Algemene instructies voor instellingen.
Het menu INSTELLINGEN heeft drie logisch opgebouwde niveaus; zie de menustructuur op de vorige pagina.
Druk op de toets [MENU] om naar het menu INSTELLINGEN te gaan. (Houd hem ongeveer 3 sec.
ingedrukt als de functie menu [LOCK] actief is)
Gebruik de toetsen ▲/▼/◄/► om door de verschillende functies van het instellingenmenu te bladeren,
totdat de vereiste functie op het scherm wordt weergegeven.
Druk op de [ENTER]-toets om de functie te openen en de parameters ervan te wijzigen.
Gebruik de toetsen ▲/▼ om de waarde te wijzigen.
Druk nogmaals op de [ENTER]-toets om de instelling te bevestigen.
Druk om naar een hoger menuniveau te springen op de toets [MENU].
Druk om het menu INSTELLINGEN te verlaten verschillende keren op de toets [MENU] totdat het
standaard scherm wordt weergegeven.
Opmerking: om de bediening te vergemakkelijken, komt u altijd in het menu INSTELLINGEN terecht op de
plaats die u het laatst hebt gebruikt.
[SET CONFIG > ADDRESS Set]
Alle functies op dit niveau zijn gerelateerd aan het adresseren van de eenheid.
[DMX-Address]
Wordt gebruikt om het gewenste DMX-adres in te stellen.
Druk op de toetsen ▲/▼/◄/► totdat de gewenste functie op het scherm wordt weergegeven.
Druk de toets [ENTER]: de waarden kunnen worden gewijzigd
Gebruik de toetsen ▲/▼ om het gewenste DMX512-adres te selecteren. Het laatstgebruikte DMX-adres
wordt ook weergegeven: dit maakt het gemakkelijker om het adres van het volgende apparaat in de keten
in te stellen.
Druk zodra het juiste adres op het scherm wordt weergegeven de [ENTER]-toets om dit te bevestigen.
[SET CONFIG > CHAN. Mode]
Wordt gebruikt om de gewenste kanaalmodus in te stellen.
Druk op de toetsen ▲/▼/◄/► totdat de gewenste functie op het scherm wordt weergegeven.
Druk de toets [ENTER]: de waarden kunnen worden gewijzigd
Gebruik de toetsen ▲/▼ om de gewenste modus te selecteren:
5MSL modus: [PAN/TILT] zijn muziekgestuurd, terwijl de dimmer, stroboscoopsnelheid, gobo's,
kleuren en [PAN/TILT]–snelheid met slechts 5 DMX-kanalen kunnen worden ingesteld.
13 kanaalmodus: Volledige DMX-controle voor alle functies.
15 kanaalmodus: hetzelfde als de 13 KAN modus, maar met 16 bit [PAN/TILT]-bewegingen.
Druk zodra de juiste optie op het scherm wordt weergegeven de toets [ENTER] om hem te bevestigen.
[SET CONFIG > SHOW Config]
Alle functies van dit niveau zijn gerelateerd aan de automatische shows.
[NO DMX Mode]
Wordt gebruikt om in te stellen hoe de projector reageert als het DMX-signaal verdwijnt.
Druk op de toetsen ▲/▼/◄/► totdat de gewenste functie op het scherm wordt weergegeven.
Druk de toets [ENTER]: de waarden kunnen worden gewijzigd
Gebruik de toetsen ▲/▼ om de gewenste modus te selecteren:
[BLACKOUT]: De uitvoer wordt zwart als er geen DMX wordt waargenomen.
[FREEZE]: de uitvoer van de projector wordt aangehouden op basis van het laatste geldige DMX-
signaal.
[AUDIO]: de projector begint in de geluidsmodus te werken.
Druk zodra de juiste optie op het scherm wordt weergegeven de toets [ENTER] om hem te bevestigen.
Opmerking: zodra de ingang een DMX-signaal detecteert wordt de verduister-, bevriezings- of
geluidsmodus geannuleerd.
[ShowMode]
Wordt gebruikt voor het selecteren van de installatiestand van de projector in stand-alonemodus.
Druk op de toetsen ▲/▼/◄/► totdat de gewenste functie op het scherm wordt weergegeven.
Druk op de [ENTER]-toets om het bewerken te beginnen.
Gebruik de toetsen ▼/▲ om één van de beschikbare installatiestanden te selecteren:
[Floor 180°]: Het armatuur wordt op de vloer geplaatst. [PAN/TILT] bewegingen zijn niet beperkt.
[CeilingHung]: Het armatuur is aan het plafond bevestigd. [TILT] bewegingen zijn beperkt tot ±60°.