Canon PowerShot SX210 IS Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door.
Bewaar de handleiding, zodat u deze later nog kunt raadplegen.
2
Controleer of de verpakking waarin de camera is verzonden, de onderstaande
onderdelen bevat. Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de
leverancier van het product.
De handleiding gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk.
Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u de vele functies van de camera
gebruiken om foto's met geavanceerdere instellingen te maken.
Handleiding voor persoonlijk afdrukken
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten op
een (apart verkrijgbare) printer om foto's af te drukken.
Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten.
U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt de Word-
handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer (alleen noodzakelijk
voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
De inhoud van de verpakking controleren
Camera
Batterij NB-5L
(met kapje)
Interfacekabel
IFC-400PCU
STEREO AV-KABEL
AVC-DC400ST
Polsriem
WS-DC9
Introductiehandleiding
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Batterijlader
CB-2LX/CB-2LXE
Canon
garantiesysteemboekje
3
Proefopnamen
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor welke
gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van een camera
of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden
gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het auteursrecht
zonder voorafgaande toestemming van de houder van het auteursrecht.
In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen,
tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een camera of
ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere wettelijke bepalingen,
ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor informatie over de garantie op uw camera raadpleegt u het Canon
garantiesysteemboekje dat bij uw camera is geleverd. Raadpleeg het Canon
garantiesysteemboekje voor contactinformatie van Canon Klantenservice.
LCD-scherm
Het LCD-scherm wordt gemaakt van versterkt glas, maar het kan wel breken
bij harde klappen. Lees de veiligheidsvoorschriften (p. 9) zorgvuldig door.
Wees zeer voorzichtig wanneer het glas breekt zodat u uzelf niet verwondt
aan gebroken stukken.
Voor het vervaardigen van het LCD-scherm zijn speciale hoge-
precisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over het LCD-scherm om dit te
beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De camerabehuizing
kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing.
Lees dit eerst
4
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken en de instellingen automatisch laten bepalen door
de camera ..................................................................................................... 26
Gewoon foto's maken (modus Easy) ............................................................ 31
Opnamen maken die zijn aangepast aan speciale omstandigheden.... 5657
Scherpstellen op gezichten............................................. 26, 62, 63, 64, 84, 87
Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet kan worden gebruikt
(de flitser uitschakelen) ........................................................................... 31, 66
Foto's maken met de zelfontspanner .................................... 63, 64, 70, 80, 81
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen .............................................. 69
Sepiakleurige of zwart-witfoto's maken......................................................... 79
Effecten toevoegen en opnamen maken (Fisheye-effect,
Miniatuureffect) ....................................................................................... 60, 61
De grootte wijzigen van de opname (resolutie)............................................. 74
Continu foto's maken .................................................................................... 78
De ISO-waarde aanpassen........................................................................... 76
Scherpstellen op bewegende onderwerpen (Servo AF) ............................... 86
Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast) .................................. 95
Diverse andere opnamen maken
Binnen
(p. 57)
Vuurwerk
(p. 58)
Weinig licht
(p. 58)
Ht
Mooie opnamen maken van mensen
Portretten
(p. 56)
Bij nacht
(p. 56)
Kinderen en dieren
(p. 56)
Op het strand
(p. 58)
In de sneeuw
(p. 58)
IF wPC
Flora
(p. 58)
O
Landschap
(p. 56)
J
Opnamen maken
Wat wilt u doen?
5
Weergeven
1
De foto's bekijken.........................................................................29
Eenvoudig weergeven (modus Easy) ..........................................32
Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) ......................32, 115
Foto's bekijken op een televisie .........................................119, 120
Foto's bekijken op een computer .........................................3639
Snel foto's zoeken..............................................................112, 113
Foto's wissen .........................................................30, 32, 125, 126
Foto's beschermen tegen onbedoeld wissen.....................122, 124
Films maken en bekijken
E
Films opnemen.....................................................................33, 104
Films bekijken ......................................................................35, 108
Beelden afdrukken
2
Snel en gemakkelijk foto's afdrukken .........................................138
Opslaan
Beelden opslaan op een computer ........................................36, 39
Overige
3
Geluid uitzetten ............................................................................50
De camera gebruiken in het buitenland ...............................15, 150
Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven. ............166, 167
6
De hoofdstukken 1 t/m 3 beschrijven het basisgebruik en de veelgebruikte functies
van deze camera. Vanaf hoofdstuk 4 worden de geavanceerde functies beschreven,
waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.
De inhoud van de verpakking
controleren............................................... 2
Lees dit eerst ........................................... 3
Wat wilt u doen? ...................................... 4
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt ....................................... 8
Veiligheidsvoorschriften........................... 9
1. Aan de slag................................... 13
De batterij opladen................................. 14
De interne, oplaadbare lithiumbatterij
recyclen ................................................. 16
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar) ...................... 18
De batterij en geheugenkaart
plaatsen ................................................. 18
De datum en tijd instellen ...................... 21
De taal van het scherm instellen............ 23
Geheugenkaarten formatteren............... 24
De sluiterknop indrukken ....................... 25
Foto's maken (Smart Auto).................... 26
Beelden bekijken ................................... 29
Beelden wissen...................................... 30
Opnamen maken in de modus Easy...... 31
Bekijken of wissen in de modus Easy.... 32
Films opnemen ...................................... 33
Films bekijken ........................................ 35
Beelden downloaden naar een computer
om deze te bekijken............................... 36
Accessoires ........................................... 40
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires .... 41
2. Meer informatie ............................ 43
Overzicht van de onderdelen................. 44
Schermweergave................................... 46
Lampje ................................................... 47
Menu FUNC. – Basishandelingen ......... 48
MENU – Basishandelingen.................... 49
De geluidsinstellingen wijzigen .............. 50
De helderheid van het scherm
wijzigen...................................................51
De standaardinstellingen van de camera
herstellen ................................................52
Low Level Format van de
geheugenkaart uitvoeren........................53
De functie spaarstand
(Automatisch Uit) ....................................54
Klokfuncties ............................................54
3.
Opnamen maken en speciale
omstandigheden en algemeen
gebruikte functies........................ 55
Opnamen maken in diverse
omstandigheden .....................................56
Speciale opnamen maken ......................57
Effecten toevoegen en opnemen............60
Een glimlach detecteren en een
opname maken.......................................62
Knipoogdetectie gebruiken .....................63
De gezicht-zelfontspanner gebruiken .....64
De flitser uitschakelen ............................66
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom) .......................................67
Datum en tijd aan de opname
toevoegen...............................................69
De zelfontspanner gebruiken..................70
4. Zelf instellingen
selecteren..................................... 71
Opnamen maken in Programma
automatische belichting ..........................72
De helderheid aanpassen
(belichtingscompensatie)........................72
De flitser inschakelen .............................73
Het scherpstelbereik aanpassen
(Macro) ...................................................73
De resolutie aanpassen
(beeldgrootte) .........................................74
De compressieverhouding
(beeldkwaliteit) wijzigen..........................74
De ISO-waarde wijzigen .........................76
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
7
De witbalans aanpassen..........................77
Continu-opnamen maken.........................78
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors) ..............................................79
Opnamen maken met de
2 seconden-zelfontspanner......................80
De zelfontspanner aanpassen .................81
Opnamen maken via een televisie...........82
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling.......................82
5. Haal meer uit uw camera........83
De modus AF Frame wijzigen..................84
Het autofocuskader vergroten..................85
Opnamen maken met AF lock .................86
Opnamen maken met Servo AF ..............86
De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (Gezichts Selectie).............87
De meetmethode wijzigen........................88
Opnamen maken in de modus Handmatig
scherpstellen............................................89
Opnamen maken met de AE lock ............90
Opnamen maken met de FE lock ............90
Opnamen maken met Slow sync .............91
De sluitertijd instellen...............................92
De diafragmawaarde instellen .................93
De diafragmawaarde en sluitertijd
instellen....................................................94
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast) ...................................95
Rode-ogencorrectie .................................96
De flitsbelichtingscompensatie
aanpassen ...............................................97
De flitsuitvoer aanpassen.........................98
Controleren op gesloten ogen..................98
De kleur wijzigen en
opnamen maken ......................................99
Opnamen maken met Stitch Hulp..........102
6. Diverse functies voor het
opnemen van films ...............103
Films opnemen ......................................104
De filmmodus wijzigen ...........................104
De beeldkwaliteit wijzigen ......................105
AE lock/belichting...................................106
Overige opnamefuncties ........................107
Afspeelfuncties.......................................108
Bewerken ...............................................109
7. Diverse functies gebruiken voor
afspelen en bewerken ........... 111
Snel naar beelden zoeken .....................112
Beelden weergeven met de
filterweergave.........................................113
Diavoorstellingen bekijken .....................115
De focus controleren..............................117
Beelden vergroten..................................118
Beeldovergangen wijzigen .....................118
Beelden bekijken op een tv....................119
Beelden weergeven op een hdtv ...........120
Verschillende beelden weergeven
(Smart Shuffle).......................................121
Beelden beveiligen.................................122
Alle beelden wissen ...............................125
Beelden indelen in categorieën
(My Category) ........................................127
Beelden aanmerken als favorieten ........129
Beelden roteren .....................................131
Het formaat van beelden wijzigen..........132
Trimmen .................................................133
Effecten toepassen met de functie
My Colors...............................................134
De helderheid corrigeren
(i-Contrast) .............................................135
Het rode-ogeneffect corrigeren ..............136
8. Afdrukken...............................137
Beelden afdrukken .................................138
Afdrukken via de afdruklijst (DPOF).......140
Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF)...................................................142
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt
8
9. De camera-instellingen
aanpassen..............................145
De camera-instellingen wijzigen............ 146
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen.................................................. 151
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen.................................................. 156
10. Nuttige informatie ...............157
Aansluiten op het lichtnet ...................... 158
De Eye-Fi-kaart gebruiken..................... 159
Problemen oplossen .............................. 161
Lijst met berichten die op het
scherm verschijnen................................164
Informatieweergave op het scherm .......166
Beschikbare functies per
opnamemodus....................................... 168
Menu's ................................................... 170
Voorzorgsmaatregelen .......................... 174
Specificaties .......................................... 175
Index...................................................... 178
In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en de instelknop van de
camera voorstellen.
Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
De knoppen die een richting aanduiden, de instelknop en de knop FUNC./SET
worden aangeduid met de volgende pictogrammen.
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn.
: Tips voor het oplossen van problemen.
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen.
: Aanvullende informatie.
(p. xx): Referentiepagina's. 'xx' geeft het paginanummer aan.
In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de standaardinstellingen hebben.
De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden gebruikt, worden
in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende term geheugenkaarten.
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
(Knop Rechts)
(Knop FUNC./SET)
(Knop Omhoog)
(Knop Links)
(Knop Omlaag)
(Instelknop)
9
Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u de camera gebruikt.
Bedien de camera altijd zoals wordt beschreven in de handleiding.
De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf
of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangekochte accessoires die u gebruikt.
Camera
Batterij en batterijlader
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel
of levensgevaar.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan
de apparatuur.
Waarschuwing
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Dit kan uw gezichtsvermogen aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter
afstand wanneer u de flitser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Geheugenkaart: gevaarlijk indien deze worden ingeslikt. Neem in dat geval onmiddellijk contact
op met uw huisarts.
Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen tenzij hiervoor expliciete
aanwijzingen zijn opgenomen in deze handleiding.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van de camera niet aan als deze is gevallen
of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van de camera als deze rook of een vreemde geur
afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, benzine of verdunners om de
apparatuur schoon te maken.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera onmiddellijk
uit en verwijdert u de batterij.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Gebruik van andere voedingsbronnen kan brand of elektrische schokken veroorzaken.
Gebruik alleen de aanbevolen batterijen.
Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
Laat de batterij niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere
vloeistoffen.
Probeer de batterij niet te demonteren, te wijzigen of op te warmen.
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften
10
Andere waarschuwingen
Laat de batterijen niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Dit kan leiden tot explosies of lekkages die brand, letsel en/of schade aan de omgeving kunnen
veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de
batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water en medische
hulp inschakelen.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u contact
op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
Gebruik alleen de aanbevolen batterijlader om de batterij op te laden.
Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft opgehoopt
op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het
stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur niet
als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het stopcontact
is geplaatst.
Zorg ervoor dat er geen stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) in contact
komen met de contactpunten of stekker van de oplader.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die hiervoor
geschikt is.
Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden van een
cd-rom via een muziekspeler afspeelt. Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor
muziek-cd's, kunt u bovendien de luidsprekers beschadigen.
Voorzichtig
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan schokken
en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan de camera beschadigen of verwondingen veroorzaken.
Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40
°
C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan leiden tot
elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel. Hoge temperaturen kunnen ook de
behuizing vervormen.
De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer iemand
hier lang naar kijkt.
Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt wanneer
u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
Veiligheidsvoorschriften
11
Voorzichtig
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan de beeldsensor beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten
dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die vastzitten
aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of ander materiaal van
de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het apparaat voorkomen.
Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit het
stopcontact.
Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen zoals
een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit en
beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de polen
van de batterij.
Contact met andere metalen in afvalcontainers kan leiden tot brand of een explosie.
Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een explosie,
wat kan leiden tot brand of ander letsel.
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Hierdoor kan het scherm beschadigd raken of kunnen er storingen in de werking van het scherm
optreden.
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als u de camera
in uw tas stopt.
Bevestig geen accessoires aan de polsriem.
Hierdoor kan het scherm beschadigd raken of kunnen er storingen in de werking van het scherm
optreden.
12
13
1
Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt het voorbereiden van de opnamen, het maken van
opnamen in de modus
A
en het bekijken en wissen van de gemaakte
foto's beschreven. Het laatste gedeelte van dit hoofdstuk behandelt
het maken en bekijken van opnamen in de modus Easy, het maken en
bekijken van films en het downloaden van beelden naar een computer.
De riem bevestigen/de camera vasthouden
Bevestig de meegeleverde riem aan de camera en draag deze om uw
pols tijdens het maken van opnamen, om te voorkomen dat u de camera
laat vallen.
Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig aan
weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet blokkeren.
Riem
14
Gebruik de meegeleverde lader om de batterij op te laden. Bij aankoop
is de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
Zorg dat de markering o op de batterij
overeenkomt met de markering op de
lader en plaats vervolgens de batterij
door deze naar binnen en naar
beneden te schuiven.
Laad de batterij op.
Voor CB-2LX:
kantel de stekker naar
buiten en steek deze in een stopcontact .
Voor CB-2LXE:
sluit het netsnoer aan
op de batterijlader en steek het andere
uiteinde in een stopcontact.
Het oplaadlampje gaat rood branden en het
opladen begint.
Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het opladen duurt
ongeveer 2 uur en 5 minuten.
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader
uit het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen en omhoog te
schuiven.
De batterij opladen
CB-2LX
CB-2LXE
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij
te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
De batterij opladen
15
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt (bij benadering)
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de CIPA-norm
(Camera&Imaging Products Association).
Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden, kleiner dan hierboven
is aangegeven.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of een bericht om de resterende lading van de
batterij aan te geven.
Aantal opnamen
260
Afspeeltijd (uren)
6
Weergave Betekenis
Voldoende opgeladen.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op.
'Vervang\Verwissel accu.' Leeg. Laad de batterij opnieuw op.
Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.
Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet worden gebruikt.
