Canon Speedlite 600 EX II-RT Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

1
J
INSTRUCTIEHANDLEIDING
D
2
De Canon Speedlite 600EX II-RT is een externe, speciaal voor EOS
camera’s ontwikkelde Speedlite die compatibel is met E-TTL II-/E-TTL-/
TTL-autoflashsystemen. De Speedlite kan worden gebruikt als flitser
die is bevestigd op de accessoireschoen van de camera (normaal
flitsen) of als master-/slave-unit bij draadloze flitsopnamen met
radiotransmissie/optische transmissie. Bovendien is de Speedlite even
stof- en waterbestendig als EOS 1D-camera’s.
Lees de volgende informatie voordat u opnamen gaat maken
Lees eerst de “Voorzorgsmaatregelen” (pagina 8-9) om mislukte foto’s en
ongelukken te voorkomen. Lees deze handleiding ook zorgvuldig door
om er zeker van te zijn dat u de camera op de juiste manier gebruikt.
Lees deze instructiehandleiding, maar ook de
instructiehandleiding van uw camera
Lees voordat u dit product gebruikt, deze instructiehandleiding en de
instructiehandleiding van uw camera door, zodat u bekend raakt met de
bediening van deze apparatuur. Zorg er ook voor dat u deze handleiding
goed bewaart, zodat u hem zo nodig opnieuw kunt raadplegen.
Gebruik met een EOS DIGITAL-camera (type A-camera)
U kunt de Speedlite heel eenvoudig gebruiken voor automatische
flitsopnamen, op dezelfde manier als de interne flitser van de camera.
Gebruik met een analoge EOS-camera
Een EOS-camera met een E-TTL II-/E-TTL-
autoflashmeetsysteem (type A-camera)
U kunt de Speedlite heel eenvoudig gebruiken voor automatische
flitsopnamen, op dezelfde manier als de interne flitser van de camera.
Een EOS-camera met een TTL-autoflashmeetsysteem (type
B-camera)
Zie pagina 138.
* In deze instructiehandleiding wordt aangenomen dat u de Speedlite
gebruikt in combinatie met een type A-camera.
Inleiding
De Speedlite gebruiken in combinatie met een camera
3
Hoofdstukken
Inleiding
2
Aan de slag en basishandelingen
Flitsopnamen voorbereiden en standaardflitsopnamen maken
17
Geavanceerde flitsopnamen
Fotograferen voor gevorderden met de flitsfuncties
27
Flitsfuncties instellen met de knoppen van de
camera
De flitsfuncties instellen vanaf het menuscherm van de camera
51
Draadloze flitsopnamen: Radiotransmissie
Draadloze flitsopnamen (master/slave) met radiotransmissie
57
Draadloze flitsopnamen: Optische transmissie
Draadloze flitsopnamen (master/slave) met optische transmissie
89
De Speedlite aanpassen
Aanpassen met gebruikersfuncties en persoonlijke functies
109
Aanvullende informatie
Systeemoverzicht, Problemen oplossen, Gebruik met een type B-
camera
121
1
2
3
4
5
6
7
4
Pictogrammen in deze handleiding
9 : geeft het selectiewiel aan.
8 : geeft de selectie-/instelknop aan.
p/2 : geeft aan dat de betreffende functie gedurende circa 12 of
16 seconden geactiveerd blijft nadat u de knop hebt
losgelaten.
(p. **) : geeft de pagina aan waarop u meer informatie kunt vinden.
: waarschuwing om problemen met de flitser te voorkomen.
: aanvullende informatie.
M : M rechts van de paginatitel geeft aan dat de functie wordt
uitgevoerd wanneer de opnamemodus van de camera is
ingesteld op <d/s/f/a/bulb(B)> (creatieve modi).
Uitgangspunten
In de procedures gaan we ervan uit dat zowel de Speedlite als de
camera zijn ingeschakeld.
De pictogrammen die worden gebruikt om de knoppen, wieltjes en
symbolen in de tekst aan te geven, komen overeen met de
pictogrammen die u op de Speedlite en de camera aantreft.
Als bij de positie van functieknop 4 <?> wordt weergegeven, keert u
terug naar het vorige scherm als u op <?> drukt.
In de procedures gaan we ervan uit dat de gebruikersfuncties en
persoonlijke functies van de Speedlite en de menu- en
gebruikersfuncties van de camera zijn ingesteld op de
standaardwaarden.
Alle cijfers, zoals het aantal flitsen, zijn gebaseerd op het gebruik van vier
AA-/LR6-alkalinebatterijen en Canon-testprocedures.
Symbolen in deze handleiding
5
2
1
Inleiding 2
Hoofdstukken....................................................................................3
Symbolen in deze handleiding..........................................................4
Functie-index ....................................................................................7
Voorzorgsmaatregelen......................................................................8
Namen van onderdelen...................................................................10
Bijgeleverde accessoires .............................................................16
Aan de slag en basishandelingen 17
De batterijen installeren ..................................................................18
De Speedlite op de camera bevestigen en loskoppelen.................20
De flitser inschakelen......................................................................21
a: Volledig automatische flitsopnamen ..................................24
E-TTL II-/E-TTL-autoflash per opnamemodus ................................25
Geavanceerde flitsopnamen 27
f Flitsbelichtingscompensatie.......................................................28
g FEB.......................................................................................... 29
7: Flitsbelichtingsvergrendeling ..................................................30
c Hogesnelheidssynchronisatie ....................................................31
r Synchronisatie op het tweede gordijn .....................................32
m Indirecte flits.............................................................................33
n Flitsopnamen bij een korte afstand .......................................34
Opname met reflectie...................................................................35
q Indirecte flitsfotografie met de indirecte-flitsadapter.............36
e: De flitsdekking instellen ..................................................... 38
Groothoekadapter ........................................................................39
q: Handmatig flitsen ..................................................................... 40
Handmatig de flitsbelichting instellen van na meting....................41
?: Stroboscopische flits ........................................................ 42
//.: Externe flitsmeting............................................... 45
Modelflits........................................................................................ 47
o Kleurfilter..................................................................................48
Speedlite-instellingen wissen..........................................................50
Inhoud
6
Inhoud
3
4
5
6
7
Flitsfuncties instellen met de knoppen van de camera 51
Flitseraansturing via het menuscherm van de camera................... 52
Draadloze flitsopnamen: Radiotransmissie 57
' Draadloze flitsopnamen met radiotransmissie........................... 58
Instellingen voor draadloos flitsen ................................................. 63
a: Volledig automatische draadloze flitsopnamen................. 68
5:
Draadloze flitsopnamen met meerdere flitsers en flitsverhouding
.... 73
q: Draadloos flitsopnamen met meerdere flitsers en handmatig
flitsvermogen.................................................................................. 77
[: Fotograferen in een andere flitsmodus voor elke groep .......... 79
Testflits en modelflits vanaf een slave-unit..................................... 82
Vanaf een slave-unit op afstand een foto maken .......................... 83
Gekoppeld fotograferen met radiotransmissie ............................... 84
Draadloze flitsopnamen: Optische transmissie 89
: Draadloze flitsopnamen met optische transmissie.................. 90
Instellingen voor draadloos flitsen ................................................. 92
a: Volledig automatische draadloze flitsopnamen................. 96
5:
Draadloze flitsopnamen met meerdere flitsers en flitsverhouding
.... 101
q: Draadloos flitsopnamen met meerdere flitsers en handmatig
flitsvermogen................................................................................ 105
A
Handmatig flitsen/stroboscopisch flitsen op een slave-unit
... 107
De Speedlite aanpassen 109
C / >:
Gebruikersfuncties en persoonlijke functies instellen
...... 110
C: Gebruikersfuncties instellen............................................... 113
>: Persoonlijke functies instellen ............................................ 118
Aanvullende informatie 121
600EX II-RT-systeem ................................................................... 122
f Flitserblokkering als gevolg van temperatuurstijging.............. 124
Problemen oplossen..................................................................... 127
Specificaties ................................................................................. 133
Gebruik met een type B-camera .................................................. 138
Draadloos flitsen met radiotransmissie ........................................ 139
Index............................................................................................. 145
7
Voeding
Batterijen Î p. 18
Flitsinterval/frequentie Î p. 18
De flitser in- en
uitschakelen Î p. 21
Flitser gereed Î p. 21
Snelle flits Î p. 21
Automatische
uitschakeling Î p. 22
Bediening
De Speedlite bevestigen
en loskoppelen Î p. 20
Blokkeerfunctie Î p. 22
LCD-paneelverlichting Î p. 22
Normale flitsmodus
E-TTL-autoflash Î p. 24
Automatisch flitsen per
opnamemodus Î p. 25
Handmatige flits Î p. 40
Stroboscopische flits Î p. 42
Automatische externe
flitsmeting Î p. 45
Handmatige externe
flitsmeting Î p. 46
Handmatig de flitsbelichting
instellen na meting Î p. 41
TTL-autoflash Î p. 138
Functies
Flitsbelichtingscompensatie
Î p. 28
FEB Î p. 29
FE-vergrendeling Î p. 30
Hogesnelheidssynchronisatie
Î p. 31
Synchronisatie 2e gordijn
Î p. 32
Modelflits Î p. 47
AF-hulplicht Î p. 26
Flitsdekking Î p. 38
• Groothoekadapter Î p. 39
Indirect flitsen Î p. 33
• Lichtopvang Î p. 35
• Adapter Î p. 36
Kleurfilter Î p. 48
Instellingen wissen
(terug naar
standaardwaarden) Î p. 50
Flitsfunctie-instellingen Î p. 51
Flitserblokkering Î p. 124
Type B-camera Î p. 138
Draadloze flitsopnamen met
radiotransmissie
E-TTL-autoflash Î p. 68
• Flitsverhouding Î p. 73
Handmatige flits Î p. 77
Groepsflits Î p. 79
Testflits/modelflits Î p. 82
Een foto maken op
afstand Î p. 83
Gekoppeld fotograferen Î p. 84
Geheugenfunctie Î p. 67
Draadloze flitsopnamen met
optische transmissie
E-TTL-autoflash Î p. 96
• Flitsverhouding Î p. 101
Handmatige flits Î p. 105
Geheugenfunctie Î p. 95
Individuele slave Î p. 107
Aangepaste instellingen
Gebruikersfuncties (C.Fn)
Î p. 113
Persoonlijke functies (P.Fn)
Î p. 118
Alles wissen Î p. 112
Functie-index
8
Met de volgende voorzorgsmaatregelen kunt u letsel bij uzelf en
anderen voorkomen. Zorg ervoor dat u deze maatregelen volledig
begrijpt en uitvoert voordat u het product gebruikt.
Als het product niet naar behoren werkt, beschadigd is of er andere
problemen zijn, neemt u contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service
Center of met de leverancier bij wie u het product hebt aangeschaft.
Voorzorgsmaatregelen
Waarschuwingen:
Neem onderstaande waarschuwingen in acht. Als u dit
niet doet, kan dit leiden tot overlijden of ernstig letsel.
Neem onderstaande veiligheidsrichtlijnen in acht om brand, oververhitting, lekkage
van chemische stoffen, explosies en elektrische schokken te voorkomen:
Steek geen metalen voorwerpen in de elektrische contactpunten van het product,
de accessoires, de verbindingskabels, enzovoort.
Gebruik geen batterijen, voedingsbronnen of accessoires die niet in de
instructiehandleiding worden genoemd. Gebruik geen batterijen die vervormd of
anderszins ongewoon zijn en gebruik ook het apparaat niet als het beschadigd is.
Veroorzaak geen kortsluiting in het product of de batterijen en breng er geen
wijzigingen in aan. Verwarm of soldeer de batterijen niet. Stel de batterijen niet bloot
aan brand of water. Stel de batterijen niet bloot aan krachtige fysieke schokken.
Plaats de plus- en minpolen van de batterijen niet verkeerd in het product en
gebruik niet tegelijkertijd nieuwe en gebruikte batterijen of batterijen van
verschillende typen.
Gebruik het product niet in de buurt van ontvlambaar gas. Dit ter voorkoming van
explosies of brand.
Flits niet in de richting van bestuurders van een auto of ander voertuig. Dit kan
leiden tot ongelukken.
Demonteer de apparatuur niet en breng er geen wijzigingen in aan. De interne
onderdelen staan onder hoogspanning en aanraking kan een elektrische schok
veroorzaken.
Als het apparaat valt en openbarst zodat de inwendige delen zichtbaar zijn, raakt u
dan die inwendige delen niet aan. Als u dat wel doet, kunt u een elektrische schok
krijgen.
Bewaar het product niet op een stoffige of vochtige plaats of in een locatie met veel
vettige rook. Hierdoor voorkomt u brand of elektrische schokken.
Controleer voordat u dit product in een vliegtuig of ziekenhuis gebruikt of dit is toegestaan.
De elektromagnetische golven van het product kunnen storingen veroorzaken in de
instrumenten van het vliegtuig of de medische apparatuur van het ziekenhuis.
Verwijder een batterij onmiddellijk als deze lekt, van kleur verandert, misvormd is of rook
of stank verspreidt. Let goed op dat u hierbij geen brandwonden oploopt. Als u de batterij
blijft gebruiken, kan dit leiden tot brand, elektrische schokken of brandwonden.
Houd de batterijen en andere accessoires buiten het bereik van kinderen. Neem
onmiddellijk contact op met een arts als een kind een batterij of accessoire inslikt. (De
chemische stoffen in batterijen kunnen letsel veroorzaken in de maag en darmen.)
Zorg ervoor dat het product niet nat wordt. Verwijder de batterijen direct als u het product
in het water hebt laten vallen of als er water of metalen voorwerpen in terecht zijn
gekomen. Hierdoor voorkomt u brand, elektrische schokken en brandwonden.
Bedek het product niet en wikkel het ook niet in een doek. Als u dat wel doet, kan de
warmte in het apparaat oplopen, waardoor het misvormd kan raken of in brand kan vliegen.
9
Voorzorgsmaatregelen
Houd het apparaat buiten het bereik van kinderen, ook tijdens het gebruik. Riemen
of snoeren kunnen verstikking, elektrische schokken of letsel veroorzaken. Een kind
kan ook stikken of zich bezeren als het per ongeluk een onderdeel of accessoire
inslikt. Neem onmiddellijk contact op met een arts als een kind een onderdeel of
accessoire inslikt.
Verwijder de batterijen uit het apparaat als u het niet gebruikt en ontkoppel de
externe voeding en kabel van het apparaat voordat u het opbergt. Zo voorkomt u
elektrische schokken, oververhitting, brand of corrosie.
Zorg ervoor dat er geen gelekte batterijvloeistof in uw ogen, op uw huid of op uw
kleren terechtkomt. Dit kan leiden tot blindheid of huidproblemen. Spoel het
betreffende gebied schoon met veel schoon water als dit toch gebeurt, maar wrijf
niet. Ga direct naar een arts.
Gebruik geen verfverdunner, benzeen of andere organische oplosmiddelen om het
product schoon te maken. Deze stoffen kunnen brand veroorzaken en zijn schadelijk
voor de gezondheid.
Let op:
Volg onderstaande aanwijzingen op die aanzetten tot voorzichtigheid. Als u
dat niet doet, kan dit resulteren in letsel of beschadiging van eigendommen.
Verwijder de batterijen uit het product als u dit gedurende langere tijd niet gebruikt.
Hiermee voorkomt u storingen of corrosie.
Bij het wegwerpen van een batterij plakt u de elektrische contactpunten af met
plakband. Aanraking met andere metalen voorwerpen of batterijen kan gevaar voor
brand of een ontploffing opleveren.
Gebruik, bewaar of leg het product niet in een auto die in direct zonlicht staat of
waarin het heel warm is, of in de buurt van een zeer warm voorwerp. Het product
kan heet worden en bij aanraking brandwonden veroorzaken. Het kan er ook toe
leiden dat de batterij heet wordt, breekt, lekt, enzovoort.
Maak geen flitsopname als de flitskop (lichtverspreidingseenheid) contact maakt
met een lichaam of voorwerp. Als u dat wel doet, kan dit resulteren in brandwonden
of brand.
Gebruik de flitser niet dichtbij de ogen. Het flitslicht zou de ogen kunnen bezeren.
Laat het product niet gedurende langere tijd in een omgeving met lage
temperaturen. Het product wordt koud en kan bij aanraking letsel veroorzaken.
Raak onderdelen van het product die heet worden nooit direct aan. Langdurig
contact met de huid kan leiden tot contactbrandwonden door lage temperatuur.
Als u de batterijen vervangt nadat u continu geflitst hebt, kunnen deze heet zijn. Let
goed op dat u hierbij geen brandwonden oploopt.
10
Namen van onderdelen
Wit reflectiekaartje (ingetrokken) (p. 35)
Groothoekadapter
(ingetrokken) (p. 39)
Aansluiting voor externe
voeding (p. 122)
Contactpunten
Borgstift
Bevestigingsvoet (p. 20)
Sensor voor draadloze
optische transmissie
Externe meetsensor (p. 45)
Kleurfilterdetector
Flitskop
(lichtverspreidingseenheid)
Detector voor
indirecte-flitsadapter
Aansluitkapje
Opening voor
beugelbevestiging
(p. 122)
PC-aansluiting
AF-hulplicht (p. 26)
Niet uitgerust met aansluiting voor afstandsopnamen (kabel SR-N3 voor
bediening op afstand kan niet worden gebruikt).
11
Namen van onderdelen
LCD-paneel
<D>
Radiotransmissielampje
(p. 64, 66, 69, 72, 86)
<E>
Flitsmodusknop (p. 24,
40, 42, 45, 46, 69, 77,
79, 97, 105, 107)
<Q>
Gereed-lampje/
testflitsknop (p. 21,
69, 97, 113)
Borgknop
bevestigingsvoet (p. 20)
Ontgrendelingsknop (p. 20)
Stof- en waterbestendige
adapter
Bevestigingspunt
indirecte-
flitsadapter/
kleurfilter (p. 36/48)
Reflectiehoek
(p. 33)
<z>
Ontgrendelingsknop
reflectiehoek (p. 33)
Deksel van
batterijcompartiment (p. 18)
Aan-/uitschakelaar (p. 21)
<K> : Ingeschakeld
<a>: Knop-/wielvergrendeling
(ingeschakeld)
<J> : Uitgeschakeld
Functieknop 4
<8> Selectie-/instelknop
Functieknop 2
Functieknop 1
<I>
Knop voor draadloze/
gekoppelde opnamen
(p. 63, 92/85)
Functieknop 3
Borgknop voor deksel
van batterijcompartiment
(p. 18)
<9> Selectiewiel
Bevestigingslampje flitsbelichting
(p. 24, 70, 98)
12
Namen van onderdelen
LCD-paneel
E-TTL II-/E-TTL-/TTL-autoflash
(p. 24)
a : E-TTL II-/
E-TTL-autoflash
b : TTL-autoflash
j
: Standaard
k
: Richtgetalvoorkeur
(p. 117)
l
: Gelijkmatige dekking
(p. 117)
m
: Indirecte flits (p. 33)
n
: 7° omlaag (p. 34)
H
: Indirecte-flitsadapter
bevestigd (p. 36)
o
: Kleurfilter bevestigd (p. 48)
t
: Temperatuurstijging
(flitserblokkering) (p. 124)
f : Flitsbelichtingscompensatie
(p. 28, 54)
Flitsbelichtingscompensatiewaarde
Flitsbelichtingsniveau
Flitsdekking (brandpuntsafstand/
p. 38)
c
: Hogesnelheidssynchronisatie
(p. 31, 54)
r : Synchronisatie op het
tweede gordijn (p. 32, 54)
0 : Pieptoon (p. 116)
u
: Gebruikersfuncties
(p. 113)
v : Diafragma (p. 46)
Afstandsindicatie (p. 113)
R : Meter
@ : Voet
T : Persoonlijke
functies (p. 118)
Effectief flitsbereik/
Opnameafstand (p. 24/
40)
FEB volgorde (p. 114)
g : FEB (p. 29, 54)
G
: Laadindicator (p. 21, 71)
e
: Zoomindicatie (p. 38)
N
: Groothoekadapter + waarschuwing
indirect flitsen
O
: Waarschuwing buiten flitsdekking
L : Automatische flitsdekking
d : Handmatige flitsdekking (p. 38)
De afgebeelde weergaven zijn voorbeelden. Op het scherm worden
alleen de instellingen weergegeven die momenteel worden toegepast.
De functies die worden weergegeven boven functieknop 1 tot en met 4, zoals
<
[
> en <
@
>, zijn afhankelijk van de status van de instellingen.
Wanneer een knop of een wieltje wordt bediend, wordt het LCD-paneel
verlicht (p. 22).
13
Namen van onderdelen
Handmatig flitsen
(p. 40)
Stroboscopisch flitsen
(p. 42)
Automatische/handmatige externe flitsmeting
(p. 45/46)
Vermogen
handmatig flitsen
q
: Handmatig flitsen
?
: Meervoudig
(stroboscopische
flits)
Flitsfrequentie
Aantal keer flitsen
/
: Automatische
externe
flitsmeting
.
: Handmatige
externe
flitsmeting
ISO-snelheid
-
: ISO-weergave
14
Namen van onderdelen
Masterunit
Draadloze flitsopnamen met radiotransmissie/
optische transmissie
(p. 57/89)
'
:
Draadloos flitsen met
radiotransmissie
:
:
Draadloos flitsen met
optische transmissie
Q
: Slaveflits gereed
(alleen
'
)
Flitsmodus
a
: E-TTL II-/
E-TTL-autoflash
q
: Handmatig flitsen
[
: Groepsflits (alleen
'
)
G
: Oplaadstatus master-/
slave-unit
g
: Flitsen masterunit
AAN
d
: Flitsen masterunit
UIT
Flitsmodus voor elke
groep (alleen
[
)
*
:
Transmissiekanaal
)
:
Transmissiekanaal
automatische
instelling (alleen
'
)
Master-/slaveflitser
niet gereed
Oplaadstatus van
flitsgroep
(alleen
[
)
:
Flitser niet gereed
: Flitser gereed
k
: Waarschuwing
synchronisatiesnelheid (alleen
'
)
,
: Flitsverhouding
Besturing flitsgroep
Besturing flitsgroep
Flitsverhouding
M
: Ingesteld als master
Bij draadloze opnamen met radiotransmissie verdwijnt <G> als de
master- en slave-units volledig zijn opgeladen. Bij <[>-flitsopnamen
verdwijnt de oplaadstatus van de flitsgroep als alle flitsers volledig zijn
opgeladen.
15
Namen van onderdelen
Slave-unit
Radiotransmissie: Gekoppeld fotograferen
(p. 84)
h
: Slavepictogram
L
: Fotograferen
op afstand
(alleen
'
)
M
: Modelflits
(alleen
'
)
N
: Testflits
(alleen
'
)
x
: Ingesteld als
slave
:
Individuele slave
(alleen
:
)
:
G
ekoppeld
f
otograferen
U
: Ontspannen
(
alleen
M
)
M
:
Ingesteld als master
x
:
Ingesteld als slave
16
Namen van onderdelen
Bijgeleverde accessoires
Speedlite-etui
Hoes voor
ministandaard
Ministandaard
(p. 58, 90)
Speedlite-etui
Indirecte-flitsadapter
SBA-E3
(p. 36)
Kleurfilter SCF-E3OR2
(p. 48)
Kleurfilter SCF-E3OR1
(p. 48)
Bevestigingspunt
17
1
Aan de slag en
basishandelingen
In dit hoofdstuk worden de voorbereidingen beschreven
voordat u begint met flitsfotografie en het
standaardgebruik van de flitser.
Voorzorgsmaatregelen bij continu flitsen
Om slijtage en schade aan de flitskop door oververhitting te
voorkomen, beperkt u het continu flitsen op vol vermogen
tot maximaal 30 keer bij een flitsdekking van 14 mm/20 mm/
24 mm, tot 35 keer bij een flitsdekking van 28 mm of tot 50
keer bij een flitsdekking van 35 mm tot 200 mm. Zo
voorkomt u dat de flitskop minder goed werkt of beschadigd
raakt door oververhitting. Zorg voor een wachttijd van
minimaal 10 minuten nadat u het hierboven genoemde
aantal keren continu op vol vermogen hebt geflitst.
