Instructies voor veilig gebruik – Emerson DL8000 voorgeprogrammeerd controller
Onderdeelnr. D301347X412
Februari 2018
4 www.Emerson.com/RemoteAutomation
Er zijn vier M10-bouten van 1,5 x 15 mm met
schroefdraad meegeleverd voor de bevestiging van
de DL8000. De behuizing kan met de onderkant of
met de achterkant worden bevestigd. Bevestiging
met de onderkant verdient de voorkeur, in verband
met het gewicht van het apparaat. De lengte van de
meegeleverde bouten maakt ze geschikt voor
gebruik met een bevestigingspaneel met een
dikte van 4 mm. Kies bij gebruik van een andere
paneeldikte bouten met een geschikte lengte,
zodat er, zonder gebruik van onderlegringen, nog
minstens één draadgang vrijligt nadat de bouten
geheel zijn aangehaald. Op die manier blijft er nog
een draadgang vrij en drukt de bout niet tegen de
onderkant, zelfs als er per ongeluk geen ringen
worden gebruikt terwijl dit wel de bedoeling was.
Kies een boutlengte die aan deze vereiste voldoet
en die garandeert dat de sterkte van de
schroefbevestiging maximaal is. Het gebruikte
paneel moet zijn gemaakt van zacht staal met vier
gaten met een diameter van 11,5 mm op locaties
die passen bij het gebruikte bevestigingspatroon.
Het stalen element kan een plaat zijn of een
hoekijzer, kabelgoot of een andere vorm. Centreer
het voorste paar schroefgaten bij bevestiging met
de onderkant op niet meer dan 19 mm vanaf de
rand. De behuizing heeft aan achterkant een taps
toelopende rand met een hoek van 2. De
standaardbehuizing heeft mogelijk een vulplaatje
nodig bij het achterste paar schroeven om de
DL8000 waterpas te zetten. Zet de behuizing
waterpas voor de beste uitlijning van de
kabelbuizen. Zie afbeelding 3. Draai de bouten
waarmee de behuizing vastzit aan de
bevestigingsplaat aan tot 24 tot 29 Nm.
2. In de onderkant van de DL8000-behuizing zitten twee
NPSM-kabelingangen van 1 inch en één ingang van
2 inch die zijn voorzien van gecertificeerde metrische
kabelbuisadapters (één M50 en twee M25). Gezien
vanaf de voorkant van de DL8000 is de meest linker
ingang bedoeld voor bekabeling van de
wisselstroomvoeding. De andere twee ingangen zijn
bedoeld voor de stroomkringen voor gelijkspanning.
Leg kabelbuizen van stijf metaal naar deze ingangen
en breng binnen 50 mm van de behuizing
kabelbuisafdichtingen aan. Alle geïnstalleerde
geleiders moeten bestand zijn tegen meer dan 90 C.
LET OP
Controleer of de kabelbuisadapters goed zijn afgedicht
voordat u verdergaat met de installatie van kabelbuizen.
Als de meegeleverde adapters niet de correcte
afmetingen hebben, verwijder ze dan en vervang ze door
gecertificeerde adapters van de juiste maat.
WAARSCHUWING
Kabelbuizen met schroefdraad moeten minimaal over
8 gehele draadgangen in de schroefadapters worden
gedraaid. Ongebruikte kabelbuisingangen moeten met
gecertificeerde pluggen worden afgesloten zodat de
kabelbuisadapters volledig zijn afgedicht voordat de
kabelbuizen worden geïnstalleerd. Als de meegeleverde
adapters niet de correcte afmetingen hebben, verwijder
ze dan en vervang ze door gecertificeerde adapters van
de juiste maat.
Aarding
De DL8000 heeft één externe aardaansluiting en twee
interne aardaansluitingen. Zie afbeelding 4 en 5 voor
de locaties van de aansluitingen.
Als uw bedrijf geen specifieke aardingsvereisten heeft,
installeer de DL8000 dan als een “zwevend” (niet op
de aarde aangesloten) systeem met behulp van de
aardaansluiting en door de aarddraad door een van de
kabelbuisfittingen te leggen. Volg anders de specifieke
aardingsprocedures van uw bedrijf. Wanneer u echter een
aansluiting maakt tussen een geaard apparaat en een
DL8000 EIA-232 (RS-232)-poort, moet de voeding van
de DL8000 worden geaard.
Als u de apparatuur moet aarden, let dan op de
volgende richtlijnen:
▪ Onjuiste aarding of slechte aardingspraktijken
kunnen vaak problemen veroorzaken, zoals het
introduceren van aardlussen in het systeem. Door
een correcte aarding van de DL8000 wordt het
effect van elektrische ruis gereduceerd en wordt
de DL8000 beschermd tegen blikseminslagen.
Installeer een overspanningsbeveiliging op de
serviceafsluiter op systemen met gelijkspannings-
voeding om de geïnstalleerde apparatuur te
beschermen tegen blikseminslag en spannings-
schommelingen.
▪ Een pijpleiding met kathodebescherming is geen
goede aarde. Niet verbinden met het kathodedeel
van de pijpleiding.
▪ De aardingsinstallatiemethode voor de DL8000
is afhankelijk van het feit of de pijpleiding
kathodebescherming heeft. Op pijpleidingen met
kathodebescherming moet de DL8000 elektrisch
worden geïsoleerd van de pijpleiding. Alle aardingen
mogen maximaal een staaf- of netimpedantie van
25 ohm hebben, gemeten met een aardingstester.