Renkforce Transponder access control de handleiding

Type
de handleiding
Bedienungsanleitung
Transponder-Zutrittskontrolle
mit Ereignisaufzeichnung
Best.-Nr. 750782 Seite 2 - 36
Operating Instructions
Transponder Access Control
with Event Recording
Item No. 750782 Page 37 - 71
Notice d’emploi
Contrôle d’accès à transpondeur
avec enregistrement d’événements
N° de commande 750782 Page 72 - 106
Gebruiksaanwijzing
Transpondertoegangscontrole
met resultaatoptekening
Bestelnr. 750782 Pagina 107 - 141
107
Inhoudsopgave
Pagina
1. Inleiding ............................................................................................................................109
2. Verklaring van symbolen ...............................................................................................109
3. Voorgeschreven gebruik ...............................................................................................110
4. Leveringsomvang ...........................................................................................................110
5. Veiligheidsaanwijzingen ................................................................................................111
a) Algemeen....................................................................................................................111
b) Antennemodule .........................................................................................................111
c) Montage......................................................................................................................112
6. Functiebeschrijving ........................................................................................................113
7. Aansluitingen en bedieningselementen .....................................................................115
8. Aansluiten ........................................................................................................................116
a) Spannings-/stroomvoorziening ...............................................................................116
b) Relaisuitgang .............................................................................................................116
c) Toetseningang ...........................................................................................................117
d) Gebruik als kaartlezer...............................................................................................117
9. Ingebruikname ................................................................................................................118
10. Toepassingsvoorbeelden ..............................................................................................119
11. Software ...........................................................................................................................121
a) Installatie ....................................................................................................................121
b) Transponderleesapparaat aan de pc aansluiten .................................................121
c) Bediening van de software......................................................................................121
12. Onderhoud en reiniging .................................................................................................127
13. Verklaring van overeenstemming (DOC) .....................................................................127
108
Pagina
14. Verwijderen .....................................................................................................................127
15. Technische gegevens ....................................................................................................128
16. Bijlage: RS232-protocol .................................................................................................129
a) Algemeen....................................................................................................................129
b) Adressering van de stuurmodule ...........................................................................130
c) Bevelen van de stuurmodule...................................................................................130
d) Bevelssubgroepen voor bevel „Load“ (L) en „Save“ (S) ...................................131
e) Bevelssubgroepen voor „Command“ (C) ..............................................................140
109
1. Inleiding
Geachte klant,
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit product.
Dit product voldoet aan de wettelijke nationale en Europese voorschriften.
Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te
handhaven en een ongevaarlijke werking te garanderen!
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Deze bevat belangrijke instructies
voor de ingebruikname en bediening. Let hierop, ook wanneer u dit product aan
derden doorgeeft.
Bewaar deze gebruiksaanwijzing om haar achteraf te raadplegen!
Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke
eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
2. Verklaring van de symbolen
Het symbool met de bliksemschicht in een driehoek geeft aan wanneer er
gevaar bestaat voor uw gezondheid, bijv. door een elektrische schok.
Het symbool met het uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke aanwijzin-
gen in deze gebruiksaanwijzing die in ieder geval moeten worden opgevolgd.
Het „pijl“-symbool wijst op speciale tips en aanwijzingen voor de bediening
van het product.
110
3. Voorgeschreven gebruik
Dit product is bestemd om transpondergegevens via een antennemodule te bepalen.
Deze gegevens worden door het product met de in een intern EEPROM opgeslagen
transpondergegevens vergeleken.
Als een opgeslagen transponder wordt herkend, schakelt de elektronica een relais in
via hetwelk vb. een deuropener kan worden gestuurd.
Om het product te gebruiken hebt u bijzondere, geschikte transponders nodig; deze zijn
niet inbegrepen, maar als accessoire verkrijgbaar.
De configuratie van het product met gebruikersgegevens, transpondergegevens en
tijdschema‘s is op een comfortabele manier met behulp van pc-software mogelijk. Voor
professionele gebruikers is ook een configuratie rechtstreeks via RS232-stuurcommand‘s
mogelijk.
De veiligheidsinstructies en alle andere informatie in de gebruiksaanwijzing dienen
absoluut in acht te worden genomen.
Een ander gebruik dan hier beschreven is niet toegelaten en heeft de beschadiging
van het product tot gevolg. Bovendien gaat dit gepaard met gevaren zoals kortsluiting
en brand.
Dit product voldoet aan de wettelijke nationale en Europese normen. Alle vermelde
bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle
rechten voorbehouden.
4. Leveringsomvang
• Stuurmodule
• Antennemodulemetkabels
• RS232-kabel
• Kunststofzijplaten(voortransponderinchequekaartenvorm)
• Cdmetpc-software
• Gebruiksaanwijzing
111
5. Veiligheidsvoorschriften
Bij schade veroorzaakt door het niet opvolgen van de bedieningshandleiding,
vervalt het recht op garantie. Voor vervolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij
niet aansprakelijk!
Voor materiële of persoonlijke schade, die door ondeskundig gebruik of niet
inachtname van de veiligheidsvoorschriften veroorzaakt worden zijn wij niet
aansprakelijk. In zulke gevallen vervalt de garantie!
a) Algemeen
• Omveiligheids-enkeuringsredenenis het eigenhandig ombouwen en/of
wijzigen van het product niet toegestaan.
• Gebruikditproductnietinziekenhuizenofmedischeinrichtingen.Alhoewelhet
product enkel relatief zwakke radiosignalen uitzendt, kan dit functiestoringen
bij levensbehoudende systemen veroorzaken. Hetzelfde geldt mogelijk in
andere bereiken.
• Hetproductisgeenspeelgoedenisnietgeschiktvoorkinderen.
• Hetproductisalleengeschiktvoordroge,geslotenbinnenruimtes.Umaghem
niet blootstellen aan direct zonlicht, stofinwerking, vuil, sterke hitte, koude,
vochtigheid of nattigheid, anders raakt hij beschadigd.
• U mag het verpakkingsmateriaal niet zomaar laten rondslingeren. Dit is
gevaarlijk speelgoed voor kinderen.
• Behandelhetproductvoorzichtig.Doorstoten,schokkenofeenval-zelfs
van geringe hoogte - kan het beschadigd raken.
 •Gelieveutotonzetechnischehelpdeskofeenanderevakmantewendenindien
u vragen heeft die niet opgehelderd worden in deze gebruiksaanwijzing.
b) Antennemodule
• Deantennemodulevormtincombinatiemetdestuurmoduleeentrillingskring,
die hoge spanningen aan de aansluitcontacten van de antenne opwekt.
Vermijd elk contact met deze contacten.
• Letbijmontageengebruikopeengeschiktecontactbescherming.
112
c) Montage
• Hetproductisnietontwikkeldvoorhetvergrendelenofbeveiligenvaneendeur.
Bij een langer verlaten van de door het transponder-leesapparaat toegankelijk
gemaakte ruimte moet de deur daarom met behulp van de originele sleutel
worden gesloten.
• Monteerhetproductzodathettegenmanipulatiedooronbevoegdenbe-
schermd is (binnen een gebouw).
• Hetproductiseenlees-enstuurapparaatvanhetbedrijfstype1inovereenstem-
ming met EN 60730 (VDE 0631).
• Beveiligdetoevoerleidingmeteenzekeringvan2,5A(traag).
• Alsdespannings-/stroomvoorzieningvanhetproductmetbehulpvaneen
scheltransformator (12 V/AC) gebeurt, moet deze aan de vereisten van
EN 61558-2-8 (DIN VDE 0570 deel 2-8 voldoen.
• Tussenantennemoduleentranspondermogenzichgeenmetalenvoorwerpen
bevinden.
• Deantennemodulemoetopniet-metalenmateriaal(hout,beton)meteen
minimumafstand van 30 mm tot andere metalen onderdelen worden gemon-
teerd.
• Deantenneleidingtussenstuur-enantennemodulemagnietlangerzijndan1,5
m. Anders kan de in de technische gegevens genoemde leesafstand (afstand
tussen antennemodule en transponder) niet worden gegarandeerd.
• De antenneleidnig mag niet onmiddellijk naast andere stroomvoerende
leidingen worden gelegd.
• Ermogengeentweeantenneleidingennaastelkaarwordengelegd.
• Bijmontage vanmeerderetransponder-leesapparatenmoeteen minimu-
mafstand van 1 m tegenover elkaar worden gehouden om een weerzijdse
beïnvloeding te vermijden.
113
6. Functiebeschrijving
Het product kan via het geïntegreerde relais en de overeenkomstige externe indeling
bijvoorbeeld een deuropener rechtstreeks aansturen.
Aangezien de stuurmodule over een afzonderlijke 24 V/DC-aansluiting beschikt, is ook de
aansturing van een garagedeuraandrijving mogelijk (indien deze met 24 V/DC werkt).
Schakelvoorbeelden vindt u in hoofdstuk 10.
Met een transponder kan het relais in de stuurmodule in de „ON/OFF“-modus worden
in-/uitgeschakeld. Met behulp van een transponder, een externe knop (de stuurmodule
beschikt over een overeenkomstige ingang) of automatisch na afloop van de ingestelde
schakeltijd kan het relais opnieuw worden uitgeschakeld.
Een andere optie is het gebruik van het product als kaartlezer. Daartoe kunt u de antenne-
module in het stuurapparaat monteren (passende afstandshouders zijn niet inbegrepen)
en het meegeleverde kunststof zijdeel met kaartgleuf gebruiken.
Binnen in de bovenzijde van de behuizing van de stuurmodule bevindt zich een kaartvo-
ering, die het insteken en vasthouden van de transponderkaart mogelijk maakt. In deze
configuratie is het product geschikt voor permanene vrijschakeling van een aangesloten
apparaat, aangezien het relais zolang blijft ingeschakeld als de transponderkaart in de
behuizing steekt.
Door de keuze van de geschikte configuratie (impulsmodus, retrigger of vaste inschakeltijd
tot 127 minuten) kunt u ook na het verwijderen van de kaart, het relais en het aangesloten
apparaat nog gedurende een vrij te kiezen tijdsduur ingeschakeld laten.
Omdat de resultaten worden opgeslagen weet u steeds wie (en op welk moment) het
aangesloten apparaat via transponder heeft gebruikt.
In een intern EEPROM-geheugen kunnen tot 500 transpondernummers met bijhorende
tijdsvensters en 5000 leesresultaten met datum en tijd worden opgeslagen.
Als bij het analyseren van transpondergegevens, een transponder met een van deze
opgeslagen nummers herkend wordt en deze zich in een toegelaten tijdsvenster
bevindt, schakelt de leesmodule de uitgang (relais) en registreert het proces in het
gebeurtenissengeheugen.
Het herkennen van een transponder (ook wanneer deze niet geautoriseerd is) wordt via
de LED‘s op de stuurmodule getoond.
114
De seriële interface van de stuurmodule laat een comfortabel beheer van de geautori-
seerde transponder toe via het meegeleverde pc-programma.
Op deze wijze kunt u de gebruikers, autoriseringstabellen en -tijden uit de stuurmodule
in de pc laden, bewerken en opnieuw in de stuurmodule opslaan.