Als u het hierboven genoemde aantal keren continu op vol
vermogen flitst en vervolgens herhaaldelijk met korte
tussenpozen flitst, bestaat de kans dat de veiligheidsfunctie
wordt geactiveerd en het flitsen wordt beperkt. Bij
flitsbeperkingsniveau 1 wordt het flitsinterval automatisch
ingesteld op circa 8 sec. Houd in dit geval rekening met een
wachttijd van minstens 40 minuten.
Zie voor meer informatie “Flitserblokkering als gevolg van
temperatuurstijging” op pagina 124.
18
Installeer vier AA/R6-batterijen voor de voeding.
1
Open het deksel.
Schuif de borgknop naar links zoals
weergegeven in ", schuif het deksel
van het batterijcompartiment omlaag
en open het.
2
Plaats de batterijen in het
compartiment.
Zorg ervoor dat u de elektrische
contactpunten (“+” en “–”) van de
batterijen plaatst zoals in het
batterijcompartiment is aangegeven.
De groeven aan de zijkanten van het
batterijcompartiment geven “-” aan.
Dit is handig wanneer u de batterijen
in het donker moet vervangen.
3
Sluit het deksel.
Sluit het deksel van het
batterijcompartiment en schuif het
omhoog.
X Wanneer het deksel vastklikt, is het
vergrendeld.
Flitsinterval en aantal keren flitsen
alleen 600EX II-RT
Gebaseerd op nieuwe AA-/LR6-alkalinebatterijen en Canon-testprocedures.
Met de snelle flitsfunctie kunt u flitsopnamen maken voordat de flitser helemaal
is opgeladen (p. 21).
De batterijen installeren
Flitsinterval
Aantal keer flitsen
Snelle flits Normale flits
Circa 0,1 t/m 3,3 sec.
Circa 0,1 t/m 5,5 sec. Circa 100 t/m 700 maal
19
De batterijen installeren
LET OP
Gebruik geen “lithiumbatterijen van het type AA/R6”.
Bepaalde lithiumbatterijen van het type AA/R6 kunnen in zeldzame
gevallen extreem heet worden bij gebruik. Gebruik daarom om
veiligheidsredenen geen lithiumbatterijen van het type AA/R6.
Raak bij continu flitsen nooit de flitskop, de batterijen of het gedeelte
bij het batterijcompartiment aan.
Raak de flitskop, batterijen of het gedeelte bij het batterijcompartiment niet
aan als u de continue flits of de modelflits (het instellicht) herhaaldelijk
gebruikt met een korte interval. De flitskop, de batterijen en het gedeelte bij
het batterijcompartiment worden heet, waardoor u zich kunt branden.
Zorg er bij gebruik van de Speedlite voor dat u niet langdurig
hetzelfde onderdeel aanraakt.
Zelfs als het apparaat niet al te heet aanvoelt, kan langdurig contact met
hetzelfde lichaamsdeel rode huidplekken of blaren veroorzaken door
broeiwarmte-irritatie. Gebruik een statief als u last hebt van een slechte
bloedcirculatie, een zeer gevoelige huid hebt of het product in een zeer
warme omgeving gebruikt.
Bij het gebruik van niet-alkaline AA-/R6-batterijen is er mogelijk een
storing in het contact tussen de batterijen en het apparaat, vanwege de
onregelmatige vorm van de contactpunten van de batterij.
Zie ook de instructiehandleiding bij de CP-E4N voor gedetailleerde
voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van de compacte
voedingseenheid CP-E4N (afzonderlijk verkrijgbaar).
Vervang de batterijen door nieuwe als u <!> ziet of het LCD-paneel
wordt uitgeschakeld tijdens het opladen.
Gebruik vier nieuwe batterijen van hetzelfde merk. Vervang de vier
batterijen altijd gelijktijdig.
U kunt ook Ni-MH-batterijen van het type AA/HR6 gebruiken.
20
1
Bevestig de Speedlite.
Schuif de bevestigingsvoet van de
Speedlite helemaal op de
accessoireschoen van de camera.
2
Zet de Speedlite vast.
Schuif de borgknop van de
bevestigingsvoet naar rechts.
X Als u een klik hoort, is de voet
vergrendeld.
3
Haal de Speedlite van de camera.
Druk op de ontgrendelingsknop,
schuif de borgknop naar links en haal
de Speedlite van de camera.
De Speedlite op de camera bevestigen
en loskoppelen
Zorg ervoor dat u de Speedlite uitschakelt voordat u deze bevestigt of
loskoppelt.
21
1
Zet de aan-/uitschakelaar in de
stand <K>.
X
Het opladen van de flitser wordt gestart.
X Tijdens het opladen ziet u <G>
op het LCD-paneel. Wanneer het
opladen van de flitser is voltooid,
verdwijnt deze indicatie.
2
Controleer of de flitser gereed is
voor gebruik.
Het gereed-lampje verandert van uit
naar groen (snelle flits klaar) naar
rood (volledig opgeladen).
U kunt op de testflitsknop (gereed-
lampje) drukken om een testflits te
geven.
Met de snelle flitsfunctie kunt u flitsopnamen maken als het gereed-
lampje groen brandt (voordat de flitser helemaal is opgeladen). De
snelle flits is altijd beschikbaar, ongeacht de ingestelde transportmodus
van de camera. Hoewel het flitsvermogen circa 1/2 tot 1/6 van het
volledige vermogen is, is dit handig voor opnamen met een korter
flitsinterval.
Bij handmatige flitsopnamen is deze functie beschikbaar als het
flitsvermogen is ingesteld op 1/4 tot 1/128. Bij stroboscopische en
draadloze flitsopnamen kunt u geen snelle flits gebruiken.
De flitser inschakelen
Gereed-lampje
(Testflitsknop)
Snelle flits
Wanneer de snelle flits tijdens continu flitsen wordt gebruikt, kunnen
foto’s onderbelicht raken, omdat het flitsvermogen afneemt.
U kunt niet testflitsen als de timer 3/1/o/7/2 van de camera
is geactiveerd.
Zie pagina 71 voor de weergave van <G> bij instelling als masterunit
tijdens draadloze flitsopnamen met radiotransmissie.
22
De flitser inschakelen
Om de batterijen te sparen gaat de flitser automatisch uit als deze
ongeveer 90 seconden niet is gebruikt. U schakelt de Speedlite weer in
door de ontspanknop van de camera half in te drukken of op de
testflitsknop (gereed-lampje) van de flitser te drukken.
Als de flitser is ingesteld als masterunit voor draadloze flitsopnamen
met radiotransmissie (p. 58) of is ingesteld voor gekoppeld fotograferen
(p. 86), duurt het circa 5 minuten voordat het apparaat automatisch
wordt uitgeschakeld.
Als u de aan-/uitschakelaar instelt op <a>, schakelt u de knoppen
en wieltjes van de flitser uit. Deze functie is handig wanneer u wilt
voorkomen dat de flitsfunctie-instellingen die u hebt ingesteld per
ongeluk worden gewijzigd.
Als u een knop of wieltje bedient, ziet u <k> op het LCD-paneel.
Als de blokkering actief is, worden de functies boven functieknoppen
1 - 4, zoals <[>, <@>, niet weergegeven.
Bij gebruik van een knop of wieltje wordt het LCD-paneel circa 12
seconden verlicht (p).
Tijdens normale flitsopnamen, als het apparaat is ingesteld als de
masterunit bij draadloze flitsopnamen met radiotransmissie/optische
transmissie (p. 58/90) of als het apparaat bij gekoppeld fotograferen
wordt gebruikt als de camera met masterunit (p. 84), wordt het LCD-
paneel groen verlicht.
Het LCD-paneel wordt oranje verlicht als het apparaat is ingesteld als
slave-unit bij draadloze flitsopnamen met radiotransmissie/optische
transmissie of als het apparaat bij gekoppeld fotograferen wordt
gebruikt als camera met slave-unit.
Zie pagina 71 voor LCD-paneelverlichting bij instelling als masterunit
tijdens draadloze flitsopnamen met radiotransmissie.
Automatische uitschakeling
De blokkeerfunctie
LCD-paneelverlichting
23
De flitser inschakelen
De flitsinstellingen blijven van kracht, zelfs nadat de flitser is
uitgeschakeld. Om de instellingen te behouden moet u vóór het
vervangen van de batterijen eerst het apparaat uitschakelen met de aan-
/uitschakelaar.
U kunt testflitsen terwijl de aan-/uitschakelaar is ingesteld op <a>.
Ook wordt wanneer een knop of een wieltje wordt bediend, het LCD-
paneel verlicht.
U kunt instellen dat u een pieptoon hoort wanneer de Speedlite volledig
is opgeladen (C.Fn-20/p. 116).
U kunt de functie voor automatische uitschakeling uitschakelen (C.Fn-
01/p. 113).
U kunt de instelling van de verlichting van het LCD-paneel wijzigen
(C.Fn-22/p. 117).
U kunt de kleur van de verlichting van het LCD-paneel wijzigen (P.Fn-02
t/m 04/p. 118).
U kunt de snelle flits uitschakelen (P.Fn-05/p. 119).
Als bij gekoppeld fotograferen (p. 84) P.Fn-06-1 is ingesteld (p. 119),
kunt u de snelle flits gebruiken.
24
Als u de opnamemodus van de camera instelt op <d> (Program AE) of
volledig automatische modus, kunt u in de volledig automatische E-TTL
II-/E-TTL-flitsmodus fotograferen.
1
Stel de flitsmodus in op <a>.
Druk op de knop <E>.
Draai <9> om <Q> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
Controleer of <M> of
<x> niet wordt weergegeven.
2
Stel scherp op het onderwerp.
Druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen.
X De sluitertijd en het diafragma
worden in de zoeker weergegeven.
Controleer of in de zoeker <Q>
brandt.
3
Maak de foto.
Controleer of het onderwerp zich
binnen het effectieve flitsbereik
bevindt.
Als u de ontspanknop helemaal
indrukt, flitst het apparaat en wordt de
foto gemaakt.
X Bij standaardflitsbelichting brandt het
bevestigingslampje voor de
flitsbelichting circa 3 seconden.
a
: Volledig automatische flitsopnamen
Effectief flitsbereik
Bevestigingslampje
flitsbelichting
Verklein de afstand tot het onderwerp en maak nog een opname als het
bevestigingslampje voor de flitsbelichting niet gaat branden of als het
onderwerp donker (onderbelicht) is wanneer u de opname bekijkt. U kunt
bij gebruik van een digitale camera ook de ISO-snelheid verhogen.
Met “volledig automatische modus” worden de opnamemodi <A>,
<1> en <C> bedoeld.
Zelfs wanneer de flitser is bevestigd op een camera die het E-TTL II-
autoflashsysteem ondersteunt, wordt <a> op het LCD-paneel
weergegeven.
25
Als u de opnamemodus van de camera instelt op <s> (AE met
sluitervoorkeur), <f> (AE met diafragmavoorkeur) of <a>
(handmatige belichting), kunt u in elke opnamemodus E-TTL II-/E-TTL-
autoflash gebruiken.
Als u de opnamemodus <Z> of <Y> gebruikt, is het resultaat hetzelfde
als bij gebruik van <d> (Program AE).
1/X sec. is de maximale flitssynchronisatiesnelheid van de camera.
E-TTL II-/E-TTL-autoflash per opnamemodus
s
Selecteer deze modus wanneer u de sluitertijd handmatig wilt instellen.
Vervolgens kiest de camera bij deze sluitertijd automatisch het juiste
diafragma voor standaardbelichting van het onderwerp, gebaseerd op de
meting van de camera.
Als de diafragmawaarde knippert, betekent dit dat de achtergrond
onderbelicht of overbelicht zal zijn. Pas de sluitertijd aan tot de
diafragmawaarde niet meer knippert.
f
Selecteer deze modus als u het diafragma handmatig wilt instellen.
Vervolgens kiest de camera bij dit diafragma automatisch de juiste
sluitertijd voor standaardbelichting van het onderwerp, gebaseerd op de
meting van de camera.
Als de scène donker is, wordt een lange synchronisatietijd gebruikt om te zorgen
voor een standaardbelichting van zowel het hoofdonderwerp als de achtergrond.
Het flitslicht zorgt voor standaardbelichting van het hoofdonderwerp, terwijl de
lange sluitertijd zorgt voor standaardbelichting van de achtergrond.
Omdat een lange sluitertijd wordt gebruikt bij opnamen wanneer weinig
licht beschikbaar is, adviseren wij u een statief te gebruiken.
Als de sluitertijd knippert, betekent dit dat de achtergrond onderbelicht of
overbelicht zal zijn. Pas het diafragma aan tot de sluitertijd niet meer knippert.
a
Selecteer deze modus als u zowel de sluitertijd als het diafragma
handmatig wilt instellen.
Het flitslicht zorgt voor standaardbelichting van het onderwerp. De
belichting van de achtergrond wordt verkregen met de combinatie van
sluitertijd en diafragma die u instelt.
Flitssynchronisatiesnelheden en diafragma’s per opnamemodus
Sluitertijd Diafragma
d Automatisch ingesteld (1/X sec. - 1/60 sec.) Automatisch ingesteld
s Handmatig ingesteld (1/X sec. - 30 sec.) Automatisch ingesteld
f Automatisch ingesteld (1/X sec. - 30 sec.) Handmatig ingesteld
a
Handmatig ingesteld (1/X sec. - 30 sec., Bulb)
Handmatig ingesteld
26
E-TTL II-/E-TTL-autoflash per opnamemodus
EOS DIGITAL-camera’s hebben drie beeldsensorformaten. De
effectieve opnamebeeldhoek van de bevestigde lens is afhankelijk van
het sensorformaat. De 600EX II-RT herkent automatisch het
beeldsensorformaat van de EOS DIGITAL-camera en stelt automatisch
de flitsdekking in die ideaal is voor de effectieve opnamebeeldhoek van
een lens met een brandpuntsafstand van 20-200 mm.
Met deze functie beschikt u over een optimale witbalans bij flitsopnamen,
omdat de kleurtemperatuurgegevens tijdens het flitsen naar de EOS
DIGITAL-camera worden verzonden. Als u de witbalans van de camera
instelt op <
A
> of <
Q
>, wordt de functie automatisch ingeschakeld. Zie
de specificaties in de instructiehandleiding van de camera om na te gaan
of deze compatibel is met deze functie.
Als het bij weinig licht moeilijk is
automatisch scherp te stellen op het
onderwerp of als er weinig contrast is bij
opnamen via de zoeker, flitst het
infrarode AF-hulplicht van de flitser
automatisch voor een betere
automatische scherpstelling.
Het AF-hulplicht ondersteunt de AF-punten van alle EOS-camera’s. Het AF-
hulplicht is geschikt voor een 28 mm of langere brandpuntsafstand van de
lens. Het effectieve bereik (bij een brandpuntsafstand van 28 mm) is circa
0,6 - 10 m in het midden van de zoeker en circa 0,6 - 5 m aan de rand
(andere AF-punten dan het middelste).
Automatische zoomaanpassing aan beeldsensorformaat
Kleurtemperatuurgegevens verzenden
AF-hulplicht
Als een AF-punt aan de rand van een groothoek- of telelens wordt gebruikt,
kan het optimaal scherpstellen wel eens moeilijk zijn met het AF-hulplicht
van een EOS-geschikte externe Speedlite. In dat geval kunt u beter het
middelste AF-punt of een AF-punt dichter bij het midden gebruiken.
Bij Live View-opnamen flitst het AF-hulplicht zelfs als de AF-methode is
ingesteld op [Quick-modus].
U kunt de AF-hulplichtflitsen uitschakelen (C.Fn-08/p. 115).
27
2
Geavanceerde
flitsopnamen
In dit hoofdstuk wordt het maken van geavanceerde
opnamen met de flitsfuncties beschreven.
Als de camera is ingesteld op de opnamemodus Volledig
automatisch of op een basisgebruikmodus, is het niet mogelijk de
functies met een M aan de rechterkant van de paginatitel in te
stellen. Stel de opnamemodus van de camera in op <d/s/f/
a/bulb(B)> (creatieve modi) om alle handelingen in dit
hoofdstuk mogelijk te maken.
28
U kunt het flitsvermogen op dezelfde manier als de
belichtingscompensatie aanpassen. De flitsbelichtingscompensatiewaarde
kan worden ingesteld tot maximaal ±3 stops in stappen van 1/3 stop.
1
Druk op de knop <@>.
Druk op functieknop 2 <@>.
U kunt hiervoor ook op <8>
drukken.
X <f> wordt weergegeven en de
flitsbelichtingscompensatiewaarde is
geselecteerd.
2
Stel de waarde voor de
flitsbelichtingscompensatie in.
Draai <9> om de waarde voor de
flitsbelichtingscompensatie in te
stellen en druk vervolgens op <8>.
X
De flitsbelichtingscompensatiewaarde
is ingesteld.
“0.3” betekent stop van 1/3 en “0.7”
betekent stop van 2/3.
Zet de compensatiewaarde terug op
±0 als u de flitsbelichtingscompensatie
wilt annuleren.
f FlitsbelichtingscompensatieN
Over het algemeen kunt u het beste voor lichte onderwerpen een grotere
belichtingscompensatie en voor donkere onderwerpen een kleinere
belichtingscompensatie kiezen.
Als de belichtingscompensatie van de camera is ingesteld op stappen
van 1/2 stop, is de flitsbelichtingscompensatie maximaal ±3 stops in
stappen van 1/2 stop.
Wanneer de flitsbelichtingscompensatie zowel op de flitser als op de
camera wordt ingesteld, krijgt de instelling op de flitser voorrang.
Zonder op de knop <@> te drukken kunt u direct met <9> de
flitsbelichtingscompensatie instellen (C.Fn-13/p. 116).
29
U kunt drie opnamen maken terwijl het flitsvermogen automatisch steeds
verandert. Dit wordt FEB (Flash Exposure Bracketing) genoemd. Het
instelbare bereik is maximaal ±3 stops in stappen van 1/3 stop.
1
Druk op de knop <E>.
Druk op functieknop 3 <E>.
X <g> verschijnt en de FEB-
niveauweergave is geselecteerd.
2
Stel het FEB-niveau in.
Draai <9> om het FEB-niveau in te
stellen en druk vervolgens op <8>.
X Het FEB-niveau is ingesteld.
“0.3” betekent stop van 1/3 en “0.7”
betekent stop van 2/3.
Bij gebruik in combinatie met
flitsbelichtingscompensatie worden
FEB-opnamen gemaakt op basis van
de ingestelde flitsbelichtings-
compensatiewaarde. Wanneer het
FEB-bereik groter is dan ±3 stops,
ziet u aan het eind van het
flitsbelichtingsniveau <I> of <J>.
g FEBN
Nadat de drie opnamen zijn gemaakt, wordt FEB automatisch
geannuleerd.
Voordat u opnamen maakt met FEB, verdient het aanbeveling om de
transportmodus van de camera in te stellen op één opname en te
controleren of de flitser is opgeladen. Als de transportmodus is ingesteld
op continue opname, wordt de opname automatisch beëindigd na drie
continue opnamen.
U kunt FEB in combinatie met flitsbelichtingscompensatie of
flitsbelichtingsvergrendeling gebruiken.
Als de belichtingscompensatie van de camera is ingesteld op stappen
van 1/2 stop, is de flitsbelichtingscompensatie maximaal ±3 stops in
stappen van 1/2 stop.
U kunt instellen dat FEB ingeschakeld blijft na het maken van de drie
opnamen (C.Fn-03/p. 114).
U kunt de FEB-opnamevolgorde wijzigen (C.Fn-04/p. 114).
30
Met FE-vergrendeling (FE = Flash Exposure, flitsbelichting) zet u voor
elk deel van het onderwerp de juiste flitsbelichting vast.
Druk op de knop <
B> van de camera als u <a> op het LCD-
paneel ziet. Voor camera’s zonder een knop <
B> drukt u op de
knop <A> (AE-vergrendeling) of <7>.
1
Stel scherp op het onderwerp.
2
Druk op de knop <B> (8).
Zorg ervoor dat het onderwerp zich
midden in de zoeker bevindt en druk
op de knop <B> van de camera.
X De Speedlite geeft een voorflits en in
het geheugen wordt het vereiste
flitsvermogen voor het onderwerp
opgeslagen.
X Gedurende circa 0,5 seconde ziet u
FEL” in de zoeker.
Telkens wanneer u op de knop <
B
>
drukt, ziet u een voorflits en wordt het
nieuwe flitsvermogen dat op dat moment
nodig is, in het geheugen opgeslagen.
7: FlitsbelichtingsvergrendelingN
Als er geen juiste belichting kan worden verkregen wanneer u een
flitsbelichtingsvergrendeling probeert te maken, knippert <Q> in de
zoeker. Verklein de afstand tot het onderwerp of open het diafragma en
voer opnieuw de flitsbelichtingsvergrendeling uit. U kunt bij gebruik van
een digitale camera ook een hogere ISO-snelheid instellen en daarna de
FE-vergrendeling opnieuw uitvoeren.
Als het gewenste onderwerp te klein is in de zoeker, is de FE-
vergrendeling wellicht niet erg effectief.
31
U kunt bij hogesnelheidssynchronisatie flitsopnamen maken, zelfs met
sluitersnelheden (-tijden) die de maximale sluitersnelheid voor
flitssynchronisatie overschrijden. Dit is effectief wanneer u wilt
fotograferen in de modus <f> (AE met diafragmavoorkeur, open
diafragma) met een onscherpe achtergrond, bijvoorbeeld buiten bij
daglicht.
Geef <c> weer.
Druk op functieknop 4 <Y> om
<c> weer te geven.
Controleer of in de zoeker <F>
brandt en maak vervolgens de
opname.
c HogesnelheidssynchronisatieN
Met hogesnelheidssynchronisatie wordt het effectieve flitsbereik kleiner
naarmate de sluitertijd korter wordt. U kunt het effectieve flitsbereik op het
LCD-paneel controleren.
Als de sluitersnelheid (-tijd) minder is dan of gelijk is aan de maximale
sluitersnelheid voor flitssynchronisatie, ziet u in de zoeker geen <F>.
Druk op functieknop 4 <Y> om <c> uit te schakelen en naar
normaal flitsen terug te keren.
32
Door opnamen te maken met een lage sluitersnelheid (-tijd) en tweede-
gordijnsynchronisatie kunt u het spoor van de lichtbronnen van een
bewegend onderwerp, zoals autokoplampen, op natuurlijke wijze
vastleggen. De flitser flitst vlak voordat de belichting wordt voltooid (bij
het dichtgaan van de sluiter).
Geef <r> weer.
Druk op functieknop 4 <Y> om
<r> weer te geven.
r
Synchronisatie op het tweede gordijn
N
Tweede-gordijnsynchronisatie werkt goed wanneer de opnamemodus
van de camera is ingesteld op <bulb(B)> (bulb-opnamen).
Wanneer de flitsmodus is ingesteld op <a>, flitst de flitser twee
keer. De eerste flits is een voorflits om het flitsvermogen vast te stellen.
Het is geen storing.
Tweede-gordijnsynchronisatie is niet beschikbaar tijdens draadloze
flitsopnamen.
Druk op functieknop 4 <Y> om <r> uit te schakelen en naar
normaal flitsen terug te keren.
33
Als u de flitskop op het plafond of een muur richt, weerkaatst het
flitslicht van dit oppervlak voordat deze het onderwerp belicht. Hierdoor
verzacht u de schaduwen van het onderwerp en wordt de opname
natuurlijker. Deze opnamemethode wordt “indirecte flitsfotografie”
genoemd.
De richting van de indirecte flits instellen
U kunt de flitskop draaien terwijl u op de knop <z> drukt, zoals
afgebeeld. Als u de flitskop draait, ziet u op het scherm <m>.
Als u de flitskop draait bij de flitsdekking <L> (automatisch), wordt
de flitsdekking vastgezet op 50 mm en ziet u op het LCD-paneel
<--->.
U kunt de flitsdekking ook met de hand instellen (p. 38).
m
Indirecte flits
34
m Indirecte flits
Wanneer u de flitskop 7° naar beneden
zet terwijl u op de knop <z> drukt,
kunt u onderwerpen op korte afstand
(circa 0,5 tot 2 m) fotograferen.