De batterij een lange tijd bewaren:
Zorg dat de batterij volledig leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig het klepje op de
aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een batterij die niet volledig leeg is een lange tijd
(ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken.
Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot
beschadigingen.
De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem. Als de batterij
echter zodanig opzwelt dat ze niet meer in de camera past, moet u contact opnemen met
een helpdesk van Canon Klantenservice.
Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur opgebruikt. Koop dan een
nieuwe batterij.
De batterij en de lader efficiënt gebruiken
Plaats het klepje zodanig op een geladen batterij
dat de markering
o
zichtbaar is.
16
Als u uw camera wilt weggooien, verwijdert u eerst de interne, oplaadbare
lithiumbatterij om deze te recyclen volgens de lokale regelgeving.
Draai de schroeven van de
behuizing los.
Draai de schroeven aan de zijkanten
en onderkant los.
Verwijder de achterkant en de
zijkant en draai de schroef los
waarmee de basis van de camera
aan de voorkant is bevestigd.
Bereid het verwijderen van
de voorkant voor.
Draai de camera naar beneden en
draai de schroef van de voorkant los
Trek de lintkabels eruit.
Open het klepje van de aansluiting.
Verwijder de voorkant.
Gebruik uw duimen om de boven- en
onderkant van de voorkant voorzichtig van
elkaar te halen en druk vanaf de onderkant
op de lenskap om de voorkant van de
basis van de camera af te halen.
De interne, oplaadbare
lithiumbatterij recyclen
De interne, oplaadbare lithiumbatterij recyclen
17
Verwijder de batterij.
Draai de camera ondersteboven.
Gebruik een pincet om de batterij
te verwijderen.
Raak de flitser nooit aan en verwijder nooit de beschermingstape
van de voorkant van de camera dat het gebied onder de flitser bedekt.
U kunt een schok krijgen met een zeer hoog voltage.
Verwijder de behuizing van de camera alleen wanneer u de
interne, oplaadbare lithiumbatterij wilt verwijderen om deze
te recyclen voordat u de camera weggooit.
18
SD-geheugenkaarten (2 GB en minder)*
SDHC-geheugenkaarten (meer dan 2 GB, tot en met 32 GB)*
SDXC-geheugenkaarten (meer dan 32 GB)*
MultiMediaCards
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
Eye-Fi-kaarten
*
Deze geheugenkaart is compatibel met de SD-normen. Sommige kaarten werken
mogelijk niet correct afhankelijk van het merk van de kaart die wordt gebruikt.
Over Eye-Fi-kaarten
Dit product biedt geen gegarandeerde ondersteuning voor functies van
Eye-Fi-kaarten (inclusief draadloze overdracht). Neem contact op met
de fabrikant als u een probleem met een Eye-Fi-kaart hebt.
Ook moet u in veel landen of regio's over goedkeuring beschikken voor
gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder goedkeuring is gebruik van de kaart
niet toegestaan. Neem contact op met de fabrikant als u niet zeker weet
of de kaart is goedgekeurd voor gebruik in uw regio.
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk
verkrijgbaar).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging bevat, kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Duw het
schuifje omhoog totdat u een klik hoort.
Afhankelijk van de versie van het besturingssysteem van uw computer,
worden SDXC-geheugenkaarten mogelijk niet herkend wanneer een
kaartlezer wordt gebruikt. Controleer van te voren of uw
besturingssysteem deze functie ondersteunt.
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)
De batterij en geheugenkaart plaatsen
De batterij en geheugenkaart plaatsen
19
Open het klepje.
Schuif het klepje open deze .
Plaats de batterij.
Schuif de batterijvergrendeling in de richting
van de pijl en plaats de batterij zoals is
weergegeven totdat deze met een klik
op zijn plaats klikt.
Zorg dat u de batterij in de juiste richting
plaatst, anders klikt deze niet goed vast.
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de afgebeelde
wijze totdat deze vastklikt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste richting.
Als u de geheugenkaart in de verkeerde
richting probeert te plaatsen, kunt u de
camera beschadigen.
Sluit het klepje.
Sluit het klepje en duw het naar beneden
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt .
Aansluitpunten Batterijver-
grendeling
Label
SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten hebben een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'.
Als dit schuifje is ingesteld op vergrendeld, verschijnt op het scherm [Geheugenkaart
op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen.
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
De batterij en geheugenkaart plaatsen
20
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de
richting van de pijl.
De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering)
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-
instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Geheugenkaart
4 GB 16 GB
Aantal opnamen
1058 4334
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de
opnamemodus is ingesteld (p. 26).
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
21
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera
voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan
uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd,
is het belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
Druk op ON/OFF.
Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Druk op qr om een optie te selecteren.
Druk op op of draai  om een waarde
te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op m.
Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.
Als u op ON/OFF drukt, wordt de camera
uitgeschakeld.
De datum en tijd instellen
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.
Als u bij stap 2 selecteert en met op of  de instelling kiest, wordt de
zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld.
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Zomertijd instellen
De datum en tijd instellen
22
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open het menu.
Druk op n.
Selecteer [Datum/Tijd] op het
tabblad 3.
Druk op qr om het tabblad 3 te
selecteren.
Druk op op of draai  om [Datum/Tijd]
te selecteren en druk vervolgens op m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
Voer stap 2 en 3 op p. 21 uit om de
instelling te wijzigen.
Als u op n drukt, wordt het menu
gesloten.
De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij. Dit is een reservebatterij
die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de
andere batterij is verwijderd.
Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 41), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur
worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu Datum/Tijd als u de camera
inschakelt. Voer de stappen op p. 21 uit om de datum en tijd in te stellen.
Datum/tijd-batterij
23
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op 1.
Open het instellingenscherm.
Houd m ingedrukt terwijl u op
n drukt.
Stel de taal van het
LCD-scherm in.
Druk op opqr of draai Â
om een taal te selecteren en druk
vervolgens op m.
Nadat u de schermtaal hebt ingesteld,
wordt het instellingenscherm gesloten.
De taal van het scherm instellen
De klok wordt weergegeven als er te veel tijd zit tussen het indrukken van m
en n in stap 2. Als de klok wordt weergeven, drukt u op m om de klok te
verwijderen en herhaalt u stap 2.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te
drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item
[Taal] te selecteren.
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
24
Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat, moet u de kaart formatteren met deze camera.
Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle gegevens op
de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst
voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren.
Zorg dat de software van een kaart op een computer is geïnstalleerd voordat u een
Eye-Fi-kaart formatteert.
Open het menu.
Druk op
n
.
Selecteer [Formateren].
Druk op
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op
op
of draai
Â
om [Formateren] te
selecteren en druk vervolgens op
m
.
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op
qr
of draai
Â
om [OK] te selecteren
en druk op
m
.
Er wordt een bevestigingsscherm weergegeven.
Druk op
op
of draai
Â
om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op
m
.
De geheugenkaart wordt geformatteerd.
Als het formatteren is voltooid, wordt
[Geheugenkaart is geformatteerd] op
het scherm weergegeven.
Druk op
m
.
Geheugenkaarten formatteren
Het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op de
geheugenkaart wijzigt enkel de bestandsbeheerinformatie op de kaart en garandeert
niet dat de inhoud volledig wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of
weggooien van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek
vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te voorkomen
dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt weergegeven
op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op de geheugenkaart.
25
Druk de sluiterknop altijd eerst half in om scherp te stellen en druk deze
daarna volledig in om de foto te maken.
Druk de sluiterknop half in
(zachtjes drukken om scherp
te stellen).
Druk de sluiterknop zachtjes in totdat de
camera tweemaal piept en er AF-kaders
worden weergegeven waarop de camera
heeft scherpgesteld.
Druk de sluiterknop helemaal
in (helemaal indrukken op
de opnamen te maken).
U hoort het geluid van de sluiter als de
opname wordt gemaakt.
Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
De sluiterknop indrukken
Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te
pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
26
De camera kan de onderwerp- en opnameomstandigheden bepalen, zodat u de camera
automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt laten selecteren en u alleen nog
maar de foto hoeft te maken. De camera kan ook gezichten detecteren en hierop automatisch
scherpstellen, waarna de kleur en helderheid optimaal worden ingesteld.
Schakel de camera in.
Druk op ON/OFF.
Het opstartscherm verschijnt.
De flitser gaat automatisch omhoog.
U kunt de flitser ook handmatig omhoog of omlaag
schuiven (de flitser wordt uitgeschakeld wanneer
u deze omlaag doet).
Selecteer de modus
A
.
Stel het programmakeuzewiel in op
A
.
Als u de camera op het onderwerp richt, maakt de
camera geluid omdat deze de compositie bepaalt.
Het pictogram voor de ingestelde compositie
wordt weergegeven in de rechterbovenhoek
van het scherm.
De camera stelt scherp op gedetecteerde gezichten
en geeft kaders weer rond deze gezichten.
Aan de linker- en rechterkant van het scherm worden
zwarte balken weergegeven. Deze gebieden worden
niet opgenomen tijdens het maken van opnamen.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar
i
draait, zoomt u in op het
onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop
naar
j
draait, zoomt u uit op het onderwerp zodat
dit kleiner lijkt. De zoombalk wordt weergegeven.
Als u de zoomknop helemaal naar rechts of links
verschuift, wordt het formaat snel aangepast. Als
u de knop een klein beetje verschuift, wordt het
formaat langzaam aangepast (behalve voor filmpjes).
Foto's maken (Smart Auto)
Scherpstelbereik (bij benadering)
Zoombalk
Foto's maken (Smart Auto)
27
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen.
Wanneer de camera scherpstelt, hoort u tweemaal
een piepgeluid en er worden AF-kaders weergegeven
waarop de camera heeft scherpgesteld.
Er wordt een aantal AF-frames weergegeven wanneer
de camera op meerdere punten heeft scherpgesteld.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld wordt
vastgelegd. Als er weinig licht is, wordt de flitser
automatisch geactiveerd.
De foto verschijnt gedurende enkele seconden
op het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat, kunt u al op de
sluiterknop drukken om een volgende foto te maken.
Compositiepictogrammen
De camera geeft automatisch een pictogram weer voor de bepaalde compositie en stelt
vervolgens automatisch de focus in en selecteert de optimale instellingen voor de helderheid
en kleur voor het onderwerp.
* Wordt weergegeven wanneer de camera op een statief wordt geplaatst.
AF-kaders
Achtergrond
Helder
Inclusief blauwe
luchten
Zonson-
dergangen
Donker
Onderwerp Tegenlicht Tegenlicht
Met een
statief
Mensen
*
In beweging
——
Niet-menselijke
onderwerpen/landschappen
*
Onderwerpen van dichtbij
Achtergrondkleur pictogram
Grijs Lichtblauw Oranje Donkerblauw
Foto's maken (Smart Auto)
28
Onder bepaalde omstandigheden past het weergegeven pictogram niet bij de
werkelijke compositie. Dit gebeurt met name wanneer er een oranje of blauwe
achtergrond is (bijvoorbeeld een muur); [ ] of het pictogram 'Inclusief blauwe
luchten' wordt weergegeven, waardoor u geen foto's kunt maken met de juiste kleur.
Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus
G
(p. 72).
Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een
onderwerp richt?
Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht van het
hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs kader.
De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik. Als het hoofdonderwerp
beweegt, verdwijnen de grijze frames echter.
Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de sluiterknop half indrukt?
Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd.
De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast (Servo AF).
Wat als het lampje oranje knippert en
knippert op het scherm?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en daardoor
het beeld onscherp maken.
Wat als de camera geen enkel geluid maakt?
Als u op de knop
l
drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle camerageluiden
uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het geluid in te schakelen, drukt
u op de knop
n
, selecteert u het tabblad
3
en vervolgens de optie [mute]. Druk op
qr
om [Uit] te selecteren.
Wat als het lampje oranje knippert en [Flitser Opklappen] verschijnt op het scherm?
Probeer de flitser handmatig uit te klappen om opnamen te maken. De flitser wordt
automatisch geactiveerd wanneer u een foto maakt.
Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Duw de zoomknop naar
j
en
houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale
groothoekinstelling en u kunt de opname maken binnen de werkzame flitsafstand van
ongeveer 75 cm – 3,5 m. Duw de zoomknop naar
i
en houd de knop vast tot de lens
niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale telelensinstelling en u kunt de
opname maken binnen de werkzame flitsafstand van ongeveer 1,0 – 2,0 m.
Wat als de camera één keer piept wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt?
Het onderwerp is mogelijk te dichtbij. Duw de zoomknop naar
j
en houd de knop vast
tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale groothoekinstelling en
u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 5 cm of meer van het uiteinde van
de lens bevinden. Duw de zoomknop naar
i
en houd de knop vast tot de lens niet meer
beweegt. De camera staat nu in de maximale telelensinstelling en u kunt scherpstellen
op onderwerpen die zich ongeveer 1 m of meer van het uiteinde van de lens bevinden.
Wat als...
Beelden bekijken
29
U kunt de foto’s die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op
1
.
De laatstgemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Als u op
q
drukt of
Â
linksom draait,
doorloopt u de beelden in omgekeerde
volgorde van opname, van het nieuwste
beeld naar het oudste.
Als u op
r
drukt of
Â
rechtsom draait,
doorloopt u de beelden in volgorde van
opname, van het oudste beeld naar het
nieuwste.
De beelden volgen elkaar sneller op
als u de knoppen
qr
ingedrukt houdt,
maar ze worden grover weergegeven.
Na ongeveer 1 minuut wordt de lens
weer ingetrokken.
Wanneer de lens is ingetrokken, wordt
de camera uitgeschakeld als u op de
knop
1
drukt.
Wat als het lampje gaat branden wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het
lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
Wat als het pictogram
h
knippert wanneer u een foto probeert te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is opgeladen.
Het gebied tussen de twee grijze lijnen wordt opgenomen in een film. U kunt een
film maken door gewoon op de filmknop te drukken, ongeacht de positie van het
programmakeuzewiel (p. 33).
Wat als er twee grijze lijnen op het scherm verschijnen?
Beelden bekijken
Als u de sluiterknop half indrukt of het programmakeuzewiel draait in
de afspeelmodus, gaat de camera terug naar de opnamemodus.
Overschakelen naar de opnamemodus
30
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op 1.
De laatstgemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat
u wilt wissen.
Druk op qr of draai  om
een beeld te selecteren.
Beelden wissen
Druk op p.
[Wissen?] wordt weergegeven.
Druk op qr of draai  om [Wissen]
te selecteren en druk vervolgens op m.
Het weergegeven beeld wordt gewist.
Als u het beeld niet wilt wissen, drukt u op
qr of draait u  om [Stop] te selecteren
en drukt u vervolgens op m.
Beelden wissen
31
In de modus Easy worden bedieningsinstructies weergegeven op het scherm en is de
camera zo ingesteld dat alleen de knoppen, de zoomknop en de filmknop (p. 33) die
op deze pagina worden uitgelegd, werkzaam zijn. Hiermee wordt verkeerd gebruik
van de camera voorkomen, zodat zelfs beginners zorgeloos foto's kunnen maken.
Selecteer de modus
9
.
Stel het programmakeuzewiel in op
9
.
Maak de opname.
Voer stap 3
5 op pagina 26
27 uit om
opnamen te maken (zonder geluid).
Als het lampje oranje gaat knipperen en 'Flitser
Opklappen' verschijnt op het scherm, moet u de
flitser gebruiken. Probeer de flitser handmatig
uit te klappen om opnamen te maken. De flitser
wordt automatisch geactiveerd wanneer u een
foto maakt.