Via de RS232-interface kan de stuurmodule ook rechtstreeks met behulp van overeen-
komstige bevelen worden geconfigureerd.
Deze voor professionele gebruikers uitgedachte informatie vindt u in bijlage in hoof-
dstuk 16.
115
7. Aansluitingen en bedieningselementen
1 +12 V/DC (of 12 V/AC)
2 GND (of 12 V/AC)
3 +24 V/DC
4 Relais 1 (gemeenschappelijke aansluiting; middencontact van het relais)
5 Relais 2 (sluitercontact van het relais, NO-contact)
6 Relais 3 (openercontact van het relais, NC-contact)
7 Toetseningang
8 GND
9 +5 V/DC
10 RX (moet met TX, pin 3 van de PC-RS232-kabel worden verbonden)
11 TX (moet met RX, pin 2 van de PC-RS232-kabel worden verbonden)
12 GND (moet met GND, pin 5 van de PC-RS232-kabel worden verbonden)
13 Antenne 1
14 Antenne 2
15 Druktoets
16 RS232-aansluiting
17 Schroefopeningen voor montage van de antennemodule (bij gebruik als kaartle-
zer)
18 Vervangbaar kunststof zijdeel
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
16
17
15
17
18
116
8. Aansluiten
a) Spannings-/stroomvoorziening
De precieze contacttoewijzing vindt u in hoofdstuk 7. De stuurmodule kan ofwel met 12
V/DC, 24 V/DC of met 12 V/AC worden aangedreven. Hiervoor zijn telkens afzonderlijke
ingangen beschikbaar:
12 V/DC: klem 1 = +12 V/DC
klem 2 = GND
24 V/DC klem 3 = +24 V/DC
klem 2 = GND
12 V/AC klem 1 = 12 V/AC
klem 2 = 12 V/AC
Verwissel deze aansluitingen nooit aangezien het product anders beschadigd
wordt. Verlies van waarborg/garantie!
De gelijktijdige aansluiting van meerdere bedrijfsspanningen (vb. 12 V/DC en
24 V/DC) is niet mogelijk!
Het product heeft in de normale leesmodus een stroomopname van minder dan 50 mA
en bij het schakelen van het relais ongeveer 75 mA.
b) Relaisuitgang
De relaisuitgang (klemmen 4, 5, 6, zie hoofdstuk 7) is pontentiaalvrij. De aansluitgegevens
van het relais vindt u in het hoofdstuk „Technische gegevens“.
Schakel de netspanning nooit via het relais!
117
c) Druktoetseningang
Aan schroefklem 7 kan een externe druktoets worden aangesloten. Verbind het tweede
contact van de druktoets met GND (schroefklem 8).
De druktoets moet een sluitcontact zijn (NO-contact), bij het indrukken van de
druktoets moeten schroefklemmen 7 en 8 kortstondig worden verbonden.
Door het indrukken van de externe druktoets wordt het relais onmiddellijk uitgescha-
keld.
Dit kan vb. worden gebruikt wanneer het met behulp van de transponder ingeschakelde
relais voortijdig moet worden uitgeschakeld, bijvoorbeeld in de impulsmodus.
De interne druktoets (15) heeft dezelfde functie (voor testdoeleinden).
d) Gebruik als kaartlezer
• Vervanghetzijdelingsekunststofdeeldoorhetmeegeleverdekaartlezerkunststofde-
el.
De gleuf van het kaartlezer-kunststofdeel moet daarbij naar de behuizingsrand wij-
zen.
• Maakdeantennemodulevastindestuurmodule.Hiervoorisechtergeenmontagema-
teriaalinbegrepen.Uhebtvb.tweekunststofafstandshoudersen2schroevennodig;
anders kunt u ook een of twee druppels warme lijm gebruiken.
• Binnenindebovenzijdevandebehuizingvandestuurmodulebevindtzicheenkaar-
tvoering, die het insteken en vasthouden van de transponderkaart mogelijk maakt.
118
9. Ingebruikname
Voor de configuratie moet de RS232-aansluiting van de stuurmodule met een RS232-
interface van een pc worden verbonden.
Schakel de bedrijfsspanning weer in.
Het product is vervolgens gebruiksklaar.
Voor het relais in de stuurmodule kan schakelen, moet u eerst minstens een
transponder aanleren en een gebruiker en evt. een tijdschema instellen (wanneer
de transponder het relais kan activeren).
RS 232-instellingen
De communicati met de stuurmodule gebeurt via het standaard-RS232-protocol. De
volgende verbindingsinstellingen dienen in acht te worden genomen:
Baudrate: 57600
Databits: 8
Stopbits: 1
Pariteit: geen
119
10. Toepassingsvoorbeelden
Schakelingsvoorbeeld: Deuropener
1 Stuurmodule
2 Externe spannings-/stroomvoorziening (hetzij 12 V/DC via een gestabiliseerd netdeel
of 12 V/AC via een scheltransformator)
3 Antennemodule
4 Deuropener
5 Pc voor de configuratie van de stuurmodule
+12 V
GND
+24 V
Rel 1
Rel 2
RX
TX GND
Ant 1
Ant 2
+12 V
GND
12 V/AC
5
1
2
3
4
120
Schakelingsvoorbeeld: Garagedeuraandrijving
1 Stuurmodule
2 Externe spannings-/stroomvoorziening (24 V/DC)
3 Antennemodule
4 Ter impulsingang van de garagedeuraandrijving
5 Pc voor de configuratie
Let op de correcte aansluiting van de verbindingsleidingen (volgens de
beschrijving van de garagedeuraandrijving) en of de druktoets, zoals in het
voorbeeld weergegeven, daadwerkelijk na GND moet worden ingedrukt. Stel
de schakeltijd van het relais op 0,5 s in zodat u de garagedeuraandrijving snel
tussen „omhoog“ en „omlaag“ kunt omschakelen.
Bij het bovenstaande schakelingsvoorbeeld wordt verondersteld dat de gara-
gedeuraandrijving met een bedrijfsspanning van 24 V/DC werkt. Als dit niet het
geval is (zie gebruiksaanwijzing van de garagedeuraandrijving), moet u evt. een
bijkomend netdeel voor de stuurmodule gebruiken of bovnedien een andere
indeling van het relais.
+12 V
GND
+24 V
Rel 1
Rel 2
RX
TX GND
Ant 1
Ant 2
GND
+24 V
5
1
2
3
4
121
11. Software
Viademeegeleverdesoftwareiseeneenvoudigeconguratiemogelijk.Ukunt
daarmee transponders aanleren, gebruikers aanmaken, transponders aan
gebruikers toewijzen, autoriseringen voor de toegang instellen, etc.
Via de RS232-interface kan de stuurmodule ook rechtstreeks met behulp van
overeenkomstige bevelen worden geconfigureerd. Deze voor professionele
gebruikers uitgedachte informatie vindt u in bijlage in hoofdstuk 16.
a) Installatie
De meegeleverde software vereist een Windows-besturingssysteem (minstens
Windows XP of hoger).
• Plaatsdemeegeleverdecdinhetbetreendestationvanuwpc.Alshetinstallatie-
programma niet automatisch start, opent u de inhoudsoverzicht van de cd, vb. via
Windows bestandsbeheer. Start dan het installatieprogramma.
• VolgalleaanwijzingenvanWindowsofhetinstallatieprogramma.
b) Transponderleesapparaat aan de pc aansluiten
• VerbinddeRS232-poortvandestuurmoduleviademeegeleverdeRS232-kabelmet
een RS232-poort van uw computer.
Als uw computer niet over een RS232-poort beschikt, moet u een overeenkomstige
USB-adaptergebruikenofeenRS232-steekkaartvooruwcomputer(telkens
niet inbegrepen, in de accessoirehandel verkrijgbaar).
• Sluitdeantennemoduleaandestuurmoduleaanenschakeldespannings-/stroom-
voorziening in.
c) Bediening van de software
• Startdesoftware.EenomvangrijkehulpfunctieisinhetEngelsbeschikbaarinde
software.
De afbeeldingen van de software in deze gebruiksaanwijzing kunnen bij nieuwere
versies van de software evt. veranderen.
122
• Kiesinhetlinkermenuhetpunt„Reader“.Klikindelegetabel(aanderechterzijdevan
de software) met de rechter muisknop en selecteer „Insert item“.
• Alseenapparaatwordtgevonden,wordtditindelijst„Reader“ingevoegd.Daarkunt
u het apparaat een naam geven.
Bij „Select Interface“ kan een COM-poort worden ingesteld waaraan het
apparaat aangesloten is, klik op „Online“ om een verbinding te maken.
• Klikopdeknop„Parameter“omhetapparaattecongureren.
Een beschrijving van de parameters krijgt u in de hulp bij de software.
• Kliknahetcongurerenopdetoets„Close“.
123
• Verbindeennieuwetransponder.Daarvoorkliktuindetransponderlijstmetderechter
muisknop en kiest u „Add transponder“.
• Houdeentranspondervoordeantennemodule.Detransponderverschijntalsnieuwe
invoer in de lijst.
Maak bij elke lezer waarbij u deze nieuwe transponder wilt aanmelden (en die op de
transponder moet reageren), een haakje.
• Alsalletransponderswerdenaangeleerd,beëindigtuhetaanmeldenvia„Stopadding
transponder“.
124
• Omgebruikerstoetevoegen,kliktuop„Personnel“.
Klikindelegetabel(aanderechterzijdevandesoftware)metderechtermuisknop
en selecteer „Insert item“.
• Vervolgenskuntuaandepersoneneentransponder/lezertoevoegen.
125
• Omeentijdsschemaaantemaken(bijvoorbeelddateenbepaaldetoegangtoteen
ruimte uitsluitend tijdens de week toegelaten is of op een bepaalde tijd), klikt u op
„Time Schemes“.
Klikindelegetabel(aanderechterzijdevandesoftware)metderechtermuisknop
en selecteer „Insert item“.
• Vervolgenskanhettijdsschemawordengecongureerd.Ukunteentijdruimte(start-en
eindtijd, telkens in uren/minuten) en de weekdag instellen waarop de transponder de
toegang mogelijk maakt.
126
• Opdathettransponder-leesapparaatonafhankelijkmetdedooruingesteldetrans-
ponder-, gebruiker- en tijdsschemagegevens kan werken, moeten als laatste stop alle
gegevens naar het transponder-leesapparaat worden overgezet.
Kiesinhetlinkermenuhetpunt„Reader“.Klikinaanderechterzijdevandesoftware
met de rechter muisknop op de gewenste lezer en kies „Write all data“.
Afhankelijk van de omvang van de gegevens kan de gegevensoverdracht enige tijd
duren.
Evt. moet u voor de overdracht het transponder-leesapparaat nog op „Online“
schakelen.
• Omdegebeurtenissenteanalyseren(vb.wanneereenbepaaldetransponderwerd
gelezen) moet het transponder-leesapparaat eerst op „Online“ worden geschakeld,
vervolgens klikt u in het linker menu op „Reader“ en kiest u het overeenkomstige
apparaat.
Vervolgens klikt u op „Get events“. De software zal daarop alle gebeurtenissen van
het transponder-leesapparaat downloaden. Afhankelijk van de hoeveelheid gegevens
kan deze procedure even duren.
127
12. Onderhoud en reiniging
Voor u is het product onderhoudsvrij. Service en reparaties mogen alleen uitgevoerd
worden door een specialist/gespecialiseerde reparatieplaats. In het product bevinden
zich geen onderdelen die door de gebruiker kunnen worden onderhouden.
Gebruik voor de reiniging van de buitenkant een schone, droge en zachte doek.
Gebruik nooit agressieve reinigingsmiddelen of andere chemische oplosmiddelen,
omdat deze schade kunnen veroorzaken aan het oppervlak (verkleuringen) of zelfs de
functionering aantasten.
13. Verklaring van overeenstemming (DOC)
Hiermeeverklarenwij,ConradElectronicSE,Klaus-Conrad-Straße1,D-92240Hirschau,
dat dit product overeenstemt met de basisvereisten en de andere relevante voorschriften
van Richtlijn 1999/5/EC.
De bij dit product behorende verklaring van conformiteit kunt u vinden op:
www.conrad.com
14. Verwijderen
Het product hoort niet thuis in het huishoudelijk afval!
Verwijder het onbruikbaar geworden product in overeenstemming met de
geldende wettelijke bepalingen.
128
15. Technische gegevens
Bedrijfsspanning ...............................12 V/DC of 12 V/AC; bovenop een afzonderlijke ingang
voor 24 V/DC
Stroomopname ..................................max. 100 mA
Transponderfrequentie ....................125 kHz
Relaisaansluitgegevens ...................1x omschakelcontact
Schakelspanning max. 24 V/DC of max. 12 V/AC
Schakelstroom max. 3 A
Transponderafstand .........................max. ong. 7 cm
Kabellengteantennemodule ...........max. 1,5 m
Aantal transponders .........................max. 500
Aantal opgeslagen
gebeurtenissen..................................max. 5000
Afmetingen (L x B x H) ......................Transpondermodule: 125 x 75 x 28 mm
Antennemodule: 50 x 40 x 5,5 mm
Omgevingsvoorwaarden..................Temperatuur 0 °C tot +45 °C, luchtvochtigheid max.
90% relatief, niet condenserend
129
16. Bijlage: RS232-protocol
a) Algemeen
Bevelsformaat
Alle bevelen aan het transponder-leesapparaat moeten in het volgende formaat worden
gezonden:
<STX><ADR><COMMAND><SUBCOMMAND><INDEX><DATA><CRC><EOT>
<STX> ASCII code 2 Start of Text
<EOT> ASCII code 4 End of Transmission
<INDEX> 2 byte (4 ASCII tekens) ter positieaanduiding van gegevens
Antwoordformaat
Antwoorden van het transponder-leesapparaat kunnen het volgende formaat hebben:
Antwoord op succesvol bevel:
<STX><ADR><COMMAND><SUBCOMMAND><ACK><CRC><EOT>
Antwoord op verkeerd bevel
<STX><ADR><COMMAND><SUBCOMMAND><NAK><CRC><EOT>
Antwoord op bevel met verkeerd formaat
<STX><ADR><NAK><CRC><EOT>
Antwoord op een bevel m.b.t. het opvragen van gegevens
<STX><ADR><COMMAND><SUBCOMMAND><DATA><CRC><EOT>
Bruikbare ASCII-codes en controlesom berekenen:
<ACK> ASCII-code6:Acknowledge
<NAC> ASCII-code 15: Not Acknowledge
Alle hexadecimaal gecodeerde getallen worden uitsluitend met hoofdletters
herkend en uitgegeven (0F en niet 0f).
De controlesom (<CRC>) wordt als dwarssom van de doorgegeven ASCII-tekens
zonder <STX> en <EOT> gevormd en opnieuw als ASCII-teken verzonden.
130
Voorbeeld: Te zender bevel <STX>SP000100FA<CRC><EOT>
Som van S + P + 0 + … in hexadecimaal (0x53 + 0x50 + 0x30 + 0x30 + 0x30 + 0x31 + 0x30
+ 0x30 + 0x46 + 0x41 = 0x024B)
Alleen de onderste 8 bit van de controlesum worden verzonden:
0x024B --> 4B wordt verzonden.
Resultaat: <STX>SP000100FA4B<EOT>
b) Adressering van de stuurmodule
Het adres van een transponder-leesapparaat ((<ADR>) volgt uit byte 0 van het serie-
nummer. Onafhankelijk van het ingestelde stuurmodule-adres antwoordt elk apparaat
op het adres FF.
c) Bevelen van de stuurmodule
Bij de bevelen zijn er twee types:
<COMMAND> Algemeen bevel
<SUBCOMMAND> Subgroepen van een bevel
Bevelen en uw subgroepen moeten altijd als een ASCII-teken worden verzonden.
Bevel: Hello (H)
Bevelsbeschrijving: Geeft de omschrijving en het versienummer van de stuurmodule (dit
bevel vereist geen CRC). De stuurmodule antwoordt met „XRDVab“ (a = firmwareversie,
b = hardwareversie).
Formaat: <STX><ADR>H<EOT>
Voorbeeld: <STX>FFHD4<EOT>
<STX>XRDV17AC<EOT>
Bevel: Load (L)
Bevelsbeschrijving: Laadt gegevens of instellingen van het transponder-leesapparaat
in de pc.
Formaat: <STX><ADR>L<SUBCOMMAND><INDEX><CRC><EOT>
131
Bevel: Save (S)
Bevelsbeschrijving: Slaat gegevens of instellingen in de stuurmodule op.
Formaat: <STX><ADR>S<SUBCOMMAND><INDEX><DATA><CRC><EOT>
Bevel: Command (C)
Bevelsbeschrijving: Stuurcommando voor het transponder-leesapparaat (vb. relais
inschakelen).
Formaat: <STX><ADR>C<SUBCOMMAND><DATA><CRC><EOT>
d) Bevelssubgroepen voor bevel „Load“ (L) en „Save“ (S)
Parameter 16bit (P)
Bevelsbeschrijving: Configuratie van het transponder-leesapparaat met behulp van een
16bit-parameter. De bits 8 tot 15 zijn totnogtoe niet gebruikt, er moeten echter altijd 16
bits als gegevens worden verzonden.
Formaat: <STX><ADR>LP<INDEX><CRC><EOT>
<STX><ADR>SP<INDEX><DATA><CRC><EOT>
Index 0000 lezerconfiguratie:
Bit Waarde 1 Waarde 0 Configuratie
7 enable disable Send Event
6 enable disable Toetsenherkenning (transponder „0“)
5 enable disable Toets voor „Relais uitschakelen“ activeren
4 enable disable Relais schakelen
3 in/out Minuut Geheugenmodus
2 enable disable Onbevoegde toegangen opslaan
1 enable disable Autoo/Retrigger
0 on/o Impuls On/Oofimpulsmodus
132
Verklaringen van de configuratiebits:
• Bit7:
Wanneer deze bit is gezet, wordt elke gebeurtenis die het transponder-leesapparaat
herkend, onmiddellijk naar de seriële interface uitgegeven.
• Bit6:
Wanneer deze bit is gezet, gedraagt het transponder-leesapparaat zich bij het indruk-
ken van de toets alsof de transponder op geheugenplaats „0“ werd gelezen. Dit is vb.
van belang wanneer u de start of het einde van een openingsprocedure via een druk
op de toets in de gebeurtenissentabellen duidelijk wilt herkennen. Daartoe kan op
geheugenplaats „0“ een bepaalde (ook fictieve) transponder worden opgeslagen die
in de gebeurtenissentabellen gewoon herkenbaar en selecteerbaar is. Deze bit mag
niet tegelijk met bit 5 worden gezet.
• Bit5:
Door het zetten van deze bit kan het relais door het indrukken van de toets worden
uitgeschakeld. Dat kan een voordeel zijn wanneer een lange schakeltijd werd ingesteld,
maar het relais echter voor afloop van deze tijd moet worden uitgeschakeld. In de
gebeurtenistabellen wordt deze procedure met transpondernummer „0“ opgeslagen
(evenalsde„AUTO/OFF“-gebeurtenis).
Deze bit mag niet tegelijk met bit 6 worden gezet.
• Bit4:
Door het zetten van deze bit wordt de relaisuitgang geactiveerd. Wanneer het scha-
kelen van de relais ook bij het herkennen van een geldige transponder moet worden
onderbonden, moet deze bit op „0“ worden gezte.
• Bit3:
Met bit 3 legt u vast op welke manier de gebeurtenissen in het gebeurtenissengeheugen
worden opgeslagen:
Bit 3 = „0“ -> „Minute“-modus: Elke gebeurtenis wordt met een resolutie met een
nauwkeurigheid tot op de minuut opgeslagen. Als een transponder voor langere tijd
aan de antennemodule is geschakeld, wordt deze gebeurtenis elke minuut opgeslagen.
Inditgevalishet„geheugenbesparend“omnaarde„IN/OUT“-modustegaan.Bij
gebruik van de „ON/OFF“-modus is er geen onderscheid tussen de „Minute“- en de
„IN/OUT“-modus.
133
Bit3=„1“->„IN/OUT“-modus:Wanneerbit3isgezet,wordenalleendegebeurtenissen
opgeslagen die tot een wijziging van de toestand van het transponder-leesapparaat
voeren. Dit betekent dat bij een langere verbinding van een transponder aan de anten-
nemodule in de impulsmodus alleen het tijdpunt van het inschakelen en het tijdstip van
het verwijderen van de transponder worden opgeslagen. In de „ON/OFF“-modus wordt
het tijdstip van het inschakelen van het relais en het uitschakelen opgeslagen.
• Bit2:
Door het instellen van deze bit worden in het gebeurtenissengeheugen ook die ge-
beurtenissen opgeslagen die door niet-geautoriseerde transponders aan de antenne
worden opgeroepen. Anders worden alleen geautoriseerde transpondergebeurtenissen
opgeslagen. Bij storingen in de omgeving van de antenne kan het zinvol zijn om deze
bit op 0 te zetten aangezien de storingen als niet-geaurotiseerde transponders kunnen
worden gedecodeerd.
• Bit1:
De betekenis van deze bit hangt af van de toestand van bit 0. Als bit 0 op „0“ wordt gezet
(„Impuls“-modus) kan met bit 1 het retriggern worden in- of uitgeschakeld. Bij retrigger
uit (bit 1 op „0“) schakelt het relais na afloop van de ingestelde schakeltijd opnieuw uit,
onafhankelijk van het feit of de transponder in het bereik van de antennemodule blijft
of voor afloop van de schakeltijd opnieuw aan de antennemodule werd gehouden.
Bij retrigger aan (bit 1 op „1“) loopt de schakeltijd pas af vanaf het tijdstip dat de
transponder het antenneveld verlaat. Bovendien wordt de schakeltijd opnieuw gestart
wanneer de transponder voor afloop van de schakeltijd opnieuw aan de antenne wordt
gehouden.
Alsbit0op1isgezet(„ON/OFF“-modus),kanmetbit1de„AUTO/OFF“-functieworden
gezet. Met bit 1 op „1“ schakelt het relais na afloop van de instelde schakeltijd auto-
matisch opnieuw uit. Met bit 1 op „0“ blijft het relais zolang ingeschakeld (permanent)
tot een geautoriseerde transponder het relais opnieuw uitschakelt.
• Bit0:
Met bit 0 wordt tussen de impulsmodus (bit 0 = „0“) en de „ON/OFF“-modus (bit 0
= „1“) geselecteerd. In de impulsmodus wordt het relais ingeschakeld door een
geautoriseerde transponder en na afloop van de schakeltijd opnieuw uitgeschakeld.
In de „ON/OFF“-modus wordt het relais door een geautoriseerde transponder alleen
ingeschakeld en blijft zolang ingeschakeld tot een geautoriseerde transponder het
opnieuwuitschakelt(resp.„AUTO/OFF“ziebit1oftoetsziebit5).
134
Voorbeeld: <STX>FFLP0000E8<EOT>
<STX>FFSP0000B263<EOT>
De configuratiebyte is B2, i.e. binair 1011 0010
Bit 7 = „1“ (aan), Bit 6 = „0“ (uit), Bit 5 = „1“ (aan), Bit 4 = „1“ (aan)
Bit 3 = „0“ (uit), Bit 2 = „0“ (uit), Bit 1 = „1“ (aan), Bit 0 = „1“ (uit)
Index 0001: Instelling van schakeltijd
De nauwkeurigheid van de ingestelde tijd is afhankelijk van de waarde. Als seconden
worden gebruikt, kan de werkelijke schakeltijd enkele seconden afwijken. Alleen bij
minuten en halve seconde is de ingestelde tijd nauwkeurig. Dit wordt veroorzaakt door
het verschillend gebruik van interne klok of processortimer.
Bit 0 - 6 schakeltijd in seconden of minuten
Bit 7 waarde „0“: seconden; waarde „1“: minuten
Let op!
Als de schakeltijd in seconden wordt ingesteld, dan is de waarde „1“ voor
0,5 seconden gereserveerd. De waarde „2“ betekent 1 seconde, waarde „3“
betekent 2 seconden, etc.
Er zijn geen 0,5 seconden-stappen!
Voorbeeld: De waarde „30“ betekent 29 seconden schakeltijd wanneer bit 7 op „0“
wordt ingesteld.
Index 0002: Aantal opgeslagen transponders
Het transponder-leesapparaat kan max. 500 transponders opslaan.
Index 0003: Event Pointer
Dit is een verwijzing naar de laatste opgeslagen gebeurtenis. De events worden cyclisch
geschreven. Als de Event Pointer op zijn maximum is, wordt hij opnieuw op 0 gezet.
Het transponder-leesapparaat kan max. 5000 gebeurtenissen opslaan.
135
Bevel: Transponder (T)
Bevelsbeschrijving: Laadt het transpondernummer uit het transpondergeheugen van de
stuurmodule of stelt deze in. Het transpondernummer wordt daarbij met 10 tekens (vb.
AC3F00D1B4) als hexadecimaal gecodeerde ASCII-tekenvolgorde aangegeven.
Formaat: <STX><ADR>LT<INDEX><CRC><EOT>
<STX><ADR>ST<INDEX><DATA><CRC><EOT>
Voorbeeld: <STX>FFLT0032F1<EOT>
<STX>FFLTA16004A0D350<EOT>
Leest transpondernummer A16004A0D3 uit geheugenplaats 0032h, i.e. de 50e plaats.
Bevel: Tijdsvenster voor autorisering (Z)
Bevelsbeschrijving: Met dit bevel wordt de stuurmodule geconfigureerd tot welke tijden
een transponder geautoriseerd is. Daarbij kunnen de weekdagen en 4 tijdsvensters per
transponder worden opgeslagen. De gegevens zijn daarbij 5 byte (10 ASCII-tekens)
lang.
Formaat: <STX><ADR>LZ<INDEX><CRC><EOT>
<STX><ADR>SZ<INDEX><DATA><CRC><EOT>
Gegevensformaat: [Weekdag] [MIN(van)] [STD(van)] [MIN(bis)] [STD(bis)]
1. byte: weekdag (bit 0 altijd op waarde 0)
Bit 7 Bit 6 Bit 5 Bit 4 Bit 3 Bit 2 Bit 1 Bit 0
Zo Za Fr Do Woe Di Ma 0
2. byte: minuten (van) BCD gecodeerd
Bit 7 Bit 6 Bit 5 Bit 4 Bit 3 Bit 2 Bit 1 Bit 0
Tientallenkolom Eenhedenkolom
136
3. byte: uur (van) BCD gecodeerd
Bit 7 Bit 6 Bit 5 Bit 4 Bit 3 Bit 2 Bit 1 Bit 0
Tientallenkolom Eenhedenkolom
4. byte: minuten (tot) BCD gecodeerd
Bit 7 Bit 6 Bit 5 Bit 4 Bit 3 Bit 2 Bit 1 Bit 0
Tientallenkolom Eenhedenkolom
5. byte: uur (tot) BCD gecodeerd
Bit 7 Bit 6 Bit 5 Bit 4 Bit 3 Bit 2 Bit 1 Bit 0
Tientallenkolom Eenhedenkolom
Voorbeeld: <STX>FFSZ0006FE3008451625<EOT>
<STX>FFSZ<ACK>3F<EOT>
Dit bevel schrijf een tijdsvenster:
Index 0006 3. tijdvenster van transponder op 2e plaats
FE alle weekdagen toegelaten
3008 van 08.30 uur
4516 tot 16.45 uur
Bevel: Gebeurtenissengeheugen (E)
Bevelsbeschrijving: Dit bevel dient voor het analyseren van het gebeurtenissenge-
heugen.
Formaat: <STX><ADR>LE<INDEX><CRC><EOT>
Antwoord: [Transp. Nummer][MIN][STD][Autorisering en DAG][Event en MON]
[JAAR]
137
byte: Autorisering en dag:
Bit 7 Bit 6 Bit 5 Bit 4 Bit 3 Bit 2 Bit 1 Bit 0
Autorisering (zie
tabel onderaan)
Dag 10-tallen kolom Dag eenhedenkolom
6 Bit dag (BCD-gecodeerd)
Betekenis
0 0 Toegang geweigerd
1 0 Toegang toegelaten
0 1 Toegang momenteel geweigerd (omwille van tijdsvenster)
byte: Event en maand:
Bit 7 Bit 6 Bit 5 Bit 4 Bit 3 Bit 2 Bit 1 Bit 0
Schakelgebeurtenis (zie tabel
onderaan)
Maand
10-tallen
kolom
Maand eenhedenkolom
5 Bit maand (BCD-gecodeerd)
Betekenis
0 0 1 Relais ongewijzigd
0 1 1 Relais werd ingeschakeld
1 0 1 Relais werd uitgeschakeld
0 1 0 Transponder komt in het bereik
1 1 0 Transponder in het bereik gehouden
1 0 0 Transponder verlaat bereik
138
Voorbeeld: <STX><FF>LE300DB10090541169D00442<EOT>
300DB10090 = transpondernummer
5411 = 11.54 uur
69 = 01 10 1001 = 01 toegang momenteel geweigerd, 10 1001 = 2 9 voor
29e dag
D0 = 110 1 0000 = 110 transponder in het bereik gehouden; 1 0000 = 10 =
oktober
04 = jaar 04
42 = CRC
Bevel: Serienummer (S)
Bevelsbeschrijving: Dit bevel dient voor het instellen en analyseren van het serienum-
mer.
Let op!
De 1e byte van het serienummer is het adres van de transponder-leesapparaat.
De „INDEX“ is altijd 0000.
Formaat: <STX><ADR>LS<INDEX><CRC><EOT>
<STX><ADR>SS<INDEX><DATA><CRC><EOT>
Gegevensformaat: Het serienummer wordt met 20 tekens (10 byte) aangeduid.
Voorbeeld: <STX>FFLS0000EB<EOT>
<STX>FFLSFF12345678901234567868<EOT>
Leest het serienummer FF123456789012345678 uit transponder-leesapparaat. i.e. het
adres van de transponder-leesapparaat is FF (eerste byte).
139
Bevel: klok (U)
Bevelsbeschrijving: Dit bevel dient voor het instellen en analyseren van de klok in het
transponder-leesapparaat.
Let op!
De „INDEX“ is altijd 0000.
Formaat: <STX><ADR>LU<INDEX><CRC><EOT>
<STX><ADR>SU<INDEX><DATA><CRC><EOT>
Gegevensformaat: De tijd en datum worden als volgt aangeduid:
ssmmhhWWDDMMYY
ss seconden (altijd 2 tekens)
mm minuten (altijd 2 tekens)
hh uur (altijd 2 tekens)
WW weekdag (01 = maandag, 02 = dinsdag, 03 = woensdag, 04 = donderdag,
05 = vrijdag, 06 = zaterdag, 07 = zondag)
DD dag (altijd 2 tekens)
MM maand (altijd 2 tekens)
YY jaar (altijd 2 tekens)
Voorbeeld: <STX>FFLU0000ED<EOT>
<STX>FFLU05441301030105E8<EOT>
Leest de tijd 13:44:05 op maandag 03.01.05.
140
e) Bevelssubgroepen voor „Command“ (C)
Bevel: Relais (R)
Bevelsbeschrijving: dient voor het in- of uitschakelen van het relais.
Waarde 1 betekent: relais ingeschakeld
Waarde 0 betekent: relais uitgeschakeld (voorbeeld: bevel „CR0“)
Formaat: <STX><ADR>CR<DATA><CRC><EOT>
Voorbeeld: <STX>FFCR152<EOT>
<STX>FFCR<ACK>27<EOT>
Schakelt relais in.
<STX>FFCR051<EOT>
<STX>FFCR<ACK>27<EOT>
Schakelt relais uit.
Bevel: Head (H)
Bevelsbeschrijving: dient voor het in- of uitschakelen van de leeskopmodus.
Waarde 1 betekent: modus = leeskop
Waarde 0 betekent: modus = stand alone (Voorbeeld: „CH1“)
Formaat: <STX><ADR>CH<DATA><CRC><EOT>
Voorbeeld: <STX>FFCH148<EOT>
<STX>FFCH<ACK>1D<EOT>
Schakelt leeskopmodus in
<STX>FFCH047<EOT>
<STX>FFCH<ACK>1D<EOT>
Schakelt leeskopmodus uit
141
Bevel: Transpondernummer (T)
Bevelsbeschrijving: dient voor het eenmalig lezen van een transponder. Als er geen
transponder in het bereikt is, geeft het transponder-leesapparaat „NOTAG“ terug. Het
transpondernummer wordt daarbij met 10 tekens (vb. AC3F00D1B4) als hexadecimaal
gecodeerde ASCII-tekenvolgorde aangegeven.
Formaat: <STX><ADR>CT<CRC><EOT>
Voorbeeld: <STX>FFCT23<EOT>
<STX>FFCT03C2208CFF64<EOT>
Lees huidig transpondernummer 03C2208CFF.
! Impressum
DiesisteinePublikationderConradElectronicSE,Klaus-Conrad-Str.1,D-92240Hirschau(www.conrad.com).
AlleRechteeinschließlichÜbersetzungvorbehalten.ReproduktionenjederArt,z.B.Fotokopie,Mikroverlmung,
oder die Erfassung in elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des
Herausgebers. Nachdruck, auch auszugsweise, verboten. Die Publikation entspricht dem technischen Stand bei
Drucklegung.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
( Legal Notice
ThisisapublicationbyConradElectronicSE,Klaus-Conrad-Str.1,D-92240Hirschau(www.conrad.com).
All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microfilming, or the capture
inelectronicdataprocessingsystemsrequirethepriorwrittenapprovalbytheeditor.Reprinting,alsoinpart,is
prohibited. This publication represent the technical status at the time of printing.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
# Information légales
CeciestunepublicationdeConradElectronicSE,Klaus-Conrad-Str.1,D-92240Hirschau(www.conrad.com).
Tousdroitsréservés,ycomprisdetraduction.Toutereproduction,quellequ‘ellesoit(p.ex.photocopie,microlm,
saisie dans des installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l‘éditeur. Il est interdit
dele réimprimer,mêmeparextraits. Cette publicationcorrespondau niveau techniquedumomentde lamise
sous presse.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
$ Colofon
DitiseenpublicatievanConradElectronicSE,Klaus-Conrad-Str.1,D-92240Hirschau(www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie,
microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toe-
stemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand
bij het in druk bezorgen.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE. 750782_V2_1016_01_VTP_m_4L

Documenttranscriptie

Bedienungsanleitung Transponder-Zutrittskontrolle mit Ereignisaufzeichnung Best.-Nr. 750782 Seite 2 - 36 Operating Instructions Transponder Access Control with Event Recording Item No. 750782 Page 37 - 71 Notice d’emploi Contrôle d’accès à transpondeur avec enregistrement d’événements N° de commande 750782 Page 72 - 106 Gebruiksaanwijzing Transpondertoegangscontrole met resultaatoptekening Bestelnr. 750782 Pagina 107 - 141 Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding.............................................................................................................................109 2. Verklaring van symbolen................................................................................................109 3. Voorgeschreven gebruik................................................................................................110 4. Leveringsomvang............................................................................................................110 5. Veiligheidsaanwijzingen.................................................................................................111 a) Algemeen....................................................................................................................111 b) Antennemodule..........................................................................................................111 c) Montage......................................................................................................................112 6. Functiebeschrijving.........................................................................................................113 7. Aansluitingen en bedieningselementen......................................................................115 8. Aansluiten.........................................................................................................................116 a) Spannings-/stroomvoorziening................................................................................116 b) Relaisuitgang..............................................................................................................116 c) Toetseningang............................................................................................................117 d) Gebruik als kaartlezer...............................................................................................117 9. Ingebruikname.................................................................................................................118 10. Toepassingsvoorbeelden...............................................................................................119 11. Software............................................................................................................................121 a) Installatie.....................................................................................................................121 b) Transponderleesapparaat aan de pc aansluiten..................................................121 c) Bediening van de software......................................................................................121 12. Onderhoud en reiniging..................................................................................................127 13. Verklaring van overeenstemming (DOC)......................................................................127 107 Pagina 14. Verwijderen......................................................................................................................127 15. Technische gegevens.....................................................................................................128 16. Bijlage: RS232-protocol..................................................................................................129 a) Algemeen....................................................................................................................129 b) Adressering van de stuurmodule............................................................................130 c) Bevelen van de stuurmodule...................................................................................130 d) Bevelssubgroepen voor bevel „Load“ (L) en „Save“ (S)....................................131 e) Bevelssubgroepen voor „Command“ (C)...............................................................140 108 1. Inleiding Geachte klant, Hartelijk dank voor de aanschaf van dit product. Dit product voldoet aan de wettelijke nationale en Europese voorschriften. Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te handhaven en een ongevaarlijke werking te garanderen! Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Deze bevat belangrijke instructies voor de ingebruikname en bediening. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden doorgeeft. Bewaar deze gebruiksaanwijzing om haar achteraf te raadplegen! Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle rechten voorbehouden. Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk. Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be 2. Verklaring van de symbolen Het symbool met de bliksemschicht in een driehoek geeft aan wanneer er gevaar bestaat voor uw gezondheid, bijv. door een elektrische schok. Het symbool met het uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing die in ieder geval moeten worden opgevolgd. Het „pijl“-symbool wijst op speciale tips en aanwijzingen voor de bediening van het product. 109 3. Voorgeschreven gebruik Dit product is bestemd om transpondergegevens via een antennemodule te bepalen. Deze gegevens worden door het product met de in een intern EEPROM opgeslagen transpondergegevens vergeleken. Als een opgeslagen transponder wordt herkend, schakelt de elektronica een relais in via hetwelk vb. een deuropener kan worden gestuurd. Om het product te gebruiken hebt u bijzondere, geschikte transponders nodig; deze zijn niet inbegrepen, maar als accessoire verkrijgbaar. De configuratie van het product met gebruikersgegevens, transpondergegevens en tijdschema‘s is op een comfortabele manier met behulp van pc-software mogelijk. Voor professionele gebruikers is ook een configuratie rechtstreeks via RS232-stuurcommand‘s mogelijk. De veiligheidsinstructies en alle andere informatie in de gebruiksaanwijzing dienen absoluut in acht te worden genomen. Een ander gebruik dan hier beschreven is niet toegelaten en heeft de beschadiging van het product tot gevolg. Bovendien gaat dit gepaard met gevaren zoals kortsluiting en brand. Dit product voldoet aan de wettelijke nationale en Europese normen. Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle rechten voorbehouden. 4. Leveringsomvang • Stuurmodule • Antennemodule met kabels • RS232-kabel • Kunststof zijplaten (voor transponder in chequekaartenvorm) • Cd met pc-software • Gebruiksaanwijzing 110 5. Veiligheidsvoorschriften Bij schade veroorzaakt door het niet opvolgen van de bedieningshandleiding, vervalt het recht op garantie. Voor vervolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij niet aansprakelijk! Voor materiële of persoonlijke schade, die door ondeskundig gebruik of niet inachtname van de veiligheidsvoorschriften veroorzaakt worden zijn wij niet aansprakelijk. In zulke gevallen vervalt de garantie! a) Algemeen • Om veiligheids- en keuringsredenen is het eigenhandig ombouwen en/of wijzigen van het product niet toegestaan. • Gebruik dit product niet in ziekenhuizen of medische inrichtingen. Alhoewel het product enkel relatief zwakke radiosignalen uitzendt, kan dit functiestoringen bij levensbehoudende systemen veroorzaken. Hetzelfde geldt mogelijk in andere bereiken. • Het product is geen speelgoed en is niet geschikt voor kinderen. • Het product is alleen geschikt voor droge, gesloten binnenruimtes. U mag hem niet blootstellen aan direct zonlicht, stofinwerking, vuil, sterke hitte, koude, vochtigheid of nattigheid, anders raakt hij beschadigd. • U mag het verpakkingsmateriaal niet zomaar laten rondslingeren. Dit is gevaarlijk speelgoed voor kinderen. • Behandel het product voorzichtig. Door stoten, schokken of een val - zelfs van geringe hoogte - kan het beschadigd raken. • Gelieve u tot onze technische helpdesk of een andere vakman te wenden indien u vragen heeft die niet opgehelderd worden in deze gebruiksaanwijzing. b) Antennemodule • De antennemodule vormt in combinatie met de stuurmodule een trillingskring, die hoge spanningen aan de aansluitcontacten van de antenne opwekt. Vermijd elk contact met deze contacten. • Let bij montage en gebruik op een geschikte contactbescherming. 111 c) Montage • Het product is niet ontwikkeld voor het vergrendelen of beveiligen van een deur. Bij een langer verlaten van de door het transponder-leesapparaat toegankelijk gemaakte ruimte moet de deur daarom met behulp van de originele sleutel worden gesloten. • Monteer het product zo dat het tegen manipulatie door onbevoegden beschermd is (binnen een gebouw). • Het product is een lees- en stuurapparaat van het bedrijfstype 1 in overeenstemming met EN 60730 (VDE 0631). • Beveilig de toevoerleiding met een zekering van 2,5 A (traag). • Als de spannings-/stroomvoorziening van het product met behulp van een scheltransformator (12 V/AC) gebeurt, moet deze aan de vereisten van EN 61558-2-8 (DIN VDE 0570 deel 2-8 voldoen. • Tussen antennemodule en transponder mogen zich geen metalen voorwerpen bevinden. • De antennemodule moet op niet-metalen materiaal (hout, beton) met een minimumafstand van 30 mm tot andere metalen onderdelen worden gemonteerd. • De antenneleiding tussen stuur- en antennemodule mag niet langer zijn dan 1,5 m. Anders kan de in de technische gegevens genoemde leesafstand (afstand tussen antennemodule en transponder) niet worden gegarandeerd. • De antenneleidnig mag niet onmiddellijk naast andere stroomvoerende leidingen worden gelegd. • Er mogen geen twee antenneleidingen naast elkaar worden gelegd. • Bij montage van meerdere transponder-leesapparaten moet een minimumafstand van 1 m tegenover elkaar worden gehouden om een weerzijdse beïnvloeding te vermijden. 112 6. Functiebeschrijving Het product kan via het geïntegreerde relais en de overeenkomstige externe indeling bijvoorbeeld een deuropener rechtstreeks aansturen. Aangezien de stuurmodule over een afzonderlijke 24 V/DC-aansluiting beschikt, is ook de aansturing van een garagedeuraandrijving mogelijk (indien deze met 24 V/DC werkt). Schakelvoorbeelden vindt u in hoofdstuk 10. Met een transponder kan het relais in de stuurmodule in de „ON/OFF“-modus worden in-/uitgeschakeld. Met behulp van een transponder, een externe knop (de stuurmodule beschikt over een overeenkomstige ingang) of automatisch na afloop van de ingestelde schakeltijd kan het relais opnieuw worden uitgeschakeld. Een andere optie is het gebruik van het product als kaartlezer. Daartoe kunt u de antennemodule in het stuurapparaat monteren (passende afstandshouders zijn niet inbegrepen) en het meegeleverde kunststof zijdeel met kaartgleuf gebruiken. Binnen in de bovenzijde van de behuizing van de stuurmodule bevindt zich een kaartvoering, die het insteken en vasthouden van de transponderkaart mogelijk maakt. In deze configuratie is het product geschikt voor permanene vrijschakeling van een aangesloten apparaat, aangezien het relais zolang blijft ingeschakeld als de transponderkaart in de behuizing steekt. Door de keuze van de geschikte configuratie (impulsmodus, retrigger of vaste inschakeltijd tot 127 minuten) kunt u ook na het verwijderen van de kaart, het relais en het aangesloten apparaat nog gedurende een vrij te kiezen tijdsduur ingeschakeld laten. Omdat de resultaten worden opgeslagen weet u steeds wie (en op welk moment) het aangesloten apparaat via transponder heeft gebruikt. In een intern EEPROM-geheugen kunnen tot 500 transpondernummers met bijhorende tijdsvensters en 5000 leesresultaten met datum en tijd worden opgeslagen. Als bij het analyseren van transpondergegevens, een transponder met een van deze opgeslagen nummers herkend wordt en deze zich in een toegelaten tijdsvenster bevindt, schakelt de leesmodule de uitgang (relais) en registreert het proces in het gebeurtenissengeheugen. Het herkennen van een transponder (ook wanneer deze niet geautoriseerd is) wordt via de LED‘s op de stuurmodule getoond. 113 De seriële interface van de stuurmodule laat een comfortabel beheer van de geautoriseerde transponder toe via het meegeleverde pc-programma. Op deze wijze kunt u de gebruikers, autoriseringstabellen en -tijden uit de stuurmodule in de pc laden, bewerken en opnieuw in de stuurmodule opslaan. Via de RS232-interface kan de stuurmodule ook rechtstreeks met behulp van overeenkomstige bevelen worden geconfigureerd. Deze voor professionele gebruikers uitgedachte informatie vindt u in bijlage in hoofdstuk 16. 114 7. Aansluitingen en bedieningselementen 16 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 17 13 14 18 15 17 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 +12 V/DC (of 12 V/AC) GND (of 12 V/AC) +24 V/DC Relais 1 (gemeenschappelijke aansluiting; middencontact van het relais) Relais 2 (sluitercontact van het relais, NO-contact) Relais 3 (openercontact van het relais, NC-contact) Toetseningang GND +5 V/DC RX (moet met TX, pin 3 van de PC-RS232-kabel worden verbonden) TX (moet met RX, pin 2 van de PC-RS232-kabel worden verbonden) GND (moet met GND, pin 5 van de PC-RS232-kabel worden verbonden) Antenne 1 Antenne 2 Druktoets RS232-aansluiting Schroefopeningen voor montage van de antennemodule (bij gebruik als kaartlezer) 18 Vervangbaar kunststof zijdeel 115 8. Aansluiten a) Spannings-/stroomvoorziening De precieze contacttoewijzing vindt u in hoofdstuk 7. De stuurmodule kan ofwel met 12 V/DC, 24 V/DC of met 12 V/AC worden aangedreven. Hiervoor zijn telkens afzonderlijke ingangen beschikbaar: 12 V/DC: klem 1 = +12 V/DC klem 2 = GND 24 V/DC klem 3 = +24 V/DC klem 2 = GND 12 V/AC klem 1 = 12 V/AC klem 2 = 12 V/AC Verwissel deze aansluitingen nooit aangezien het product anders beschadigd wordt. Verlies van waarborg/garantie! De gelijktijdige aansluiting van meerdere bedrijfsspanningen (vb. 12 V/DC en 24 V/DC) is niet mogelijk! Het product heeft in de normale leesmodus een stroomopname van minder dan 50 mA en bij het schakelen van het relais ongeveer 75 mA. b) Relaisuitgang De relaisuitgang (klemmen 4, 5, 6, zie hoofdstuk 7) is pontentiaalvrij. De aansluitgegevens van het relais vindt u in het hoofdstuk „Technische gegevens“. Schakel de netspanning nooit via het relais! 116 c) Druktoetseningang Aan schroefklem 7 kan een externe druktoets worden aangesloten. Verbind het tweede contact van de druktoets met GND (schroefklem 8). De druktoets moet een sluitcontact zijn (NO-contact), bij het indrukken van de druktoets moeten schroefklemmen 7 en 8 kortstondig worden verbonden. Door het indrukken van de externe druktoets wordt het relais onmiddellijk uitgeschakeld. Dit kan vb. worden gebruikt wanneer het met behulp van de transponder ingeschakelde relais voortijdig moet worden uitgeschakeld, bijvoorbeeld in de impulsmodus. De interne druktoets (15) heeft dezelfde functie (voor testdoeleinden). d) Gebruik als kaartlezer • Vervang het zijdelingse kunststofdeel door het meegeleverde kaartlezer kunststofdeel. De gleuf van het kaartlezer-kunststofdeel moet daarbij naar de behuizingsrand wijzen. • Maak de antennemodule vast in de stuurmodule. Hiervoor is echter geen montagemateriaal inbegrepen. U hebt vb. twee kunststof afstandshouders en 2 schroeven nodig; anders kunt u ook een of twee druppels warme lijm gebruiken. • Binnen in de bovenzijde van de behuizing van de stuurmodule bevindt zich een kaartvoering, die het insteken en vasthouden van de transponderkaart mogelijk maakt. 117 9. Ingebruikname Voor de configuratie moet de RS232-aansluiting van de stuurmodule met een RS232interface van een pc worden verbonden. Schakel de bedrijfsspanning weer in. Het product is vervolgens gebruiksklaar. Voor het relais in de stuurmodule kan schakelen, moet u eerst minstens een transponder aanleren en een gebruiker en evt. een tijdschema instellen (wanneer de transponder het relais kan activeren). RS 232-instellingen De communicati met de stuurmodule gebeurt via het standaard-RS232-protocol. De volgende verbindingsinstellingen dienen in acht te worden genomen: Baudrate: 57600 Databits: 8 Stopbits: 1 Pariteit: geen 118 10. Toepassingsvoorbeelden Schakelingsvoorbeeld: Deuropener 12 V/AC GND +12 V 2 +12 V GND +24 V Rel 1 Rel 2 Ant 1 Ant 2 3 1 RX TX GND 4 5 1 Stuurmodule 2 Externe spannings-/stroomvoorziening (hetzij 12 V/DC via een gestabiliseerd netdeel of 12 V/AC via een scheltransformator) 3 Antennemodule 4 Deuropener 5 Pc voor de configuratie van de stuurmodule 119 Schakelingsvoorbeeld: Garagedeuraandrijving +24 V GND 2 +12 V GND +24 V Rel 1 Rel 2 4 Ant 1 Ant 2 3 1 RX TX GND 5 1 Stuurmodule 2 Externe spannings-/stroomvoorziening (24 V/DC) 3 Antennemodule 4 Ter impulsingang van de garagedeuraandrijving 5 Pc voor de configuratie Let op de correcte aansluiting van de verbindingsleidingen (volgens de beschrijving van de garagedeuraandrijving) en of de druktoets, zoals in het voorbeeld weergegeven, daadwerkelijk na GND moet worden ingedrukt. Stel de schakeltijd van het relais op 0,5 s in zodat u de garagedeuraandrijving snel tussen „omhoog“ en „omlaag“ kunt omschakelen. Bij het bovenstaande schakelingsvoorbeeld wordt verondersteld dat de garagedeuraandrijving met een bedrijfsspanning van 24 V/DC werkt. Als dit niet het geval is (zie gebruiksaanwijzing van de garagedeuraandrijving), moet u evt. een bijkomend netdeel voor de stuurmodule gebruiken of bovnedien een andere indeling van het relais. 120 11. Software Via de meegeleverde software is een eenvoudige configuratie mogelijk. U kunt daarmee transponders aanleren, gebruikers aanmaken, transponders aan gebruikers toewijzen, autoriseringen voor de toegang instellen, etc. Via de RS232-interface kan de stuurmodule ook rechtstreeks met behulp van overeenkomstige bevelen worden geconfigureerd. Deze voor professionele gebruikers uitgedachte informatie vindt u in bijlage in hoofdstuk 16. a) Installatie De meegeleverde software vereist een Windows-besturingssysteem (minstens Windows XP of hoger). • Plaats de meegeleverde cd in het betreffende station van uw pc. Als het installatieprogramma niet automatisch start, opent u de inhoudsoverzicht van de cd, vb. via Windows bestandsbeheer. Start dan het installatieprogramma. • Volg alle aanwijzingen van Windows of het installatieprogramma. b) Transponderleesapparaat aan de pc aansluiten • Verbind de RS232-poort van de stuurmodule via de meegeleverde RS232-kabel met een RS232-poort van uw computer. Als uw computer niet over een RS232-poort beschikt, moet u een overeenkomstige USB-adapter gebruiken of een RS232-steekkaart voor uw computer (telkens niet inbegrepen, in de accessoirehandel verkrijgbaar). • Sluit de antennemodule aan de stuurmodule aan en schakel de spannings-/stroomvoorziening in. c) Bediening van de software • Start de software. Een omvangrijke hulpfunctie is in het Engels beschikbaar in de software. De afbeeldingen van de software in deze gebruiksaanwijzing kunnen bij nieuwere versies van de software evt. veranderen. 