Wanneer de flitskop 7° naar beneden
wordt gedraaid, ziet u op het LCD-paneel
<
n
>.
n
Flitsopnamen bij een korte afstand
Als de afstand tot het plafond of de muur waarvan het flitslicht moet
worden weerkaatst te groot is, is de indirecte flits mogelijk te zwak om
opnamen te maken met de gewenste belichting.
Gebruik een groter diafragma (kleiner f-getal) als de foto er donker uitziet
en probeer het vervolgens opnieuw. U kunt bij gebruik van een digitale
camera ook de ISO-snelheid verhogen.
Voor optimale reflectie dient het plafond of de muur waarvan het licht
wordt weerkaatst effen wit te zijn. Als het reflecterende oppervlak niet wit
is, kunt u mogelijk geen opnamen maken met de gewenste belichting,
aangezien er op de foto een kleurafwijking kan optreden of de indirecte
flits te zwak kan zijn.
Als u bij indirect flitsen de snelle flits gebruikt, kunnen foto’s onderbelicht
raken, omdat het flitsvermogen afneemt.
35
m Indirecte flits
Als u bij een portretopname het wit reflectiekaartje gebruikt, kunt u het
weerkaatste licht in de ogen van een persoon vastleggen voor een
levendigere uitdrukking.
1
Draai de flitskop 90° omhoog.
2
Trek de groothoekadapter
omhoog.
Trek het uitstekende gedeelte in het
midden van de groothoekadapter
omhoog.
X Het wit reflectiekaartje komt mee
omhoog.
3
Duw de groothoekadapter terug.
Duw de groothoekadapter terug en
zorg ervoor dat alleen het witte
reflectiekaartje omhoog staat.
Maak een opname op dezelfde
manier als bij indirect flitsen.
Opname met reflectie
Plaats de flitskop naar voren en 90° omhoog. Wanneer de flitskop naar
links of naar rechts is gedraaid, is het witte reflectiekaartje niet erg
effectief.
Maak de opname binnen circa 1,5 m van het onderwerp (bij ISO 100 met
f/2.8) om effectief het licht in iemands ogen op te vangen.
Trek de groothoekadapter niet met veel kracht omhoog. Als u dat wel
doet, trekt u de groothoekadapter misschien los van de Speedlite.
36
m Indirecte flits
Als u de bijgeleverde indirecte-flitsadapter op de Speedlite bevestigt en
het flitslicht bijvoorbeeld op het plafond of de muur laat weerkaatsen,
verspreidt u het flitslicht over een groter gebied en onderdrukt u de
schaduwen van het onderwerp.
Als de flitskop 90° omhoog staat om het flitslicht te laten weerkaatsen op
het plafond, enzovoort, valt het verspreide licht dat uit de zijkant van de
indirecte-flitsadapter komt, op de voorkant van het onderwerp (richtlijn
voor opnameafstand: binnen circa 1,5 m, bij ISO 100 met f/2.8),
waardoor de schaduw van het onderwerp nog meer wordt onderdrukt.
Ook bij portretopnamen kan het reflectie-effect worden bereikt.
1
Bevestig de indirecte-flitsadapter.
Zet de adapter stevig aan de flitskop
vast totdat deze op zijn plaats klikt
(zie afbeelding).
Controleer of u op het scherm nu
<H> ziet.
Verwijder de adapter door de
procedure in omgekeerde volgorde
uit te voeren. Til het
verwijderingspalletje aan de
onderkant van de adapter op en
verwijder de adapter van de flitskop.
2
Maak de foto.
Maak de foto terwijl het flitslicht van
het plafond, de wanden en dergelijke
weerkaatst.
q Indirecte flitsfotografie met de indirecte-flitsadapter
“Canon”-logo
37
m Indirecte flits
Wanneer de indirecte-flitsadapter is aangesloten of als de indirecte-
flitsadapter tegelijk met de groothoekadapter wordt gebruikt, kan dit tot
onderbelichting leiden, aangezien het flitsvermogen afneemt. Neem de
noodzakelijke tegenmaatregelen, zoals het verhogen van de ISO-
snelheid op de camera of het toepassen van flitsbelichtingscompensatie
(p. 28).
Wanneer de snelle flits (p. 21) wordt geactiveerd terwijl de indirecte-
flitsadapter aangesloten is, raden we u aan de foto te nemen als het
gereed-lampje rood is, aangezien het flitsvermogen anders onvoldoende
kan zijn.
De flitsdekking wordt automatisch ingesteld wanneer de indirecte-
flitsadapter is aangesloten. U kunt deze instelling niet wijzigen. (Als u op
de knop <[> drukt, ziet u <BOUNCE ADAPTER>.)
Als u de indirecte-flitsadapter aansluit op de flitser bij gebruik van een
EOS DIGITAL-camera uit 2004 of eerder, stelt u de witbalans in op
<A>. Als u fotografeert met <Q>, wordt de juiste witbalans mogelijk
niet bereikt.
Het flitslicht wordt nog zachter als u samen met de indirecte-flitsadapter
(p. 39) ook de groothoekadapter gebruikt.
Als het onderwerp donker (onderbelicht) is wanneer u de gemaakte
opname bekijkt, voert u de flitsbelichtingscompensatie uit (p. 28). U kunt
bij gebruik van een digitale camera ook de ISO-snelheid verhogen.
38
U kunt de flitsdekking (het bereik van de flits) automatisch of handmatig
instellen. Met de instelling <L> (automatisch) wordt de flitsdekking
automatisch aangepast op basis van de brandpuntsafstand (beeldhoek)
van de gebruikte lens en het beeldsensorformaat (p. 26). Met de
instelling <d> (handmatig) kunt u handmatig een flitsdekking instellen
van 20 tot 200 mm.
1
Druk op de knop <[>.
Druk op functieknop 1 <[>.
X De flitsdekkingswaarde wordt
geselecteerd.
2
Stel de flitsdekking in.
Selecteer <L> voor automatische
instelling van de flitsdekking. Als u de
flitsdekking handmatig wilt instellen,
selecteert u <d> en de waarde (de
brandpuntsafstand in mm).
Draai <9> om de flitsdekking in te
stellen en druk vervolgens op <8>.
e: De flitsdekking instellenN
Als u de flitsdekking handmatig instelt, kiest u dezelfde of een grotere
dekking dan de opnamezichthoek om te voorkomen dat de randen van
de foto donker worden.
Als u een lens met een brandpuntsafstand van minder dan 20 mm op de
camera bevestigt, ziet u op het LCD-paneel de waarschuwing
<O>. Bij gebruik van een camera met een beeldsensorformaat dat
kleiner is dan volledig beeld, verschijnt de waarschuwing <O>
wanneer de werkelijke beeldhoek breder is dan de zichthoek van een
20 mm lens.
Stel de flitsdekking handmatig in bij opnamen waarbij de camera en de
PC-aansluiting van de Speedlite op elkaar zijn aangesloten met een in
de handel verkrijgbare synchronisatiekabel.
39
e: De flitsdekking instellenN
Als u de interne groothoekadapter van de flitser erbij gebruikt, kunt u
flitsopnamen maken met een effectieve belichting van de volledige
beeldhoek van een ultragroothoeklens met een brandpuntsafstand tot
zelfs 14 mm.
1
Trek de groothoekadapter naar
buiten.
Trek het uitstekende gedeelte in het
midden van de groothoekadapter
naar buiten.
X Het wit reflectiekaartje komt mee
omhoog.
2
Druk het wit reflectiekaartje naar
achteren.
Duw alleen het wit reflectiekaartje
terug en zorg ervoor dat de
groothoekadapter omlaag staat.
Groothoekadapter
Omdat er sprake kan zijn van onderbelichting, ziet u op het LCD-paneel
de waarschuwing <N> als u de groothoekadapter gebruikt bij
indirect flitsen.
Trek de groothoekadapter niet met veel kracht naar buiten. Als u dat wel
doet, trekt u de groothoekadapter misschien los van de Speedlite.
Zichthoek van EF15mm f/2.8 Fisheye en EF8-15mm f/4L Fisheye USM
wordt niet ondersteund.
De flitsdekking wordt bij gebruik van de groothoekadapter automatisch
ingesteld. U kunt deze instelling niet wijzigen. (Als u op de knop <[>
drukt, ziet u <WIDE PANEL>.)
40
U kunt het flitsvermogen instellen in stappen van 1/3 stop, van 1/1 tot
1/128 van het totale vermogen.
Gebruik een flitsmeter (in de handel verkrijgbaar) om het benodigde
flitsvermogen vast te stellen voor een goede flitsbelichting. We raden u
aan de opnamemodus van de camera in te stellen op <f > of <q>.
1
Stel de flitsmodus in op <q>.
Druk op de knop <E>.
Draai <9> om <R> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
2
Stel het flitsvermogen in.
Druk op functieknop 2 <@>.
X Het flitsvermogenniveau is
geselecteerd.
Draai <9> om het flitsvermogen in
te stellen en druk vervolgens op
<8>.
Wanneer u de ontspanknop van de
camera half indrukt, ziet u een
indicatie van de opnameafstand en
de diafragma-instelling.
q: Handmatig flitsenN
Opnameafstand
Diafragma
Zie pagina 137 voor meer informatie over richtgetallen bij handmatig
flitsen.
U kunt het flitsvermogen rechtstreeks instellen door <9> te draaien
zonder op de knop <@> te drukken (C.Fn-13/p. 116).
41
q: Handmatig flitsenN
Wanneer u een EOS-1D camera gebruikt, kan het flitsbelichtingsniveau
handmatig worden ingesteld voordat u opnamen maakt. Dit is handig
als u zich dicht bij het onderwerp bevindt. Gebruik een 18%
grijsreflector (in de handel verkrijgbaar) en maak als volgt opnamen.
1 Stel de camera en de Speedlite in.
Stel de opnamemodus van de camera in op <q> of <f>.
Stel de flitsmodus van de Speedlite in op <q>.
2 Stel scherp op het onderwerp.
Stel handmatig scherp.
3 Plaats een 18% grijsreflector.
Plaats de grijsreflector op de positie van het onderwerp.
Richt de camera zo dat de volledige puntmeetcirkel in het midden
van de zoeker over de grijsreflector ligt.
4 Druk op de knop <B>, <P > of <7> (8).
X De Speedlite geeft een voorflits en in het geheugen wordt het
vereiste flitsvermogen voor de juiste flitsbelichting opgeslagen.
X Rechts in de zoeker geeft de belichtingsniveau-indicator het
flitsbelichtingsniveau vergeleken met de standaardbelichting
weer.
5 Stel het flitsbelichtingsniveau in.
Pas het vermogen handmatig flitsen van de
Speedlite en het diafragma aan zodat het
flitsbelichtingsniveau wordt afgestemd op de
standaardbelichtingsindex.
6 Maak de foto.
Haal de grijsreflector weg en maak de foto.
Handmatig instellen van de flitsbelichting na meting
U kunt alleen op EOS-1D-camera’s de flitsbelichting handmatig instellen na meting.
42
Bij gebruik van de stroboscopische flits met een lange sluitertijd kunt u
meerdere opeenvolgende bewegingen fotograferen op één foto,
vergelijkbaar met stop-motionfotografie.
Stel bij stroboscopisch flitsen het flitsvermogen, het aantal flitsen en de
flitsfrequentie (het aantal flitsen per seconde = Hz) in. Zie voor het
maximumaantal continue flitsen pagina 44.
1
Stel de flitsmodus in op <?>.
Druk op de knop <E>.
Draai <9> om <Q> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
2
Selecteer een onderdeel.
Druk op de functieknop <@>
voor het flitsvermogen, druk op
<Q> voor het aantal flitsen en
druk op <G> voor de
flitsfrequentie.
X U kunt het onderdeel instellen van de
knop waarop u hebt gedrukt.
3
Stel de waarde in.
Draai <9> om de waarde in te
stellen en druk vervolgens op <8>.
Herhaal stap 2 en 3 om het
flitsvermogen, het aantal flitsen en de
flitsfrequentie in te stellen.
?: Stroboscopische flitsN
Aantal keer flitsen
Flitsfrequentie
Flitsvermogen
43
?: Stroboscopische flitsN
Stel de camera in met een sluitersnelheid die als volgt wordt berekend
om ervoor te zorgen dat de sluiter bij stroboscopisch flitsen open blijft
tot het einde van de continue flitsen.
Aantal keren flitsen ÷ flitsfrequentie = sluitertijd
Als het aantal keren flitsen bijvoorbeeld wordt ingesteld op 10 (keer) en
de flitsfrequentie op 5 (Hz), stelt u de sluitertijd in op 2 seconden of
langer.
De sluitertijd berekenen
Stel herhaalde opnamen met de stroboscopische flits in op 30 keer of
minder om verminderd functioneren of beschadiging van de flitskop als
gevolg van oververhitting te voorkomen. Laat de flitser na 30 opnamen
minstens 10 minuten afkoelen.
Wanneer u herhaaldelijk meer dan 30 keer achter elkaar flitst, kan de
veiligheidsfunctie worden geactiveerd en het flitsen worden beperkt.
Houd in dit geval rekening met een wachttijd van minstens 40 minuten.
Bij stroboscopisch flitsen is het effect het grootst als u een sterk
reflecterend onderwerp combineert met een donkere achtergrond.
U wordt aangeraden een statief, afstandsbediening en compacte
voedingseenheid CP-E4N (afzonderlijk verkrijgbaar/p. 123) te gebruiken.
U kunt het flitsvermogen niet op 1/1 of 1/2 instellen.
U kunt de stroboscopische flits zelfs gebruiken als de opnamemodus van
de camera is ingesteld op <bulb(B)> (bulb-opnamen).
Als het aantal keren flitsen wordt weergegeven als “----”, wordt continu
geflitst totdat de sluiter wordt gesloten of de lading opraakt. In de tabel
op de volgende pagina ziet u het maximumaantal continue flitsen.
U kunt tijdens stroboscopisch flitsen geen hogesnelheidssynchronisatie
(p. 31) instellen.
44
?: Stroboscopische flitsN
Wanneer het aantal keren flitsen wordt weergegeven als “----” (balk), is
het maximumaantal flitsen
zoals weergegeven in de volgende tabel.
1 tot 199 Hz
250 tot 500 Hz
Maximumaantal continue flitsen
Hz
Flitsvermogen
1 2 3 4 5 6 - 7 8 - 9
1/4 7 6 5 4 4 3 3
1/8 14 14 12 10 8 6 5
1/16 30 30 30 20 20 20 10
1/32 60 60 60 50 50 40 30
1/64 90 90 90 80 80 70 60
1/128 100 100 100 100 100 90 80
Hz
Flitsvermogen
10 11 12 - 14 15 - 19 20 - 50
60 - 199 250 - 500
1/4 2 2 2 2 2 2 2
1/8 4 4 4 4 4 4 4
1/16 8 8 8 8 8 8 8
1/32 20 20 20 18 16 12 10
1/64 50 40 40 35 30 20 15
1/128 70 70 60 50 40 40 30
Flitsvermogen 1/4 1/8 1/16 1/32 1/64 1/128
Aantal keer flitsen 2 4 8 12 20 40
Flitsvermogen 1/4 1/8 1/16 1/32 1/64 1/128
Aantal keer flitsen 2 4 8 10 15 30
45
De ingebouwde externe meetsensor van de Speedlite meet in real-time
het flitslicht dat van het onderwerp wordt weerkaatst. Het flitsen wordt
automatisch gestopt wanneer de standaardbelichting is bereikt.
“Automatische externe flitsmeting” kan worden gebruikt bij EOS
DIGITAL-camera’s van 2007 en later. “Handmatige externe flitsmeting”
kan bij alle EOS-camera’s worden gebruikt.
U kunt volledig automatische flitsopnamen maken. Het flitsvermogen
wordt automatisch aangepast aan de ISO-snelheid en het diafragma
die op de camera zijn ingesteld.
Stel de flitsmodus in op <
/
>.
Druk op de knop <E>.
Draai <9> om <r> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
Als u de ontspanknop van de camera
half indrukt, wordt het effectieve
flitsbereik weergegeven.
//.: Externe flitsmetingN
/: Automatische externe flitsmeting
Effectief flitsbereik
Als </> is ingesteld, kunt u flitsbelichtingscompensatie (p. 28) en
FEB-opnamen (p. 29) gebruiken.
Als <r> niet wordt weergegeven, stelt u de gebruikersfunctie van
de flitser in op C.Fn-05-2 (p. 114).
46
//.: Externe flitsmetingN
U kunt de Speedlite handmatig instellen op de ISO-snelheid en het
diafragma die op de camera zijn ingesteld. Het flitsvermogen wordt
automatisch aangepast aan de ISO-snelheid en het diafragma dat u instelt.
1
Stel de flitsmodus in op
<.>.
Druk op de knop <E>.
Draai <
9
> om <
s
> te selecteren
en druk vervolgens op <
8
>.
2
Stel dezelfde ISO-snelheid in als
op de camera.
Druk op functieknop 3 <I>.
X De ISO-snelheid is geselecteerd.
Draai <9> om de ISO-snelheid in te
stellen en druk vervolgens op <8>.
De ISO-snelheid kan worden
ingesteld op een waarde tussen 25
en 51200, in stappen van 1/3.
3
Stel hetzelfde diafragma in als op
de camera.
Druk op functieknop 4 <D>.
X Het diafragma is geselecteerd.
Draai <
9
> om de diafragmawaarde in
te stellen en druk vervolgens op <
8
>.
U ziet nu het effectieve flitsbereik dat
overeenkomt met de vooraf ingestelde
ISO-snelheid en diafragmawaarde.
.: Handmatige externe flitsmeting
ISO-snelheid
Diafragma
Als <
.
> is ingesteld en de camera met een in de handel verkrijgbare
synchronisatiekabel is aangesloten op de PC-aansluitingen van de
Speedlite, kunt u fotograferen zonder de flitser op de camera te bevestigen.
Zelfs als u met een synchronisatiekabel een andere Speedlite op de PC-
aansluiting van de Speedlite aansluit, wordt er niet geflitst.
Als u in stap 1 niet <s> ziet, stelt u de gebruikersfunctie voor de
flitser in op C.Fn-05-3 (p. 114).
47
Als u op de camera op de knop voor het controleren van de
scherptediepte drukt, worden er gedurende circa 1 seconde een reeks
flitsen gegeven. Dit wordt de “modelflits” genoemd. Dit is handig als u
bij draadloze flitsopnamen de schaduw die door het flitslicht op het
onderwerp valt en de lichtbalans (p. 57, 89) wilt controleren.
Druk op de scherptediepteknop
van de camera.
X De flitser flitst circa 1 seconde
continu.
ModelflitsN
Om slijtage en schade aan de flitskop door oververhitting te voorkomen,
beperkt u het continu flitsen met de modelflits tot maximaal 20 keer bij
een flitsdekking van 14 mm/20 mm/24 mm, tot 25 keer bij een
flitsdekking van 28 mm of tot 30 keer bij een flitsdekking van 35 mm tot
200 mm. Nadat u het hierboven genoemde aantal keren hebt geflitst met
de modelflits, moet u de flitser tenminste 10 minuten laten afkoelen.
Als u het hierboven genoemde aantal keren flitst met de modelflits en
vervolgens herhaaldelijk met korte tussenpozen flitst, bestaat de kans
dat de veiligheidsfunctie wordt geactiveerd en het flitsen wordt beperkt.
Bij flitsbeperkingsniveau 1 wordt het flitsinterval automatisch ingesteld op
circa 8 sec. Houd in dit geval rekening met een wachttijd van minstens
40 minuten.
Tijdens Live View-opnamen is het niet mogelijk om de modelflits (door de
camera te bedienen) te activeren.
De modelflits (via de camera) wordt uitgeschakeld wanneer u de flitser
gebruikt met de EOS M3, EOS M2, EOS M, EOS 50/50E, EOS 300,
EOS 500N, EOS 3000V, EOS 3000N/66, EOS IX of EOS IX7. Stel C.Fn-
02 in op 1 of 2 (p. 113) en druk vervolgens op de testflitsknop voor de
modelflits.
Tijdens normale flitsopnamen of bij gebruik van de flitser als masterunit bij
draadloze flitsopnamen met radiotransmissie/optische transmissie kunt u
de modelflits geven via de testflitsknop (C.Fn-02/p. 113).
48
Als u een flitsopname maakt in een omgeving met gloeilampen, bevat
de achtergrond van het onderwerp, waar het flitslicht niet komt, soms
roodachtige onnatuurlijke kleuren. Als u het bijgeleverde kleurfilter op
de flitser bevestigt, wordt een automatische correctie toegepast door de
witbalansfunctie van de camera, zodat u zowel het onderwerp als de
achtergrond met de juiste witbalans kunt fotograferen.
1
Bevestig het kleurfilter.
Zet het filter stevig aan de flitskop
vast totdat dit op zijn plaats klikt (zie
afbeelding).
Controleer of u op het scherm nu
<
o
> ziet.
U verwijdert het filter door de
procedure in omgekeerde volgorde
uit te voeren. Til het
bevestigingspalletje aan de
onderkant van het filter op en
verwijder het filter van de flitskop.
2
Maak de foto.
Stel de witbalans van de camera in op
<Q> en maak de foto.
Met EOS DIGITAL-camera’s van
2012 en later (met uitzondering van
de EOS 1200D) kunt u de witbalans
ook instellen op <A>.
Controleer het resulterende beeld en voer desgewenst een
witbalanscorrectie op de camera uit.
o
Kleurfilter
Filter Dichtheid Correctie-effect Toepassing
Kleurfilter
(oranje)
Laag Laag
Compenseert het effect van
een gloeilamp
Hoog Hoog
“Canon”-logo
49
o Kleurfilter
Het flitsrichtgetal wordt verlaagd wanneer u het kleurfilter gebruikt.
Compenseer bij handmatig of stroboscopisch flitsen het flitsvermogen
met circa +1/3 stop bij het filter met “lage dichtheid” en met circa +1 stop
bij het filter met “hoge dichtheid”.
Gebruik geen in de handel verkrijgbaar kleurfilter in combinatie met het
bijgeleverde kleurfilter.
Neem bij camera’s die de verzending van kleurtemperatuurgegevens
niet ondersteunen (p. 26) een foto en stel deze in op een handmatige
witbalans met behulp van het kleurfilter in de opnameomgeving, stel de
witbalans in op <O> en maak de opname.
Bij opnamen met een flitser met kleurfilter en groothoeklens is de
lichtintensiteit aan de randen mogelijk lager.
Veeg eventueel vuil of stof met een zachte, droge doek van het
kleurfilter.
U kunt bij gebruik van het kleurfilter ook de indirecte-flitsadapter (p. 36)
bevestigen.
Stel de witbalanscompensatie richting oranje in als u wilt fotograferen
met een warme kleur (gloeilampeffect).
50
U kunt de instellingen van de Speedlite-opnamefuncties en de
instellingen voor draadloze flitsopnamen terugzetten op de
standaardwaarden.
Wis de instellingen.
Houd de functieknoppen 2 en 3
enkele seconden ingedrukt totdat er
<w> wordt aangegeven.
X De Speedlite-instellingen worden
gewist en de flitser wordt ingesteld op
normale opname en de flitsmodus
<a>.
Speedlite-instellingen wissenN
Zelfs als u de instellingen wist, worden het transmissiekanaal en de ID voor
het draadloze radiosignaal voor draadloze opnamen plus de
gebruikersfuncties (C.Fn) en persoonlijke functies (P.Fn) niet gewist.
51
3
Flitsfuncties instellen met
de knoppen van de camera
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de flitsfuncties
instelt vanaf het menuscherm van de camera.
Als de camera is ingesteld op de opnamemodus Volledig
automatisch of op een basisgebruikmodus, zijn de functies in dit
hoofdstuk niet beschikbaar. Stel de opnamemodus van de
camera in op <d/s/f/a/bulb(B)> (creatieve modi).
52
Bij gebruik van een EOS DIGITAL-camera van 2007 of later kunt u
flitsfuncties of gebruikersfuncties instellen via het menuscherm van de
camera.
Zie voor bediening van de camera de instructiehandleiding van de
camera.
1
Selecteer [Externe Speedlite
besturing].
Selecteer [Externe Speedlite
besturing] of [Flitsbesturing].
2
Selecteer [Flits functie
instellingen].