De flitser uitschakelen
Druk op de knop
r
.
De flitser wordt uitgeschakeld en
!
wordt
weergegeven.
Door nogmaals op
r
te drukken, wordt
op het scherm weergegeven en wordt bij weinig
licht, de flitser automatisch geactiveerd.
Opnamen maken in de modus Easy
32
In de modus Easy worden bedieningsinstructies weergegeven op het scherm
en de camera is zo ingesteld dat alleen de knoppen die op deze pagina
worden uitgelegd, werkzaam zijn. Hiermee wordt verkeerd gebruik van
de camera voorkomen, zodat zelfs beginners zorgeloos beelden kunnen
bekijken en wissen.
Enkele beelden bekijken
Selecteer een beeld.
Druk op 1, druk vervolgens op qr of
draai  om te schakelen tussen beelden.
Diavoorstellingen bekijken
Start de diavoorstelling.
Druk op 1, druk vervolgens op m en
alle foto's die u hebt gemaakt, worden
3 seconden lang weergegeven.
Druk nogmaals op m om de
diavoorstelling te beëindigen.
Beelden wissen
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op 1, druk vervolgens op qr
of draai  om het beeld weer te geven
dat u wilt wissen.
Wis het beeld.
Druk op p en gebruik daarna qr of
 om [Wissen] te selecteren. Druk
vervolgens nogmaals op m.
Het geselecteerde beeld wordt gewist.
Bekijken of wissen in de modus Easy
33
De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen op de
filmknop hoeft te drukken om te filmen. Het geluid wordt in stereo opgenomen.
Als u de camera een lange tijd gebruikt, kan deze warm worden. Dit is niet het
gevolg van een storing.
Selecteer de modus
A.
Stel het programmakeuzewiel in op
A
.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar
i
draait, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar
j
draait, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
De camera piept één keer en begint met de
filmopname en op het scherm verschijnen
[ REC] en de verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de filmknop.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, de helderheid
en de kleurtint automatisch aangepast.
Films opnemen
Opnametijd
Verstreken tijd
Films opnemen
34
U kunt ook in- en uitzoomen met de
zoomknop tijdens de opname.
Raak de microfoon niet aan tijdens
de opname.
Gebruik tijdens de opname geen andere
knoppen dan de filmknop. Het geluid van
de knoppen wordt in de film opgenomen.
Voltooi de opname.
Druk opnieuw op de filmknop.
De camera geeft twee pieptonen weer
en stopt met opnemen.
De film wordt op de geheugenkaart
opgeslagen.
De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Geschatte opnametijden
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
De maximale cliplengte is ongeveer 29 min. 59 sec.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
Microfoon
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op A, wordt het pictogram
voor de ingestelde compositie weergegeven (p. 27). Bij 'In beweging'
worden pictogrammen niet weergegeven, zelfs niet wanneer mensen
bewegen. Verschillende compositiepictogrammen worden
weergegeven. Onder bepaalde omstandigheden past het weergegeven
pictogram niet bij de werkelijke compositie.
Als u tijdens de opname de compositie wijzigt zodat de optimale
witbalans niet mogelijk is, drukt u op de filmknop om de opname
te stoppen en begint u opnieuw met opnemen.
U kunt een film opnemen door op de filmknop te drukken, ook als het
programmakeuzewiel in een andere stand dan A (p. 103) staat.
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op E, kunt u elke instelling
voor het opnemen van films instellen (p. 103).
Geheugenkaart
4 GB
16 GB
Opnametijd
20 min. 43 sec. 1 uur 24 min. 54 sec.
35
U kunt de films die u hebt gemaakt, op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op
1
.
De laatstgemaakte opname verschijnt.
wordt weergegeven op films.
Selecteer een film.
Druk op
qr
of draai
Â
om een film te
selecteren en druk vervolgens op
m
.
Speel de film af.
Druk op
op
of draai
Â
om te
selecteren. Druk vervolgens nogmaals
op
m
.
De film wordt afgespeeld.
Als u nogmaals op
m
drukt, pauzeert
de film en wordt het filmbedieningspaneel
weergegeven. Druk op
qr
of draai
Â
om
(afspelen) te selecteren. Druk vervolgens op
m
om verder te gaan met afspelen.
Druk op
op
om het volume aan te passen.
Na het einde van de film verschijnt .
Films bekijken
Filmbedieningspaneel
Installeer de bijgeleverde software (p. 37).
Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave
kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de
computercapaciteit.
Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de geheugenkaart
te kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera afspelen.
Voor geavanceerd afspelen kunt u de camera aansluiten op een televisie.
Wat als u geen films kunt afspelen op een computer?
36
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een
computer te downloaden om deze te bekijken.
Als u ZoomBrowser EX/ImageBrowser al gebruikt, installeert u de software
van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt overschreven.
Systeemvereisten
Windows
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB)
zijn geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit
van de computer.
Macintosh
Besturingssysteem
Windows 7
Windows Vista (inclusief Service Pack 1 en 2)
Windows XP Service Pack 2, Service Pack 3
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd
op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Beelden bekijken met Pentium 1,3 GHz of hoger
Beelden bekijken met Core2 Duo 1,66 GHz of hoger
RAM
Windows 7 (64 bit): 2 GB of meer
Windows 7 (32 bit),
Windows Vista: 1 GB of meer
Windows XP: 512 MB of meer (foto's), 1 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op de
vaste schijf
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer*
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave
1.024 x 768 pixels of hoger
Besturingssysteem
Mac OS X (v10.4 – v10.6)
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd
op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Beelden bekijken met PowerPC G4/G5 of Intel-processor
Beelden bekijken met Core Duo 1.66 GHz of hoger
RAM
Mac OS X v10.4 – v10.5: 512 MB of meer (foto's), 1 GB of meer (films)
Mac OS X v10.6: 1 GB of meer
Interface
USB
Vrije ruimte op de
vaste schijf
ImageBrowser: 300 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een computer
om deze te bekijken
Beelden downloaden naar een computer om deze te bekijken
37
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5) gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd in het cd-romstation van
de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom (DIGITAL CAMERA
Solution Disk) (p. 2) in het cd-rom-station van
de computer.
Start de installatie.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie] en
volg de instructies op het scherm om verder te gaan
met de installatie.
Als het scherm [User Account Control/Beheer
gebruikersaccount] wordt weergegeven, volgt
u de instructies op het scherm om verder te gaan.
Als de installatie is voltooid, klikt u op [Restart/
Opnieuw starten] of [Finish/Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
Verwijder de cd-rom wanneer uw bureaubladscherm
verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd in het cd-romstation van de
computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom (DIGITAL CAMERA
Solution Disk) (p. 2) in het cd-rom-station van
de computer.
Start de installatie.
Dubbelklik op op de cd.
Klik op [Install/Installeren] en volg de instructies op
het scherm om verder te gaan met de installatie.
Beelden downloaden naar een computer om deze te bekijken
38
Sluit de camera aan op de computer.
Schakel de camera uit.
Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in de
aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de computer.
Raadpleeg de handleiding van de computer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de camera in.
Druk op
1
om de camera aan te zetten.
Open CameraWindow.
Windows
Klik op [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden].
CameraWindow verschijnt.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het menu [Start] en selecteert u
[All Programs/Alle programma's], gevolgd
door [Canon Utilities], [CameraWindow],
[CameraWindow] en [CameraWindow].
Macintosh
Wanneer er een verbinding tot stand is
gebracht tussen de camera en de computer,
wordt CameraWindow weergegeven.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op
het pictogram CameraWindow in de taakbalk
onder aan het bureaublad.
Beelden downloaden naar een computer om deze te bekijken
39
Beelden overdragen en weergeven
Klik op [Import Images from Camera/Beelden
importeren van camera] en vervolgens op
[Import Untransferred Images/Niet-
overgedragen beelden importeren].
Alle beelden die nog niet zijn overgedragen,
worden nu naar de computer overgedragen.
Overgedragen beelden worden gesorteerd
op datum en opgeslagen in afzonderlijke
submappen in de map [Pictures/Afbeeldingen].
Wanneer [Image import complete./Importeren
van beelden voltooid.] verschijnt, klikt u op [OK].
Klik op [X] om CameraWindow te sluiten.
Zet de camera uit en verwijder de kabel.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer
informatie over het gebruik van een computer
om beelden te bekijken.
Voor Windows 7 gaat u als volgt te werk om CameraWindow weer te geven.
Klik op
op de taakbalk.
Klik in het weergegeven scherm op de koppeling
om het programma aan te
passen.
Klik op [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden] en klik
vervolgens op [OK].
Dubbelklik op
.
U kunt uw camerabeelden downloaden zonder de meegeleverde software te
installeren door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op de computer. Hierbij
gelden echter de volgende beperkingen:
Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele minuten
duren voordat u beelden kunt overdragen.
Films worden wellicht niet goed gedownload.
Beelden die in verticale positie zijn opgenomen, worden mogelijk in horizontale
positie gedownload.
Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het downloaden
naar een computer.
Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of beeldgegevens,
afhankelijk van de versie van het gebruikte besturingssysteem, de bestandsgrootte
of de gebruikte software.
40
Accessoires
Polsriem
WS-DC9
Interfacekabel
IFC-400PCU
*
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
STEREO AV-KABEL
AVC-DC400ST
*
Meegeleverd met camera
Batterij NB-5L
(met kapje)
*
Batterijlader
CB-2LX/CB-2LXE
*
Kaartlezer
Windows/Macintosh
Geheugenkaart
Inkjet Printers
SELPHY-serie
Canon PictBridge-compatibele printers
TV/Video
*Ook los verkrijgbaar.
Raadpleeg de gebruikershandleiding die bij de printer is geleverd voor meer
informatie over de printer en de interfacekabels.
High-Definition TV (hdtv)HDMI-kabel HTC-100
41
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige accessoires
worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige regio's.
Voedingen
Voedingsadapterset ACK-DC30
Met deze set kunt u de camera aansluiten op
een gewoon stopcontact. Dit wordt aanbevolen
wanneer u de camera gedurende langere tijd
wilt gebruiken of wanneer u de camera aansluit
op een computer of printer. U kunt op deze
manier niet de batterij in de camera opladen.
Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE
Een adapter om de batterij NB-5L op te laden.
Batterij NB-5L
Oplaadbare lithium-ionbatterij.
Flitser
Canon krachtige flitser HF-DC1
Met deze extra flitser die op de camera kan
worden bevestigd, kunt u foto-onderwerpen
vastleggen die te ver weg zijn om door de
ingebouwde flitser te worden belicht.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
De batterijlader en de voedingsadapterset kan worden gebruikt in gebieden met een
wisselspanning van 100
240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact
past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen
elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
VOORZICHTIG
ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJ WORDT VERVANGEN DOOR EEN
ONJUIST TYPE BATTERIJ.
HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE
VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
Accessoires in het buitenland gebruiken
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
42
Overige accessoires
HDMI-kabel HTC-100
Gebruik deze kabel om de camera aan te
sluiten op de HDMI™-aansluiting van een hdtv.
Printers
Canon PictBridge-compatibele printers
Als u uw camera aansluit op een van de
onderstaande Canon PictBridge-compatibele
printers, kunt u uw beelden afdrukken zonder
een computer te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel bij
u in de buurt waar Canon-producten worden
verkocht.
SELPHY-serie
Inkjet Printers
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk
voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand enzovoort, die
worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk
(bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking
van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties
wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
43
2
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie
op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
44
Programmakeuzewiel
Met het programmakeuzewiel wijzigt u de Opnamemodus.
Overzicht van de onderdelen
Lampje (p. 64, 70, 152)
Lens
Luidspreker
Sluiterknop (p. 25)
Zoomknop
Opnemen:
i
(telelens)/
j (
groothoek) (p. 26, 33, 67)
Afspelen:
k
(Vergroten)/
g
(Index) (p. 112, 118)
ON/OFF-knop (p. 21)
Microfoon (p. 34)
Flitser (p. 26, 31, 66, 73)
Aansluiting statief
Klepje gelijkstroomkoppeling (p. 158)
Klepje geheugenkaartsleuf/
batterijhouder (p. 19)
Riembevestigingspunt (p. 13)
Filmmodus
Voor het maken van films (p. 104).
U kunt het grootst mogelijke deel
van het scherm gebruiken voor
uw filmopnamen (p. 105). U kunt
een film opnemen door op de
filmknop te drukken, ook als het
programmakeuzewiel in een
andere stand dan de filmmodus
staat (p. 33, 103).
Auto-modus
U kunt de camera
de instellingen laten
selecteren (p. 26).
Modus P, Tv, Av, M
U kunt instellingen zoals de sluitertijd en
diafragmawaarde instellen om de gewenste
opname te maken (p. 72, 92, 93, 94).
Modus Easy
U kunt opnamen maken door op
de sluiterknop te drukken (p. 31).
SCN (modus voor speciale opnamen)
U kunt opnamen maken met de beste
instellingen voor de compositie (p. 56) of
zelf instellingen kiezen om verscheidene
typen foto's te maken (p. 57).
Als u het programmakeuzewiel draait in de afspeelmodus, schakelt de camera
over naar de opnamemodus.
Overzicht van de onderdelen
45
Instelknop
Door de instelknop te draaien, kunt
u verschillende bewerkingen uitvoeren
zoals het selecteren van items of het
schakelen tussen beelden. Op een
paar bewerkingen na zijn dezelfde
bewerkingen mogelijk met opqr.
Als u de instelknop aanraakt in een
opnamemodus, wordt de knopbeschrijving
op het scherm weergegeven. Als
u overschakelt naar de afspeelmodus,
worden er enkele seconden hints en
tips weergegeven.
Scherm (LCD-scherm) (p. 46, 166, 167)
Lampje (p. 47)
Programmakeuzewiel (p. 33)
HDMi-aansluiting (p. 120)
A/V OUT (audio/video-uitvoer)/
DIGITAL-aansluiting (p. 38, 119, 138)
Filmknop (p. 33, 155) / c
(Direct Print) (p. 139, 140)
1-knop (Afspelen) (p. 29, 32, 35, 111)
n-knop (p. 49)
l-knop (Weergave) (p. 46)
b Belichtingscompensatie (p. 72)/
o-knop
e (Macro) (p. 73) / f (Handmatig
scherpstellen) (p. 89) / q-knop
Instelknop
m FUNC./SET-knop
(Function/Set) (p. 48)
h (Flitser) (p. 66, 73, 91) / r-knop
Q (Zelftimer) (p. 70, 80, 81) /
a (1 beeld wissen)
(p. 30, 32)
/
p-knop
46
Schakelen tussen weergaven
U kunt de schermweergave wijzigen met
l
. Zie p. 166, 167 voor details over
de informatie die op het scherm verschijnt.
Opnamen maken
Afspelen
Schermweergave
Informatieweergave Geen informatieweergave
Focuscontroleweergave
(p. 117)
Uitgebreide
informatieweergave
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
U kunt ook schakelen tussen weergaven door vlak na de opname op
l
te
drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte informatieweergave is
echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die als eerste verschijnt, wijzigen
door op
n
te drukken, het tabblad
4
te selecteren en vervolgens
[terugkijken] in te stellen (p. 153).
