Documenttranscriptie
Bedienungsanleitung
Transponder-Zutrittskontrolle
mit Ereignisaufzeichnung
Best.-Nr. 750782
Seite 2 - 36
Operating Instructions
Transponder Access Control
with Event Recording
Item No. 750782
Page 37 - 71
Notice d’emploi
Contrôle d’accès à transpondeur
avec enregistrement d’événements
N° de commande 750782
Page 72 - 106
Gebruiksaanwijzing
Transpondertoegangscontrole
met resultaatoptekening
Bestelnr. 750782
Pagina 107 - 141
Inhoudsopgave
Pagina
1. Inleiding.............................................................................................................................109
2. Verklaring van symbolen................................................................................................109
3. Voorgeschreven gebruik................................................................................................110
4. Leveringsomvang............................................................................................................110
5. Veiligheidsaanwijzingen.................................................................................................111
a) Algemeen....................................................................................................................111
b) Antennemodule..........................................................................................................111
c) Montage......................................................................................................................112
6. Functiebeschrijving.........................................................................................................113
7. Aansluitingen en bedieningselementen......................................................................115
8. Aansluiten.........................................................................................................................116
a) Spannings-/stroomvoorziening................................................................................116
b) Relaisuitgang..............................................................................................................116
c) Toetseningang............................................................................................................117
d) Gebruik als kaartlezer...............................................................................................117
9. Ingebruikname.................................................................................................................118
10. Toepassingsvoorbeelden...............................................................................................119
11. Software............................................................................................................................121
a) Installatie.....................................................................................................................121
b) Transponderleesapparaat aan de pc aansluiten..................................................121
c) Bediening van de software......................................................................................121
12. Onderhoud en reiniging..................................................................................................127
13. Verklaring van overeenstemming (DOC)......................................................................127
107
Pagina
14. Verwijderen......................................................................................................................127
15. Technische gegevens.....................................................................................................128
16. Bijlage: RS232-protocol..................................................................................................129
a) Algemeen....................................................................................................................129
b) Adressering van de stuurmodule............................................................................130
c) Bevelen van de stuurmodule...................................................................................130
d) Bevelssubgroepen voor bevel „Load“ (L) en „Save“ (S)....................................131
e) Bevelssubgroepen voor „Command“ (C)...............................................................140
108
1. Inleiding
Geachte klant,
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit product.
Dit product voldoet aan de wettelijke nationale en Europese voorschriften.
Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te
handhaven en een ongevaarlijke werking te garanderen!
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Deze bevat belangrijke instructies
voor de ingebruikname en bediening. Let hierop, ook wanneer u dit product aan
derden doorgeeft.
Bewaar deze gebruiksaanwijzing om haar achteraf te raadplegen!
Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke
eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
2. Verklaring van de symbolen
Het symbool met de bliksemschicht in een driehoek geeft aan wanneer er
gevaar bestaat voor uw gezondheid, bijv. door een elektrische schok.
Het symbool met het uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing die in ieder geval moeten worden opgevolgd.
Het „pijl“-symbool wijst op speciale tips en aanwijzingen voor de bediening
van het product.
109
3. Voorgeschreven gebruik
Dit product is bestemd om transpondergegevens via een antennemodule te bepalen.
Deze gegevens worden door het product met de in een intern EEPROM opgeslagen
transpondergegevens vergeleken.
Als een opgeslagen transponder wordt herkend, schakelt de elektronica een relais in
via hetwelk vb. een deuropener kan worden gestuurd.
Om het product te gebruiken hebt u bijzondere, geschikte transponders nodig; deze zijn
niet inbegrepen, maar als accessoire verkrijgbaar.
De configuratie van het product met gebruikersgegevens, transpondergegevens en
tijdschema‘s is op een comfortabele manier met behulp van pc-software mogelijk. Voor
professionele gebruikers is ook een configuratie rechtstreeks via RS232-stuurcommand‘s
mogelijk.
De veiligheidsinstructies en alle andere informatie in de gebruiksaanwijzing dienen
absoluut in acht te worden genomen.
Een ander gebruik dan hier beschreven is niet toegelaten en heeft de beschadiging
van het product tot gevolg. Bovendien gaat dit gepaard met gevaren zoals kortsluiting
en brand.
Dit product voldoet aan de wettelijke nationale en Europese normen. Alle vermelde
bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle
rechten voorbehouden.
4. Leveringsomvang
• Stuurmodule
• Antennemodule met kabels
• RS232-kabel
• Kunststof zijplaten (voor transponder in chequekaartenvorm)
• Cd met pc-software
• Gebruiksaanwijzing
110
5. Veiligheidsvoorschriften
Bij schade veroorzaakt door het niet opvolgen van de bedieningshandleiding,
vervalt het recht op garantie. Voor vervolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij
niet aansprakelijk!
Voor materiële of persoonlijke schade, die door ondeskundig gebruik of niet
inachtname van de veiligheidsvoorschriften veroorzaakt worden zijn wij niet
aansprakelijk. In zulke gevallen vervalt de garantie!
a) Algemeen
• Om veiligheids- en keuringsredenen is het eigenhandig ombouwen en/of
wijzigen van het product niet toegestaan.
• Gebruik dit product niet in ziekenhuizen of medische inrichtingen. Alhoewel het
product enkel relatief zwakke radiosignalen uitzendt, kan dit functiestoringen
bij levensbehoudende systemen veroorzaken. Hetzelfde geldt mogelijk in
andere bereiken.
• Het product is geen speelgoed en is niet geschikt voor kinderen.
• Het product is alleen geschikt voor droge, gesloten binnenruimtes. U mag hem
niet blootstellen aan direct zonlicht, stofinwerking, vuil, sterke hitte, koude,
vochtigheid of nattigheid, anders raakt hij beschadigd.
• U mag het verpakkingsmateriaal niet zomaar laten rondslingeren. Dit is
gevaarlijk speelgoed voor kinderen.
• Behandel het product voorzichtig. Door stoten, schokken of een val - zelfs
van geringe hoogte - kan het beschadigd raken.
• Gelieve u tot onze technische helpdesk of een andere vakman te wenden indien
u vragen heeft die niet opgehelderd worden in deze gebruiksaanwijzing.
b) Antennemodule
• De antennemodule vormt in combinatie met de stuurmodule een trillingskring,
die hoge spanningen aan de aansluitcontacten van de antenne opwekt.
Vermijd elk contact met deze contacten.
• Let bij montage en gebruik op een geschikte contactbescherming.
111
c) Montage
• Het product is niet ontwikkeld voor het vergrendelen of beveiligen van een deur.
Bij een langer verlaten van de door het transponder-leesapparaat toegankelijk
gemaakte ruimte moet de deur daarom met behulp van de originele sleutel
worden gesloten.
• Monteer het product zo dat het tegen manipulatie door onbevoegden beschermd is (binnen een gebouw).
• Het product is een lees- en stuurapparaat van het bedrijfstype 1 in overeenstemming met EN 60730 (VDE 0631).
• Beveilig de toevoerleiding met een zekering van 2,5 A (traag).
• Als de spannings-/stroomvoorziening van het product met behulp van een
scheltransformator (12 V/AC) gebeurt, moet deze aan de vereisten van
EN 61558-2-8 (DIN VDE 0570 deel 2-8 voldoen.
• Tussen antennemodule en transponder mogen zich geen metalen voorwerpen
bevinden.
• De antennemodule moet op niet-metalen materiaal (hout, beton) met een
minimumafstand van 30 mm tot andere metalen onderdelen worden gemonteerd.
• De antenneleiding tussen stuur- en antennemodule mag niet langer zijn dan 1,5
m. Anders kan de in de technische gegevens genoemde leesafstand (afstand
tussen antennemodule en transponder) niet worden gegarandeerd.
• De antenneleidnig mag niet onmiddellijk naast andere stroomvoerende
leidingen worden gelegd.
• Er mogen geen twee antenneleidingen naast elkaar worden gelegd.
• Bij montage van meerdere transponder-leesapparaten moet een minimumafstand van 1 m tegenover elkaar worden gehouden om een weerzijdse
beïnvloeding te vermijden.
112
6. Functiebeschrijving
Het product kan via het geïntegreerde relais en de overeenkomstige externe indeling
bijvoorbeeld een deuropener rechtstreeks aansturen.
Aangezien de stuurmodule over een afzonderlijke 24 V/DC-aansluiting beschikt, is ook de
aansturing van een garagedeuraandrijving mogelijk (indien deze met 24 V/DC werkt).
Schakelvoorbeelden vindt u in hoofdstuk 10.
Met een transponder kan het relais in de stuurmodule in de „ON/OFF“-modus worden
in-/uitgeschakeld. Met behulp van een transponder, een externe knop (de stuurmodule
beschikt over een overeenkomstige ingang) of automatisch na afloop van de ingestelde
schakeltijd kan het relais opnieuw worden uitgeschakeld.
Een andere optie is het gebruik van het product als kaartlezer. Daartoe kunt u de antennemodule in het stuurapparaat monteren (passende afstandshouders zijn niet inbegrepen)
en het meegeleverde kunststof zijdeel met kaartgleuf gebruiken.
Binnen in de bovenzijde van de behuizing van de stuurmodule bevindt zich een kaartvoering, die het insteken en vasthouden van de transponderkaart mogelijk maakt. In deze
configuratie is het product geschikt voor permanene vrijschakeling van een aangesloten
apparaat, aangezien het relais zolang blijft ingeschakeld als de transponderkaart in de
behuizing steekt.
Door de keuze van de geschikte configuratie (impulsmodus, retrigger of vaste inschakeltijd
tot 127 minuten) kunt u ook na het verwijderen van de kaart, het relais en het aangesloten
apparaat nog gedurende een vrij te kiezen tijdsduur ingeschakeld laten.
Omdat de resultaten worden opgeslagen weet u steeds wie (en op welk moment) het
aangesloten apparaat via transponder heeft gebruikt.
In een intern EEPROM-geheugen kunnen tot 500 transpondernummers met bijhorende
tijdsvensters en 5000 leesresultaten met datum en tijd worden opgeslagen.
Als bij het analyseren van transpondergegevens, een transponder met een van deze
opgeslagen nummers herkend wordt en deze zich in een toegelaten tijdsvenster
bevindt, schakelt de leesmodule de uitgang (relais) en registreert het proces in het
gebeurtenissengeheugen.
Het herkennen van een transponder (ook wanneer deze niet geautoriseerd is) wordt via
de LED‘s op de stuurmodule getoond.
113
De seriële interface van de stuurmodule laat een comfortabel beheer van de geautoriseerde transponder toe via het meegeleverde pc-programma.
Op deze wijze kunt u de gebruikers, autoriseringstabellen en -tijden uit de stuurmodule
in de pc laden, bewerken en opnieuw in de stuurmodule opslaan.
Via de RS232-interface kan de stuurmodule ook rechtstreeks met behulp van overeenkomstige bevelen worden geconfigureerd.
Deze voor professionele gebruikers uitgedachte informatie vindt u in bijlage in hoofdstuk 16.