Selecteer [Flits functie instellingen]
of [Func.inst. externe flitser].
X Het scherm voor instelling wordt
weergegeven.
3
Stel de functie in.
Het scherm voor instelling en de
weergegeven onderdelen variëren,
afhankelijk van de camera.
Selecteer een onderdeel en stel de
functie in.
Flitseraansturing via het menuscherm van de camera
Flitsfuncties instellen
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
53
Flitseraansturing via het menuscherm van de camera
EOS DIGITAL-camera’s van 2012 of later
In het scherm [Flits functie instellingen] of [Func.inst. externe
flitser] van de camera kunt u instellingen opgeven voor normale
opnamen en voor draadloze opnamen met radiotransmissie en
optische transmissie.
* Hoewel de EOS 1300D en EOS 1200D van 2012 of later zijn, hebben ze
dezelfde instelbare functies als EOS DIGITAL-camera’s die in 2007 -
2011 op de markt zijn gebracht.
EOS DIGITAL-camera’s van 2007 - 2011
EOS-1Ds Mark III, EOS-1D Mark IV/III, EOS 5D Mark II, EOS 7D,
EOS 60D, EOS 50D, EOS 40D, EOS 600D, EOS 550D, EOS 500D,
EOS 450D, EOS 1100D, EOS 1000D
In het scherm [Flits functie instellingen] of [Func.inst. externe
flitser] van de camera kunt u instellingen opgeven voor normale
opnamen en voor draadloze opnamen met optische transmissie.
Voor “Flitsopnamen met draadloze radiotransmissie” stelt u de
functies op de flitser in.
U kunt de volgende functies configureren. De beschikbare instellingen
variëren per gebruikte camera, flitsmodus, instellingen voor draadloze
opnamen, enzovoort.
Instellingen die beschikbaar zijn in het scherm Flits functie instellingen
Functies
Flitsen
Inschakelen / Uitschakelen
E-TTL II-flitslichtmeting
Evaluatief / Gemiddeld
Flitssync.snelheid AV-modus
Flitsmodus
E-TTL II (Autom. flits) / Manual flash / MULTI-flits / Autom.
externe flitsmeting / Handmatige externe flitsmeting
Sluitersynchronisatie-
instellingen
1e-gordijn / 2e-gordijn / Hogesnelheid
Flitsbelichtingscompensatie
FEB
Zoom (flitsdekking)
Draadloze flitsfuncties
Draadloos: UIT / Radiotransmissie / Optische transmissie
Instellingen wissen
54
Flitseraansturing via het menuscherm van de camera
Flitsen
Stel deze optie in op [Inschakelen] voor flitsopnamen. Stel de
functie in op [Uitschakelen] als u alleen het AF-hulplicht van de
flitser wilt gebruiken.
E-TTL II-flitslichtmeting
Stel deze optie voor een normale belichting in op [Evaluatief]. Als
[Gemiddeld] wordt ingesteld, wordt het gemiddelde genomen voor
de flitsbelichting voor de volledige gemeten scène per camera.
Flitsbelichtingscompensatie kan nodig zijn, afhankelijk van de
scène. Deze instelling is voor gevorderde gebruikers.
Flitssync.snelheid AV-modus
U kunt de flitssynchronisatiesnelheid instellen bij flitsopnamen in de
modus <f> (AE met diafragmavoorkeur).
Flitsmodus
U kunt de flitsmodus [E-TTL II], [Manual flash], [MULTIflits],
[AutoExtFlash] en [Man.ExtFlash] kiezen, afhankelijk van de
manier waarop u flitsopnamen wilt maken.
Sluitersynchronisatie-instellingen
Voor de flitstiming/-methode kunt u kiezen uit [1e-gordijn], [2e-
gordijn] en [Hogesnelheidssynchronisatie]. Stel voor normale
flitsopnamen de flitser in op [1e-gordijn].
Flitsbelichtingscompensatie
U kunt het flitsvermogen op dezelfde manier als de
belichtingscompensatie aanpassen. De
flitsbelichtingscompensatiewaarde kan worden ingesteld tot
maximaal ±3 stops in stappen van 1/3 stop.
FEB
U kunt drie opnamen maken terwijl het flitsvermogen automatisch
steeds verandert. Het instelbare bereik is maximaal ±3 stops in
stappen van 1/3 stop.
55
Flitseraansturing via het menuscherm van de camera
Zoom (flitsdekking)
U kunt de flitsdekking van de Speedlite instellen. Wanneer u [Auto]
selecteert, wordt de flitsdekking automatisch ingesteld op basis van
de brandpuntsafstand van de opnamelens en het
beeldsensorformaat van de camera (p. 26).
Draadloze flitsfuncties
U kunt draadloze flitsopnamen met radiotransmissie en met optische
transmissie instellen. Zie hoofdstuk 4 (p. 57) en hoofdstuk 5 (p. 89)
voor meer informatie.
Instellingen wissen
Als [Wis flitser instellingen.] of [Wis inst. externe flitser] is
geselecteerd, kunt u de standaardinstellingen van de Speedlite
herstellen.
[Flitsen] en [E-TTL II-flitsmeting] worden weergegeven in stap 2 of stap
3 op pagina 52. (Indelingen van de display en procedures verschillen,
afhankelijk van het cameramodel.)
Als u [Flitssync.snelheid AV-modus] niet ziet, kan deze worden
ingesteld met de gebruikersfuncties van de camera.
Wanneer de flitsbelichtingscompensatie op de flitser ingesteld is, kan de
flitsbelichtingscompensatie niet vanaf de camera worden uitgevoerd. Als
u beide tegelijkertijd instelt, krijgt de instelling op de flitser voorrang.
Als gebruikersfunctie C.Fn-05 van de flitser is ingesteld op [1:TTL]
(p. 114), kunt u bij het instellen van [Flitsmodus] de optie [TTL]
selecteren. Als u met een EOS DIGITAL-camera automatische
flitsopnamen maakt, stelt u C.Fn-05 in op [0:E-TTL II/E-TTL].
Als de flitsdekking automatisch wordt ingesteld, bijvoorbeeld als de
indirecte-flitsadapter is bevestigd of de groothoekadapter wordt gebruikt,
kunt u [Zoom] (flitsdekking) niet instellen.
56
Flitseraansturing via het menuscherm van de camera
U kunt gebruikersfuncties voor de Speedlite vanuit het menuscherm van
de camera instellen. De weergegeven details variëren, afhankelijk van de
camera. Wanneer C.Fn-20 tot en met 23 niet worden weergegeven, stelt
u deze op de Speedlite in. Zie voor de gebruikersfuncties pagina 113-117.
1
Selecteer [Flitser C.Fn
instellingen].
Selecteer [Flitser C.Fn instellingen]
of [C.Fn-inst. externe flitser].
X Het scherm met instellingen voor de
gebruikersfuncties van de flitser wordt
weergegeven.
2
Stel de gebruikersfunctie in.
Selecteer het nummer van de
gebruikersfunctie en stel de functie in.
Als u alle gebruikersfunctie-
instellingen wilt wissen, selecteert u
in stap 1 ([Wis instellingen]), [Wis
alle SpeedliteC.Fn’s] of [Wis C.Fn’s
externe flitser].
Gebruikersfuncties voor de flitser instellen
Nummer van gebruikersfunctie
Bij gebruik van een camera uit 2011 of eerder of de EOS 1300D of EOS
1200D worden de instellingen van C.Fn-20 tot en met C.Fn-23 niet
gewist, zelfs niet als u [Wis alle SpeedliteC.Fn’s] of [Wis C.Fn’s
externe flitser] selecteert. Wanneer u de procedure “Alle
gebruikersfuncties/persoonlijke functies wissen” op pagina 112 uitvoert,
worden alle gebruikersfuncties (met uitzondering van C.Fn-00) gewist.
Bij gebruik van de flitser met EOS DIGITAL-camera’s van 2012 of later
kunt u C.Fn-05-2 en 3 niet selecteren. Dit komt omdat automatische
externe flitsmeting en handmatige externe flitsmeting rechtstreeks
kunnen worden geselecteerd met de knop <E> van de flitser
(behalve bij de EOS 1300D en EOS 1200D).
U kunt persoonlijke functies (P.Fn/p. 118) niet via het menu van de camera
instellen of allemaal in één keer wissen. Stel deze op de Speedlite in.
57
4
Draadloze flitsopnamen:
Radiotransmissie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u draadloze
flitsopnamen kunt maken via de master-/slavefunctie
voor draadloze opnamen met radiotransmissie.
Raadpleeg het systeemoverzicht (p. 122) voor de
accessoires die u nodig hebt voor draadloos
fotograferen met radiotransmissie.
Zie pagina 139 voor de gebruiksregio’s, beperkingen en
voorzorgsmaatregelen met betrekking tot radiotransmissie.
Als de camera is ingesteld op de opnamemodus Volledig
automatisch of op een basisgebruikmodus, zijn de functies in dit
hoofdstuk niet beschikbaar. Stel de opnamemodus van de
camera in op <d/s/f/a/bulb(B)> (creatieve modi).
Bij de procedures voor draadloze flitsopnamen wordt voor
zowel master- als slave-unit de 600EX II-RT gebruikt.
De 600EX II-RT die op de camera is bevestigd, wordt
“masterunit” genoemd en de 600EX II-RT die draadloos
bestuurd wordt, wordt “slave-unit” genoemd.
58
Met een Canon Speedlite (master/slave) die draadloze flitsopnamen
met radiotransmissie ondersteunt, kunt u gemakkelijk draadloze
opnamen maken met meerdere flitsers, op dezelfde manier als normale
E-TTL II-/E-TTL-autoflashopnamen.
Het systeem is zo ontworpen dat de instellingen van de 600EX II-RT
(master) die op de camera is bevestigd, automatisch op de draadloos
aangestuurde 600EX II-RT (slave) worden toegepast. Daarom hoeft u
de slave-unit niet te bedienen tijdens het fotograferen.
Automatische flitsopnamen maken met één slave-unit
(p. 68)
'
Draadloze flitsopnamen met radiotransmissie
Positionering en bereik
(Voorbeelden van draadloze flitsopnamen)
M
x
Transmissieafstand
circa 30 m
(Met 600EX II-RT)
600EX II-RT
600EX II-RT
U kunt een 600EX II-RT die als slave-unit is ingesteld ook draadloos
aansturen met een ander apparaat dan een 600EX II-RT. Hiervoor moet
het apparaat wel kunnen fungeren als master en draadloze opnamen
met radiotransmissie ondersteunen. Raadpleeg de instructiehandleiding
bij het apparaat voor meer informatie over het instellen van de functies
van de masterunit.
Plaats de slave-unit met behulp van de bijgeleverde ministandaard (p. 16).
59
' Draadloze flitsopnamen met radiotransmissie
U kunt de slave-units in twee of drie groepen opsplitsen en
automatische flitsopnamen maken via E-TTL II-/E-TTL-autoflash terwijl
u de flitsverhouding (flitsvermogen van elke groep) wijzigt.
Daarnaast kunt u voor elke flitsgroep een andere flitsmodus instellen en
gebruiken, voor maximaal 5 groepen (p. 60).
Automatische flitsopnamen met slavegroepen
Draadloze meervoudige flitsfotografie
A
B
A
B
C
2 groepen (A, B) (p. 73) 3 groepen (A, B, C) (p. 75)
De transmissieafstand kan korter zijn, afhankelijk van de
omstandigheden, zoals de plaatsing van slaveflitsers, de omgeving en
de weersomstandigheden.
Voer voordat u gaat fotograferen een testflits (p. 21) en een testopname
uit.
60
' Draadloze flitsopnamen met radiotransmissie
Fotograferen in een eigen flitsmodus voor elke groep
(p. 79)
Draadloos flitsen met radiotransmissie biedt voordelen boven draadloos
flitsen met optische transmissie, zoals dat u minder last hebt van
obstakels en de draadloze sensor van de slave-unit niet op de
masterunit hoeft te richten. De belangrijkste functionele verschillen zijn
als volgt.
*1-3: Afhankelijk van de gebruikte camera zijn er bepaalde beperkingen.
(*1: Zie p. 61, 79 / *2: Zie p. 82 / *3: Zie p. 83.)
Verschil tussen radiotransmissie en optische transmissie
Functie Radiotransmissie Optische transmissie
Transmissieafstand
Circa 30 m Circa 15 m (Binnen)
Besturing flitsgroep
Maximaal 5
groepen*
1
(A, B, C, D, E)
Maximaal 3 groepen
(A, B, C)
Besturing slave-unit Maximaal 15 units Geen beperking
Kanaal
Auto, kan. 1 - 15 Kan. 1 - 4
ID draadloze radiogolflengte
0000 - 9999 -
Slave-
bediening
Testflitsen
k
-
Modelflits
k*
2
-
Ontspannen
k*
3
-
A
B
C
E
D
Handmatig flitsen
Handmatig flitsen
E-TTL II
E-TTL II
Handmatig flitsen
* De flitsmodusinstellingen zijn alleen als voorbeeld bedoeld.
Plafond
61
' Draadloze flitsopnamen met radiotransmissie
Bij draadloze flitsopnamen met radiotransmissie kunnen er
functiebeperkingen zijn, afhankelijk van de gebruikte camera.
EOS DIGITAL-camera’s van 2012 of later
Bij gebruik van de flitser met EOS DIGITAL-camera’s van 2012 of
later kunt u fotograferen zonder enige beperkingen op de flitsmodus,
flitssynchronisatiesnelheid, enzovoort.
* Hoewel de EOS 1300D en EOS 1200D van na 2012 zijn, gelden hiervoor
dezelfde beperkingen als voor EOS DIGITAL-camera’s van 2011 en eerder.
(Zie de uitleg hierna voor meer informatie.)
EOS-camera’s die compatibel zijn met E-TTL en tot 2011 op de
markt zijn verschenen
Bij gebruik van de flitser in combinatie met onderstaande
camera’s is het niet mogelijk draadloos te fotograferen met
radiotransmissie met behulp van E-TTL-autoflash. Gebruik
handmatig flitsen (p. 77), stroboscopisch flitsen (p. 42) of draadloos
flitsen met optische transmissie (p. 89).
EOS-1Ds, EOS-1D, EOS-1V, EOS-3, EOS Elan II/Elan II E/50/50E,
EOS 300, EOS 500N, EOS 3000N/66, EOS IX, EOS IX Lite/IX7
Als u de flitser gebruikt met een EOS DIGITAL-camera of
analoge EOS-camera van 2011 of eerder, gelden bovendien de
volgende beperkingen.
1. De maximale sluitersnelheid voor flitssynchronisatie wordt 1
stop trager.
Controleer de maximale sluitersnelheid voor flitssynchronisatie (X
= 1/*** sec.) van de camera en fotografeer met een sluitersnelheid
(sluitertijd) tot maximaal 1 stop trager dan de maximale
sluitersnelheid voor flitssynchronisatie. (Voorbeeld: wanneer X =
1/250 sec., is draadloos flitsen met radiotransmissie mogelijk
vanaf 1/125 sec. tot en met 30 sec.)
Wanneer u de sluitersnelheid (sluitertijd) 1 stop trager zet dan de
maximale sluitersnelheid voor flitssynchronisatie, verdwijnt het
waarschuwingspictogram <k>.
Functiebeperkingen afhankelijk van de gebruikte camera
62
' Draadloze flitsopnamen met radiotransmissie
2. Opnamen met hogesnelheidssynchronisatie zijn niet
mogelijk.
3. Groepsflitsen
(p. 79) is niet mogelijk.
4. U kunt vanaf de slave-unit geen modelflits geven
(p. 82) en
ook niet op afstand vanaf de slave-unit een opname maken
(p. 83).
5. U kunt de camera tijdens gekoppeld fotograferen niet
gebruiken als onderdeel van een “camera met slave-unit”
combinatie
(p. 84).
De camera kan alleen worden gebruikt als onderdeel van een
“camera met masterunit” combinatie.
63
Voor draadloze flitsopnamen met radiotransmissie stelt u de masterunit
en de slave-unit als volgt in.
Stel in op <'M>.
Druk op de knop <I>.
Draai <9> om <'
M> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
Stel in op <'x>.
Stel de flitser in die u als slave-unit
wilt instellen.
Selecteer <'
x> op dezelfde
manier als voor de masterunit.
Om interferentie met draadloze flitssystemen op basis van
radiotransmissie van andere fotografen te voorkomen, of met andere
(draadloze) apparaten die radiogolven gebruiken, kunt u het
transmissiekanaal en de ID draadloze radiogolflengte wijzigen. Stel
hetzelfde kanaal en dezelfde ID in voor de masterunit en de slave-
unit.
Instellingen voor draadloos flitsen
Instelling masterunit
Instelling slave-unit
Transmissiekanaal/ID draadloos radiosignaal
Selecteer voor normale flitsopnamen <F> om de draadloze
(master/slave-) instellingen te wissen.
Bij gebruik van meerdere draadloze flitssystemen met radiotransmissie in
één ruimte kan er interferentie optreden tussen de flitssystemen, zelfs als
de flitsers zijn ingesteld op verschillende kanalen. Stel voor elk kanaal een
andere ID voor het draadloze radiosignaal in (p. 64).
64
Instellingen voor draadloos flitsen
Met de volgende procedure stelt u de transmissiekanalen en de ID van
het draadloos radiosignaal van de masterunit en de slave-unit in. Stel
voor de masterunit en de slave-unit hetzelfde kanaal en dezelfde
ID in. Dit doet u op beide units op dezelfde manier.
1
Geef <O> weer.
Druk op functieknop 4 om <O>
weer te geven.
2
Stel een transmissiekanaal in.
Druk op functieknop 1 <C>.
Draai <9> om “Automatisch” of een
kanaal van 1 tot en met 15 te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
3
Stel een ID voor het draadloze
radiosignaal in.
Druk op functieknop 2 <H>.
Draai <9> om de gewenste positie
(het gewenste cijfer) te selecteren en
druk op <8>.
Draai <9> om een getal van 0 tot en
met 9 te selecteren en druk
vervolgens op <8>.
Stel op dezelfde manier een 4-cijferig
getal in.
X Wanneer de transmissie tussen de
masterunit en de slave-unit tot stand
wordt gebracht, gaat het lampje
<D> groen branden.
Het transmissiekanaal/de ID van het draadloze radiosignaal instellen
65
Instellingen voor draadloos flitsen
De transmissiekanalen van de masterunit scannen en
instellen
U kunt de radio-ontvangststatus scannen en het transmissiekanaal van
de masterunit automatisch of handmatig instellen. Wanneer het kanaal
op “AUTO” is ingesteld, wordt automatisch het kanaal met het beste
ontvangstsignaal ingesteld. Bij handmatige instelling kunt u het
transmissiekanaal opnieuw instellen op basis van de scanresultaten.
Scannen als “AUTO” is ingesteld
Voer de scan uit.
Druk op functieknop 4 om <O>
weer te geven.
Druk op functieknop 3 <W>.
X De scan wordt uitgevoerd en het
kanaal met het beste
ontvangstsignaal wordt ingesteld.
Scannen als kanaal 1-15 is ingesteld
1
Voer de scan uit.
Druk op functieknop 4 om <O>
weer te geven.
Druk op functieknop 3 <W>.
X De scan wordt uitgevoerd en de
ontvangststatus wordt in een grafiek
weergegeven.
Hoe hoger de piek van het kanaal in
de grafiek, hoe beter het radio-
ontvangstsignaal.
2
Stel een kanaal in.
Draai <9> om een kanaal te
selecteren van Ch. 1 tot en met 15.
Druk op <8> om het kanaal in te
stellen.
66
Instellingen voor draadloos flitsen
U kunt de transmissiestatus controleren aan de hand van de kleur van
het lampje <D>.
U kunt instellen of u de masterunit wel of niet wilt laten flitsen als
draadloze flitser die de slave-unit bestuurt. Wanneer het flitsen op de
masterunit op AAN is gezet, flitst de masterunit als flitsgroep A.
1
Geef <N> weer.
Druk op functieknop 4 om <N>
weer te geven.
2
Stel het flitsen van de masterunit in.
Druk op functieknop 1 <4> om
het flitsen van de masterunit in of uit
te schakelen.
g : Flitsen masterunit AAN
d : Flitsen masterunit UIT
Het lampje <D>
Kleur Status Beschrijving Wat u moet doen
Groen Brandt
Transmissie
OK
-
Rood
Brandt
Geen verbinding
Controleer het kanaal en de ID.
Knippert
Te veel units
Breng het totale aantal master- en slave-
units terug tot 16 of minder.
Storing
Schakel de masterunit en slave-unit uit en weer in.
Flitsen masterunit AAN/UIT
Wanneer de transmissiekanalen van de masterunit en slave-unit niet
hetzelfde zijn, zal de slave-unit niet flitsen. Stel voor beide hetzelfde
nummer in of stel beide in op “AUTO”.
Wanneer de ID’s voor het draadloze radiosignaal van de masterunit en slave-unit
niet hetzelfde zijn, zal de slave-unit niet flitsen. Stel beide in op dezelfde waarde.
Flitsen via masterunit
67
Instellingen voor draadloos flitsen
U kunt de instellingen voor draadloos flitsen in de masterunit en de
slave-unit opslaan en later opnieuw gebruiken. Bedien elke masterunit
en slave-unit afzonderlijk om de instellingen ervan op te slaan en op te
roepen.
1
Geef <L> weer.
Druk op functieknop 4 op de
masterunit om <P> weer te
geven.
Druk op functieknop 4 op de slave-
unit om <O> weer te geven.
2
Sla de instellingen op of laad ze
vanuit het geheugen.
Druk op functieknop 3 <L>.
[Opslaan]
Druk op functieknop 1 <V>.
X De instellingen worden opgeslagen
(in het geheugen).
[Laden]
Druk op functieknop 2 <J>.
X De opgeslagen instellingen worden
ingesteld.
Geheugenfunctie
68
In deze paragraaf worden de
basishandelingen beschreven voor
volledig automatische draadloze
opnamen bij gebruik van een 600EX II-
RT op de camera (master) en een
600EX II-RT als slave-unit.
1
Stel de masterunit in.
Stel de 600EX II-RT die op de camera
is bevestigd, in als de masterunit
(p. 63).
U kunt als masterunit ook een
apparaat gebruiken dat is uitgerust
met de draadloze masterfunctie met
radiotransmissie.
2
Stel de slave-unit in.
Stel de 600EX II-RT die draadloos
moet worden bestuurd vanuit de
master, in als de slave-unit (p. 63).
U kunt ook andere Speedlites van de
EX-serie gebruiken die draadloze
opnamen met radiotransmissie als
slave ondersteunen.
Stel de flitsgroep in op A, B of C
(p. 73). Er wordt niet geflitst als u D of
E instelt.
3
Controleer het kanaal en de ID.
Als de transmissiekanalen en de ID’s
voor het draadloze radiosignaal van
de masterunit en slave-unit niet
hetzelfde zijn, dient u deze dezelfde
waarden te geven (p. 64, 65).
a
: Volledig automatische draadloze flitsopnamen
Automatische flitsopnamen met één slave-unit
Flitsgroep
69
a: Volledig automatische draadloze flitsopnamen
4
Plaats de camera en de flitser.
Plaats ze binnen het bereik zoals
afgebeeld op pagina 58.
5
Stel de flitsmodus in op <a>.
Druk op de masterunit op de knop
<E>.
Draai <9> om <Q> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
De slave-unit wordt automatisch
ingesteld op <a> tijdens
opnamen vanuit de masterunit.
Controleer of de besturing flitsgroep
op <t> is ingesteld.
6
Controleer de transmissiestatus
en oplaadstatus.
Controleer of het lampje <D>
groen brandt.
Wanneer de slaveflitser klaar is,
knippert het AF-hulplicht in intervallen
van circa 1 seconde.
Als op de masterunit C.Fn-20-1 is
ingesteld (p. 116), hoort u een
pieptoon van de masterunit als alle
flitsers volledig zijn opgeladen.
Controleer of het pictogram <Q>
brandt op het LCD-paneel van de
master-/slave-unit (<G> wordt
niet weergegeven).
Zie pagina 71 voor de LCD-
paneelverlichting van de masterunit.
Controleer of het gereed-lampje van
de masterunit brandt.