Lampje
47
Schermweergave in donkere omgevingen tijdens opnamen
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm automatisch
helder zodat u de compositie kunt controleren (de nachtschermfunctie). De
helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk
vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan
en de bewegingen van het onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm.
Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen
In de 'Uitgebreide informatieweergave' (p. 46, 167) knipperen de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram tijdens afspelen
De grafiek die verschijnt in de 'Uitgebreide
informatieweergave' (p. 46, 167) wordt het
histogram genoemd. Het histogram toont de
distributie van de helderheid van een beeld in
horizontale richting en de sterkte van de
helderheid in verticale richting. Als de grafiek
meer naar rechts staat, is de opname helder.
Staat de grafiek meer naar links, dan is de
opname donker. Op deze manier kunt u de
belichting beoordelen.
Het lampje aan de achterkant van de camera (p. 45) brandt of knippert afhankelijk
van de status van de camera.
Helder
Donker
Hoog
Laag
Kleur Status Bedieningsstatus
Groen
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid/display uit (p. 149, 155)
Knippert Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens
Oranje
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan)
Knippert Waarschuwing: camera beweegt (p. 28, 66)
Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of opgehaald van
de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden. U mag dan NIET de stroom
uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf of de batterijhouder openen,
of de camera schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens
beschadigen of storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart.
Lampje
48
Met het menu
ø
kunt u algemene opnamefuncties instellen. De menu-items
en -opties zijn afhankelijk van de modus (p. 168). U kunt het menu
ø
ook gebruiken in de afspeelmodus.
Selecteer een opnamemodus.
Stel het programmakeuzewiel in op de
gewenste opnamemodus.
Open het menu
ø
.
Druk op
m
.
Selecteer een menu-item.
Druk op
op
of draai
Â
om een menu-item
te selecteren en druk op
m
of
r
.
Afhankelijk van het menu zijn het scherm
en de menu-items anders.
Selecteer een optie.
Druk op
op
of draai
Â
om een optie
te selecteren.
U kunt ook instellingen selecteren door
op
l
te drukken bij opties waarbij
wordt weergegeven.
Druk op
q
om terug te gaan naar het menu.
Voltooi de instelling.
Druk op
m.
Het opnamescherm keert terug en u ziet de
geselecteerde instelling op het LCD-scherm.
Menu FUNC. – Basishandelingen
Menu-items
Beschikbare opties
49
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1).
De beschikbare menu-items zijn afhankelijk van de modus (p. 170).
Open het menu.
Druk op n.
Selecteer een tabblad.
Druk op qr of duw de zoomknop (p. 44)
naar links of naar rechts om een tabblad
te selecteren.
Selecteer een menu-item.
Druk op op of draai  om een
menu-item te selecteren.
Bij sommige items moet u op m of r
drukken om een submenu te openen
waarin u de instelling kunt wijzigen.
Selecteer een optie.
Druk op qr om een optie te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op n.
Het normale scherm verschijnt opnieuw.
MENU – Basishandelingen
50
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
Druk op n.
Selecteer [mute].
Druk op
qr
om het tabblad
3
te
selecteren.
Druk op op of draai  om [mute]
te selecteren en druk op qr om [Aan]
te selecteren.
Druk nogmaals op n om de instelling
te bevestigen.
Het volume aanpassen
Open het menu.
Druk op n.
Selecteer [Volume].
Druk op
qr
om het tabblad
3
te
selecteren.
Druk op
op
of draai
Â
om [Volume]
te selecteren en druk op
m
.
Pas het volume aan.
Druk op op of draai  om een item te
selecteren en druk op qr om het volume
aan te passen.
Druk twee keer op n om terug te
gaan naar het normale scherm.
De geluidsinstellingen wijzigen
51
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen.
Via het menu
Open het menu.
Druk op n.
Selecteer [LCD Helderheid].
Druk op
qr
om het tabblad
3
te
selecteren.
Druk op op of draai  om
[LCD Helderheid] te selecteren.
Pas de helderheid aan.
Druk op qr om de helderheid aan
te passen.
Druk twee keer op n om terug
te gaan naar het normale scherm.
Via de l-knop
Druk langer dan één seconde op l.
Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
Druk nogmaals langer dan één seconde
op l om de oorspronkelijke helderheid
van het scherm te herstellen.
De helderheid van het scherm wijzigen
De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm
de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3,
kunt u de helderheid niet wijzigen met l.
52
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen
van de camera herstellen.
Open het menu.
Druk op
n
.
Selecteer [Reset alle].
Druk op
qr
om het tabblad
3
te
selecteren.
Druk op
op
of draai
Â
om [Reset alle]
te selecteren en druk op
m
.
Herstel de instellingen.
Druk op
qr
of draai
Â
om [OK]
te selecteren en druk op
m
.
De standaardinstellingen van de
camera worden hersteld.
De standaardinstellingen van
de camera herstellen
De functies [Datum/Tijd] (p. 22) op het tabblad
3
, [Taal] (p. 23),
[Video Systeem] (p. 119), [Tijdzone] (p. 150) en het geregistreerde
beeld voor [opstart scherm] (p. 147).
De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 77).
De kleuren die zijn geselecteerd bij Kleur Accent (p. 99) of Kleur Wissel (p. 100).
Scènemodi ingesteld met
K
(p. 57).
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
53
Voer een Low Level Format uit als u denkt dat de opname-/leessnelheid van een
geheugenkaart is verminderd. Als u een Low Level Format op een geheugenkaart uitvoert
(initialiseren), worden alle gegevens op de geheugenkaart gewist. Aangezien u de gewiste
gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een Low Level Format
op een geheugenkaart gaat uitvoeren.
Open het menu.
Druk op
n
.
Selecteer [Formateren].
Druk op
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op
op
of draai
Â
om [Formateren]
te selecteren en druk op
m
.
Voer de Low Level Format uit.
Druk op
op
of draai
Â
om [Low Level Format]
te selecteren en druk op
qr
om
weer
te geven.
Druk op
opqr
of draai
Â
om [OK]
te selecteren en druk op
m.
Er wordt een bevestigingsscherm weergegeven.
Druk op
op
of draai
Â
om [OK] te selecteren
en druk op
m
.
Als de Low Level Format is uitgevoerd, wordt
[Formatteren geheugenkaart is voltooid]
weergegeven.
Druk op
m
.
Low Level Format van de geheugenkaart
uitvoeren
Als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, of als de camera niet goed werkt, kan het
probleem wellicht worden opgelost door een Low Level Format op de geheugenkaart uit te
voeren. Kopieer eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer of een ander
apparaat voordat u een Low Level Format uitvoert.
Over Low Level Format
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
54
Om energie te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld als er gedurende een
bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnemen
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang niet is gebruikt.
Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het
scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken en u de sluiterknop half
indrukt (p. 25), wordt het scherm weer ingeschakeld en kunt u weer opnemen.
Spaarstand tijdens afspelen
De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang niet is gebruikt.
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd
m
ingedrukt.
De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer u de
klokfunctie gebruik, schakelt het scherm over
naar verticale weergave. Druk op
qr
of draai
Â
om de weergavekleur te wijzigen.
Druk op
m
om de klokweergave te annuleren.
Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren, omdat alle
opgenomen gegevens worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door [Stop] te
selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de gegevens gewist maar
kunt u de geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken.
U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 149).
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt uitgeschakeld (p. 149).
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
Klokfuncties
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop
m
ingedrukt en drukt u op ON/OFF
om de klok weer te geven.
55
3
Opnamen maken en speciale
omstandigheden en algemeen
gebruikte functies
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale
omstandigheden en het gebruik van basisfuncties, zoals de
zelfontspanner.
Als u een opnamemodus selecteert die overeenkomt met de speciale
omstandigheden waarin u een opname wilt maken, selecteert de
camera automatisch de benodigde instellingen. U hoeft alleen nog
op de sluiterknop te drukken om een optimale foto te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op A voor de gedeeltes 'De flitser uitschakelen' (p. 66)
tot 'De zelfontspanner gebruiken' (p. 70). Wanneer u opnamen maakt
in een andere modus dan A, controleert u welke functies beschikbaar
zijn in die modus (p. 168 170).
56
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Selecteer een opnamemodus.
Stel het programmakeuzewiel in
op de gewenste opnamemodus.
Maak de opname.
I
Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
J
Landschapsopnamen maken
(Landschap)
Hiermee kunt u majestueuze opnamen van
landschappen maken, met een echt gevoel
van diepte.
F
Foto's maken bij nacht
(Night Snapshot)
Hiermee kunt u mooie foto's maken van
nachtelijke stadsgezichten of van personen
tegen een nachtelijke achtergrond.
Als u de camera stevig vasthoudt, kunt
u ook zonder statief scherpe foto's maken.
C
Opnamen maken van kinderen en
dieren (Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk moment
hoeft te missen.
Opnamen maken in diverse omstandigheden
Speciale opnamen maken
57
H
Binnenshuis foto's maken (Binnen)
Hiermee maakt u binnenshuis mooie foto's
met natuurlijke kleuren.
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Voer een SCN-modus in.
Stel het programmakeuzewiel in op
K.
Selecteer een opnamemodus.
Druk eerst op
m,
druk vervolgens op
op
of draai
Â
om
te selecteren en druk
nogmaals op
m
.
Druk op
op
of draai
Â
om de gewenste
modus te selecteren en druk op
m
.
Maak de opname.
In de modus
F
,
C
of
H
kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISO-waarde
(p. 76) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te passen.
Speciale opnamen maken
Speciale opnamen maken
58
Opnamen maken in omstandigheden
met weinig licht (Weinig licht)
Afhankelijk van de compositie worden de
ISO-waarde en de sluitersnelheid hoger
dan in de modus A, zodat u opnamen
kunt maken in een donkere omgeving,
met gereduceerde camerabeweging
en onscherpe weergave.
Een resolutie-instelling van D wordt
weergegeven en het beeld wordt
vastgesteld op 2144 x 1608 pixels.
w
Strandfoto's maken (Strand)
Hiermee maakt u foto's van helder belichte
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
O
Foto's maken van flora (Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
P
Mensen in de sneeuw fotograferen
(Sneeuw)
Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
t
Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto's van vuurwerk
in levendige kleuren.
In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet
kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien is het
raadzaam om [IS modus] op [Uit] te zetten (p. 154).
Speciale opnamen maken
59
Naast de hierboven beschreven modi zijn ook de volgende scènemodi
beschikbaar.
Smart Shutter
- Glimlach (p. 62)
- Knipoogdetectie (p. 63)
- Gezicht-zelfontspanner (p. 64)
Kleur Accent (p. 99)
Kleur Wissel (p. 100)
Fisheye-effect (p. 60)
Miniatuureffect (p. 61)
x v Stitch Hulp (p. 102)
Modi voor andere scènes
T
Y
60
U kunt verschillende effecten toevoegen aan beelden bij het opnemen.
Opnemen met de effecten van een
fisheye-lens (Fisheye-effect)
Hiermee kunt u opnemen met het vervormende effect van een fisheye-lens.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 57 uit om
te selecteren.
Selecteer een effectniveau.
Druk op l.
[Effectniveau] wordt weergegeven
op het scherm.
Druk op qr of draai  om een
effectniveau te selecteren en druk
op l.
U kunt het effect controleren op
het scherm.
Maak de opname.
Effecten toevoegen en opnemen
Aangezien u mogelijk de verwachte resultaten niet kunt verkrijgen
afhankelijk van de opname-omstandigheden, kunt u het eerst een
aantal proefopnamen maken.
Effecten toevoegen en opnemen
61
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
Geselecteerde delen aan de boven- en onderkant van het beeld worden
vervaagd om het effect van een miniatuurmodel te verkrijgen.
Selecteer .
Voer stap 1 - 2 op p. 57 uit om
te selecteren.
Selecteer het gedeelte waarop
moet worden scherpgesteld.
Druk op l.
Een wit kader (het gedeelte dat niet
wordt vervaagd) wordt weergegeven
op het scherm.
Beweeg de zoomknop om het
kaderformaat te wijzigen en druk op op
om de kaderpositie te veranderen.
Als u op l drukt, wordt het
instelscherm weergegeven.
Maak de opname.
Door de camera verticaal vast te houden, wordt de richting van het
kader veranderd.
Aangezien u mogelijk de verwachte resultaten niet kunt verkrijgen
afhankelijk van de opname-omstandigheden, kunt u het eerst een
aantal proefopnamen maken.
62
De camera maakt een opname, zelfs als er niet op de sluiterknop wordt
gedrukt, wanneer een glimlach wordt gedetecteerd.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 57 uit om
te selecteren en druk op
l.
Druk op
qr
of draai
Â
om
te selecteren en druk op
l.
De camera schakelt over naar de
stand-bystand en [Lachdetectie aan]
wordt weergegeven op het scherm.
Elke keer dat de camera een glimlach
detecteert, wordt een opname gemaakt
nadat de lamp gaat branden.
Als u op
p
drukt, wordt de glimlachdetectie
onderbroken. Druk nogmaals op
p
om
glimlachdetectie weer te activeren.
Een glimlach detecteren en een
opname maken
Glimlachen zijn makkelijker te herkennen als het onderwerp naar de camera
is gericht en hun mond ver genoeg opent zodat er tanden zichtbaar zijn.
Druk op
l
en vervolgens op
op o
m het aantal opnamen te selecteren.
Druk op
l
om de instelling te wijzigen.
U kunt het beste overschakelen naar een ander modus als u klaar bent
met opnames maken anders blijft de camera opnamen maken als deze
een glimlach detecteert.
U kunt ook opnamen maken door op de sluiterknop te drukken.
Wat als een glimlach niet wordt herkend?
Het aantal opnamen wijzigen
63
Richt de camera op het onderwerp en druk de sluiterknop volledig in. De
camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat een knipoog
is gedetecteerd.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 57 uit om
te selecteren en druk op l.
Druk op qr of draai  om
te selecteren en druk op m.
Kies de compositie en druk
de sluiterknop half in.
Controleer of een groen kader om het
gezicht wordt weergegeven rond het
gezicht van de persoon die gaat knipogen.
Druk de sluiterknop helemaal in.
De camera schakelt over naar de
opnamestandby-stand en [Glimlach voor
foto] wordt weergegeven op het scherm.
Kijk naar de camera en knipoog.
De sluiter gaat af ongeveer 2 seconden nadat
een knipoog wordt gedetecteerd bij de
persoon met een kader rond het gezicht.
Als u de aftelling wilt annuleren, drukt u op
p
.
Knipoogdetectie gebruiken
Knipoog langzaam.
Een knipoog wordt mogelijk niet gedetecteerd als ogen zijn bedekt door haar
of een hoed, of als het onderwerp een bril draagt.
Druk voor het scherm in stap 1 op l en druk vervolgens op op om het
aantal opnamen te wijzigen. Druk op l om de instelling te bevestigen.
Wat als een knipoog niet wordt herkend?
Het aantal opnamen wijzigen
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
64
Als u een foto wilt maken waar de fotograaf ook op staat, zoals een groepsfoto,
stelt u de compositie van de opname in en drukt u op de sluiterknop. Twee
seconden nadat u verschijnt in de compositie en de camera uw gezicht
detecteert, maakt deze twee opnamen achter elkaar (p. 84).
Selecteer
.
Voer stap 1 – 2 op p. 57 uit om
te selecteren en druk op
l.
Druk op
qr
of draai
Â
om
te selecteren en druk op
l.
Kies de compositie en druk
de sluiterknop half in.
Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en
of de andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de sluiterknop helemaal in.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
Het lampje gaat branden en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook gezien als knipoog.
Als een knipoog niet wordt gedetecteerd, gaat de sluiter ongeveer
15 seconden later af.
Als er geen mensen in de compositie zijn als de sluiterknop volledig
wordt ingedrukt, maakt de camera een opname nadat iemand in beeld
is gekomen en heeft geknipoogd.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
65
Ga bij de anderen staan en kijk
naar de camera.
Als de camera een nieuw gezicht
detecteert, worden het geknipper en het
geluid versneld (het lampje blijft branden
wanneer er wordt geflitst), en twee
seconden later wordt de sluiter
ontgrendeld.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op p.
Druk voor het scherm in stap 1 op l en druk vervolgens op op om het
aantal opnamen te wijzigen. Druk op l om de instelling te bevestigen.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent
gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
Het aantal opnamen wijzigen
66
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Druk op r.
Selecteer !.
Druk op qr of draai  om !
te selecteren en druk op m.
Als de instelling is opgegeven, wordt !
weergegeven op het scherm.
Volg de stappen hierboven en zet de
instelling terug op .
De flitser uitschakelen
Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe
opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en verschijnt een
knipperende op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de
camera niet kan bewegen.
! wordt ook weergegeven als u de flitser handmatig inklapt.
Wat als het lampje oranje knippert en er een knipperende
verschijnt?
67
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot een factor 56x en zo
onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische
zoom. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de instelling van
de resolutie (p. 74) en de gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar
i
.
Houd de knop vast totdat het zoomen stopt.
Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het
beeld niet verslechtert, en de zoomfactor
wordt weergegeven op het scherm.
Duw de zoomknop weer naar
i
.
De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
Zoomfactor
Beelden die worden gemaakt met zoomfactoren die blauw worden weergegeven,
lijken grof.
Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven?
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op
n.
Selecteer vervolgens
het tabblad
4
en selecteer daarna [Digitale Zoom] en de optie [Uit].
Het equivalent van de brandspuntafstand bij het gebruik van de optische
zoom is 28 – 392 mm en het equivalent van de brandspuntafstand bij het
gebruik van de digitale zoom is 392 – 1568 mm (equivalent van 35-mm film).
De digitale zoom uitzetten
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
68
Digitale teleconverter
De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent
van 1,7x of 2,1x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe
opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie (inclusief
digitale zoom) met dezelfde zoomfactor.
De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie van de
resolutie (p. 74) en de instellingen van de digitale teleconverter.
Selecteer [Digitale Zoom].
Druk op
n
.
Druk op
qr
om het tabblad
4
te selecteren.
Druk op
op
of draai
Â
om [Digitale Zoom]
te selecteren.
Kies de instelling.
Druk op
qr
om een vergroting te selecteren.
Druk op
n
om terug te keren naar het
opnamescherm.
Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar de
standaard digitale zoomfunctie.
Als u [1.7x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van
of
, verslechtert het beeld
(de zoomfactor wordt blauw weergegeven).
Als u [2.1x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van
,
of
, verslechtert
het beeld (de zoomfactor wordt blauw weergegeven).
De respectieve brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.7x] en [2.1x]
zijn 47,6 – 666,4 mm en 58,8 – 823,2 mm (equivalent van 35 mm).
U kunt de digitale teleconverter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven?
69
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer
dus op voorhand of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 21).
Selecteer [Datum stempel].
Druk op
n
.
Druk op
qr
om het tabblad
4
te selecteren.
Druk op
op
of draai
Â
om
[Datum stempel] te selecteren.
Kies de instelling.
Druk op
qr
om [Datum] of [Datum & Tijd]
te selecteren.
Druk op
n
om terug te keren naar
het opnamescherm.
Nadat deze instelling is opgegeven, wordt
[DATUM] weergegeven op het scherm.
Maak de opname.
De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] bij stap 2.
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt als volgt de opnamedatum toevoegen aan beelden waarbij geen datum
en tijd zijn ingesloten en deze afdrukken. Als u dit echter doet voor beelden
met een ingesloten datum en tijd, worden de datum en tijd twee keer afgedrukt.
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 142) om af te drukken.
Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
Gebruik de printerfuncties om af te drukken.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde
informatie.
70
De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de
fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden
nadat de sluiterknop is ingedrukt.
Druk op
p
.
Selecteer
Ò
.
Druk op
op
of draai
Â
om
Ò
te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m.
Als de instelling is opgegeven, wordt
Ò
weergegeven.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen
op het onderwerp en druk de knop daarna
volledig in.
Als de zelfontspanner start, knippert het lampje
en hoort u het geluid van de zelfontspanner.
Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnellen het geknipper en
het geluid (het lampje blijft branden terwijl
er wordt geflitst).
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op
p
.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u bij stap 2.
De zelfontspanner gebruiken
U kunt de wachttijd en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 81).
71
4
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op G.
G staat voor 'programma automatische belichting'.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (p. 168171).
72
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen
aan uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Stel het programmakeuzewiel
in op G.
Pas de instellingen naar wens
aan (p. 7282)
.
Maak de opname.
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Selecteer de belichtings-
compensatiemodus.
Druk op o.
Pas de helderheid aan.
Kijk naar het scherm en draai  om
de helderheid aan te passen en druk
vervolgens op o.
De belichtingscompensatie verschijnt
op het scherm.
Opnamen maken in Programma
automatische belichting
Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden
verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven.
Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
De flitser inschakelen (p. 73)
Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 76)
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje
worden weergegeven?
De helderheid aanpassen
(belichtingscompensatie)
73
Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. Met een maximale
groothoekinstelling is het flitsbereik ongeveer 75 cm – 3,5 m en met een
maximale telelens ongeveer 1,0 – 2,0 m.
Selecteer
h
.
Druk eerst op
r
, druk op
qr
of draai
Â
om
h
te selecteren en druk vervolgens op
m
.
Na de instelling wordt
h
weergegeven.
Als het moeilijk is om te scherpstellen omdat uw opname onderwerpen op de
voor- en achtergrond bevat, kunt u het scherpstelbereik aanpassen (de afstand
tot uw onderwerp) om beter te kunnen scherpstellen.
Selecteer
e
.
Druk eerst op
q
, vervolgens op
qr
of draai
Â
om
e
te selecteren en druk op
m
.
Nadat u dit hebt ingesteld, wordt
e
weergegeven.
* Als de zoomknop naar
j
wordt bewogen en wordt vastgehouden tot de lens stopt met
bewegen. Dit is de maximale groothoekinstelling van de lens.
De flitser inschakelen
De flitser is gesloten. Klap de flitser handmatig open.
Het instelscherm wordt niet weergegeven zelfs als u op
r
drukt.
Het scherpstelbereik aanpassen (Macro)
Afstand voor een opname Beschrijving
e
5 – 50 cm* Alleen scherpstellen op onderwerpen die dichtbij zijn.
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst bij
macro-opnamen.
Voor macro-opnamen, wordt
e
grijs in het gedeelte dat wordt weergegeven
in de gele balk onder de zoombalk en stelt de camera niet scherp.
74
U kunt kiezen uit zes resolutie-instellingen (beeldgrootte).
Selecteer de resolutie-instelling.
Druk eerst op
m
, vervolgens op op
of draai  om te selecteren en druk
op
m
.
Selecteer een optie.
Druk op op of draai  om een optie
te selecteren en druk op m.
De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal).
Selecteer de
compressieverhouding.
Druk eerst op m, vervolgens op op
of draai  om te selecteren
en druk op m.
Selecteer een optie.
Druk op op of draai  om een optie
te selecteren en druk op m.
De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
De resolutie aanpassen (beeldgrootte)
Als u selecteert, kunt u de digitale zoom (p. 67) of de digitale
teleconverter (p. 68) niet gebruiken.
Als u op de filmknop drukt als de camera is ingesteld op , wordt
de hoogte-/breedteverhouding van het beeld gewijzigd en wordt het
opnemen gestart (indien ingesteld op of (p. 105)).
De compressieverhouding
(beeldkwaliteit) wijzigen
De compressieverhouding (beeldkwaliteit) wijzigen
75
Geschatte waarden voor resolutie en compressieverhouding
De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
Geschatte waarden voor het papierformaat
Geschikt om foto's te verzenden
als e-mailbijlagen.
Voor afdrukken op breed papier.
Resolutie
Compressieverhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschatte kB)
Aantal mogelijke opnamen
4 GB 16 GB
(Hoog)
14M/4320×3240
3.597 1058 4334
1.719 2194 8985
(Medium 1)
9M/3456×2592
2.302 1652 6769
1.100 3352 13727
(Medium 2)
5M/2592×1944
1.395 2681 10981
695 5247 21486
(Medium 3)
2M/1600×1200
558 6352 26010
278 12069 49420
(Laag)
0.3M/640×480
150 20116 82367
84 30174 123550
(Breedbeeld)
4320×2432
2.700 1403 5746
1.291 2873 11766
A2
A3
12,7 x 17,9 cm
Briefkaartformaat
8,9 x 12,7 cm
A4, Letter-formaat
76
Selecteer de ISO-waarde.
Druk eerst op m en vervolgens op op
of draai  om te selecteren en druk
vervolgens op m.
Selecteer een optie.
Druk op op of draai  om een optie
te selecteren en druk op m.
De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de
opnamemodus en -omstandigheden.
Laag
Hoog
Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt, schemerig
Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker
Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op
onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter.
Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter
grof lijken.
Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
In (p. 58) worden ISO-snelheden automatisch hoger ingesteld dan
in de modus A, afhankelijk van de scène.
De ISO-waarde wijzigen
77
Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk
ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
Selecteer de witbalansfunctie.
Druk eerst op
m
, vervolgens op
op
of
draai
Â
om te selecteren en druk op
m
.
Selecteer een optie.
Druk op
op
of draai
Â
om een optie
te selecteren en druk op
m
.
De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
Gebruikers witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie. Zorg
dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar is op
de opnamelocatie.
Selecteer in stap 2 hierboven .
Zorg dat het hele scherm is gevuld met
een vlak, witgekleurd onderwerp en druk
vervolgens op de knop
l
.
De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
De witbalans aanpassen
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor de
opnameomstandigheden.
Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw
Lamplicht Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3 golflengten
TL licht
Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of koelwit
tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten
TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten
Handmatig U stelt zelf een aangepaste witbalans in.
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de camera-
instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.
78
U kunt voortdurend opnamen maken als de sluiterknop volledig ingedrukt wordt
gehouden.
Selecteer een transportmodus.
Druk eerst op
m
, druk vervolgens op
op
of
draai
Â
om te selecteren en druk op
m
.
Selecteer een optie.
Druk op
op
of draai
Â
om
W
of
te selecteren en druk op
m
.
Maak de opname.
Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt
de camera doorlopend foto's.
Continu-opnamen maken
Transportmodus Beschrijving
W
Continu-opnamen
Ongeveer
0,7 beelden/sec., max.
De camera maakt continu opnamen met de
ingestelde scherpstelling en belichting
wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt.
Continu Opname AF
Ongeveer
0,5 beelden/sec., max.
De camera maakt continu opnamen en wordt
scherpgesteld.
[AF Frame] is ingesteld op [Centrum].
Continu Opname LV
Ongeveer
0,5 beelden/sec., max.
De camera maakt continue opnamen waarbij
is scherpgesteld op de positie die is ingesteld
in handmatige scherpstelling.In
t
wordt
de scherpstelling vergrendeld bij de eerste
opname.
Kan niet worden gebruikt in combinatie met de zelfontspanner (p. 70, 80, 81).
De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus (p. 58).
Afhankelijk van de opname-omstandigheden en de camera-instellingen, kan de
opnamesnelheid trager worden.
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kunnen de tussenpozen tussen twee foto's
langer worden.
Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer zijn.
In de modus
t
(p. 58) of de modus voor handmatig scherpstellen verandert
in (p. 89).
79
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
Druk eerst op
m
, vervolgens op
op
of
draai
Â
om te selecteren en druk op
m
.
Selecteer een optie.
Druk op
op
of draai
Â
om een optie te
selecteren en druk op
m
.
De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging, voor een
levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt,
zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig Groen
en Levendig Blauw gecombineerd om intense, natuurlijke kleuren
te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode onderwerpen
levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging, enzovoort
aanpassen aan uw voorkeur (p. 80).
U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 77).
In de modi en kunnen ook ander kleuren dan huidtinten worden
gewijzigd. Mogelijk krijgt u echter niet het verwachte resultaat. Dit hangt
af van de huidskleur.
Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner
80
Aangepaste kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood, groen,
blauw en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op 5
verschillende niveaus.
Voer stap 2 op p. 79 uit om te
selecteren en druk op l.
Druk op op om een optie te selecteren
en druk op qr of draai  om een waarde
te selecteren.
Hoe verder naar rechts, hoe sterker/
dieper/donkerder (huidtint) het effect
wordt, hoe verder naar links, hoe zwakker/
lichter/lichter (huidtint) het effect wordt.
Druk op l om de instelling te
accepteren.
De camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat op de
sluiterknop is gedrukt. Hierdoor wordt voorkomen dat de camera beweegt
als op de sluiterknop wordt gedrukt.
Selecteer Î.
Druk eerst op p, druk vervolgens op
op of draai  om Πte selecteren
en druk op m.
Nadat de instelling is opgegeven,
wordt Î weergegeven op het scherm.
Voer stap 3 op p. 70 uit op een opname
te maken.
Opnamen maken met de
2 seconden-zelfontspanner
81
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) instellen.
Selecteer $.
Druk eerst op p, druk vervolgens op
op of draai  om $ te selecteren
en druk op n.
Kies de instelling.
Druk op op om [Vertraging] of [Beelden]
te selecteren.
Druk op qr of draai  om een waarde
te selecteren en druk vervolgens op m.
Voer stap 3 op p. 70 uit op een opname
te maken.
De zelfontspanner aanpassen
De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname
gemaakt.
Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid
en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst).
Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
Als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen
de opnamen langer worden.
Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met
opnemen.
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
82
U kunt de inhoud van het camerascherm op een televisie weergeven
wanneer u opnamen maakt.
Sluit de camera aan op een televisie zoals wordt beschreven in “Beelden
bekijken op een tv(p. 119).
Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
De scherpstelling en belichting zijn vergrendeld wanneer u de sluiterknop
half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken.
Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld,
en druk de sluiterknop half in.
Controleer of het AF-kader groen is.
Maak een nieuwe compositie.
Druk de sluiterknop half in en maak
een nieuwe compositie voor de opname.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
Weergave op tv is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel HTC-100
(apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een hdtv.
Opnamen maken via een televisie
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling
83
5
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op G.
In de gedeeltes 'De sluitertijd instellen' (p. 92), 'De diafragmawaarde
instellen' (p. 93), 'De diafragmawaarde en sluitertijd instellen' (p. 94) wordt
verondersteld dan het programmakeuzewiel is ingesteld op deze modi.
In het gedeelte 'De flitsuitvoer aanpassen' (p. 98) wordt verondersteld
dat het programmakeuzewiel is ingesteld op D.
In de gedeeltes 'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 99) en
'Opnamen maken met Stitch Hulp' (p. 102) wordt verondersteld dat
het programmakeuzewiel is ingesteld op K en de bijbehorende
modus is geselecteerd.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (p. 168171).
84
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de omstandigheden
van de opname.
