Canon Speedlite 470EX-AI Handleiding

Type
Handleiding
1
INSTRUCTIEHANDLEIDING
D
2
De Canon Speedlite 470EX-AI is een externe, speciaal voor EOS
camera’s ontwikkelde Speedlite die compatibel is met E-TTL II-/E-TTL-
autoflashsystemen. De Speedlite kan worden gebruikt als flitser op de
accessoireschoen van de camera (normaal flitsen) of als ontvanger bij
draadloze flitsopnamen met optische transmissie. Bij normale
flitsopnamen kan de Speedlite worden gebruikt voor AI.B-flitsen.
Lees de volgende informatie voordat u opnamen gaat maken
Lees eerst de “Voorzorgsmaatregelen” (pagina 8-9) om mislukte foto’s en
ongelukken te voorkomen. Lees deze handleiding ook zorgvuldig door
om er zeker van te zijn dat u het product op de juiste manier gebruikt.
Lees deze instructiehandleiding, maar ook de
instructiehandleiding van uw camera
Lees voordat u dit product gebruikt, deze instructiehandleiding en de
instructiehandleiding van uw camera door, zodat u bekend raakt met de
bediening van deze apparatuur. Zorg er ook voor dat u deze
handleiding goed bewaart, zodat u hem zo nodig opnieuw kunt
raadplegen.
Gebruik met een EOS DIGITAL-camera (type A-camera)
U kunt de Speedlite heel eenvoudig gebruiken voor automatische
flitsopnamen, op dezelfde manier als de interne flitser van de
camera.
Gebruik met een analoge EOS-camera
Een EOS-camera met een E-TTL II-/E-TTL-
autoflashmeetsysteem (type A-camera)
U kunt de Speedlite heel eenvoudig gebruiken voor automatische
flitsopnamen, op dezelfde manier als de interne flitser van de
camera.
Een EOS-camera met een TTL-autoflashmeetsysteem (type
B-camera)
Zie pagina 110.
* In deze instructiehandleiding wordt aangenomen dat u de Speedlite
gebruikt in combinatie met een type A-camera.
Inleiding
De Speedlite gebruiken in combinatie met een camera
3
Hoofdstukken
Inleiding
2
Aan de slag en basishandelingen
Flitsopnamen voorbereiden en standaardflitsopnamen maken
17
Geavanceerde flitsopnamen
Fotograferen voor gevorderden met de flitsfuncties
29
Indirecte-flitsopnamen
Flitsopnamen met AI.B-flitsfuncties en indirecte-flitsadapter
41
Flitsfuncties instellen met de knoppen van de
camera
De flitsfuncties instellen vanaf het menuscherm van de camera
65
Draadloze flitsopnamen: Optische transmissie
Draadloze flitsopnamen (ontvanger) met optische transmissie
71
De Speedlite aanpassen
Aanpassen met gebruikersfuncties en persoonlijke functies
81
Aanvullende informatie
Systeemoverzicht, Problemen oplossen, Gebruik met een type B-camera
93
1
2
3
4
5
6
7
4
Pictogrammen in deze handleiding
9 : geeft het selectiewiel aan.
<H> <E> : <S> geeft de bovenste, onderste, linker- en
<I> <O> rechterknop van de pijltoetsen aan.
8 : geeft de selectie-/instelknop aan.
p/2 : geeft aan dat de betreffende functie gedurende
circa 12 of 16 seconden geactiveerd blijft nadat u
de knop hebt losgelaten.
(p. **) : geeft de pagina aan waarop u meer informatie
kunt vinden.
: waarschuwing om problemen met de flitser te
voorkomen.
: aanvullende informatie.
Uitgangspunten
In de instructies wordt ervan uitgegaan dat de Speedlite op de camera is
bevestigd en dat beide zijn ingeschakeld.
De pictogrammen die worden gebruikt om de knoppen, wieltjes en
symbolen in de tekst aan te geven, komen overeen met de
pictogrammen die u op de Speedlite en de camera aantreft.
Als u voor het instellen van een functie een optie wilt selecteren, wordt
hiervoor in deze handleiding voornamelijk het wiel <
9
> gebruikt. U kunt
ook een keuze maken door op de bovenste, onderste, linker- of rechterknop
(<
H
> <
E
> <
I
> <
O
>) van de <
S
>-pijltoetsen te drukken.
Als u op <0> drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
In de procedures gaan we ervan uit dat de gebruikersfuncties en
persoonlijke functies van de Speedlite en de menu- en
gebruikersfuncties van de camera zijn ingesteld op de
standaardwaarden.
Alle cijfers, zoals het aantal flitsen, zijn gebaseerd op het gebruik van vier
AA-/LR6-alkalinebatterijen en Canon-testprocedures.
Symbolen in deze handleiding
In deze handleiding zijn de woorden “master” en “slave” die in vorige
handleidingen werden gebruikt, vervangen door respectievelijk “zender” en
“ontvanger”. Lees de woorden “zender” en “ontvanger” in deze handleiding
met deze kennis in het achterhoofd.
5
2
1
Inleiding 2
Hoofdstukken ....................................................................................3
Symbolen in deze handleiding .......................................................... 4
Inhoud ............................................................................................... 5
Functie-index .................................................................................... 7
Voorzorgsmaatregelen...................................................................... 8
Namen van onderdelen................................................................... 10
Aan de slag en basishandelingen 17
De batterijen installeren .................................................................. 18
De Speedlite op de camera bevestigen en loskoppelen.................20
De flitser inschakelen...................................................................... 21
a: Volledig automatische flitsopnamen ..................................24
E-TTL II-/E-TTL-autoflash per opnamemodus ................................25
Geavanceerde flitsopnamen 29
f Flitsbelichtingscompensatie....................................................... 30
7: Flitsbelichtingsvergrendeling ..................................................31
c Hogesnelheidssynchronisatie .................................................... 32
r Synchronisatie op het tweede gordijn ...................................... 33
H: De flitsdekking instellen...................................................... 34
a: Handmatig flitsen...................................................................... 36
Modelflits......................................................................................... 38
Speedlite-instellingen wissen..........................................................40
Inhoud
6
Inhoud
3
4
5
6
7
Indirecte-flitsopnamen 41
X Indirecte AI-flits ...................................................................... 42
W AI.B automatisch................................................................... 46
W Automatische AI.B-opnamen ................................................ 48
V Halfautomatische AI.B-opnamen .......................................... 56
m Handmatige indirecte-flitsopnamen ......................................... 61
q Gecombineerd gebruik met de indirecte-flitsadapter.............. 63
Flitsfuncties instellen met de knoppen van de camera 65
Flitseraansturing via het menuscherm van de camera................... 66
Draadloze flitsopnamen: Optische transmissie 71
: Draadloze flitsopnamen met optische transmissie.................. 72
Instellingen voor draadloos flitsen .................................................. 74
a: Volledig automatische draadloze flitsopnamen ................. 76
A Handmatige flits instellen op een ontvanger..................... 79
De Speedlite aanpassen 81
C / >:
Gebruikersfuncties en persoonlijke functies instellen
.... 82
C: Gebruikersfuncties instellen................................................. 85
>: Persoonlijke functies instellen .............................................. 88
Aanvullende informatie 93
470EX-AI-systeem ......................................................................... 94
f Flitserblokkering als gevolg van temperatuurstijging................ 96
Problemen oplossen....................................................................... 98
Specificaties ................................................................................. 105
Gebruik met een type B-camera .................................................. 110
Index............................................................................................. 113
7
Voeding
Batterijen Î p. 18
Flitsinterval/aantal Î p. 18
De flitser in- en
uitschakelen Î p. 21
Flitser gereed Î p. 21
Snelle flits Î p. 21
Automatische
uitschakeling Î p. 22
Bediening
De Speedlite bevestigen
en loskoppelen Î p. 20
Blokkeerfunctie Î p. 22
LCD-paneelverlichting Î p. 22
Normale flitsopnamen
E-TTL-autoflash Î p. 24
Automatisch flitsen per
opnamemodus Î p. 25
Handmatige flits Î p. 36
Handmatig de flitsbelichting
instellen na meting Î p. 37
TTL-autoflash Î p. 110
Functies
Flitsbelichtingscompensatie
Î p. 30
FE-vergrendeling Î p. 31
Hogesnelheidssynchronisatie
Î p. 32
Synchronisatie 2e
gordijn Î p. 33
Modelflits Î p. 38
AF-hulplicht Î p. 27
Flitsdekking Î p. 34
• Groothoekadapter Î p. 35
Instellingen wissen (terug
naar standaardwaarden) Î p. 40
Flitsfunctie-instellingen Î p. 65
Flitserblokkering Î p. 96
Type B-camera Î p. 110
Indirecte-flitsopnamen
Automatische AI.B Î p. 43
Halfautomatische AI.B Î p. 45
Handmatig indirect
flitsen Î p. 61
Indirecte-flitsadapter Î p. 63
Draadloze flitsopnamen met
optische transmissie
E-TTL-autoflash Î p. 76
Geheugenfunctie Î p. 75
Individuele ontvanger Î p. 79
Aangepaste instellingen
Gebruikersfuncties
(C.Fn) Î p. 85
Persoonlijke functies
(P. Fn) Î p. 88
Alles wissen Î p. 84
Functie-index
8
Met de volgende voorzorgsmaatregelen kunt u letsel bij uzelf en
anderen voorkomen. Zorg ervoor dat u deze maatregelen volledig
begrijpt en uitvoert voordat u het product gebruikt.
Als het product niet naar behoren werkt, beschadigd is of er
andere problemen zijn, neemt u contact op met het dichtstbijzijnde
Canon Service Center of met de leverancier bij wie u het product
hebt aangeschaft.
Voorzorgsmaatregelen
Waarschuwingen:
Neem onderstaande waarschuwingen in acht. Als u dit
niet doet, kan dit leiden tot overlijden of ernstig letsel.
Neem onderstaande veiligheidsrichtlijnen in acht om brand, oververhitting, lekkage
van chemische stoffen, explosies en elektrische schokken te voorkomen:
Steek geen metalen voorwerpen in de elektrische contactpunten van het product,
de accessoires, de verbindingskabels, enzovoort.
Gebruik geen batterijen, voedingsbronnen of accessoires die niet in de
instructiehandleiding worden genoemd. Gebruik geen batterijen die vervormd of
anderszins ongewoon zijn en gebruik ook het apparaat niet als het beschadigd is.
Veroorzaak geen kortsluiting in het product of de batterijen en breng er geen
wijzigingen in aan. Verwarm of soldeer de batterijen niet. Stel de batterijen niet bloot
aan brand of water. Stel de batterijen niet bloot aan krachtige fysieke schokken.
Plaats de plus- en minpolen van de batterijen niet verkeerd in het product en
gebruik niet tegelijkertijd nieuwe en gebruikte batterijen of batterijen van
verschillende typen.
Gebruik het product niet in de buurt van ontvlambaar gas. Dit ter voorkoming van
explosies of brand.
Flits niet in de richting van bestuurders van een auto of ander voertuig. Dit kan leiden
tot ongelukken.
Demonteer de apparatuur niet en breng er geen wijzigingen in aan. De interne onderdelen
staan onder hoogspanning en aanraking kan een elektrische schok veroorzaken.
Als het apparaat valt en openbarst zodat de inwendige delen zichtbaar zijn, raakt u dan
die inwendige delen niet aan. Als u dat wel doet, kunt u een elektrische schok krijgen.
Bewaar het product niet op een stoffige of vochtige plaats of in een locatie met veel
vettige rook. Hierdoor voorkomt u brand of elektrische schokken.
Controleer voordat u dit product in een vliegtuig of ziekenhuis gebruikt of dit is toegestaan.
De elektromagnetische golven van het product kunnen storingen veroorzaken in de
instrumenten van het vliegtuig of de medische apparatuur van het ziekenhuis.
Verwijder een batterij onmiddellijk als deze lekt, van kleur verandert, misvormd is of
rook of stank verspreidt. Let goed op dat u hierbij geen brandwonden oploopt. Als u de
batterij blijft gebruiken, kan dit leiden tot brand, elektrische schokken of brandwonden.
Houd de batterijen en andere accessoires buiten het bereik van kinderen. Neem
onmiddellijk contact op met een arts als een kind een batterij of accessoire inslikt. (De
chemische stoffen in batterijen kunnen letsel veroorzaken in de maag en darmen.)
Zorg ervoor dat het product niet nat wordt. Verwijder de batterijen direct als u het
product in het water hebt laten vallen of als er water of metalen voorwerpen in terecht
zijn gekomen. Hierdoor voorkomt u brand, elektrische schokken en brandwonden.
Bedek het product niet en wikkel het ook niet in een doek. Als u dat wel doet, kan de warmte
in het apparaat oplopen, waardoor het misvormd kan raken of in brand kan vliegen.
9
Voorzorgsmaatregelen
Houd het apparaat buiten het bereik van kinderen, ook tijdens het gebruik. Riemen
of snoeren kunnen verstikking, elektrische schokken of letsel veroorzaken. Een kind
kan ook stikken of zich bezeren als het per ongeluk een onderdeel of accessoire
inslikt. Neem onmiddellijk contact op met een arts als een kind een onderdeel of
accessoire inslikt.
Verwijder de batterijen uit het apparaat als u het niet gebruikt en ontkoppel de
externe voeding en kabel van het apparaat voordat u het opbergt. Zo voorkomt u
elektrische schokken, oververhitting, brand of corrosie.
Zorg ervoor dat er geen gelekte batterijvloeistof in uw ogen, op uw huid of op uw
kleren terechtkomt. Dit kan leiden tot blindheid of huidproblemen. Spoel het
betreffende gebied schoon met veel schoon water als dit toch gebeurt, maar wrijf
niet. Ga direct naar een arts.
Gebruik geen verfverdunner, benzeen of andere organische oplosmiddelen om het
product schoon te maken. Deze stoffen kunnen brand veroorzaken en zijn schadelijk
voor de gezondheid.
Let op:
Volg onderstaande aanwijzingen op die aanzetten tot
voorzichtigheid. Als u dat niet doet, kan dit resulteren in
letsel of beschadiging van eigendommen.
Verwijder de batterijen uit het product als u dit gedurende langere tijd niet gebruikt.
Hiermee voorkomt u storingen of corrosie.
Bij het wegwerpen van een batterij plakt u de elektrische contactpunten af met
plakband. Aanraking met andere metalen voorwerpen of batterijen kan gevaar voor
brand of een ontploffing opleveren.
Gebruik, bewaar of leg het product niet in een auto die in direct zonlicht staat of
waarin het heel warm is, of in de buurt van een zeer warm voorwerp. Het product
kan heet worden en bij aanraking brandwonden veroorzaken. Het kan er ook toe
leiden dat de batterij heet wordt, breekt, lekt, enzovoort.
Maak geen flitsopname als de flitskop (lichtverspreidingseenheid) contact maakt
met een lichaam of voorwerp. Als u dat wel doet, kan dit resulteren in brandwonden
of brand.
Waarschuw mensen die bij u in de buurt staan voordat u indirecte AI-flitsopnamen
maakt. De flitskop kan automatisch bewegen en zonder waarschuwing flitsen.
Gebruik de flitser niet dichtbij de ogen. Het flitslicht zou de ogen kunnen bezeren.
Laat het product niet gedurende langere tijd in een omgeving met lage
temperaturen. Het product wordt koud en kan bij aanraking letsel veroorzaken.
Raak onderdelen van het product die heet worden nooit direct aan. Langdurig
contact met de huid kan leiden tot contactbrandwonden door lage temperatuur.
Als u de batterijen vervangt nadat u continu geflitst hebt, kunnen deze heet zijn. Let
goed op dat u hierbij geen brandwonden oploopt.
10
Namen van onderdelen
Sensor voor AI.B-afstandmeting
AF-hulplicht
(p. 27)
Contactpunten
Borgstift
Detector voor
indirecte-flitsadapter
Flitskop
(lichtverspreidingseenheid)
Bevestigingsvoet
(p. 20)
Sensor voor draadloze
optische transmissie
Groothoekadapter
(ingetrokken,
p. 35)
11
Namen van onderdelen
<Q> Gereed-lampje/
testflitsknop (p. 21, 77)
<X> Indirecte-
flitsmodusknop (p. 42)
<> : Flitskop recht
vooruit
<Y> : Halfautomatische
AI.B
<Z> : Automatische
AI.B
Bevestigingspunt indirecte-
flitsadapter (p. 63)
<z>
Instelknop
reflectiehoek
(p. 45, 54, 57)
Deksel van
batterijcompartiment (p. 18)
Aan-/uitschakelaar (p. 21)
<K> : Ingeschakeld
<
a
> : Knop-/
wielvergrendeling
(ingeschakeld)
<J> : Uitgeschakeld
<9> Selectiewiel
<8> Selectie-/instelknop
<S>-pijltoetsen
<H> Zoomknop (p. 34)
<E> Flitsmodusknop (p. 24, 36)
<I> Instelknop voor draadloze opnamen
(p. 74, 79)
<O> Instelknop voor
flitsbelichtingscompensatie/
flitsvermogen (p. 30/36)
Ontgrendelingsknop (p. 20)
Borgknop bevestigingsvoet
(p. 20)
<0>
Knop Terug
<X>
Startknop voor
afstandmeting bij
automatische AI.B/
AI.B-lampje
(p. 43, 49/54, 59)
<1>
Submenuknop
(p. 40, 75, 82)
LCD-paneel
12
Namen van onderdelen
LCD-paneel
E-TTL II-/E-TTL-autoflash
(p. 24)
a : E-TTL II-/
E-TTL-autoflash
j : Standaard
k
: Richtgetalvoorkeur
(p. 87)
l : Gelijkmatige
dekking (p. 87)
t : Temperatuurstijging
(flitserblokkering, p. 96)
f: Flitsbelichtingscompensatie
(p. 30, 68)
G : Laadindicator (p. 21)
L : Automatische instelling
d : Handmatige instelling (p. 34)
e : Zoomindicatie (p. 34)
N : Groothoekadapter +
waarschuwing indirect
flitsen
O: Waarschuwing buiten
flitsdekking
Flitsdekking
(brandpuntsafstand,
p. 34)
Flitsbelichtingscompen-
satiewaarde (p. 30)
Flitsbelichtingsniveau
(p. 30)
v : Diafragma (p. 36)
Effectief flitsmeetbereik/
Opnameafstand (p. 24/36)
R : Meters
@ : Voet
2
: Synchronisatie op het eerste
gordijn (normale flitsopnamen,
p. 68)
r
: Synchronisatie op het tweede
gordijn (p. 33, 68)
c
: Hogesnelheidssynchronisatie
(p. 32, 68)
De afgebeelde weergaven zijn voorbeelden. Op het scherm worden
alleen de instellingen weergegeven die momenteel worden toegepast.