Slaveflits gereed
70
a: Volledig automatische draadloze flitsopnamen
7
Controleer de prestaties.
Druk op de testflitsknop van de
masterunit.
X De flitser flitst. Als deze niet flitst,
controleer dan of deze binnen het
transmissiebereik is geplaatst (p. 58).
8
Maak de foto.
Stel de camera in en maak de foto op
dezelfde manier als bij normale
flitsopnamen.
X Bij standaardflitsbelichting brandt het
bevestigingslampje voor de
flitsbelichting circa 3 seconden.
Als het lampje <D> rood is, is er geen radiotransmissie tot stand
gebracht. Controleer opnieuw de transmissiekanalen en de ID’s van het
draadloze radiosignaal van de masterunit en slave-unit. Als u met dezelfde
instellingen geen verbinding kunt maken, schakelt u de masterunit en de
slave-unit uit en weer in.
De flitsdekking van de master-/slaveflitser is ingesteld op 24 mm. U kunt
de flitsdekking ook met de hand instellen.
Als u ook wilt flitsen met de masterunit, schakelt u in stap 5 op de vorige
pagina flitsen via de masterunit in (p. 66).
U kunt op de scherptediepteknop van de camera drukken om de
modelflits af te vuren (p. 47).
Wanneer een Speedlite is ingesteld als de masterunit, wordt het
apparaat na ongeveer 5 minuten automatisch uitgeschakeld.
Als de automatische uitschakelfunctie van de slave-unit wordt
geactiveerd, drukt u op de testflitsknop van de masterunit om de slave-
unit in te schakelen. Overigens is testflitsen niet mogelijk terwijl de timer
van de camera voor flitsmeting enz. in werking is.
U kunt instellen na welke tijd de slave-unit automatisch wordt
uitgeschakeld (C.Fn-10/p. 115).
U kunt instellen dat u een pieptoon hoort als alle flitsers (master-/slave-
units) volledig zijn opgeladen (C.Fn-20/p. 116).
Het AF-hulplicht knippert als de slave-unit is opgeladen. U kunt dit
knipperen uitschakelen (C.Fn-23/p. 117).
71
a: Volledig automatische draadloze flitsopnamen
Tijdens draadloze flitsopnamen met radiotransmissie gaat de LCD-
paneelverlichting aan of uit afhankelijk van de oplaadstatus van de
masterunit en slave-units (flitsgroepen).
De LCD-paneelverlichting van de masterunit gaat aan als de masterunit
en slave-units niet volledig zijn opgeladen. Als de masterunit en slave-
units volledig zijn opgeladen, gaat de LCD-paneelverlichting na circa 12
sec. uit.
Als de lading van de masterunit en slave-units bij het fotograferen
onvoldoende wordt, gaat de LCD-paneelverlichting van de masterunit
weer aan.
Wanneer u meer flitsvermogen nodig
hebt of gemakkelijker wilt kunnen
verlichten, kunt u het aantal slave-units
vermeerderen en ze als één flitser laten
flitsen.
Als u slave-units wilt toevoegen, voert u
dezelfde procedure uit als onder
“Automatische flitsopnamen met één
slave-unit” (p. 68). Stel de flitsgroep in op
A, B of C (p. 73). Er wordt niet geflitst als
u D of E instelt.
Wanneer het aantal slave-units is verhoogd of het flitsen met de
masterunit op AAN is gezet, wordt er automatisch voor gezorgd dat alle
flitsers met hetzelfde flitsvermogen flitsen en dat het totale
flitsvermogen leidt tot de standaardbelichting.
LCD-paneelverlichting
Automatische flitsopnamen maken met meerdere slave-units
Als de masterunit of een van de slave-units (flitsgroep) niet volledig is
opgeladen, ziet u op het LCD-paneel van de masterunit <G>.
Controleer eerst dat u op het LCD-paneel niet het pictogram <G> ziet
en dat het LCD-paneel niet is verlicht en maak dan de foto.
72
a: Volledig automatische draadloze flitsopnamen
Aangezien de volgende functies die zijn ingesteld op de masterunit,
automatisch op de slave-units in dit draadloze systeem worden ingesteld,
hoeft u de slave-units niet te bedienen. Daarom kunt u draadloze
flitsopnamen maken op dezelfde manier als u normale flitsopnamen maakt.
U kunt twee of meer masterunits instellen. Door meerdere camera’s
met masterunits er op aangebracht voor te bereiden, kunt u tijdens
draadloze flitsfotografie van camera wisselen terwijl u dezelfde
belichting (via slave-units) handhaaft.
Bij gebruik van twee of meer masterunits verandert de kleur van het
lampje <D>, afhankelijk van de volgorde waarin de masterinstelling
werd uitgevoerd. De eerste master (hoofdmaster) is groen en de
tweede en volgende masters (submasters) zijn oranje.
Fotograferen voor gevorderden met volledig automatisch draadloos flitsen
Flitsbelichtingscompensatie
(f/p. 28)
Hogesnelheidssynchronisatie
(c/p. 31)
•FEB (g/p. 29) Handmatig flitsen (p. 40, 77)
Flitsbelichtingsvergrendeling
(p. 30)
Stroboscopische flits (p. 42)
Masterunits
U kunt de slave-unit ook rechtstreeks bedienen om de
flitsbelichtingscompensatie en flitsdekking op elke slave-unit apart in te
stellen.
Als het lampje <D> rood is, is er geen verbinding tot stand gebracht.
Schakel elke masterunit uit en weer in nadat u het transmissiekanaal en
de ID voor het draadloze radiosignaal hebt gecontroleerd.
Beperk bij draadloze opnamen met radiotransmissie het totale aantal
master- en slave-units tot 16.
U kunt zelfs als de masterflitser is ingesteld als een submaster foto’s maken.
73
U kunt de slave-units in twee
flitsgroepen, A en B, verdelen en de
verlichtingsbalans (flitsverhouding) voor
opnamen aanpassen.
De belichting wordt automatisch
geregeld, zodat het totale flitsvermogen
van flitsgroep A en B leidt tot de
standaardbelichting.
1
Stel de flitsgroep van de slave-
units in.
Bedien en stel de slave-units een voor
een in.
Druk op functieknop 4 om <
M
>
weer te geven.
Druk op functieknop 3 <F> en
selecteer vervolgens <f> of
<g>.
Stel één unit in op
<f> en de
andere op <g>.
2
Stel de masterunit in op <u>.
Bedien de masterunit en stel deze in
met de procedures die zijn
beschreven in stap 2 en 3.
Druk op functieknop 4 op de
masterunit om <N> weer te
geven.
Druk op functieknop 2 <T> en
stel deze in op <u>.
5
: Draadloze flitsopnamen met meerdere flitsers en flitsverhouding
Automatische flitsopnamen maken met twee slavegroepen
A
B
74
5: Draadloze flitsopnamen met meerdere flitsers en flitsverhouding
3
Stel de flitsverhouding A:B in.
Druk op functieknop 3 <F>.
Draai <9> om de flitsverhouding in
te stellen en druk vervolgens op
<8>.
4
Maak de foto.
X De slave-unit flitst met de ingestelde
flitsverhouding.
75
5: Draadloze flitsopnamen met meerdere flitsers en flitsverhouding
U kunt flitsgroep C aan flitsgroepen A en
B toevoegen. C is handig voor het
instellen van de verlichting zodat de
schaduw van het onderwerp wordt
weggenomen.
De basisinstelprocedure is hetzelfde als
bij “Automatische flitsopnamen maken
met twee slavegroepen” (p. 73).
1
Stel de slave-unit in op flitsgroep
C.
Stel de slave-unit in die u aan
flitsgroep <h> wilt toevoegen. Zie
hiervoor stap 1 op pagina 73.
2
Stel de masterunit in op <u>
<h>.
Stel de masterflitsgroepbesturing in
op <u> <h>, op dezelfde
manier als bij stap 2 op pagina 73.
3
Stel de flitsverhouding A:B in.
Stel flitsverhouding A:B in. Zie
hiervoor stap 3 op de vorige pagina.
Automatische flitsopnamen maken met drie slavegroepen
C
A
B
76
5: Draadloze flitsopnamen met meerdere flitsers en flitsverhouding
4
Stel de
flitsbelichtingscompensatie in
voor slave-unit C.
Stel de gewenste waarde in.
Druk op functieknop 3 <F>.
Draai <9> en selecteer vervolgens
<h>.
Druk op functieknop 3 <B>.
Draai <9> om de waarde voor de
flitsbelichtingscompensatie in te
stellen en druk vervolgens op <8>.
Als u meer flitsvermogen nodig hebt of
een geavanceerdere belichting wilt
gebruiken, kunt u meer slave-units
gebruiken. Stel gewoon een extra slave-
unit in voor de flitsgroep (A, B of C)
waarvan u het flitsvermogen wilt
verhogen. U kunt het aantal slave-units
verhogen naar 15 units.
Als u bijvoorbeeld een flitsgroep met drie slave-units op <f> instelt,
worden de drie units behandeld en bestuurd als één flitsgroep A met
een groot flitsvermogen.
Groepsbesturing
fff
Flitsgroep A
Stel <u> <h> in als u de drie flitsgroepen A, B en C tegelijkertijd
wilt laten flitsen. Bij de instelling <u> flitst flitsgroep C niet.
Als u flitst met flitsgroep C rechtstreeks op het hoofdonderwerp gericht,
kan dit tot overbelichting leiden.
De flitsverhouding van 8:1 t/m 1:1 t/m 1:8 is equivalent aan 3:1 t/m 1:1 t/m
1:3 (in stappen van 1/2 stop) wanneer deze naar het aantal stops wordt
omgezet.
77
In deze paragraaf wordt het draadloos handmatig flitsen (met meerdere
flitsers) beschreven. U kunt voor elke slave-unit (flitsgroep) een ander
flitsvermogen instellen.
1
Stel de flitsmodus in op <q>.
Druk op de masterunit op de knop
<E>.
Draai <9> om <R> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
De slave-unit wordt automatisch
ingesteld op <q> tijdens opnamen
vanuit de masterunit.
2
Stel de flitsgroep van de slave-
units in.
Bedien en stel de slave-units een voor
een in.
Stel in stap 3 de flitsgroep in die u wilt
gebruiken.
Druk op functieknop 4 om <
M
>
weer te geven.
Druk op functieknop 3 <F> en
selecteer vervolgens <f>,
<g> of <h>.
3
Stel flitsgroepbesturing in.
Druk op functieknop 4 op de
masterunit om <M> weer te
geven.
Druk op functieknop 2 <T> om
de gewenste flitsgroep in te stellen.
Elke keer als u op de knop drukt,
wijzigt de instelling als volgt: <t>
9 <f> <g> 9 <f>
<g> <h>.
q
: Draadloos flitsopnamen met meerdere flitsers en handmatig flitsvermogen
78
q: Draadloos flitsopnamen met meerdere flitsers en handmatig flitsvermogen
4
Selecteer een flitsgroep.
Druk op functieknop 3 <F>.
Draai <9> om de groep te
selecteren waarvoor u het
flitsvermogen wilt instellen.
5
Stel het flitsvermogen in.
Druk op functieknop 3 <1>.
Draai <9> om het flitsvermogen in
te stellen en druk vervolgens op
<8>.
Herhaal bij het instellen van <f>
<g> of <f> <g> <h>
stap 4 en 5 om het flitsvermogen van
alle flitsgroepen in te stellen.
6
Maak de foto.
X Elke groep flitst op de ingestelde
flitsverhouding.
Wanneer <t> is ingesteld, stelt u A, B of C in als flitsgroep voor de
slave-units. Er wordt niet geflitst als u D of E instelt.
Als u meerdere slave-units met hetzelfde flitsvermogen wilt laten flitsen,
selecteert u <t> in stap 3.
79
Bij gebruik van een EOS DIGITAL-camera
van 2012 of later kunt u voor elke flitsgroep
met een andere flitsmodus flitsen, met
maximaal 5 groepen (A, B, C, D en E).
De flitsmodi die kunnen worden ingesteld,
zijn
"
E-TTL II-/E-TTL-autoflash,
#
handmatig flitsen en
$
automatische
externe flitsmeting. Bij flitsmodus
"
of
$
wordt de belichting geregeld om te
resulteren in een standaardbelichting voor
het hoofdonderwerp als één groep.
Deze functie is voor gevorderde
gebruikers die veel weten over en veel
ervaring hebben met verlichting.
1
Stel de flitsmodus in op <[>.
Druk op de masterunit op de knop
<E>.
Draai <
9
> om <
F
> te selecteren
en druk vervolgens op <
8
>.
De flitsmodus van de slave-unit wordt
automatisch ingesteld tijdens
opnamen vanuit de masterunit.
2
Stel de flitsgroep van de slave-units in.
Bedien en stel de slave-units een
voor een in.
Druk op functieknop 4 om <M>
weer te geven.
Druk op functieknop 3 <F> en
selecteer vervolgens <f>,
<g>, <h>, <i> of
<j>.
Stel de flitsgroep (A, B, C, D of E) in
voor alle slave-units.
[
: Fotograferen in een andere flitsmodus voor elke groep
A
C
E
D
B
Plafond
Draadloze flitsopnamen met de flitsmodus <[> zijn niet mogelijk met
camera’s van 2011 of eerder en ook niet met de EOS 1300D of EOS 1200D.
Fotograferen met maximaal 3 groepen (A, B en C) wordt toegepast (p. 75).
80
[: Fotograferen in een andere flitsmodus voor elke groep
3
Stel elke flitsgroep in.
Stel de flitsmodus van elke flitsgroep
in via de masterunit.
Druk op functieknop 3 <F>
(p) als <M> wordt
weergegeven.
Draai <9> om de gewenste
flitsgroep te selecteren voor de
instelling.
De flitsmodus instellen
Druk op functieknop 2 <2> en
selecteer vervolgens flitsmodus
<a>, <q> of </>.
Het flitsvermogen en de
flitsbelichtings-
compensatiewaarde instellen
Druk op functieknop 3 <1>.
Draai <9> om het flitsvermogen of
de flitsbelichtingscompensatie in te
stellen en druk vervolgens op <8>.
Stel het flitsvermogen in als u de
modus <q> gebruikt. Als u de modus
<a> of </> gebruikt, stelt
u de gewenste
flitsbelichtingscompensatie in.
Herhaal stap 3 om de
flitsfunctiewaarde van alle
flitsgroepen in te stellen.
Als u op functieknop 2 <@> drukt
wanneer <M> wordt
weergegeven, kunt u de
flitsbelichtingscompensatie voor alle
flitsgroepen instellen.
81
[: Fotograferen in een andere flitsmodus voor elke groep
4
Controleer de oplaadstatus en
maak vervolgens de opname.
Als <G> wordt weergegeven,
kunt u links op het scherm zien welke
flitsgroepen niet volledig zijn
opgeladen. Als flitsgroep <m>
bijvoorbeeld volledig is opgeladen,
verandert de indicatie <m > links op
het scherm in <x>.
Als alle flitsgroepen volledig zijn
opgeladen, verdwijnen links op het
scherm <G> en de
oplaadstatus van de flitsgroepen.
Zie stap 6 op pagina 69 voor andere
oplaadinformatie.
X Elke slave-unit flitst gelijktijdig in de
betreffende flitsmodus die is
ingesteld.
Oplaadstatus van flitsgroep
: Flitser niet gereed
: Flitser gereed
Controleer als u de flitsmodus instelt op </> of de slave-units
Speedlites zijn met ondersteuning voor automatische externe flitsmeting.
Flitsen in deze flitsmodus is niet mogelijk als automatische externe
flitsmeting niet wordt ondersteund.
Wanneer de flitsmodus is ingesteld op <a> of </>, wordt de
belichting als één groep geregeld voor een standaardbelichting voor het
hoofdonderwerp. Als u flitst met meerdere flitsgroepen rechtstreeks op
het hoofdonderwerp gericht, kan dit tot overbelichting leiden.
De volgorde van het flitsen onder flitsgroepen hoeft niet opeenvolgend te
zijn. U kunt bijvoorbeeld A, C, E instellen.
Als u niet wilt dat een bepaald groep flitst, drukt u op functieknop 1
<R> om <v> te selecteren bij het instellen van de flitsmodus in
stap 3.
82
Bij draadloze flitsopnamen met radiotransmissie kunt u een testflits en
modelflits (p. 47) geven vanaf een 600EX II-RT die als slave-unit is
ingesteld.
1
Geef <N> weer.
Druk op functieknop 4 van de slave-
unit om <N> weer te geven.
2
Geef de flits.
[Testflitsen]
Druk op functieknop 3 <Z> van
de slave-unit.
[Modelflits] (p. 47)
Druk op functieknop 2 <>> van
de slave-unit.
X Er wordt een flitssignaal verstuurd
van de slave-unit naar de masterunit
en er wordt draadloos een testflits of
modelflits gegeven.
Testflits en modelflits vanaf een slave-unit
U kunt geen modelflits gebruiken vanaf een slave-unit in combinatie met
camera’s van 2011 of eerder, de EOS 1300D of de EOS 1200D.
Zie pagina 47 voor de voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
modelflits.
Als op de masterunit C.Fn-02-1 is ingesteld (p. 113), wordt er zelfs bij
selectie van <
M
> geen modelflits gegeven.
Bij twee of meer masterunits (p. 72) wordt het flitssignaal verzonden naar de
hoofdmaster waarvan het lampje <D> groen brandt.
83
Bij gebruik van een EOS DIGITAL-camera van 2012 of later kunt u op
afstand een foto maken vanaf een 600EX II-RT die is ingesteld als
slave-unit tijdens draadloze flitsopnamen met radiotransmissie.
1
Geef <N> weer.
Druk op functieknop 4 van de slave-
unit om <N> weer te geven.
2
Maak de foto.
Druk op functieknop 1 <U> van
de slave-unit.
X Er wordt een ontspansignaal
verstuurd van de slave-unit naar de
masterunit en de foto wordt gemaakt.
Vanaf een slave-unit op afstand een foto maken
Op afstand fotograferen is niet mogelijk vanaf een slave-unit met
camera’s van 2011 of eerder, de EOS 1300D of de EOS 1200D.
U kunt niet fotograferen als automatische scherpstelling niet mogelijk is.
We raden u aan de focusinstellingsknop van de lens in te stellen op
<MF>, handmatig scherp te stellen op het onderwerp en dan de foto te
maken.
Fotograferen op afstand wordt met “één opname” gedaan, ongeacht de
transportmodusinstelling van de camera.
Bij twee of meer masterunits (p. 72) wordt het ontspansignaal verzonden
naar de hoofdmaster waarvan het lampje <D> groen brandt.
84
Bij gebruik van een EOS DIGITAL-camera van 2012 of later (met
uitzondering van de EOS 1300D en EOS 1200D) kunt u gekoppeld
fotograferen. Hierbij ontspant de sluiter van een camera met slave-unit
automatisch doordat deze is gekoppeld aan een camera met masterunit.
U kunt opnamen maken met gekoppeld fotograferen voor maximaal 16
units, waaronder zowel masterunits als slave-units. Dit is handig
wanneer u opnamen van een onderwerp wilt maken vanuit verschillende
hoeken tegelijkertijd.
Als u gekoppeld wilt fotograferen, bevestigt u op de camera een
Speedlite of Speedlite-transmitter die draadloze flitsopnamen met
radiotransmissie ondersteunt.
Bij gebruik met een camera van 2011 of eerder, de EOS 1300D of de
EOS 1200D kan de unit alleen als “camera met masterunit” worden
gebruikt. U kunt de unit niet gebruiken als “camera met slave-unit”.
Gekoppeld fotograferen met radiotransmissie
Camera met
slave-unit
Camera met
slave-unit
Camera met
slave-unit
Camera met
slave-unit
Transmissieafstand
circa 30 m
Camera
met
masterunit
De combinatie van een EOS-camera en de 600EX II-RT die is ingesteld met
de functie voor gekoppeld fotograferen, wordt ofwel een “camera met
masterunit/masterunit” of “camera met slave-unit/slave-unit” genoemd.
85
Gekoppeld fotograferen met radiotransmissie
Bevestig voordat u de volgende handelingen verricht, een Speedlite of
transmitter op alle camera’s die u voor gekoppeld fotograferen wilt
gebruiken. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de apparatuur voor
meer informatie over het instellen van andere apparaten.
1
Stel in op de normale
opnamemodus.
Druk op de knop <I>.
Draai <9> om <l> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
X Op het scherm ziet u nu
<4>.
2
Stel de master-/slave-unit in.
Draai <9> om <'M> of
<'x> te selecteren en druk
vervolgens op <8>.
3
Stel het transmissiekanaal en de
ID voor het draadloze
radiosignaal in.
Stel het kanaal in door op functieknop
2 <C> te drukken en stel
vervolgens de ID in door op
functieknop 3 <H> te drukken.
Zie pagina 63 tot en met 66 voor meer
informatie over de instelprocedure.
4
Stel de opnamefuncties van de
camera in.
5
Stel alle Speedlites in.
Stel alle Speedlites in op “masterunit”
of “slave-unit” om gekoppeld te
fotograferen.
86
Gekoppeld fotograferen met radiotransmissie
Stel de transmitters op dezelfde
manier in als deze in gekoppeld
fotograferen moeten worden gebruikt.
Als u in stap 2 de instelling wijzigt van
“slave-unit” in “masterunit”, worden
andere Speedlites (of transmitters)
die tot op dat moment als
“masterunit” waren ingesteld,
automatisch “slave-unit”.
6
Plaats de camera’s met slave-unit.
Plaats alle camera’s met slave-unit
binnen ongeveer 30 m van de
camera met de masterunit.
Controleer of het lampje <D> van
de slave-units groen brandt.
7
Maak de foto.
Controleer of het lampje <
D
> van de
masterunit groen brandt en maak de foto.
X De sluiter van de camera’s met slave-
unit ontspant zich gelijktijdig met die
van de camera met masterunit.
X Na het gekoppeld fotograferen brandt
het lampje <D> van de slave-unit
kort oranje.
Als u het gekoppeld fotograferen wilt beëindigen, wijzigt u op elke
Speedlite afzonderlijk de instelling in <P> in stap 1.
U kunt deze functie gebruiken als bediening op afstand voor gekoppeld
fotograferen zonder dat u een Speedlite op een camera bevestigt. Als u
op functieknop 1 <L> op de masterflitser drukt, ontspant de sluiter
van alle camera’s met slave-unit zich.
Tijdens gekoppeld fotograferen worden zowel de masterunit als de slave-
units na circa 5 minuten automatisch uitgeschakeld. Als het interval bij
gekoppeld fotograferen 5 minuten of langer is, stelt u zowel op de master-
als op de slave-units “Auto uitschakelen” in op “Uit” (C.Fn-01-1, p. 113).
Als C.Fn-20-1 is ingesteld (p. 116), hoort u op elke volledig opgeladen
flitser (master/slave) een pieptoon.
87
Gekoppeld fotograferen met radiotransmissie
We raden u aan de focusinstellingsknop van de lenzen die zijn bevestigd
op de slavecamera’s in te stellen op <MF> en de foto te maken met
handmatige scherpstelling. Wanneer u niet kunt scherpstellen met de
automatische scherpstelling, is gekoppeld fotograferen niet mogelijk met
de overeenkomende camera met de slave-unit.
Er is een korte vertraging tussen het ontspannen van de camera met
slave-unit en het ontspannen van de camera met masterunit. Perfect
simultaan fotograferen is niet mogelijk.
U kunt tijdens gekoppeld fotograferen flitsen met de Speedlite als P.Fn-
06-1 is ingesteld (p. 119), maar mogelijk is de belichting niet juist of krijgt
u een ongelijkmatige belichting als u tijdens gekoppeld fotograferen
meerdere Speedlites tegelijk laat flitsen.
Wanneer [Flitsen] in [Externe Speedlite besturing] of [Flitsbesturing]
is ingesteld op [Uitschakelen] (p. 54), is gekoppeld fotograferen niet
mogelijk.
Als gekoppeld fotograferen niet mogelijk is bij weergave van een Live
view-beeld en de instelling P.Fn-06-0 (p. 119), stelt u [Stille LV shoot.] in
het menu van de camera met masterunit in op [Uitschakelen]. Als
[Modus 1] of [Modus 2] is ingesteld, wordt afhankelijk van het gebruikte
cameramodel de ontspanknop op de slave-unitcamera’s mogelijk niet
geactiveerd.