Selecteer [AF Frame].
Druk op n om het tabblad 4 te
selecteren. Selecteer [AF Frame] en
druk op qr om een optie te selecteren.
Gezicht det.
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de
andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
Een kader volgt een gedetecteerd gezicht binnen een bepaald bereik.
Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt. Als er
geen gezicht wordt gedetecteerd, wordt het AF-kader weergegeven
in het midden van het scherm.
Centrum
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen
op een bepaald punt.
De modus AF Frame wijzigen
Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders verschijnen
(geen wit kader), wordt het AF-kader ingesteld op [Centrum].
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
onderwerpen die ver weg zijn of bijzonder dichtbij;
onderwerpen die donker of licht zijn;
gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
Het autofocuskader vergroten
85
Als u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt
u de scherpstelling controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op
n
en selecteer het tabblad
4
.
Selecteer vervolgens het menu-item
[AF-Punt Zoom]. Druk op de knoppen
qr
om [Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
Druk de sluiterknop half in.
In [Gezicht det.]
(p. 84)
wordt het gezicht dat
als hoofdonderwerp is gedetecteerd, vergroot
weergegeven.
In [Centrum] (p. 84) wordt de inhoud van het
gecentreerde AF-kader vergroot weergegeven.
Druk op de knop
n
en selecteer het tabblad
4
. Selecteer vervolgens het
menu-item [AF kader afm.] en de optie [Klein].
De instelling wordt vastgelegd op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 67), digitale
teleconverter (p. 68) of Handm. scherpstellen (p. 89) gebruikt.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt,
wordt het AF-kader geel en verschijnt .
U kunt het AF-kader kleiner maken
Het autofocuskader vergroten
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezicht det.] als er geen gezicht kan worden
gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm. In [Centrum] wordt
de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen.
De vergrote weergave wordt niet weergegeven als Digitale Zoom (p. 67), Digitale
Tele-converter (p. 68), Servo AF (p. 86) wordt gebruiken of als het apparaat is
aangesloten op een televisie (p. 82).
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
86
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop loslaat.
Vergrendel de focus.
Houd de sluiterknop half ingedrukt en
druk op
q
.
en de MF-aanduiding worden
weergegeven. U kunt de afstand tussen
de camera en het onderwerp controleren.
Nadat u uw vinger van de sluiterknop hebt
gehaald, drukt u nogmaals op
q
en drukt
uop
qr
of draait u
Â
en selecteert u .
De scherpstelling wordt ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en
belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende
onderwerpen zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
Druk op
n
en selecteer [Servo AF]
op het tabblad
4
. Druk vervolgens op
qr
om [Aan] te selecteren.
Stel scherp.
De scherpstelling en de belichting blijven
behouden als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de sluiterknop
half indrukt.
Opnamen maken met AF lock
Opnamen maken met Servo AF
De persoon selecteren op wie u wilt scherpstellen (Gezichts Selectie)
87
U kunt een bepaald gezicht selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens de opname maken.
0
toewijzen aan de filmtoets (p. 155).
Open de modus Gezichtsselectie.
Richt de camera op het gezicht van het onderwerp
en druk op de filmknop.
Nadat [Gezichts selectie : Aan] wordt weergegeven,
verschijnt er een gezichtskader rond het gezicht
dat wordt gedetecteerd als het hoofdonderwerp.
Zelfs als het onderwerp beweegt, volgt het
gezichtskader het onderwerp binnen een
bepaalde afstand.
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd, verschijnt
niet.
Selecteer het gezicht waarop u wilt
scherpstellen.
Als u op de filmknop drukt, wordt het gezichtskader
verplaatst naar een ander gezicht dat de camera
heeft gedetecteerd.
Wanneer het kader alle herkende gezichten
is langsgegaan, wordt [Gezichts selectie : Uit]
weergegeven en keert het scherm van de modus
AF-kader terug.
In sommige omstandigheden kan de camera wellicht niet scherpstellen.
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de
diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger van de sluiterknop en druk deze
opnieuw half in.
In omstandigheden met weinig licht, worden AF-kaders mogelijk niet blauw weergegeven
zelfs nadat u de sluiterknop half hebt ingedrukt. In dit geval zijn de scherpstelling en
belichting vergrendeld.
De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad
4
is niet beschikbaar in de modus Servo AF.
Niet beschikbaar wanneer de zelfontspanner wordt gebruikt (p. 70, 80, 81).
De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (Gezichts Selectie)
De meetmethode wijzigen
88
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in. Het
gezichtskader rondom het geselecteerde
gezicht wordt groen .
Druk de sluiterknop volledig in om de
opname te maken.
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
Druk eerst op m, vervolgens op op
of draai  om te selecteren en
druk op
m
.
Selecteer een optie.
Druk op op of draai  om een optie
te selecteren en druk op m.
De instelling verschijnt op het scherm.
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die
van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
maar het midden krijgt meer nadruk.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het (spotmetingpuntkader)
in het midden van het scherm.
89
U kunt handmatig scherpstellen gebruiken wanneer automatisch scherpstellen
niet mogelijk is. Als u de sluiterknop half indrukt nadat u ruwweg handmatig
hebt scherpgesteld, kunt u de scherpstelling fijner afstellen.
Selecteer
f
.
Druk op
q
en op
qr
of draai
Â
om
f
te selecteren en druk op
m
.
en de MF-aanduiding worden
weergegeven.
Stel ruwweg scherp.
Op de balk aan de zijkant wordt het focuspunt
en een weergave van de afstand getoond.
Terwijl u naar het vergrote gebied kijkt,
draait u
Â
om een geschikte scherpstelling
te zoeken.
Pas de scherpstelling verder aan.
Als u de sluiterknop half indrukt, kunt
u de scherpstelling verder afstellen
(veiligheids-MF).
Opnamen maken in de modus Handmatig
scherpstellen
U kunt de instelling of de grootte van het AF-kader niet wijzigen als
u handmatig scherpstelt (p. 84, 85). Als u de modus of de grootte van het
AF-kader wilt wijzigen, annuleert u eerst de modus Handmatig scherpstellen.
U kunt de camera op een statief bevestigen om nauwkeurig scherp te stellen.
Als u de digitale zoom (p. 67) of de digitale teleconverter (p. 68) gebruikt, of
wanneer u een televisie gebruikt voor de weergave (p. 82), kunt u wel
scherpstellen maar wordt het vergrote gebied niet weergegeven.
Als [MF-Punt Zoom] is ingesteld op [Uit] op het tabblad
4
, is de vergrote
weergave niet beschikbaar.
Als [Veiligheids MF] is ingesteld op [Uit] op het tabblad
4
, kunt u de
scherpstelling niet verder afstellen, zelfs niet als u de sluiterknop indrukt.
90
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling
en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen.
AE staat voor 'Auto Exposure' (automatische belichting).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en
druk op o terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
Als verschijnt, is de belichting ingesteld.
Als u de sluiterknop loslaat en op o drukt,
verdwijnt en wordt de automatische
belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Net als met de AE lock kunt u de belichting vergrendelen voor het
maken van opnamen met de flitser.
Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE. Dit staat voor
'Flash Exposure'.
Zorg ervoor dat de flitser open
is en kies h (p. 73).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en
druk op o terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
Opnamen maken met de AE lock
Als u de belichting vergrendelt en vervolgens aan de instelknop  draait,
kunt u de combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen.
Programmaverschuiving (Programma Shift)
Opnamen maken met de FE lock
Opnamen maken met Slow sync
91
De flitser gaat af en wanneer verschijnt,
wordt de flitsuitvoer vastgehouden.
Als u de sluiterknop loslaat en op o drukt,
verdwijnt en wordt de flitsbelichting
ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de
camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.
Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond
die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.
Selecteer .
Controleer eerst of de flitser omhoog is
(p. 73) en druk op r. Druk op qr of draai
 om te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op m.
Nadat u de instelling hebt opgegeven,
verschijnt op het scherm.
Maak de opname.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het
onderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de sluiterknop stopt.
Opnamen maken met Slow sync
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien is het raadzaam
om [IS modus] op [Uit] te zetten (p. 154).
92
U kunt de sluitertijd instellen op de snelheid die u wilt gebruiken voor opnamen.
De camera stelt de juiste diafragmawaarde in voor de sluitertijd die u hebt ingesteld.
M
staat voor 'Time value' (tijdwaarde).
Stel het programmakeuzewiel in op
M
.
Kies de instelling.
Draai
Â
om de sluitertijd in te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare sluitertijden.
2" geeft 2 seconden aan, 0"3 geeft 0,3 seconde aan en 1/160 geeft 1/160 seconde aan.
De snelste sluitertijd bij gebruik van de flitser is 1/2000 seconde. De camera stelt de
sluitertijd automatisch in op minder dan 1/2000 seconde als er een kortere sluitertijd wordt
geselecteerd. Als [Veiligheids FE] echter is ingesteld op [Uit] (p. 97), is de kortste sluitertijd
1/500 seconde.
Daarnaast kan de camera de sluiter mogelijk automatisch aanpassen aan de optimale
snelheid voor de opname-omstandigheden.
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitersnelheden niet beschikbaar.
De sluitertijd instellen
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6, 1/8,
1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200, 1/250,
1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000, 1/2500, 1/3200
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden
bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor is enige
bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten voordat u de volgende
opname kunt maken.
Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd gebruikt en opnamen
maakt met een statief (p. 154).
Als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half wordt
ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de sluitertijd aan totdat
de diafragmawaarde wit wordt weergegeven. Safety shift kan ook worden gebruikt (p. 93).
Wat als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven?
93
U kunt het diafragma instellen op de waarde die u wilt gebruiken voor opnamen.
De camera stelt de juiste sluitertijd in voor de diafragmawaarde die u hebt ingesteld.
B
staat voor 'Aperture value' (diafragmawaarde), wat verwijst naar de grootte van
de diafragmaopening in de lens.
Stel het programmakeuzewiel
in op
B
.
Kies de instelling.
Draai
Â
om de diafragmawaarde in te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare diafragmawaarden
Ongeacht de diafragmawaarde die u instelt. zal de camera een sluitertijd instellen van
maximaal 1/2000 seconde tijdens het flitsen. Als [Veiligheids FE] echter is ingesteld op
[Uit] (p. 97), is de kortste sluitertijd 1/500 seconde.
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige diafragmawaarden niet beschikbaar.
De diafragmawaarde instellen
F3.1, F3.5, F4.0, F4.5, F5.0, F5.6, F5.9, F6.3, F7.1, F8.0
Als de sluitertijd oranje wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt,
overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de diafragmawaarde aan
totdat de sluitertijd wit wordt weergegeven. Safety shift kan ook worden gebruikt.
Met de modi
M
en
B
wordt de sluitertijd of diafragmawaarde automatisch aangepast
aan de juiste belichting wanneer deze niet op een andere manier kan worden verkregen,
als [Safety Shift] is ingesteld op [Aan] op het tabblad
4
.
Safety Shift is uitgeschakeld wanneer de flitser is ingeschakeld.
Wat als de sluitertijd oranje wordt weergegeven?
Safety Shift
94
U kunt de sluitertijd en de diafragmawaarde handmatig instellen voor het
maken van opnamen.
D staat voor 'Manual' (handmatig).
Stel het programmakeuzewiel
in op D.
Kies de instelling.
Druk op o om de sluitertijd of
diafragmawaarde te selecteren.
Draai  om een waarde in te stellen.
Het ingestelde belichtingsniveau
wordt weergegeven. U kunt het
verschil controleren met het
standaardbelichtingsniveau.
Als het verschil groter is dan ±2 stops,
wordt het ingestelde belichtingsniveau
oranje weergegeven. Als u de sluiterknop
half indrukt, wordt '–2' of '+2' oranje
weergegeven.
De diafragmawaarde en sluitertijd instellen
Sluitertijd
Diafragma-
waarde
Belichtingsniveau
Indicator
belichtingsniveau
Standaard
belichtingsniveau
De standaardbelichting wordt berekend volgens de geselecteerde
lichtmeetmethode (p. 88).
Als u de zoom gebruikt nadat u instellingen hebt opgegeven of de
compositie hebt gewijzigd, wordt het belichtingsniveau mogelijk
aangepast.
Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde, wordt de
helderheid van het scherm mogelijk aangepast. Als de flitser is uitgeklapt
en ingesteld op h, wijzigt de helderheid van het scherm niet.
Als u de knop o indrukt terwijl u de sluiterknop half indrukt, wordt de
sluitertijd of diafragmawaarde (datgene wat niet is ingesteld bij stap 2)
automatisch aangepast om de juiste belichting te verkrijgen (afhankelijk
van de instellingen wordt mogelijk niet de juiste belichting verkregen).
95
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden,
die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld
niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken van de opname
automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op
n
en selecteer het tabblad
4
.
Selecteer vervolgens het menu-item
[i-Contrast]. Druk op de knoppen
qr
om [Auto] te selecteren.
Na het instellen, wordt
@
weergegeven
op het scherm.
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 135).
96
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser
zijn gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op m.
Kies de instelling.
Druk op op of draai  om [Rode-Ogen]
te selecteren. Druk op qr om [Aan] te
selecteren.
Na het instellen, wordt Œ weergegeven
op het scherm.
Rode-ogencorrectie
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden
dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 136).
Als u op r drukt terwijl de flitser is uitgeklapt, en onmiddellijk op n
drukt, verschijnt het scherm in stap 2.
97
Net als bij de belichtingscompensatie (p. 72) kunt u de belichting aanpassen
met stappen van 1/3 in een bereik van ±2 wanneer u de flitser gebruikt.
Selecteer ~.
Druk eerst op m en vervolgens op op
of draai
Â
om ~ te selecteren en
druk op
m
.
Kies de instelling.
Druk op op of draai  om de
hoeveelheid flitsbelichtingscompensatie
te selecteren en druk op m.
~ wordt op het scherm weergegeven.
De flitsbelichtingscompensatie aanpassen
De camera past automatisch de sluitertijd of diafragmawaarde aan wanneer
de flitser flitst om overbelichting en felle belichting van de lichtere delen van
de compositie te voorkomen. Op het tabblad 4 worden de sluitertijd en
de diafragmawaarde niet automatisch aangepast als [Veiligheids FE] bij
[Flits Instellingen] op [Uit] is ingesteld.
U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen op het tabblad 4.
Selecteer [Flits Instellingen] en vervolgens [Flitsbel. comp.] en druk
op qr om een instelling te selecteren (p. 49).
Veiligheids-FE
98
In de modus
D
kunt u 3 niveaus selecteren voor flitsuitvoer.
Stel de camera in op de modus
D
.
Selecteer de flitsuitvoer.
Druk eerst op
m
, druk vervolgens op
op
of draai
Â
om
~
te selecteren en druk
vervolgens op
m
.
Kies de instelling.
Druk op
op
of draai
Â
om de flitsuitvoer
te selecteren en druk op
m
.
Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht hebben,
wordt weergegeven.
Selecteer [Knipperdetectie].
Druk op
n
en selecteer het tabblad
4
.
Selecteer vervolgens het menu-item
[Knipperdetectie]. Druk op de knoppen
qr
om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
Als een persoon met gesloten ogen wordt
gedetecteerd, verschijnt er een kader en .
De flitsuitvoer aanpassen
U kunt de flitsuitvoer ook instellen op het tabblad
4
. Selecteer [Flits Instellingen]
en vervolgens [Flits output] en druk op
qr
om een instelling te selecteren (p. 49).
In de modi
M
en
B
kunt u de flitsuitvoer instellen als u het tabblad
4
selecteert, vervolgens [Flits Instellingen] selecteert en de optie [Flits mode] instelt
op [Handmatig].
Controleren op gesloten ogen
In de modus of
$
is deze functie is alleen beschikbaar voor de laatste
opname die is gemaakt wanneer het aantal opnemen is ingesteld of twee of meer.
Niet beschikbaar in de modi
W
, en .
99
U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt. Afhankelijk
van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof worden of kunnen de
kleuren er anders uitzien dan verwacht.
Kleur Accent
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie te
wijzigen in zwart-wit.
Selecteer
T
.
Voer stap 1 - 2 op p. 57 uit om
T
te selecteren.
Druk op de knop
l
.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
het aangepaste kleuraccent worden beide
weergegeven.
De standaardinstelling voor de accentkleur
is groen.
Geef de kleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld
met de gewenste kleur. Druk vervolgens op
q
.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
Druk op
op
of draai
Â
om het gewenste
kleurengamma te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Als u op
l
drukt, wordt de instelling
bevestigd en keert u terug naar het
opnamescherm.
De kleur wijzigen en opnamen maken
Opgenomen kleur
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren.
De kleur wijzigen en opnamen maken
100
Kleur Wissel
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen
door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
Selecteer Y.
Voer stap 1 - 2 op p. 57 uit om Y te
selecteren.
Druk op de knop l.
Het ongewijzigde beeld en het beeld
met de gewisselde kleur worden beide
weergegeven.
Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt
wisselen.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op q.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op r.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
De kleur wijzigen en opnamen maken
101
Geef het kleurengamma op dat
u wilt wisselen.
Druk op op of draai  om het gewenste
kleurengamma te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Als u op l drukt, wordt de instelling
bevestigd en keert u terug naar het
opnamescherm.
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken.
102
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die
u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen
tot één panoramisch beeld.
Selecteer x of v.
Voer stap 1 - 2 op p. 57 uit om x of v
te selecteren.
Maak de eerste opname.
De belichting en de witbalans worden
ingesteld bij de eerste opname.
Maak de volgende opnamen.
Zorg dat de tweede opname de eerste
opname gedeeltelijk overlapt.
Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens het
samenvoegen van de opnamen.
U kunt tot 26 opnamen maken op
dezelfde manier.
Voltooi de opname.
Druk op m.
Voeg de beelden samen op
een computer.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het samenvoegen
van beelden.
Opnamen maken met Stitch Hulp
Deze functie is niet beschikbaar als u een televisie gebruikt als
scherm (p. 82).
103
6
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk bevat meer geavanceerde informatie dan de gedeelten
'Films opnemen' en 'Films bekijken' in hoofdstuk 1.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld
op
E
. U kunt niet alleen films maken door op de filmknop te drukken (p. 33),
maar u kunt ook verschillende functies gebruiken bij het opnemen van films
(p. 104 107).
Druk op
1
om de afspeelmodus te starten voordat u afspeelt of films bewerkt.
Films opnemen met de filmknop
In andere modi dan
E
kunt u films opnemen met de instelling [Standaard]
door op de filmknop te drukken.
- Als het programmakeuzewiel is ingesteld op
A
of
9
, wordt de scène
automatisch met de camera bepaald wanneer u een film opneemt (p. 33).
- Als het keuzewiel is ingesteld op een andere instelling dan
A
of
9
,
worden films opgenomen met dezelfde instellen als wanneer het keuzewiel
is ingesteld op
E
. U kunt films opnemen door op de filmknop te drukken,
maar bepaalde instellingen voor foto's die zijn opgegeven in de
ø
-
en opnamemenu's worden automatisch gewijzigd in geschikte instellingen
voor het opnemen van films.
Als u klaar bent met een filmopname, worden de instellingen van vóór de
filmopname hersteld.
104
Selecteer de modus
E
.
Stel het programmakeuzewiel in op
E
.
Pas de instellingen naar wens aan
(p. 104107).
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen.
Terwijl de camera wordt scherpgesteld, hoort
u tweemaal een piepgeluid en brandt het
lampje groen.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
U kunt op dezelfde manier opnemen als
wanneer u op de filmknop drukt (p. 33).
U kunt kiezen uit drie filmmodi.
Selecteer een filmmodus.
Nadat u op
m
hebt gedrukt, drukt u op
op
om
E
te selecteren en drukt u op
m
.
Druk op
op
of draai
Â
om een modus
te selecteren en druk op
m
.
Films opnemen
De filmmodus wijzigen
E Standaard
De normale modus.
>
Kleur Accent In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle
kleuren behalve de geselecteerde kleur omzetten in zwart-wit, of de
geselecteerde kleur omzetten in een andere kleur. Zie 'De kleur wijzigen
en opnamen maken' (p. 99) voor meer informatie.
z
Kleur Wissel
In sommige omstandigheden worden kleuren niet weergegeven zoals verwacht
in de modi
>
en
z
.
In
T
of
Y
kunt u ook opnemen in de modi Kleur Accent (p. 99) of Kleur Wissel
(p. 100) door op de filmknop te drukken. Selecteer de kleur die u wilt houden of
de kleur die u wilt aanpassen voordat u op de filmknop drukt.
105
U kunt kiezen uit drie instellingen voor beeldkwaliteit.
Kies de instelling voor de
beeldkwaliteit.
Druk eerst op
m
, vervolgens op op
of draai  om te selecteren en
druk nogmaals op
m
.
Selecteer een optie.
Druk op op of draai  om een optie
te selecteren en druk op m.
De instelling verschijnt op het scherm.
Beeldkwaliteittabel
Geschatte opnametijd
De beeldkwaliteit wijzigen
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden)
Beschrijving
1280 x 720 pixels (30 beelden/sec.)
Voor filmopnamen van high-definitionkwaliteit.
640 x 480 pixels (30 beelden/sec.)
Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit.
320 x 240 pixels (30 beelden/sec.)
In dit geval is de opnameresolutie lager, waardoor
de beeldkwaliteit grof lijkt vergeleken met ,
maar u kunt drie keer zo lang opnemen.
Beeldkwaliteit
Opnametijd
4 GB 16 GB
20 min. 43 sec. 1 uur 24 min. 54 sec.
43 min. 43 sec. 2 uur 59 min. 3 sec.
1 uur 58 min. 19 sec. 8 uur 4 min. 30 sec.
Volgens de testnormen van Canon.
Het opnemen wordt automatisch gestopt als het clipbestand 4 GB is of als de
opnametijd ongeveer 29 min. 59 sec. is wanneer wordt opgenomen in en ongeveer
1 uur wanneer wordt opgenomen in of .
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt.
U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten of hoger gebruiken.
106
U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in een
bereik van ±2 voordat u een opname maakt.
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
Vergrendel de belichting.
Nadat u de sluiterknop hebt losgelaten,
drukt u op de knop r om de belichting
te vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
Druk nogmaals op de knop r om de
vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
Kijk naar het scherm en draai  om
de helderheid in te stellen.
Maak de opname.
AE lock/belichting
107
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's. In de modi > of z kunnen de functies die zijn voorzien van een *
op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's.
Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom) (p. 67)
Het geluid van de zoombewerking wordt opgenomen.
De zelfontspanner gebruiken (p. 70)*
Het scherpstelbereik aanpassen (Macro) (p. 73)*
De witbalans aanpassen (p. 77)
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 79)
Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner (p. 80)*
Opnamen maken via een televisie (p. 82)*
Opnamen maken met de AF-vergrendeling (p. 86)*
Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen (p. 89)*
Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 152)*
De sjabloon weergeven (p. 153)*
[Uitsnede] is niet beschikbaar.
Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 154)*
U kunt schakelen tussen [Continu], [Dynamisch] en [Uit].
Functies toewijzen aan de filmknop (p. 155)*
Overige opnamefuncties
108
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als
voor foto's.
Beelden wissen (p. 30)
Snel naar beelden zoeken (p. 112)
Beelden bekijken met de filterweergave (p. 113)
Diavoorstellingen bekijken (p. 115)
Beeldovergangen wijzigen (p. 118)
Beelden bekijken op een televisie (p. 119)
Beelden bekijken op een HD-televisie (p. 120)
Beelden beveiligen (p. 122)
Alle beelden wissen (p. 125)
Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 127)
Beelden markeren als favorieten (p. 129)
Beelden roteren (p. 131)
Overzicht van filmbedieningspaneel in
'
Films bekijken
'
(p. 35)
Uit
Afspelen
Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met qr.
Geluid wordt niet afgespeeld.)
Het eerste beeld weergeven
Vorig beeld (Terugspoelen als u de knop
m
ingedrukt houdt.)
Volgend beeld (Vooruitspoelen als u de knop
m
ingedrukt houdt.)
Het laatste beeld weergeven
*
Bewerken (p. 109)
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-
printer (p. 138).
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde
informatie.
Afspeelfuncties
109
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden in stappen van
één seconde.
Selecteer
*
.
Selecteer in stap 3 op p. 35
*
in het
weergegeven filmbedieningspaneel en
druk op
m
.
Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Stel het bewerkingsbereik in.
Druk op
op
en selecteer of .
Druk op
qr
of draai
Â
om te verplaatsen.
wordt weergegeven met een interval van
één seconde. Als u selecteert, kunt u het
begin van de film bijsnijden vanaf . Als u
selecteert, kunt u het einde van de film
bijsnijden vanaf .
Zelfs als u verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen het
gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de
linkerzijde bijgesneden wanneer wordt
geselecteerd. Alleen het gedeelte vanaf het
dichtstbijzijnde aan de rechterzijde wordt
bijgesneden wanneer wordt geselecteerd.
Het gedeelte dat met is aangegeven, is het
deel van de film dat behouden blijft na het
bijsnijden.
Controleer de bewerkte film.
Druk op
op
om (afspelen) te selecteren
en druk vervolgens op
m
. De bewerkte film
wordt afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt
uop
op
en selecteert u . Druk eerst op
de knop
m
en gebruik daarna de knoppen
qr
of de instelknop
Â
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop
m
.
Bewerken
Bewerkingsbalk voor films
Filmbewerkingspaneel
Bewerken
110
Sla de bewerkte film op.
Druk op
op
om te selecteren en druk
vervolgens op
m
.
Druk op opqr of draai  om [Nieuw
bestand] te selecteren en druk op m.
De film wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte
film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt
dan gewist.
Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt
u de bewerkte film mogelijk niet opslaan. Gebruik daarom tijdens het
bewerken van films een volledig opgeladen batterij of de afzonderlijk
verkrijgbare voedingsadapterset (p. 41).
111
7
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het
afspelen en bewerken van beelden.
Druk op 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera
bedient.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
De bewerkingsfunctie (p. 132136) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
112
Beelden zoeken in de indexweergave
Door meerdere beelden tegelijk weer te geven, kunt u snel het beeld
vinden dat u zoekt.
Duw de zoomknop naar g.
De beelden worden weergegeven in
een index.
Duw de zoomknop naar g om het aantal
beelden uit te breiden. Het aantal beelden
neemt elke keer toe wanneer u tegen de
zoomknop duwt.
Duw de zoomknop naar k om het aantal
beelden te verkleinen. Het aantal beelden
neemt elke keer af wanneer u tegen de
zoomknop duwt.
Wijzig de weergegeven beelden.
Draai  om over te schakelen naar de
volgende reeks beelden die is ingesteld
bij stap 1.
Selecteer een beeld.
Druk op opqr om een beeld te
selecteren.
Er wordt een oranje kader weergegeven
om het geselecteerde beeld.
Druk op m om het geselecteerde beeld
afzonderlijk weer te geven.
Snel naar beelden zoeken
Beelden weergeven met de filterweergave
113
Beelden zoeken met de instelknop
Draai aan de instelknop om snel naar beelden te zoeken. U kunt ook
vooruitspringen op basis van de opnamedatum (beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
Als u de enkelvoudige weergave instelt
en  snel draait, worden de beelden
weergegeven zoals u hier links ziet.
Druk op m om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Als de stand Beeld scrollen actief is,
kunt u beelden zoeken op opnamedatum
als u op op drukt.
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken
met een opgegeven filter. U kunt ook alle gefilterde beelden tegelijk
beveiligen (p. 122) of verwijderen (p. 125).
Selecteer .
Druk op m om te selecteren in
het menu ø en druk vervolgens
nogmaals op m.
Selecteer een filter.
Druk op op of draai  om een filter
te selecteren en druk op m.
Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op n, selecteert u vervolgens
[Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u [Uit].
Beelden weergeven met de filterweergave
Beelden weergeven met de filterweergave
114
Bekijk de gefilterde beelden.
Druk op op of draai  om een filter
te selecteren voor het afspelen en druk
vervolgens op m (behalve voor ).
De filterweergave wordt gestart en er
wordt een geel kader weergegeven.
Als u op qr drukt of  draait, worden de
geselecteerde doelbeelden weergegeven.
Als u bij stap 2 [Alle beelden] selecteert,
wordt de filterweergave geannuleerd.
Zoekfilters
Favorieten
Beelden die zijn aangemerkt als favorieten worden
weergegeven (p. 129)
Opnamedatum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn
opgenomen
;
My Category
De beelden in een ingestelde categorie worden
weergegeven (p. 127)
Bestandstype Geeft alleen foto's of films weer
Filters die geen beelden bevatten, kunnen niet worden geselecteerd.
U kunt beelden filteren tijdens een diavoorstelling (p. 115) zodat alleen bepaalde
beelden worden weergegeven. In de filterweergave kunt u ook de volgende
functies gebruiken om alle gefilterde beelden tegelijk te verwerken.
'Beelden beveiligen' (p. 122), 'Alle beelden wissen' (p. 125),
'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 142)
Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?
Filterweergave
115
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u automatisch
afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Selecteer ..
Druk op m om . te selecteren in het
menu ø en druk nogmaals op m.
Selecteer een overgangseffect.
Druk eerst op o en gebruik daarna op
of draai  om een effect te selecteren.
Druk vervolgens op m.
De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld...] verschijnt.
In de filterweergave (p. 113) worden alleen
beelden weergegeven die overeenkomen
met een filter.
U kunt de diavoorstelling onderbreken/
opnieuw starten door nogmaals op m
te drukken.
Druk op n om de diavoorstelling
te beëindigen.
Diavoorstellingen bekijken
Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt of aan de instelknop
 draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt,
kunt u sneller door de beelden bladeren.
De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 54).
Diavoorstellingen bekijken
116
Wijzig de instellingen
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt
overgangseffecten en de weergavetijd van diabeelden wijzigen.
U kunt kiezen uit zes overgangseffecten voor het wisselen van beelden.
Selecteer [Diavoorstelling].
Druk op n, selecteer [Diavoorstelling]
op het tabblad 1 en druk op m.
Kies de instelling.
Druk op op of draai  om een item te
selecteren. Druk vervolgens op qr om
de instelling aan te passen.
Als u [Start] selecteert en op m drukt,
wordt de diavoorstelling volgens uw
instellingen gestart.
Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
117
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevindt, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus
te controleren.
Druk op l en ga naar de
focuscontroleweergave (p. 46).
Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader of het gezicht zich bevond
toen de focus werd ingesteld.
Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
Duw de zoomknop één keer naar k.
Het scherm links wordt weergegeven.