Wanneer een knop of een wieltje wordt bediend, wordt het LCD-paneel
verlicht (p. 22).
13
Namen van onderdelen
Ontvanger
Handmatig flitsen
(p. 36)
Draadloos flitsen met optische transmissie
(p. 71)
q : Handmatig flitsen
Vermogen handmatig flitsen
Handmatig flitsniveau
x :
Ontvangerinstelling
(p. 74)
( :
Individuele ontvanger
(p. 79)
: : Draadloos flitsen
met optische
transmissie
(p. 74)
h :
Ontvangerpictogram
Flitsgroep
(p. 78)
* : Transmissiekanaal
(p. 74)
14
Namen van onderdelen
Indirect flitsen
(p. 41)
m : Indirecte flits
(p. 49, 56, 61)
H : Indirecte-flitsadapter
bevestigd (p. 63)
W : Automatische AI.B (p. 48)
V : Halfautomatische AI.B
(p. 56)
Rotatiehoek
flitskop
Horizontale richting
Omhoog
Flitskophoek omhoog
De rotatiehoek van de flitskop verschijnt in vijf stappen.
Als u de camera bij een automatische AI.B-opname horizontaal houdt, is
180° de maximale reflectiehoek omhoog die wordt weergegeven.
15
Namen van onderdelen
Bijgeleverde accessoires
Hoes voor
ministandaard
Bevestigingspunt
Speedlite-etui
Ministandaard
(p. 73)
Indirecte-flitsadapter
SBA-E4
(p. 63)
16
17
1
Aan de slag en
basishandelingen
In dit hoofdstuk worden de voorbereidingen beschreven
voordat u begint met flitsfotografie en het
standaardgebruik van de flitser.
Voorzorgsmaatregelen bij continu flitsen
Om slijtage en schade aan de flitskop door oververhitting te
voorkomen, beperkt u het continu flitsen op vol vermogen tot
maximaal 30 keer. Zorg voor een wachttijd van minimaal
10 minuten nadat u 30 keer continu op vol vermogen hebt geflitst
met de flitser.
Als u het hierboven genoemde aantal keren continu op vol
vermogen flitst en vervolgens herhaaldelijk met korte
tussenpozen flitst, bestaat de kans dat de veiligheidsfunctie
wordt geactiveerd en het flitsen wordt beperkt. Bij
flitsbeperkingsniveau 1 wordt het flitsinterval automatisch
ingesteld op circa 8 sec. Houd in dit geval rekening met een
wachttijd van minstens 40 minuten.
Zie voor meer informatie “Flitserblokkering als gevolg van
temperatuurstijging” op pagina 96.
Als u geen indirecte-flitsopnamen maakt, stelt u de indirecte-
flitsmodusknop <
X
> in op <
0
°> (p. 11). Zie hoofdstuk 3, “Indirecte-
flitsopnamen” (p. 41) voor meer informatie over indirect flitsen.
18
Installeer vier AA/R6-batterijen voor de voeding.
1
Open het deksel.
Schuif het deksel van het
batterijcompartiment omlaag en open
het.
2
Plaats de batterijen in het
compartiment.
Zorg ervoor dat u de elektrische
contactpunten (“+” en “-”) van de
batterijen plaatst zoals in het
batterijcompartiment is aangegeven.
De groeven aan de zijkanten in het
batterijcompartiment geven “-” aan.
Dit is handig wanneer u de batterijen
in het donker moet vervangen.
3
Sluit het deksel.
Sluit het deksel van het
batterijcompartiment en schuif het
omhoog door de procedure in stap 1
in omgekeerde volgorde uit te voeren.
Flitsinterval en aantal keren flitsen
Gebaseerd op nieuwe AA-/LR6-alkalinebatterijen en Canon-testprocedures.
Met de snelle flitsfunctie kunt u flitsopnamen maken voordat de flitser helemaal
is opgeladen (p. 21).
De batterijen installeren
Flitsinterval
Aantal keer flitsen
Snelle flits Normale flits
Circa 0,1 t/m 3,9 sec.
Circa 0,1 t/m 5,5 sec. Circa 115 t/m 800 maal
19
De batterijen installeren
LET OP
Gebruik geen lithiumbatterijen van het type AA/R6.
Bepaalde lithiumbatterijen van het type AA/R6 kunnen in zeldzame
gevallen extreem heet worden bij gebruik. Gebruik daarom om
veiligheidsredenen geen lithiumbatterijen van het type AA/R6.
Raak bij continu flitsen nooit de flitskop, batterijen en het gedeelte bij
het batterijcompartiment aan.
Raak de flitskop, batterijen of het gedeelte bij het batterijcompartiment niet
aan als u herhaaldelijk continu met een korte interval flitst of de modelflits
gebruikt. De flitskop, batterijen en het gedeelte bij het batterijcompartiment
kunnen heet worden, waardoor u zich kunt branden.
Zorg er bij gebruik van de Speedlite voor dat u niet langdurig
hetzelfde onderdeel aanraakt.
Zelfs als het apparaat niet al te heet aanvoelt, kan langdurig contact met
hetzelfde lichaamsdeel rode huidplekken of blaren veroorzaken door
broeiwarmte-irritatie. Gebruik een statief als u in een zeer warme omgeving
werkt, last hebt van een slechte bloedcirculatie of een zeer gevoelige huid
hebt.
Bij het gebruik van niet-alkaline AA-/R6-batterijen is er mogelijk een storing
in het contact tussen de batterijen en het apparaat, vanwege de
onregelmatige vorm van de contactpunten van de batterij.
Vervang de batterijen door nieuwe als u <!> ziet of het LCD-paneel
wordt uitgeschakeld tijdens het opladen.
Gebruik vier nieuwe batterijen van hetzelfde merk. Vervang de vier
batterijen altijd gelijktijdig.
U kunt ook Ni-MH-batterijen van het type AA/HR6 gebruiken.
20
1
Bevestig de Speedlite.
Schuif de bevestigingsvoet van de
Speedlite helemaal op de
accessoireschoen van de camera.
2
Zet de Speedlite vast.
Schuif de borgknop van de
bevestigingsvoet naar rechts.
X Als u een klik hoort, is de voet
vergrendeld.
3
Haal de Speedlite van de camera.
Druk op de ontgrendelingsknop,
schuif de borgknop naar links en haal
de Speedlite van de camera.
De Speedlite op de camera bevestigen
en loskoppelen
Zorg ervoor dat u de Speedlite uitschakelt voordat u deze bevestigt of
loskoppelt.
21
1
Zet de aan-/uitschakelaar in de
stand <K>.
X Het opladen van de flitser wordt
gestart.
X Tijdens het opladen ziet u <G>
op het LCD-paneel. Wanneer het
opladen van de flitser is voltooid,
verdwijnt deze indicatie.
2
Controleer of de flitser gereed is
voor gebruik.
Het gereed-lampje verandert van uit
naar groen (snelle flits klaar) naar
rood (volledig opgeladen).
U kunt op de testflitsknop (gereed-
lampje) drukken om een testflits te
geven.
Met de snelle flitsfunctie kunt u flitsopnamen maken als het gereed-
lampje groen brandt (voordat de flitser helemaal is opgeladen). De
snelle flits is altijd beschikbaar, ongeacht de ingestelde transportmodus
van de camera. Hoewel het flitsvermogen circa 1/2 tot 1/6 van het
volledige vermogen is, is dit handig voor opnamen met een korter
flitsinterval.
Bij handmatige flitsopnamen is deze functie beschikbaar als het
flitsvermogen is ingesteld op 1/4 tot 1/128. U kunt geen snelle flits met
de ontvanger gebruiken bij draadloze opnamen met optische
transmissie.
De flitser inschakelen
Gereed-lampje
(Testflitsknop)
Snelle flits
Als het apparaat wordt ingeschakeld, kan de flitskop automatisch
bewegen (draaien).
Wanneer de snelle flits tijdens continu flitsen wordt gebruikt, kunnen
foto’s onderbelicht raken, omdat het flitsvermogen afneemt.
Als de 3/1/o/7/2-timer van de camera actief is, is een
testflits niet mogelijk.
22
De flitser inschakelen
Om de batterijen te sparen gaat de flitser automatisch uit als deze
ongeveer 90 seconden niet is gebruikt. U schakelt de Speedlite weer in
door de ontspanknop van de camera half in te drukken of op de
testflitsknop (gereed-lampje) van de flitser te drukken.
Als de flitser is ingesteld als ontvanger voor draadloze flitsopnamen met
optische transmissie (p. 72), wordt het apparaat na circa 60 minuten
automatisch uitgeschakeld.
Als u de aan-/uitschakelaar instelt op <a>, schakelt u de knoppen
en wieltjes van de flitser uit (met uitzondering van de knop <X>).
Deze functie is handig wanneer u wilt voorkomen dat de flitsfunctie-
instellingen die u hebt ingesteld per ongeluk worden gewijzigd.
Als u een knop of wieltje bedient, ziet u <k> op het LCD-paneel.
Bij gebruik van een knop of wieltje wordt het LCD-paneel circa
12 seconden verlicht (p).
Tijdens normale flitsopnamen is het LCD-paneel groen verlicht. Als het
apparaat is ingesteld als ontvanger bij draadloze opnamen met
optische transmissie, is het LCD-paneel oranje.
Automatische uitschakeling
De blokkeerfunctie
LCD-paneelverlichting
23
De flitser inschakelen
De flitsinstellingen blijven van kracht, zelfs nadat de flitser is
uitgeschakeld. Om de instellingen te behouden moet u vóór het
vervangen van de batterijen eerst het apparaat uitschakelen met de aan-
/uitschakelaar.
U kunt testflitsen als de aan-/uitschakelaar op <a> staat. Ook wordt
wanneer een knop of een wieltje wordt bediend, het LCD-paneel verlicht.
U kunt de functie voor automatische uitschakeling uitschakelen
(C.Fn-01, p. 85).
Als het apparaat is ingesteld als ontvanger, kunt u instellen na welke tijd
het automatisch wordt uitgeschakeld (C.Fn-10, p. 86).
U kunt de instelling van de verlichting van het LCD-paneel wijzigen
(C.Fn-22, p. 87).
U kunt de kleur van de verlichting van het LCD-paneel wijzigen (P.Fn-02/
03, p. 88).
U kunt de snelle flits uitschakelen (P.Fn-05, p. 89).
24
Als u de opnamemodus van de camera instelt op <d> (Program AE) of
volledig automatische modus, kunt u in de volledig automatische
E-TTL II-/E-TTL-flitsmodus fotograferen.
1
Stel de flitsmodus in op <a>.
Druk op de knop <E> van de
<S>-pijltoetsen.
Draai <9> om <Q> te selecteren
en druk vervolgens op <8>.
2
Stel scherp op het onderwerp.
Druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen.
X De sluitertijd en het diafragma
worden in de zoeker weergegeven.
Controleer of in de zoeker <Q>
brandt.
3
Maak de foto.
Controleer of het onderwerp zich
binnen het effectieve flitsmeetbereik
bevindt.
Als u de ontspanknop helemaal
indrukt, flitst het apparaat en wordt de
foto gemaakt.
a
: Volledig automatische flitsopnamen
Effectief flitsmeetbereik
Verklein de afstand tot het onderwerp en maak nog een opname als het
onderwerp donker (onderbelicht) is bij controle van het beeld. U kunt bij
gebruik van een digitale camera ook de ISO-snelheid verhogen.
Met “volledig automatisch” worden de opnamemodi <A>, <1> en
<C> bedoeld.
Zelfs wanneer de flitser is bevestigd op een camera die het E-TTL II-
autoflashsysteem ondersteunt, wordt <a> op het LCD-paneel
weergegeven.
25
Als u de opnamemodus van de camera instelt op <s > (AE met
sluitervoorkeur), <f> (AE met diafragmavoorkeur) of <a>
(handmatige belichting), kunt u in elke opnamemodus E-TTL II-/E-TTL-
autoflash gebruiken.
Als u de opnamemodus <Z> of <Y > gebruikt, is het resultaat hetzelfde
als bij gebruik van <d> (Program AE).
1/X sec. is de maximale flitssynchronisatiesnelheid van de camera.
E-TTL II-/E-TTL-autoflash per opnamemodus
s
Selecteer deze modus wanneer u de sluitertijd handmatig wilt instellen.
Vervolgens kiest de camera bij deze sluitertijd automatisch het juiste
diafragma voor standaardbelichting van het onderwerp, gebaseerd op de
meting van de camera.
Als de diafragmawaarde knippert, betekent dit dat de achtergrond
onderbelicht of overbelicht zal zijn. Pas de sluitertijd aan tot de
diafragmawaarde niet meer knippert.
f
Selecteer deze modus als u het diafragma handmatig wilt instellen.
Vervolgens kiest de camera bij dit diafragma automatisch de juiste sluitertijd
voor standaardbelichting van het onderwerp, gebaseerd op de meting van de
camera.
Bij scènes met weinig licht wordt een lange synchronisatietijd gebruikt om
zowel het hoofdonderwerp als de achtergrond standaard te belichten. Het
flitslicht zorgt voor standaardbelichting van het hoofdonderwerp, terwijl de
lange sluitertijd zorgt voor standaardbelichting van de achtergrond.
Omdat een lange sluitertijd wordt gebruikt bij opnamen wanneer weinig
licht beschikbaar is, adviseren wij u een statief te gebruiken.
Als de sluitertijd knippert, betekent dit dat de achtergrond onderbelicht
of overbelicht zal zijn. Pas het diafragma aan tot de sluitertijd niet meer
knippert.
a
Selecteer deze modus als u zowel de sluitertijd als het diafragma
handmatig wilt instellen.
Het flitslicht zorgt voor standaardbelichting van het onderwerp. De
belichting van de achtergrond wordt bepaald door de combinatie van
ingestelde sluitertijd en ingesteld diafragma.
Flitssynchronisatiesnelheden en diafragma’s per opnamemodus
Sluitertijd Diafragma
d Automatisch ingesteld (1/X sec. - 1/60 sec.) Automatisch ingesteld
s Handmatig ingesteld (1/X sec. - 30 sec.) Automatisch ingesteld
f Automatisch ingesteld (1/X sec. - 30 sec.) Handmatig ingesteld
a Handmatig ingesteld (1/X sec. - 30 sec., Bulb) Handmatig ingesteld
26
E-TTL II-/E-TTL-autoflash per opnamemodus
EOS DIGITAL-camera’s hebben drie beeldsensorformaten. De
effectieve opnamebeeldhoek van de bevestigde lens is afhankelijk van
het sensorformaat. De 470EX-AI herkent automatisch het
beeldsensorformaat van de EOS DIGITAL-camera en stelt automatisch
de flitsdekking in die ideaal is voor de effectieve opnamebeeldhoek van
een lens met een brandpuntsafstand van 24-105mm.
Afhankelijk van de kleurtemperatuur van het flitslicht wordt met deze
functie de witbalans aangepast, omdat de kleurtemperatuurgegevens
tijdens het flitsen naar de EOS DIGITAL-camera worden verzonden. Als
u de witbalans van de camera instelt op <A>, <Aw> of <Q>, wordt
de functie automatisch ingeschakeld.
Zie de specificaties in de instructiehandleiding van de camera om na te
gaan of deze compatibel is met deze functie.
Zie hoofdstuk 3, “Indirecte-flitsopnamen” (p. 41-64).
Automatische zoomaanpassing aan beeldsensorformaat
Kleurtemperatuurgegevens verzenden
Indirect flitsen
Als de indirecte-flitsmodusknop <X> is ingesteld op <0°> en de flitskop
niet recht naar voren wijst, knippert het <X>-lampje. Druk de
ontspanknop half in om de flitskop automatisch weer recht vooruit te zetten.
(Het <X>-lampje gaat uit.)
27
E-TTL II-/E-TTL-autoflash per opnamemodus
Als het bij weinig licht moeilijk is
automatisch scherp te stellen op het
onderwerp of als er weinig contrast is bij
opnamen via de zoeker, flitst het
infrarode AF-hulplicht van de flitser
automatisch voor een betere
automatische scherpstelling.
Het AF-hulplicht ondersteunt de meeste AF-punten van de EOS-
camera’s. Het AF-hulplicht is toereikend voor de zichthoek van lenzen
met een brandpuntsafstand van 28 mm of meer. Het effectieve bereik
(bij 28 mm) is circa 0,7 - 10 m in het midden van de zoeker en circa 1 -
5 m aan de rand (andere AF-punten dan het middelste).
AF-hulplicht
Als u een AF-punt aan de rand selecteert of een groothoek- of telelens
gebruikt, kan het optimaal scherpstellen wel eens moeilijk zijn met het AF-
hulplicht van een EOS-geschikte externe Speedlite. In dat geval kunt u beter
het middelste AF-punt of een AF-punt dichter bij het midden gebruiken.
Bij Live View-opnamen flitst het AF-hulplicht zelfs als de AF-methode is
ingesteld op [Quick-modus].
U kunt de AF-hulplichtflitsen uitschakelen (C.Fn-08, p. 86).
Het AF-hulplichttype dat gebruikmaakt van onderbroken flitsen (een
reeks kleine flitsen) kan worden gebruikt (P.Fn-04, p. 89).
28
29
2
Geavanceerde
flitsopnamen
In dit hoofdstuk wordt het maken van geavanceerde
opnamen met de flitsfuncties beschreven.
Als de camera is ingesteld op de opnamemodus Volledig
automatisch of op een basisgebruikmodus, zijn de functies in
dit hoofdstuk niet beschikbaar. Stel de opnamemodus van de
camera in op <d/s/f/a/bulb(B)> (creatieve modi).
Als u geen indirecte-flitsopnamen maakt, stelt u de indirecte-
flitsmodusknop <X> in op <0°> (p. 11). Zie hoofdstuk 3,
“Indirecte-flitsopnamen” (p. 41) voor meer informatie over
indirect flitsen.
30
U kunt het flitsvermogen op dezelfde manier als de
belichtingscompensatie aanpassen. De
flitsbelichtingscompensatiewaarde kan worden ingesteld tot maximaal
±3 stops in stappen van 1/3 stop.