De transmissieafstand kan korter zijn, afhankelijk van de
omstandigheden, zoals de plaatsing van slaveflitsers, de omgeving en
de weersomstandigheden.
De functie voor gekoppeld fotograferen is vergelijkbaar met de functie
voor gekoppeld fotograferen van de WFT-serie draadloze
bestandstransmitters. U kunt echter niet gekoppeld fotograferen in
combinatie met WFT-bestandstransmitters. Bovendien verschilt de
ontspantijdvertraging van gekoppeld fotograferen bij gebruik van de
WFT-serie.
Gekoppeld fotograferen met de Live View-functie
In de Live View-status is gekoppeld fotograferen niet mogelijk als een
Speedlite die is ingesteld op P.Fn-06-0 (p. 119) op een van de volgende
camera’s is bevestigd en is ingesteld als camera met masterunit.
Voer gekoppeld fotograferen uit nadat u van Live View-opname bent
overgeschakeld op opnamen via de zoeker of stel de Speedlite in op P.Fn-
06-1.
EOS 760D, EOS 750D, EOS 700D, EOS 650D, EOS 600D, EOS 550D,
EOS 500D, EOS 450D, EOS 1000D
88
MEMO
89
5
Draadloze flitsopnamen:
Optische transmissie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u draadloze
flitsopnamen kunt maken via de master-/slavefunctie
voor draadloos flitsen met optische transmissie.
Raadpleeg het systeemoverzicht (p. 122) voor de
accessoires die nodig zijn voor draadloze opnamen met
optische transmissie.
Als de camera is ingesteld op de opnamemodus Volledig
automatisch of op een basisgebruikmodus, zijn de functies in dit
hoofdstuk niet beschikbaar. Stel de opnamemodus van de
camera in op <d/s/f/a/bulb(B)> (creatieve modi).
Bij de procedures voor draadloze flitsopnamen wordt voor
zowel master- als slave-unit de 600EX II-RT gebruikt.
De 600EX II-RT die op de camera is bevestigd, wordt
“masterunit” genoemd en de 600EX II-RT die draadloos
bestuurd wordt, wordt “slave-unit” genoemd.
90
Met een Canon Speedlite (master/slave) die draadloze flitsopnamen
met optische transmissie ondersteunt, kunt u gemakkelijk opnamen
maken met meerdere draadloze flitsers, op dezelfde manier als waarop
u normale E-TTL II-/E-TTL-autoflashopnamen maakt.
Het systeem is zo ontworpen dat de instellingen van de 600EX II-RT
(master) die op de camera is bevestigd, automatisch op de draadloos
aangestuurde 600EX II-RT (slave) worden toegepast. Daarom hoeft u
de slave-unit niet te bedienen tijdens het fotograferen.
Automatische flitsopnamen maken met één slave-unit
(p. 96)
:
Draadloze flitsopnamen met optische transmissie
Positionering en bereik
(Voorbeelden van draadloze flitsopnamen)
x
M
Circa 80°
Circa 10 m
circa 15 m
Circa 12 m
Binnen
Buiten
Circa 8 m
600EX II-RT
600EX II-RT
Transmissieafstand
Zorg ervoor dat de draadloze ontvanger van de slave-unit richting de
master is gericht.
U kunt een 600EX II-RT die als slave-unit is ingesteld ook draadloos
aansturen met een ander apparaat dan een 600EX II-RT. Hiervoor moet
het apparaat wel kunnen fungeren als master en draadloze opnamen
met optische transmissie ondersteunen. Raadpleeg de
instructiehandleiding bij het apparaat voor meer informatie over het
instellen van de functies van de masterunit.
Plaats de slave-unit met behulp van de bijgeleverde ministandaard
(p. 16).
91
: Draadloze flitsopnamen met optische transmissie
U kunt de slave-units in twee of drie groepen opsplitsen en
automatische flitsopnamen maken via E-TTL II-/E-TTL-autoflash terwijl
u de flitsverhouding (flitsvermogen van elke groep) wijzigt.
Automatische flitsopnamen met slavegroepen
Draadloos flitsopnamen met meerdere flitsers
B
A
B
A
C
2 groepen (A, B) (p. 101)
3 groepen (A, B, C) (p. 103)
Zorg ervoor dat zich tussen de masterunit en slave-unit geen obstakels
bevinden die de transmissie kunnen belemmeren.
De transmissieafstand is afhankelijk van de gebruikte masterunit.
Raadpleeg de instructiehandleiding van het apparaat dat is uitgerust met
de masterfunctie.
Voer voordat u gaat fotograferen een testflits (p. 21) en een testopname
uit.
92
Stel voor draadloze flitsopnamen met optische transmissie de
masterunit en slave-unit met de volgende procedure in.
Stel in op <:M>.
Druk op de knop <I>.
Draai <9> om <:
M> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
Stel in op <:x>.
Stel de flitser in die u als slave-unit
wilt instellen.
Selecteer <:
x> op
dezelfde manier als voor de
masterunit.
Instellingen voor draadloos flitsen
Instelling masterunit
Instelling slave-unit
Selecteer voor normale flitsopnamen <F> om de draadloze
(master/slave-) instellingen te wissen.
93
Instellingen voor draadloos flitsen
Om interferentie met draadloze flitssystemen met optische transmissie
van andere fotografen te voorkomen, kunt u het transmissiekanaal
wijzigen. Stel hetzelfde kanaal in voor de masterunit en de slave-
unit.
1
Geef <C> weer.
Druk op de masterunit op functieknop
4 om <O> weer te geven.
Druk op de slave-unit op functieknop
4 om <N> weer te geven.
2
Stel een transmissiekanaal in.
Druk op functieknop 1 <C>.
Draai <9> om een kanaal (1-4) te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
Transmissiekanaal instellen
Wanneer de transmissiekanalen van de masterunit en slave-unit niet
hetzelfde zijn, zal de slave-unit niet flitsen. Stel beide in op dezelfde waarde.
94
Instellingen voor draadloos flitsen
U kunt instellen of u de masterunit wilt laten flitsen om de slave-unit aan
te sturen. Wanneer het flitsen op de masterunit op AAN is gezet, flitst de
masterunit als flitsgroep A.
1
Geef <N> weer.
Druk op functieknop 4 om <N>
weer te geven.
2
Stel het flitsen van de masterunit
in.
Druk op functieknop 1 <4> om
het flitsen van de masterunit in of uit
te schakelen.
g: Flitsen masterunit AAN
d : Flitsen masterunit UIT
Flitsen masterunit AAN/UIT
Flitsen via masterunit
Zelfs wanneer het flitsen op de masterunit op UIT is gezet, wordt geflitst om
de slave-unit (optische transmissie) aan te sturen. Daarom kan afhankelijk
van de opnameomstandigheden de flits voor het aansturen van de slave-
unit te zien zijn op de foto.
95
Instellingen voor draadloos flitsen
U kunt de instellingen voor draadloos flitsen in de masterunit en de
slave-unit opslaan en later opnieuw gebruiken. Bedien elke masterunit
en slave-unit afzonderlijk om de instellingen ervan op te slaan en op te
roepen.
1
Geef <L> weer.
Druk op de masterunit op functieknop
4 om <O> weer te geven.
Druk op de slave-unit op functieknop
4 om <N> weer te geven.
2
Sla de instellingen op of laad ze
vanuit het geheugen.
Druk op functieknop 3 <L>.
[Opslaan]
Druk op functieknop 1 <V>.
X De instellingen worden opgeslagen
(in het geheugen).
[Laden]
Druk op functieknop 2 <J>.
X De opgeslagen instellingen worden
ingesteld.
Geheugenfunctie
96
In deze paragraaf worden de
basishandelingen beschreven voor
volledig automatische draadloze
opnamen bij gebruik van een 600EX II-
RT op de camera (master) en een
600EX II-RT als slave-unit.
1
Stel de masterunit in.
Stel de 600EX II-RT die op de camera is
bevestigd, in als de masterunit (p. 92).
U kunt als masterunit ook een
apparaat gebruiken dat als master
draadloze opnamen met optische
transmissie ondersteunt.
2
Stel de slave-unit in.
Stel de 600EX II-RT die draadloos
moet worden bestuurd vanuit de
masterunit, in als de slave-unit
(p. 92).
U kunt ook andere Speedlites van de
EX-serie gebruiken die als slave
draadloze opnamen met optische
transmissie ondersteunen.
U kunt A, B of C als flitsgroep
gebruiken.
3
Controleer het kanaal.
Wanneer de kanalen voor de
masterunit en slave-unit niet
hetzelfde zijn, dient u deze op
dezelfde waarde in te stellen (p. 93).
a
: Volledig automatische draadloze flitsopnamen
Automatische flitsopnamen maken met één slave-unit
Flitsgroep
97
a: Volledig automatische draadloze flitsopnamen
4
Plaats de camera en de flitser.
Plaats ze binnen het bereik zoals
afgebeeld op pagina 90.
5
Stel de flitsmodus in op <a>.
Druk op de masterunit op de knop
<E>.
Draai <9> om <Q> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
De slave-unit wordt automatisch
ingesteld op <a> tijdens
opnamen vanuit de masterunit.
Controleer of de besturing flitsgroep
op <t> is ingesteld.
6
Controleer of de flitser gereed is
voor gebruik.
Wanneer de slaveflitser klaar is,
knippert het AF-hulplicht in intervallen
van circa 1 seconde.
Controleer of het gereed-lampje van
de masterunit brandt.
Als er een TL-lamp of computermonitor in de buurt van de slave-unit
staat, kan de aanwezigheid van de lichtbron ertoe leiden dat de slave-
unit gaat storen en per ongeluk flitst.
Zelfs als bij draadloze opnamen met optische transmissie de master- en
slave-units (flitsgroep) niet allemaal volledig zijn opgeladen, verschijnt
<G> niet op het LCD-paneel van de masterunit zoals dit wel
gebeurt bij draadloze opnamen met radiotransmissie (als gebruik
masterflitser is uitgeschakeld). Er is ook geen functie voor het verlichten
of uitschakelen van het LCD-paneel van de masterunit op basis van de
oplaadstatus van de master- en slave-units.
Als op de masterunit C.Fn-20-1 is ingesteld (p. 116), hoort u een
pieptoon als de masterunit volledig is opgeladen. (Anders dan bij
draadloze opnamen met radiotransmissie geeft deze pieptoon niet aan
dat alle flitsers zijn opgeladen.)
98
a: Volledig automatische draadloze flitsopnamen
7
Controleer de prestaties.
Druk op de testflitsknop van de
masterunit.
X De flitser flitst. Als deze niet flitst,
controleer dan of deze binnen het
transmissiebereik is geplaatst (p. 90).
8
Maak de foto.
Stel de camera in en maak de foto op
dezelfde manier als bij normale
flitsopnamen.
X Bij standaardflitsbelichting brandt het
bevestigingslampje voor de
flitsbelichting circa 3 seconden.
De flitsdekking van de master-/slaveflitser is ingesteld op 24 mm. U kunt
de flitsdekking ook met de hand instellen.
Als u ook wilt flitsen met de masterunit, schakelt u in stap 5 op de vorige
pagina flitsen via de masterunit in (p. 94).
U kunt op de scherptediepteknop van de camera drukken om de
modelflits af te vuren (p. 47).
Als de automatische uitschakelfunctie van de slave-unit wordt
geactiveerd, drukt u op de testflitsknop van de masterunit om de slave-
unit in te schakelen. Overigens is testflitsen niet mogelijk terwijl de timer
van de camera voor flitsmeting enz. in werking is.
U kunt instellen na welke tijd de slave-unit automatisch wordt
uitgeschakeld (C.Fn-10/p. 115).
Het AF-hulplicht knippert als de slave-unit is opgeladen. U kunt dit
knipperen uitschakelen (C.Fn-23/p. 117).
99
a: Volledig automatische draadloze flitsopnamen
Wanneer u meer flitsvermogen nodig
hebt of gemakkelijker wilt kunnen
verlichten, kunt u het aantal slave-units
vermeerderen en ze als één flitser laten
flitsen.
Als u slave-units wilt toevoegen, voert u
de procedure uit onder “Automatische
flitsopnamen maken met één slave-unit”
(p. 96). U kunt A, B of C als flitsgroep
gebruiken.
Wanneer het aantal slave-units is verhoogd of het flitsen met de
masterunit op AAN is gezet, wordt er automatisch voor gezorgd dat alle
flitsers met hetzelfde flitsvermogen flitsen en dat het totale
flitsvermogen leidt tot de standaardbelichting.
Automatische flitsopnamen maken met meerdere slave-units
100
a: Volledig automatische draadloze flitsopnamen
Aangezien de volgende functies die zijn ingesteld op de masterunit,
automatisch op de slave-units in dit draadloze systeem worden
ingesteld, hoeft u de slave-units niet te bedienen. Daarom kunt u
draadloze flitsopnamen maken op dezelfde manier als u normale
flitsopnamen maakt.
U kunt twee of meer masterunits instellen. Als u meerdere camera’s
met daarop bevestigde masterunits voorbereidt, kunt u tijdens
draadloze flitsopnamen maken van camera wisselen terwijl de
belichting (slave-units) onveranderd blijft.
Fotograferen voor gevorderden met volledig automatisch draadloos flitsen
Flitsbelichtingscompensatie
(f/p. 28)
Hogesnelheidssynchronisatie
(c/p. 31)
•FEB (g/p. 29) Handmatig flitsen (p. 40, 105)
Flitsbelichtingsvergrendeling
(p. 30)
Stroboscopische flits (p. 42)
Masterunits
U kunt de flitsfrequentie voor stroboscopisch flitsen tijdens draadloze
opnamen met optische transmissie instellen op 1 - 199 Hz (instellingen van
250 - 500 Hz zijn niet beschikbaar).
U kunt de slave-unit ook rechtstreeks bedienen om op elke slave-unit
afzonderlijk de flitsbelichtingscompensatie en flitsdekking in te stellen.
101
U kunt de slave-units in twee
flitsgroepen, A en B, verdelen en de
verlichtingsbalans (flitsverhouding) voor
opnamen aanpassen.
De belichting wordt automatisch
geregeld, zodat het totale flitsvermogen
van flitsgroep A en B leidt tot de
standaardbelichting.
1
Stel de flitsgroep van de slave-
units in.
Bedien en stel de slave-units een voor
een in.
Druk op functieknop 4 om <
M
>
weer te geven.
Druk op functieknop 3 <F> en
selecteer vervolgens <f> of
<g>.
Stel één unit in op <
f> en de
andere op <g>.
2
Stel de masterunit in op <u>.
Bedien de masterunit en stel deze in
met de procedures die zijn
beschreven in stap 2 en 3.
Druk op functieknop 4 op de
masterunit om <N> weer te
geven.
Druk op functieknop 2 <T> en
stel deze in op <u>.
5
: Draadloze flitsopnamen met meerdere flitsers en flitsverhouding
Automatische flitsopnamen maken met twee slavegroepen
A
B
102
5: Draadloze flitsopnamen met meerdere flitsers en flitsverhouding
3
Stel de flitsverhouding A:B in.
Druk op functieknop 3 <F>.
Draai <9> om de flitsverhouding in
te stellen en druk vervolgens op
<8>.
4
Maak de foto.
X De slave-unit flitst met de ingestelde
flitsverhouding.
103
5: Draadloze flitsopnamen met meerdere flitsers en flitsverhouding
U kunt flitsgroep C aan flitsgroepen A en
B toevoegen. Met C kunt u voor licht
zorgen dat de schaduw van het
onderwerp wegneemt.
De basisinstelprocedure is hetzelfde als
bij “Automatische flitsopnamen maken
met twee slavegroepen” (p. 101).
1
Stel de slave-unit in op flitsgroep
C.
Stel de slave-unit in die u aan
flitsgroep <h> wilt toevoegen. Zie
hiervoor stap 1 op pagina 101.
2
Stel de masterunit in op <u>
<h>.
Stel de masterflitsgroepbesturing in
op <u> <h>, op dezelfde
manier als bij stap 2 op de pagina
101.
3
Stel de flitsverhouding A:B in.
Stel flitsverhouding A:B in. Zie
hiervoor stap 3 op de vorige pagina.
Automatische flitsopnamen maken met drie slavegroepen
C
A
B
104
5: Draadloze flitsopnamen met meerdere flitsers en flitsverhouding
4
Stel de flitsbelichtingscompensatie
in voor slave-unit C.
Stel de gewenste waarde in.
Druk op functieknop 3 <F>.
Draai <9> en selecteer vervolgens
<h>.
Druk op functieknop 3 <B>.
Draai <9> om de waarde voor de
flitsbelichtingscompensatie in te
stellen en druk vervolgens op <8>.
Als u meer flitsvermogen nodig hebt of
een geavanceerdere belichting wilt
gebruiken, kunt u meer slave-units
gebruiken. Stel gewoon een extra slave-
unit in voor de flitsgroep (A, B of C)
waarvan u het flitsvermogen wilt
verhogen. Er is geen beperking op het
aantal units.
Als u bijvoorbeeld een flitsgroep met drie slave-units op <f> instelt,
worden de drie units behandeld en bestuurd als één flitsgroep A met
een groot flitsvermogen.
Groepsbesturing
fff
Flitsgroep A
Stel <u> <h> in als u de drie flitsgroepen A, B en C tegelijkertijd
wilt laten flitsen. Bij de instelling <u> flitst flitsgroep C niet.
Als u flitst met flitsgroep C rechtstreeks op het hoofdonderwerp gericht,
kan dit tot overbelichting leiden.
Bij sommige EOS-filmcamera’s die E-TTL-autoflash ondersteunen, kunt
u niet meerdere keren draadloze flitsopnamen maken met een
ingestelde flitsverhouding.
De flitsverhouding van 8:1 t/m 1:1 t/m 1:8 is equivalent aan 3:1 t/m 1:1 t/m
1:3 (in stappen van 1/2 stop) wanneer deze naar het aantal stops wordt
omgezet.
105
In deze paragraaf wordt beschreven hoe u handmatig draadloze
flitsopnamen kunt maken (met meerdere flitsers). U kunt voor elke
slave-unit (flitsgroep) een ander flitsvermogen instellen.
1
Stel de flitsmodus in op <q>.
Druk op de masterunit op de knop
<E>.
Draai <9> om <R> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
De slave-unit wordt automatisch
ingesteld op <q> tijdens opnamen
vanuit de masterunit.
2
Stel de flitsgroep van de slave-
units in.
Bedien en stel de slave-units een voor
een in.
Stel in stap 3 de flitsgroep in die u wilt
gebruiken.
Druk op functieknop 4 om <
M
>
weer te geven.
Druk op functieknop 3 <F> en
selecteer vervolgens <f>,
<g> of <h>.
3
Stel flitsgroepbesturing in.
Druk op functieknop 4 op de
masterunit om <M> weer te
geven.
Druk op functieknop 2 <T> om
de gewenste flitsgroep in te stellen.
Elke keer als u op de knop drukt,
wijzigt de instelling als volgt: <t>
9 <f> <g> 9 <f>
<g> <h>.
q
: Draadloos flitsopnamen met meerdere flitsers en handmatig flitsvermogen
106
q: Draadloos flitsopnamen met meerdere flitsers en handmatig flitsvermogen
4
Selecteer een flitsgroep.
Druk op functieknop 3 <F>.
Draai <9> om de groep te
selecteren waarvoor u het
flitsvermogen wilt instellen.
5
Stel het flitsvermogen in.
Druk op functieknop 3 <1>.
Draai <9> om het flitsvermogen in
te stellen en druk vervolgens op
<8>.
Herhaal bij het instellen van <f>
<g> of <f> <g> <h>
stap 4 en 5 om het flitsvermogen van
alle flitsgroepen in te stellen.
6
Maak de foto.
X Elke groep flitst op de ingestelde
flitsverhouding.
Als <t> is ingesteld, kunt u elk van de flitsgroepen A, B of C als
flitsgroep gebruiken.
Als u meerdere slave-units met hetzelfde flitsvermogen wilt laten flitsen,
selecteert u <t> in stap 3.
107
U kunt de slave-unit rechtstreeks bedienen om handmatig de
handmatige of stroboscopische flits in te stellen. Deze functie wordt de
individuele slave genoemd. Dit is handig wanneer u bijvoorbeeld de
Speedlite-transmitter ST-E2 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt om
draadloos handmatig of stroboscopisch te flitsen.
1
Stel de individuele slave-unit in.
Druk op de knop <I>.
Draai <9> om <:A> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
X Op het LCD-paneel ziet u
<(>.
2
Stel de flitsmodus in.
Druk op de knop <E>.
Draai <9> om <R> of
<Q> te selecteren en druk
vervolgens op <8>.
Stel het vermogen van de handmatige
flits in. Zie pagina 40 voor details over
het instellen.
A
Handmatig flitsen/stroboscopisch flitsen op een slave-unit
Handmatig flitsen
108
A Handmatig flitsen/stroboscopisch flitsen op een slave-unit
Stel de instellingen voor stroboscopisch
flitsen in. Zie pagina 42 voor details over
het instellen.
Stroboscopische flits
U kunt de flitsfrequentie voor stroboscopisch flitsen tijdens draadloze
opnamen met optische transmissie instellen op 1 - 199 Hz (instellingen van
250 - 500 Hz zijn niet beschikbaar).
Een slave-unit die is ingesteld als individuele slave kan geen
flitsmodusbesturing ontvangen van de masterunit. De slave-unit flitst in de
flitsmodus die is ingesteld op de afzonderlijke slave-unit.
109
6
De Speedlite
aanpassen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de Speedlite
kunt aanpassen met de gebruikersfuncties (C.Fn) en
persoonlijke functies (P.Fn).
Als de camera is ingesteld op de opnamemodus Volledig
automatisch of op een basisgebruikmodus, zijn de functies in dit
hoofdstuk niet beschikbaar. Stel de opnamemodus van de
camera in op <d/s/f/a/bulb(B)> (creatieve modi).
110
Met de gebruikersfuncties kunt u de verschillende flitsfuncties helemaal
naar uw opnamevoorkeuren instellen. Hiervoor gebruikt u de
gebruikersfuncties en de persoonlijke functies. De persoonlijke functies
zijn instelbare functies die uniek zijn voor de 600EX II-RT.
1
Geef het scherm met
gebruikersfuncties weer.
Druk op functieknop 1 <[> en
houd die ingedrukt totdat het scherm
wordt weergegeven.
X Het scherm met gebruikersfuncties
wordt weergegeven.
2
Selecteer een onderdeel om in te
stellen.
Draai <
9
> om een onderdeel
(nummer) te selecteren om in te stellen.
3
Wijzig de instelling.
Druk op <8>.
X Het in te stellen onderdeel wordt
weergegeven.
Draai <
9
> om de gewenste instelling te
selecteren en druk vervolgens op <
8
>.
1
Geef het scherm met persoonlijke
functies weer.
Druk op de functieknop 1 <<>
nadat u stap 1 in de procedure voor
gebruikersfuncties hebt uitgevoerd.
X Het scherm met persoonlijke functies
wordt weergegeven.
2 Stel de functie in.
Stel de persoonlijke functies op dezelfde manier in als de
gebruikersfuncties (stap 2 en 3).
C
/
>
: Gebruikersfuncties en persoonlijke functies instellen
C: Gebruikersfuncties
>: Persoonlijke functies
111
C / >: Gebruikersfuncties en persoonlijke functies instellen
Lijst gebruikersfuncties
Nummer
Functie
Pagina
C.Fn-00
"
Afstandsindicatieweergave
p. 113C.Fn-01
#
Automatisch uitschakelen
C.Fn-02
$
Modelflits
C.Fn-03
(
FEB automatisch annuleren
p. 114
C.Fn-04
)
FEB volgorde
C.Fn-05
*
Flitsmeetmodus
C.Fn-08
-
AF-hulplicht
p. 115C.Fn-10
/
Timer slave automatisch uitschakelen
C.Fn-11
0
Slave auto uitschakelen annuleren
C.Fn-12
3
Flitser laden met externe voeding
p. 116C.Fn-13
6
Flitsbelichtingscompensatie instellen
C.Fn-20
7
Pieptoon
C.Fn-21
;
Lichtverdeling
p. 117C.Fn-22
<
Verlichting LCD-paneel
C.Fn-23
?
