86
MEERVOUDIG FLITSEN
Bij deze instelling zal de flitser herhaaldelijk afgaan terwijl de sluiter open blijft. Hierdoor worden
achtereenvolgende bewegingen van een onderwerp in één opname vastgelegd. Deze instelling is het
meest effectief bij gebruik van een licht onderwerp tegen een donkere achtergrond. Het is mogelijk de
flitsfrequentie tussen 1 Hz en 100 Hz in te stellen. Tot maximaal 90 flitsen kunnen achter elkaar
worden ontstoken. Het maximum aantal flitsen kan variëren afhankelijk van het richtgetal en de
flitsfrequentie. (zie de tabel 3 op de vorige pagina)
Zet de camera op de M mode en stel het diafragma in.
1.
Druk op de MODE toets totdat het multi-flash symbool verschijnt.
2. Druk op de SEL toets tot dat de flitsfrequentie knippert.
3. Druk op de
+
of
–
toets om de gewenste flitsfrequentie te
kiezen.
4. Na het wederom indrukken van de SEL toets gaat het symbool
van de lichtdosering knipperen.
5. Druk op de
+
of
–
toets om de gewenste lichtdosering in te stellen.
6. Druk weer op de SEL toets en het flitsaantal symbool gaat knipperen.
7. Druk op de
+
of
–
toets om het gewenste aantal flitsen te selecteren.
8. Druk nogmaals op de SEL toets, de LCD display zal stoppen met knipperen.
9. Wanneer het OK lampje van de flitser brandt, is de flitser klaar voor gebruik.
NB: Zet de sluitertijd langer dan: het aantal gewenste flitsen ÷ de flitsfrequentie.
INDIRECT FLITSEN
Wanneer u in een kamer fotografeert met flits, ontstaat er soms achter het onderwerp een zware
slagschaduw. Indien u de flitsreflector omhoog richt of opzij om het licht via het plafond of de muur te
laten weerkaatsen, zal het onderwerp veel zachter worden belicht. Druk op de ‘lock’-toets en verstel de
flitserkop in de gewenste hoek. De volgende hoeken zijn in te stellen:
Omhoog: 0°, 60°, 75° en 90°
Omlaag: 0°, 7°
Rechts: 0°, 60°, 75°, 90° Links: 0°, 60°, 75°, 120°, 150°, 180°
In deze instellingen wordt een symbool zichtbaar op het LCD display.
De opname zal een kleurzweem krijgen in dezelfde tint als het
reflecterende oppervlak. Kiest u daarom een wit oppervlak voor
weerkaatsing van de flits. Het effectieve bereik van de TTL AUTO
instelling is variabel en afhankelijk van de grootte van het
reflectie-oppervlak, de afstand van het onderwerp en andere factoren.
Daarom is het raadzaam om na elke opname de flitsaanduiding (
TTL
symbool) op het LCD display te controleren.
CLOSE-UP OPNAMEN
Voor opnamen dichtbij kan de flitser 7° naar beneden gericht worden. De flits heeft alleen effect
wanneer het onderwerp zich tussen de 0.5 en 2 meter van de lens verwijderd is. Wanneer de flitskop
naar beneden gericht is, verschijnt het
symbool in het LCD display.
VANGLICHTPANEEL
Deze flitser is uitgerust met een ingebouwd
vanglichtpaneel, waardoor een levendige
expressie aan het onderwerp kan worden
gegeven wanneer de “Bounce Flash Mode”
is geactiveerd. Trek de groothoek adapter
samen met het vanglichtpaneel uit de
houder en draai het voor de flitskop. (Trek
beiden voorzichtig en gelijkmatig naar
buiten). Druk de groothoek adapter hierna
terug in de houder.