1
Druk op de knop <O>.
Druk op de knop <O> van de <S>-
pijltoetsen.
U kunt ook de
flitsbelichtingscompensatie
selecteren. Druk hiervoor op <8> en
draai <9>.
2
Stel de waarde voor de
flitsbelichtingscompensatie in.
Draai <9> om de waarde voor de
flitsbelichtingscompensatie in te
stellen en druk vervolgens op <8>.
X
De flitsbelichtingscompensatiewaarde
is ingesteld.
“0.3” betekent stop van 1/3 en “0.7”
betekent stop van 2/3.
Zet de compensatiewaarde terug op
±0 als u de flitsbelichtingscompensatie
wilt annuleren.
f Flitsbelichtingscompensatie
Over het algemeen kunt u het beste voor lichte onderwerpen een grotere
belichtingscompensatie en voor donkere onderwerpen een kleinere
belichtingscompensatie kiezen.
Als de belichtingscompensatie van de camera is ingesteld op stappen van
1/2 stop, is de flitsbelichtingscompensatie maximaal ±3 stops in stappen
van 1/2 stop.
Wanneer de flitsbelichtingscompensatie zowel op de flitser als op de
camera wordt ingesteld, krijgt de instelling op de flitser voorrang.
Zonder op de knop <O> van de <S>-pijltoetsen te drukken kunt u direct
<9> draaien en de hoeveelheid flitsbelichtingscompensatie instellen
(C.Fn-13, p. 86).
31
Met FE-vergrendeling (FE = Flash Exposure, flitsbelichting) zet u voor
elk deel van het onderwerp de juiste flitsbelichting vast.
Druk op de knop <
B> van de camera als u <a> op het LCD-
paneel ziet. Voor camera’s zonder een knop <
B> drukt u op de
knop <A> (AE-vergrendeling) of <7>.
1
Stel scherp op het onderwerp.
2
Druk op de knop <B> (8).
Zorg ervoor dat het onderwerp zich
midden in de zoeker bevindt en druk
op de knop <B> van de camera.
X De Speedlite geeft een voorflits en in
het geheugen wordt het vereiste
flitsvermogen voor het onderwerp
opgeslagen.
X Gedurende circa 0,5 seconde ziet u
FEL” in de zoeker.
Telkens wanneer u op de knop
<B> drukt, ziet u een voorflits en
wordt het nieuwe flitsvermogen dat
op dat moment nodig is, in het
geheugen opgeslagen.
7: Flitsbelichtingsvergrendeling
Als er geen juiste belichting kan worden verkregen wanneer u een
flitsbelichtingsvergrendeling probeert te maken, knippert <Q> in de
zoeker. Verklein de afstand tot het onderwerp of open het diafragma en
voer opnieuw de flitsbelichtingsvergrendeling uit. U kunt bij gebruik van
een digitale camera ook een hogere ISO-snelheid instellen en daarna de
FE-vergrendeling opnieuw uitvoeren.
Als het gewenste onderwerp te klein is in de zoeker, is de FE-
vergrendeling wellicht niet erg effectief.
32
U kunt bij hogesnelheidssynchronisatie flitsopnamen maken, zelfs met
sluitersnelheden (-tijden) die de maximale sluitersnelheid voor
flitssynchronisatie overschrijden. Dit is effectief wanneer u wilt
fotograferen in de modus <f> (AE met diafragmavoorkeur, open
diafragma) met een onscherpe achtergrond, bijvoorbeeld buiten bij
daglicht.
1
Druk op <8>.
2
Selecteer het item dat is
gemarkeerd in de afbeelding.
Draai <9> om het item dat is
gemarkeerd in de afbeelding te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
3
Selecteer <c>.
Draai <9> om <c > te selecteren en
druk vervolgens op <8>.
Controleer of in de zoeker <F>
brandt en maak vervolgens de
opname.
c Hogesnelheidssynchronisatie
Met hogesnelheidssynchronisatie wordt het effectieve flitsbereik kleiner
naarmate de sluitertijd korter wordt. U kunt het effectieve flitsmeetbereik op
het LCD-paneel controleren.
Als de sluitersnelheid (-tijd) minder is dan of gelijk is aan de maximale
sluitersnelheid voor flitssynchronisatie, ziet u in de zoeker geen <F>.
Selecteer in stap 3 <2> (synchronisatie 1e gordijn) om terug te keren
naar normaal flitsen. (U ziet hierna geen <2> op het LCD-paneel.)
33
Door opnamen te maken met een lage sluitersnelheid (-tijd) en tweede-
gordijnsynchronisatie kunt u het spoor van de lichtbronnen van een
bewegend onderwerp, zoals autokoplampen, op natuurlijke wijze
vastleggen. De flitser flitst vlak voordat de belichting wordt voltooid (bij
het dichtgaan van de sluiter).
1
Druk op <8>.
2
Selecteer het item dat is
gemarkeerd in de afbeelding.
Draai <9> om het item dat is
gemarkeerd in de afbeelding te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
3
Selecteer <r>.
Draai <9> om <r> te selecteren
en druk vervolgens op <8>.
r Synchronisatie op het tweede gordijn
Tweede-gordijnsynchronisatie werkt goed wanneer de opnamemodus
van de camera is ingesteld op <bulb(B)> (bulb-opnamen).
Wanneer de flitsmodus is ingesteld op <a>, flitst de flitser twee
keer. De eerste flits is een voorflits om het flitsvermogen vast te stellen.
Het is geen storing.
Tweede-gordijnsynchronisatie is niet beschikbaar tijdens draadloze
flitsopnamen.
Selecteer in stap 3 <2> (synchronisatie 1e gordijn) om terug te keren
naar normaal flitsen. (U ziet hierna geen <2> op het LCD-paneel.)
34
U kunt de flitsdekking (het bereik van de flits) automatisch of handmatig
instellen. Bij <L> (automatisch) wordt de flitsdekking automatisch
aangepast op basis van de brandpuntsafstand (opnamezichthoek) van
de gebruikte lens en het beeldsensorformaat (p. 26). Bij <d>
(handmatig) kunt u handmatig een flitsdekking instellen van 24 tot
105 mm.
1
Druk op de knop <H>.
Druk op de knop <H> van de
<S>-pijltoetsen.
2
Stel de flitsdekking in.
Kies <X> voor automatische
instelling van de flitsdekking.
Selecteer een cijfer (de
brandpuntsafstand in mm) als u de
flitsdekking handmatig wilt instellen.
Draai <9> om de flitsdekking te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
H: De flitsdekking instellen
Als u de flitsdekking handmatig instelt, kiest u dezelfde of een grotere
dekking dan de opnamezichthoek om te voorkomen dat de randen van
de foto donker worden.
Als u een lens met een brandpuntsafstand van minder dan 24 mm op de
camera bevestigt, ziet u op het LCD-paneel de waarschuwing
<O>. Bij gebruik van een camera met een beeldsensorformaat dat
kleiner is dan volledig beeld, verschijnt de waarschuwing <O>
wanneer de werkelijke beeldhoek breder is dan de zichthoek van een
24 mm lens.
35
H: De flitsdekking instellen
Als u de interne groothoekadapter van de flitser in combinatie met de
flitser gebruikt, kunt u flitsopnamen maken met een effectieve belichting
van de volledige beeldhoek van een ultragroothoeklens met een
brandpuntsafstand tot zelfs 14 mm.
Trek de groothoekadapter naar
buiten.
Trek het uitstekende gedeelte in het
midden van de groothoekadapter
naar buiten.
Klap de groothoekadapter naar
beneden.
Groothoekadapter
Omdat er sprake kan zijn van onderbelichting, ziet u op het LCD-paneel
de waarschuwing <N> als u de groothoekadapter gebruikt bij
indirect flitsen.
Trek de groothoekadapter niet met veel kracht naar buiten. Als u dat wel
doet, trekt u de groothoekadapter misschien los van de Speedlite.
Zichthoek van EF15mm f/2.8 Fisheye en EF8-15mm f/4L Fisheye USM
wordt niet ondersteund.
Als de groothoekadapter is uitgetrokken, zijn automatische AI.B-
opnamen (p. 48) niet mogelijk.
De flitsdekking wordt bij gebruik van de groothoekadapter automatisch
ingesteld. U kunt deze instelling niet wijzigen.
U kunt met de groothoekadapter flitsopnamen maken zelfs als de
opnamemodus van de camera is ingesteld op een automatische modus
of een Basic zone-modus.
36
U kunt het flitsvermogen instellen in stappen van 1/3 stop, van 1/1 tot
1/128 van het totale vermogen.
Gebruik een flitsmeter (in de handel verkrijgbaar) om het benodigde
flitsvermogen vast te stellen voor een goede flitsbelichting. We raden u
aan de opnamemodus van de camera in te stellen op <f> of <a>.
1
Stel de flitsmodus in op <a>.
Druk op de knop <E> van de
<S>-pijltoetsen.
Draai <9> om <R> te selecteren
en druk vervolgens op <8>.
2
Stel het flitsvermogen in.
Druk op de knop <O> van de <S>-
pijltoetsen.
Draai <9> om het flitsvermogen in
te stellen en druk vervolgens op
<8>.
Wanneer u de ontspanknop van de
camera half indrukt, ziet u een
indicatie van de effectieve
opnameafstand en de diafragma-
instelling.
a: Handmatig flitsen
Opnameafstand
Diafragma
Zie pagina 109 voor meer informatie over richtgetallen bij handmatig
flitsen.
Zonder op de knop <O> van de <S>-pijltoetsen te drukken, kunt u
direct <9> draaien en het flitsvermogen instellen (C.Fn-13, p. 86).
37
a: Handmatig flitsen
Wanneer u een EOS-1D camera gebruikt, kan het flitsbelichtingsniveau
handmatig worden ingesteld voordat u opnamen maakt. Dit is handig
als u zich dicht bij het onderwerp bevindt. Gebruik een 18%
grijsreflector (in de handel verkrijgbaar) en maak als volgt opnamen.
1 Stel de camera en de Speedlite in.
Stel de opnamemodus van de camera in op <a> of <f>.
Stel de flitsmodus van de Speedlite in op <a>.
2 Stel scherp op het onderwerp.
Stel handmatig scherp.
3 Plaats een 18% grijsreflector.
Plaats de grijsreflector op de positie van het onderwerp.
Richt de camera zo dat de volledige puntmeetcirkel in het midden
van de zoeker over de grijsreflector ligt.
4 Druk op de knop <B>, <P> of <7> (8).
X De Speedlite geeft een voorflits en in het geheugen wordt het
vereiste flitsvermogen voor de juiste flitsbelichting opgeslagen.
X Rechts in de zoeker geeft de belichtingsniveau-indicator het
flitsbelichtingsniveau vergeleken met de standaardbelichting
weer.
5 Stel het flitsbelichtingsniveau in.
Pas het vermogen handmatig flitsen van de
Speedlite en het diafragma aan zodat het
flitsbelichtingsniveau wordt afgestemd op de
standaardbelichtingsindex.
6 Maak de foto.
Haal de grijsreflector weg en maak de foto.
Handmatig instellen van de flitsbelichting na meting
U kunt alleen op EOS-1D-camera’s de flitsbelichting handmatig instellen na
meting.
38
Als u op de camera op de knop voor het controleren van de
scherptediepte drukt, wordt er gedurende circa 1 seconde een reeks
flitsen gegeven. Dit wordt de “modelflits” genoemd. Dit is handig als u
de schaduw van het flitslicht op het onderwerp wilt bekijken.
Druk op de scherptediepteknop
van de camera.
X De flitser flitst circa 1 seconde
continu.
Bij gebruik van een EOS DIGITAL-camera die is uitgebracht in de
tweede helft van 2017 of later (met uitzondering van bepaalde
camera’s, p. 46), waarbij de knop <X> op <Z> (Automatisch) staat,
werkt de scherptediepteknop van de camera als een startknop voor het
meten van de afstand bij automatische AI.B-opnamen.
Met deze instelling kunt u bij automatische AI.B-opnamen een
modelflits geven met de testflitsknop op de flitser als de
gebruikersfunctie C.Fn-02 is ingesteld op 1 of 2 (p. 85).
Modelflits
Modelflits in automatische AI.B-modus
39
Modelflits
Om slijtage en schade aan de flitskop door oververhitting te voorkomen,
beperkt u het gebruik van de modelflits tot maximaal 20 keer. Nadat u
20 keer met de modelflits hebt geflitst, moet u de flitser tenminste
10 minuten laten afkoelen.
Als u het hierboven genoemde aantal keren de modelflits gebruikt en
vervolgens herhaaldelijk opnieuw met korte tussenpozen flitst, kan de
veiligheidsfunctie worden geactiveerd en het flitsen worden beperkt. Bij
flitsbeperkingsniveau 1 wordt het flitsinterval automatisch ingesteld op
circa 8 sec. Houd in dit geval rekening met een wachttijd van minstens
40 minuten.
Tijdens Live View-opnamen is het niet mogelijk om de modelflits (door de
camera te bedienen) te activeren.
De modelflits (via de camera) wordt uitgeschakeld wanneer u de flitser
gebruikt met de EOS M6, EOS M5, EOS M3, EOS M2, EOS M, EOS 50/
50E, EOS 300, EOS 500N, EOS 3000V, EOS 3000N/66, EOS IX of EOS
IX7. Stel C.Fn-02 in op 1 of 2 (p. 85) en druk vervolgens op de
testflitsknop voor de modelflits. (Bij gebruik van de hierboven genoemde
EOS M-camera’s werkt de testflitsknop alleen als de meettimer van de
camera niet actief is.)
U kunt met de testflitsknop een modelflits geven (C.Fn-02, p. 85).
40
U kunt de instellingen van de Speedlite-opnamefuncties en de
instellingen voor draadloze flitsopnamen terugzetten op de
standaardwaarden.
1
Ga naar het scherm Wis
instellingen.
Druk op de knop <1>.
Draai <9> om <B> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
X Er verschijnt een
bevestigingsscherm.
2
Wis de instellingen.
Draai <9> om <;> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
X De Speedlite-instellingen worden
gewist en de flitser wordt ingesteld op
normale flitsopnamen met flitsmodus
<a>.
Speedlite-instellingen wissen
Bij het wissen van de instellingen worden het transmissiekanaal van de
draadloze ontvanger met optische transmissie plus de gebruikersfuncties
(C.Fn) en persoonlijke functies (P.Fn) niet gewist.
41
3
Indirecte-flitsopnamen
In dit hoofdstuk worden functies voor indirect flitsen
beschreven, zoals automatische of halfautomatische
AI.B-flitsopnamen, handmatige indirecte-flitsopnamen
en opnamen met indirecte-flitsadapter.
Voorzorgsmaatregelen bij de indirecte AI-flitsfunctie
Bij automatische en halfautomatische AI.B-opnamen beweegt
de flitskop automatisch en wordt er automatisch geflitst. De
flitskop kan in een ongewenste richting flitsen. Waarschuw
iedereen die bij u in de buurt is voordat u indirecte AI-
flitsopnamen maakt. Volg daarnaast bij indirecte AI-
flitsopnamen de volgende voorzorgsmaatregelen.
• Zorg ervoor dat uw ogen zich niet dicht bij de flitskop
bevinden.
• De flitskop kan in contact komen met voorwerpen. Zorg
ervoor dat uw gezicht, hoofd, enzovoort, zich niet dicht bij de
flitskop bevinden.
• De flitskop beweegt. Zorg ervoor dat u de camera goed
vasthoudt.
• Zorg ervoor dat uw haar of iets anders niet verstrikt raakt in
de flitskop.
• Let bij een lage opnamehoek goed op de richting van de
flitskop.
42
Als u de flitskop op het plafond richt, kunt u de weerkaatsing van het
flitslicht gebruiken voor uw flitsopnamen. Zo verzacht u de schaduwen
van het onderwerp en wordt de opname natuurlijker. Dit noemt men
“indirecte-flitsopnamen”.
Als u indirect flitst, wordt uw opname natuurlijker dan wanneer het
onderwerp rechtstreeks door het flitslicht wordt belicht. Om opnamen te
kunnen maken met de juiste belichting hebt u echter enige kennis en
ervaring nodig.
Deze Speedlite is uitgerust met een functie voor indirect AI-flitsen (AI.B)
waarmee u automatisch indirecte-flitsopnamen kunt maken. Er zijn
twee AI.B-flitsmodi: Automatisch en Halfautomatisch. Met de
automatische AI.B-functie maakt u met enkele simpele handelingen
automatisch een indirecte-flitsopname.
Kies met de indirecte-flitsmodusknop <X> de gewenste AI.B-
flitsmodus.
0° : Voor normale en geen indirecte
flitsopnamen.
Y: Voor halfautomatische AI.B-
opnamen (p. 45, 56).
Z: Voor automatische AI.B-
opnamen (p. 43, 46, 48).
X Indirecte AI-flits
Indirecte-flitsmodus
Als u een andere indirecte-flitsmodus kiest, wordt de flitskop automatisch
recht vooruit gezet.
Raak de flitskop niet aan als die beweegt.
Stel bij opnamen met handmatige indirecte-flits P.Fn-09 in op 1 (p. 92) en
zet de knop op <0°>.
43
X Indirecte AI-flits
Deze modus is zeer geschikt voor beginners. In deze modus maakt u
met enkele simpele handelingen automatisch een indirecte-
flitsopname. Als u op de startknop voor afstandmeting bij automatische
AI.B <X> drukt, is er een korte flits (voorflits) om de afstand tot het
onderwerp en tot het plafond te meten voor de indirecte flits. Op basis
van de gemeten afstand wordt de richting (reflectiehoek) van de flitskop
automatisch ingesteld.
Zie pagina 46-55 voor meer informatie over automatische AI.B-
opnamen.
W
AI.B automatisch
Druk op de knop <X> om de volgende handelingen
automatisch uit te voeren.
1. Geeft een flits
richting het onderwerp.
2. Geeft een flits
richting het plafond.
3. Stelt de reflectiehoek
automatisch in.
Bij gebruik van een EOS DIGITAL-camera die is uitgebracht in de tweede
helft van 2017 of later (p. 46) kunt u de afstand ook meten met behulp van
de scherptediepteknop van de camera.
44
X Indirecte AI-flits
Als u de richting (positie) van de camera wijzigt, kunt u de reflectiehoek
terugzetten naar vrijwel dezelfde hoek als voorheen door te
dubbelklikken op de ontspanknop van de camera (deze tweemaal snel
na elkaar half in te drukken). De flitskop beweegt dan automatisch.
x2
Wijzig de richting
(positie) ten opzichte van
nr. 3 op de vorige pagina.