Laadstatuscontrole slaveflitser
112
C / >: Gebruikersfuncties en persoonlijke functies instellen
Als u in het scherm met gebruikersfuncties achtereenvolgens op
functieknop 2 <3> en functieknop 1 <;> drukt, worden alle
ingestelde gebruikersfuncties gewist.
Zo worden ook de ingestelde persoonlijke functies gewist als u dezelfde
bewerkingen uitvoert in het scherm met persoonlijke functies.
Lijst persoonlijke functies
Nummer Functie Pagina
P. F n -0 1
@
LCD-paneelcontrast
p. 118
P. F n -0 2
A
LCD-paneelverlichtingskleur: normale
flitsen
P. F n -0 3
B
LCD-paneelverlichtingskleur:
masterflitser
P. F n -0 4
C
LCD-paneelverlichtingskleur:
slaveflitser
P. F n -0 5
+
Snelle flits
p. 119
P. F n -0 6
I
Flitsen tijdens gekoppeld fotograferen
Alle gebruikersfuncties/persoonlijke functies wissen
Zelfs als u alle gebruikersfuncties wist, wordt C.Fn-00 niet gewist.
U kunt alle gebruikersfuncties van de Speedlite instellen of wissen in het
menuscherm van de camera (p. 56).
113
C: Gebruikersfuncties instellen
C.Fn-00:
"
(Afstandsindicatieweergave)
U kunt voor de afstandsindicatie op het LCD-paneel meter of voet
selecteren.
0: m (Meter (m))
1: ft (Voet (ft))
C.Fn-01: # (Automatisch uitschakelen)
Wanneer de Speedlite ongeveer 90 seconden niet wordt gebruikt, wordt
deze automatisch uitgeschakeld om energie te besparen. U kunt deze
functie uitschakelen.
0: ON (Inschakelen)
1: OFF (Uitschakelen)
C.Fn-02: $ (Modelflits)
0: % (Inschakelen (scherpted.kn.))
Druk op de scherptediepteknop van de camera om de modelflits te
activeren.
1: & (Inschakelen (Flitstest kn.))
Druk op de testflitsknop van de Speedlite om de modelflits te activeren.
2: ' (Inschakelen (met beide kn.))
Druk op de scherptediepteknop van de camera of op de testflitsknop
van de Speedlite om de modelflits te activeren.
3: OFF (Uitschakelen)
De modelflits wordt uitgeschakeld.
Als de effectieve flitsafstand meer is dan 18 m, ziet u rechts van het
effectieve flitsbereik op het LCD-paneel het symbool <i>.
Tijdens draadloze flitsopnamen met radiotransmissie (p. 70) en tijdens
gekoppeld fotograferen (p. 86) via de master wordt het apparaat pas na
circa 5 minuten automatisch uitgeschakeld.
114
C: Gebruikersfuncties instellen
C.Fn-03: ( (FEB automatisch annuleren)
U kunt instellen of u FEB automatisch wilt annuleren nadat u drie opnamen
met FEB hebt gemaakt.
0: ON (Inschakelen)
1: OFF (Uitschakelen)
C.Fn-04: ) (FEB volgorde)
U kunt de FEB-opnamereeks wijzigen. 0: standaardbelichting, –: minder
belichting (donkerder) en +: meer belichting (lichter).
0: 0 99 +
1: 9 0 9 +
C.Fn-05: * (Flitsmeetmodus)
U kunt de automatische flitsmeetmethode voor flitsopnamen wijzigen.
0: E-TTL II/E-TTL
1: TTL
2: Ext.A (Externe meting: Auto)
3: Ext.M (Externe meting: Handmatig)
Stel bij gebruik van een EOS DIGITAL-camera of de EOS 300X deze
functie niet in op 1. Afhankelijk van het model werkt de automatische flits
mogelijk niet goed. Er wordt bijvoorbeeld niet, of altijd op vol vermogen,
geflitst.
Als deze functie is ingesteld op 1, 2 of 3, kunt u geen draadloze
opnamen met radiotransmissie/optische transmissie maken.
1 is de instelling voor EOS-filmcamera’s van type B (p. 138).
Bij gebruik van een type B-camera kunt u E-TTL II-/E-TTL-autoflash niet
gebruiken, zelfs niet wanneer de functie is ingesteld op 0.
115
C: Gebruikersfuncties instellen
C.Fn-08:
-
(AF-hulplicht)
0: ON (Inschakelen)
1: OFF (Uitschakelen)
Schakelt het gebruik van het AF-hulplicht van de Speedlite uit.
C.Fn-10: / (Timer slave automatisch uitschakelen)
Als het apparaat is ingesteld als een draadloze slave-unit met
radiotransmissie/optische transmissie, kunt u zelf opgeven na hoeveel tijd
het automatisch wordt uitgeschakeld. Wanneer de automatische
uitschakeling van de slave-unit wordt geactiveerd, ziet u op het LCD-paneel
</>. Stel deze functie op elke slave-unit in.
0: 60min (60 minuten)
1: 10min (10 minuten)
C.Fn-11: 0 (Slave auto uitschakelen annuleren)
Als u bij draadloze flitsopnamen met radiotransmissie/optische transmissie
op de testflitsknop van de masterunit drukt, kunt u de automatisch
uitgeschakelde slave-units weer inschakelen.
U kunt de tijd wijzigen waarin de slave-units die automatisch zijn
uitgeschakeld, deze functie accepteren. Stel deze functie op elke slave-unit
in.
0: 8h (Binnen 8 uur)
1: 1h (Binnen 1 uur)
116
C: Gebruikersfuncties instellen
C.Fn-12: 3 (Flitser laden met externe voeding)
0: 1 (Externe en interne voeding)
Er wordt opgeladen vanuit zowel interne als externe voedingbronnen.
1: 2 (Alleen externe voeding)
De interne voeding is nodig voor besturing van de Speedlite. Door de
Speedlite met externe voeding op te laden vermindert u de kans dat de
interne voeding opraakt.
C.Fn-13: 6 (Flitsbelichtingscompensatie instellen)
0: 4 (Speedlite knop en wiel)
1: 5 (Alleen Speedlite wiel)
U kunt de flitsbelichtingscompensatie en het flitsvermogen rechtstreeks
instellen door <
9
> te draaien zonder op de knop <
@
> te drukken.
C.Fn-20: 7 (Pieptoon)
U kunt instellen dat u een pieptoon wilt horen als de flitser volledig is opgeladen.
0: OFF (Uitschakelen)
U hoort geen pieptoon.
1: ON (Inschakelen)
Bij normale opnamen (met flitser op de camera bevestigd) hoort u een
pieptoon als de flitser volledig is opgeladen.
Als de Speedlite bij draadloze opnamen met radiotransmissie is
ingesteld als de master, hoort u op de masterunit een pieptoon als alle
flitsers (master- en slave-units) volledig zijn opgeladen. Door de
pieptoon van de master weet u zeker dat het gehele draadloze systeem
is opgeladen. Voor de slave-units kunt u C.Fn-20 instellen op 0 of 1.
Als de Speedlite is ingesteld als master bij draadloze opnamen met
optische transmissie, als slave in draadloze opnamen met
radiotransmissie/optische transmissie of als master/slave in
gekoppelde opnamen, hoort u op elke flitser die is ingesteld op 1 een
pieptoon als de flitser volledig is opgeladen (p. 84).
Als de functie is ingesteld op 1, hoort u ook een pieptoon als de temperatuur
van de flitskop stijgt en het flitsen wordt beperkt (p. 124).
117
C: Gebruikersfuncties instellen
C.Fn-21: ; (Belichtingshoek)
U kunt de belichtingshoek (flitsdekking) van de Speedlite ten opzichte van
de beeldhoek wijzigen wanneer de flitsdekking is ingesteld op <L>
(Automatisch).
0: j (Standaard)
De optimale flitsdekking voor de beeldhoek wordt automatisch
ingesteld.
1: k (Richtgetalvoorkeur)
Hoewel de rand van de foto iets donkerder is dan bij de instelling 0, is
deze instelling effectief als u het flitsvermogen prioriteit wilt geven. De
flitsdekking wordt automatisch ingesteld op een iets meer op tele
gerichte positie dan de werkelijke beeldhoek. Op het scherm ziet u nu
<
k
>.
2: l (Gelijkmatige dekking)
Hoewel de mogelijke flitsopnameafstand iets minder wordt dan bij de
instelling 0, is deze instelling effectief wanneer u de lichtafname aan de
rand van de foto wilt beperken. De flitsdekking wordt automatisch
ingesteld op een iets meer op groothoek gerichte positie dan de
werkelijke beeldhoek. Op het scherm ziet u nu <
l
>.
C.Fn-22: < (Verlichting LCD-paneel)
Wanneer een knop of een wieltje wordt bediend, wordt het LCD-paneel
verlicht. U kunt deze verlichtingsinstelling wijzigen.
0: 12 sec (12 sec. aan)
1: OFF (Paneelverlichting uitsch.)
2: ON (Verlichting altijd aan)
C.Fn-23: ? (Laadstatuscontrole slaveflitser)
Als de slave-unit bij draadloze flitsopnamen volledig is opgeladen, knippert
het AF-hulplicht van de slave-unit. U kunt dit knipperen uitschakelen. Stel
deze functie op elke slave-unit in.
0: = (AF-hulplicht, Q-lamp)
1: > (Q-lamp)
118
>: Persoonlijke functies instellen
P. F n- 0 1 : @ (LCD-paneelcontrast)
U kunt het contrast van het LCD-paneel op 5
niveaus instellen.
P. F n- 0 2 : A (LCD-paneelverlichtingskleur: normaal
flitsen)
U kunt de kleur van de LCD-paneelverlichting bij normale opnamen (flitser
op de camera) instellen.
0: GREEN (Groen)
1: ORANGE (Oranje)
P. F n- 0 3 : B (LCD-paneelverlichtingskleur:
masterflitser)
U kunt de kleur kiezen van de LCD-paneelverlichting voor de Speedlite die
is ingesteld als masterunit bij draadloze flitsopnamen met radiotransmissie
of optische transmissie of gekoppelde opnamen.
0: GREEN (Groen)
1: ORANGE (Oranje)
P. F n- 0 4 : C (LCD-paneelverlichtingskleur:
slaveflitser)
U kunt de kleur kiezen van de LCD-paneelverlichting voor de Speedlite die
is ingesteld als slave-unit bij draadloze flitsopnamen met radiotransmissie
of optische transmissie of gekoppelde opnamen.
0: ORANGE (Oranje)
1: GREEN (Groen)
119
>: Persoonlijke functies instellen
P. F n- 0 5 : + (Snelle flits)
Om de wachttijd te verkorten kunt u instellen dat u wilt flitsen (een snelle
flits wilt geven) als het gereed-lampje groen is (voordat de flitser helemaal
is opgeladen).
0: ON (Inschakelen)
1: OFF (Uitschakelen)
P. F n- 0 6 : I (Flitsen tijdens gekoppeld
fotograferen)
Bij het maken van opnamen met gekoppeld fotograferen (p. 84) kunt u
instellen of u de flitser die op de camera is bevestigd, wel of niet wilt laten
flitsen. Stel deze in voor elke flitser die u bij gekoppeld fotograferen
gebruikt.
0: OFF (Uitschakelen)
De flitser flitst niet tijdens gekoppeld fotograferen.
1: ON (Inschakelen)
De flitser flitst tijdens gekoppeld
fotograferen. Het scherm ziet er bij
instelling 1 anders uit dan bij instelling 0.
Zie het scherm links.
Als u P.Fn-06-1 en P.Fn-05-0 hebt ingesteld, wordt er bij continue opnamen
een snelle flits gegeven (p. 84). Als u de snelle flits echter tijdens continu
flitsen gebruikt, is er vaak sprake van onderbelichting, omdat het
flitsvermogen afneemt.
Als u meerdere Speedlites tegelijkertijd laat flitsen tijdens gekoppeld
fotograferen, wordt de relevante belichting mogelijk niet bereikt of krijgt u
mogelijk een onevenwichtige belichting.
120
MEMO
121
7
Aanvullende informatie
Dit hoofdstuk bevat onder andere een
systeemoverzicht, oplossingen voor problemen en een
beschrijving van het gebruik van de Speedlite met type
B-camera’s enzovoort.
122
" Speedlite 600EX II-RT
# Indirecte-flitsadapter SBA-E3
(geleverd bij 600EX II-RT)
$ Kleurfilter SCF-E3OR1 (Lage dichtheid/geleverd bij 600EX II-RT)
% Kleurfilter SCF-E3OR2 (Hoge dichtheid/geleverd bij 600EX II-RT)
& Ministandaard (geleverd bij 600EX II-RT)
600EX II-RT-systeem
,
"
#
"
'"
"
"
(
))
-
$%
&
*
&
+
Draadloze flitsopnamen
Radiotransmissie
Speedlite/transmitter
uitgerust met
masterfunctie
Speedlite uitgerust
met slavefunctie
Optische transmissie
Camera/Speedlite/transmitter uitgerust
met masterfunctie
Speedlite uitgerust met slavefunctie
123
600EX II-RT-systeem
' Apparaat uitgerust met draadloze masterfunctie met
radiotransmissie
600EX-RT, 430EX III-RT, ST-E3-RT
( Speedlite uitgerust met draadloze slavefunctie met
radiotransmissie
600EX-RT, 430EX III-RT
) Apparaat uitgerust met draadloze masterfunctie met
optische transmissie
600EX-RT, 600EX, 580EX II, 580EX, 550EX, 90EX, MT-24EX, MR-
14EX II, MR-14EX, ST-E2 en EOS DIGITAL-camera’s met
draadloze masterfunctie met optische transmissie via interne flitser
* Speedlite uitgerust met draadloze slavefunctie met optische
transmissie
600EX-RT, 600EX, 580EX II, 580EX, 550EX, 430EX III-RT, 430EX
III, 430EX II, 430EX, 420EX, 320EX, 270EX II
+ Flitsschoenkabel OC-E3
Voor aansluiting van de 600EX II-RT op de camera op een
maximale afstand van circa 60 cm.
, Compacte voedingseenheid CP-E4N
Een kleine en lichte externe voedingsbron die u gemakkelijk kunt
meenemen. Even stof- en waterbestendig als de 600EX II-RT.
- Speedlite houder SB-E2
Gebruik van een andere externe voeding dan van Canon kan tot een
storing leiden.
Bij gebruik van een Speedlite zonder functie voor het wisselen van
flitsgroepen (A, B, C) in * kunt u bij draadloze flitsopnamen met
optische transmissie de Speedlite als slave in flitsgroep A gebruiken (niet
als slave in flitsgroep B of C).
Als externe voedingsbron is het gebruik van het Compact Battery Pack
CP-E4N aanbevolen.
124
Als u bij continu of stroboscopisch flitsen of bij gebruik van de modelflits
herhaaldelijk met een korte interval flitst, kunnen de flitskop, de
batterijen en het gedeelte bij het batterijcompartiment heet worden.
Als u herhaaldelijk flitst, wordt het flitsinterval stapsgewijs groter
binnen een bereik tot ongeveer 4 sec. Zo wordt voorkomen dat de
flitskop slechter functioneert of beschadigd raakt door
oververhitting. Als u in deze situatie herhaaldelijk blijft flitsen,
wordt het flitsen automatisch beperkt.
Als er een beperking is voor flitsopnamen, verschijnt bovendien
een waarschuwingspictogram ten teken dat de temperatuur stijgt
en wordt het flitsinterval (waarmee u kunt flitsen) automatisch
ingesteld op circa 8 sec. (niveau 1) of circa 20 sec. (niveau 2).
Wanneer de inwendige temperatuur van de Speedlite stijgt, wordt de
waarschuwing weergegeven in twee niveaus. Als u in deze situatie bij
niveau 1 herhaaldelijk continu blijft flitsen, wordt het beperkingsniveau
verhoogd tot niveau 2.
f
Flitserblokkering als gevolg van temperatuurstijging
Temperatuurstijgingswaarschuwing
Weergave/toon
Niveau 1
(Flitsinterval: circa 8 sec.)
Niveau 2
(Flitsinterval: circa 20 sec.)
Pictogram
e f
LCD-
paneelverlichting
Rood (brandt) Rood (knippert)
Pieptoon Als C.Fn-20 is ingesteld op 1: pieptoon ingeschakeld
125
f Flitserblokkering als gevolg van temperatuurstijging
In de volgende tabel ziet u hoe vaak u continu kunt flitsen voordat de
waarschuwing (niveau 1) wordt weergegeven plus de vereiste wachttijd
(richtlijn) totdat u weer normaal kunt flitsen.
Aantal continue flitsen en wachttijd
Functie
Aantal continue flitsen voor waarschuwing
van niveau 1 (richtlijn)
Benodigde
intervaltijd
(richtlijn)
Flitsdekking
14 mm 20 mm 24 mm 28 mm
35 mm
of meer
Continue flits op vol
vermogen (p. 17)
60 keer
of meer
65 keer
of meer
70 keer
of meer
85 keer
of meer
100 keer
of meer
40 min. of
langer
Modelflits (p. 47)
40 keer
of meer
40 keer
of meer
40 keer
of meer
50 keer
of meer
60 keer
of meer
Stroboscopische flits
(p. 42)
Is afhankelijk van de flitsomstandigheden
LET OP
Raak bij continu flitsen nooit de flitskop, batterijen en het gedeelte bij het
batterijcompartiment aan.
Raak de flitskop, batterijen of het gedeelte bij het batterijcompartiment niet aan
als u herhaaldelijk continu met een korte interval flitst of de modelflits gebruikt.
De flitskop, batterijen en het gedeelte bij het batterijcompartiment kunnen heet
worden, waardoor u zich kunt branden.
126
f Flitserblokkering als gevolg van temperatuurstijging
Open of sluit het deksel van het batterijcompartiment niet als er een
beperking is ingesteld voor het flitsen. Als u dat wel doet, heft u de
beperking op en dit kan leiden tot gevaarlijke situaties.
Ook als er geen waarschuwing van niveau 1 wordt weergegeven, wordt
het flitsinterval verlengd naarmate de flitskop warmer wordt.
Laat bij een waarschuwing van niveau 2 de flitser minstens 40 minuten
afkoelen.
Zelfs als u na de waarschuwing van niveau 1 stopt met flitsen, kan het
zijn dat er een waarschuwing van niveau 2 verschijnt.
Als u bij hoge temperaturen flitsopnamen maakt, wordt de flitsblokkering
mogelijk geactiveerd voordat u het aantal malen hebt geflitst dat in de
tabel op de vorige pagina staat vermeld.
Zie pagina 17 (continue flitsen), pagina 42 (stroboscopisch flitsen) of
pagina 47 (modelflits) voor waarschuwingen over het aantal keren flitsen.
In zeldzame gevallen kan het voorkomen dat de Speedlite niet flitst
vanwege omgevingsfactoren, zoals temperatuurstijgingen.
Op de vorige pagina is aangegeven hoe vaak u continu kunt flitsen
voordat de waarschuwing wordt weergegeven. Dit is het aantal bij
zelfstandig gebruik van de 600EX II-RT en bij gebruik van de compacte
voedingseenheid CP-E4N (afzonderlijk verkrijgbaar) in combinatie met
de 600EX II-RT. Bij gebruik van een andere externe voeding dan de
CPE4N zal het aantal keren continu flitsen voordat de waarschuwing
(niveau 1) wordt weergegeven, minder zijn.
Bij gebruik van de indirecte-flitsadapter, van het kleurfilter of van beide
tegelijkertijd, zult u iets minder vaak continu kunnen flitsen voordat de
waarschuwing verschijnt.
Wanneer C.Fn-20 is ingesteld op 0 (p. 116), hoort u geen pieptoon, zelfs
niet als het flitsen is beperkt.
Wanneer C.Fn-22-1 is ingesteld (p. 117), wordt de waarschuwing met
rood verlicht LCD-paneel niet weergegeven, zelfs niet als de
temperatuur van de flitskop stijgt.
Zie bij gebruik van de compacte voedingseenheid CP-E4N (afzonderlijk
verkrijgbaar) ook de instructiehandleiding bij de CP-E4N.
127
Raadpleeg bij problemen met de flitser eerst de onderstaande
oplossingen. Als u aan de hand van deze informatie het probleem niet
kunt oplossen, neemt u contact op met uw leverancier of het
dichtstbijzijnde Canon Service Center.
Normale flitsmodus
Controleer of de batterijen in de juiste richting zijn geplaatst (p. 18).
Controleer of het deksel van het batterijcompartiment gesloten is
(p. 18).
Vervang de batterijen door nieuwe.
Schuif de bevestigingsvoet helemaal in de accessoireschoen van de
camera, schuif de borgknop naar rechts en zet daarmee de
Speedlite vast op de camera (p. 20).
Vervang de batterijen als de indicatie <G> circa 30 seconden
of langer weergegeven blijft (p. 18).
Veeg vuile elektrische contactpunten (p. 10) van de Speedlite of de
camera af met een droge doek enzovoort.
Als u gedurende korte tijd continu flitst waardoor de temperatuur van
de flitskop stijgt en het flitsen wordt geblokkeerd, neemt de
flitsinterval toe (p. 124).
De automatische uitschakelingsfunctie van de Speedlite is
geactiveerd (p. 22). Druk de ontspanknop half in of druk op de
testflitsknop (p. 21).
Problemen oplossen
De flitser gaat niet aan.
De Speedlite flitst niet.
De flitser heeft zichzelf uitgeschakeld.
128
Problemen oplossen
Stel flitsbelichtingscompensatie in als het hoofdonderwerp er erg
donker of erg licht uitziet (p. 28).
Gebruik FE-vergrendeling als de foto een sterk reflecterend
voorwerp bevat (p. 30).
Met hogesnelheidssynchronisatie wordt het effectieve flitsbereik
kleiner naarmate de sluitertijd korter wordt. Verklein de afstand tot
het onderwerp (p. 31).
Zorg voor een minimale afstand van 0,5 m tot het onderwerp.
Zet de flitskop 7° naar beneden (p. 34) als de afstand tot het
onderwerp minder dan 1 m is.
Verwijder de lenskap als deze aan de camera is bevestigd.
Stel de flitsdekking in op <L> (automatisch) (p. 38).
Stel een flitsdekking in die breder is dan de opnamezichthoek (p. 38)
als u de flitsdekking handmatig instelt.
Zorg ervoor dat C.Fn-21-1 niet is ingesteld (p. 117).
Als de opnamemethode is ingesteld op <f> (AE-modus met
diafragmavoorkeur) en de scène donker is, wordt automatisch een
lage synchronisatiesnelheid toegepast (de sluitertijd wordt langer).
Gebruik een statief of stel de opnamemodus in op <d> (program
AE) of op volledig automatisch (p. 25). U kunt de
synchronisatiesnelheid ook instellen in [Flitssync.snelheid AV-
modus] (p. 54).
Foto’s zijn onder- of overbelicht.
De onderkant van de foto ziet er donker uit.
De rand van de foto ziet er donker uit.
De foto is erg onscherp.
129
Problemen oplossen
Stel de flitsdekking in op <L> (automatisch) (p. 38).
Schuif de bevestigingsvoet helemaal in de accessoireschoen van de
camera, schuif de borgknop naar rechts en zet daarmee de
Speedlite vast op de camera (p. 20).
Verwijder de indirecte-flitsadapter (p. 36).
Schuif de groothoekadapter naar binnen (p. 39).
Stel de opnamemodus van de camera in op <d/s/f/a/
bulb(B)> (creatieve modi).
Zet de aan-/uitschakelaar van de Speedlite op <K> in plaats van
<a> (p. 21).
De flitsdekking wordt niet automatisch ingesteld.
De flitsdekking kan niet handmatig worden ingesteld.
Functies kunnen niet worden ingesteld.
130
Problemen oplossen
Draadloze flitsopnamen met radiotransmissie
Stel de master in op <'M> en stel de slave in op
<'x> (p. 63).
Stel de transmissiekanalen en de ID’s van het draadloze
radiosignaal van de masterunit en slave-unit op dezelfde waarden in
(p. 63-65).
Controleer of de slave-unit binnen het draadloze transmissiebereik
van de masterunit is (p. 58).