121 • Kies in het linkermenu het punt „Reader“. Klik in de lege tabel (aan de rechterzijde van de software) met de rechter muisknop en selecteer „Insert item“. • Als een apparaat wordt gevonden, wordt dit in de lijst „Reader“ ingevoegd. Daar kunt u het apparaat een naam geven. Bij „Select Interface“ kan een COM-poort worden ingesteld waaraan het apparaat aangesloten is, klik op „Online“ om een verbinding te maken. • Klik op de knop „Parameter“ om het apparaat te configureren. Een beschrijving van de parameters krijgt u in de hulp bij de software. • Klik na het configureren op de toets „Close“. 122 • Verbind een nieuwe transponder. Daarvoor klikt u in de transponderlijst met de rechter muisknop en kiest u „Add transponder“. • Houd een transponder voor de antennemodule. De transponder verschijnt als nieuwe invoer in de lijst. Maak bij elke lezer waarbij u deze nieuwe transponder wilt aanmelden (en die op de transponder moet reageren), een haakje. • Als alle transponders werden aangeleerd, beëindigt u het aanmelden via „Stop adding transponder“. 123 • Om gebruikers toe te voegen, klikt u op „Personnel“. Klik in de lege tabel (aan de rechterzijde van de software) met de rechter muisknop en selecteer „Insert item“. • Vervolgens kunt u aan de personen een transponder/lezer toevoegen. 124 • Om een tijdsschema aan te maken (bijvoorbeeld dat een bepaalde toegang tot een ruimte uitsluitend tijdens de week toegelaten is of op een bepaalde tijd), klikt u op „Time Schemes“. Klik in de lege tabel (aan de rechterzijde van de software) met de rechter muisknop en selecteer „Insert item“. • Vervolgens kan het tijdsschema worden geconfigureerd. U kunt een tijdruimte (start- en eindtijd, telkens in uren/minuten) en de weekdag instellen waarop de transponder de toegang mogelijk maakt. 125 • Opdat het transponder-leesapparaat onafhankelijk met de door u ingestelde transponder-, gebruiker- en tijdsschemagegevens kan werken, moeten als laatste stop alle gegevens naar het transponder-leesapparaat worden overgezet. Kies in het linkermenu het punt „Reader“. Klik in aan de rechterzijde van de software met de rechter muisknop op de gewenste lezer en kies „Write all data“. Afhankelijk van de omvang van de gegevens kan de gegevensoverdracht enige tijd duren. Evt. moet u voor de overdracht het transponder-leesapparaat nog op „Online“ schakelen. • Om de gebeurtenissen te analyseren (vb. wanneer een bepaalde transponder werd gelezen) moet het transponder-leesapparaat eerst op „Online“ worden geschakeld, vervolgens klikt u in het linker menu op „Reader“ en kiest u het overeenkomstige apparaat. Vervolgens klikt u op „Get events“. De software zal daarop alle gebeurtenissen van het transponder-leesapparaat downloaden. Afhankelijk van de hoeveelheid gegevens kan deze procedure even duren. 126 12. Onderhoud en reiniging Voor u is het product onderhoudsvrij. Service en reparaties mogen alleen uitgevoerd worden door een specialist/gespecialiseerde reparatieplaats. In het product bevinden zich geen onderdelen die door de gebruiker kunnen worden onderhouden. Gebruik voor de reiniging van de buitenkant een schone, droge en zachte doek. Gebruik nooit agressieve reinigingsmiddelen of andere chemische oplosmiddelen, omdat deze schade kunnen veroorzaken aan het oppervlak (verkleuringen) of zelfs de functionering aantasten. 13. Verklaring van overeenstemming (DOC) Hiermee verklaren wij, Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Straße 1, D -92240 Hirschau, dat dit product overeenstemt met de basisvereisten en de andere relevante voorschriften van Richtlijn 1999/5/EC. De bij dit product behorende verklaring van conformiteit kunt u vinden op: www.conrad.com 14. Verwijderen Het product hoort niet thuis in het huishoudelijk afval! Verwijder het onbruikbaar geworden product in overeenstemming met de geldende wettelijke bepalingen. 127 15. Technische gegevens Bedrijfsspanning................................12 V/DC of 12 V/AC; bovenop een afzonderlijke ingang voor 24 V/DC Stroomopname...................................max. 100 mA Transponderfrequentie.....................125 kHz Relaisaansluitgegevens....................1x omschakelcontact Schakelspanning max. 24 V/DC of max. 12 V/AC Schakelstroom max. 3 A Transponderafstand..........................max. ong. 7 cm Kabellengte antennemodule............max. 1,5 m Aantal transponders..........................max. 500 Aantal opgeslagen gebeurtenissen..................................max. 5000 Afmetingen (L x B x H).......................Transpondermodule: 125 x 75 x 28 mm Antennemodule: 50 x 40 x 5,5 mm Omgevingsvoorwaarden..................Temperatuur 0 °C tot +45 °C, luchtvochtigheid max. 90% relatief, niet condenserend 128 16. Bijlage: RS232-protocol a) Algemeen Bevelsformaat Alle bevelen aan het transponder-leesapparaat moeten in het volgende formaat worden gezonden: <STX><ADR><COMMAND><SUBCOMMAND><INDEX><DATA><CRC><EOT> <STX> ASCII code 2 Start of Text <EOT> ASCII code 4 End of Transmission <INDEX> 2 byte (4 ASCII tekens) ter positieaanduiding van gegevens Antwoordformaat Antwoorden van het transponder-leesapparaat kunnen het volgende formaat hebben: Antwoord op succesvol bevel: <STX><ADR><COMMAND><SUBCOMMAND><ACK><CRC><EOT> Antwoord op verkeerd bevel <STX><ADR><COMMAND><SUBCOMMAND><NAK><CRC><EOT> Antwoord op bevel met verkeerd formaat <STX><ADR><NAK><CRC><EOT> Antwoord op een bevel m.b.t. het opvragen van gegevens <STX><ADR><COMMAND><SUBCOMMAND><DATA><CRC><EOT> Bruikbare ASCII-codes en controlesom berekenen: <ACK> ASCII-code 6: Acknowledge <NAC> ASCII-code 15: Not Acknowledge Alle hexadecimaal gecodeerde getallen worden uitsluitend met hoofdletters herkend en uitgegeven (0F en niet 0f). De controlesom (<CRC>) wordt als dwarssom van de doorgegeven ASCII-tekens zonder <STX> en <EOT> gevormd en opnieuw als ASCII-teken verzonden. 129 Voorbeeld: Te zender bevel <STX>SP000100FA<CRC><EOT> Som van S + P + 0 + … in hexadecimaal (0x53 + 0x50 + 0x30 + 0x30 + 0x30 + 0x31 + 0x30 + 0x30 + 0x46 + 0x41 = 0x024B) Alleen de onderste 8 bit van de controlesum worden verzonden: 0x024B --> 4B wordt verzonden. Resultaat: <STX>SP000100FA4B<EOT> b) Adressering van de stuurmodule Het adres van een transponder-leesapparaat ((<ADR>) volgt uit byte 0 van het serienummer. Onafhankelijk van het ingestelde stuurmodule-adres antwoordt elk apparaat op het adres FF. c) Bevelen van de stuurmodule Bij de bevelen zijn er twee types: <COMMAND> Algemeen bevel <SUBCOMMAND> Subgroepen van een bevel Bevelen en uw subgroepen moeten altijd als een ASCII-teken worden verzonden. Bevel: Hello (H) Bevelsbeschrijving: Geeft de omschrijving en het versienummer van de stuurmodule (dit bevel vereist geen CRC). De stuurmodule antwoordt met „XRDVab“ (a = firmwareversie, b = hardwareversie). Formaat: <STX><ADR>H<EOT> Voorbeeld: <STX>FFHD4<EOT> <STX>XRDV17AC<EOT> Bevel: Load (L) Bevelsbeschrijving: Laadt gegevens of instellingen van het transponder-leesapparaat in de pc. Formaat: 130 <STX><ADR>L<SUBCOMMAND><INDEX><CRC><EOT> Bevel: Save (S) Bevelsbeschrijving: Slaat gegevens of instellingen in de stuurmodule op. Formaat: <STX><ADR>S<SUBCOMMAND><INDEX><DATA><CRC><EOT> Bevel: Command (C) Bevelsbeschrijving: Stuurcommando voor het transponder-leesapparaat (vb. relais inschakelen). Formaat: <STX><ADR>C<SUBCOMMAND><DATA><CRC><EOT> d) Bevelssubgroepen voor bevel „Load“ (L) en „Save“ (S) Parameter 16bit (P) Bevelsbeschrijving: Configuratie van het transponder-leesapparaat met behulp van een 16bit-parameter. De bits 8 tot 15 zijn totnogtoe niet gebruikt, er moeten echter altijd 16 bits als gegevens worden verzonden. Formaat: <STX><ADR>LP<INDEX><CRC><EOT> <STX><ADR>SP<INDEX><DATA><CRC><EOT> Index 0000 lezerconfiguratie: Bit Waarde 1 Waarde 0 Configuratie 7 enable disable Send Event 6 enable disable Toetsenherkenning (transponder „0“) 5 enable disable Toets voor „Relais uitschakelen“ activeren 4 enable disable Relais schakelen 3 in/out Minuut Geheugenmodus 2 enable disable Onbevoegde toegangen opslaan 1 enable disable Auto off / Retrigger 0 on/off Impuls On/Off of impulsmodus 131 Verklaringen van de configuratiebits: • Bit 7: Wanneer deze bit is gezet, wordt elke gebeurtenis die het transponder-leesapparaat herkend, onmiddellijk naar de seriële interface uitgegeven. • Bit 6: Wanneer deze bit is gezet, gedraagt het transponder-leesapparaat zich bij het indrukken van de toets alsof de transponder op geheugenplaats „0“ werd gelezen. Dit is vb. van belang wanneer u de start of het einde van een openingsprocedure via een druk op de toets in de gebeurtenissentabellen duidelijk wilt herkennen. Daartoe kan op geheugenplaats „0“ een bepaalde (ook fictieve) transponder worden opgeslagen die in de gebeurtenissentabellen gewoon herkenbaar en selecteerbaar is. Deze bit mag niet tegelijk met bit 5 worden gezet. • Bit 5: Door het zetten van deze bit kan het relais door het indrukken van de toets worden uitgeschakeld. Dat kan een voordeel zijn wanneer een lange schakeltijd werd ingesteld, maar het relais echter voor afloop van deze tijd moet worden uitgeschakeld. In de gebeurtenistabellen wordt deze procedure met transpondernummer „0“ opgeslagen (evenals de „AUTO/OFF“-gebeurtenis). Deze bit mag niet tegelijk met bit 6 worden gezet. • Bit 4: Door het zetten van deze bit wordt de relaisuitgang geactiveerd. Wanneer het schakelen van de relais ook bij het herkennen van een geldige transponder moet worden onderbonden, moet deze bit op „0“ worden gezte. • Bit 3: Met bit 3 legt u vast op welke manier de gebeurtenissen in het gebeurtenissengeheugen worden opgeslagen: Bit 3 = „0“ -> „Minute“-modus: Elke gebeurtenis wordt met een resolutie met een nauwkeurigheid tot op de minuut opgeslagen. Als een transponder voor langere tijd aan de antennemodule is geschakeld, wordt deze gebeurtenis elke minuut opgeslagen. In dit geval is het „geheugenbesparend“ om naar de „IN/OUT“-modus te gaan. Bij gebruik van de „ON/OFF“-modus is er geen onderscheid tussen de „Minute“- en de „IN/OUT“-modus. 132 Bit 3 = „1“ -> „IN/OUT“-modus: Wanneer bit 3 is gezet, worden alleen de gebeurtenissen opgeslagen die tot een wijziging van de toestand van het transponder-leesapparaat voeren. Dit betekent dat bij een langere verbinding van een transponder aan de antennemodule in de impulsmodus alleen het tijdpunt van het inschakelen en het tijdstip van het verwijderen van de transponder worden opgeslagen. In de „ON/OFF“-modus wordt het tijdstip van het inschakelen van het relais en het uitschakelen opgeslagen. • Bit 2: Door het instellen van deze bit worden in het gebeurtenissengeheugen ook die gebeurtenissen opgeslagen die door niet-geautoriseerde transponders aan de antenne worden opgeroepen. Anders worden alleen geautoriseerde transpondergebeurtenissen opgeslagen. Bij storingen in de omgeving van de antenne kan het zinvol zijn om deze bit op 0 te zetten aangezien de storingen als niet-geaurotiseerde transponders kunnen worden gedecodeerd. • Bit 1: De betekenis van deze bit hangt af van de toestand van bit 0. Als bit 0 op „0“ wordt gezet („Impuls“-modus) kan met bit 1 het retriggern worden in- of uitgeschakeld. Bij retrigger uit (bit 1 op „0“) schakelt het relais na afloop van de ingestelde schakeltijd opnieuw uit, onafhankelijk van het feit of de transponder in het bereik van de antennemodule blijft of voor afloop van de schakeltijd opnieuw aan de antennemodule werd gehouden. Bij retrigger aan (bit 1 op „1“) loopt de schakeltijd pas af vanaf het tijdstip dat de transponder het antenneveld verlaat. Bovendien wordt de schakeltijd opnieuw gestart wanneer de transponder voor afloop van de schakeltijd opnieuw aan de antenne wordt gehouden. Als bit 0 op 1 is gezet („ON/OFF“-modus), kan met bit 1 de „AUTO/OFF“-functie worden gezet. Met bit 1 op „1“ schakelt het relais na afloop van de instelde schakeltijd automatisch opnieuw uit. Met bit 1 op „0“ blijft het relais zolang ingeschakeld (permanent) tot een geautoriseerde transponder het relais opnieuw uitschakelt. • Bit 0: Met bit 0 wordt tussen de impulsmodus (bit 0 = „0“) en de „ON/OFF“-modus (bit 0 = „1“) geselecteerd. In de impulsmodus wordt het relais ingeschakeld door een geautoriseerde transponder en na afloop van de schakeltijd opnieuw uitgeschakeld. In de „ON/OFF“-modus wordt het relais door een geautoriseerde transponder alleen ingeschakeld en blijft zolang ingeschakeld tot een geautoriseerde transponder het opnieuw uitschakelt (resp. „AUTO/OFF“ zie bit 1 of toets zie bit 5). 133 Voorbeeld: <STX>FFLP0000E8<EOT> <STX>FFSP0000B263<EOT> De configuratiebyte is B2, i.e. binair 1011 0010 Bit 7 = „1“ (aan), Bit 6 = „0“ (uit), Bit 5 = „1“ (aan), Bit 4 = „1“ (aan) Bit 3 = „0“ (uit), Bit 2 = „0“ (uit), Bit 1 = „1“ (aan), Bit 0 = „1“ (uit) Index 0001: Instelling van schakeltijd De nauwkeurigheid van de ingestelde tijd is afhankelijk van de waarde. Als seconden worden gebruikt, kan de werkelijke schakeltijd enkele seconden afwijken. Alleen bij minuten en halve seconde is de ingestelde tijd nauwkeurig. Dit wordt veroorzaakt door het verschillend gebruik van interne klok of processortimer. Bit 0 - 6 Bit 7 schakeltijd in seconden of minuten waarde „0“: seconden; waarde „1“: minuten Let op! Als de schakeltijd in seconden wordt ingesteld, dan is de waarde „1“ voor 0,5 seconden gereserveerd. De waarde „2“ betekent 1 seconde, waarde „3“ betekent 2 seconden, etc. Er zijn geen 0,5 seconden-stappen! Voorbeeld: De waarde „30“ betekent 29 seconden schakeltijd wanneer bit 7 op „0“ wordt ingesteld. Index 0002: Aantal opgeslagen transponders Het transponder-leesapparaat kan max. 500 transponders opslaan. Index 0003: Event Pointer Dit is een verwijzing naar de laatste opgeslagen gebeurtenis. De events worden cyclisch geschreven. Als de Event Pointer op zijn maximum is, wordt hij opnieuw op 0 gezet. Het transponder-leesapparaat kan max. 5000 gebeurtenissen opslaan. 134 Bevel: Transponder (T) Bevelsbeschrijving: Laadt het transpondernummer uit het transpondergeheugen van de stuurmodule of stelt deze in. Het transpondernummer wordt daarbij met 10 tekens (vb. AC3F00D1B4) als hexadecimaal gecodeerde ASCII-tekenvolgorde aangegeven. Formaat: <STX><ADR>LT<INDEX><CRC><EOT> <STX><ADR>ST<INDEX><DATA><CRC><EOT> Voorbeeld: <STX>FFLT0032F1<EOT> <STX>FFLTA16004A0D350<EOT> Leest transpondernummer A16004A0D3 uit geheugenplaats 0032h, i.e. de 50e plaats. Bevel: Tijdsvenster voor autorisering (Z) Bevelsbeschrijving: Met dit bevel wordt de stuurmodule geconfigureerd tot welke tijden een transponder geautoriseerd is. Daarbij kunnen de weekdagen en 4 tijdsvensters per transponder worden opgeslagen. De gegevens zijn daarbij 5 byte (10 ASCII-tekens) lang. Formaat: <STX><ADR>LZ<INDEX><CRC><EOT> <STX><ADR>SZ<INDEX><DATA><CRC><EOT> Gegevensformaat: [Weekdag] [MIN(van)] [STD(van)] [MIN(bis)] [STD(bis)] 1. byte: weekdag (bit 0 altijd op waarde 0) Bit 7 Bit 6 Bit 5 Bit 4 Bit 3 Bit 2 Bit 1 Bit 0 Zo Za Fr Do Woe Di Ma 0 Bit 3 Bit 2 Bit 1 Bit 0 2. byte: minuten (van) BCD gecodeerd Bit 7 Bit 6 Tientallenkolom Bit 5 Bit 4 Eenhedenkolom 135 3. byte: uur (van) BCD gecodeerd Bit 7 Bit 6 Bit 5 Bit 4 Tientallenkolom Bit 3 Bit 2 Bit 1 Bit 0 Bit 1 Bit 0 Bit 1 Bit 0 Eenhedenkolom 4. byte: minuten (tot) BCD gecodeerd Bit 7 Bit 6 Bit 5 Bit 4 Tientallenkolom Bit 3 Bit 2 Eenhedenkolom 5. byte: uur (tot) BCD gecodeerd Bit 7 Bit 6 Bit 5 Bit 4 Tientallenkolom Bit 3 Bit 2 Eenhedenkolom Voorbeeld: <STX>FFSZ0006FE3008451625<EOT> <STX>FFSZ<ACK>3F<EOT> Dit bevel schrijf een tijdsvenster: Index 0006 3. tijdvenster van transponder op 2e plaats FE alle weekdagen toegelaten 3008 van 08.30 uur 4516 tot 16.45 uur Bevel: Gebeurtenissengeheugen (E) Bevelsbeschrijving: Dit bevel dient voor het analyseren van het gebeurtenissengeheugen. Formaat: <STX><ADR>LE<INDEX><CRC><EOT> Antwoord: [Transp. Nummer][MIN][STD][Autorisering en DAG][Event en MON] [JAAR] 136 byte: Autorisering en dag: Bit 7 Bit 6 Bit 5 Autorisering (zie tabel onderaan) Bit 4 Dag 10-tallen kolom Bit 3 Bit 2 Bit 1 Bit 0 Dag eenhedenkolom 6 Bit dag (BCD-gecodeerd) Betekenis 0 0 Toegang geweigerd 1 0 Toegang toegelaten 0 1 Toegang momenteel geweigerd (omwille van tijdsvenster) byte: Event en maand: Bit 7 Bit 6 Bit 5 Schakelgebeurtenis (zie tabel onderaan) Bit 4 Bit 3 Maand 10-tallen kolom Maand eenhedenkolom Bit 2 Bit 1 Bit 0 5 Bit maand (BCD-gecodeerd) Betekenis 0 0 1 Relais ongewijzigd 0 1 1 Relais werd ingeschakeld 1 0 1 Relais werd uitgeschakeld 0 1 0 Transponder komt in het bereik 1 1 0 Transponder in het bereik gehouden 1 0 0 Transponder verlaat bereik 137 Voorbeeld: <STX><FF>LE300DB10090541169D00442<EOT> 300DB10090 = transpondernummer 5411 = 11.54 uur 69 = 01 10 1001 = 01 toegang momenteel geweigerd, 10 1001 = 2 9 voor 29e dag D0 = 110 1 0000 = 110 transponder in het bereik gehouden; 1 0000 = 10 = oktober 04 = jaar 04 42 = CRC Bevel: Serienummer (S) Bevelsbeschrijving: Dit bevel dient voor het instellen en analyseren van het serienummer. Let op! De 1e byte van het serienummer is het adres van de transponder-leesapparaat. De „INDEX“ is altijd 0000. Formaat: <STX><ADR>LS<INDEX><CRC><EOT> <STX><ADR>SS<INDEX><DATA><CRC><EOT> Gegevensformaat: Het serienummer wordt met 20 tekens (10 byte) aangeduid. Voorbeeld: <STX>FFLS0000EB<EOT> <STX>FFLSFF12345678901234567868<EOT> Leest het serienummer FF123456789012345678 uit transponder-leesapparaat. i.e. het adres van de transponder-leesapparaat is FF (eerste byte). 138 Bevel: klok (U) Bevelsbeschrijving: Dit bevel dient voor het instellen en analyseren van de klok in het transponder-leesapparaat. Let op! De „INDEX“ is altijd 0000. Formaat: <STX><ADR>LU<INDEX><CRC><EOT> <STX><ADR>SU<INDEX><DATA><CRC><EOT> Gegevensformaat: De tijd en datum worden als volgt aangeduid: ssmmhhWWDDMMYY ss seconden (altijd 2 tekens) mm minuten (altijd 2 tekens) hh uur (altijd 2 tekens) WW weekdag (01 = maandag, 02 = dinsdag, 03 = woensdag, 04 = donderdag, 05 = vrijdag, 06 = zaterdag, 07 = zondag) DD dag (altijd 2 tekens) MM maand (altijd 2 tekens) YY jaar (altijd 2 tekens) Voorbeeld: <STX>FFLU0000ED<EOT> <STX>FFLU05441301030105E8<EOT> Leest de tijd 13:44:05 op maandag 03.01.05. 139 e) Bevelssubgroepen voor „Command“ (C) Bevel: Relais (R) Bevelsbeschrijving: dient voor het in- of uitschakelen van het relais. Waarde 1 betekent: relais ingeschakeld Waarde 0 betekent: relais uitgeschakeld (voorbeeld: bevel „CR0“) Formaat: <STX><ADR>CR<DATA><CRC><EOT> Voorbeeld: <STX>FFCR152<EOT> <STX>FFCR<ACK>27<EOT> Schakelt relais in. <STX>FFCR051<EOT> <STX>FFCR<ACK>27<EOT> Schakelt relais uit. Bevel: Head (H) Bevelsbeschrijving: dient voor het in- of uitschakelen van de leeskopmodus. Waarde 1 betekent: modus = leeskop Waarde 0 betekent: modus = stand alone (Voorbeeld: „CH1“) Formaat: <STX><ADR>CH<DATA><CRC><EOT> Voorbeeld: <STX>FFCH148<EOT> <STX>FFCH<ACK>1D<EOT> Schakelt leeskopmodus in <STX>FFCH047<EOT> <STX>FFCH<ACK>1D<EOT> Schakelt leeskopmodus uit 140 Bevel: Transpondernummer (T) Bevelsbeschrijving: dient voor het eenmalig lezen van een transponder. Als er geen transponder in het bereikt is, geeft het transponder-leesapparaat „NOTAG“ terug. Het transpondernummer wordt daarbij met 10 tekens (vb. AC3F00D1B4) als hexadecimaal gecodeerde ASCII-tekenvolgorde aangegeven. Formaat: <STX><ADR>CT<CRC><EOT> Voorbeeld: <STX>FFCT23<EOT> <STX>FFCT03C2208CFF64<EOT> Lees huidig transpondernummer 03C2208CFF. 141 ! Impressum Dies ist eine Publikation der Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com). Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z. B. Fotokopie, Mikroverfilmung, oder die Erfassung in elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des Herausgebers. Nachdruck, auch auszugsweise, verboten. Die Publikation entspricht dem technischen Stand bei Drucklegung. © Copyright 2016 by Conrad Electronic SE. ( Legal Notice This is a publication by Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com). All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microfilming, or the capture in electronic data processing systems require the prior written approval by the editor. Reprinting, also in part, is prohibited. This publication represent the technical status at the time of printing. © Copyright 2016 by Conrad Electronic SE. # Information légales Ceci est une publication de Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com). Tous droits réservés, y compris de traduction. Toute reproduction, quelle qu‘elle soit (p. ex. photocopie, microfilm, saisie dans des installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l‘éditeur. Il est interdit de le réimprimer, même par extraits. Cette publication correspond au niveau technique du moment de la mise sous presse. © Copyright 2016 by Conrad Electronic SE. $ Colofon Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com). Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen. © Copyright 2016 by Conrad Electronic SE. 750782_V2_1016_01_VTP_m_4L
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144

Renkforce Transponder access control de handleiding

Type
de handleiding