Zet de reflectiehoek
terug naar vrijwel
dezelfde hoek als in 3.
Niet alle camera’s bieden automatische AI.B-opnamen. Als de camera
automatische AI.B-opnamen wel ondersteunt, zijn bepaalde handelingen
soms maar beperkt mogelijk. Zie pagina 46 voor meer informatie.
45
X Indirecte AI-flits
Deze modus is bedoeld voor (half)gevorderde fotografen. U kunt de
reflectiehoek in de Speedlite opslaan (registreren) door op de knop
<z> te drukken nadat u de Speedlite-flitskop in de gewenste richting
(reflectiehoek) hebt gezet.
Zie pagina 56-59 voor meer informatie over halfautomatische AI.B-
opnamen.
Als u de richting (positie) van de camera wijzigt, kunt u de reflectiehoek
terugzetten naar vrijwel dezelfde hoek als voorheen door te
dubbelklikken op de ontspanknop van de camera (deze tweemaal snel
na elkaar half in te drukken). De flitskop beweegt dan automatisch.
V
Halfautomatische AI.B
1. Stel de gewenste reflectiehoek in. 2. Druk op de knop <z>.
x2
Wijzig de richting
(positie) ten opzichte
van nr. 2.
Zet de reflectiehoek
terug naar vrijwel
dezelfde hoek als in 2.
46
Compatibiliteit met automatische AI.B (AI-indirecte flits) en handelingen
waarmee u automatische AI.B-opnamen start, zijn afhankelijk van de
camera (EOS-camera’s van de eerste helft van 2014 en eerder
ondersteunen automatische AI.B-opnamen niet).
Bij automatische AI.B-opnamen is er een korte voorflits voordat de foto
wordt genomen. Zo wordt de afstand tot het onderwerp en tot het
plafond gemeten voor de indirecte flits. Hiermee wordt automatisch de
juiste reflectiehoek voor het onderwerp ingesteld.
U kunt deze handeling op twee manieren uitvoeren. De werkwijze hangt
af van de camera die u gebruikt.
1. Gebruik <
X
>, de startknop voor afstandmeting bij
automatische AI.B.
2. Gebruik de scherptediepteknop van de camera.
EOS DIGITAL-camera’s van de tweede helft van 2017 of later
U kunt op een van bovenstaande manieren de afstand meten voor
automatische AI.B-opnamen.
* Hoewel de EOS 2000D/1500D en EOS 3000D/4000D zijn uitgebracht in de
tweede helft van 2017 of later, bieden ze dezelfde ondersteuning als de
“EOS-camera’s van de eerste helft van 2014 of eerder” (zie volgende
pagina). Automatische AI.B-opnamen zijn niet mogelijk.
W AI.B automatisch
Camera’s met automatische AI.B-ondersteuning
en bedieningsbeperkingen
Ga naar de website van Canon voor informatie over de nieuwste
camera’s met ondersteuning voor de automatische AI.B-functie.
Bij gebruik van een EOS DIGITAL-camera die is uitgebracht in de
tweede helft van 2017 of later en die niet is uitgerust met een
scherptediepteknop, kunt u met de aanpassingsfuncties van de camera
de scherptedieptefunctie toewijzen aan een knop (met uitzondering van
bepaalde knoppen) en met deze knop de afstand meten voor
automatische AI.B-opnamen (dezelfde handeling uitvoeren als in 2).
47
W AI.B automatisch
EOS DIGITAL-camera’s vanaf de tweede helft van 2014 tot
de eerste helft van 2017
Bij gebruik van de EOS-1D X Mark II, EOS 5DS/5DS R, EOS 5D
Mark IV, EOS 7D Mark II, EOS 80D, EOS 77D, EOS 760D, EOS
800D en EOS 750D kunt u automatische indirecte-flitsopnamen
maken via werkwijze 1. U kunt de afstand voor automatische
AI.B-opnamen niet meten via werkwijze 2.
* Hoewel de EOS 1300D, EOS M6, EOS M5 en EOS M3 zijn uitgebracht in de
tweede helft van 2014 of later, bieden ze dezelfde ondersteuning als “EOS-
camera’s van de eerste helft van 2014 of eerder”. Automatische AI.B-
opnamen zijn niet mogelijk.
EOS DIGITAL-camera’s van de eerste helft van 2014 of
eerder
Automatische AI.B-opnamen zijn niet mogelijk.
U kunt
halfautomatische AI.B-opnamen (p. 56) of handmatige indirecte-
flitsopnamen (p. 61) maken.
Druk tijdens het meten van de afstand bij een automatische AI.B-
opname niet op de knop <X> en druk vervolgens de ontspanknop niet
helemaal in (maak geen opname). De Speedlite geeft mogelijk een flits
op vol vermogen en de afstand wordt mogelijk niet correct gemeten.
Als de camera is ingesteld op een opnamemodus zonder flits of als
[Flitsen] in de modus [Externe Speedlite besturing] of [Flitsbesturing]
(p. 66) is ingesteld op [Uitschakelen], wordt bij automatische AI.B-
opnamen de afstand niet gemeten, zelfs niet als u op de
scherptediepteknop van de camera drukt bij gebruik van een EOS
DIGITAL-camera van de tweede helft van 2017 of later.
Als u bij gebruik van een EOS DIGITAL-camera van de tweede helft van
2017 of later de scherptediepteknop indrukt, kunt u tijdens het meten van
de afstand geen opname maken zelfs als u de ontspanknop volledig
indrukt (opnameblokkering). Maak de opname nadat de afstand is
gemeten.
48
Controleer of de camera automatische indirecte-flitsopnamen
ondersteunt (p. 46) voordat u een automatische AI.B-opname (indirecte
AI-flitsopname) maakt.
Zie pagina 43 voor een overzicht van de automatische AI.B-functie.
Bekijk bovendien nogmaals “Voorzorgsmaatregelen” (p. 8), “Algemene
voorzorgsmaatregelen bij (half)automatische AI.B-opnamen” (p. 60) en
dergelijke informatie voordat u een automatische AI.B-opname maakt.
Maak bij automatische AI.B-opnamen indirecte-flitsopnamen aan de
hand van de informatie in de volgende afbeelding. Druk daarnaast met
het onderwerp in het midden van het scherm op de knop <X> (om
de afstand te meten).
W Automatische AI.B-opnamen
Richtlijnen voor opnameomstandigheden in de automatische AI.B-modus
Afstand tot plafond
circa 1 - 3 m
Opnameafstand
circa 1 - 5 m
Bij een grote afstand tot het onderwerp of het plafond, een donker of niet
vlak plafond of vergelijkbare omstandigheden of als de camera is
ingesteld op een lage ISO-snelheid of hoge diafragmawaarde, kan er
onderbelichting optreden.
Bij een afstand van circa 7 m of meer tot het plafond of een opnamehoek
van meer dan circa 60° omhoog of omlaag wordt de flitskop automatisch
recht vooruit gezet en wordt er een normale flitsopname gemaakt,
zonder indirecte flits.
49
W Automatische AI.B-opnamen
1
Zet de knop <X> op <Z>
(p. 42)
.
Controleer of de Speedlite is
bevestigd op de camera en of zowel
de camera als de Speedlite zijn
ingeschakeld.
Zet de indirecte-flitsmodusknop
<X> op <Z>.
X De flitskop wordt automatisch recht
vooruit gezet als dit nog niet het geval
is.
2
Druk op de knop <X>.
Controleer of het gereed-lampje <&>
brandt.
Druk op de knop <X> als het
onderwerp zich midden in het scherm
bevindt.
Ten behoeve van de indirecte flits
wordt de afstand tot het onderwerp en
tot het plafond gemeten. U ziet hierbij
tweemaal een korte voorflits.
Afhankelijk van de camera kunt u de
afstand ook meten met de
scherptediepteknop (p. 46).
X Als de afstand is gemeten, wordt de
reflectiehoek automatisch ingesteld.
X Het Speedlite-pictogram op het LCD-
paneel verandert in <m>.
Automatische AI.B-opnamen
50
W Automatische AI.B-opnamen
3
Maak de foto.
Stel scherp op het onderwerp en
maak de foto op dezelfde manier als
bij een normale flitsopname.
X De flitser flitst met de automatisch
ingestelde reflectiehoek en de
opname wordt gemaakt.
Bekijk de foto en controleer het
resultaat.
Sommige camera’s zijn uitgerust met een flitsmodus waarin flitsen is
uitgeschakeld. Zorg er in dat geval voor dat u een flitsmodus kiest waarin
flitsen mogelijk is.
Bij automatische AI.B-opnamen wordt de flitsdekking automatisch
ingesteld. U kunt deze instelling niet handmatig wijzigen.
Zelfs als [Flitsen] in het menu [Externe Speedlite besturing] of
[Flitsbesturing] van de camera is ingesteld op [Uitschakelen], wordt er
een voorflits gegeven om de afstand te meten als u op de knop <X>
drukt.
Bij een kleine afstand tot het onderwerp wordt de reflectiehoek mogelijk
ingesteld op 90° of meer. Dit is normaal. Door de hoek waaronder het
flitslicht op het onderwerp valt te vergroten (en daarmee de invalshoek
scherper te maken), kunt u de schaduw op het onderwerp (bijvoorbeeld
de schaduw onder een gezicht) onderdrukken.
Bij indirecte-flitsopnamen is de flitsdekking ingesteld op 50 mm en ziet u
op het scherm <
--
>.
Als u na het meten van de afstand de flitskop (per ongeluk) beweegt door
op de knop <X> of vergelijkbare knop te drukken (terwijl het AI.B-
lampje knippert), kunt u de reflectiehoek via automatische correctie in de
positie zetten waarin deze stond toen deze automatisch werd ingesteld
door het meten van de afstand. Druk hiervoor de ontspanknop half in of
druk op een andere knop op de camera. Als u de ontspanknop volledig
indrukt terwijl het AI.B-lampje knippert, flitst de Speedlite pas nadat de
flitskop in de juiste positie is geplaatst.
51
W Automatische AI.B-opnamen
Als u de richting (positie) van de camera
wijzigt nadat u op de knop <X> of
vergelijkbare knop hebt gedrukt en de
afstand voor automatische AI.B hebt
gemeten, kunt u de reflectiehoek
terugzetten naar vrijwel dezelfde hoek
als voorheen door te dubbelklikken op de
ontspanknop van de camera (deze
tweemaal snel na elkaar half in te
drukken). De flitskop beweegt dan
automatisch.
Deze functie is handig als u de richting
van de camera (horizontaal of verticaal)
hebt gewijzigd.
Wat moet u doen als u de camerarichting (-positie)
wijzigt?
x2
Als u een opname maakt tijdens de automatische correctie van de
reflectiehoek, wordt er niet geflitst.
Als de opnameomstandigheden wijzigen (onderwerp, afstand tot
onderwerp, afstand tot plafond, enzovoort), drukt u nogmaals op de knop
<X> om de afstand opnieuw te meten (p. 49).
U kunt bepalen hoe u de reflectiehoek automatisch wilt laten corrigeren
(P.Fn-08, p. 91).
52
W Automatische AI.B-opnamen
Als de afstand tot het onderwerp verandert
Druk op de knop <X> of een knop met dezelfde functie (p. 49) en
meet de afstand tot het onderwerp opnieuw.
Als er een waarschuwing op het LCD-paneel van de Speedlite
verschijnt
Veelgestelde vragen
Waarschuwing Oplossing
AI.B[
Bevestig de Speedlite op de camera en druk
vervolgens op de knop <X>.
RETRY
De flitskop is in aanraking gekomen met een
obstakel, waardoor de handeling niet kan worden
uitgevoerd. Verwijder het obstakel en voer de
handeling opnieuw uit.
AI.B ERROR
De handeling is driemaal uitgevoerd, maar kan
niet worden voltooid. Zet het apparaat uit en weer
aan, zet de knop <X> tijdelijk op <0°> of voer
een soortgelijke handeling uit.
De camera is niet compatibel met de
automatische AI.B-modus. U kunt
halfautomatische AI.B-opnamen (p. 56) of
handmatige indirecte-flitsopnamen (p. 61) maken.
CAMERA POWER
IS OFF
De camera is niet ingeschakeld. Schakel de
camera in en druk daarna op de knop <X>.
AI.B-F
U kunt bij automatische AI.B-opnamen de
flitsdekkingshoek niet handmatig instellen.
WIDE PANEL
U kunt bij automatische AI.B-opnamen geen
groothoekadapter gebruiken. Schuif de
groothoekadapter naar binnen.
BOUNCE ADAPTER
Bij gebruik van de indirecte-flitsadapter kunt u de
flitsdekking niet handmatig instellen.
WIDE PANEL +
BOUNCE ADAPTER
De indirecte-flitsadaper is bevestigd terwijl de
groothoekadapter is uitgetrokken. U kunt de
flitsdekking niet handmatig instellen.
53
W Automatische AI.B-opnamen
De flitskop beweegt niet als er op de scherptediepteknop van
de camera wordt gedrukt.
Bekijk op pagina 46 of u de scherptediepteknop van de camera kunt
gebruiken om de afstand te meten in de automatische AI.B-modus
(controleer of de camera compatibel is).
De reflectiehoek wordt niet automatisch gecorrigeerd, zelfs niet
als de richting (positie) van de camera wordt gewijzigd.
U kunt de reflectiehoek terugzetten naar vrijwel dezelfde hoek als
voordat u de richting (positie) van de camera wijzigde. Dubbelklik
hiervoor op de ontspanknop van de camera (druk deze tweemaal
snel na elkaar half in). De flitskop beweegt dan automatisch.
Foto’s zijn onderbelicht.
Bij indirecte-flitsopnamen valt er minder licht op het onderwerp en is
er snel sprake van onderbelichting. Ga zo dicht mogelijk bij het
onderwerp staan, verhoog de ISO-snelheid van de camera of open
het diafragma van de lens voordat u de opname maakt.
Als het plafond of de muur waarop het flitslicht wordt weerkaatst, te
ver weg is, het plafond donker of niet vlak is, is fotograferen met de
juiste belichting wellicht niet mogelijk omdat er onvoldoende licht op
het onderwerp valt.
De kleur van het onderwerp is niet goed.
Als het reflecterende oppervlak niet wit is, kan er op de foto een
kleurafwijking optreden of kunt u mogelijk geen opname maken met
de gewenste belichting, omdat het indirecte-flitslicht het onderwerp
misschien niet bereikt. Selecteer voor optimale reflectie van de
indirecte flits een plafond of muur met een vrijwel witte kleur.
Als de batterij niet in de camera is geïnstalleerd, wordt de waarschuwing op
de Speedlite mogelijk niet correct weergegeven als u op de knop <X>
drukt.
54
W Automatische AI.B-opnamen
Het blauwe <X>-lampje is uit, brandt
of knippert afhankelijk van de staat van
de flitskop tijdens de automatische AI.B-
opname.
Als u bij een automatische AI.B-opname op de knop <z> drukt,
wordt de reflectiehoek in de Speedlite opgeslagen (geregistreerd) en
kunt u een halfautomatische AI.B-opname maken. Zie pagina 56-59
voor meer informatie over halfautomatische AI.B-opnamen.
X
AI.B-lampje
Lampje Status
Uit Vóór de automatische AI.B-opname wordt gestart
Knippert snel
Afstand bij automatische AI.B wordt gemeten of
reflectiehoek wordt gecorrigeerd
Brandt Afstand is gemeten (automatische AI.B-opname mogelijk)
Knippert
langzaam
Bij wijziging van reflectiehoek na afloop van afstandmeting
Fout in automatische AI.B-modus
Bij wijziging van reflectiehoek na registratie (ingesteld met
<z>)
Als de flitskop niet recht vooruit staat (vóór een
automatische AI.B-opname)
z
: Instelknop reflectiehoek
55
W Automatische AI.B-opnamen
Algemene voorzorgsmaatregelen bij automatische AI.B-opnamen
Als u de knop <X> instelt op een andere modus of de aan-/
uitschakelaar instelt op <J>, wordt de reflectiehoek die in de Speedlite
is opgeslagen (geregistreerd) gewist.
Dubbelklik bij gebruik van FE-vergrendeling of de zelfontspanner op de
ontspanknop en voer de FE-vergrendeling uit of maak de opname nadat
de flitskop is teruggezet in de opgeslagen (geregistreerde) positie
(automatische correctie).
Als u een opname maakt met de camera omlaag of omhoog gericht,
wordt de juiste reflectiehoek mogelijk niet automatisch ingesteld. Maak in
dit geval de opname als volgt.
Maak een halfautomatische AI.B-opname (p. 56).
Stel de knop <X> in op <0°>, zodat de flitskop recht vooruit staat
(p. 42).
Maak een handmatige indirecte-flitsopname (p. 61).
Als u tijdens een filmopname op de knop <X> drukt, wordt er geen
flitsopname gemaakt. U ziet echter wel een voorflits voor afstandmeting
bij automatische AI.B.
Als u de flitskop draait, doe dit dan langzaam. U kunt hierbij een geluid
horen, maar dat is normaal. Als u echter de flitskop continu snel draait,
kan dit leiden tot een mechanische storing.
Bij automatische AI.B-opnamen kunt u net als bij handmatige indirecte-
flitsopnamen de flits met de gewenste reflectiehoek geven door op de knop
<z> te drukken nadat u de richting (positie) van de camera hebt bepaald
en de flitskoppositie hebt aangepast.
56
Zie pagina 45 voor een overzicht van de halfautomatische AI.B-
flitsmodus.
U kunt met alle EOS-camera’s halfautomatische AI.B-opnamen maken.
Bekijk nogmaals “Voorzorgsmaatregelen” (p. 8), “Algemene
voorzorgsmaatregelen bij (half)automatische AI.B-opnamen” (p. 60) en
dergelijke informatie voordat u halfautomatische AI.B-opnamen maakt.
Zie “Richtlijnen voor opnameomstandigheden in de automatische AI.B-
modus” op pagina 48.
1
Zet de knop <X> op <Y>
(p. 42)
.
Controleer of de Speedlite is
bevestigd op de camera en of zowel
de camera als de Speedlite zijn
ingeschakeld.
Zet de indirecte-flitsmodusknop
<X> op <Y>.
X De flitskop wordt automatisch recht
vooruit gezet als dit nog niet het geval
is.
2
Stel de gewenste reflectiehoek in.
Bepaal de richting (positie) van de
camera voor de opname en voer
vervolgens stap 2 en 3 uit.
Zet handmatig de flitskop in de juiste
positie en stel de reflectiehoek in.
Denk hierbij aan factoren als de
afstand tot het onderwerp en tot het
plafond.
X Het Speedlite-pictogram op het LCD-
paneel verandert in <m>.
V Halfautomatische AI.B-opnamen
Richtlijnen voor opnameomstandigheden in de halfautomatische AI.B-modus
Halfautomatische AI.B-opnamen
57
V Halfautomatische AI.B-opnamen
3
Druk op de knop <z>.
Druk op de knop <z> om de
reflectiehoek die u in stap 2 hebt
bepaald, in de Speedlite op te slaan
(te registreren).
Voer stap 2 en 3 opnieuw uit als u de
reflectiehoek opnieuw wilt registreren.
4
Maak de foto.
Als u de reflectiehoek in de
Speedlight hebt opgeslagen
(geregistreerd) (stap 3) en daarna de
richting (positie) van de camera
wijzigt, dubbelklikt u op de
ontspanknop van de camera (drukt u
deze tweemaal snel na elkaar half in).
X De flitskop wordt automatisch
teruggezet in vrijwel dezelfde hoek
als de opgeslagen (geregistreerde)
reflectiehoek.
Stel scherp op het onderwerp en
maak de foto op dezelfde manier als
bij een normale flitsopname.
Bekijk de foto en controleer het
resultaat.
x2
58
V Halfautomatische AI.B-opnamen
Pas de reflectiehoek aan (zet de hoek terug) als de afstand tot het
onderwerp verandert. Druk nogmaals op de knop <z> als u de
aangepaste reflectiehoek opnieuw wilt registreren. Als u de ontspanknop
half indrukt zonder nogmaals op de knop <z> te drukken, wordt de
reflectiehoek ingesteld op de oorspronkelijke waarde.
Als de positie van de flitskop (per ongeluk) verandert nadat de
reflectiehoek in de Speedlite is opgeslagen (geregistreerd) (en het AI.B-
lampje knippert), wordt de flitskop automatisch teruggezet in de
geregistreerde positie als u de ontspanknop half indrukt. (De
reflectiehoek wordt automatisch gecorrigeerd.)
Als u een opname maakt tijdens de automatische correctie van de
reflectiehoek, wordt er niet geflitst.
Dubbelklik bij gebruik van FE-vergrendeling of de zelfontspanner op de
ontspanknop en voer de FE-vergrendeling uit of maak de opname nadat
de flitskop is teruggezet in de opgeslagen (geregistreerde) positie
(automatische correctie).
Als u de knop <X> instelt op een andere modus of de aan-/
uitschakelaar instelt op <J>, wordt de reflectiehoek die in de Speedlite
is opgeslagen (geregistreerd) gewist.
Als u de flitskop draait, doe dit dan langzaam. U kunt hierbij een geluid
horen, maar dat is normaal. Als u echter de flitskop continu snel draait,
kan dit leiden tot een mechanische storing.
Zie pagina 52 als er een waarschuwing verschijnt op het LCD-paneel
van de Speedlite.
Bij halfautomatische AI.B-opnamen kunt u net als bij handmatige
indirecte-flitsopnamen de flits met de gewenste reflectiehoek geven door
op de knop <z> te drukken nadat u de richting (positie) van de
camera hebt bepaald en de richting van de flitskop hebt aangepast.
U kunt bepalen hoe u de reflectiehoek automatisch wilt laten corrigeren
(P.Fn-08, p. 91).
59
V Halfautomatische AI.B-opnamen
Het blauwe <X>-lampje is uit, brandt
of knippert afhankelijk van de staat van
de flitskop tijdens de halfautomatische
AI.B-opname.
Zie pagina 53 als de reflectiehoek niet automatisch wordt gecorrigeerd,
zelfs niet als u de richting (positie) van de camera wijzigt, er sprake is
van onderbelichting of de kleur van het onderwerp niet correct is.
X
AI.B-lampje
Lampje Status
Uit
Reflectiehoek niet geregistreerd (vóór halfautomatische
AI.B-opname)
Knippert snel
Halfautomatische AI.B-opname wordt gemaakt of
reflectiehoek wordt gecorrigeerd
Brandt
Reflectiehoek geregistreerd (halfautomatische AI.B-
opname mogelijk)
Knippert
langzaam
Bij wijziging van reflectiehoek na registratie
Fout in halfautomatische AI.B-modus
Als de flitskop niet recht vooruit staat (vóór een
halfautomatische AI.B-opname)
Veelgestelde vragen
60
Algemene voorzorgsmaatregelen bij (half)automatische AI.B-
opnamen
Als u de camera na een wijziging van de richting (positie) in een te steile
hoek houdt, is automatische correctie van de reflectiehoek niet mogelijk.
Bovendien wordt de reflectiehoek niet automatisch gecorrigeerd als het
door de wijziging van de richting onmogelijk is de opgeslagen
reflectiehoek terug te zetten.
De draaihoek van de flitskop wordt in stapjes van 5° aangegeven.
Daarom wordt de hoek met een maximale foutmarge van
weergegeven (vóór en na de automatische correctie) zoals wanneer de
reflectiehoek automatisch wordt gecorrigeerd.
Als tijdens automatische of halfautomatische AI.B-opnamen de
flitsinstellingen worden gewist (p. 40), wordt de reflectiehoek die in de
Speedlite is opgeslagen (geregistreerd) gewist. De flitskop wordt daarom
weer recht vooruit gezet als u de ontspanknop half indrukt.
U kunt geen AI.B-flitsopnamen maken met de ontspanknop van een
afstandsbediening of het aanraken van de camera (niet ondersteund).
Opmerkingen bij (half)automatische AI.B-opnamen
Bij gebruik van een EOS DIGITAL-camera van de tweede helft van 2017 of
later (p. 46), ziet u in de zoeker van de camera en op het LCD-paneel “AI_b
en op het LCD-scherm [AI BOUNCE] bij beweging van de flitskop in de
volgende drie gevallen.
1. Als u op de knop <X> of vergelijkbare knop hebt gedrukt om de
afstand te meten bij een automatische AI.B-opname (en de meettimer
van de camera is actief).
2. Als u de reflectiehoek corrigeert door te dubbelklikken op de
ontspanknop tijdens een automatische of halfautomatische AI.B-opname.
3. Als de positie van de flitskop (per ongeluk) verandert door het half
indrukken van de ontspanknop om de reflectiehoek automatisch te
corrigeren na het meten van de afstand bij een automatische AI.B-
opname of na het opslaan (registreren) van de reflectiehoek in de
Speedlite bij een halfautomatische AI.B-opname.
61
Kies voor een handmatige indirecte-flitsopname de volgende
instellingen en pas de richting van de flitskop aan.
1
Stel in op P.Fn-09-1.
Zie pagina 92 en stel vervolgens de
persoonlijke functie P.Fn-09
(instelling voor handmatige indirecte
flits) in op 1.
2
Zet de knop <X> op <0°>.
3
Stel de reflectiehoek handmatig
in.
Pas de richting van de flitskop
handmatig aan.
U kunt de opwaartse en de
horizontale reflectiehoek via het LCD-
paneel controleren.
X Het Speedlite-pictogram op het LCD-
paneel verandert in <m>.
m
Handmatige indirecte-flitsopnamen
180°
120°
62
m Handmatige indirecte-flitsopnamen
Als P.Fn-09 is ingesteld op 0 (p. 92), kunt u de reflectiehoek niet
handmatig instellen (de flitskop gaat automatisch terug naar de 0°-positie
als u de ontspanknop half indrukt, zelfs als u de reflectiehoek handmatig
instelt).
Als de afstand tot het plafond of de muur waarvan het flitslicht wordt
weerkaatst te groot is, kunt u mogelijk geen opnamen maken met de
gewenste belichting, omdat het indirecte-flitslicht het onderwerp niet
bereikt.
Gebruik een groter diafragma (kleiner f-getal) als de foto er donker uitziet
en probeer het vervolgens opnieuw. U kunt bij gebruik van een digitale
camera ook de ISO-snelheid verhogen.
Selecteer voor optimale reflectie van de indirecte flits een plafond of
muur met een vrijwel witte kleur. Als het reflecterende oppervlak niet wit
is, kan er op de foto een kleurafwijking optreden of kunt u mogelijk geen
opnamen maken met de gewenste belichting, omdat het indirecte-
flitslicht het onderwerp niet bereikt.
Als u bij indirect flitsen de snelle flits gebruikt, kunnen foto’s onderbelicht
raken, omdat het flitsvermogen afneemt.
Als u de flitskop draait, doe dit dan langzaam. U kunt hierbij een geluid
horen, maar dat is normaal. Als u de flitskop echter snel draait, kan dit
leiden tot een mechanische storing.
Als u de flitskop draait terwijl de flitsdekking is ingesteld op <L>
(automatisch), wordt de flitsdekking vastgezet op 50 mm en ziet u op het
LCD-paneel <
-->.
U kunt de flitsdekking ook handmatig instellen (p. 34).
63
Als u de bijgeleverde indirecte-flitsadapter op de Speedlite bevestigt en
het flitslicht bijvoorbeeld op het plafond of de muur laat weerkaatsen,
verspreidt u het flitslicht over een groter gebied en onderdrukt u de
schaduwen van het onderwerp.
Als de reflectiehoek op 90° staat om het flitslicht bijvoorbeeld op het
plafond te laten weerkaatsen, valt het verspreide licht bovendien vanuit
de zijkant van de indirecte-flitsadapter op de voorkant van het
onderwerp (richtlijn voor opnameafstand: binnen circa 1,5 m, bij ISO 100
met f/2.8), waardoor de schaduw op het onderwerp nog meer wordt
onderdrukt. Ook bij portretopnamen kan het reflectie-effect worden
bereikt.
1
Bevestig de indirecte-flitsadapter.
Zet de adapter stevig aan de flitskop
vast totdat deze op zijn plaats klikt
(zie afbeelding).
Controleer of u op het scherm nu
<H > ziet.
Verwijder de adapter door de
procedure in omgekeerde volgorde
uit te voeren. Til het
verwijderingspalletje aan de
onderkant van de adapter op en
verwijder de adapter van de flitskop.
2
Maak de foto.
Bij automatische AI.B-opnamen
(p. 48) stelt u met de knop <X> de
reflectiehoek automatisch zo in dat de
flitskop op het plafond is gericht.
Maak de foto terwijl het flitslicht van
het plafond, de wanden of dergelijke
weerkaatst.
q
Gecombineerd gebruik met de indirecte-flitsadapter
“Canon”-logo
64
q Gecombineerd gebruik met de indirecte-flitsadapter
Wanneer de indirecte-flitsadapter is aangesloten of als de indirecte-
flitsadapter tegelijk met de groothoekadapter wordt gebruikt, kan dit tot
onderbelichting leiden, aangezien het flitsvermogen afneemt. Neem de
noodzakelijke tegenmaatregelen, zoals het verhogen van de ISO-
snelheid op de camera of het compenseren van de flitsbelichting (p. 30).
Omdat bij gebruik van de indirecte-flitsadapter het flitsrichtgetal wordt
verlaagd, kunt u mogelijk niet scherpstellen met behulp van het AF-
hulplicht dat bestaat uit een serie kleine flitsen. Het wordt aanbevolen het
infrarode AF-hulplicht te gebruiken (P.Fn-04-0, p. 89).
Wanneer de snelle flits (p. 21) wordt geactiveerd terwijl de indirecte-
flitsadapter aangesloten is, raden we u aan de foto te nemen als het
gereed-lampje rood is, aangezien het flitsvermogen anders onvoldoende
kan zijn.
De flitsdekking wordt automatisch ingesteld wanneer de indirecte-
flitsadapter is aangesloten. U kunt deze instelling niet wijzigen.
Als u de indirecte-flitsadapter aansluit op de flitser bij gebruik van een
EOS DIGITAL-camera uit 2004 of eerder, stelt u de witbalans in op
<A>. Als u fotografeert met <Q>, wordt de juiste witbalans mogelijk
niet bereikt.
Het flitslicht wordt nog zachter als u samen met de indirecte-flitsadapter
(p. 35) ook de groothoekadapter gebruikt.
Als het onderwerp op de foto donker (onderbelicht) is, gebruikt u
flitsbelichtingscompensatie (p. 30). U kunt bij gebruik van een digitale
camera ook de ISO-snelheid verhogen.
Bij automatische en halfautomatische AI.B-opnamen kunt u met de knop
<z> de reflectiehoek in de Speedlite opslaan (registreren), zelfs als
de indirecte-flitsadapter is bevestigd.
65
4
Flitsfuncties instellen met
de knoppen van de camera
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de flitsfuncties
instelt vanaf het menuscherm van de camera.
Als de camera is ingesteld op de opnamemodus Volledig
automatisch of op een basisgebruikmodus, zijn de functies in dit
hoofdstuk niet beschikbaar. Stel de opnamemodus van de
camera in op <d/s/f/a/bulb(B)> (creatieve modi).
66
Bij gebruik van een EOS DIGITAL-camera van 2007 of later kunt u
flitsfuncties of gebruikersfuncties instellen via het menuscherm van de
camera.
Zie voor bediening van de camera de instructiehandleiding van de
camera.
1
Selecteer [Externe Speedlite
besturing].
Selecteer [Externe Speedlite
besturing] of [Flitsbesturing].
2
Selecteer [Flits functie
instellingen].
Selecteer [Flits functie instellingen]
of [Func.inst. externe flitser].
X Het scherm voor instelling wordt
weergegeven.
3
Stel de functie in.
Het scherm voor instelling en de
weergegeven onderdelen variëren,
afhankelijk van de camera.
Selecteer een onderdeel en stel de
functie in.
Flitseraansturing via het menuscherm van de camera
Flitsfuncties instellen
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
67
Flitseraansturing via het menuscherm van de camera
EOS DIGITAL-camera’s van 2007 of later
In het scherm [Flits functie instellingen] of [Func.inst. externe
flitser] kunt u instellingen voor normale flitsopnamen opgeven.
De instelbare functies zijn als volgt. De beschikbare instellingen
variëren per gebruikte camera en flitsmodus, enzovoort.
Instellingen die beschikbaar zijn in het scherm Flits functie instellingen
Functies
Flitsen
Inschakelen / Uitschakelen
E-TTL II-flitslichtmeting
Evaluatief / Gemiddeld
Flitssync.snelheid AV-modus
Flitsmodus
E-TTL II (Autom. flits) /
Manual flash (Handmatig flitsen)
Sluitersynchronisatie-instellingen
1e-gordijn / 2e-gordijn / Hogesnelheid
Flitsbelichtingscompensatie
In-/uitzoomen (flitsdekking)
Wis instellingen
68
Flitseraansturing via het menuscherm van de camera
Flitsen
Stel deze optie in op [Inschakelen] voor flitsopnamen. Stel de
functie in op [Uitschakelen] als u alleen het AF-hulplicht van de
flitser wilt gebruiken.
E-TTL II-flitslichtmeting
Stel deze optie voor een normale belichting in op [Evaluatief]. Als
[Gemiddeld] wordt ingesteld, wordt het gemiddelde genomen voor
de flitsbelichting voor de volledige gemeten scène per camera.
Flitsbelichtingscompensatie kan nodig zijn, afhankelijk van de
scène. Deze instelling is voor gevorderde gebruikers.
Flitssync.snelheid AV-modus
U kunt de flitssynchronisatiesnelheid instellen bij flitsopnamen in de
modus <f> (AE met diafragmavoorkeur).
Flitsmodus
U kunt [E-TTL II] of [Manual flash] selecteren, afhankelijk van uw
fotografiedoel.
Sluitersynchronisatie-instellingen
Voor de flitstiming/-methode kunt u kiezen uit [1e-gordijn], [2e-
gordijn] en [Hogesnelheidssynchronisatie]. Stel voor normale
flitsopnamen de flitser in op [1e-gordijn].
Flitsbelichtingscompensatie
U kunt het flitsvermogen op dezelfde manier als de
belichtingscompensatie aanpassen. De
flitsbelichtingscompensatiewaarde kan worden ingesteld tot
maximaal ±3 stops in stappen van 1/3 stop.
69
Flitseraansturing via het menuscherm van de camera
In-/uitzoomen (flitsdekking)
U kunt de flitsdekking van de Speedlite instellen. Wanneer u [Auto]
selecteert, wordt de flitsdekking automatisch ingesteld op basis van
de brandpuntsafstand van de opnamelens en het
beeldsensorformaat van de camera (p. 26).
Instellingen wissen
Als [Wis flitser instellingen.] of [Wis inst. externe flitser] is
geselecteerd, kunt u de standaardinstellingen van de Speedlite
herstellen.
[Flitsen] en [E-TTL II-flitslichtmeting] worden weergegeven in stap 2 of
stap 3 op pagina 66. (Indelingen van de display en procedures
verschillen, afhankelijk van het cameramodel.)
Als u [Flitssync.snelheid AV-modus] niet ziet, kan deze worden
ingesteld met de gebruikersfuncties van de camera.
Wanneer de flitsbelichtingscompensatie op de flitser ingesteld is, kan de
flitsbelichtingscompensatie niet vanaf de camera worden uitgevoerd. Als
u beide tegelijkertijd instelt, krijgt de instelling op de flitser voorrang.
Als de flitsdekking automatisch wordt ingesteld, bijvoorbeeld als de
indirecte-flitsadapter is bevestigd, de groothoekadapter wordt gebruikt of als
de knop <X> is ingesteld op <Z>, kunt u [In-/uitzoomen] (flitsdekking)
niet instellen.
70
Flitseraansturing via het menuscherm van de camera
U kunt gebruikersfuncties voor de Speedlite vanuit het menuscherm
van de camera instellen. De weergegeven details variëren, afhankelijk
van de camera. Wanneer C.Fn-21 tot en met 23 niet worden
weergegeven, stelt u deze op de Speedlite in. Zie voor de
gebruikersfuncties pagina 82-87.
1
Selecteer [Flitser C.Fn
instellingen].
Selecteer [Flitser C.Fn instellingen]
of [C.Fn-inst. externe flitser].
X Het scherm met instellingen voor de
gebruikersfuncties van de flitser wordt
weergegeven.
2
Stel de gebruikersfunctie in.
Selecteer het nummer van de
gebruikersfunctie.
Selecteer een onderdeel en stel de
functie in.
Als u alle gebruikersfunctie-
instellingen wilt wissen, selecteert u
in stap 1 [Wis instellingen] en
vervolgens [Wis alle Speedlite
C.Fn’s] of [Wis C.Fn’s externe
flitser].
Gebruikersfuncties voor de flitser instellen
Nummer van gebruikersfunctie
Bij gebruik van een camera uit 2011 of eerder of de EOS 2000D/1500D,
EOS 3000D/4000D, EOS 1300D of EOS 1200D worden de instellingen
van C.Fn-21 tot en met C.Fn-23 niet gewist, zelfs niet als u [Wis alle
SpeedliteC.Fn’s] of [Wis C.Fn’s externe flitser] selecteert. Wanneer u
de procedure voor het wissen van alle gebruikersfuncties op pagina 84
uitvoert, worden alle gebruikersfuncties (met uitzondering van C.Fn-00)
gewist.
U kunt persoonlijke functies (P.Fn, p. 88) niet via het menu van de
camera instellen of allemaal in één keer wissen. Stel deze op de
Speedlite in.
71
5
Draadloze flitsopnamen:
Optische transmissie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u draadloze
flitsopnamen maakt via de draadloze ontvangerfunctie
met optische transmissie. Raadpleeg het
systeemoverzicht (p. 94) voor de accessoires die nodig
zijn voor draadloze opnamen met optische transmissie.
Als de camera is ingesteld op de opnamemodus Volledig
automatisch of op een basisgebruikmodus, zijn de functies in dit
hoofdstuk niet beschikbaar. Stel de opnamemodus van de
camera in op <d/s/f/a/bulb(B)> (creatieve modi).
U kunt een 470EX-AI die is ingesteld als een draadloze
ontvanger met optische transmissie draadloos besturen via
een apparaat dat is uitgerust met de draadloze zenderfunctie
met optische transmissie (p. 94).
Het apparaat dat is uitgerust met de draadloze zenderfunctie
met optische transmissie wordt de “zender” genoemd. Een
470EX-AI die draadloos wordt bestuurd, noemt men een
“ontvanger”.
72
Met een Canon-apparaat dat is uitgerust met de draadloze
zenderfunctie met optische transmissie en 470EX-AI ingesteld als
ontvanger maakt u heel eenvoudig opnamen met meerdere draadloze
flitsen, op dezelfde manier als normale opnamen met E-TTL II-/ETTL-
autoflash.
De instellingen van de zender worden automatisch op de draadloos
aangestuurde 470EX-AI (ontvanger) toegepast. Daarom hoeft u de
ontvanger niet te bedienen tijdens het fotograferen (behalve wanneer
deze als afzonderlijke ontvanger is ingesteld, p. 79).
Raadpleeg de instructiehandleiding bij het apparaat met de
zenderfunctie voor informatie over het maken van draadloze
flitsopnamen met optische transmissie.
: Draadloze flitsopnamen
met optische transmissie
Positionering en bereik
(Voorbeelden van
draadloze flitsopnamen)
x
Binnenshuis
Buitenshuis
Apparaat met draadloze
zenderfunctie met
optische transmissie
470EX-AI
Circa 80°
Circa 10 m
Circa 15 m
Circa 12 mCirca 8 m
Transmissieafstand
(Zender: met 600EX II-RT)
73
: Draadloze flitsopnamen met optische transmissie
Zorg ervoor dat zich tussen de zender en ontvanger geen obstakels
bevinden die de transmissie kunnen belemmeren.
De transmissieafstand is afhankelijk van de gebruikte zender Raadpleeg
de instructiehandleiding van het apparaat dat is uitgerust met de
zenderfunctie.
Voer voordat u gaat fotograferen een testflits (p. 21) en een testopname
uit.
Zorg ervoor dat de sensor voor draadloze ontvangst van de ontvanger
richting de zender is geplaatst.
Plaats de ontvanger met behulp van de bijgeleverde ministandaard
(p. 15).
Informatie over het instellen van de zender vindt u in de
instructiehandleiding bij het apparaat dat is uitgerust met de draadloze
zenderfunctie met optische transmissie.
74
Gebruik de volgende instellingen als u wilt flitsen via de draadloze
ontvangerfunctie met optische transmissie.
Stel in op <:x>.
Stel de flitser in die u als ontvanger
wilt instellen.
Druk op de knop <I> van de <S>-
pijltoetsen.
Draai <9> om <:x> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
Om interferentie met draadloze flitssystemen met optische transmissie
van andere fotografen te voorkomen, kunt u het transmissiekanaal
wijzigen. Stel voor de zender en de ontvanger hetzelfde kanaal in.
Stel een transmissiekanaal in.
Druk op <8>.
Draai <9> om het kanaalsymbool te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
Instellingen voor draadloos flitsen
Ontvanger instellen
Transmissiekanaal instellen
Selecteer voor normale flitsopnamen <F> om de draadloze
(ontvanger-)instellingen te wissen.
Als de flitser is ingesteld als ontvanger, werkt deze niet, zelfs als u de knop
<X> hebt ingesteld op <Z> of <Y>.
75
Instellingen voor draadloos flitsen
Draai <9> om een kanaal van
Y” tot[” te selecteren en
druk vervolgens op <8>.
U kunt de instellingen voor draadloos flitsen in de ontvanger opslaan en
later opnieuw gebruiken. Bedien elke ontvanger afzonderlijk wanneer u
de instellingen wilt opslaan of oproepen.
1
Selecteer <L>.
Druk op de knop <1>.
Draai <9> om <L> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
2
Sla de instellingen op of laad ze
vanuit het geheugen.
Draai <9> om <V> (opslaan) of
<J> (laden) te selecteren en
druk vervolgens op <8>.
Selecteer <;>.
X Als u <V> selecteert, worden de
instellingen opgeslagen in het
geheugen.
X Als u <J> selecteert, worden de
opgeslagen instellingen gebruikt.
Transmissiekanaal
Geheugenfunctie
Wanneer de transmissiekanalen van de zender en ontvanger niet hetzelfde
zijn, zal de ontvanger niet flitsen. Stel beide in op dezelfde waarde.
76
In deze paragraaf worden volledig automatische draadloze
standaardopnamen beschreven bij gebruik van een apparaat (zender)
met de draadloze zenderfunctie met optische transmissie en een
470EX-AI als ontvanger.
Raadpleeg de instructiehandleiding bij de zender voor meer informatie
over draadloze flitsopnamen met optische transmissie en de bediening
van de zender.
1
Stel de zender in.
Stel het apparaat met de
zenderfunctie in als draadloze zender
met optische transmissie.
2
Stel de ontvanger in.
Stel de 470EX-AI die draadloos moet
worden bestuurd vanuit de zender, in
als de ontvanger (p. 74).
Als flitsgroep kunt u A, B of C
instellen.
3
Controleer het kanaal.
Wanneer de kanalen voor de zender
en ontvanger niet hetzelfde zijn, dient
u deze op dezelfde waarde in te
stellen (p. 74).
4
Plaats de camera en de flitser.
Plaats ze binnen het bereik zoals
afgebeeld op pagina 72.
5
Stel de flitsmodus in op <a>.
Stel de flitsmodus van de zender in
op <a>.
De ontvanger wordt automatisch
ingesteld op <a> tijdens
opnamen vanuit de zender.
Controleer of de besturing flitsgroep
is ingesteld op <8> (er is geen
flitsverhoudingsregeling ingesteld:
<_>).
a
: Volledig automatische draadloze flitsopnamen
77
a: Volledig automatische draadloze flitsopnamen
6
Controleer of de flitser gereed is
voor gebruik.
Wanneer de flitser van de ontvanger
klaar is, knippert het AF-hulplicht in
intervallen van circa 1 seconde.
Controleer of het gereed-lampje van
de zender brandt.
7
Controleer de prestaties.
Geef een testflits vanaf de zender.
X De ontvanger flitst. Als deze niet flitst,
controleer dan of deze binnen het
transmissiebereik is geplaatst (p. 72).
8
Maak de foto.
Stel de camera in en maak de foto op
dezelfde manier als bij normale
flitsopnamen.
Als er een lichtbron (een TL-lamp of computermonitor) in de buurt van de
ontvanger staat, kan dit een storing in de ontvanger veroorzaken en kan
deze per ongeluk gaan flitsen.
De dekking van de ontvanger is ingesteld op 24 mm. U kunt de
flitsdekking ook handmatig instellen.
Als de automatische uitschakelfunctie van de ontvanger wordt
geactiveerd, drukt u op de testflitsknop van de zender om de ontvanger
in te schakelen. Overigens is testflitsen niet mogelijk terwijl de timer van
de camera voor flitsmeting enz. in werking is.
U kunt instellen na welke tijd de ontvanger automatisch wordt
uitgeschakeld (C.Fn-10, p. 86).
Het AF-hulplicht knippert als het opladen van de ontvanger is voltooid. U
kunt dit knipperen uitschakelen (C.Fn-23, p. 87).
78
a: Volledig automatische draadloze flitsopnamen
Aangezien de volgende functies die zijn ingesteld op de zender,
automatisch op de ontvangers in dit draadloze systeem worden
ingesteld, hoeft u de ontvangers niet te bedienen. Daarom kunt u
draadloze flitsopnamen maken op dezelfde manier als u normale
flitsopnamen maakt.
Stel de flitsgroep in als u draadloze opnamen maakt met twee groepen
(A, B) of drie groepen (A, B, C) waarbij de 470EX-AI is ingesteld als
ontvanger.
Stel de flitsgroep van de
ontvangers in.
Bedien en stel de ontvangers een voor
een in.
Druk op <8>.
Draai <9> om de flitsgroep te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
Draai <9> om <a>, <b> of
<c> te selecteren en druk
vervolgens op <8>.
Fotograferen voor gevorderden met volledig automatisch draadloos flitsen
Flitsbelichtingscompensatie
(f, p. 30)
Hogesnelheidssynchronisatie
(c, p. 32)
Flitsbelichtingsvergrendeling
(p. 31)
Handmatig flitsen (p. 36)
De flitsgroep instellen
U kunt de ontvanger ook rechtstreeks bedienen om op elke ontvanger
afzonderlijk de flitsbelichtingscompensatie en flitsdekking in te stellen (p. 79).
Met een zender die is uitgerust met functies voor FEB en stroboscopisch
flitsen, kunt u ook FEB-opnamen maken en stroboscopisch flitsen via de
als ontvanger ingestelde 470EX-AI.
Flitsgroep
79
U kunt de handmatige flits rechtstreeks via de ontvanger instellen. Deze
functie wordt de individuele ontvanger genoemd. Dit is handig wanneer
u bijvoorbeeld de Speedlite Transmitter ST-E2 (afzonderlijk
verkrijgbaar) gebruikt om draadloos handmatig te flitsen.
1
Stel de individuele ontvanger in.
Druk op de knop <I> van de <S>-
pijltoetsen.
Draai <9> om <:A> te
selecteren en druk vervolgens op
<8>.
X Op het LCD-paneel ziet u
<(>.
X De flitsmodus wordt ingesteld op
<q>.
2
Stel het flitsvermogen in.
Druk op de knop <O> van de <S>-
pijltoetsen.
Draai <9> om het flitsvermogen in
te stellen en druk vervolgens op
<8>.
A
Handmatige flits instellen op een ontvanger
Een ontvanger die is ingesteld als individuele ontvanger kan geen
flitsmodusbesturing ontvangen van de zender. De ontvanger flitst altijd met
het ingestelde flitsvermogen.
80
81
6
De Speedlite
aanpassen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de Speedlite
kunt aanpassen met de gebruikersfuncties (C.Fn) en
persoonlijke functies (P.Fn).
Als de camera is ingesteld op de opnamemodus Volledig
automatisch of op een basisgebruikmodus, zijn de functies in dit
hoofdstuk niet beschikbaar. Stel de opnamemodus van de
camera in op <d/s/f/a/bulb(B)> (creatieve modi).
82
U kunt de verschillende flitsfuncties helemaal naar uw
opnamevoorkeuren instellen. Hiervoor gebruikt u de gebruikersfuncties
en de persoonlijke functies. De persoonlijke functies zijn instelbare
functies die uniek zijn voor de 470EX-AI.
1
Geef het scherm met
gebruikersfuncties weer.
Druk op de knop <
1
>.
Draai <
9
> om <
=
> te selecteren
en druk vervolgens op <
8
>.
X Het scherm met gebruikersfuncties
wordt weergegeven.
2
Selecteer een onderdeel om in te
stellen.
Draai <9> om het gewenste
onderdeel (nummer) te selecteren.
3
Wijzig de instelling.
Druk op <8>.
X Het in te stellen onderdeel wordt
weergegeven.
Draai <
9> om de gewenste
instelling te selecteren en druk
vervolgens op <
8>.
1
Geef het scherm met persoonlijke
functies weer.
Selecteer <
<
> net als in stap 1 voor
de gebruikersfuncties en druk op <
8
>.
X Het scherm met persoonlijke functies
wordt weergegeven.
2
Stel de functie in.
Stel de persoonlijke functies op
dezelfde manier in als de
gebruikersfuncties (stap 2 en 3).
C
/
>
: Gebruikersfuncties en persoonlijke functies instellen
C: Gebruikersfuncties
>: Persoonlijke functies
83
C / >: Gebruikersfuncties en persoonlijke functies instellen
Lijst gebruikersfuncties
Nummer Functie Pagina
C.Fn-00 " Afstands indicatie weergave
p. 85C.Fn-01 # Automatisch uitschakelen
C.Fn-02 $ Instellicht
C.Fn-08 - AF-hulplicht
p. 86
C.Fn-10 /
Timer ontvanger automatisch
uitschakelen
C.Fn-11 0
Ontvanger auto uitschakelen annuleren
C.Fn-13 6 Flitsbelichtingscompensatie instellen
C.Fn-21 ; Belichtingshoek
p. 87C.Fn-22 < Verlichting LCD-paneel
C.Fn-23 ? Laadstatus ontvanger controleren
Lijst persoonlijke functies
Nummer Functie Pagina
P. F n- 0 1 @ LCD-paneelcontrast
p. 88
P. F n- 0 2 A
LCD-paneelverlichtingskleur: normale
flitsopnamen
P. F n- 0 3 C
LCD-paneelverlichtingskleur:
ontvanger
P. F n- 0 4 ] Flitsmodus AF-hulplicht
p. 89
P. F n- 0 5 + Snelle flits
P. F n- 0 6 ^ Instellingswijzigingen via het wiel
p. 90
P. F n- 0 7 R Maximale reflectiehoek
P. F n- 0 8
U
Automatische correctie reflectiehoek p. 91
P. F n- 0 9
X
Instelling voor handmatige indirecte flits
p. 92
84
C / >: Gebruikersfuncties en persoonlijke functies instellen
U kunt alle gebruikersfuncties en
persoonlijke functies wissen door op het
scherm (links afgebeeld) <C> of
<D> te selecteren en vervolgens
<;> te selecteren.
Alle gebruikersfuncties/persoonlijke functies wissen
Zelfs als u alle gebruikersfuncties wist, wordt C.Fn-00 niet gewist.
U kunt alle gebruikersfuncties van de Speedlite instellen of wissen in het
menuscherm van de camera (p. 70).
85
C: Gebruikersfuncties instellen
C.Fn-00: " (Afstands indicatie weergave)
U kunt voor de afstandsindicatie op het LCD-paneel meter of voet
selecteren.
0: m (Meters (m))
1: ft (Feet (ft))
C.Fn-01: # (Automatisch uitschakelen)
Wanneer de Speedlite ongeveer 90 seconden niet wordt gebruikt, wordt
deze automatisch uitgeschakeld om energie te besparen. U kunt deze
functie uitschakelen.
0: ON (Inschakelen)
1: OFF (Uitschakelen)
C.Fn-02: $ (Instellicht)
0: % (Inschakelen (scherpted.kn.))
Druk op de scherptediepteknop van de camera om de modelflits te
activeren.
1: & (Inschakelen (Flitstest kn.))
Druk op de testflitsknop van de Speedlite om de modelflits te activeren.
2: %/& (Inschakelen (met beide kn.))
Druk op de scherptediepteknop van de camera of op de testflitsknop
van de Speedlite om de modelflits te activeren.
3: OFF (Uitschakelen)
De modelflits wordt uitgeschakeld.
Als u de knop <X> instelt op <Z>, verschijnt er mogelijk geen
modelflits als u op de scherptediepteknop van de camera drukt. Als u
een modelflits wilt gebruiken bij automatische AI.B-opnamen, raden we u
aan C.Fn-02 in te stellen op 1 of 2 en de modelflits te geven via de
testflitsknop van de Speedlite.
Als u via de aanpassingsfuncties van de camera de
scherptedieptefunctie hebt toegewezen aan een knop, kunt u met deze
knop een modelflits geven als C.Fn-02 is ingesteld op 0 of 2. (Dit geldt
niet voor EOS M-camera’s.)
86
C: Gebruikersfuncties instellen
C.Fn-08:
-
(AF-hulplicht)
0: ON (Inschakelen)
1: OFF (Uitschakelen)
Schakelt het gebruik van het AF-hulplicht van de Speedlite uit.
C.Fn-10: / (Timer ontvanger automatisch
uitschakelen)
Als het apparaat is ingesteld als een draadloze ontvanger met optische
transmissie, kunt u zelf opgeven na hoeveel tijd het automatisch wordt
uitgeschakeld. Wanneer de automatische uitschakeling van de ontvanger
wordt geactiveerd, ziet u op het LCD-paneel </>. Stel deze functie op
elke ontvanger in.
0: 60min (60 minuten)
1: 10min (10 minuten)
C.Fn-11: 0 (Ontvanger auto uitschakelen
annuleren)
Als u bij draadloze flitsopnamen met optische transmissie op de
testflitsknop op de zender drukt, kunt u de automatisch uitgeschakelde
ontvangers inschakelen. U kunt zelf opgeven na hoeveel tijd de
automatisch uitgeschakelde ontvangers deze functie accepteren. Stel deze
functie op elke ontvanger in.
0: 8h (Binnen 8 uur)
1: 1h (Binnen 1 uur)
C.Fn-13: 6 (Flitsbelichtingscompensatie instellen)
0: 4 (Speedlite knop en wiel)
1: 5 (Alleen Speedlite wiel)
U kunt de flitsbelichtingscompensatie of het flitsvermogen rechtstreeks
instellen door <9> te draaien in plaats van op de knop <O> van de
<S>-pijltoetsen te drukken.
Het flitspictogram dat wordt weergegeven als C.Fn-08 is ingesteld, verandert
op basis van de instelling van P.Fn-04 (Flitsmodus AF-hulplicht, p. 89).
87
C: Gebruikersfuncties instellen
C.Fn-21: ; (Belichtingshoek)
U kunt de belichtingshoek (flitsdekking) van de Speedlite ten opzichte van
de beeldhoek wijzigen wanneer de flitsdekking is ingesteld op <L>
(automatische instelling).
0: j (Standaard)
De optimale flitsdekking voor de beeldhoek wordt automatisch
ingesteld.
1: k (Richtgetalvoorkeur)
Hoewel de rand van de foto iets donkerder is dan bij de instelling 0, is
deze instelling effectief als u het flitsvermogen prioriteit wilt geven. De
flitsdekking wordt automatisch ingesteld op een iets meer op tele
gerichte positie dan de werkelijke beeldhoek. Op het scherm ziet u nu
<
k
>.
2: l (Gelijkmatige dekking)
Hoewel de mogelijke flitsopnameafstand iets minder wordt dan bij de
instelling 0, is deze instelling effectief wanneer u de lichtafname aan de
rand van de foto wilt beperken. De flitsdekking wordt automatisch
ingesteld op een iets meer op groothoek gerichte positie dan de
werkelijke beeldhoek. Op het scherm ziet u nu <
l
>.
C.Fn-22: < (Verlichting LCD-paneel)
Wanneer een knop of een wieltje wordt bediend, wordt het LCD-paneel
verlicht. U kunt deze verlichtingsinstelling wijzigen.
0: 12sec (12 sec. aan)
1: OFF (Paneelverlichting uitsch.)
2: ON (Verlichting altijd aan)
C.Fn-23: ? (Laadstatus ontvanger controleren)
Als de ontvanger bij draadloze opnamen met optische transmissie volledig
is opgeladen, knippert het AF-hulplicht. U kunt dit knipperen uitschakelen.
Stel deze functie op elke ontvanger in.
0: = (AF-hulplicht, Q-lamp)
1: > (Q-lamp)
88
>: Persoonlijke functies instellen
P.Fn-01: @ (LCD-paneelcontrast)
U kunt het contrast van het LCD-paneel op 5
niveaus instellen.
P.Fn-02: A (LCD-paneelverlichtingskleur: normale
flitsopnamen)
U kunt de kleur van de LCD-paneelverlichting bij normale flitsopnamen
(flitser op de camera) instellen.
0: GREEN (Groen)
1: ORANGE (Oranje)
P.Fn-03: C (LCD-paneelverlichtingskleur:
ontvanger)
U kunt de kleur selecteren van de LCD-paneelverlichting voor de Speedlite
die is ingesteld als ontvanger bij draadloze flitsopnamen met optische
transmissie.
0: ORANGE (Oranje)
1: GREEN (Groen)
89
>: Persoonlijke functies instellen
P.Fn-04: ] (Flitsmodus AF-hulplicht)
U kunt de flitsmodus van het AF-hulplicht selecteren.
0: K (Infrarood)
Er verschijnt een infrarood AF-hulplicht (p. 27). Stel bij voorkeur scherp
op het onderwerp als dit zich midden in de zoeker bevindt.
1: J (Een kleine serie flitsen)
Het AF-hulplicht, bestaande uit onderbroken flitsen (een serie kleine
flitsen), gaat branden.
P.Fn-05: + (Snelle flits)
Om de wachttijd te verkorten kunt u instellen dat u wilt flitsen (een snelle
flits wilt geven) als het gereed-lampje groen is (voordat de flitser helemaal
is opgeladen). De snelle flits werkt ook tijdens continue opnamen.
0: ON (Inschakelen)
1: OFF (Uitschakelen)
Het AF-hulplicht, dat gebruikmaakt van een serie kleine flitsen, gaat
branden als de 470EX-AI is bevestigd op een EOS DIGITAL-camera met
een functie voor de besturing van externe flitsers via het menuscherm van
de camera. Afhankelijk van het cameramodel moet u mogelijk de firmware
van de camera bijwerken.
Wanneer de snelle flits tijdens continu flitsen wordt gebruikt, kunnen foto’s
onderbelicht raken, omdat het flitsvermogen afneemt.
90
>: Persoonlijke functies instellen
P.Fn-06: ^ (Instellingswijzigingen via het wiel)
Als u op <8> drukt en u op het scherm de
instellingen ziet die links worden afgebeeld,
kunt u instellen of u de volgende functies wel
of niet direct kunt instellen door
eenvoudigweg <9> te draaien.
0: OFF (Uitschakelen)
Stel de functie volgens de normale procedure in.
1: ON (Inschakelen)
U kunt de functie direct instellen door met de <S>-pijltoetsen
“Flitsbelichtingscompensatie” en “Vermogen handmatig flitsen” te
selecteren en vervolgens <9> te draaien.
P.Fn-07: R (Maximale reflectiehoek)
U kunt instellen hoe groot de opwaartse reflectiehoek maximaal mag zijn bij
automatische AI.B-opnamen. Kies 2 als u de maximale reflectiehoek zo wilt
instellen dat de flitskop zich niet op de fotograaf richt.
0: 120°
1: 140°
2: 90°
Als er automatisch een reflectiehoek van meer dan 120° wordt ingesteld als
u voor deze instelling de waarde 1 hebt geselecteerd, kan de hoek worden
ingesteld nadat de flitskop 180° is gedraaid.
Wees bij “1” voorzichtig met de richting van de flitskop. Deze kan dan
namelijk in de richting van de fotograaf flitsen.
P.Fn-07 is alleen van kracht bij automatische AI.B-opnamen. De
instellingen van P.Fn-07 werken niet als u op <z> drukt en de
reflectiehoek in de Speedlite is opgeslagen (geregistreerd) bij
halfautomatische of automatische AI.B-opnamen.
Meet de afstand opnieuw (p. 49) als de P.Fn-07-instelling is gewijzigd.
91
>: Persoonlijke functies instellen
P.Fn-08:
U
(Automatische correctie
reflectiehoek)
U kunt instellen hoe de reflectiehoek automatisch wordt gecorrigeerd als de
richting (positie) van de camera verandert tijdens een automatische
(<W>) of een halfautomatische (<V>) AI.B-opname.
0: Q
Als u dubbelklikt op de ontspanknop (deze tweemaal snel na elkaar
half indrukt), wordt de reflectiehoek gecorrigeerd.
1: AUTO
Als de meettimer van de camera actief is, wordt de reflectiehoek
automatisch gecorrigeerd (u hoeft de ontspanknop dan niet half in te
drukken).
2: T
Als u de ontspanknop half indrukt, wordt de reflectiehoek gecorrigeerd.
Bij 1 of 2 wordt de reflectiehoek niet alleen gecorrigeerd als u op de
ontspanknop drukt, maar ook als u op een andere knop van de camera
drukt.
92
>: Persoonlijke functies instellen
P.Fn-09: 0° (Handmatige indirecte flits instellen)
Als de indirecte-flitsmodusknop <X> is ingesteld op <0°>, kunt u
instellen of de reflectiehoek handmatig kan worden ingesteld.
0: 0°
Een handmatige indirecte-flitsopname (het handmatig instellen van de
reflectiehoek) is niet mogelijk. Na handmatige instelling van de
reflectiehoek wordt de flitskop weer recht vooruit gezet als u de
ontspanknop half indrukt.
1: MANUAL BOUNCE
Kies deze instelling voor handmatige indirecte-flitsopnamen (als u de
reflectiehoek handmatig wilt instellen).
In de automatische of halfautomatische AI.B-opnamemodus wordt de
reflectiehoek gecorrigeerd als de richting (positie) van de camera verandert,
zelfs als deze instelling de waarde 1 heeft.
93
7
Aanvullende informatie
Dit hoofdstuk bevat een systeemoverzicht, oplossingen
voor problemen en een beschrijving van het gebruik
van de Speedlite met type B-camera’s.
94
" Speedlite 470EX-AI
# Indirecte-flitsadapter SBA-E4 (geleverd bij 470EX-AI)
$ Ministandaard (geleverd bij 470EX-AI)
% Apparaat uitgerust met draadloze zenderfunctie met
optische transmissie
600EX II-RT, 600EX-RT, 600EX, 580EX II, 580EX, 550EX, 90EX,
MT-26EX-RT, MT-24EX, MR-14EX II, MR-14EX, ST-E2 en EOS
DIGITAL-camera’s met draadloze zenderfunctie met optische
transmissie via interne flitser
470EX-AI-systeem
&"
%
%
$
"
'
#
Camera/Speedlite/
transmitter uitgerust
met zenderfunctie
Speedlite uitgerust
met ontvangerfunctie
Draadloze flitsopnamen
Optische transmissie
95
470EX-AI-systeem
& Speedlite uitgerust met draadloze ontvangerfunctie met
optische transmissie
600EX II-RT, 600EX-RT, 600EX, 580EX II, 580EX, 550EX, 430EX
III-RT, 430EX III, 430EX II, 430EX, 420EX, 320EX, 270EX II
' Flitsschoenkabel OC-E3
Voor aansluiting van de 470EX-AI op de camera op een maximale
afstand van circa 60 cm.
Bij gebruik van een Speedlite zonder functie voor het wisselen van
flitsgroepen (A, B, C) in & kunt u bij draadloze flitsopnamen met
optische transmissie de Speedlite als ontvanger in flitsgroep A gebruiken
(niet als ontvanger in flitsgroep B of C).
Gebruik bij automatische AI.B-opnamen niet de flitsschoenkabel OC-E3
(er kan niet automatisch een goede reflectiehoek worden ingesteld).
Gebruik 470EX-AI niet als deze is bevestigd aan de Speedlite-houder
SB-E2 (afzonderlijk verkrijgbaar) of vergelijkbare houder. 470EX-AI past
niet goed in de houder en is niet stabiel, waardoor de flitskop mogelijk in
aanraking komt met de houder tijdens een indirecte AI-flitsopname.
96
Als u via een reeks flitsen of modelflitsen herhaaldelijk met korte
tussenpozen flitst, kan de flitskop, de batterijen en het gebied bij het
batterijcompartiment heet worden.
Als u herhaaldelijk flitst, wordt het flitsinterval stapsgewijs groter.
Zo wordt slijtage of schade aan de flitskop door oververhitting
voorkomen. Als u in deze situatie herhaaldelijk blijft flitsen, wordt
het flitsen automatisch beperkt.
Als er een beperking is voor flitsopnamen, verschijnt bovendien
een waarschuwingspictogram ten teken dat de temperatuur stijgt
en wordt het flitsinterval (waarmee u kunt flitsen) automatisch
ingesteld op circa 8 sec. (niveau 1) of circa 20 sec. (niveau 2).
Wanneer de inwendige temperatuur van de Speedlite stijgt, wordt de
waarschuwing weergegeven in twee niveaus. Als u in deze situatie bij
niveau 1 herhaaldelijk continu blijft flitsen, wordt het beperkingsniveau
verhoogd tot niveau 2.
In de volgende tabel ziet u hoe vaak u continu kunt flitsen voordat de
waarschuwing (niveau 1) wordt weergegeven plus de vereiste wachttijd
(richtlijn) totdat u weer normaal kunt flitsen.
f
Flitserblokkering als gevolg van temperatuurstijging
Temperatuurstijgingswaarschuwing
Weergave
Niveau 1
(Flitsinterval: circa 8 sec.)
Niveau 2
(Flitsinterval: circa 20 sec.)
Pictogram
e f
LCD-paneelverlichting Rood (brandt) Rood (knippert)
Aantal continue flitsen en wachttijd
Functie
Aantal continue flitsen voor
waarschuwing van niveau 1 (richtlijn)
Benodigde
intervaltijd
(richtlijn)
Flitsdekking
14 mm 24 mm 28 mm 35 mm of meer
Continue flits op vol
vermogen (p. 17)
45 keer of meer
40 min. of
langer
Modelflits (p. 38) 35 keer of meer 40 keer of meer
97
f Flitserblokkering als gevolg van temperatuurstijging
LET OP
Raak bij continu flitsen nooit de flitskop, batterijen en het gedeelte bij het
batterijcompartiment aan.
Raak de flitskop, batterijen of het gedeelte bij het batterijcompartiment niet aan
als u herhaaldelijk continu met een korte interval flitst of de modelflits gebruikt.
De flitskop, batterijen en het gedeelte bij het batterijcompartiment kunnen heet
worden, waardoor u zich kunt branden.
Open of sluit het deksel van het batterijcompartiment niet als er een
beperking is ingesteld voor het flitsen. Als u dat wel doet, heft u de
beperking op en dit kan leiden tot gevaarlijke situaties.
Ook als er geen waarschuwing van niveau 1 wordt weergegeven, wordt
het flitsinterval verlengd naarmate de flitskop warmer wordt.
Laat bij een waarschuwing van niveau 2 de flitser minstens 40 minuten
afkoelen.
Zelfs als u na de waarschuwing van niveau 1 stopt met flitsen, kan het
zijn dat er een waarschuwing van niveau 2 verschijnt.
Als u bij hoge temperaturen flitsopnamen maakt, wordt de flitsblokkering
mogelijk geactiveerd voordat u het aantal malen hebt geflitst dat in de
tabel op de vorige pagina staat vermeld.
Zie voor waarschuwingen over het aantal keren flitsen pagina 17
(continue flitsen) of pagina 39 (modelflits).
In zeldzame gevallen kan het voorkomen dat de Speedlite niet flitst
vanwege omgevingsfactoren zoals temperatuurstijgingen.
Bij gebruik van de indirecte-flitsadaper verschijnt de waarschuwing al na
een iets kleiner aantal continue flitsen.
Wanneer C.Fn-22-1 is ingesteld (p. 87), wordt de waarschuwing met
rood verlicht LCD-paneel niet weergegeven, zelfs niet als de
temperatuur van de flitskop stijgt.
98
Raadpleeg bij problemen met de flitser eerst de onderstaande
oplossingen. Als u aan de hand van deze informatie het probleem niet
kunt oplossen, neemt u contact op met uw leverancier of het
dichtstbijzijnde Canon Service Center.
Normale flitsopnamen
Controleer of de batterijen in de juiste richting zijn geplaatst (p. 18).
Controleer of het deksel van het batterijcompartiment gesloten is
(p. 18).
Vervang de batterijen door nieuwe.
Schuif de bevestigingsvoet helemaal in de accessoireschoen van de
camera, schuif de borgknop naar rechts en zet daarmee de
Speedlite vast op de camera (p. 20).
Vervang de batterijen als de indicatie <G> circa 30 seconden
of langer weergegeven blijft (p. 18).
Veeg vuile elektrische contactpunten (p. 10) van de Speedlite of de
camera af met een droge doek enzovoort.
Als u gedurende korte tijd continu flitst waardoor de temperatuur van
de flitskop stijgt en het flitsen wordt geblokkeerd, neemt het
flitsinterval toe (p. 96).
De automatische uitschakelingsfunctie van de Speedlite is
geactiveerd (p. 22). Druk de ontspanknop van de camera half in of
druk op de testflitsknop van de Speedlite (p. 21).
Problemen oplossen
De flitser gaat niet aan.
De Speedlite flitst niet.
De flitser heeft zichzelf uitgeschakeld.
99
Problemen oplossen
Stel flitsbelichtingscompensatie in als het hoofdonderwerp er erg
donker of erg licht uitziet (p. 30).
Gebruik FE-vergrendeling als de foto een sterk reflecterend
voorwerp bevat (p. 31).
Met hogesnelheidssynchronisatie wordt het effectieve flitsbereik
kleiner naarmate de sluitertijd korter wordt. Verklein de afstand tot
het onderwerp (p. 32).
Zorg voor een minimale afstand van 0,7 m tot het onderwerp.
Verwijder de lenskap als deze aan de camera is bevestigd.
Stel de flitsdekking in op <L> (automatische instelling, p. 34).
Stel een flitsdekking in die breder is dan de opnamezichthoek (p. 34)
als u de flitsdekking handmatig instelt.
Zorg ervoor dat C.Fn-21-1 niet is ingesteld (p. 87).
Als de opnamemethode is ingesteld op <f> (AE-modus met
diafragmavoorkeur) en de scène donker is, wordt automatisch een
lage synchronisatiesnelheid toegepast (de sluitertijd wordt langer).
Gebruik een statief of stel de opnamemodus in op <d> (program
AE) of op volledig automatisch (p. 25). U kunt de
synchronisatiesnelheid ook instellen in [Flitssync.snelheid AV-
modus] (p. 68).
Foto’s zijn onder- of overbelicht.
De onderkant van de foto ziet er donker uit.
De rand van de foto ziet er donker uit.
De foto is erg onscherp.
100
Problemen oplossen
Stel de flitsdekking in op <L> (automatische instelling, p. 34).
Schuif de bevestigingsvoet helemaal in de accessoireschoen van de
camera, schuif de borgknop naar rechts en zet daarmee de
Speedlite vast op de camera (p. 20).
Verwijder de indirecte-flitsadapter (p. 63).
Schuif de groothoekadapter naar binnen (p. 35).
U kunt bij automatische AI.B-opnamen de flitsdekkingshoek niet
handmatig instellen (p. 52).
Stel de opnamemodus van de camera in op <d/s/f/a/
bulb(B)> (creatieve modi).
Zet de aan-/uitschakelaar van de Speedlite op <K> in plaats van
<a> (p. 21).
Als de Speedlite continu flitst na scherpstelling met AF, controleert u
of de Speedlite is ingesteld op P.Fn-04-1 (p. 89).
De flitsdekking wordt niet automatisch ingesteld.
De flitsdekking kan niet handmatig worden ingesteld.
Functies kunnen niet worden ingesteld.
De Speedlite flitst continu.
101
Problemen oplossen
Indirecte-flitsopnamen
Als u de Speedlite voor het eerst start en de ontspanknop op de
camera half indrukt terwijl de flitskop niet recht vooruit staat (niet in
de 0°-positie), wordt de flitskop automatisch in deze positie gezet.
De indirecte AI-flitsfunctie is actief. Als u de indirecte AI-flitsfunctie
niet wilt gebruiken, zet u de knop <X> op <0°> (p. 42).
Als de positie van de flitskop verandert nadat u op de knop <z>
hebt gedrukt en de reflectiehoek in de Speedlite hebt opgeslagen
(geregistreerd), zet u de flitskop terug in de geregistreerde positie
door de ontspanknop van de camera half in te drukken.
Als de Speedlite niet is bevestigd op de camera, ziet u “AI.B[
bewegen en wordt de indirecte AI-flitsfunctie van de flitskop niet
uitgevoerd.
Bij verandering van de richting (positie) van de camera wordt de
reflectiehoek gecorrigeerd als u dubbelklikt op de ontspanknop
(deze tweemaal snel na elkaar half indrukt).
Controleer of de scherptediepteknop van de camera werkt als een
startknop voor afstandmeting bij automatische AI.B (p. 46).
Controleer of de scherptediepteknop van de camera werkt als een
startknop voor afstandmeting bij automatische AI.B (p. 38, 46, 85).
De flitskop beweegt vanzelf.
“AI.B[” wordt weergegeven. / De flitskop beweegt niet.
De flitskop beweegt niet in de automatische AI.B-modus
als ik op de scherptediepteknop van de camera druk.
Er verschijnt een modelflits als ik op de
scherptediepteknop van de camera druk.
102
Problemen oplossen
Zie pagina 52 voor informatie over waarschuwingen.
U kunt de flitsdekking niet handmatig instellen bij automatische AI.B-
opnamen, bij een bevestigde indirecte-flitsadapter of bij gebruik van
de groothoekadapter.
Zie pagina 61 voor meer informatie over handmatige indirecte-
flitsopnamen.
Bij indirecte-flitsopnamen valt er minder licht op het onderwerp en is
er snel sprake van onderbelichting. Ga zo dicht mogelijk bij het
onderwerp staan, verhoog de ISO-snelheid van de camera of open
het diafragma van de lens voordat u de opname maakt.
Als het plafond of de muur waarop het flitslicht wordt weerkaatst, te
ver weg is, het plafond donker of niet vlak is, is fotograferen met de
juiste belichting wellicht niet mogelijk omdat er onvoldoende licht op
het onderwerp valt.
Als het reflecterende oppervlak niet wit is, kan er op de foto een
kleurafwijking optreden of kunt u mogelijk geen opname maken met
de gewenste belichting, omdat het indirecte-flitslicht het onderwerp
misschien niet bereikt. Selecteer voor optimale reflectie van de
indirecte flits een plafond of muur met een vrijwel witte kleur.
Er wordt een waarschuwing weergegeven.
De flitsdekking kan niet handmatig worden ingesteld.
U kunt de reflectiehoek niet handmatig instellen.
Foto’s zijn onderbelicht.
De kleur van het onderwerp is niet goed.
103
Problemen oplossen
Bij sommige camera’s werkt de scherptediepteknop van de camera
als een startknop voor afstandmeting bij automatische <X>. Zie
pagina 46 en 85 voor meer informatie.
De modelflits werkt niet.
104
Problemen oplossen
Draadloze flitsopnamen met optische transmissie
Stel de ontvanger in op <:x> (p. 74).
Stel de transmissiekanalen van de zender en ontvanger op dezelfde
waarden in (p. 74).
Controleer of de ontvanger binnen het draadloze transmissiebereik
van de zender is (p. 72).
Richt de sensor voor draadloze bediening van de ontvanger op de
zender (p. 72).
Plaats de ontvanger op een locatie met het best mogelijke zicht op
de zender.
Als de zender en de ontvanger te dicht bij elkaar staan, kan de
transmissie mogelijk niet goed plaatsvinden.
Bij gebruik van de interne flitser van de camera als zender zet u
deze flitser omhoog en stelt u [Draadloze func.] in het scherm
[Func.inst. interne flitser] van de camera in.
De ontvanger flitst niet.
105
Type
Type: E-TTL II-/E-TTL-autoflash
Speedlite met schoenbevestiging
Compatibele camera’s: Type A EOS-camera’s (E-TTL II-/E-TTL-autoflash)
* Automatisch flitsen is niet mogelijk bij gebruik van type
B EOS-camera’s.
Flitskop (lichtverspreidingseenheid)
Richtgetal: Circa 47 (bij 105 mm flitsdekking, ISO 100, in meter)
* Zonder indirecte-flitsadapter
Flitsdekking: Ondersteunt een beeldhoek met een
lensbrandpuntsafstand van 24-105 mm (bij gebruik
groothoekadapter: 14 mm)
Automatische instelling
(Hiermee stelt u automatisch de flitsdekking in,
afhankelijk van de beeldhoek en het
beeldsensorformaat.)
Handmatige instelling
Indirecte-flitsmodus: Automatische AI.B (AI.B-F), halfautomatische AI.B
(AI.B-S), handmatig
Reflectiehoek: 120° omhoog, 180° links, 180° rechts
Indirecte-flitsadapter: Meegeleverd
Flitsduur
(Bij normaal flitsen):
1/1-flits: circa 1/950 sec.
1/2-flits: circa 1/1210 sec.
1/4-flits: circa 1/1700 sec.
1/8-flits: circa 1/2100 sec.
1/16-flits: circa 1/2240 sec.
1/32-flits: circa 1/2400 sec.
1/64-flits: circa 1/2690 sec.
1/128-flits: circa 1/2700 sec.
Verzending van
informatie over
kleurtemperatuur:
Kleurtemperatuurgegevens van flitslicht doorgezonden
naar de camera tijdens flitsen
Specificaties
106
Specificaties
Belichting
Belichtingsregelsysteem:
E-TTL II-/E-TTL-autoflash, handmatige flits
Effectief flitsmeetbereik: Normale flits: circa 0,7 - 23,5 m
(met EF 50mm f/1.4 lens
bij ISO 100)
Snelle flits: circa 0,7 - 14,4 m
(bij richtgetal nr. 20,2, in meter)
Hogesnelheidssynchronisatie: circa 0,7 - 12,5 m
(bij 1/250 sec.)
Flitsbelichtings-
compensatie:
±3 stops in stappen van 1/3 of 1/2 stop
FE-vergrendeling: Mogelijk met multifunctionele knop of knop voor FE-/AE-
vergrendeling van camera
Hogesnelheids-
synchronisatie:
Mogelijk
Handmatig flitsen: 1/1 - 1/128 vermogen (stappen van 1/3 stop)
Modelflits: Geactiveerd met de scherptediepteknop van de camera
of de testflitsknop van de Speedlite
Flitser opladen
Flitsinterval
(Oplaadtijd):
Normale flits: circa 0,1 - 5,5 sec.,
snelle flits: circa 0,1 - 3,9 sec.
* Met AA-/LR6-alkalinebatterijen
Gereed-lampje: Gaat rood branden: normale flits beschikbaar
Gaat groen branden: snelle flits beschikbaar
AF-hulplicht
Methode: Via persoonlijke functies in te stellen op infrarood
hulplicht en onderbroken flitsen (een serie kleine flitsen)
Compatibel AF-systeem: Faseverschil-AF TTL-tweede-beeldvorming
1 - 19 AF-punten (infrarood hulplicht / 28 mm of langere
brandpuntsafstand van lens)
Ondersteund voor zoekeropnamen en Quick-modus
voor Live View- of filmopnamen
Effectieve afstand: circa 0,7 - 10 m in het midden en
circa 1 - 5 m bij de rand
107
Specificaties
Draadloze ontvangerfunctie met optische transmissie
Communicatiemethode:
Optische puls
Instellingen voor
draadloos flitsen:
Ontvanger
Transmissiekanaal:
Kan. 1 - 4
Instelling
ontvanger:
Flitsgroepen A, B, C
Ontvangsthoek: Circa ±45° horizontaal, circa ±25° omhoog en circa ±2
omlaag, gericht op de zender
Oplaadbevestiging:
Gereed-lampje brandt en AF-hulplicht knippert als apparaat
volledig is opgeladen
Aanpassingsfuncties
Gebruikersfuncties:
10 typen
Persoonlijke
functies:
9 typen
Voeding
Voedingsbron voor
Speedlite:
Vier AA-/LR6-alkalinebatterijen
* U kunt Ni-MH-batterijen van het type AA/HR6 gebruiken
Aantal keer flitsen: Circa 115 - 800 keer
* Met AA-/LR6-alkalinebatterijen
Automatische
uitschakeling:
Uitschakelen na circa 90 sec. inactiviteit
* Wanneer ingesteld als ontvanger: circa 60 min.
Afmetingen en gewicht
Afmetingen
(B x H x D):
Circa 74,6 x 130,4 x 105,1 mm
Gewicht: Circa 385 g (alleen Speedlite, exclusief batterijen)
Gebruiksomgeving
Gebruikstempera-
tuurbereik:
0 °C - 45 °C
Gebruiksvochtigheid:
85 % of minder
Alle bovenstaande technische specificaties zijn gebaseerd op testnormen van
Canon.
Specificaties en uiterlijk van het product kunnen zonder voorafgaande
kennisgeving worden gewijzigd.
108
109
Specificaties
Richtgetal (bij ISO 100, in meters)
Normale flits (volledig vermogen)/snelle flits
Flitsdekking (mm) 14 24 28 35
Normale flits (volledig vermogen)
14,0 25,0 26,0 29,0
Snelle flits Gelijk aan circa 1/2 - 1/6 van vol vermogen
Flitsdekking (mm) 50 70 80 105
Normale flits (volledig vermogen)
33,0 40,0 42,0 47,0
Snelle flits Gelijk aan circa 1/2 - 1/6 van vol vermogen
Handmatig flitsen
Flitsvermogen
Flitsdekking (mm)
14 24 28 35
1/1 14,0 25,0 26,0 29,0
1/2 9,9 17,7 18,4 20,5
1/4 7,0 12,5 13,0 14,5
1/8 4,9 8,8 9,2 10,3
1/16 3,5 6,3 6,5 7,3
1/32 2,5 4,4 4,6 5,1
1/64 1,8 3,1 3,3 3,6
1/128 1,2 2,2 2,3 2,6
Flitsvermogen
Flitsdekking (mm)
50 70 80 105
1/1 33,0 40,0 42,0 47,0
1/2 23,3 28,3 29,7 33,2
1/4 16,5 20,0 21,0 23,5
1/8 11,7 14,1 14,8 16,6
1/16 8,3 10,0 10,5 11,8
1/32 5,8 7,1 7,4 8,3
1/64 4,1 5,0 5,3 5,9
1/128 2,9 3,5 3,7 4,2
110
In deze paragraaf wordt beschreven welke functies wel en niet
beschikbaar zijn als u de Speedlite 470EX-AI met een type B-camera
(analoge EOS-camera die A-TTL-/TTL-autoflash ondersteunt) gebruikt.
Als de Speedlite op een type-B camera is bevestigd,
verschijnt
<a> op het LCD-paneel van de flitser. Autoflash-meting is niet
mogelijk.
Functies die beschikbaar zijn bij type B-camera’s
Handmatig flitsen
Synchronisatie 2e gordijn
AI.B halfautomatisch
Functies die niet beschikbaar zijn bij type B-camera’s
E-TTL II-/E-TTL-/TTL-autoflash
Flitsbelichtingscompensatie
Flitsbelichtingsvergrendeling
Hogesnelheidssynchronisatie
Snelle flits
Modelflits
Automatische AI.B
Gebruik met een type B-camera
111
Grafische symbolen op het apparaat
Gelijkstroom
GOOI BATTERIJEN NIET WEG, MAAR LEVER ZE IN CONFORM DE
LOKALE REGELGEVING.
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER
(Noorwegen, IJsland en Liechtenstein)
Dit symbool geeft aan dat dit product in overeenstemming met de
AEEA-richtlijn (2012/19/EU) en de nationale wetgeving niet mag
worden afgevoerd met het huishoudelijk afval. Dit product moet
worden ingeleverd bij een aangewezen, geautoriseerd
inzamelpunt, bijvoorbeeld wanneer u een nieuw gelijksoortig
product aanschaft, of bij een geautoriseerd inzamelpunt voor
hergebruik van elektrische en elektronische apparatuur (EEA). Een
onjuiste afvoer van dit type afval kan leiden tot negatieve effecten
op het milieu en de volksgezondheid als gevolg van potentieel
gevaarlijke stoffen die veel voorkomen in elektrische en
elektronische apparatuur (EEA). Bovendien werkt u door een juiste
afvoer van dit product mee aan het effectieve gebruik van
natuurlijke hulpbronnen. Voor meer informatie over waar u uw
afgedankte apparatuur kunt inleveren voor recycling kunt u contact
opnemen met het gemeentehuis in uw woonplaats, de
reinigingsdienst, of het afvalverwerkingsbedrijf. U kunt ook het
schema voor de afvoer van afgedankte elektrische en
elektronische apparatuur (AEEA) raadplegen. Ga voor meer
informatie over het inzamelen en recyclen van afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur naar
www.canon-europe.com/weee
.
112
113
Numerics
12 sec.-, 16 sec.-timer ......................4
18% grijze reflector .........................37
A
Aan-/uitschakelaar ..........................21
Aantal keer flitsen ...........................18
Accessoireschoen...........................20
Acessoire ........................................15
AF-hulplicht ...................27, 86, 87, 89
Afstandsindicatieweergave
............................................24, 36, 85
AI.B automatisch...........42, 43, 46, 48
AI.B halfautomatisch ...........42, 45, 56
AI.B-lampje ...............................54, 59
Alles wissen ..............................70, 84
ANGLE SET........................45, 54, 57
Automatisch (AI.B-F).....42, 43, 46, 48
Automatisch uitschakelen ...22, 85, 86
Automatische zoomaanpassing aan
beeldsensorformaat ........................26
Av (AE-diafragmavoorkeuze)..........25
B
Batterijen.........................................18
Bereik bij draadloze opnamen ........72
Blokkeerfunctie ...............................22
C
C.Fn ....................................82, 83, 85
Creatieve zone..............29, 65, 71, 81
D
Draadloos flitsen met optische
transmissie ..................................... 71
Draadloze instellingen .................... 74
Draadloze opnamen ....................... 71
Draagtas......................................... 15
Dubbelklikken ..................... 51, 57, 91
E
Effectief flitsmeetbereik ............ 12, 24
E-TTL II flitsmeting ......................... 68
E-TTL II-/E-TTL-autoflash ........ 24, 25
F
Flitsbelichtingscompensatie
........................................... 30, 68, 78
Flitsbelichtingsniveau ......... 12, 30, 37
Flitsbelichtingsvergrendeling (FEL)
....................................................... 31
Flitsbesturing .................................. 66
Flitsdekking .............................. 34, 87
Flitserblokkering ............................. 96
Flitsfuncties instellen ...................... 65
Flitsgroepen.............................. 76, 78
Flitsinterval ............................... 18, 96
Flitskop (lichtverspreidingseenheid)
....................................................... 10
Flitsmeting ...................................... 68
Flitsmodus .............. 12, 13, 24, 36, 68
Flitspositiekeuze............................. 72
Flitssync.snelheid AV-modus.......... 68
Index
114
Index
Flitssynchronisatiesnelheid.......25, 68
Flitsvermogen .................................36
G
Gebruikersfuncties (C.Fn)...82, 83, 85
Geheugenfunctie ............................75
Gereed-lampje ..............21, 49, 77, 89
Groothoekadapter...........................35
H
Halfautomatisch (AI.B-S) ....42, 45, 56
Handmatig de flitsbelichting instellen
na meting ........................................37
Handmatig flitsen ......................36, 79
Handmatig indirect flitsen .........61, 92
Hogesnelheidssynchronisatie ...32, 78
I
Indirecte AI-flits .........................41, 42
Indirecte flits..............................14, 41
Adapter.................................15, 63
Automatisch..............42, 43, 46, 48
Halfautomatisch..............42, 45, 56
Handmatig ............................61, 92
Startknop voor afstandmeting
.......................................43, 46, 49
INDIVIDUELE ONTVANGER....13, 79
Individuele ontvanger......................79
Instellingen wissen (terug naar
standaardwaarden)...................40, 69
K
Kleurtemperatuurgegevens verzenden
....................................................... 26
Knop voor draadloos flitsen
........................................... 11, 74, 79
L
LCD-paneel .................................... 12
Contrast ..................................... 88
Verlichting ............................ 22, 87
Verlichtingskleur......................... 88
Lichtverdeling ................................. 87
LOCK ............................................. 22
M
M (handmatig flitsen)...................... 36
M (handmatige belichting).............. 25
Modelflits ........................................ 38
N
Namen van onderdelen.................. 10
Normale flits ........................... 18, 109
O
Ontvanger ................................ 13, 71
Instelling ontvanger.................... 74
Oplaadbevestiging ............... 77, 87
Opladen.......................................... 21
Opnameafstand.................. 36, 48, 63
P
P (Program AE).............................. 24
P.Fn .................................... 82, 83, 88
115
Index
Persoonlijke functies (P.Fn)
............................................82, 83, 88
R
Reflectiehoek ..................................61
Compensatie ............44, 45, 51, 91
Horizontale richting.....................14
Instelknop .......................45, 54, 57
Maximale hoek ...........................90
Omhoog......................................14
Richtgetal ......................................109
Richting (positie) ...........44, 45, 51, 91
S
Sluitersynchronisatie-instellingen....68
Sluitertijd .........................................25
Snelle flits............................18, 21, 89
Standaard........................................15
Startknop voor afstandmeting
............................................43, 46, 49
Synchronisatie 1e gordijn................68
Synchronisatie 2e gordijn................33
Synchronisatiesnelheid .............25, 68
Systeemoverzicht............................94
T
Temperatuurstijging.........................96
Testflits ......................................21, 77
Transmissieafstand .........................72
Transmissiekanaal ..........................74
Transmitter ......................................94
TTL-autoflash................................110
Tv (AE-sluitertijdvoorkeuze)............25
Type A-camera ................................. 2
Type B-camera ............................. 110
V
Verticale positie ............ 44, 45, 51, 91
Volledig automatische flitsopnamen
....................................................... 24
Voorzorgsmaatregelen ..................... 8
W
Waarschuwing.......................... 52, 96
Z
Zoom .............................................. 34
CPA-X324-000 © CANON INC. 2017
De beschrijvingen in deze instructiehandleiding dateren van december 2017. Voor
informatie over de compatibiliteit met producten van latere datum neemt u contact
op met een Canon Service Center. De meeste recente versie van de
instructiehandleiding vindt u op de website van Canon.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116

Canon Speedlite 470EX-AI Handleiding

Type
Handleiding