Voer de transmissiekanaalscan uit en stel het kanaal met het beste
ontvangstsignaal in (p. 65).
Plaats de slave-unit op een locatie met een zo duidelijk mogelijk
zicht op de masterunit.
Richt de voorkant van de behuizing van de slave-unit naar de
masterunit.
De ingebouwde flitser van de camera kan niet worden gebruikt als
masterunit bij draadloos flitsen met radiotransmissie.
Wanneer u automatisch flitst met drie flitsgroepen (A, B en C), moet
u niet flitsen met flitsgroep C naar het hoofdonderwerp gericht
(p. 76).
Wanneer u voor elke flitsgroep in een andere flitsmodus fotografeert,
moet u niet flitsen met meerdere flitsgroepen ingesteld op <a>
of </> naar het hoofdonderwerp gericht (p. 81).
Zet de sluitersnelheid (sluitertijd) 1 stop trager dan de maximale
flitssynchronisatiesnelheid (p. 61).
De slave-unit flitst niet of flitst onverwacht met
volledig vermogen.
Foto’s zijn overbelicht.
<k> wordt weergegeven.
131
Problemen oplossen
Op afstand fotograferen is niet mogelijk vanaf een slave-unit met
camera’s van 2011 of eerder, de EOS 1300D of de EOS 1200D.
De LCD-paneelverlichting van de masterunit gaat aan of uit
afhankelijk van de oplaadstatus van de slave-units (flitsgroepen). Zie
“LCD-paneelverlichting” op pagina 71.
Gekoppeld fotograferen
Als u meerdere Speedlites tegelijkertijd laat flitsen tijdens gekoppeld
fotograferen, wordt de relevante belichting mogelijk niet bereikt of
krijgt u mogelijk een onevenwichtige belichting. Het verdient
aanbeveling slechts één Speedlite in te stellen om te flitsen of een
zelfontspanner te gebruiken om de timing van de flitsen te spreiden.
Bij gebruik met een camera van 2011 of eerder, de EOS 1300D of
de EOS 1200D kan de unit alleen als “camera met masterunit”
worden gebruikt. U kunt de unit niet gebruiken als “camera met
slave-unit”.
Kan niet op afstand een opname maken vanaf een slave-unit.
De LCD-paneelverlichting gaat aan en uit.
Standaardbelichting niet mogelijk /
ongelijkmatige belichting
U kunt de unit niet gebruiken als camera met slave-unit.
132
Problemen oplossen
Draadloze flitsopnamen met optische transmissie
Stel de masterunit in op <:M> en stel de slave-unit in op
<:x> (p. 92).
Stel de transmissiekanalen van de masterunit en slave-unit op
dezelfde waarden in (p. 93).
Controleer of de slave-unit binnen het draadloze transmissiebereik
van de masterunit is (p. 90).
Richt de sensor voor draadloze bediening van de slave-unit op de
masterunit (p. 90).
Plaats de slave-unit op een locatie met het best mogelijke zicht op
de masterunit.
Als de masterunit en de slave-unit te dicht bij elkaar staan, kan de
transmissie mogelijk niet goed plaatsvinden.
Bij gebruik van de interne flitser van de camera als masterunit zet u
deze flitser omhoog en stelt u [Draadloze func.] in het scherm
[Func.inst. interne flitser] van de camera in.
Zelfs wanneer het flitsen op de masterunit is uitgeschakeld, wordt er
vanuit de masterunit een kleine flits gegeven om de slave-unit via
optische transmissie aan te sturen (p. 94).
Wanneer u automatisch flitst met drie flitsgroepen (A, B en C), moet
u niet flitsen met flitsgroep C naar het hoofdonderwerp gericht
(p. 104).
De slave-unit flitst niet of
flitst onverwacht met volledig vermogen.
De masterunit flitst.
Foto’s zijn overbelicht.
133
Type
Type: E-TTL II-/E-TTL-/TTL-autoflash
Speedlite met schoenbevestiging
Compatibele camera’s: Type A EOS-camera’s (E-TTL II-/E-TTL-autoflash)
Type B EOS-camera’s (TTL-autoflash)
Flitskop (lichtverspreidingseenheid)
Richtgetal: Circa 60 (bij 200 mm flitsdekking, ISO 100, in meter)
* Zonder indirecte-flitsadapter of kleurfilter
Flitsdekking: Ondersteunt een beeldhoek met een
lensbrandpuntsafstand van 20-200mm (bij gebruik
groothoekadapter: 14 mm)
Automatische instelling
(Hiermee stelt u automatisch de flitsdekking in,
afhankelijk van de beeldhoek en het
beeldsensorformaat.)
Handmatige instelling
Indirecte flits: 90° omhoog, 7° omlaag, 180° links, 180° rechts
Bijpassende indirecte-flitsadapter meegeleverd
Flitsduur (Normale flits): 1/1-flits: circa 1/890 sec.
1/2-flits: circa 1/1200 sec.
1/4-flits: circa 1/2800 sec.
1/8-flits: circa 1/5600 sec.
1/16-flits: circa 1/9700 sec.
1/32-flits: circa 1/15000 sec.
1/64-flits: circa 1/23000 sec.
1/128-flits: circa 1/34000 sec.
Verzending van informatie
over kleurtemperatuur:
Kleurtemperatuurgegevens van flitslicht doorgezonden
naar de camera tijdens flitsen
Kleurfilter: Twee bijpassende kleurfilters meegeleverd
Belichting
Belichtingsregelsysteem:
E-TTL II/E-TTL/TTL (autoflash), handmatig flitsen,
stroboscopisch flitsen, automatische externe flitsmeting,
handmatige externe flitsmeting
Effectief flitsbereik:
(met EF 50mm f/1.4 lens
bij ISO 100)
Normale flits: circa 0,5 - 27,8 m
Snelle flits: circa 0,5 - 14,8 m (bij richtgetal nr. 20,8, in meter)
Hogesnelheidssynchronisatie: circa 0,5 - 14,7 m (bij
1/250 sec.)
Specificaties
134
Specificaties
Flitsbelichtings-
compensatie:
±3 stops in stappen van 1/3 of 1/2 stop
FEB: ±3 stops in stappen van 1/3 of 1/2 stop (kan worden
gecombineerd met flitsbelichtingscompensatie)
FE-vergrendeling: Mogelijk met de multifunctionele knop of de knoppen
voor FE/AE-vergrendeling van de camera
Hogesnelheids-synchronisatie:
Mogelijk
* Tijdens draadloze flitsopnamen met radiotransmissie
is hogesnelheidssynchronisatie alleen mogelijk met
EOS DIGITAL-camera’s van 2012 of later (met
uitzondering van de EOS 1300D en de EOS 1200D).
Handmatig flitsen: 1/1 - 1/128 vermogen (stappen van 1/3 stop)
Stroboscopische flits: Mogelijk (1 - 500 Hz)
* 1 - 199 Hz bij draadloze flitsopnamen met optische
transmissie
Modelflits: Geactiveerd met de scherptediepteknop van de camera
of de testflitsknop van de Speedlite
Flitser opladen
Flitsinterval (Oplaadtijd): Normale flits: circa 0,1 - 5,5 sec.,
snelle flits: circa 0,1 - 3,3 sec.
* Met AA-/LR6-alkalinebatterijen
Gereed-lampje: Gaat rood branden: normale flits beschikbaar
Gaat groen branden: snelle flits beschikbaar
AF-hulplicht
Methode: Infrarood AF-hulplicht
Compatibel AF-systeem: Faseverschil-AF TTL-tweede-beeldvorming
1 - 65 AF-punten (28 mm of langere brandpuntsafstand
van lens)
Ondersteund voor zoekeropnamen en Quick-modus
voor Live View- of filmopnamen
Effectieve afstand: circa 0,6 - 10 m in het midden en
circa 0,6 - 5 m bij de rand
135
Specificaties
Draadloze master-/slavefunctie met radiotransmissie
Frequentie: 2405 MHz - 2475 MHz
Modulatiesysteem: Primaire modulatie: OQPSK,
Secundaire modulatie: DS-SS
Instellingen voor
draadloos flitsen:
Master/slave
Transmissiekanaal: Auto, kan. 1 - 15
ID draadloos radiosignaal:
0000 - 9999
Besturing slave-unit: Maximaal 5 groepen (A, B, C, D, E), maximaal 15 units
Instelling slave-unit: Flitsgroep A, B, C, D, E
Transmissieafstand: Circa 30 m
* Wanneer er geen obstakels of belemmeringen zijn
tussen de master- en slave-units en geen radio-
interferentie is met andere apparaten
* De transmissieafstand kan korter zijn, afhankelijk van
de relatieve plaatsing van de units, omgeving,
weersomstandigheden enzovoort
Aansturing flitsvermogen:
1:8 - 1:1 - 8:1, in stappen van 1/2 stop
Oplaadbevestiging: Paneel (masterunit): Weergave scherminhoud/
verlichtingskleur, oplichtend gereed-lampje (masterunit/
slave-unit), pieptoon (als C.Fn-20-1 is ingesteld op
masterunit/slave-unit) en knipperend AF-hulplicht
(slave-unit) als het apparaat volledig is opgeladen
Gekoppeld fotograferen: Mogelijk
Draadloze master-/slavefunctie met optische transmissie
Aansluitmethode: Optische puls
Instellingen voor
draadloos flitsen:
Master/slave
Transmissiekanaal: Kan. 1 - 4
Besturing slave-unit: Maximaal 3 groepen (A, B, C)
Instelling slave-unit: Flitsgroepen A, B, C
Transmissieafstand: Binnenshuis: circa 0,7 - 15 m
Buitenshuis: circa 0,7 - 10 m (aan de voorkant)
Ontvangsthoek: ±40° horizontaal en ±30° verticaal, gericht op de
masterunit
Aansturing flitsvermogen:
1:8 - 1:1 - 8:1, in stappen van 1/2 stop
136
Specificaties
Oplaadbevestiging: Flitser-gereedlampje licht op (masterunit/slave-unit),
pieptoon (als C.Fn-20-1 is ingesteld op masterunit/
slave-unit) en AF-hulplicht knippert (slave-unit) als het
apparaat volledig is opgeladen
Aanpassingsfuncties
Gebruikersfuncties: 15 typen
Persoonlijke functies: 6 typen
Voeding
Voedingsbron voor
Speedlite:
Vier AA-/LR6-alkalinebatterijen
* U kunt Ni-MH-batterijen van het type AA/HR6
gebruiken
Aantal keer flitsen: Circa 100 - 700 keer
* Met AA-/LR6-alkalinebatterijen
Tijd draadloze opnamen
met radiotransmissie:
Circa 9 uur continu
* Wanneer het flitsen van de masterflits UIT is, met AA-/
LR6-alkalinebatterijen
Tijd draadloze opnamen
met optische
transmissie:
Circa 1500 keer
* Wanneer het flitsen van de masterflits UIT is, met AA-/
LR6-alkalinebatterijen
Automatische
uitschakeling:
Uitschakelen na circa 90 sec. inactiviteit
* Wanneer ingesteld als draadloze masterunit met
radiotransmissie of in gekoppeld fotograferen:
circa 5 min.
* Wanneer ingesteld als slave-unit: circa 60 min.
Externe voeding:
Compacte voedingseenheid CP-E4N kan worden gebruikt
Afmetingen en gewicht
Afmetingen (B x H x D): Circa 78,7 x 143,2 x 122,7 mm
(zonder stof- en waterbestendige adapter)
Gewicht: Circa 435 g (alleen Speedlite, exclusief batterijen)
Gebruiksomgeving
Gebruikstemperatuurbereik:
0 °C - 45 °C
Gebruiksvochtigheid: 85 % of minder
Alle bovenstaande technische specificaties zijn gebaseerd op testnormen van
Canon.
Specificaties en uiterlijk van het product kunnen zonder voorafgaande
kennisgeving worden gewijzigd.
137
Specificaties
Normale flits (volledig vermogen)/snelle flits
Handmatig flitsen
Richtgetal (bij ISO 100, in meter)
Flitsdekking (mm) 14 20 24 28 35 50
Normale flits (volledig
vermogen)
15 26 27 28 34 39
Snelle flits Gelijk aan circa 1/2 - 1/6 van vol vermogen
Flitsdekking (mm) 70 80 105 135 200
Normale flits (volledig
vermogen)
46 49 54 57 60
Snelle flits Gelijk aan circa 1/2 - 1/6 van vol vermogen
Flitsvermogen
Flitsdekking (mm)
14 20 24 28 35 50
1/1 15 26 27 28 34 39
1/2 10,6 18,4 19,1 19,8 24,0 27,6
1/4 7,5 13,0 13,5 14,0 17,0 19,5
1/8 5,3 9,2 9,5 9,9 12,0 13,8
1/16 3,8 6,5 6,8 7,0 8,5 9,8
1/32 2,7 4,6 4,8 4,9 6,0 6,9
1/64 1,9 3,3 3,4 3,5 4,3 4,9
1/128 1,3 2,3 2,4 2,5 3,0 3,4
Flitsvermogen
Flitsdekking (mm)
70 80 105 135 200
1/1 46 49 54 57 60
1/2 32,5 34,6 38,2 40,3 42,4
1/4 23,0 24,5 27,0 28,5 30,0
1/8 16,3 17,3 19,1 20,2 21,2
1/16 11,5 12,3 13,5 14,3 15,0
1/32 8,1 8,7 9,5 10,1 10,6
1/64 5,8 6,1 6,8 7,1 7,5
1/128 4,1 4,3 4,8 5,0 5,3
138
In deze paragraaf wordt beschreven welke functies wel en niet
beschikbaar zijn als u de Speedlite 600EX II-RT met een type B-camera
(analoge EOS-camera die A-TTL-/TTL-autoflash ondersteunt) gebruikt.
Als de Speedlite op een type-B camera is aangesloten,
verschijnt
<b> op het LCD-paneel van de flitser.
Functies die beschikbaar zijn bij type B-camera’s
TTL-autoflash
Speedlite flitsbelichtingscompensatie
FEB
Handmatig flitsen
Stroboscopische flits
Synchronisatie 2e gordijn
Handmatige externe flitsmeting
Draadloze flitsopnamen met optische transmissie
Handmatig flitsen
Stroboscopische flits
Functies die niet beschikbaar zijn bij type B-camera’s
E-TTL II-/E-TTL-autoflash
Flitsbelichtingsvergrendeling
Hogesnelheidssynchronisatie
Snelle flits
Modelflits
Automatische externe flitsmeting
Draadloze flitsopnamen met radiotransmissie
Gekoppeld fotograferen
Draadloze flitsopnamen met optische transmissie
Automatische flitsopnamen
Aansturing flitsvermogen
Gebruik met een type B-camera
139
9 Landen en regio’s waar draadloos flitsen met radiotransmissie
is toegestaan
Voor sommige landen en regio’s gelden restricties voor het draadloos flitsen met
radiotransmissie en onrechtmatig gebruik ervan kan strafbaar zijn op basis van
nationale of lokale wetgeving. Controleer op de website van Canon waar het is
toegestaan draadloos te flitsen met radiotransmissie om te voorkomen dat u deze
wetgeving schendt.
Canon kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele problemen die het
gevolg zijn van het draadloos flitsen met radiotransmissie in andere landen en
regio’s.
9 Modelnummer
600EX II-RT : DS401131 (inclusief module CH9-1216 voor draadloos flitsen met
radiotransmissie)
Hierbij verklaart Canon Inc. dat het toestel DS401131 in overeenstemming is met
de essentiële eisen en de andere relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG.
Neem contact op met het volgende kantoor voor de oorspronkelijke
Conformiteitsverklaring:
CANON EUROPA N.V.
Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, The Netherlands
CANON INC.
30-2, Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
Draadloos flitsen met radiotransmissie
140
Grafische symbolen op het apparaat
Gelijkstroom
GOOI BATTERIJEN NIET WEG, MAAR LEVER ZE IN CONFORM DE
LOKALE REGELGEVING.
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER
(Noorwegen, IJsland en Liechtenstein)
Dit symbool geeft aan dat dit product in overeenstemming met de
AEEA-richtlijn (2012/19/EU) en de nationale wetgeving niet mag
worden afgevoerd met het huishoudelijk afval. Dit product moet
worden ingeleverd bij een aangewezen, geautoriseerd
inzamelpunt, bijvoorbeeld wanneer u een nieuw gelijksoortig
product aanschaft, of bij een geautoriseerd inzamelpunt voor
hergebruik van elektrische en elektronische apparatuur (EEA). Een
onjuiste afvoer van dit type afval kan leiden tot negatieve effecten
op het milieu en de volksgezondheid als gevolg van potentieel
gevaarlijke stoffen die veel voorkomen in elektrische en
elektronische apparatuur (EEA). Bovendien werkt u door een juiste
afvoer van dit product mee aan het effectieve gebruik van
natuurlijke hulpbronnen. Voor meer informatie over waar u uw
afgedankte apparatuur kunt inleveren voor recycling kunt u contact
opnemen met het gemeentehuis in uw woonplaats, de
reinigingsdienst, of het afvalverwerkingsbedrijf. U kunt ook het
schema voor de afvoer van afgedankte elektrische en
elektronische apparatuur (AEEA) raadplegen. Ga voor meer
informatie over het inzamelen en recyclen van afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur naar
www.canon-europe.com/weee
.
141
MEMO
142
MEMO
143
MEMO
144
MEMO
145
12 sec.- of 2 sec.-timer .....................4
18% grijze reflector .........................41
A
Aan-/uitschakelaar ..........................21
Aantal keer flitsen ...........................18
Accessoires.....................................16
Accessoireschoen...........................20
AF-hulplicht .....................26, 115, 117
Afstandsindicatieweergave
..........................................24, 40, 113
Alles wissen ............................56, 112
Automatisch uitschakelen
........................................22, 113, 115
Automatische externe flitsmeting ....45
Automatische zoomaanpassing aan
beeldsensorformaat ........................26
Av (AE-diafragmavoorkeuze)..........25
B
Batterijen.........................................18
Bereik bij draadloze opnamen
..................................................58, 90
Bevestigingslampje flitsbelichting
........................................................24
Blokkeerfunctie ...............................22
C
C.Fn ..............................110, 111, 113
Creatieve zone
..........................4, 27, 51, 57, 89, 109
D
Draadloze flitsopnamen met optische
transmissie......................................89
Handmatig flitsen......................105
Volledig automatisch, met drie
groepen (A: B C).......................103
Volledig automatisch, met één
slave-unit.................................... 96
Volledig automatisch, met twee
groepen (A:B)........................... 101
Draadloze flitsopnamen met
radiotransmissie ............................. 57
Groepsflitsen.............................. 79
Handmatig flitsen ....................... 77
Volledig automatisch, met drie
groepen (A: B C) ........................ 75
Volledig automatisch, met één
slave-unit.................................... 68
Volledig automatisch, met twee
groepen (A:B)............................. 73
Draadloze instellingen.............. 63, 92
Draadloze opnamen ................. 57, 89
Draagtas......................................... 16
E
Effectief flitsbereik .............. 12, 24, 45
E-TTL II flitsmeting ......................... 54
E-TTL II-/E-TTL-autoflash ........ 24, 25
Ext.A (automatische externe
flitsmeting) ...................................... 45
Ext.M (handmatige externe
flitsmeting) ...................................... 46
Externe voeding ................... 116, 123
F
FEB (Flash Exposure Bracketing,
flitsbelichtingsscala) ....................... 29
Flitsbelichtingscompensatie
................................... 28, 54, 72, 100
Flitsbelichtingsniveau ......... 12, 28, 41
Flitsbelichtingsvergrendeling (FEL)
....................................................... 30
Flitsbesturing .................................. 52
Flitsdekking ............................ 38, 117
Index
146
Index
Flitsen via masterunit................66, 94
Flitserblokkering............................124
Flitsfrequentie .................................42
Flitsfuncties instellen.......................51
Flitsgroepen
..............73, 75, 77, 79, 101, 103, 105
Flitsinterval..............................18, 124
Flitskop
(lichtverspreidingseenheid).......10, 33
Flitsmeting .............................. 54, 114
Flitsmodus ........12, 13, 14, 24, 40, 54
Flitsopnamen bij een korte afstand
........................................................34
Flitspositiekeuze .......................58, 90
Flitssync.snelheid AV-modus ..........54
Flitssynchronisatiesnelheid.......54, 61
Flitsverhouding
Drie groepen (A:B C)..........75, 103
Twee groepen (A:B) ...........73, 101
Flitsvermogen .............40, 42, 77, 105
G
Gebruikersfuncties (C.Fn)
......................................110, 111, 113
Geheugenfunctie ......................67, 95
Gekoppeld fotograferen ....15, 84, 119
Gereed-lampje............21, 69, 97, 119
Gr (groepsflits) ................................79
Groepsbesturing .....................76, 104
Groothoekadapter........................... 39
H
Handmatig de flitsbelichting instellen
na meting ........................................41
Handmatig flitsen..............40, 77, 105
Hogesnelheidssynchronisatie
....................................31, 62, 72, 100
I
ID draadloze radiogolflengte .... 63, 64
Indirecte flits ................................... 33
Indirecte-flitsadapter .... 16, 36, 122
INDIVIDUAL SLAVE............... 15, 107
Individuele slave........................... 107
Instelling van functies..................... 51
Instellingen wissen (terug naar
standaardwaarden) .................. 50, 55
ISO-snelheid .................................. 46
K
Kleurfilter .......................... 16, 48, 122
Kleurtemperatuurgegevens
verzenden ...................................... 26
Knop voor draadloos flitsen
............................. 11, 63, 85, 92, 107
L
LCD-paneel .................................... 12
Contrast ................................... 118
Verlichting .................... 22, 71, 117
Verlichtingskleur....................... 118
Lichtverdeling ............................... 117
Lichtverspreidingseenheid
(flitskop).................................... 10, 33
LINK ................................... 11, 66, 69
LINKED SHOT ......................... 15, 84
LOCK ............................................. 22
M
M (handmatig flitsen)........ 40, 77, 105
M (handmatige belichting).............. 25
Masterunit .......................... 14, 57, 89
Instelling masterunit............. 63, 92
Maximumaantal continue flitsen ..... 44
Modelflits .................................. 47, 82
MULTI (flitsmodus) ......................... 42
147
Index
N
Namen van onderdelen...................10
Normale flits ............................18, 137
O
Op afstand fotograferen ..................83
Opladen ..........................................21
Opname met reflectie......................35
Opnameafstand ..............................40
P
P (Program AE)...............................24
P.Fn...............................110, 112, 118
PC-aansluiting.................................10
Persoonlijke functies (P.Fn)
......................................110, 112, 118
Pieptoon..................................69, 116
R
Richtgetal ......................................137
S
Scannen..........................................65
Slave-unit............................15, 57, 89
Instelling slave-unit ...............63, 92
Gereedweergave ........................97
Oplaadbevestiging
................................69, 71, 81, 117
Sluitersynchronisatie-instellingen....54
Sluitertijd .........................................25
Snelle flits..........................18, 21, 119
Standaard........................................16
M teken (Sterretje)...........................4
Stroboscopische flits .........42, 72, 100
Synchronisatie 1e gordijn................54
Synchronisatie 2e gordijn................32
Synchronisatiesnelheid.......25, 54, 61
Systeemoverzicht..........................122
T
Temperatuurstijging ...................... 124
Testflits ......................... 21, 70, 82, 98
Transmissieafstand ............ 58, 60, 90
Transmissiekanaal ................... 63, 93
Transmitter ............................. 84, 122
TTL-autoflash ....................... 114, 138
Tv (AE-sluitertijdvoorkeuze) ........... 25
Type A-camera ................................. 2
Type B-camera ............................. 138
V
Volledig automatische flitsopnamen
....................................................... 24
Voorzorgsmaatregelen ..................... 8
W
Waarschuwing ........................ 61, 124
Z
Zoom .............................................. 38
De beschrijvingen in deze instructiehandleiding dateren van januari 2016. Voor
informatie over de compatibiliteit met producten van latere datum neemt u contact
op met een Canon Service Center. De meeste recente versie van de
instructiehandleiding vindt u op de website van Canon.
CPA-X171-000 © CANON INC. 2016
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148

Canon Speedlite 600 EX II-RT Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor