 Veervoorspanning voorvork
instellen........................................ 190
12.3 Ingaande demping voorvork
instellen........................................ 191
12.4 Uitgaande demping voorvork
instellen........................................ 193
12.5 Vorkpoten ontluchten ..................... 194
12.6 Ingaande demping schokdemper ..... 195
12.7 Veervoorspanning schokdemper
instellen........................................ 196
INHOUDSOPGAVE
7
12.8 Ingaande demping lowspeed van
de schokdemper instellen ............... 196
12.9 Ingaande demping highspeed van
de schokdemper instellen ............... 198
12.10 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen.................... 199
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ....... 201
13.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ...................................... 201
13.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen .......................................... 201
13.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ...................................... 202
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ... 203
13.5 Motorfiets met montagestandaard
(ingestoken) opkrikken ................ 204
13.6 Motorfiets van montagestandaard
(ingestoken) nemen .................... 206
13.7 Vuilschrapers vorkpoten
reinigen ..................................... 207
13.8 Buddyseat verwijderen.................... 209
13.9 Buddyseat monteren ...................... 210
13.10 Bestuurderszadel verwijderen .......... 211
13.11 Bestuurderszadel monteren............. 212
13.12 Brandstoftankspoiler links
demonteren................................... 213
13.13 Brandstoftankspoiler links
monteren ...................................... 215
13.14 Einddemper demonteren ............. 218
13.15 Einddemper monteren ................ 220
13.16 Kettingvervuiling controleren........... 222
13.17 Ketting reinigen ............................. 222
13.18 Kettingspanning controleren ........... 224
13.19 Kettingspanning instellen ............... 226
13.20 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............ 228
13.21 Vloeistofpeil hydraulische
koppeling controleren/corrigeren...... 232
14 REMSYSTEEM.......................................... 235
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS) ............. 235
14.2 Remschijven controleren................. 238
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................... 239
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 240
14.5 Remplaketten van de voorwielrem
controleren.................................... 243
INHOUDSOPGAVE
8
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 244
14.7 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 245
14.8 Remplaketten achterwielrem
controleren.................................... 248
15 WIELEN, BANDEN .................................... 250
15.1 Voorwiel demonteren .................. 250
15.2 Voorwiel monteren ...................... 252
15.3 Achterwiel demonteren ............... 255
15.4 Achterwiel monteren ................... 256
15.5 Bandentoestand controleren............ 258
15.6 Bandenspanning controleren........... 261
15.7 Gebruik van bandenreparatiespray ... 263
16 ELEKTRONICA.......................................... 265
16.1 Dagrijlicht (DRL)............................. 265
16.2 12V-accu demonteren ................. 266
16.3 12V-accu monteren .................... 268
16.4 12V-accu laden .......................... 270
16.5 RACE-ON-sleutelbatterij
vervangen...................................... 274
16.6 Hoofdzekering vervangen ................ 275
16.7 Zekeringen in zekeringenblok
vervangen...................................... 277
16.8 Koplampinstelling controleren ......... 280
16.9 Lichtbundelbreedte van de
koplamp instellen .......................... 281
16.10 USB-kabel aansluiten..................... 283
16.11 USB-kabel loskoppelen................... 284
16.12 Diagnosestekker............................. 284
16.13 ACC1 en ACC2 vooraan .................. 285
16.14 ACC1 en ACC2 achterzijde.............. 285
17 KOELSYSTEEM......................................... 286
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir
controleren.................................... 286
17.2 Koelmiddelpeil in
compensatiereservoir corrigeren....... 288
18 MOTORAFSTEMMING ............................... 290
18.1 Ride Mode .................................... 290
18.2 Motorfietstractiecontrole (MTC)........ 291
18.3 Anti-wheelie-modus (optioneel) ....... 292
18.4 Slipaanpassing (optioneel) .............. 293
18.5 Throttle Response (optioneel).......... 294
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 295
19.1 Motoroliepeil controleren ................ 295
19.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 296
INHOUDSOPGAVE
9
19.3 Motorolie bijvullen ......................... 303
20 REINIGING, ONDERHOUD......................... 306
20.1 Motorfiets reinigen ......................... 306
20.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter ................................... 309
21 STALLING ................................................ 311
21.1 Stalling......................................... 311
21.2 Inbedrijfstelling na stalling ............. 313
22 FOUTEN OPSPOREN................................. 314
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 318
23.1 Motor............................................ 318
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 320
23.3 Vulhoeveelheden............................ 325
23.3.1 Motorolie .................................. 325
23.3.2 Koelmiddel ............................... 325
23.3.3 Brandstof.................................. 326
23.4 Chassis ......................................... 326
23.5 Elektronica.................................... 328
23.6 Banden......................................... 329
23.7 Voorvork........................................ 329
23.8 Schokdemper ................................ 330
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 332
24 VERKLARINGEN VAN
OVEREENSTEMMING................................ 339
24.1 Verklaringen van
overeenstemming........................... 339
24.2 Landspecifieke verklaring van
overeenstemming........................... 340
25 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 341
26 HULPSTOFFEN......................................... 345
27 NORMEN ................................................. 347
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 348
29 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 350
30 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 351
30.1 Rode pictogrammen ....................... 351
30.2 Gele of oranje pictogrammen........... 351
30.3 Groene en blauwe pictogrammen ..... 352
INDEX ............................................................. 353
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
10
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
11
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
12
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is ontworpen en gebouwd om bestand te zijn tegen de gebruikelijke belastingen van normaal wegge-
bruik en gebruik op het circuit. Dit voertuig is alleen geschikt voor gebruik op geasfalteerde wegen.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
13
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
14
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
15
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
16
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbe-
wijs vereist.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
17
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
18
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote
®
) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo
komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
19
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
20
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op garantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
21
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals bij sterke regen, hoge temperaturen
of met zware bagage, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk snel-
ler verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te
controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
22
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
23
4 AFBEELDING VOERTUIG
24
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S03877-01
AFBEELDING VOERTUIG 4
25
1
Koppelingshendel ( pag. 32)
2
Riem ( pag. 52)
3
Boordgereedschap ( pag. 51)
4
Zadelslot ( pag. 51)
5
Voetsteun passagier ( pag. 52)
6
Bestuurdersvoetsteunen
7
Versnellingshendel ( pag. 53)
8
Zijstandaard ( pag. 54)
9
Kijkglas motorolie
4 AFBEELDING VOERTUIG
26
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S03878-01
AFBEELDING VOERTUIG 4
27
1
Tankdop
2
Combinatieschakelaar links ( pag. 33)
3
Noodstopschakelaar/e-startknop ( pag. 43)
3
RACE-ON-knop ( pag. 44)
3
Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 42)
3
C1 en C2-schakelaar ( pag. 45)
4
Gashendel ( pag. 33)
5
Remhendel ( pag. 32)
6
Compensatiereservoir koelsysteem
7
Rempedaal ( pag. 54)
8
Preload-Adjuster
5 SERIENUMMERS
28
5.1 Voertuigidentificatiennummer
402324-10
Het voertuigidentificatienummer
1
is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
Het voertuigidentificatienummer staat ook op het typeplaatje.
5.2 Typeplaatje
402302-10
Het typeplaatje
1
is op het balhoofd aangebracht.
SERIENUMMERS 5
29
5.3 Sleutelnummer
F01249-10
Het sleutelnummer Code number
1
staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te
bestellen. De KEYCODECARD op een veilig plaats bewaren.
5.4 Motornummer
402296-10
Het motornummer
1
is aan rechterkant van de motor gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
30
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenkant van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
402798-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste
deel van de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe
gegraveerd.
SERIENUMMERS 5
31
5.7 Artikelnummer stuurdemper
H01060-10
Het artikelnummer van de stuurdemper
1
is aan de onderkant
van de stuurdemper gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
32
6.1 Koppelingshendel
S03879-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
S03880-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
33
6.3 Gashendel
S03880-11
De gashendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Combinatieschakelaar links
De linker combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
S03881-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1
Lichtschakelaar ( pag. 34)
2
Knoppen van de cruisecontrol ( pag. 37)
3
Menutoetsen ( pag. 35)
4
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 35)
5
Claxonknop ( pag. 37)
6
+RES/-SET-knop ( pag. 40)
6 BEDIENINGSELEMENTEN
34
6.5 Lichtschakelaar
S03882-10
De lichtschakelaar
1
is links op de combinatieschakelaar aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand
A
. In deze
stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingescha-
keld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand
B
. In
deze stand zijn het groot licht en het achterlicht inge-
schakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand
C
. In deze
stand wordt het seinlicht bediend. De lichtschakelaar
springt na het bedienen terug in de stand
A
.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
35
6.6 Menutoetsen
S03881-11
De menutoetsen zijn centraal op de gecombineerde schakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde
instrument bestuurd.
Toets
1
is de UPtoets.
Toets
2
is de RIGHTtoets.
Toets
3
is de DOWNtoets.
Toets
4
is de LEFTtoets.
Toets
5
is de ENTER-toets.
Toets
6
is de BACK-toets.
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar
S03881-12
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is aan de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
naar het schakelaarhuis geduwd.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
36
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Info
Als softwarefunctie is een automatische richtingaanwijzer-
uitschakelaar (ATIR) beschikbaar.
De ATIR-functie gebruikt een tijdklok en een rijafstandsme-
ter.
Als de richtingaanwijzer gedurende minimaal 10 seconden
en 150 meter rijafstand ingeschakeld is geweest, wordt de
richtingaanwijzer uitgeschakeld.
Als het voertuig stilstaat, worden de beide meters gestopt.
Als de richtingaanwijzerschakelaar opnieuw wordt bediend,
worden beide meters gereset.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
37
6.8 Claxonknop
S03881-13
De claxonknop
1
is op de gecombineerde schakelaar links aan-
gebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie.
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
bediend.
6.9 Knoppen van de cruisecontrol
S03881-14
De knoppen
1
,
2
en
3
van de cruisecontrol zijn links op de
combinatieschakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Knop van cruisecontrol in de uitgangspositie.
Knop +RES kort ingedrukt. De als laatste opgeslagen doel-
snelheid wordt weer geactiveerd. Elke keer dat de schakelaar
wordt aangetikt, wordt de doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph
verhoogd.
Knop +RES ingedrukt houden. De doelsnelheid neemt staps-
gewijs toe met 5 km/h of 5 mph.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
38
Knop SET ingedrukt. De cruisecontrol wordt geactiveerd
en de actuele snelheid wordt aangehouden. Elke keer dat
de schakelaar wordt aangetikt, wordt de doelsnelheid met
1 km/h of 1 mph verlaagd.
Knop SET ingedrukt houden. De doelsnelheid neemt staps-
gewijs af met 5 km/h of 5 mph.
Info
Na activering van de cruisecontrol kan de gashendel in de
uitgangspositie teruggedraaid worden. De gekozen snelheid
blijft behouden.
Als nog geen doelsnelheid is opgeslagen, kan deze eenma-
lig met de +RES-knop worden opgeslagen.
Als de doelsnelheid door verdraaien van de gashendel voor
minder dan 30 seconden wordt overschreden, blijft de crui-
secontrol geactiveerd.
Voor het uitschakelen van de cruisecontrol-functie de knop van de
cruisecontrol indrukken.
De cruisecontrol wordt bovendien in de onderstaande situaties
gedeactiveerd:
bediening van de remhendel
bediening van het rempedaal
bediening van de koppelingshendel
Versnelling schakelen zonder Quickshifter+
Dichtdraaien van de gashendel tot voorbij de uitgangspositie
BEDIENINGSELEMENTEN 6
39
regeling van de motorfiets-tractiecontrole (MTC)
slip aan het achterwiel of omhoog komend voorwiel
optreden van een fout die de werking van de cruisecontrol
beperkt
overschrijden van de doelsnelheid bij een inhaalmanoeuvre
gedurende meer dan 30 seconden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet snelheidsregelsysteem is niet
voor alle rijsituaties geschikt.
De gekozen doelsnelheid wordt onderschreden als op een
helling het motorvermogen niet voldoende is.
De gekozen doelsnelheid wordt overschreden als op een
helling het motorremwerking niet voldoende is.
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet op wegen met
veel bochten.
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet op een glad
wegdek (bijvoorbeeld regen, ijs, sneeuw) of op een
niet verharde ondergrond (bijvoorbeeld zand, stenen,
grind).
Gebruik het snelheidsregelsysteem niet als de ver-
keerssituatie geen constante snelheid toelaat.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
40
De cruisecontrol is alleen bij geactiveerde motorfiets-
tractiecontrole (MTC) beschikbaar.
Als de motorfiets-tractiecontrole (MTC) wordt uitgeschakeld, wordt
de cruiscontrol eveneens uitgeschakeld.
De cruisecontrol kan tijdens een sterke acceleratie niet worden
geactiveerd.
De cruisecontrol kan alleen in de 3e, 4e, 5e en 6e versnelling wor-
den geactiveerd.
Het regelbereik loopt van 40 tot 200 km/h of van 25 tot 125 mph.
6.10 +RES/-SET-knop
S03881-15
De +RES-knop
1
is linksvoor op het stuur aangebracht.
De SET-knop
2
is linksachter op het stuur aangebracht.
Info
De knoppen +RES en SET worden bij geactiveerde
cruisecontrol-functie voor het regelen van de cruisecontrol
gebruikt.
Als de cruisecontrol-functie is gedeactiveerd en de
rijmodus Performance of Track is ingesteld, worden de
knoppen +RES en SET gebruikt voor het instellen van
het Slip Adjuster.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
41
6.11 Combinatieschakelaar rechts
De rechter combinatieschakelaar is rechts op het stuur aange-
bracht.
S03883-11
Overzicht combinatieschakelaar rechts
1
C1 en C2-schakelaar ( pag. 45)
2
Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 42)
3
RACE-ON-knop ( pag. 44)
4
Noodstopschakelaar/e-startknop ( pag. 43)
6 BEDIENINGSELEMENTEN
42
6.12 Noodknipperlichtschakelaar
S03883-12
De noodknipperlichtschakelaar
1
is rechts op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
De noodknipperlichten worden gebruikt voor het aangeven van
noodsituaties.
Info
De noodknipperlichten kunnen bij ingeschakelde ontste-
king of tot 60 seconden na het uitschakelen van de ontste-
king worden in- of uitgeschakeld.
Noodknipperlichten slechts zo lang gebruiken als beslist
nodig is, aangezien dit de 12V-accu ontlaadt.
Mogelijke toestanden
Noodknipperlichten aan Alle vier knipperlichten
en de groene controlelampjes op het gecombineerde
instrument knipperen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
43
6.13 Noodstopschakelaar/e-startknop
S03883-14
De noodstopschakelaar/e-startknop
1
is rechts op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar/estartknop uit (bovenste stand)
In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande
motor kan niet worden gestart. Er verschijnt een mel-
ding op het display.
Noodstopschakelaar/estartknop aan (middelste stand)
Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het ontste-
kingscircuit is gesloten.
Startmotor aan (onderste stand) In deze stand wordt
de startmotor geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
44
6.14 RACE-ON-knop
S03883-13
De RACE-ONknop
1
is rechts op de combinatieschakelaar aan-
gebracht.
Info
De RACE-ONknop heeft bij dit voertuig de functie van con-
tactslot.
De besturing kan alleen worden geblokkeerd als het stuur
naar links is gedraaid.
Mogelijke toestanden
RACE-ON-knop in de uitgangspositie.
RACE-ON-knop kort ingedrukt Kort indrukken schakelt
het contact in en ontgrendelt de stuurvergrendeling of scha-
kelt het contact uit. Het RACE-ON-controlelampje brandt een
keer kort ter bevestiging.
RACE-ON-knop lang ingedrukt Lang indrukken schakelt
het contact uit en vergrendelt tegelijkertijd de stuurvergrende-
ling.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
45
6.15 C1 en C2-schakelaar
S03884-10
De schakelaar C1 en C2 is op de combinatieschakelaar aange-
bracht.
Info
De C1 en C2-schakelaar dient als snelle toegang tot ver-
schillende menu’s.
De C1 en C2-schakelaar kan vrij worden geconfigureerd.
6.16 Stuurslot (antenne)
S03885-10
Bij dit voertuig wordt het contact- en stuurslot door een contact-
loze sleutel met transponder (RACE-ONsleutel ( pag. 47)) ver-
vangen.
Om de stuurvergrendeling te activeren, moet het stuur naar links
gedraaid zijn.
Het stuur wordt via de RACE-ONknop ( pag. 44) elektrome-
chanisch ver- en ontgrendeld.
Als de batterijspanning van de RACE-ONsleutel te laag is, de
RACE-ONsleutel of de zwarte contactsleutel in het bereik
A
positioneren en de startprocedure herhalen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
46
Info
Zodra de motor is gestart, de contactsleutel weer veilig
opbergen.
Mogelijke toestanden
Contact uit, besturing geblokkeerd In deze stand is het ont-
stekingscircuit onderbroken en de besturing geblokkeerd.
Contact uit, stuur ontgrendeld In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken en de besturing ontgrendeld.
Contact aan, besturing ontgrendeld In deze stand is het ont-
stekingscircuit gesloten en de besturing ontgrendeld.
6.17 Wegrijblokkering
S03841-10
De elektronische wegrijblokkering beveiligt het voertuig tegen
gebruik door onbevoegden.
Zodra het contact via de RACE-ONknop ( pag. 44) wordt uit-
geschakeld, is de wegrijblokkering geactiveerd en de motorelektro-
nica geblokkeerd.
Het RACE-ONcontrolelampje
1
kan door knipperen fouten aan-
geven.
Als de optionele alarminstallatie is geïnstalleerd, knippert het
RACE-ON-controlelampje
1
als het contact is uitgeschakeld en
de alarminstallatie is ingeschakeld.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
47
6.18 RACE-ON-sleutel
S01724-10
De RACE-ON-sleutel
1
heeft bij dit voertuig alles functies van
een klassieke contactsleutel.
Met de knop
2
wordt de sleutelbaard uitgeklapt. De sleutelbaard
wordt alleen gebruikt om het zadelslot te ontgrendelen en de kof-
fers (optioneel) te openen.
De zwarte contactsleutel
3
is alleen voor situaties bedoeld
waarin de RACE-ON-sleutel niet beschikbaar is of niet werkt.
De zwarte contactsleutel kan voor het starten van het voertuig wor-
den gebruikt als de batterijspanning van de RACE-ONsleutel te
laag is en de transponder van het voertuig niet wordt herkend. Ook
kan met de zwarte contactsleutel het zadelslot worden ontgrendeld
en kunnen de koffers (optioneel) worden geopend.
Info
De contactsleutels zijn uitgerust met elektronische compo-
nenten. Altijd een afstand van meerdere centimeter aan-
houden tot andere apparaten met elektronische componen-
ten.
Een verloren contactsleutel moet door een geautoriseerde KTM-
werkplaats worden gedeactiveerd om te voorkomen dat onbevoeg-
den met het voertuig gaan rijden.
De meegeleverde contactsleutels zijn in de leveringstoestand geac-
tiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
48
Er kunnen in totaal tot vier contactsleutels onder vermelding van
het sleutelnummer bij een geautoriseerde KTM-werkplaats worden
geactiveerd.
6.19 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
49
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
De motor is uit.
Het contact is ingeschakeld of sinds minder dan 1 minuut uitge-
schakeld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
50
S03886-10
Afdekking
1
langzaam omhoog klappen.
De tankdop ontgrendelt.
Tankdop
2
omhoogklappen.
6.20 Tankdop sluiten
S03886-11
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, gif-
tig en schadelijk voor de gezondheid.
De brandstoftankdop na het sluiten op correcte
vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Tankdop
1
omlaag klappen en omlaag drukken.
De tankdop klikt hoorbaar vast.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
51
6.21 Zadelslot
S03887-10
Het zadelslot
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde onder
het zadel.
Het kan met de RACE-ONsleutel of de zwarte contactsleutel wor-
den ontgrendeld.
6.22 Boordgereedschap
S03888-10
Het boordgereedschap
1
bevindt zich onder de buddyseat.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
52
6.23 Riem
S03889-10
De riem
1
is onder de buddyseat gemonteerd.
Info
Als de riem nodig is, kan deze onder de buddyseat worden
opgeborgen.
De riem is bestemd voor het vasthouden van de bijrijder.
6.24 Voetsteun passagier
S03890-01
De voetsteunen voor de passagier kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteun passagier ingeklapt Voor het rijden zonder passa-
gier.
Voetsteun passagier uitgeklapt Voor het rijden met passa-
gier.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
53
6.25 Versnellingshendel
402299-10
De versnellingshendel
1
is aan de motor links aangebracht.
402299-11
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De vrije stand bevindt zich tussen 1e en 2e versnelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
54
6.26 Rempedaal
402301-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.27 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard ingeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de aanwijzingen in het hoofdstuk Stoppen, par-
keren.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
55
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
56
7.1 Gecombineerd instrument
S03758-10
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
57
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functiesegmenten.
1
Controlelampjes ( pag. 62)
2
Display
7.2 Activering en test
S03842-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het con-
tact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een
omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingssequentie en de controle-
lampjes branden kort voor een functiecontrole.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
58
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor
niet draait. Als de motor loopt en het controlelampje sto-
ring brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang
de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en het waar-
schuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de
geldende verkeersregels stoppen en de motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TCcontrolelampje
blijven branden totdat een snelheid van ca. 6 km/h (ca. 4
mph) of meer is bereikt.
7.3 Dagnacht-modus
S03748-01
De dagmodus wordt in lichte kleuren weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
59
S03749-01
De nachtmodus wordt in donkere kleuren weergegeven.
Info
De omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument
meet de helderheid van de omgeving en schakelt het dis-
play automatisch in dag- of nachtmodus. Afhankelijk van
de helderheid die de omgevingslichtsensor meet, wordt het
display lichter of donkerder of in de andere modus gescha-
keld.
In het menu Display Theme kan de weergavemodus tus-
sen AUTOMATIC en NIGHT handmatig worden gewisseld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
60
7.4 Waarschuwingen
S03763-01
Waarschuwingen verschijnen aan de onderste rand van het display.
Afhankelijk van hun relevantie krijgen ze een gele of rode achter-
grond.
Gele waarschuwingen tonen fouten of informatie die een snelle
interventie of aanpassing van de rijstijl vereisen.
Rode waarschuwingen tonen fouten of informatie die een onmid-
dellijke interventie vereisen.
Info
Waarschuwingen worden verborgen door op een willekeu-
rige knop te drukken.
Alle bestaande waarschuwingen worden in het
menu Warnings weergegeven totdat ze niet meer actief zijn.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
61
7.5 Waarschuwing voor glad wegdek
S03767-10
Het verschijnen van de waarschuwing voor glad wegdek wijst op
een verhoogd risico op gladde wegen.
De waarschuwing voor glad wegdek wordt in het gedeelte
1
van het display weergegeven.
De waarschuwing voor glad wegdek verschijnt op het display
wanneer de omgevingstemperatuur onder de aangegeven waarde is
gedaald.
Temperatuur 4 °C
De waarschuwing voor glad wegdek verdwijnt weer van het dis-
play wanneer de omgevingstemperatuur weer boven de aangegeven
waarde is gestegen.
Temperatuur 6 °C
Info
Wanneer de waarschuwing voor glad wegdek oplicht, ver-
schijnt ook de waarschuwing ICE WARNING.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
62
7.6 Controlelampjes
S03764-01
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
63
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet draait. Als de motor loopt en het contro-
lelampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en
het waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stoppen en de
motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TC-controlelampje branden tot een snelheid van ca. 6 km/h (ca.
4 mph) of meer is bereikt.
Mogelijke toestanden
RACE-ONcontrolelampje brandt/knippert geel/rood Status- of foutmelding bij het race-on-
systeem/bij de alarminstallatie.
Linker controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwij-
zer links is ingeschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Bij geactiveerde
ABS-modus Supermoto wordt SM op het display weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
64
TC-controlelampje brandt/knippert geel De MTC ( pag. 291) is niet actief, regelt momen-
teel of een Launch-Control start wordt uitgevoerd. Het TC-controlelampje brandt ook als er een
fout wordt herkend. Contact opnemen met geautoriseerde KTM-garage. Het TC-controlelampje
knippert als de motorfietstractiecontrole actief ingrijpt.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
Controlelampje cruisecontrol brandt geel De functie cruisecontrol is ingeschakeld, maar de
cruisecontrol is niet actief.
Controlelampje cruisecontrol brandt groen De functie cruisecontrol is ingeschakeld en de
cruisecontrol is actief.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica gecon-
stateerd.
Het rechter controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richting-
aanwijzer rechts is ingeschakeld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
65
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
66
7.7 Display
S03766-10
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
67
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument. Als het menu geopend is, wordt
verder de snelheid weergegeven.
1
Toerenteller
1
Schakelindicator ( pag. 76)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
2
Snelheid
3
Eenheid voor de snelheidsindicatie
4
Brandstofpeilweergave ( pag. 82)
5
ABS Modeweergave ( pag. 79)
6
Ride Mode ( pag. 290)
7
Versnellingsindicatie
8
Tijd ( pag. 83)
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
68
7.8 TRACK display (optioneel)
S03768-10
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
69
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument in de geactiveerde rijmodus TRACK
(optioneel). Als het menu geopend is, wordt verder de snelheid weergegeven.
1
Anti-wheelie-modus (optioneel) ( pag. 292)
2
LaunchControl (optioneel) ( pag. 166)
3
Slipaanpassing (optioneel) ( pag. 293)
Bij wijziging van de slipaanpassing in de widget wordt deze weergave enkele seconden vervangen door de
weergave van de slipaanpassing.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
70
7.9 Performancelayout (optioneel)
S03769-10
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
71
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument in de geactiveerde rijmodus TRACK (optio-
neel) in de performance-layout.
In de performance-layout kan KTM MY RIDE in de TRACK-modus (optioneel) worden gebruikt.
Als het menu geopend is, wordt verder de snelheid weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
72
7.10 Widget klein
S03785-01
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
73
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument met geopende kleine widget.
In de kleine widget kan informatie worden opgeroepen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
74
7.11 Widget groot
S03786-01
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
75
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument met geopende grote widget.
In de grote widget kan informatie worden opgeroepen en geconfigureerd.
7.12 odometer
S03757-01
De odometer kan in de widget FAVORITES als Trip 1 worden weerge-
geven. Hiervoor moet deze informatie in de widget zijn geconfigu-
reerd.
Informatie over de totale afstand kan in het menu General Info
onder het menupunt ODO worden opgeroepen of als
widget-informatie worden geconfigureerd.
In het menu Trip 1 wordt verdere informatie weergegeven.
Informatie over een verder traject kan in het menu Trip 2 worden
opgeroepen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
76
7.13 Toerental
S03750-01
Het toerental wordt in het gedeelte
1
van het display weergege-
ven.
Het toerental wordt in omwentelingen per minuut weergegeven.
7.14 Schakelindicator
S03751-01
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïnte-
greerd.
In het menu Settings onder Shift Light kan het toerental voor de
schakelindicator worden ingesteld. Tijdens de inrijfase (tot
1000 km/621 mi) is de schakelindicator altijd actief. Pas daarna
kan de schakelindicator worden gedeactiveerd en kunnen de
waarden voor RPM 1 en RPM 2 worden ingesteld. Bij RPM 1
knippert de schakelindicator langzaam en bij RPM 2 snel.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
77
Info
In de 6e versnelling is de schakelindicator bij warme motor
na de eerste service gedeactiveerd.
Koelmiddeltempera-
tuur
35 °C
ODO < 1.000 km
Schakelindicator
brandt altijd bij
6.500 1/min
Koelmiddeltempera-
tuur
> 35 °C
ODO > 1.000 km
RPM 1-
schakelindicator
knippert langzaam
RPM 2 Schakelindi-
cator
knippert snel
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
78
7.15 Weergave van de cruisecontrol
S03770-10
De bedrijfstoestand van de geactiveerde cruisecontrol wordt in het
gedeelte
1
van het display weergegeven.
De cruisecontrol wordt via de knoppen van de cruisecontrol
( pag. 37) aangestuurd.
7.16 Snelheid
S03771-10
De snelheid wordt in het gedeelte
1
van het display weergege-
ven.
De eenheid van de snelheid kan in het menu Settings onder UNITS
worden geconfigureerd.
De snelheid wordt in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph
weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
79
7.17 ABS Modeweergave
S03772-10
De ingestelde ABS-modus wordt in het gedeelte
1
van het dis-
play weergegeven.
In het menu Motorcycle kan het ABS onder ABS Mode worden
geconfigureerd.
7.18 Rideweergave
S03774-10
De ingestelde rijmodus ( pag. 290) wordt in het bereik
1
van
het display weergegeven.
In het menu Ride Mode kan de rijmodus worden geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
80
7.19 Versnellingsindicatie
S03775-10
De actuele versnelling wordt in het gedeelte
1
van het display
weergegeven.
7.20 Handgreepverwarming (optioneel)
S03776-10
In de widget HEATING van het display wordt bij geactiveerde hand-
greepverwarming het Heated Grips-symbool in het bereik
1
weer-
gegeven.
De handgreepverwarming kan in het menu Motorcycle onder Hea-
ted Gripsof in de widget HEATING onder Heated Grips worden gecon-
figureerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
81
7.21 Zadelverwarming (optioneel)
S03777-10
In de widget HEATING van het display wordt bij geactiveerde zadel-
verwarming het Heated Seat-symbool in het bereik
1
weergege-
ven.
De zadelverwarming kan in het menu Motorcycle
onder Heated Seatof in de widget HEATING onder Heated Seat
worden geconfigureerd.
7.22 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
S03778-11
De weergave van de koelmiddeltemperatuur bestaat uit balkjes.
Hoe meer balkjes er branden, hoe warmer het koelmiddel.
Info
Bij het knipperen van alle balkjes verschijnt ook de waar-
schuwing ENGINE TEMP HIGH.
Mogelijke toestanden
Motor koud Geen van de acht balkjes brandt.
Motor warm Vier balkjes branden.
Motor heet Vijf tot acht balkjes branden.
Motor zeer heet Alle acht balkjes knipperen rood.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
82
7.23 Brandstofpeilweergave
S03779-10
De inhoud van de brandstoftank wordt in het gedeelte
1
van het
display weergegeven.
De weergave van het brandstofpeil bestaat uit balkjes. Hoe meer
balkjes er branden, hoe meer brandstof zich in de brandstoftank
bevindt.
Info
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt,
knippert een balkje rood en verschijnt bovendien de
waarschuwing LOW FUEL.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het
rijden te vermijden, wordt het brandstofpeil iets vertraagd
weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschake-
laar is uitgeschakeld, wordt de brandstofpeilweergave niet
geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopschake-
laar ingeschakeld, wordt de volgende actualisering pas na
2 minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de
brandstofpeilsensor ontvangt, knippert de brandstofpeil-
weergave.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
83
7.24 Omgevingslucht-temperatuurindicator
S03780-10
In de grote widget INFO wordt de omgevingsluchttemperatuur in
het bereik
1
weergegeven.
De eenheid van de omgevingstemperatuur kan in het
menu Settings onder Units worden geconfigureerd.
De omgevingstemperatuur wordt in °C of °F weergegeven.
7.25 Tijd
S03781-10
De tijd wordt in het gedeelte
1
van het display weergegeven.
In alle talen kan de tijd in 24 uursformaat of 12 uursformaat wor-
den weergegeven.
In het menu Settings onder Clock/Date kan de tijd worden geconfi-
gureerd.
Info
De tijd moet worden ingesteld, nadat de stroomvoorziening
onderbroken was.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
84
7.26 Favouritesweergave
S03782-10
In de widget FAVORITES kan kan verschillende informatie worden
geconfigureerd.
In de grote widget FAVORITES kunnen tot vier informatie-elementen
worden geconfigureerd en weergegeven.
Info
De vier informatie-elementen van de grote widget worden in
de kleine widget weergegeven.
Elke informatie wordt op twee regels weergegeven.
Elke informatie kan vrij op een geselecteerde plaats worden
opgeslagen.
7.27 Navigationweergave (optioneel)
S03783-10
In de kleine widget NAVIGATION worden de richtingspijl, de afstand
tot het volgende routepunt en de straatnaam bij geactiveerde navi-
gatiefunctie weergegeven.
In de grote widget NAVIGATION worden aanvullende de
aankomsttijd en de afstand tot de eindbestemming weergegeven.
Het volume van de navigatie kan eveneens in de grote widget
worden ingesteld.
In het menu KTM MY RIDE onder Navigation kan informatie over de
navigatie worden opgeroepen en het volume worden ingesteld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
85
Info
De Audio-functie kan gelijktijdig met de navigatiefunctie
worden gebruikt.
Een binnenkomende oproep wordt bij actieve navigatie-
functie in een klein venster in de bovenste displayrand van
het gecombineerde instrument weergegeven.
7.28 Menu
S03759-10
Info
Om het menu te openen op het startscherm op de
RIGHTknop
1
drukken.
Met de RIGHT-knop
1
de LEFT-knop
2
de
DOWN-knop
3
de UP-knop
4
en de ENTER-knop
5
in
het menu navigeren.
Door de BACK-knop
6
in te drukken, wordt het actuele
menu resp. het menuoverzicht gesloten.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
86
7.28.1 KTM MY RIDE (optioneel)
S03789-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Bluetooth
®
is geactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In KTM MY RIDE kan een geschikte mobiele telefoon of headset via
Bluetooth
®
met het gecombineerde instrument worden verbonden
en de navigatiefunctie worden geconfigureerd.
Info
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
De standaard Bluetooth
®
2.1 moet ondersteund worden.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
87
7.28.2 Audio (optioneel)
S03790-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte Blue-
tooth
®
-headset verbonden.
Muziekplayer van de telefoon is geopend.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
88
Indrukken van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Indrukken van de DOWNknop verlaagt het audiovolume.
Indrukken van de RIGHTknop wisselt naar de volgende
audiotitel.
Door kort of twee keer kort drukken op de LEFT-knop wordt
afhankelijk van het telefoonmodel naar de vorige audiotitel
gewisseld of de actuele audiotitel opnieuw van voren afge-
speeld.
Drukken op de ENTERknop speelt de audiotitel af of pau-
zeert de audiotitel.
Tip
Bij gebruik van een bekabelde headset kan het volume
niet via het gecombineerde instrument worden aange-
stuurd.
Bij sommige mobiele telefoons moet de audioplayer van
de mobiele telefoon worden gestart, voordat de weer-
gave mogelijk is.
Voor eenvoudigere bediening kan de C1- of C2-knop
met de Audio-functie worden bezet.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
89
7.28.3 Navigation (optional)
S03791-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
De KTM MY RIDE-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 6.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 10) geïnstalleerd en geopend.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een passend taalpakket is
in de KTM MY RIDE app gedownload.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de RIGHT-knop in te drukken, wordt de selectie
bevestigd.
In het menu Navigation kan informatie over de navigatie worden
opgeroepen en het volume worden ingesteld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
90
Info
De routebegeleiding wordt in de kleine en grote
widget NAVIGATION weergegeven.
De Audio-functie kan gelijktijdig met de navigatiefunctie
worden gebruikt.
Een binnenkomende oproep wordt bij actieve navigatie-
functie in een klein venster in de bovenste displayrand van
het gecombineerde instrument weergegeven.
Bij ingeschakelde navigatiefunctie en verbonden apparaat
verschijnt het GPS-symbool op het display van het gecombi-
neerde instrument.
7.28.4 Navigatie informatie (optioneel)
S03793-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
De KTM MY RIDE-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 6.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 10) geïnstalleerd en geopend.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
91
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de RIGHT-knop in te drukken, wordt de selectie
bevestigd.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation Information is gese-
lecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Info
Arrival Time toont de geschatte aankomsttijd van de
mobiele telefoon.
Distance to Target toont de afstand tot de eindbestem-
ming.
In de widget NAVIGATION kan informatie over de actuele navigatie
worden bekeken.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
92
7.28.5 Volume (optioneel)
S03792-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
De KTM MY RIDE-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 6.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 10) geïnstalleerd en geopend.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte Bluetooth-headset verbonden en een geschikt
taalpakket is in de KTM MY RIDE-app gedownload.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de RIGHT-knop in te drukken, wordt de selectie
bevestigd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
93
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Volume is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UPknop ingedrukt houden om het audiovolume te verhogen.
DOWNknop ingedrukt houden om het audiovolume te verlagen.
In de grote widget NAVIGATION kan het volume van de navigatie
worden ingesteld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
94
7.28.6 Pairing (optioneel)
S03795-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het gewenste menupunt
Phone of Headset is gemarkeerd.
In het submenu Phone kan een geschikte mobiele telefoon met
het gecombineerde instrument worden verbonden.
In het submenu Headset kan een geschikte headset met het
gecombineerde instrument worden verbonden.
Door de RIGHT-knop in te drukken, wordt de selectie
bevestigd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
95
Info
Er kunnen nooit twee mobiele telefoons tegelijkertijd
met het gecombineerde instrument worden verbon-
den. Slechts één mobiele telefoon en één headset per
submenu kunnen tegelijkertijd met het gecombineerde
instrument worden verbonden.
Als het headsettype voor een bekabelde headset
is ingesteld, kan geen Bluetooth
®
-headset worden
gebruikt.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken het submenupunt Pairing
bevestigen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
96
Info
Bij verbinding van het gecombineerde instrument met
een mobiele telefoon: op het gecombineerde instru-
ment verschijnt een melding, dat deze nu gereed is
voor verbinding. Door bevestiging van de Passkey op
de telefoon en op het gecombineerde instrument met
de ENTER-knop wordt de verbinding succesvol afgeslo-
ten.
Bij verbinding van het gecombineerde instrument met
een headset: de naam van de headset verschijnt op
het gecombineerde instrument. Door indrukken van
de ENTER-knop wordt het apparaat geselecteerd en
door opnieuw indrukken van de ENTER-knop met Con-
firm bevestigd. De verbinding van een headset met het
gecombineerde instrument wordt hier succesvol afge-
sloten.
Info
Bij succesvolle koppeling met een geschikt apparaat
wordt de naam van de gekoppelde mobiele telefoon of
headset in het desbetreffende menu Phone of Headset
weergegeven.
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is
geschikt om met het gecombineerde instrument te
verbinden.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
97
Als zich bij geactiveerde Bluetooth
®
-functie het als laatst ver-
bonden apparaat binnen bereik van het gecombineerde instru-
ment bevindt en eerder niet werd gewist:
Het apparaat wordt automatisch met het gecombineerde
instrument verbonden.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het gecombineerde instrument wordt verbonden:
gecombineerd instrument opnieuw opstarten of Pai-
ring-procedure herhalen.
Om een verbonden apparaat te wissen, UP- of DOWN-knop
indrukken tot het verbonden apparaat is geselecteerd.
Door indrukken van de RIGHT-knop het delete Pairing-menu
openen en met de ENTER-knop bevestigen.
7.28.7 Telefonie (optioneel)
S03796-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth
®
(optioneel) geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte headset
verbonden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
98
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
RIGHT-knop indrukken om een inkomend gesprek aan te
nemen.
LEFT-knop indrukken om een inkomend gesprek te weigeren.
UPknop ingedrukt houden om het audiovolume te verhogen.
DOWNknop ingedrukt houden om het audiovolume te verlagen.
BACK-knop kort indrukken, om de telefonieweergave te verklei-
nen.
Info
Belduur en contactpersoon worden weergegeven.
Afhankelijk van de instelling van de mobiele telefoon
wordt de contactpersoon met naam weergegeven.
Bij geactiveerde, verkleinde telefonieweergave wordt
een klein venster in de bovenste rand van het display
van het gecombineerde instrument weergegeven.
Een binnenkomende oproep wordt bij actieve navigatie-
functie in een klein venster in de bovenste displayrand
van het gecombineerde instrument weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
99
7.28.8 Trip 1
S03798-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 1 is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Trip 1 geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip 1 loopt mee en telt tot 9999.
ØFuelCons1 toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip 1.
ØSpeed1 toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip 1
en Trip Time1.
Trip Time1 toont de rijtijd op basis van Trip 1 en loopt zodra een
snelheidssignaal wordt ontvangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
ENTERknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Alle items in het menu Trip 1 worden gereset.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
100
7.28.9 Trip 2
S03800-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 2 is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Trip 2 geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip 2 loopt mee en telt tot 9999.
ØFuelCons2 toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip 2.
ØSpeed2 toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip 2
en Trip Time2.
Trip Time2 toont de rijtijd op basis van Trip 2 en loopt zodra een
snelheidssignaal wordt ontvangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
ENTERknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Alle items in het menu Trip 2 worden gereset.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
101
7.28.10 General Info
S03797-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot General Info is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Date geeft de datum aan.
ODO geeft de totale afstand aan.
Battery geeft de accuspanning aan.
Oil Temp geeft de motorolietemperatuur aan.
7.28.11 TPMS
S03801-01
Voorwaarden
Model met TPMS.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
102
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet controlesysteem voor de
bandenspanning vormt geen vervanging voor de con-
trole voordat u gaat rijden.
Om valse alarmen te vermijden, worden de banden-
spanningswaarde over meerdere minuten geëvalueerd.
Controleer de bandenspanning voor iedere rit.
Corrigeer de bandenspanning als de deze afwijkt
van de opgegeven waarde.
Stop ook bij correcte bandenspanningswaarden
meteen als het gedrag van het voertuig op een
drukverlies in de band wijst.
UP- of DOWNknop indrukken tot TIRE AIR PRESSURE is geselec-
teerd.
Voorgeschreven waarde
Bandenspanning solo
voor: bij koude band 2,5 bar
achter: bij koude band 2,5 bar
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In het menu TIRE AIR PRESSURE wordt de bandenspanning van
voor- en achterband weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
103
PRESS FRONT geeft de bandenspanning voor aan.
PRESS REAR geeft de bandenspanning achter aan.
7.28.12 Warnings
S03802-01
Voorwaarden
Melding of waarschuwing aanwezig.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Warnings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop door de waarschuwingen navigeren.
In het menu Warnings worden alle opgetreden waarschuwingen
weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
104
7.28.13 Service
S03803-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Service is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In het menu Service wordt de volgende vereiste service weergege-
ven.
7.28.14 Extra Functions
S03804-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra Functions is geselec-
teerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop door de extra functies navigeren.
In Extra Functions worden de optionele extra functies opgesomd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
105
Info
De actuele KTM PowerParts en beschikbare software staan
op de KTM-website.
7.28.15 Ride Mode
S03808-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Ride Mode op het
display is gemarkeerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop door het menu navigeren.
Met de ENTERknop op elkaar afgestemde instellingen van
motor en motorfiets-tractiecontrole selecteren.
Voorgeschreven waarde
Tijdens de selectie geen gas geven.
TRACK - Optioneel beschikbare instelling met gehomolo-
geerd vermogen en uiterst directe respons. De motorfiet-
stractiecontrole en de karakteristiek van de gasrespons
kunnen individueel worden ingesteld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
106
PERFORMANCE - Optioneel beschikbare instelling met
gehomologeerd vermogen en uiterst directe respons.
De motorfietstractiecontrole en de karakteristiek van
de gasrespons kunnen individueel worden ingesteld.
Combineert de functies van de TRACK-modus met
standaard-modi.
SPORT - Gehomologeerd vermogen met zeer directe res-
pons, de motorfietstractiecontrole laat een hogere slip aan
het achterwiel toe.
STREET - Gehomologeerd vermogen met evenwichtige res-
pons, de motorfietstractiecontrole laat een normale slip
aan het achterwiel toe.
RAIN - Gereduceerd gehomologeerd vermogen voor betere
rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat een normale
slip aan het achterwiel toe.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
107
7.28.16 Track (optioneel)
S03825-01
Voorwaarden
De rijmodus TRACK (optioneel) is geactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot TRACK is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Info
In TRACK kunnen instellingen van de TRACK- en PER-
FORMANCE-modus worden uitgevoerd.
Via LEAVE TRACK of LEAVE PERFORMANCE wordt bij
gesloten gashendel de desbetreffende rijmodus
beëindigd en automatisch naar de rijmodus STREET
gewisseld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
108
7.28.17 Throttle Response (optioneel)
S03830-01
Voorwaarden
De rijmodus TRACK (optioneel) of PERFORMANCE (optioneel) is
geactiveerd.
Cruisecontrol gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot TRACK is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Throttle Response is geselec-
teerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWN-knop indrukken tot de gewenste modus is gese-
lecteerd.
Door de ENTER-knop in te drukken een modus bevestigen.
TRACK - Gehomologeerd vermogen met zeer directe res-
pons.
SPORT - Gehomologeerd vermogen met directe respons.
STREET - Gehomologeerd vermogen met uitgebalanceerde
respons.
De BACKknop indrukken om het Throttle Response-menu te
sluiten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
109
7.28.18 Anti Wheelie Mode (optioneel)
S03827-01
Voorwaarden
De rijmodus TRACK (optioneel) of PERFORMANCE (optioneel) is
geactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot TRACK is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Anti Wheelie Mode is geselec-
teerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij gedeactiveerde
AntiWheeliemodus wordt steigeren van het
voorwiel niet meer door de motorfietstractiecontrole
tegengegaan.
Schakel de AntiWheeliemodus alleen uit, als u
over voldoende ervaring beschikt.
UP- of DOWNknop indrukken tot Anti Wheelie ModeOFF of ON is
geselecteerd.
Met de ENTER-knop de selectie bevestigen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
110
7.28.19 Launch Control (optioneel)
S03826-01
Voorwaarden
De rijmodus TRACK (optioneel) of PERFORMANCE (optioneel) is
geactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot TRACK is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Launch Control is geselec-
teerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe LaunchControl maakt zeer
snelle acceleratie mogelijk die voor onervaren bestuur-
ders moeilijkheden kan opleveren.
Gebruik de Launch-Control alleen als u over vol-
doende ervaring beschikt.
Gebruik de LaunchControl niet op de openbare
weg.
UP- of DOWNknop indrukken tot Launch ControlOFF of ON is
geselecteerd.
ENTER-knop indrukken om de selectie te bevestigen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
111
7.28.20 Motorcycle
S03805-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In Motorcycle kunnen instellingen voor het ABS, tractieregeling en
extra functies worden uitgevoerd.
7.28.21 Heated Grips (optioneel)
S03806-01
Voorwaarden
Menu Heated Grips geactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Grips is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop het verwarmingsniveau of OFF selec-
teren.
Door de ENTER-knop in te drukken de selectie bevestigen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
112
Info
Instellingen van de handgreepverwarming kunnen ook
in de widget HEATING worden uitgevoerd.
7.28.22 Heated Seat (optioneel)
S03807-01
Voorwaarden
Menu Heated Seat geactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Seat is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop het verwarmingsniveau of OFF selec-
teren.
Door de ENTER-knop in te drukken de selectie bevestigen.
Info
Instellingen van de zadelverwarming kunnen ook in de
widget HEATING worden uitgevoerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
113
7.28.23 MTC+MSR (optioneel)
S03809-01
Voorwaarden
Cruisecontrol gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC+MSR is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWN-knop indrukken tot MTC+MSROFF of ON is gese-
lecteerd.
Door de ENTER-knop in te drukken de selectie bevestigen.
Info
Bij actieve rijmodus Track of ABS-modus Supermoto is
de MSR niet actief.
Na het inschakelen van het contact zijn de motorfiet-
stractiecontrole en de motorslipmomentregeling weer
actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
114
7.28.24 ABS
S03810-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWN-knop de gewenste ABS-modus selecteren.
Door de ENTER-knop in te drukken de selectie bevestigen.
Info
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan
beide wielen.
Als de ABSmodus Supermoto actief is, regelt het ABS
alleen aan het voorwiel en de MSR is niet actief. Het
achterwiel wordt niet meer via het ABS geregeld; het
kan bij het remmen blokkeren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
115
7.28.25 Quickshifter + (optioneel)
S03824-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quickshifter + is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWN-knop indrukken tot Quickshifter +OFF of ON is
geselecteerd.
Door de ENTER-knop in te drukken de selectie bevestigen.
7.28.26 Settings
S03811-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In Settings kan de weergave van het gecombineerde instrument
worden geconfigureerd. Er kunnen instellingen voor eenheden of
verschillende waarden worden uitgevoerd. Enkele functies kunnen
worden geactiveerd of gedeactiveerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
116
7.28.27 Knop C1 en C2
S03812-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Custom Switch 1
of Custom Switch 2 is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop de gewenste knop selecteren en met
de ENTERknop bevestigen.
Info
In het menu Custom Switches kunnen aan de knoppen
C1 en C2 verschillende snelkeuzemogelijkheden wor-
den toegewezen, bijvoorbeeld ABS en MTC+MSR.
Met de C1schakelaar wordt het in Custom Switch 1
vastgelegde menu opgeroepen.
Met de C2schakelaar wordt het in Custom Switch 2
vastgelegde menu opgeroepen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
117
7.28.28 Bluetooth (optioneel)
S03794-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth
®
is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth
®
OFF of ON is gese-
lecteerd.
Door de ENTERknop in te drukken de selectie bevestigen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
118
Info
De functie Bluetooth
®
kan alleen in combinatie
met KTM MY RIDE (optioneel) worden gebruikt.
Bij ingeschakelde Bluetooth
®
-functie verschijnen telefoon-
en helmsymbolen in de widget KTM MY RIDE. Zodra een ver-
binding met een mobiele telefoon en een headset bestaat,
worden de symbolen ingekleurd weergegeven. Bovendien
worden de signaalsterkte en de acculaadtoestand van de
telefoon weergegeven.
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
7.28.29 Headset Type
S03831-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Headset Type is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot BT HEADSET of CORDED HEAD-
SET is geselecteerd.
Door de ENTERknop in te drukken de selectie bevestigen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
119
Info
In het menu Headset Type kan worden geconfigureerd,
of een Bluetooth
®
-headset of een bekabelde headset
wordt gebruik.
Bij een bekabelde headset kan het volume niet via het
gecombineerde instrument worden geregeld.
7.28.30 Display Theme
S03832-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Display Theme is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot AUTOMATIC of NIGHT is gese-
lecteerd.
Door de ENTERknop in te drukken de selectie bevestigen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
120
Info
In de AUTOMATIC-modus wisselt het gecombineerde
instrument afhankelijk van de lichtsterkte automatisch
naar de dag- of nachtmodus.
In de NIGHT-modus blijft het gecombineerde instrument
permanent in de nachtmodus.
7.28.31 Button Illumination
S03833-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Button Illumination is geselec-
teerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het gewenste
menupunt MEDIUM, DARK of OFF is geselecteerd.
Door de ENTERknop in te drukken de selectie bevestigen.
Info
In het menu Button Illumination kan de lichtsterkte van
de toetsverlichting worden geconfigureerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
121
7.28.32 Shift Light
S03813-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop het gewenste menupunt selecteren.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop de waarden voor RPM1 en RPM2
instellen en met de ENTER-knop bevestigen.
Info
Als het motortoerental de eerste ingestelde
waarde RPM1 bereikt, knippert de toerentalindicatie
langzaam.
Als het motortoerental de tweede ingestelde
waarde RPM2 bereikt, knippert de toerentalindicatie
snel.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
122
Schakelindicator met de menupunten OFF of ON uit- of inscha-
kelen.
7.28.33 Daytime Runn. Light
S03823-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht
geen vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan
de automatische omschakeling tussen dagrijlicht en
dimlicht slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is gese-
lecteerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het
menu uitschakelen, zodat het dimlicht permanent
is ingeschakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het
dagrijlicht.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
123
UP- of DOWNknop indrukken tot Daytime Runn. Light is geselec-
teerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Daytime Runn. LightOFF of ON
is geselecteerd.
Door de ENTER-knop in te drukken dagrijlicht in- of uitschake-
len.
7.28.34 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
S03821-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock/Date is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
124
S03820-01
Tijd instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste tijd is gemar-
keerd.
ENTER-knop indrukken.
Het uur naast Clock knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele uur is inge-
steld.
RIGHT-knop indrukken.
De minuut naast Clock knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele minuut is
ingesteld.
ENTER-knop indrukken.
Tijd wordt opgeslagen.
S03822-01
Datum instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de datum is gemarkeerd.
ENTER-knop indrukken.
De dag naast Date knippert.
UP- of DOWNknop indrukken tot de actuele dag is inge-
steld.
RIGHT-knop indrukken.
De maand naast Date knippert.
UP- of DOWNknop indrukken tot de actuele maand is inge-
steld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
125
RIGHT-knop indrukken.
Het jaar naast Date knippert.
UP- of DOWNknop indrukken tot het actuele jaar is inge-
steld.
ENTER-knop indrukken.
Datum wordt opgeslagen.
7.29 Units
S03814-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In Units kunnen instellingen voor eenheden of verschillende waar-
den worden uitgevoerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
126
7.30 Distance
S03815-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de ENTERknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
127
7.31 Temperature
S03816-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Temperature is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de ENTERknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
128
7.32 Pressure
S03817-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pressure is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de ENTERknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
129
7.33 Consumption
S03818-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Consumption is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de ENTERknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
130
7.34 Language
S03819-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Language is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de ENTERknop in te drukken, wordt de gewenste taal
bevestigd.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans
en Spaans.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
131
7.35 Heated Grips (optioneel)
S03828-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Grips is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot NOT AVAILABLE of AVAILABLE
is geselecteerd.
Door de ENTERknop in te drukken de selectie bevestigen.
Info
In het Settings-menu wordt de handgreepverwarming
geactiveerd en gedeactiveerd. De regeling van de hand-
greepverwarming vindt plaats in het menu Motorcycle in
het submenu Heated Grips of in de widget HEATING.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
132
7.36 Heated Seat (optioneel)
S03829-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Seat is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated SeatNOT AVAILABLE of
AVAILABLE is geselecteerd.
Door de ENTERknop in te drukken de selectie bevestigen.
Info
In het Settings-menu wordt de zadelverwarming geacti-
veerd en gedeactiveerd. De regeling van de zadelverwar-
ming vindt plaats in het menu Motorcycle in het sub-
menu Heated Seat of in de widget HEATING.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
133
7.37 Widget klein
S03787-01
Bij gesloten menu de UPknop een keer indrukken.
Met de LEFT of RIGHT-knop tussen de informatieweergaven wis-
selen.
Info
In de kleine widget kan tussen de afzonderlijke widgets
worden gewisseld.
Alle widgets, die afhankelijk zijn van optionele menu’s
en functies, zijn alleen beschikbaar als de desbetref-
fende optie op het voertuig is geïnstalleerd.
7.38 Widget groot
S03788-01
Bij gesloten menu de UPknop twee keer indrukken.
De widget is groot en toont alle informatie van de desbe-
treffende informatieweergave.
Info
Alle widgets, die afhankelijk zijn van optionele menu’s
en functies, zijn alleen beschikbaar als de desbetref-
fende optie op het voertuig is geïnstalleerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
134
7.39 Widget KTM MY RIDE
S03834-10
Bij gesloten menu de UPknop een keer indrukken.
Met de LEFT- of RIGHT-knop tussen de informatieweergaven
wisselen, tot de widget KTM MY RIDE wordt weergegeven.
De ENTERknop indrukken om de grote widget te openen.
In de widget KTM MY RIDE wordt verschillende statusinformatie
over de laadtoestand van de telefoon, telefoonontvangst en
over de Bluetooth
®
verbinding met de headset weergegeven.
Info
Als de symbolen zijn gevuld, bestaat een verbinding
tussen gecombineerd instrument en eindapparatuur.
Als de symbolen niet zijn gevuld, bestaat geen verbin-
ding tussen gecombineerd instrument en eindappara-
tuur.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
135
7.40 Widget NAVIGATION
S03836-10
Bij gesloten menu de UPknop een keer indrukken.
Met de LEFT- of RIGHT-knop tussen de informatieweergaven
wisselen, tot de widget NAVIGATION wordt weergegeven.
De ENTERknop indrukken om de grote widget te openen.
Info
De widget NAVIGATION is alleen beschikbaar, als de
navigatie-app actief is en de TRACK-modus is gedeac-
tiveerd.
In grote de NAVIGATION worden de richtingspijl, de
afstand tot het volgende routepunt, de straatnaam, de
tijd van aankomst en de afstand tot de bestemming
weergegeven.
Met de UP- of DOWN-knop kan het volume van de navi-
gatie worden geregeld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
136
7.41 Widget FAVORITES
S03837-10
Bij gesloten menu de UPknop een keer indrukken.
Met de LEFT- of RIGHT-knop tussen de informatieweergaven
wisselen, tot de widget FAVORITES wordt weergegeven.
De ENTERknop indrukken om de grote widget te openen.
Info
In de grote widget FAVORITES kunnen maximaal vier
bereiken met verschillende soorten informatie worden
geconfigureerd.
Met de LEFT- of RIGHT-knoppen tussen de afzonderlijke berei-
ken wisselen, tot het gewenste bereik is geselecteerd.
Met de UP- of DOWNknop het gewenste informatietype selecte-
ren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
137
Info
De selectie wordt na enkele seconden overgenomen.
Met het selectiepunt Item Add kan een bereik worden
toegevoegd.
Met het selectiepunt Item Remove kan een bereik wor-
den verwijderd.
Er kunnen maximaal vier bereiken worden geselecteerd
en geconfigureerd.
De bereiken een tot vier zijn gelijktijdig informatieweer-
gaven in de kleine widget FAVORITES.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
138
7.42 Widget INFO
S03838-10
Bij gesloten menu de UPknop een keer indrukken.
Met de LEFT- of RIGHT-knop tussen de informatieweergaven
wisselen, tot de widget INFO wordt weergegeven.
De ENTERknop indrukken om de grote widget te openen.
Info
In de kleine widget INFO worden de brandstofindicatie,
de koelmiddel-temperatuurindicatie en de resterende
reikwijdte weergegeven.
In de grote widget INFO worden aanvullend de totale
kilometerstand, de omgevingsluchttemperatuur en de
olietemperatuur weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
139
7.43 Widget HEATING
S03839-10
Bij gesloten menu de UPknop een keer indrukken.
Met de LEFT- of RIGHT-knop tussen de informatieweergaven
wisselen, tot de widget HEATING wordt weergegeven.
De ENTERknop indrukken om de grote widget te openen.
Met de LEFT- of RIGHTknop de zadelverwarming of handgreep-
verwarming selecteren.
Met de UP- of DOWNknop het gewenste verwarmingsniveau
selecteren.
Info
De widget HEATING is alleen beschikbaar, als deze in
het menu SETTINGS is geactiveerd.
Er kan tussen de verwarmingsniveaus OFF, MAX, MED of
MIN worden gekozen.
Het verwarmingsniveau wordt in de grote widget in
balkjes weergegeven. Hoe meer balkjes worden weer-
gegeven, hoe hoger het verwarmingsniveau.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
140
7.44 Widget MUSIC
S03840-10
Bij gesloten menu de UPknop een keer indrukken.
Met de LEFT- of RIGHT-knop tussen de informatieweergaven
wisselen, tot de widget MUSIC wordt weergegeven.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
De ENTERknop indrukken om de grote widget te openen.
UP-knop indrukken om het volume te verhogen.
DOWN-knop indrukken om het volume te verlagen.
RIGHT-knop kort indrukken om naar de volgende audiotitel wis-
selen.
LEFT-knop afhankelijk van het telefoonmodel kort of twee keer
indrukken, om naar de vorige audiotitel te wisselen of de actu-
ele audiotitel opnieuw af te spelen.
ENTER-knop indrukken om tussen weergave en pauze te wisse-
len.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
141
Tip
De widget MUSIC is alleen beschikbaar, als een telefoon
en een headset via Bluetooth
®
met de motorfiets zijn
verbonden.
Bij sommige mobiele telefoons moet de audio-player
van de mobiele telefoon worden gestart, voordat de
weergave mogelijk is. Voor een eenvoudigere bediening
kan de MUSIC-functie aan de C1- of C2-schakelaar wor-
den toegevoegd.
8 ERGONOMIE
142
8.1 Stuurstand
S01727-11
Aan de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand boringen
A
15 mm
Het stuur kan in verschillende twee standen worden gemonteerd.
Hierdoor kan het stuur in de aangenaamste positie voor de
bestuurder worden gezet.
Info
KTM adviseert bij races de voorste stuurstand te gebruiken.
8.2 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
ERGONOMIE 8
143
S01727-10
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen°
2
verwijderen.
Stuur zo positioneren, dat de schroeven
3
toegankelijk zijn.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
3
verwijderen. Stuuradapters
4
verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste stand
A
of
B
zetten. Schroe-
ven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Stuuradapters links en rechts in dezelfde positie monteren.
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden
gelegd.
Stuurklem positioneren. Schroeven
1
monteren en gelijkma-
tig vastdraaien.
8 ERGONOMIE
144
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem M8 20 Nm
8.3 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
S03891-10
Koppelingshendel naar voren drukken.
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
ERGONOMIE 8
145
8.4 Uitgangspositie van de remhendel instellen
S03892-10
Handremhendel naar voren voor drukken.
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef
1
aan
de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8 ERGONOMIE
146
8.5 Trapper van rempedaal instellen
S03894-10
Schroef
1
losdraaien.
Voetrempedaalvlak door draaien in de gewenste positie bren-
gen.
Voorgeschreven waarde
Standaard Pedaalvlak naar voren uitge-
lijnd
Info
Het pedaalvlak van het rempedaal kan 360 ° vrij wor-
den gedraaid.
De basisinstelling van het rempedaal is af fabriek inge-
steld en moet niet gewijzigd worden.
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef trapper rem-
pedaal
M6 10 Nm
ERGONOMIE 8
147
8.6 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de aandrijving te veel belast en kunnen storin-
gen van de quickshifter optreden.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Versnellingshendelvlak instellen. ( pag. 148)
8 ERGONOMIE
148
8.7 Versnellingshendelvlak instellen
S03896-10
Schroef
1
losdraaien.
Versnellingshendelvlak door draaien in de gewenste positie
brengen.
Voorgeschreven waarde
Standaard Pedaalvlak naar voren uitge-
lijnd
Info
Het pedaalvlak van de versnellingshendel kan 360 ° vrij
worden gedraaid.
De draadstang van de versnellingshendel is af fabriek
ingesteld en moet niet gewijzigd worden.
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellings-
hendelvlak
M6 10 Nm
ERGONOMIE 8
149
8.8 Voetsteunen instellen
Info
De instelbare voetsteunhouder maakt een comfortabelere onderste voetsteunpositie (normaal schakel-
schema) of een sportieve bovenste voetsteunpositie (omgekeerd schakelschema) mogelijk.
Voetsteunhouderpositie en schakelschema kunnen alleen samen worden gewijzigd.
S04086-10
Schroeven
1
van de voetsteunhouder rechts verwijderen.
Info
Bij het verwijderen van de onderste voetsteunhouder-
schroef op de moer letten.
Schroef
2
losdraaien.
8 ERGONOMIE
150
S04087-10
Voetsteunhouder positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voet-
steunhouder
bestuurder
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M8 25 Nm
S04088-10
Schroef
3
van de schakelstang verwijderen.
Schroeven
4
van de voetsteunhouder links verwijderen en
voetsteunhouder eraf nemen.
Info
Bij het verwijderen van de onderste voetsteunhouder-
schroef op de moer letten.
ERGONOMIE 8
151
S04089-10
Schakelstang van de versnellingshendel scheiden en op posi-
tie "R" monteren.
Voorgeschreven waarde
Schroef schakel-
stang
M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Info
De schakelstang is af fabriek ingesteld. Instellen van de
schakelstang is niet nodig.
Als de voetsteunhouder weer in de standaardpositie
wordt ingesteld, moet de schakelstang aan de versnel-
lingshendel op positie "S" worden gemonteerd.
S04090-10
Voetsteunhouder positioneren.
Schroeven
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voet-
steunhouder
bestuurder
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
8 ERGONOMIE
152
S04091-10
Schakelstang op een van de bovenste posities van de scha-
kelas positioneren.
Voorgeschreven waarde
Buitenste positie Schakelkracht laag, schakel-
afstand lang
Binnenste positie Schakelkracht hoog, schakel-
afstand kort
Info
Als de voetsteunhouder weer in de standaardpositie
wordt ingesteld, moet een van de onderste posities aan
de schakelas worden gebruikt.
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schakel-
stang
M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Info
Het schakelschema is nu omgekeerd.
ERGONOMIE 8
153
8.9 Helling van het gecombineerde instrument instellen
Info
De helling van het gecombineerde instrument kan door de klem op het stuur traploos worden ingesteld.
S03897-10
Schroeven
1
verwijderen en afdekking verwijderen.
S03898-10
Stekker
2
loskoppelen.
8 ERGONOMIE
154
S03899-10
Schroef
3
losdraaien.
Helling van het gecombineerde instrument instellen.
Voorgeschreven waarde
Het gecombineerde instrument mag ook na het werk geen
andere componenten raken.
Schroef
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef klem gecom-
bineerd instrument
M6 2 Nm
S03898-10
Stekker
2
verbinden.
ERGONOMIE 8
155
S03897-10
Afdekking positioneren, schroeven
1
monteren en
vastdraaien.
9 INBEDRIJFSTELLING
156
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
INBEDRIJFSTELLING 9
157
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Stel de motorfiets in op uw behoeften zoals beschreven in het hoofdstuk Ergonomie.
9 INBEDRIJFSTELLING
158
Raak gewend aan het rijgedrag van de motorfiets op een geschikte ondergrond voordat u een langere rit
maakt. Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden.
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 10.250 1/min
Vol gas geven vermijden!
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en passagier met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
INBEDRIJFSTELLING 9
159
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van de koffer of de tanktas heeft invloed op het rijgedrag.
De koffer en tanktas volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij hoge snelheid verandert de rijkarakteristiek als bagage is gemonteerd.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximale snelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet koffersysteem wordt bij overbelading vernietigd.
De gegevens van de fabrikant in acht nemen betreffende de maximale belading, als bagagekoffers aan
de motorfiets zijn gemonteerd.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
9 INBEDRIJFSTELLING
160
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor brandEen heet uitlaatsysteem kan de bagage doen verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Wanneer bagage wordt meegenomen, moet deze zo veel mogelijk in het midden van het voertuig veilig worden
vastgezet en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 425 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 165 kg
Maximale asbelasting achter 260 kg
RIJ-INSTRUCTIES 10
161
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 295)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 239)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 244)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 243)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 248)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
( pag. 286)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 222)
Kettingspanning controleren. ( pag. 224)
Bandentoestand controleren. ( pag. 258)
Bandenspanning controleren. ( pag. 261)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
10 RIJ-INSTRUCTIES
162
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Instelling achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 10
163
S03900-01
Motorfiets van de zijstandaard nemen en op de motorfiets gaan
zitten.
De RACE-ON-sleutel binnen bereik van het stuurslot brengen.
Ervoor zorgen dat de RACE-ON-sleutel tijdens het rijden bin-
nen bereik blijft.
Voorgeschreven waarde
Maximale reikwijdte van de
RACE-ON-sleutel rondom het
stuurslot
1,5 m
Info
Verminderde batterijspanning van de RACE-ON-sleutel
en storende radiogolven kunnen de reikwijdte verminde-
ren.
Als de batterijspanning van de RACE-ON-sleutel te laag
is, een van de contactsleutels in het bereik van het
stuurslot ( pag. 45) leggen en na het starten weer
veilig opbergen.
Controleer of de noodstopschakelaar/e-startknop zich in de
middelste stand bevindt.
Contact inschakelen, hiervoor de RACE-ONknop kort
indrukken (maximaal 1 seconde).
Het stuur wordt ontgrendeld.
10 RIJ-INSTRUCTIES
164
De functiecontrole van het gecombineerde instrument uit-
gevoerd.
Het ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voer-
tuig begint te rijden.
Info
Als de stuurvergrendeling niet ontgrendelt, het stuur
iets bewegen.
Versnelling in stationair schakelen.
De vrijstand N wordt weergeven.
S03901-01
Noodstopschakelaar/e-startknop in de onderste stand druk-
ken.
RIJ-INSTRUCTIES 10
165
Info
De noodstopschakelaar/e-startknop pas in de onderste
stand drukken, als de functiecontrole van het gecom-
bineerde instrument is afgesloten.
Tijdens het starten GEEN gas geven.
Maximaal 5 seconden lang de noodstopschakelaar/e-
startknop in de onderste stand drukken. Tot de vol-
gende startpoging minimaal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met
uitgeklapte zijstandaard naar een versnelling schakelt,
blijft de motor stilstaan.
10 RIJ-INSTRUCTIES
166
10.3 LaunchControl (optioneel)
H02000-01
De LaunchControl is een optionele functie van de voertuigelektro-
nica.
De LaunchControl past het motortoerental aan om de optimale
acceleratie te bereiken.
De LaunchControl kan maximaal drie keer achtereen voor begin-
nen met rijden worden gebruikt. Om motor, transmissie en koelsys-
teem te beschermen tegen overbelasting, wordt de LaunchControl
na de derde keer beginnen met rijden tijdelijk gedeactiveerd.
De LaunchControl wordt ook gedeactiveerd als niet meer aan alle
voorwaarden voor de activering wordt voldaan.
De LaunchControl wordt in de volgende gevallen weer vrijgegeven:
de motor draait minstens drie minuten, de motor is 20 minuten uit
of er is een afstand van 1,5 km (0,93 mi) afgelegd.
10.4 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig
voorzichtig gasgeven.
RIJ-INSTRUCTIES 10
167
10.5 Beginnen met rijden met LaunchControl (optioneel)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe LaunchControl maakt zeer snelle acceleratie mogelijk die voor onervaren
bestuurders moeilijkheden kan opleveren.
Gebruik de Launch-Control alleen als u over voldoende ervaring beschikt.
Gebruik de LaunchControl niet op de openbare weg.
H02000-01
Voorwaarde
De rijmodus TRACK (optioneel) is geactiveerd.
De eerste versnelling is geschakeld.
Het TC-controlelampje brandt niet.
Koelmiddeltemperatuur: > 60 °C
Totale afgelegde afstand: > 1.000 km
LaunchControl in het gecombineerde instrument active-
ren.
Het aantal beschikbare starts wordt op het startbeeld-
scherm weergegeven.
Bij aangetrokken koppelingshendel vol gas geven.
Het motortoerental wordt geregeld.
6.500 1/min
Het TCcontrolelampje knippert snel.
Koppelingshendel snel maar gedoseerd vrijgeven.
10 RIJ-INSTRUCTIES
168
10.6 Quickshifter+ (optioneel)
H01989-10
Als de Quickshifter+ (optioneel) is geactiveerd, kan zonder bedie-
ning van de koppeling in een hogere of lagere versnelling worden
geschakeld.
Omdat de gashendel niet moet worden gesloten, kan zonder onder-
brekingen worden geschakeld.
De Quickshifter+ herkent aan de hand van de schakelaspositie of
er moet worden geschakeld en zendt een overeenkomstig signaal
naar de motorbesturing.
Als de Quickshifter+ in het gecombineerde instrument is gedeacti-
veerd, moet bij elke keer schakelen zoals gebruikelijk de koppeling
worden bediend.
RIJ-INSTRUCTIES 10
169
10.7 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de passagier van de motorfiets vallen.
Zorg ervoor dat de passagier correct op de buddyseat zit, de voeten op de buddyseatvoetsteunen van
de passagier zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor passagiers in
acht.
10 RIJ-INSTRUCTIES
170
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en passagier met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage heeft invloed op het rijgedrag.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
RIJ-INSTRUCTIES 10
171
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Aanwijzing
Beschadiging van de aandrijvingDe aandrijving raakt door verkeerd gebruik van de Quickshifter+ beschadigd.
Alleen als de functie in het gecombineerde instrument is geactiveerd, kan de Quickshifter+ worden gebruikt.
Als de koppelingshendel wordt aangetrokken, is de Quickshifter+ niet actief.
Gebruik de Quickshifter+ alleen in het aangegeven, toegestane toerentalbereik.
10 RIJ-INSTRUCTIES
172
Info
Treden tijdens het rijden ongewone geluiden op, onmiddellijk stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Alle gegevens over de schakelrichting hebben betrekking op het standaardschakelschema.
402299-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.)
kan naar een hogere versnelling worden geschakeld.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden
van de afbeelding. De vrije stand bevindt zich tussen
de 1e en 2e versnelling. De 1e versnelling is de start-
of bergversnelling.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Slechts zo veel gas geven als de rijbaan en de weersomstandig-
heden toestaan. Vooral in bochten mag niet worden geschakeld
en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
RIJ-INSTRUCTIES 10
173
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruispunt,
hoeft u alleen de koppelingshendel te trekken en de
noodstopschakelaar/e-startknop in de onderste stand te
drukken. De versnelling hoeft niet in stationair te worden
geschakeld.
Motor uitschakelen bij langdurig stationair toerental of bij stil-
stand.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk
begint te branden, moet u meteen stoppen en de motor uit-
schakelen. Contact opnemen met geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het controlelampje storing gaat bran-
den, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het algemene waarschuwingslampje
gaat branden, toont het display 10 seconden een melding.
Info
Bijzonder belangrijke meldingen worden in het
menu Warning opgeslagen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
174
Als de waarschuwing glad wegdek op het gecombineerde
instrument verschijnt, is een glad wegdek mogelijk. De
snelheid aanpassen aan de gewijzigde situatie.
H01997-10
Voorwaarde
Quickshifter + (optioneel) geactiveerd.
Als de quickshifter + in het gecombineerde instrument is
geactiveerd, kunt u binnen het opgegeven toerentalbereik
opschakelen zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het minimale motortoerental voor het opschakelen
in omwentelingen per minuut is weergegeven in de
afbeelding.
Trek de versnellingspook snel tot aan de aanslag
zonder de positie van de gashendel te veranderen.
H01997-11
Als de quickshifter+ in het gecombineerde instrument is
geactiveerd, kan binnen het aangegeven toerentalbereik
worden teruggeschakeld zonder de koppelingshendel in te
trekken.
RIJ-INSTRUCTIES 10
175
Info
Het maximale motortoerental voor het terugschake-
len in omwentelingen per minuut is weergegeven in
de afbeelding.
Duw de versnellingspook snel tot aan de aanslag
zonder de positie van de gashendel te veranderen.
10.8 MSR (optioneel)
402423-01
De MSR is een optionele functie van de motorbesturing.
Als de motorremwerking te hoog wordt, verhindert de MSR, dat het
achterwiel tijdens het rechtuitrijden blokkeert of bij schuine stand
wegglijdt.
Om slippen van het achterwiel te voorkomen, opent de MSR de
smoorkleppen slechts zover als absoluut noodzakelijk is.
De MSR wordt ingezet op oppervlakken waar de wrijvingswaarde te
laag is om de Anti-Hopping-koppeling te openen.
Om de rijveiligheid verder te verhogen, is de MSR afhankelijk van
de schuine stand.
Info
Bij uitgeschakeld ABS, uitgeschakelde MTC of actieve
ABS-modus Supermoto is de MSR niet actief.
10 RIJ-INSTRUCTIES
176
10.9 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een passagier of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
177
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhin-
deren.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt, wisselende straatoppervlakken, steile hellingen
of hard remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op
zandige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat
de wielen blokkeren.
10 RIJ-INSTRUCTIES
178
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde
ondergrond afremt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snel-
heid naar een lagere versnelling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen
terug en hierbij de motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en
raken de remmen niet oververhit.
RIJ-INSTRUCTIES 10
179
10.10 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Als een geldige transponder binnen bereik is, kan het voertuig worden gestart.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de RACE-ON-sleutel of de zwarte contactsleutel zich
rond het voertuig bevindt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
10 RIJ-INSTRUCTIES
180
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Contact uitschakelen, hiervoor de RACE-ONknop bij ingeschakeld contact kort indrukken (maximaal
1 seconde).
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot de RACE-ON-knop
ingeschakeld blijft, wordt de voeding van de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor
raakt de 12V-accu leeg. De motor daarom altijd met de RACE-ONknop uitzetten, de noodstopscha-
kelaar is uitsluitend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op stevige ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur naar links draaien en de RACE-ONknop lang indrukken (minstens 2 seconden).
De besturing wordt geblokkeerd.
Info
Als de stuurvergrendeling niet vergrendelt, het stuur iets bewegen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
181
10.11 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
182
10.12 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
RIJ-INSTRUCTIES 10
183
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
184
S03902-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 48)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
A
van de vul-
opening met brandstof vullen.
Brandstoftankinhoud
totaal ca.
16 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 341)
Tankdop sluiten. ( pag. 50)
SERVICESCHEMA 11
185
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
11.2 Verplichte werkzaamheden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Uitlaatkleppenbesturing controleren met KTMdiagnosetool.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 296)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 243)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 248)
Remschijven controleren. ( pag. 238)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
11 SERVICESCHEMA
186
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 239)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 244)
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 232)
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. Service afhankelijk van behoefte en
gebruiksdoel uitvoeren.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 207)
Speling balhoofdlager controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 258)
Bandenspanning controleren. ( pag. 261)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 228)
Kettingspanning controleren. ( pag. 224)
Wiellagerspeling meten, wiellagers en achterwielnaaf invetten.
Controleren of de achterwielmoer (rechter zijkant) het voorgeschreven aanhaalmoment
heeft.
SERVICESCHEMA 11
187
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Bougies vervangen (luchtfilter gedemonteerd).
Klepspeling controleren (luchtfilter en bougies gedemonteerd).
SLS-membraankleppen vervangen.
Kabels controleren op beschadiging en montage zonder knikken (brandstoftank uitge-
bouwd).
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 286)
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen.
Brandstofdruk controleren.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 280)
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Foutgeheugen na proefrit uitlezen met KTM-diagnosetool.
Serviceweergave met KTM-diagnosetool resetten.
Service in het KTM Dealer.net noteren.
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 SERVICESCHEMA
188
11.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 48 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Olievernevelaar voor koppelingssmering controleren/reinigen.
Achterbruglager controleren.
Wiellager controleren.
Schokdemperbevestiging op speling controleren.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controle-
ren of ze gemakkelijk bewegen.
Aftapslangen legen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchet-
ten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Antivries controleren.
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren goed
vastzitten.
Koelmiddel verversen.
SERVICESCHEMA 11
189
Eenmalig interval
Periodiek interval
12 CHASSIS AFSTELLEN
190
12.1 Voorvork/schokdemper
S04093-10
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden, om het
chassis aan te passen aan de rijstijl en eventuele extra belading.
Info
De aanbevelingen voor de chassisafstelling zijn samengevat
in tabel
1
. De tabel is aan de onderkant van het bestuur-
derszadel aangebracht.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts
de basis voor de afstelling van het chassis. Als van de richtwaar-
den wordt afgeweken, kunnen de rijeigenschappen verslechteren,
vooral bij hoge snelheden.
12.2 Veervoorspanning voorvork instellen
S03908-10
Stelschroeven
1
tot de aanslag tegen de klok in of met de
klok mee draaien.
Info
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Instelling volgens het vorktype uitvoeren.
CHASSIS AFSTELLEN 12
191
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning - Preload-Adjuster
Comfort 3
Standaard 0
Sport +3
Volledige nuttige last +3
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning,
draaien tegen de klok in verlaagt de veervoorspanning.
Het instellen van de veervoorspanning heeft geen
invloed op de instelling van de uitgaande demping.
Toch moet bij een verhoging van de veervoorspanning
altijd ook de uitgaande demping worden verhoogd.
12.3 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
12 CHASSIS AFSTELLEN
192
S03908-11
Witte stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de linker vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COMP (witte stelschroef). De uitgaande
demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 21 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
CHASSIS AFSTELLEN 12
193
12.4 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
S03908-12
Rode stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 21 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
12 CHASSIS AFSTELLEN
194
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
12.5 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met montagestandaard (ingestoken) opkrikken.
( pag. 204)
S03908-13
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk
uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van montagestandaard (ingestoken) nemen.
( pag. 206)
CHASSIS AFSTELLEN 12
195
12.6 Ingaande demping schokdemper
S03906-01
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee
bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het
achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed-drukniveau-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij
het rijden over een asfaltrand. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van
invloed bij het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het
achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen
high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high-speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed
op het low-speed-bereik en omgekeerd.
12 CHASSIS AFSTELLEN
196
12.7 Veervoorspanning schokdemper instellen
S03907-01
Om de veervoorspanning te verhogen, handwiel
1
met de
klok mee draaien.
Om de veervoorspanning te reduceren, handwiel
1
tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 0
Maximaal 15
Minimaal 5
12.8 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
CHASSIS AFSTELLEN 12
197
Info
De lowspeed-drukniveauinstelling werkt bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
S03909-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed
Comfort 21 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
12 CHASSIS AFSTELLEN
198
12.9 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed-drukniveauinstelling werkt bij het snel inveren van de schokdemper.
S03906-10
Stelschroef
1
met een dopsleutel tot de aanslag met de klok
mee draaien.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
CHASSIS AFSTELLEN 12
199
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed
Comfort 1,5 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Volledige nuttige last 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
12.10 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
12 CHASSIS AFSTELLEN
200
S03910-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 21 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
201
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
E00695-01
Adapter in de hefbok achter plaatsen.
Hefbok achterwiel schommelarm (61329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok in de wielas positioneren en
motorfiets opkrikken.
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
202
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard
1
plaatsen.
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 201)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
203
E00696-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Hefbok vooraan met de vork-
poten uitlijnen.
Voorwiel-hefbok klein (61129965000)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
204
402777-01
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
13.5 Motorfiets met montagestandaard (ingestoken) opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
205
S04100-01
Kunststofkappen aan beide zijden verwijderen.
Montagestandaard met kunststofbus in de opening van de ach-
terbrugbout laten grijpen. Passende hoogte en breedte van de
montagestandaard kiezen.
Montagebok (62529055200)
Motorfiets opkrikken.
Info
Controleren of de montagestandaard goed zit.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
206
13.6 Motorfiets van montagestandaard (ingestoken) nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
207
S04101-01
Motorfiets van de montagebok nemen en op zijstandaard zet-
ten.
Montagestandaard verwijderen.
Montagebok (62529055200)
Kunststofkappen aan beide zijden aanbrengen.
13.7 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 201)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 202)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
208
S03950-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 346)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
209
Nawerk
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 203)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 201)
13.8 Buddyseat verwijderen
S03911-10
De RACE-ON-sleutel of zwarte contactsleutel in het zadel-
slot
1
steken en met de klok mee draaien.
Buddyseat vooraan optillen en naar voren uit de houder trek-
ken.
Buddyseat verwijderen.
De contactsleutel eruit trekken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
210
13.9 Buddyseat monteren
S03912-10
De uitsparingen
1
van de buddyseat bij de geleidingen
2
vasthaken, voor neerlaten en tegelijkertijd naar achteren schui-
ven.
De vergrendelingsbout in de slotbehuizing positioneren en
buddyseat vooraan omlaag duwen.
De vergrendelingsbout vergrendelt met een hoorbare klik.
Controleren of de buddyseat correct is gemonteerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
211
13.10 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 209)
S03913-10
Hoofdwerk
Bestuurderszadel met de lus
1
onder de buddyseat ontgren-
delen.
Buddyseat achter optillen en afnemen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
212
13.11 Bestuurderszadel monteren
S03914-10
Hoofdwerk
Uitsparing
1
van de buddyseat bij de geleiding
2
vastha-
ken, achter neerlaten en naar voren schuiven.
De vergrendelingsbout in de slotbehuizing positioneren en
buddyseat vooraan omlaag duwen.
De vergrendelingsbout vergrendelt met een hoorbare klik.
Controleren of het bestuurderszadel correct is gemonteerd.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 210)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
213
13.12 Brandstoftankspoiler links demonteren
S04082-10
Brandstoftankbekleding
1
in het bereik
A
optillen en naar
boven toe verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
214
S04083-10
Schroeven
2
verwijderen.
Brandstoftankspoiler in het bereik
B
optillen en naar voren
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
215
13.13 Brandstoftankspoiler links monteren
S04084-10
Brandstoftankspoiler aan de uitsteeksels
A
,
B
en
C
posi-
tioneren en van voren naar achteren schuiven.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
216
S04083-11
Brandstoftankspoiler in het bereik
D
in de rubberen bus
drukken.
Schroeven
1
monteren.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding M5 3,5 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
217
S04085-10
Brandstoftankbekleding
2
aan de brandstoftanksluiting posi-
tioneren en van achteren naar voren indrukken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
218
13.14 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
S03915-10
Schroeven
1
verwijderen en afdekking verwijderen.
Schroef
2
verwijderen en uitlaatklem eraf nemen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
219
S03916-10
Schroef
3
met ring verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselBeweeglijke delen van de uitlaat-
klep vormen een gevaar voor letsel.
Raak de uitlaatklep niet aan als de einddemper
verwijderd is.
Zorg ervoor dat niemand beklemd raakt wanneer de
uitlaatklep wordt aangestuurd.
Einddemper verwijderen.
S03917-10
Afdichtring
4
verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
220
13.15 Einddemper monteren
S03917-11
Waarschuwing
Gevaar voor letselBeweeglijke delen van de uitlaat-
klep vormen een gevaar voor letsel.
Raak de uitlaatklep niet aan als de einddemper
verwijderd is.
Zorg ervoor dat niemand beklemd raakt wanneer de
uitlaatklep wordt aangestuurd.
Afdichtring
1
monteren.
S03916-11
Einddemper plaatsen.
Schroef
2
met ring monteren, maar nog niet vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
221
S03915-11
Uitlaatklem positioneren.
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef uitlaatklem
aan einddemper
M6 8 Nm
Schroef
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M8 25 Nm
Afdekking positioneren.
Schroeven
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef warmtebe-
schermingsplaat op
de achterste geluids-
demper
M5 4 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
222
13.16 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 222)
13.17 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
223
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Regelmatige reiniging verlengt de levensduur van de ketting.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 201)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 345)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray Street ( pag. 345)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 201)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
224
13.18 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 201)
S03918-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Bij glijblok in het bereik van de markeringen
A
en
B
de
ketting omhoog duwen en de kettingspanning bepalen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
225
Info
Het onderste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
De bovenkant van de ketting bevindt zich tussen de marke-
ringen
A
en
B
.
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 226)
H00380-11
Controleren of de beschermkappen
1
stevig vastzitten en niet
zijn beschadigd.
» Als de beschermkappen beschadigd of los zijn:
Beschermkappen vervangen.
Beschermkap achterbrug (61304041100)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 201)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
226
13.19 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 201)
Kettingspanning controleren. ( pag. 224)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
227
S03919-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Kettingspanning door draaien van de naafbehuizing instellen.
Contrasleutel (61329085000)
Greep voor contrasleutel (60012060000)
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de kettingspanning,
draaien tegen de klok in verlaagt de kettingspanning.
Het vereiste gereedschap bevindt zich in het boordge-
reedschap.
Kettingspanning controleren. ( pag. 224)
De kettingspanning komt overeen met de voorgeschreven
waarde.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef excenter M16 70 Nm
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 201)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
228
13.20 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 201)
100132-10
Hoofdwerk
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controle-
ren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
229
S03949-10
Versnelling in stationair schakelen.
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels op het bovenste stuk
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand
B
van
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
230
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud,
versleten kettingwiel of ketting-aandrijfwiel.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen
sluitschakel.
S04102-01
Glijblok op slijtage controleren.
» Als het glijblok sterke slijtage vertoont:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M5 5 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
231
S04103-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de ketting zich op dezelfde hoogte of
onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M8 25 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 201)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
232
13.21 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
233
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingskabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
234
S03920-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Vloeistofpeil controleren.
Het vloeistofpeil moet tussen de markeringen MIN en MAX
liggen.
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Schroefdop
1
met membraan
2
en ring verwijderen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 343)
Schroefdop
1
met membraan
2
en ring monteren
en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen
met water afspoelen.
REMSYSTEEM 14
235
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS)
H01998-10
De ABSunit
1
, bestaat uit een hydraulische unit,
ABS-besturingsunit en retourpomp en is aan de rechterkant van
het voertuig onder de brandstoftank gemonteerd. Er bevindt zich
een wieltoerentalsensor
2
aan het voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Laat het achterwiel bij vastgehouden voorwielrem
alleen doordraaien (burn out) als het ABS is
uitgeschakeld en nooit op de openbare weg.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties
vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
236
Het ABS is een veiligheidssysteem dat het blokkeren en wegglij-
den van de wielen tijdens het remmen binnen de fysische grenzen
verhindert.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpvoorzieningen kunnen
ongevallen alleen binnen de fysieke grenzen verhinderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Het ABS heeft twee modi: de ABSmodus Road en de ABSmodus
Supermoto.
In de ABS-modus Road regelt het ABS beide wielen.
In de ABS-modus Supermoto regelt het ABS alleen het voorwiel.
Aan het achterwiel vindt er geen ABS-regeling plaats. Het
ABSwaarschuwingslampje
3
knippert langzaam om aan de
actieve ABSmodus Supermoto te herinneren.
Info
In de ABS-modus Supermoto kan het achterwiel blokkeren
gevaar voor vallen.
REMSYSTEEM 14
237
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Als de ABS-besturingsunit
de blokkeerneiging van een wiel herkent, begint het ABS door het
regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar aan
een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje
3
moet na het inschakelen van
het contact gaan branden en uitgaan wanneer het voertuig begint
te rijden. Als het lampje na het optrekken niet uitgaat of tijdens
het rijden brandt, duidt dit op een fout in het ABS-systeem. Het
ABS is dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen
blokkeren. Het remsysteem zelf blijft gewoon werken, alleen de
ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden als, in
extreme rijsituaties het toerental van het voor- en achterwiel
sterk van elkaar afwijkt, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het
achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig begint te
rijden.
MSC
De MSC is een extra functie naast het ABS die het blokkeren en
wegglijden van de wielen tijdens het remmen in schuine stand
(bochten) kan voorkomen.
14 REMSYSTEEM
238
Door de hellingshoeksensor is de ABS-regeling nu afhankelijk van
de hoek in lengte- en dwarsas.
Info
De MSC is alleen in de ABS-modus Road actief.
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
100135-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak
1
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
REMSYSTEEM 14
239
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
240
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S03921-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir
1
controleren.
»
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering
A
is
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 240)
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
241
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
14 REMSYSTEEM
242
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 243)
S03922-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering
A
bijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 343)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 14
243
14.5 Remplaketten van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
S03923-10
Alle remplaketten aan beide remzadels op minimale minimale
voeringdikte
A
controleren.
Minimale voeringdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Alle remplaketten aan beide remzadels controleren op bescha-
diging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
14 REMSYSTEEM
244
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S03924-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir
1
controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN-markering
A
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 245)
REMSYSTEEM 14
245
14.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
14 REMSYSTEEM
246
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 248)
REMSYSTEEM 14
247
S03925-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroef
1
met schroefdopborging verwijderen.
Info
Opletten dat het reservoir verticaal blijft en er geen
remvloeistof uit stroomt.
Schroefdop
2
met ring en membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering
A
bijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 343)
Schroefdop
2
met ring en membraan
3
monteren en vast-
draaien.
Schroefdopborging positioneren, schroef
1
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
vloeistofreser-
voir van achter-
wielrem
M5 3,5 Nm
Loctite
®
243™
14 REMSYSTEEM
248
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.8 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
REMSYSTEEM 14
249
500320-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
15 WIELEN, BANDEN
250
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 201)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 202)
S03926-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
aan beide remzadels verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door de remzadels
licht naar de zijkant te kantelen. Remzadels voorzichtig naar
achteren van de remschijven trekken en opzij hangen.
Info
Remhendel bij verwijderde remzadels niet bedienen.
R01778-10
Schroef
2
en schroeven
3
losdraaien.
Schroef
2
ca. 6 slagen losdraaien en met de hand op de
schroef duwen, om de steekas uit de asopname te schuiven.
Schroef
2
verwijderen.
WIELEN, BANDEN 15
251
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijven
niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
S03928-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN
252
15.2 Voorwiel monteren
S03928-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 345)
S03929-10
De brede afstandsbus
2
in looprichting links plaatsen.
Info
De pijl
B
geeft de looprichting van het voorwiel aan.
Het wieltoerentalsensor-wiel bevindt zich in de loop-
richting links.
De smalle afstandsbus in looprichting rechts inzetten.
WIELEN, BANDEN 15
253
S03930-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Schroef
3
en steekas
4
reinigen.
Steekas
4
licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 345)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
15 WIELEN, BANDEN
254
S03926-11
Remzadel positioneren en daarbij letten op de correcte plaat-
sing van de remplaketten.
Schroeven
5
aan beide remzadels monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remzadels worden uitgelijnd.
Schroeven
5
aan beide remzadels vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 203)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 201)
WIELEN, BANDEN 15
255
S03927-10
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 201)
Einddemper demonteren. ( pag. 218)
S03931-10
Hoofdwerk
Binnenste borgdraad
1
verwijderen.
Buitenste borgdraad
2
verwijderen.
15 WIELEN, BANDEN
256
S03932-10
Achterwielrem door een assistent laten bedienen.
Moeren
3
losschroeven en met ring
4
verwijderen.
Achterwiel verwijderen.
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
WIELEN, BANDEN 15
257
S03933-10
Hoofdwerk
Achterwiellagers controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de achterwiellagers beschadigd of versleten zijn:
Wiellager achter vervangen.
Schroefdraad van wielas en asmoer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 345)
Achterwiel op wielas schuiven.
De meenemerbouten
1
grijpen in de boringen van de
velg
A
.
S03932-11
Ring
2
en moer
3
monteren.
Achterwielrem door een assistent laten bedienen.
Moer
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer wielas
achter
M50x1,5 250 Nm
Schroefdraad
ingevet/borgdraad met
borglak verzegelen
15 WIELEN, BANDEN
258
S03931-11
Buitenste borgdraad
4
monteren.
Binnenste borgdraad
5
monteren.
De pennen van de borgdraden grijpen in de boringen van
de wielas.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 201)
Einddemper monteren. ( pag. 220)
15.5 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
WIELEN, BANDEN 15
259
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rem- en rijgedrag van het
voertuig.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed.
15 WIELEN, BANDEN
260
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Wettelijke landspecifieke minimale profieldiepte in acht
nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
WIELEN, BANDEN 15
261
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
15 WIELEN, BANDEN
262
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning solo
voor: bij koude band 2,5 bar
achter: bij koude band 2,5 bar
Bandenspanning met passagier/volledige nuttige belasting
voor: bij koude band 2,5 bar
achter: bij koude band 2,9 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
WIELEN, BANDEN 15
263
15.7 Gebruik van bandenreparatiespray
H03319-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnjuist gebruik van bandenrepara-
tiespray leidt tot drukverlies bij de gerepareerde band.
Niet elke beschadiging kan met bandenreparatiespray
worden gerepareerd.
Lees de aanwijzingen en richtlijnen van de fabrikant
van de bandenreparatiespray.
Rijd langzaam en voorzichtig wanneer u een band met
bandenreparatiespray hebt gerepareerd.
Rijd hoogstens naar de dichtstbijzijnde garage en laat
de band vervangen.
Een reparatie met bandenreparatiespray mag alleen in noodgeval-
len worden uitgevoerd.
Het wordt aanbevolen om het defecte voertuig naar de dichtstbij-
zijnde werkplaats te vervoeren in plaats van het te repareren.
15 WIELEN, BANDEN
264
(1290 Super Duke R EU)
Aanwijzing
Materiële schadeBandenreparatiespray beschadigt de band-
spanningssensor.
Houd er rekening mee dat de bandspanningssensor moge-
lijk moet worden vervangen na het gebruik van de banden-
reparatiespray.
ELEKTRONICA 16
265
16.1 Dagrijlicht (DRL)
S03952-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht geen
vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan de
automatische omschakeling tussen dagrijlicht en dimlicht
slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is geselec-
teerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het menu
uitschakelen, zodat het dimlicht permanent is inge-
schakeld.
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dag-
rijlicht.
Het dagrijlicht (DRL)/zijlicht is geïntegreerd in de koplamp. Het
dagrijlicht brandt helderder dan het zijlicht.
Het dagrijlicht mag alleen bij goed zicht worden ingeschakeld.
De omgevingssensor in het gecombineerde instrument zorgt voor
de regeling. Bij goed zicht wordt het dimlicht met zijlicht uitge-
schakeld en het dagrijlicht ingeschakeld.
Bij uitgeschakeld dagrijlicht brandt het dimlicht met zijlicht.
16 ELEKTRONICA
266
Bij groot licht of seinlicht wordt het dagrijlicht automatisch op zij-
licht omgesteld.
16.2 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 209)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 211)
ELEKTRONICA 16
267
S03934-10
Hoofdwerk
Besturingsapparaat
1
verwijderen en opzij hangen.
Minkabel
2
van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
3
verwijderen en pluskabel van de 12V-
accu loskoppelen.
S03935-10
Stekker
4
loskoppelen.
Schroef
5
verwijderen en accuafdekking eraf nemen.
12V-accu
6
uit het accuvak nemen.
16 ELEKTRONICA
268
16.3 12V-accu monteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
ELEKTRONICA 16
269
S03936-10
Hoofdwerk
12V-accu
1
in het accuvak plaatsen.
12V-accu (YTX14-BS) ( pag. 328)
Accuafdekking positioneren, schroef
2
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Stekker
3
aansluiten.
S03937-10
Pluskabel positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Pluspoolafdekking
4
monteren.
Minkabel
5
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Besturingsapparaat
6
positioneren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 212)
Buddyseat monteren. ( pag. 210)
Tijd en datum instellen.
16 ELEKTRONICA
270
16.4 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
ELEKTRONICA 16
271
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de 12V-accu aan capaciteit.
Als de 12V-accu leeg is gestart, moet hij meteen weer worden opgeladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulfatie op, waardoor de 12V-accu wordt
vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Als de 12V-accu niet met een acculader van KTM wordt opgeladen, moet de 12V-accu voor het laden wor-
den gedemonteerd. Anders kunnen componenten beschadigd raken door overspanning. De 12V-accu laden
volgens de gegevens op het accuhuis.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 209)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 211)
16 ELEKTRONICA
272
S03934-10
Hoofdwerk
Besturingsapparaat
1
verwijderen en opzij hangen.
Minkabel
2
van de 12V-accu loskoppelen om schade aan de
boordelektronica te voorkomen.
Plusafdekking
3
verwijderen.
602678-01
Acculader op de 12V-accu aansluiten. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het start-
vermogen van de 12V-accu en dynamo testen. Bovendien kan
met dit apparaat de 12V-accu niet worden overladen.
Info
12V-accu laden met maximaal 10% van de capaciteit
die op het accuhuis is aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
ELEKTRONICA 16
273
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
3 maanden
S03938-10
Pluspoolafdekking
3
monteren.
Minkabel
2
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Besturingsapparaat
1
positioneren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 212)
Buddyseat monteren. ( pag. 210)
Tijd en datum instellen.
16 ELEKTRONICA
274
16.5 RACE-ON-sleutelbatterij vervangen
S01740-10
Sleutelbaard van de RACE-ON-sleutel uitklappen.
Onderste helft van de RACE-ON-sleutel in pijlrichting schuiven
en verwijderen.
S01739-10
Batterijafdekking
1
verwijderen.
RACE-ON-sleutelbatterij
2
verwijderen.
Nieuwe RACE-ON-sleutelbatterij met het opschrift naar boven
plaatsen.
RACE-ON-sleutelbatterij (CR 2032) ( pag. 328)
Batterijafdekking
1
monteren.
ELEKTRONICA 16
275
S01740-11
Onderste helft van de RACE-ON-sleutel plaatsen en in pijlrich-
ting vergrendelen.
16.6 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 209)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 211)
16 ELEKTRONICA
276
S03939-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
verwijderen.
S03940-10
Defecte hoofdzekering
2
verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
3
.
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers
van het voertuig gezekerd.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109130) ( pag. 328)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkappen
1
monteren.
ELEKTRONICA 16
277
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 212)
Buddyseat monteren. ( pag. 210)
Tijd en datum instellen.
16.7 Zekeringen in zekeringenblok vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 209)
16 ELEKTRONICA
278
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 211)
S03941-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel
1
openen.
S03942-10
Zekeringen controleren.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad
A
.
Defecte zekering verwijderen.
ELEKTRONICA 16
279
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - voedingsspanning besturingsunits en
componenten
Zekering 2 - 10 A - ACC1
Zekering 3 - 10 A - nummerplaatverlichting, achterlicht
Zekering 4 - 10 A - constant plus voor koplamp
Zekering 5 - 10 A - besturingsunit
Zekering 6 - 25 A - ABSretourpomp
Zekering 7 - 15 A - hydraulische ABSunit
Zekering 8 - 10 A - ACC2, USB-bus
Zekering 9 - geen functie
Zekering 10 - geen functie
Zekering res - 10 A - reservezekeringen
Zekering res - 15 A - reservezekering
Zekering res - 25 A - reservezekering
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 328)
Zekering (58011109115) ( pag. 328)
Zekering (58011109125) ( pag. 328)
16 ELEKTRONICA
280
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel
1
sluiten.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 212)
Buddyseat monteren. ( pag. 210)
16.8 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en ter hoogte van het midden van de dimlichtlamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op een afstand
A
loodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
ELEKTRONICA 16
281
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 281)
16.9 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 280)
16 ELEKTRONICA
282
S03951-10
Hoofdwerk
Met de stelschroef
1
de lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel-
breedte en draaien tegen de klok in versmalt de licht-
bundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
Schroef
1
borgt ook de koplamp. Controleer of de
schroef steeds ver genoeg is ingeschroefd.
400726-11
Koplamp op markering
B
instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering
B
liggen.
ELEKTRONICA 16
283
16.10 USB-kabel aansluiten
Info
De USB-bus bevindt zich links op het gecombineerde instrument.
S03943-10
USB-busafdekking
1
openen.
Geschikte USB-kabel met de USB-aansluiting
2
verbinden.
USB-kabel met het apparaat verbinden.
USB-kabel aan het stuur monteren en met kabelbinders vast-
maken.
Voorgeschreven waarde
Een zo kort mogelijke USB-kabel gebruiken.
Aangesloten apparaten altijd tegen vocht beschermen.
De kabel zodanig leggen en vastmaken, dat deze niet
beschadigd raakt.
16 ELEKTRONICA
284
16.11 USB-kabel loskoppelen
S03944-10
USB-kabel van het apparaat loskoppelen.
USB-kabel van de USB-aansluiting
1
loskoppelen.
USB-busafdekking
2
sluiten.
16.12 Diagnosestekker
H01949-01
De diagnosestekker
1
bevindt zicht onder het bestuurderszadel.
ELEKTRONICA 16
285
16.13 ACC1 en ACC2 vooraan
S04081-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1
1
en ACC2
2
voor bevinden
zich achter de brandstoftankspoiler links tussen de kroonpla-
ten.
16.14 ACC1 en ACC2 achterzijde
S03954-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1
1
en ACC2
2
achter bevin-
den zich onder het zadel.
17 KOELSYSTEEM
286
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
KOELSYSTEEM 17
287
S03955-10
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir
1
controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelmiddel vullen / koelsysteem ontluchten.
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de
voorgeschreven waarde overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren.
( pag. 288)
17 KOELSYSTEEM
288
17.2 Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
KOELSYSTEEM 17
289
Voorwerk
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
( pag. 286)
S03956-10
Hoofdwerk
Deksel
1
van het compensatiereservoir verwijderen.
Koelmiddel tot de MAX-markering bijvullen.
Koelmiddel ( pag. 341)
Deksel
1
van het compensatiereservoir monteren.
18 MOTORAFSTEMMING
290
18.1 Ride Mode
S03808-01
Mogelijke toestanden
TRACK Optioneel beschikbare instelling met gehomologeerd
vermogen en uiterst directe respons. De motorfietstractiecon-
trole en de karakteristiek van de gasrespons kunnen individu-
eel worden ingesteld.
Optioneel beschikbare instelling met gehomologeerd vermo-
gen en uiterst directe respons. De motorfietstractiecontrole
en de karakteristiek van de gasrespons kunnen individueel
worden ingesteld en de functie KTM MY RIDE kan worden
gebruikt.
SPORT SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe
respons, de motorfiets-tractiecontrole laat een hogere slip aan
het achterwiel toe.
STREET STREET Gehomologeerd vermogen met even-
wichtige respons, de motorfiets-tractiecontrole laat een nor-
male slip aan het achterwiel toe.
RAIN Gehomologeerd vermogen met zeer zachte respons
voor betere rijbaarheid, de motorfiets-tractiecontrole laat een
normale slip aan het achterwiel toe.
In het menu Ride Mode kunnen verschillende afstellingen voor het
voertuig worden gekozen. Er zijn TRACK (optioneel), SPORT, STREET
en RAIN.
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het display weergegeven.
MOTORAFSTEMMING 18
291
De rijmodus kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel en
gedeactiveerde cruisecontrol worden gewisseld.
Info
De keuze van de rijmodus is niet van invloed op het ABS.
18.2 Motorfietstractiecontrole (MTC)
S03805-01
De motorfietstractiecontrole (MTC) verlaagt het motorkoppel bij
tractieverlies aan het achterwiel.
Info
Als de motorfietstractiecontrole uitgeschakeld is, kan het
achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
slechte grip doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de motorfietstractie-
controle weer actief.
In het gecombineerde instrument wordt de motorfiets-
tractiecontrole via het menu Motorcycle ( pag. 290) gestuurd.
In het menu MTC/ABS kan de motorfiets-tractiecontrole worden
uitgeschakeld.
18 MOTORAFSTEMMING
292
Info
Als de motorfietstractiecontrole regelt, knippert het
TCcontrolelampje .
Als de motorfietstractiecontrole is uitgeschakeld, brandt
het TCcontrolelampje .
18.3 Anti-wheelie-modus (optioneel)
S03827-01
De Anti Wheelie Mode is een optionele functie van de voertuigelek-
tronica.
De anti-wheelie-modus moet een stijgend voorwiel tijdens het ver-
snellen vermijden.
MOTORAFSTEMMING 18
293
18.4 Slipaanpassing (optioneel)
402790-01
De slipaanpassing is een optionele functie van de
motorfiets-tractiecontrole.
Met de slipaanpassing kan de motorfiets-tractiecontrole in negen
niveaus op de gewenste karakteristiek worden afgesteld.
Bij niveau 1 is de meeste slip aan het achterwiel mogelijk, bij
niveau°9 de minste slip.
De slipaanpassing kan tijdens het rijden bij gesloten menu met de
UP- of DOWNknop worden ingesteld.
Info
De slipaanpassing is alleen bij een actieve rijmodus TRACK
( pag. 290) (optioneel) beschikbaar.
18 MOTORAFSTEMMING
294
18.5 Throttle Response (optioneel)
S03830-01
Mogelijke toestanden
TRACK Uiterst directe respons
SPORT Zeer directe respons
STREET Uitgebalanceerde respons
In het menu Throttle Response kan de karakteristiek van de gasres-
pons worden aangepast.
Throttle Response kan ook tijdens het rijden met gesloten gashen-
del en gedeactiveerde cruisecontrol worden ingesteld.
Info
Throttle Response is alleen bij actieve rijmodus TRACK
( pag. 290) (optioneel) beschikbaar.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
295
19.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het olieverbruik is afhankelijk van het rijgedrag en de gebruiksomstandigheden.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
S03957-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten
en dan pas controleren.
Het motoroliepeil moet in het bovenste deel
B
van het
kijkglas voor de motorolie liggen.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
A
ligt:
Geen motorolie bijvullen.
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
B
ligt:
Motorolie kan bijgevuld worden.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
296
»
Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij
C
ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 303)
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
297
S03958-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Geschikt reservoir onder de motor klaarzetten.
Om te verhinderen dat olie over het uitlaatsysteem loopt, even-
tueel een trechter gebruiken.
Olieaftapschroeven
1
met magneten, keerringen en oliezeven
verwijderen.
S03959-10
Schroeven
2
verwijderen. Oliefilterdeksel
3
met keerring
verwijderen.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
298
S03960-10
Oliefilter
4
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
S03961-10
Nieuw oliefilter
4
plaatsen.
Info
Het oliefilter alleen met de hand plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilter-
deksel
3
monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
299
S03959-11
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
motor
M5 6 Nm
100773-12
Magneten
A
en oliezeven
B
van de olieaftapschroeven gron-
dig reinigen.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
300
S03958-10
Olieaftapschroeven
1
met magneten, keerringen en oliezeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
S03962-10
Totale vulhoeveelheid klaarzetten.
Motorolie
Omgevingstempera-
tuur: 0 °C
3,50 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 342)
Motorolie
Omgevingstempera-
tuur: < 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 343)
Oliehoeveelheid in twee werkstappen vullen.
Olievulschroef
5
met keerring verwijderen en eerste deel bij-
vullen.
Motorolie (1e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: 0 °C
3,0 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 342)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
301
Motorolie (1e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: < 0 °C
3,0 l Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 343)
Olievulschroef
5
met keerring monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Motor uitzetten.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
302
S03957-11
Olievulschroef met keerring verwijderen en het tweede deel tot
de bovenste markering
C
op het kijkglas voor de motorolie
vullen.
Motorolie (2e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: 0 °C
0,50 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 342)
Motorolie (2e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: < 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 343)
Olievulschroef met keerring monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
303
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 295)
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of motorolie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
Te hoog motoroliepeil kan leiden tot motorschade.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 295)
S03962-11
Hoofdwerk
Olievulschroef
1
met keerring verwijderen.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
304
S03957-12
Motorolie tot de bovenste markering
A
op het kijkglas voor de
motorolie vullen.
Voorwaarden
Omgevingstemperatuur: 0 °C
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 342)
Voorwaarden
Omgevingstemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40) ( pag. 343)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
KTM raadt aan de motorolie te verversen als dat nodig
is.
Olievulschroef met keerring monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
305
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 295)
20 REINIGING, ONDERHOUD
306
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en uitzicht gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
REINIGING, ONDERHOUD 20
307
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 346)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Als het voertuig in strooizout is gebruikt, na de rit koud
water voor de reiniging gebruiken. Warm water versterkt
de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
20 REINIGING, ONDERHOUD
308
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 222)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 345)
Gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel
voor lakken.
REINIGING, ONDERHOUD 20
309
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 346)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Kunststofonderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen
met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 346)
Stuurslot en zadelslot oliën.
Universele oliespray ( pag. 346)
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als het voertuig in strooizout is gebruikt, na elke rit koud water voor de reiniging gebruiken. Warm water
versterkt de zoutwerking.
20 REINIGING, ONDERHOUD
310
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 306)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remzadels en
remplaketten in afgekoelde en gemonteerde toestand,
grondig met koud water reinigen en goed laten drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de
motorfiets grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen. Daardoor wordt de remwerking sterk
verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 222)
STALLING 21
311
21.1 Stalling
Info
Als de motorfiets langere tijd niet wordt gebruikt, worden extra maatregelen aanbevolen.
Alvorens de motorfiets te stallen controleren of alle onderdelen goed werken en of ze zijn versleten. Als
er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de over-
wintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden aan het begin van het vol-
gende seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 345)
Brandstof tanken. ( pag. 182)
Motorfiets reinigen. ( pag. 306)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 296)
Koelmiddelpeil en antivries controleren.
Bandenspanning controleren. ( pag. 261)
12V-accu demonteren. ( pag. 266)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
12V-accu zonder blootstel-
ling aan directe zonnestralen
0 35 °C
12V-accu laden. ( pag. 270)
21 STALLING
312
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 201)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 202)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
STALLING 21
313
21.2 Inbedrijfstelling na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 203)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 201)
12V-accu monteren. ( pag. 268)
Info
Als de 12V-accu gedemonteerd is geweest, moeten de
tijd en datum opnieuw worden ingesteld.
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 161)
Een proefrit maken.
22 FOUTEN OPSPOREN
314
S03841-10
Het RACE-ONcontrolelampje
1
kan door knipperen fouten
aangeven. Deze worden tot vijf seconden na het bedienen van de
RACE-ON-knop aangegeven.
Info
Knippercodes die betrekking hebben op KTM RACE ON wor-
den slechts een keer weergegeven en niet herhaald.
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Geen reactie als op de RACE-
ON-knop wordt gedrukt
RACE-ON-knop defect RACE-ON-knop op beschadiging con-
troleren.
Kabel en stekker van de RACE-ON-
knop op beschadiging controleren.
FOUTEN OPSPOREN 22
315
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
RACE-ON-controlelampje knip-
pert twee keer
Geen antwoordsignaal van de
RACE-ON-sleutel
Ervoor zorgen dat de RACE-ON-sleutel
binnen bereik is.
Andere elektronische apparaten uit de
buurt van de RACE-ON-antenne verwij-
deren.
Batterijvak in de RACE-ON-sleutel op
juiste vergrendeling controleren.
Batterijvak in de RACE-ON-sleutel op
corrosie controleren.
RACE-ON-sleutelbatterij vervangen.
( pag. 274)
Zwarte contactsleutel gebruiken.
RACE-ON-controlelampje knip-
pert drie keer
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 270)
Ruststroom controleren.
RACE-ON-controlelampje knip-
pert vier keer
Stuurvergrendelingspen geblok-
keerd of gespannen
Stuur licht bewegen.
RACE-ON-controlelampje knip-
pert vijf keer
RACE-ON-antenne defect RACE-ON-antenne op beschadiging
controleren.
Er wordt niets weergegeven op
het display van gecombineerd
instrument
Zekering 1 gesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervan-
gen. ( pag. 277)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 275)
22 FOUTEN OPSPOREN
316
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Er wordt niets weergegeven op
het display van gecombineerd
instrument
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 270)
Ruststroom controleren.
Motor draait niet door als de
noodstopschakelaar/e-startknop
in de onderste stand wordt
gedrukt
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 162)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 270)
Ruststroom controleren.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Fout in elektronisch systeem Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor draait alleen door, als de
koppelingshendel is getrokken
Er is een versnelling gescha-
keld
Versnelling in stationair schakelen.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor draait door, hoewel er
een versnelling is geschakeld
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Koppeling van de snelsluitkop-
peling niet verbonden
Koppeling van de snelsluitkoppeling
verbinden.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Brandstofkwaliteit onvoldoende Geschikte brandstof vullen.
FOUTEN OPSPOREN 22
317
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 182)
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
ABS-waarschuwingslampje
brandt
ABS-zekering doorgesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervan-
gen. ( pag. 277)
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 295)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 296)
12V-accu ontladen Noodknipperlichten zijn inge-
schakeld
Noodknipperlichten uitschakelen.
12V-accu laden. ( pag. 270)
12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Contact bij het uitzetten van
het voertuig niet uitgeschakeld
12V-accu laden. ( pag. 270)
23 TECHNISCHE GEGEVENS
318
23.1 Motor
Bouwwijze 2-cilinder 4-takt benzinemotor, 75° V-indeling,
gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 1.301 cm³
Slag 71 mm
Boring 108 mm
Compressie 13,5:1
Stationair toerental 1.400 1.600 1/min
Besturing DOHC, 4 kleppen per cilinder, aandrijving via ketting
Ventiel diameter ventielschijf
Invoer 42 mm
Afvoer 34 mm
Klepspeling
Inlaat bij: 20 °C 0,10 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,25 0,30 mm
Krukaslager Glijlager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveer 1 rechthoekige ring, 1 zuigerring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Droge-cartersmering met 3 trochoïde rotorpompen
Primaire overbrenging 40:76
TECHNISCHE GEGEVENS 23
319
Koppeling Antihopping-koppeling in oliebad / hydraulisch
bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:35
2e versnelling 15:32
3e versnelling 18:30
4e versnelling 20:27
5e versnelling 24:27
6e versnelling 27:26
Mengselbehandeling Elektronische brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 450 W
Bougie
Binnenste bougie NGK LKAR9BI10
Buitenste bougie NGK LMAR7DI10
Elektrodenafstand bougie 1 mm
Koeling Vloeistofkoeling, permanente circulatie koelmiddel
door waterpomp
Starthulp Startmotor
23 TECHNISCHE GEGEVENS
320
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef dempingplaat EJOT ALtracs
®
M6x14 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steunplaat ventieldeksel
achter
EJOT ALtracs
®
M6x10 10 Nm
Slangklem aanzuigflens M4 1,5 Nm
Olievernevelaar M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef kijkglas motorolie M5 4 Nm
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerborgring M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerschaal-steunplaat M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef resonator M5 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsherkennings-
sensor
M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Moer cilinderkop M6 8 Nm
Onderdrukaansluiting M6 5 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
321
Ontluchtingsschroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koelmiddelaansluiting op
cilinderkop
M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 12 Nm
Schroef motorbehuizing M6x60 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x80 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x90 10 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M6 10.9 10 Nm
Schroef oliepompdeksel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef starterwielgeleiding M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stationaire ring M6 10.9 15 Nm
Loctite
®
648™
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vergrendelingshendel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
322
Schroef versnellingshendel M6 18 Nm
Schroef versnellingsvastzetting M6 12.9 18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Tapeinden distributieketting-
schacht
M6 8 Nm
Sproeier 100 M6x0,75 3 Nm
Loctite
®
243™
Krukasborgbout M8 12 Nm
Schroef geleiderail M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorbehuizing M8 18 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M8 10.9 1e niveau
10 Nm
2e niveau
18 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
323
Schroef nokkenas-lagerbrug M8 10.9 1e niveau
8,5 Nm
2e niveau
14,5 Nm
Geldt alleen bij gebruik van:
Opzetelement inbus
(61229025000)
Schroef spanrail M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm
Schroef motorhouder M10 45 Nm
Afsluitschroef koppelingssmering M10x1 8 Nm
Bougie M10x1 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Schroef drijfstanglager M10x1 1e niveau
25 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M10x1 8 Nm
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 12 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
324
Sluitschroef vergrendeling verdeel-
transmissie
M10x1 12 Nm
Schroef cilinderkop M11x1,5 Draaivolgorde:
kruislings
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
4e niveau
90°
Geolied met motorolie
Bougie M12x1,5 18 Nm
Koelmiddeltemperatuursensor M12x1,5 12 Nm
Schroef rotor M12x1,5 115 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
Moer koppelingsmeenemer M22x1,5 130 Nm
Loctite
®
243™
Afsluitschroef distributieketting-
spanner
M24x1,5 25 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
325
Moer primair tandwiel M33LHx1,5 130 Nm
Loctite
®
243™
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie
Omgevingstemperatuur: 0 °C
3,50 l Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 342)
Motorolie
Omgevingstemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40)
( pag. 343)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 3,20 l Koelmiddel ( pag. 341)
23 TECHNISCHE GEGEVENS
326
23.3.3 Brandstof
A00420-10
Op markering op EU-brandstofpompen letten.
Brandstoftankinhoud totaal ca. 16 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 341)
Brandstofreserve ca. 3,5 l
23.4 Chassis
Frame Buisframe van chroommolybdeen staalbuizen, geë-
loxeerd
Voorvork WP SuspensionAPEX 5548
Schokdemper WP SuspensionAPEX 5746
Veerweg
voor 125 mm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
327
achter 140 mm
Remsysteem
Voor Dubbele schijfrem met radiaal geschroefde remzadels
met vier zuigers, remschijven vlottend gelagerd
achter Enkele schijfrem met remzadel met 2 zuigers, rem-
schijf vast gelagerd
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning solo
voor: bij koude band 2,5 bar
achter: bij koude band 2,5 bar
Secundaire overbrenging 17:38
Ketting 5/8 x 5/16” (525) Xring
Balhoofdhoek 64,8°
Wielstand 1.497 mm
Zadelhoogte onbelast 835 mm
Bodemvrijheid onbelast 160 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 192 kg
23 TECHNISCHE GEGEVENS
328
Hoogst toegestane asbelasting voor 165 kg
Maximale asbelasting achter 260 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 425 kg
23.5 Elektronica
12V-accu YTX14-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 12 Ah
onderhoudsvrij
RACE-ON-sleutelbatterij CR 2032 3 V
Zekering 58011109110 10 A
Zekering 58011109115 15 A
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Dimlicht/groot licht Led
Dagrijlicht/zijlicht Led
Verlichting gecombineerd instrument en controlelamp-
jes
Led
Richtingaanwijzer LED
Achterlicht LED
Remlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
TECHNISCHE GEGEVENS 23
329
23.6 Banden
Band voor Band achter
120/70 ZR 17 M/C (58W) TL
Bridgestone Battlax Hypersport S22 F
200/55 ZR 17 M/C (75W) TL
Bridgestone Battlax Hypersport S22 R
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 14.18.8T.22
Voorvork WP SuspensionAPEX 5548
Ingaande demping
Comfort 21 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 21 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
23 TECHNISCHE GEGEVENS
330
Veerlengte met voorspanbus(sen) 303 mm
Veerconstante
Zacht 8,5 N/mm
Gemiddeld (standaard) 9 N/mm
Hard 9,5 N/mm
Vorklengte 753 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 615 ± 15 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 344)
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 15.18.7T.22
Schokdemper WP SuspensionAPEX 5746
Ingaande demping lowspeed
Comfort 21 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Volledige nuttige last 7 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 1,5 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
TECHNISCHE GEGEVENS 23
331
Volledige nuttige last 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 21 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Veervoorspanning
Standaard 8 mm
Info
Komt overeen met stand 0 op de
Preload-Adjuster.
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 75 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 85 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 95 N/mm
Veerlengte 195 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 20 mm
Dynamische veerweg 45 mm
Inbouwlengte 356 mm
Stootdemperolie ( pag. 344) SAE 2,5
23 TECHNISCHE GEGEVENS
332
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Resterende schroeven chassis EJOT PT
®
K50x12 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT
®
K50x14 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT
®
K50x16 2 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT
®
K50x18 2 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT
®
K45x12 1 Nm
Schroef achterlicht EJOT PT
®
K50x14 2,5 Nm
Schroef bevestiging afdekking uit-
laatklep
EJOT SF
®
M4x6K 4 Nm
Schroef brandstoftankafdekking
snelsluitnippel
EJOT PT
®
K60 2 Nm
Schroef deksel luchtfilterbak EJOT PT
®
K60 2 Nm
Schroef vaste handgreep links M4 2 Nm
Schroef zijstandaardsensor M4 2 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef bekleding M5 3,5 Nm
Schroef brandstoftanksensor M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar
links
M5 5 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
333
Schroef combinatieschakelaar
rechts
M5 5 Nm
Schroef dempingselement gecom-
bineerd instrument
M5 2 Nm
Loctite
®
243™
Schroef gashendel M5 3,5 Nm
Schroef gecombineerd instrument M5 2,5 Nm
Schroef glijblok M5 5 Nm
Schroef kabelkanaal M5 5 Nm
Schroef knipperlichthouder achter M5 3,5 Nm
Schroef knipperlichthouder voor M5 3,5 Nm
Schroef tankdop M5 3 Nm
Schroef warmtebeschermingsplaat
op de achterste geluidsdemper
M5 4 Nm
Massaschroefverbinding frame M6 10 Nm
Moer kabel aan startmotor M6 6 Nm
Moer riemschijf
uitlaatklepbesturingsunit
M6 14 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Schroef afdekking hellingshoek-
sensor
M6 6 Nm
Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
334
Schroef bevestiging ABS-module M6 8 Nm
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
Schroef instrumentenhouder M6 2 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang
op rempedaalcilinder
M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef nummerplaathouder aan
onderste deel achterkant
M6 8 Nm
Schroef radiateurhouder M6 5 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schakelaskering aan scha-
kelas
M6 18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schakelstang M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef slangklem radiateurkoel-
slangen
M6 3 Nm
Schroef stuurdemperhouder aan
frame
M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef trapper rempedaal M6 10 Nm
Schroef uitlaatklem aan bochtstuk M6 8 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
335
Schroef uitlaatklem aan einddem-
per
M6 8 Nm
Schroef verbindingsstuk remkabel
achter
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendelvlak M6 10 Nm
Schroef wieltoerentalsensor achter M6 4 Nm
Schroef wieltoerentalsensor voor M6 4 Nm
Schroef zijstandaardvlak M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Moer bowdenkabel uitlaatklep M6x1 5 Nm
Moer kettingwiel M8 36 Nm
Moer riemschijfbevestiging uitlaat-
klep
M8 7 Nm
Moer schakelstang M8 12 Nm
Moer ventiel (1290 Super
Duke R JP)
M8 4 Nm
Moer ventiel (1290 Super
Duke R EU)
M8 6 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 18 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
336
Schroef contactslot (een keer te
gebruiken)
M8 25 Nm
Schroef klem vorkbuis M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef rempedaal M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M8 28 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M8 28 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef remzadel achter M8 25 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef schakelaskering aan frame M8 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurdemper aan houder M8 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurdemper aan kroon-
plaat
M8 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurklem M8 20 Nm
Schroef versnellingshendel aan
voetsteunhouder
M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder bestuur-
der
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
337
Schroef zijstandaardconsole M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardveer M8 15 Nm
Loctite
®
2701™
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef motorhouder M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remzadel voor M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaard M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardconsole M10 55 Nm
Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Holle schroef remkabel verbin-
dingsstuk achter
M10x1 25 Nm
Moer achterdemperdrager M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Lambdasonde M12x1,25 25 Nm
Schroef schokdemper boven M14x1,5 80 Nm
Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
338
Schroef schokdemper onder M14x1,5 80 Nm
Loctite
®
243™
Schroef excenter M16 70 Nm
Moer achterbrugbout M19x1,5 130 Nm
Schroefdraad ingevet
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Moer zadelslot M22x1,5 4 Nm
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
Moer wielas achter achterdemper-
zijde
M35x1,5 200 Nm
Loctite
®
262™ / borgdraad met
borglak verzegelen
Moer wielas achter M50x1,5 250 Nm
Schroefdraad ingevet/borgdraad met
borglak verzegelen
VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 24
339
24.1 Verklaringen van overeenstemming
Info
De omvang van de functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvat eventueel niet alle ver-
melde zendinstallaties en toepassingsgebieden.
Hiermee verklaart Polaris dat het zendinstallatietype Connectivity Control Unit "CCU2" overeenkomt met de rele-
vante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende
URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/ccu-2
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype KTM RACE ON system overeenkomt met de relevante richtlij-
nen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/ktm-race-on-system
Hiermee verklaart Schrader Electronics Ltd dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring System overeenkomt
met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de
volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/tpms
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
340
24.2 Landspecifieke verklaring van overeenstemming
F01726-01
GEBRUIKSSTOFFEN 25
341
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaar-
dige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
25 GEBRUIKSSTOFFEN
342
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelvloeistoffen in acht.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 347)
SAE ( pag. 347) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Power Synt 4T
GEBRUIKSSTOFFEN 25
343
Motorolie (SAE 5W/40)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 347)
SAE ( pag. 347) (SAE 5W/40)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX
®
Brake Fluid DOT 5.1
25 GEBRUIKSSTOFFEN
344
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 347) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 347) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
HULPSTOFFEN 26
345
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chain Clean
Kettingspray Street
Voorgeschreven waarde
26 HULPSTOFFEN
346
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chainlube Road Strong
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 27
347
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
348
ABS Antiblokkeersysteem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
ATIR Automatische uitschakeling van rich-
tingaanwijzer (Automatic Turn Indi-
cator Reset)
Software die na afloop van een timer of een rijaf-
standsmeter de richtingaanwijzers automatisch uit-
schakelt
TPMS Bandenspanning-controlesysteem
(Tire Pressure Monitoring System)
Veiligheidsstartsysteem dat met behulp van sensoren
in de banden de bandenspanning bewaakt en aangeeft
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
DRL Dagrijlicht (Daytime Running Light) Licht dat de zichtbaarheid van het voertuig op de dag
verhoogt, maar in tegenstelling tot het dimlicht niet
gefocust is en het wegdek verlicht
- KTM RACE ON Systeem waarbij contact, stuurslot en tankdop per
draadloze sleutel met transponder worden vrijgescha-
keld
- LaunchControl Functie van de voertuigelektronica voor het bereiken
van optimale acceleratie vanuit stilstand
MSC Motorfiets-stabiliteitscontrole (Motor-
cycle Stability Control)
Extra functie bij het ABS die het blokkeren en weg-
glijden van de wielen tijdens het remmen in schuine
stand verhindert
Bochten-MTC Motorfietstractiecontrole (Motorcy-
cle Traction Control)
Extra functie van de motorbesturing die bij doordraai-
end achterwiel het motorkoppel verlaagt
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 28
349
MSR Motorslipmomentregeling Extra functie van de motorbesturing die het blokkeren
van het achterwiel bij een te grote motorremwerking
verhindert door de regelkleppen iets te openen
- Quickshifter + Functie van de motorelektronica voor schakelen zon-
der bediening van de koppeling
29 LIJST MET AFKORTINGEN
350
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
LIJST MET SYMBOLEN 30
351
30.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
30.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
RACE-ONcontrolelampje brandt/knippert geel/rood Status- of foutmelding bij het race-on-
systeem/bij de alarminstallatie.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Bij geactiveerde
ABS-modus Supermoto wordt SM op het display weergegeven.
TC-controlelampje brandt/knippert geel De MTC ( pag. 291) is niet actief, regelt momen-
teel of een Launch-Control start wordt uitgevoerd. Het TC-controlelampje brandt ook als er een
fout wordt herkend. Contact opnemen met geautoriseerde KTM-garage. Het TC-controlelampje
knippert als de motorfietstractiecontrole actief ingrijpt.
Controlelampje cruisecontrol brandt geel De functie cruisecontrol is ingeschakeld, maar de
cruisecontrol is niet actief.
30 LIJST MET SYMBOLEN
352
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica gecon-
stateerd.
30.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Linker controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwij-
zer links is ingeschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje cruisecontrol brandt groen De functie cruisecontrol is ingeschakeld en de
cruisecontrol is actief.
Het rechter controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richting-
aanwijzer rechts is ingeschakeld.
INDEX
353
INDEX
+
+RES/-SET-knop
bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
1
12V-accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
ACC1
achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
ACC2
achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
Anti-wheelie-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Artikelnummer stuurdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Bandenreparatiespray
gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Bestuurderszadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
INDEX
354
Brandstoftankspoiler links
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
Buddyseat
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
C
C1 en C2-schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Chassis afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190-200
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Combinatieschakelaar
links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
rechts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Cruisecontrol
bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
D
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
Datum
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
DRL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 218
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314-317
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . 56-141
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
ABSweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Anti Wheelie Mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Audio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Bluetooth . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Button Illumination . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Consumption . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
dag-nacht-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Daytime Runn. Light . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
INDEX
355
Display Theme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Distance . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Extra Functions . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Favouritesweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
General Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
handgreepverwarming (optioneel) . . . . . . . . . 80
Headset Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Heated Grips (optioneel) . . . . . . . . . . . 111, 131
Heated Seat (optioneel) . . . . . . . . . . . 112, 132
helling instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
knop C1 en C2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
KTM MY RIDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Language . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Launch Control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Motorcycle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
MTC+MSR (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . 113
navigatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
navigatie informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Navigationweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
odometer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
omgevingslucht-temperatuurindicator . . . . . . 83
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Pairing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
performancelayout (optioneel) . . . . . . . . . . . 70
Pressure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Quickshifter + (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . 115
Ride Mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105, 290
Rideweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
schakelindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Settings . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
slipaanpassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293
snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
telefonie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Temperature . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Throttle Response . . . . . . . . . . . . . . . 108, 294
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
TPMS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Track . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
TRACK display (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . 68
Trip 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Trip 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Units . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
versnellingsindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
volume . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
waarschuwing voor glad wegdek . . . . . . . . . . 61
waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Warnings . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
INDEX
356
weergave van de cruisecontrol . . . . . . . . . . . 78
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . 81
Widget FAVORITES . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
widget groot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74, 133
Widget HEATING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Widget INFO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
widget klein . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72, 133
Widget KTM MY RIDE . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Widget MUSIC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Widget NAVIGATION . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
zadelverwarming (optioneel) . . . . . . . . . . . . . 81
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
I
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . 156
controle en onderhoud voor iedere inbedrijf-
stelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 222
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Koelmiddelpeil
in compensatiereservoir corrigeren . . . . . . . 288
in vast reservoir controleren . . . . . . . . . . . . 286
Koplamp
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 281
Koplampinstelling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
INDEX
357
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . 232
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 144
L
LaunchControl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
M
Menutoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . 201
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . 202
met montagestandaard (ingestoken) opkrikken 204
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . 201
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . 203
van montagestandaard (ingestoken) nemen . 206
Motorfietstractiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 303
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
Motorslipmomentregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . 175
MSR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175
MTC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
N
Noodknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Noodknipperlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Q
Quickshifter+ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
INDEX
358
R
RACE-ON-knop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
RACE-ON-sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
RACE-ON-sleutelbatterij vervangen . . . . . . . 274
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 145
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
trapper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 248
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 243
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235-249
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 245
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 240
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 244
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 239
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Riem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
beginnen met rijden met LaunchControl . . . 167
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 309
S
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
Schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . 195
ingaande demping highspeed instellen . . . . 198
ingaande demping lowspeed instellen . . . . . 196
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . 199
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . 196
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185-189
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
slipaanpassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
INDEX
359
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 332
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 320
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 329
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 326
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 328
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 318
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 330
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 329
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 325
Tijd
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
U
USB-kabel
aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
loskoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Verklaringen van overeenstemming . . . . . . . . 339-340
landspecifiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 340
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 147
Versnellingshendelvlak
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Voertuig
beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Voertuigidentificatiennummer . . . . . . . . . . . . . . . 28
Voetsteun passagier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Voetsteunen
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . 191
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . 193
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . 190
INDEX
360
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
Vorkpoten
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . 207
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184, 326
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 325
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300, 325
W
Waarschuwing voor glad wegdek . . . . . . . . . . . . . 61
Wegrijblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Z
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Zekeringen
in zekeringenblok vervangen . . . . . . . . . . . . 277
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
*3214110nl*
3214110nl
01/2020
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363

KTM 1290 Super Duke R 2020 de handleiding

Type
de handleiding