[CONFIG Menu > DMX Fail]
Wordt gebruikt om in te stellen hoe de projector reageert als het DMX-signaal verdwijnt.
• Druk zodra deze functie op het scherm wordt weergegeven op de toets [ENTER] om hem te selecteren.
• Gebruik de toetsen ▲/▼ om te selecteren:
• [Blackout]: De uitvoer wordt zwart als er geen DMX wordt waargenomen.
• [Freeze]: de uitvoer van de projector wordt aangehouden op basis van het laatste geldige DMX-
signaal.
• Druk de toets [ESC] om te bevestigen en terug te keren naar het menu.
Opmerking: zodra de ingang een DMX-signaal detecteert wordt de black-out- of freezemodus geannuleerd.
[CONFIG Menu > Display Mode]
Wordt gebruikt om te kiezen of het scherm al dan niet automatisch donker wordt.
• Druk zodra deze functie op het scherm wordt weergegeven op de toets [ENTER] om hem te selecteren.
• Gebruik de toetsen ▲/▼ om te selecteren:
• [On]: De achterverlichting is altijd aan.
• [Auto]: De achterverlichting gaat automatisch uit.
• Druk de toets [ESC] om te bevestigen en terug te keren naar het menu.
[CONFIG Menu > Temp Units]
Wordt gebruikt om te selecteren of de LED-temperatuur in graden Celsius [°C] of Fahrenheit [°F]
wordt weergegeven.
• Druk zodra deze functie op het scherm wordt weergegeven op de toets [ENTER] om hem te selecteren.
• Gebruik de toetsen ▲/▼ om te selecteren:
• [Celcius]: De LED-temperatuur wordt in graden Celsius [°C] weergegeven.
• [Fahrenheit]: De LED-temperatuur wordt in graden Fahrenheit [°F] weergegeven.
• Druk de toets [ESC] om te bevestigen en terug te keren naar het menu.
[CONFIG Menu > Segment Set]
Wordt gebruikt om de nummering van de segmenten om te keren.
• Druk zodra deze functie op het scherm wordt weergegeven op de toets [ENTER] om hem te selecteren.
• Gebruik de toetsen ▲/▼ om te selecteren:
• Normaal: De segmenten zijn van links naar rechts genummerd, terwijl u voor de stroboscoop staat.
• Omkeren: De segmenten zijn van rechts naar links genummerd, terwijl u voor de stroboscoop staat.
• Druk de toets [ESC] om te bevestigen en terug te keren naar het menu.
[CONFIG Menu > Panel Calibrat]
Wordt gebruikt om de lichtopbrengst van de verschillende secties te kalibreren.
• Druk zodra deze functie op het scherm wordt weergegeven op de toets [ENTER]: op het scherm wordt
[Calib W1] weergegeven
• Gebruik de toetsen ▼/▲ om de gewenste sectie te kalibreren: [Calib W1] tot … [Calib W9]
• Druk op [ENTER] om de helderheid van de geselecteerde sectie (W1 … W9) aan te passen:
Alle secties W1 tot W9 branden.
• Gebruik de toetsen ▲/▼ om de helderheid van de geselecteerde sectie aan te passen: de kalibratie is
perfect zodra u geen verschil in de opbrengst tussen de verschillende secties kunt zien.
• Druk de toets [ESC] om te bevestigen en terug te keren naar het menu.
Opmerking: de verschillen tussen secties zijn minimaal en worden in de fabriek vooraf ingesteld, dus maak
u geen zorgen als u tijdens het kalibreren geen groot verschil ziet.
[Time]
Toont hoeveel uren de eenheid sinds het 1
e
gebruik is gebruikt.
• Druk op de toetsen ▲/▼ totdat de gewenste functie op het scherm wordt weergegeven.
• Druk op de toets [ENTER] om te selecteren; op het scherm wordt het aantal uren gebruik weergegeven.
• Druk op de toets [ESC] om terug te keren naar het menu.
[Temp]
Geeft de feitelijke temperatuur van de LED's weer.
• Druk op de toetsen ▲/▼ totdat de gewenste functie op het scherm wordt weergegeven.
• Druk op de knop [ENTER] om te selecteren; op het scherm wordt de feitelijke temperatuur weergegeven.
• Druk op de toets [ESC] om terug te keren naar het menu.