114
7. Aansluitingen en bedieningselementen
16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
17
13
14
18
15
17
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
+12 V/DC (of 12 V/AC)
GND (of 12 V/AC)
+24 V/DC
Relais 1 (gemeenschappelijke aansluiting; middencontact van het relais)
Relais 2 (sluitercontact van het relais, NO-contact)
Relais 3 (openercontact van het relais, NC-contact)
Toetseningang
GND
+5 V/DC
RX (moet met TX, pin 3 van de PC-RS232-kabel worden verbonden)
TX (moet met RX, pin 2 van de PC-RS232-kabel worden verbonden)
GND (moet met GND, pin 5 van de PC-RS232-kabel worden verbonden)
Antenne 1
Antenne 2
Druktoets
RS232-aansluiting
Schroefopeningen voor montage van de antennemodule (bij gebruik als kaartlezer)
18 Vervangbaar kunststof zijdeel
115
8. Aansluiten
a) Spannings-/stroomvoorziening
De precieze contacttoewijzing vindt u in hoofdstuk 7. De stuurmodule kan ofwel met 12
V/DC, 24 V/DC of met 12 V/AC worden aangedreven. Hiervoor zijn telkens afzonderlijke
ingangen beschikbaar:
12 V/DC:
klem 1 = +12 V/DC
klem 2 = GND
24 V/DC
klem 3 = +24 V/DC
klem 2 = GND
12 V/AC
klem 1 = 12 V/AC
klem 2 = 12 V/AC
Verwissel deze aansluitingen nooit aangezien het product anders beschadigd
wordt. Verlies van waarborg/garantie!
De gelijktijdige aansluiting van meerdere bedrijfsspanningen (vb. 12 V/DC en
24 V/DC) is niet mogelijk!
Het product heeft in de normale leesmodus een stroomopname van minder dan 50 mA
en bij het schakelen van het relais ongeveer 75 mA.
b) Relaisuitgang
De relaisuitgang (klemmen 4, 5, 6, zie hoofdstuk 7) is pontentiaalvrij. De aansluitgegevens
van het relais vindt u in het hoofdstuk „Technische gegevens“.
Schakel de netspanning nooit via het relais!
116
c) Druktoetseningang
Aan schroefklem 7 kan een externe druktoets worden aangesloten. Verbind het tweede
contact van de druktoets met GND (schroefklem 8).
De druktoets moet een sluitcontact zijn (NO-contact), bij het indrukken van de
druktoets moeten schroefklemmen 7 en 8 kortstondig worden verbonden.
Door het indrukken van de externe druktoets wordt het relais onmiddellijk uitgeschakeld.
Dit kan vb. worden gebruikt wanneer het met behulp van de transponder ingeschakelde
relais voortijdig moet worden uitgeschakeld, bijvoorbeeld in de impulsmodus.
De interne druktoets (15) heeft dezelfde functie (voor testdoeleinden).
d) Gebruik als kaartlezer
• Vervang het zijdelingse kunststofdeel door het meegeleverde kaartlezer kunststofdeel.
De gleuf van het kaartlezer-kunststofdeel moet daarbij naar de behuizingsrand wijzen.
• Maak de antennemodule vast in de stuurmodule. Hiervoor is echter geen montagemateriaal inbegrepen. U hebt vb. twee kunststof afstandshouders en 2 schroeven nodig;
anders kunt u ook een of twee druppels warme lijm gebruiken.
• Binnen in de bovenzijde van de behuizing van de stuurmodule bevindt zich een kaartvoering, die het insteken en vasthouden van de transponderkaart mogelijk maakt.
117
9. Ingebruikname
Voor de configuratie moet de RS232-aansluiting van de stuurmodule met een RS232interface van een pc worden verbonden.
Schakel de bedrijfsspanning weer in.
Het product is vervolgens gebruiksklaar.
Voor het relais in de stuurmodule kan schakelen, moet u eerst minstens een
transponder aanleren en een gebruiker en evt. een tijdschema instellen (wanneer
de transponder het relais kan activeren).
RS 232-instellingen
De communicati met de stuurmodule gebeurt via het standaard-RS232-protocol. De
volgende verbindingsinstellingen dienen in acht te worden genomen:
Baudrate:
57600
Databits:
8
Stopbits:
1
Pariteit:
geen
118
10. Toepassingsvoorbeelden
Schakelingsvoorbeeld: Deuropener
12 V/AC
GND +12 V
2
+12 V
GND
+24 V
Rel 1
Rel 2
Ant 1
Ant 2
3
1
RX TX GND
4
5
1
Stuurmodule
2
Externe spannings-/stroomvoorziening (hetzij 12 V/DC via een gestabiliseerd netdeel
of 12 V/AC via een scheltransformator)
3
Antennemodule
4
Deuropener
5
Pc voor de configuratie van de stuurmodule
119
Schakelingsvoorbeeld: Garagedeuraandrijving
+24 V GND
2
+12 V
GND
+24 V
Rel 1
Rel 2
4
Ant 1
Ant 2
3
1
RX TX GND
5
1
Stuurmodule
2
Externe spannings-/stroomvoorziening (24 V/DC)
3
Antennemodule
4
Ter impulsingang van de garagedeuraandrijving
5
Pc voor de configuratie
Let op de correcte aansluiting van de verbindingsleidingen (volgens de
beschrijving van de garagedeuraandrijving) en of de druktoets, zoals in het
voorbeeld weergegeven, daadwerkelijk na GND moet worden ingedrukt. Stel
de schakeltijd van het relais op 0,5 s in zodat u de garagedeuraandrijving snel
tussen „omhoog“ en „omlaag“ kunt omschakelen.
Bij het bovenstaande schakelingsvoorbeeld wordt verondersteld dat de garagedeuraandrijving met een bedrijfsspanning van 24 V/DC werkt. Als dit niet het
geval is (zie gebruiksaanwijzing van de garagedeuraandrijving), moet u evt. een
bijkomend netdeel voor de stuurmodule gebruiken of bovnedien een andere
indeling van het relais.
120
11. Software
Via de meegeleverde software is een eenvoudige configuratie mogelijk. U kunt
daarmee transponders aanleren, gebruikers aanmaken, transponders aan
gebruikers toewijzen, autoriseringen voor de toegang instellen, etc.
Via de RS232-interface kan de stuurmodule ook rechtstreeks met behulp van
overeenkomstige bevelen worden geconfigureerd. Deze voor professionele
gebruikers uitgedachte informatie vindt u in bijlage in hoofdstuk 16.
a) Installatie
De meegeleverde software vereist een Windows-besturingssysteem (minstens
Windows XP of hoger).
• Plaats de meegeleverde cd in het betreffende station van uw pc. Als het installatieprogramma niet automatisch start, opent u de inhoudsoverzicht van de cd, vb. via
Windows bestandsbeheer. Start dan het installatieprogramma.
• Volg alle aanwijzingen van Windows of het installatieprogramma.
b) Transponderleesapparaat aan de pc aansluiten
• Verbind de RS232-poort van de stuurmodule via de meegeleverde RS232-kabel met
een RS232-poort van uw computer.
Als uw computer niet over een RS232-poort beschikt, moet u een overeenkomstige
USB-adapter gebruiken of een RS232-steekkaart voor uw computer (telkens
niet inbegrepen, in de accessoirehandel verkrijgbaar).
• Sluit de antennemodule aan de stuurmodule aan en schakel de spannings-/stroomvoorziening in.
c) Bediening van de software
• Start de software. Een omvangrijke hulpfunctie is in het Engels beschikbaar in de
software.
De afbeeldingen van de software in deze gebruiksaanwijzing kunnen bij nieuwere
versies van de software evt. veranderen.
121
• Kies in het linkermenu het punt „Reader“. Klik in de lege tabel (aan de rechterzijde van
de software) met de rechter muisknop en selecteer „Insert item“.
• Als een apparaat wordt gevonden, wordt dit in de lijst „Reader“ ingevoegd. Daar kunt
u het apparaat een naam geven.
Bij „Select Interface“ kan een COM-poort worden ingesteld waaraan het
apparaat aangesloten is, klik op „Online“ om een verbinding te maken.
• Klik op de knop „Parameter“ om het apparaat te configureren.
Een beschrijving van de parameters krijgt u in de hulp bij de software.
• Klik na het configureren op de toets „Close“.
122
• Verbind een nieuwe transponder. Daarvoor klikt u in de transponderlijst met de rechter
muisknop en kiest u „Add transponder“.
• Houd een transponder voor de antennemodule. De transponder verschijnt als nieuwe
invoer in de lijst.
Maak bij elke lezer waarbij u deze nieuwe transponder wilt aanmelden (en die op de
transponder moet reageren), een haakje.
• Als alle transponders werden aangeleerd, beëindigt u het aanmelden via „Stop adding
transponder“.
123
• Om gebruikers toe te voegen, klikt u op „Personnel“.
Klik in de lege tabel (aan de rechterzijde van de software) met de rechter muisknop
en selecteer „Insert item“.
• Vervolgens kunt u aan de personen een transponder/lezer toevoegen.
124
• Om een tijdsschema aan te maken (bijvoorbeeld dat een bepaalde toegang tot een
ruimte uitsluitend tijdens de week toegelaten is of op een bepaalde tijd), klikt u op
„Time Schemes“.
Klik in de lege tabel (aan de rechterzijde van de software) met de rechter muisknop
en selecteer „Insert item“.
• Vervolgens kan het tijdsschema worden geconfigureerd. U kunt een tijdruimte (start- en
eindtijd, telkens in uren/minuten) en de weekdag instellen waarop de transponder de
toegang mogelijk maakt.
125
• Opdat het transponder-leesapparaat onafhankelijk met de door u ingestelde transponder-, gebruiker- en tijdsschemagegevens kan werken, moeten als laatste stop alle
gegevens naar het transponder-leesapparaat worden overgezet.
Kies in het linkermenu het punt „Reader“. Klik in aan de rechterzijde van de software
met de rechter muisknop op de gewenste lezer en kies „Write all data“.
Afhankelijk van de omvang van de gegevens kan de gegevensoverdracht enige tijd
duren.
Evt. moet u voor de overdracht het transponder-leesapparaat nog op „Online“
schakelen.
• Om de gebeurtenissen te analyseren (vb. wanneer een bepaalde transponder werd
gelezen) moet het transponder-leesapparaat eerst op „Online“ worden geschakeld,
vervolgens klikt u in het linker menu op „Reader“ en kiest u het overeenkomstige
apparaat.
Vervolgens klikt u op „Get events“. De software zal daarop alle gebeurtenissen van
het transponder-leesapparaat downloaden. Afhankelijk van de hoeveelheid gegevens
kan deze procedure even duren.
126
12. Onderhoud en reiniging
Voor u is het product onderhoudsvrij. Service en reparaties mogen alleen uitgevoerd
worden door een specialist/gespecialiseerde reparatieplaats. In het product bevinden
zich geen onderdelen die door de gebruiker kunnen worden onderhouden.
Gebruik voor de reiniging van de buitenkant een schone, droge en zachte doek.
Gebruik nooit agressieve reinigingsmiddelen of andere chemische oplosmiddelen,
omdat deze schade kunnen veroorzaken aan het oppervlak (verkleuringen) of zelfs de
functionering aantasten.
13. Verklaring van overeenstemming (DOC)
Hiermee verklaren wij, Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Straße 1, D -92240 Hirschau,
dat dit product overeenstemt met de basisvereisten en de andere relevante voorschriften
van Richtlijn 1999/5/EC.
De bij dit product behorende verklaring van conformiteit kunt u vinden op:
www.conrad.com
14. Verwijderen
Het product hoort niet thuis in het huishoudelijk afval!
Verwijder het onbruikbaar geworden product in overeenstemming met de
geldende wettelijke bepalingen.
127
15. Technische gegevens
Bedrijfsspanning................................12 V/DC of 12 V/AC; bovenop een afzonderlijke ingang
voor 24 V/DC
Stroomopname...................................max. 100 mA
Transponderfrequentie.....................125 kHz
Relaisaansluitgegevens....................1x omschakelcontact
Schakelspanning max. 24 V/DC of max. 12 V/AC
Schakelstroom max. 3 A
Transponderafstand..........................max. ong. 7 cm
Kabellengte antennemodule............max. 1,5 m
Aantal transponders..........................max. 500
Aantal opgeslagen
gebeurtenissen..................................max. 5000
Afmetingen (L x B x H).......................Transpondermodule: 125 x 75 x 28 mm
Antennemodule: 50 x 40 x 5,5 mm
Omgevingsvoorwaarden..................Temperatuur 0 °C tot +45 °C, luchtvochtigheid max.
90% relatief, niet condenserend
128
16. Bijlage: RS232-protocol
a) Algemeen
Bevelsformaat
Alle bevelen aan het transponder-leesapparaat moeten in het volgende formaat worden
gezonden:
<STX><ADR><COMMAND><SUBCOMMAND><INDEX><DATA><CRC><EOT>
<STX>
ASCII code 2
Start of Text
<EOT>
ASCII code 4
End of Transmission
<INDEX>
2 byte (4 ASCII tekens)
ter positieaanduiding van gegevens
Antwoordformaat
Antwoorden van het transponder-leesapparaat kunnen het volgende formaat hebben:
Antwoord op succesvol bevel:
<STX><ADR><COMMAND><SUBCOMMAND><ACK><CRC><EOT>
Antwoord op verkeerd bevel
<STX><ADR><COMMAND><SUBCOMMAND><NAK><CRC><EOT>
Antwoord op bevel met verkeerd formaat
<STX><ADR><NAK><CRC><EOT>
Antwoord op een bevel m.b.t. het opvragen van gegevens
<STX><ADR><COMMAND><SUBCOMMAND><DATA><CRC><EOT>
Bruikbare ASCII-codes en controlesom berekenen:
<ACK>
ASCII-code 6: Acknowledge
<NAC>
ASCII-code 15: Not Acknowledge
Alle hexadecimaal gecodeerde getallen worden uitsluitend met hoofdletters
herkend en uitgegeven (0F en niet 0f).
De controlesom (<CRC>) wordt als dwarssom van de doorgegeven ASCII-tekens
zonder <STX> en <EOT> gevormd en opnieuw als ASCII-teken verzonden.
129
Voorbeeld: Te zender bevel <STX>SP000100FA<CRC><EOT>
Som van S + P + 0 + … in hexadecimaal (0x53 + 0x50 + 0x30 + 0x30 + 0x30 + 0x31 + 0x30
+ 0x30 + 0x46 + 0x41 = 0x024B)
Alleen de onderste 8 bit van de controlesum worden verzonden:
0x024B --> 4B wordt verzonden.
Resultaat: <STX>SP000100FA4B<EOT>
b) Adressering van de stuurmodule
Het adres van een transponder-leesapparaat ((<ADR>) volgt uit byte 0 van het serienummer. Onafhankelijk van het ingestelde stuurmodule-adres antwoordt elk apparaat
op het adres FF.
c) Bevelen van de stuurmodule
Bij de bevelen zijn er twee types:
<COMMAND>
Algemeen bevel
<SUBCOMMAND>
Subgroepen van een bevel
Bevelen en uw subgroepen moeten altijd als een ASCII-teken worden verzonden.
Bevel: Hello (H)
Bevelsbeschrijving: Geeft de omschrijving en het versienummer van de stuurmodule (dit
bevel vereist geen CRC). De stuurmodule antwoordt met „XRDVab“ (a = firmwareversie,
b = hardwareversie).
Formaat:
<STX><ADR>H<EOT>
Voorbeeld: <STX>FFHD4<EOT>
<STX>XRDV17AC<EOT>
Bevel: Load (L)
Bevelsbeschrijving: Laadt gegevens of instellingen van het transponder-leesapparaat
in de pc.
Formaat:
130
<STX><ADR>L<SUBCOMMAND><INDEX><CRC><EOT>
Bevel: Save (S)
Bevelsbeschrijving: Slaat gegevens of instellingen in de stuurmodule op.
Formaat:
<STX><ADR>S<SUBCOMMAND><INDEX><DATA><CRC><EOT>
Bevel: Command (C)
Bevelsbeschrijving: Stuurcommando voor het transponder-leesapparaat (vb. relais
inschakelen).
Formaat:
<STX><ADR>C<SUBCOMMAND><DATA><CRC><EOT>
d) Bevelssubgroepen voor bevel „Load“ (L) en „Save“ (S)
Parameter 16bit (P)
Bevelsbeschrijving: Configuratie van het transponder-leesapparaat met behulp van een
16bit-parameter. De bits 8 tot 15 zijn totnogtoe niet gebruikt, er moeten echter altijd 16
bits als gegevens worden verzonden.
Formaat:
<STX><ADR>LP<INDEX><CRC><EOT>
<STX><ADR>SP<INDEX><DATA><CRC><EOT>
Index 0000 lezerconfiguratie:
Bit
Waarde 1
Waarde 0
Configuratie
7
enable
disable
Send Event
6
enable
disable
Toetsenherkenning (transponder „0“)
5
enable
disable
Toets voor „Relais uitschakelen“ activeren
4
enable
disable
Relais schakelen
3
in/out
Minuut
Geheugenmodus
2
enable
disable
Onbevoegde toegangen opslaan
1
enable
disable
Auto off / Retrigger
0
on/off
Impuls
On/Off of impulsmodus
131
Verklaringen van de configuratiebits:
• Bit 7:
Wanneer deze bit is gezet, wordt elke gebeurtenis die het transponder-leesapparaat
herkend, onmiddellijk naar de seriële interface uitgegeven.
• Bit 6:
Wanneer deze bit is gezet, gedraagt het transponder-leesapparaat zich bij het indrukken van de toets alsof de transponder op geheugenplaats „0“ werd gelezen. Dit is vb.
van belang wanneer u de start of het einde van een openingsprocedure via een druk
op de toets in de gebeurtenissentabellen duidelijk wilt herkennen. Daartoe kan op
geheugenplaats „0“ een bepaalde (ook fictieve) transponder worden opgeslagen die
in de gebeurtenissentabellen gewoon herkenbaar en selecteerbaar is. Deze bit mag
niet tegelijk met bit 5 worden gezet.
• Bit 5:
Door het zetten van deze bit kan het relais door het indrukken van de toets worden
uitgeschakeld. Dat kan een voordeel zijn wanneer een lange schakeltijd werd ingesteld,
maar het relais echter voor afloop van deze tijd moet worden uitgeschakeld. In de
gebeurtenistabellen wordt deze procedure met transpondernummer „0“ opgeslagen
(evenals de „AUTO/OFF“-gebeurtenis).
Deze bit mag niet tegelijk met bit 6 worden gezet.
• Bit 4:
Door het zetten van deze bit wordt de relaisuitgang geactiveerd. Wanneer het schakelen van de relais ook bij het herkennen van een geldige transponder moet worden
onderbonden, moet deze bit op „0“ worden gezte.
• Bit 3:
Met bit 3 legt u vast op welke manier de gebeurtenissen in het gebeurtenissengeheugen
worden opgeslagen:
Bit 3 = „0“ -> „Minute“-modus: Elke gebeurtenis wordt met een resolutie met een
nauwkeurigheid tot op de minuut opgeslagen. Als een transponder voor langere tijd
aan de antennemodule is geschakeld, wordt deze gebeurtenis elke minuut opgeslagen.
In dit geval is het „geheugenbesparend“ om naar de „IN/OUT“-modus te gaan. Bij
gebruik van de „ON/OFF“-modus is er geen onderscheid tussen de „Minute“- en de
„IN/OUT“-modus.
132
Bit 3 = „1“ -> „IN/OUT“-modus: Wanneer bit 3 is gezet, worden alleen de gebeurtenissen
opgeslagen die tot een wijziging van de toestand van het transponder-leesapparaat
voeren. Dit betekent dat bij een langere verbinding van een transponder aan de antennemodule in de impulsmodus alleen het tijdpunt van het inschakelen en het tijdstip van
het verwijderen van de transponder worden opgeslagen. In de „ON/OFF“-modus wordt
het tijdstip van het inschakelen van het relais en het uitschakelen opgeslagen.
• Bit 2:
Door het instellen van deze bit worden in het gebeurtenissengeheugen ook die gebeurtenissen opgeslagen die door niet-geautoriseerde transponders aan de antenne
worden opgeroepen. Anders worden alleen geautoriseerde transpondergebeurtenissen
opgeslagen. Bij storingen in de omgeving van de antenne kan het zinvol zijn om deze
bit op 0 te zetten aangezien de storingen als niet-geaurotiseerde transponders kunnen
worden gedecodeerd.
• Bit 1:
De betekenis van deze bit hangt af van de toestand van bit 0. Als bit 0 op „0“ wordt gezet
(„Impuls“-modus) kan met bit 1 het retriggern worden in- of uitgeschakeld. Bij retrigger
uit (bit 1 op „0“) schakelt het relais na afloop van de ingestelde schakeltijd opnieuw uit,
onafhankelijk van het feit of de transponder in het bereik van de antennemodule blijft
of voor afloop van de schakeltijd opnieuw aan de antennemodule werd gehouden.
Bij retrigger aan (bit 1 op „1“) loopt de schakeltijd pas af vanaf het tijdstip dat de
transponder het antenneveld verlaat. Bovendien wordt de schakeltijd opnieuw gestart
wanneer de transponder voor afloop van de schakeltijd opnieuw aan de antenne wordt
gehouden.
Als bit 0 op 1 is gezet („ON/OFF“-modus), kan met bit 1 de „AUTO/OFF“-functie worden
gezet. Met bit 1 op „1“ schakelt het relais na afloop van de instelde schakeltijd automatisch opnieuw uit. Met bit 1 op „0“ blijft het relais zolang ingeschakeld (permanent)
tot een geautoriseerde transponder het relais opnieuw uitschakelt.
• Bit 0:
Met bit 0 wordt tussen de impulsmodus (bit 0 = „0“) en de „ON/OFF“-modus (bit 0
= „1“) geselecteerd. In de impulsmodus wordt het relais ingeschakeld door een
geautoriseerde transponder en na afloop van de schakeltijd opnieuw uitgeschakeld.
In de „ON/OFF“-modus wordt het relais door een geautoriseerde transponder alleen
ingeschakeld en blijft zolang ingeschakeld tot een geautoriseerde transponder het
opnieuw uitschakelt (resp. „AUTO/OFF“ zie bit 1 of toets zie bit 5).
133
Voorbeeld: <STX>FFLP0000E8<EOT>
<STX>FFSP0000B263<EOT>
De configuratiebyte is B2, i.e. binair 1011 0010
Bit 7 = „1“ (aan), Bit 6 = „0“ (uit), Bit 5 = „1“ (aan), Bit 4 = „1“ (aan)
Bit 3 = „0“ (uit), Bit 2 = „0“ (uit), Bit 1 = „1“ (aan), Bit 0 = „1“ (uit)
Index 0001: Instelling van schakeltijd
De nauwkeurigheid van de ingestelde tijd is afhankelijk van de waarde. Als seconden
worden gebruikt, kan de werkelijke schakeltijd enkele seconden afwijken. Alleen bij
minuten en halve seconde is de ingestelde tijd nauwkeurig. Dit wordt veroorzaakt door
het verschillend gebruik van interne klok of processortimer.
Bit 0 - 6
Bit 7
schakeltijd in seconden of minuten
waarde „0“: seconden; waarde „1“: minuten
Let op!
Als de schakeltijd in seconden wordt ingesteld, dan is de waarde „1“ voor
0,5 seconden gereserveerd. De waarde „2“ betekent 1 seconde, waarde „3“
betekent 2 seconden, etc.
Er zijn geen 0,5 seconden-stappen!
Voorbeeld: De waarde „30“ betekent 29 seconden schakeltijd wanneer bit 7 op „0“
wordt ingesteld.
Index 0002: Aantal opgeslagen transponders
Het transponder-leesapparaat kan max. 500 transponders opslaan.
Index 0003: Event Pointer
Dit is een verwijzing naar de laatste opgeslagen gebeurtenis. De events worden cyclisch
geschreven. Als de Event Pointer op zijn maximum is, wordt hij opnieuw op 0 gezet.
Het transponder-leesapparaat kan max. 5000 gebeurtenissen opslaan.
134
Bevel: Transponder (T)
Bevelsbeschrijving: Laadt het transpondernummer uit het transpondergeheugen van de
stuurmodule of stelt deze in. Het transpondernummer wordt daarbij met 10 tekens (vb.
AC3F00D1B4) als hexadecimaal gecodeerde ASCII-tekenvolgorde aangegeven.
Formaat:
<STX><ADR>LT<INDEX><CRC><EOT>
<STX><ADR>ST<INDEX><DATA><CRC><EOT>
Voorbeeld: <STX>FFLT0032F1<EOT>
<STX>FFLTA16004A0D350<EOT>
Leest transpondernummer A16004A0D3 uit geheugenplaats 0032h, i.e. de 50e plaats.
Bevel: Tijdsvenster voor autorisering (Z)
Bevelsbeschrijving: Met dit bevel wordt de stuurmodule geconfigureerd tot welke tijden
een transponder geautoriseerd is. Daarbij kunnen de weekdagen en 4 tijdsvensters per
transponder worden opgeslagen. De gegevens zijn daarbij 5 byte (10 ASCII-tekens)
lang.
Formaat:
<STX><ADR>LZ<INDEX><CRC><EOT>
<STX><ADR>SZ<INDEX><DATA><CRC><EOT>
Gegevensformaat: [Weekdag] [MIN(van)] [STD(van)] [MIN(bis)] [STD(bis)]
1. byte: weekdag (bit 0 altijd op waarde 0)
Bit 7
Bit 6
Bit 5
Bit 4
Bit 3
Bit 2
Bit 1
Bit 0
Zo
Za
Fr
Do
Woe
Di
Ma
0
Bit 3
Bit 2
Bit 1
Bit 0
2. byte: minuten (van) BCD gecodeerd
Bit 7
Bit 6
Tientallenkolom
Bit 5
Bit 4
Eenhedenkolom
135
3. byte: uur (van) BCD gecodeerd
Bit 7
Bit 6
Bit 5
Bit 4
Tientallenkolom
Bit 3
Bit 2
Bit 1
Bit 0
Bit 1
Bit 0
Bit 1
Bit 0
Eenhedenkolom
4. byte: minuten (tot) BCD gecodeerd
Bit 7
Bit 6
Bit 5
Bit 4
Tientallenkolom
Bit 3
Bit 2
Eenhedenkolom
5. byte: uur (tot) BCD gecodeerd
Bit 7
Bit 6
Bit 5
Bit 4
Tientallenkolom
Bit 3
Bit 2
Eenhedenkolom
Voorbeeld: <STX>FFSZ0006FE3008451625<EOT>
<STX>FFSZ<ACK>3F<EOT>
Dit bevel schrijf een tijdsvenster:
Index 0006 3. tijdvenster van transponder op 2e plaats
FE
alle weekdagen toegelaten
3008
van 08.30 uur
4516
tot 16.45 uur
Bevel: Gebeurtenissengeheugen (E)
Bevelsbeschrijving: Dit bevel dient voor het analyseren van het gebeurtenissengeheugen.
Formaat:
<STX><ADR>LE<INDEX><CRC><EOT>
Antwoord: [Transp. Nummer][MIN][STD][Autorisering en DAG][Event en MON]
[JAAR]
136
byte: Autorisering en dag:
Bit 7
Bit 6
Bit 5
Autorisering (zie
tabel onderaan)
Bit 4
Dag 10-tallen kolom
Bit 3
Bit 2
Bit 1
Bit 0
Dag eenhedenkolom
6 Bit dag (BCD-gecodeerd)
Betekenis
0
0
Toegang geweigerd
1
0
Toegang toegelaten
0
1
Toegang momenteel geweigerd (omwille van tijdsvenster)
byte: Event en maand:
Bit 7
Bit 6
Bit 5
Schakelgebeurtenis (zie tabel
onderaan)
Bit 4
Bit 3
Maand
10-tallen
kolom
Maand eenhedenkolom
Bit 2
Bit 1
Bit 0
5 Bit maand (BCD-gecodeerd)
Betekenis
0
0
1
Relais ongewijzigd
0
1
1
Relais werd ingeschakeld
1
0
1
Relais werd uitgeschakeld
0
1
0
Transponder komt in het bereik
1
1
0
Transponder in het bereik gehouden
1
0
0
Transponder verlaat bereik
137
Voorbeeld: <STX><FF>LE300DB10090541169D00442<EOT>
300DB10090 = transpondernummer
5411 = 11.54 uur
69 = 01 10 1001 = 01 toegang momenteel geweigerd, 10 1001 = 2 9 voor
29e dag
D0 = 110 1 0000 = 110 transponder in het bereik gehouden; 1 0000 = 10 =
oktober
04 = jaar 04
42 = CRC
Bevel: Serienummer (S)
Bevelsbeschrijving: Dit bevel dient voor het instellen en analyseren van het serienummer.
Let op!
De 1e byte van het serienummer is het adres van de transponder-leesapparaat.
De „INDEX“ is altijd 0000.
Formaat:
<STX><ADR>LS<INDEX><CRC><EOT>
<STX><ADR>SS<INDEX><DATA><CRC><EOT>
Gegevensformaat: Het serienummer wordt met 20 tekens (10 byte) aangeduid.
Voorbeeld: <STX>FFLS0000EB<EOT>
<STX>FFLSFF12345678901234567868<EOT>
Leest het serienummer FF123456789012345678 uit transponder-leesapparaat. i.e. het
adres van de transponder-leesapparaat is FF (eerste byte).
138
Bevel: klok (U)
Bevelsbeschrijving: Dit bevel dient voor het instellen en analyseren van de klok in het
transponder-leesapparaat.
Let op!
De „INDEX“ is altijd 0000.
Formaat:
<STX><ADR>LU<INDEX><CRC><EOT>
<STX><ADR>SU<INDEX><DATA><CRC><EOT>
Gegevensformaat: De tijd en datum worden als volgt aangeduid:
ssmmhhWWDDMMYY
ss
seconden (altijd 2 tekens)
mm
minuten (altijd 2 tekens)
hh
uur (altijd 2 tekens)
WW
weekdag (01 = maandag, 02 = dinsdag, 03 = woensdag, 04 = donderdag,
05 = vrijdag, 06 = zaterdag, 07 = zondag)
DD
dag (altijd 2 tekens)
MM
maand (altijd 2 tekens)
YY
jaar (altijd 2 tekens)
Voorbeeld: <STX>FFLU0000ED<EOT>
<STX>FFLU05441301030105E8<EOT>
Leest de tijd 13:44:05 op maandag 03.01.05.
139
e) Bevelssubgroepen voor „Command“ (C)
Bevel: Relais (R)
Bevelsbeschrijving: dient voor het in- of uitschakelen van het relais.
Waarde 1 betekent: relais ingeschakeld
Waarde 0 betekent: relais uitgeschakeld (voorbeeld: bevel „CR0“)
Formaat:
<STX><ADR>CR<DATA><CRC><EOT>
Voorbeeld: <STX>FFCR152<EOT>
<STX>FFCR<ACK>27<EOT>
Schakelt relais in.
<STX>FFCR051<EOT>
<STX>FFCR<ACK>27<EOT>
Schakelt relais uit.
Bevel: Head (H)
Bevelsbeschrijving: dient voor het in- of uitschakelen van de leeskopmodus.
Waarde 1 betekent: modus = leeskop
Waarde 0 betekent: modus = stand alone (Voorbeeld: „CH1“)
Formaat:
<STX><ADR>CH<DATA><CRC><EOT>
Voorbeeld: <STX>FFCH148<EOT>
<STX>FFCH<ACK>1D<EOT>
Schakelt leeskopmodus in
<STX>FFCH047<EOT>
<STX>FFCH<ACK>1D<EOT>
Schakelt leeskopmodus uit
140
Bevel: Transpondernummer (T)
Bevelsbeschrijving: dient voor het eenmalig lezen van een transponder. Als er geen
transponder in het bereikt is, geeft het transponder-leesapparaat „NOTAG“ terug. Het
transpondernummer wordt daarbij met 10 tekens (vb. AC3F00D1B4) als hexadecimaal
gecodeerde ASCII-tekenvolgorde aangegeven.
Formaat:
<STX><ADR>CT<CRC><EOT>
Voorbeeld: <STX>FFCT23<EOT>
<STX>FFCT03C2208CFF64<EOT>
Lees huidig transpondernummer 03C2208CFF.
141
! Impressum
Dies ist eine Publikation der Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z. B. Fotokopie, Mikroverfilmung,
oder die Erfassung in elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des
Herausgebers. Nachdruck, auch auszugsweise, verboten. Die Publikation entspricht dem technischen Stand bei
Drucklegung.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
( Legal Notice
This is a publication by Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microfilming, or the capture
in electronic data processing systems require the prior written approval by the editor. Reprinting, also in part, is
prohibited. This publication represent the technical status at the time of printing.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
# Information légales
Ceci est une publication de Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Tous droits réservés, y compris de traduction. Toute reproduction, quelle qu‘elle soit (p. ex. photocopie, microfilm,
saisie dans des installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l‘éditeur. Il est interdit
de le réimprimer, même par extraits. Cette publication correspond au niveau technique du moment de la mise
sous presse.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
$ Colofon
Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie,
microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand
bij het in druk bezorgen.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
750782_V2_1016_01_VTP_m_4L