Druk op m om naar een ander kader
te gaan wanneer er meerdere kaders
worden weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau
of de locatie.
Wijzig de grootte van de weergave met
de zoomknop, en gebruik opqr om
de weergavepositie te wijzigen terwijl
u de focus controleert.
Druk op
n
om terug te gaan
naar stap 1.
De focus controleren
118
Duw de zoomknop naar k.
De weergave zoomt in op het beeld.
Als u de zoomknop vasthoudt, wordt
er verder ingezoomd tot een maximale
factor van 10x.
Als u op opqr drukt, kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen, of blijf de knop vasthouden
om terug te keren naar de enkelvoudige
weergave.
Als u  draait, kunt u tussen de
ingezoomde beelden schakelen.
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden
in de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op n en selecteer het tabblad
1. Kies vervolgens [Overgang] en
selecteer met qr een overgangseffect.
Beelden vergroten
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
Beeldovergangen wijzigen
119
Met de meegeleverde stereo-AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten
op een televisie om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt weergegeven
in de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze
in op de ingang waarop de kabel
is aangesloten.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Het beeld wordt weergegeven op de
televisie (er wordt niets weergegeven
op het scherm van de camera).
Als u klaar bent, schakelt u de camera
en de televisie uit en verwijdert u de kabel.
Beelden bekijken op een tv
Geel
Wit
Wit
Geel
Rood
Rood
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de
knop n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het
juiste videosysteem in te stellen.
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven
op de televisie?
120
Gebruik de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 om de camera
aan te sluiten op een hdtv voor een nog betere kijkbelevenis.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje en steek de stekker van
de kabel volledig in de HDMI-aansluiting
van de camera.
Steek de kabelstekker volledig in
de HDMI-aansluiting van de televisie.
Voer stap 3 en 4 op p. 119 uit om
de beelden weer te geven.
Beelden weergeven op een hdtv
De bijgeleverde stereo-AV- en interfacekabel en de apart verkrijgbare
HDMI-kabel HTC-100 kunnen niet gelijktijdig op de camera worden
aangesloten. Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is aangesloten
op een hdtv.
121
De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld.
Als u een van de beelden selecteert, kiest de camera nog vier beelden
waardoor u kunt genieten van de weergave van beelden in een onverwachte
volgorde.
Dit werkt het beste als u veel opnamen maakt van verschillende scènes.
Selecteer .
Druk op
m
, kies in het menu
ø
en druk nogmaals op
m
.
Vier beelden worden weergegeven
waaruit u kunt kiezen.
Selecteer een beeld.
Druk op opqr om het beeld te
selecteren dat u wilt weergeven en
druk op m.
Het geselecteerde beeld wordt in het
midden weergegeven en de volgende
vier opties worden weergegeven.
Als u op m drukt, wordt het beeld in het
midden op volledige grootte weergegeven.
Druk nogmaals op
m
om de
oorspronkelijke weergave te herstellen.
Als u op
n
drukt, keert u terug naar
de enkelvoudige weergave.
Verschillende beelden weergeven
(Smart Shuffle)
Alleen foto's die zijn gemaakt met deze camera kunnen worden
afgespeeld met Smart Shuffle.
is niet beschikbaar in de volgeden situaties:
Als er minder dan 50 foto's zijn op geslagen op de geheugenkaart die
zijn gemaakt met deze camera.
Als u andere beelden weergeeft dan de opties die worden geselecteerd
door de camera.
Tijdens de filterweergave.
122
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met
de camera kunnen worden gewist (p. 30, 32, 125).
Selecteer :.
Druk op m om : te selecteren in
het menu ø en druk vervolgens
nogmaals op m.
Als de beveiliging is toegepast, wordt
weergegeven.
Als u een beeld wilt ontgrendelen, drukt
u nogmaals op m om : te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Via het menu
Selecteer [Beveilig].
Druk op n, selecteer het tabblad 1
en [Beveilig] en druk op m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op op of draai  om een
selectiemethode te selecteren en
druk op m.
Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
Beelden beveiligen
Als u de geheugenkaart formatteert (p. 24, 53) worden beveiligde beelden
ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van
de camera. Hef de beveiliging op voordat u een beeld wist.
Beelden beveiligen
123
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 op p. 122 uit om [Selectie]
te selecteren en druk op
m
.
Druk op qr of draai
Â
om het beeld te
selecteren en druk op
m
.
Na het instellen, wordt op het scherm
weergegeven.
Als u nogmaals op m drukt, wordt de selectie
van het beeld ongedaan gemaakt
en verdwijnt .
Als u meerdere beelden wilt selecteren,
herhaalt u de bovenstaande bewerking.
Druk op de knop n.
Beveilig het beeld.
Druk op qr of draai  om [OK]
te selecteren en druk op m.
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 122 uit om [Select. Reeks]
te selecteren en druk op m.
Selecteer het eerste beeld.
Druk op m .
Druk op qr of draai
Â
om het beeld
te selecteren en druk op
m
.
Beelden beveiligen
124
Selecteer het laatste beeld.
Druk op r, selecteer [Laatste beeld]
en druk op m.
Druk op
qr
of draai
Â
om het beeld
te selecteren en druk op
m
.
U kunt geen beelden vóór het eerste
beeld selecteren.
Beveilig de beelden.
Druk op op om [Beveilig] te selecteren
en druk op m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 122 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op m.
Beveilig de beelden.
Druk op
op
of draai
Â
om [Beveilig]
te selecteren en druk op
m
.
U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan de instelknop Â
te draaien wanneer het bovenste scherm in stap 2 en 3 wordt weergegeven.
Beelden selecteren met Â
U kunt de beveiliging van alle beveiligde beelden opheffen door
[Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt
geselecteerd, of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd.
125
U kunt alle beelden tegelijk wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden
hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde beelden (p. 122)
kunnen niet worden gewist.
Selecteer [Wissen].
Druk op
n
, selecteer het tabblad
1
en [Wissen] en druk op
m
.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op
op
of draai
Â
om een
selectiemethode te selecteren en druk op
m
.
Druk op
n
om terug te keren naar
het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie]
te selecteren en druk op
m
.
Druk op
qr
of draai
Â
om het beeld te
selecteren en druk op
m
.
Na het instellen, wordt op het scherm
weergegeven.
Als u nogmaals op
m
drukt, wordt de
selectie van het beeld ongedaan gemaakt
en verdwijnt .
Als u meerdere beelden wilt selecteren,
herhaalt u de bovenstaande bewerking.
Druk op de knop
n
.
Wis het beeld.
Druk op
qr
of draai
Â
om [OK]
te selecteren en druk op
m
.
Alle beelden wissen
Alle beelden wissen
126
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 125 uit om [Select.
Reeks] te seletceren en druk op m.
Voer stap 2 en 3 op p. 123 uit om
beelden te selecteren.
Wis het beeld.
Druk op op om [Wissen] te selecteren en
druk op m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 125 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op m.
Wis de beelden.
Druk op qr of draai  om [OK]
te selecteren en druk op m.
127
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in de filterweergave (p. 113) en alle beelden tegelijk verwerken
met de onderstaande functies.
Diavoorstellingen bekijken (p. 115), Beelden beveiligen (p. 122), Alle beelden
wissen (p. 125), Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) (p. 142)
Selecteer
;
.
Druk op
m
om
;
te selecteren in het
menu
ø
en druk nogmaals op
m
.
Selecteer een categorie.
Druk op
op
om een categorie te selecteren
en druk op
m
.
Nadat u dit hebt ingesteld, wordt
weergegeven op het scherm.
Als u nogmaals op
m
drukt, wordt de
selectie van de categorie ongedaan gemaakt
en verdwijnt .
Kies de instelling.
Als u op
n
drukt, wordt [Wijzigingen
accepteren?] weergegeven.
Druk op
qr
of draai
Â
om [OK]
te selecteren en druk op
m
.
Beelden indelen in categorieën (My Category)
Als u de opnamemodus wijzigt of de camera uitschakelt voordat u de instelling
in stap 3 opgeeft, worden beelden niet gemarkeerd als My Category.
Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld aan
de hand van de opnameomstandigheden.
: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen
in de modus
I
,
F
,
C
.
: Beelden die zijn gedetecteerd als , of in de modus
A
or
9
of beelden die zijn opgenomen in de modus
J
of
O
.
: Beelden die zijn opgenomen in de modus
H, w, P
of
t.
Beelden indelen in categorieën (My Category)
128
Via het menu
Selecteer [My Category].
Druk op
n
om het tabblad
1
en
[My Category] te selecteren en druk op
m
.
Kies de instelling.
Druk op
op
of draai
Â
om een
selectiemethode te selecteren en druk op
m
.
Druk op
n
om terug te keren naar het
menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
selecteren en druk op
m
.
Druk op
qr
of draai
Â
om een beeld te
selecteren.
Druk op
op
om een categorie te selecteren
en druk op
m
.
Na het instellen, wordt
weergegeven
op het scherm.
Als u nogmaals op
m
drukt, wordt de
selectie van het beeld ongedaan gemaakt
en verdwijnt .
Als u meerdere beelden wilt selecteren,
herhaalt u de bovenstaande bewerking.
Druk op de knop
n
.
Wijzig de instelling.
Druk op
qr
of draai
Â
om [OK] te selecteren
en druk op
m
.
Beelden aanmerken als favorieten
129
Het bereik selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 128 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk op
m
.
Voer stap 2 en 3 op p. 123124 uit om
beelden te selecteren.
Druk op op om het item te selecteren
en druk op qr of draai
Â
om een type
te selecteren.
Kies de instelling.
Druk op op om [Selectie] te selecteren
en druk op m.
Als u beelden aanmerkt als favorieten, kunt u deze beelden eenvoudig in
een categorie indelen. U kunt ook deze beelden filteren voor weergeven,
beveiligen of wissen (p. 113).
Selecteer .
Druk op m en selecteer in het menu
ø en druk nogmaals op m.
Na het instellen, wordt op het scherm
weergegeven.
Als u de markering wilt verwijderen van
het beeld, selecteert u nogmaals in
het menu ø en drukt u op
m
.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 2, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. Reeks] opheffen.
Beelden aanmerken als favorieten
Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden
overdraagt naar de computer, krijgen deze beelden een waardering
van 3 sterren ( ) (uitgezonderd films).
Beelden aanmerken als favorieten
130
Via het menu
Selecteer [Favorieten].
Druk op n, selecteer jet tabblad 1
en [Favorieten] en druk op m.
Kies de instelling.
Druk op qr of draai  om het beeld te
selecteren en druk op m.
Na het instellen, wordt op het scherm
weergegeven.
Als u nogmaals op m drukt, wordt de
markering van het beeld als favoriet
ongedaan gemaakt en verdwijnt .
Als u meerdere beelden wilt selecteren,
herhaalt u de bovenstaande bewerking.
Wijzig de instelling.
Als u op n drukt, wordt [Wijzigingen
accepteren?] weergegeven.
Druk op qr of draai  om [OK]
te selecteren en druk op m.
Als u de opnamemodus wijzigt of de camera uitschakelt voordat
u de instelling in stap 3 opgeeft, worden beelden niet gemarkeerd
als favorieten.
131
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer \.
Druk op m om \ te selecteren in het
menu ø en druk nogmaals op m.
Draai het beeld.
Druk op qr om het beeld 90° te draaien
in de geselecteerde richting.
Druk op m om de instelling op te geven.
Via het menu
Selecteer [Roteren].
Druk op n, selecteer het tabblad 1
en [Roteren] en druk op m.
Draai het beeld.
Druk op qr of draai  om een beeld
te selecteren.
Het beeld wordt 90° gedraaid elke keer
dan op m wordt gedrukt.
Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
Beelden roteren
Films met een resolutie van kunnen niet worden gedraaid.
132
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de
gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
Druk op n, selecteer het tabblad 1,
kies [Veranderen] en druk op m.
Selecteer een beeld.
Druk op qr of draai  om het beeld
te selecteren en druk op m.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op
qr
of draai
Â
om een optie
te selecteren en druk op
m
.
Het scherm [Nieuw beeld opslaan?]
wordt weergegeven.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op qr of draai  om [OK] te
selecteren en druk op m.
Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
Als u op n drukt, wordt het scherm
[Nieuw beeld weergeven?] weergegeven.
Druk op qr of draai  om [Ja] te
selecteren en druk op m.
Het opgeslagen beeld wordt
weergegeven.
Het formaat van beelden wijzigen
U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
Beelden die worden opgenomen met een pixelinstelling van (p. 74)
of opgeslagen als in stap 3, kunnen niet worden bewerkt.
133
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een nieuw
beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
Druk op
n
, selecteer het tabblad
1
en [Trimmen] en druk op
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op
qr
of draai
Â
l om het beeld
te selecteren en druk op
m
.
Pas het snijgebied aan.
Er wordt een kader weergegeven rond het
gedeelte van het beeld dat moet worden
bijgesneden.
Het oorspronkelijke beeld verschijnt
linksboven en het bijgesneden beeld
rechtsonder.
U kunt het kader kleiner of groter maken door
de zoomknop naar links of rechts te duwen.
Als u op
opqr
drukt, kunt u het kader
verplaatsen.
Als u op
l
drukt, kunt u de richting van
de kader aanpassen.
In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. U kunt deze kaders
gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door aan de instelknop
Â
te draaien.
Druk op
m
.
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
Voer stap 4 en 5 uit op p. 132.
Trimmen
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na bijsnijden
Beelden die worden opgenomen met een pixelinstelling van of (p. 74),
of waarvan het formaat wordt gewijzigd in (p. 132) kunnen niet worden
bewerkt.
De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden
veranderd, is 4:3 (voor een verticaal beeld 3:4).
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
134
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan
als een nieuw beeld. Zie p. 79 voor meer informatie over elke menu-item.
Selecteer [My Colors].
Druk op n, selecteer het tabblad 1
en [My Colors] en druk op m.
Selecteer een beeld.
Druk op qr of draai  om het beeld
te selecteren en druk op m.
Selecteer een optie.
Druk op qr of draai  om een optie
te selecteren.
Het scherm wordt gewijzigd volgens het
geselecteerde effect.
Druk op m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Voer stap 4 en 5 uit op p. 132.
Effecten toepassen met de functie My Colors
Als u de kleur van een beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit
geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan
afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie
My Colors (p. 79).
135
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die
te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele
beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de
camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt vier correctieniveaus
selecteren: [Auto], [Laag], [Medium] of [Hoog]. Gecorrigeerde beelden
worden opgeslagen als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op n, selecteer het tabblad 1
en [i-Contrast] en druk op m.
Selecteer een beeld.
Druk op qr of draai  om het beeld
te selecteren en druk op m.
Selecteer een optie.
Druk op qr om een optie te selecteren
en druk op m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Voer stap 4 en 5 uit op p. 132.
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de correctie
niet geschikt.
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan de kwaliteit
afnemen.
Selecteer [Laag], [Medium] of [Hoog] en pas het beeld aan.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg
is gecorrigeerd?
136
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan
als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op
n
, selecteer het tabblad
1
en [Rode-Ogen Corr.] en druk op
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op
qr
of draai
Â
om een beeld
te selecteren.
Corrigeer het beeld.
Druk op
m
.
Het gebied met rode ogen dat door de camera
wordt gedetecteerd, wordt gecorrigeerd en
er wordt een kader weergegeven om het
gecorrigeerde gedeelte.
U kunt het beeld vergroten of het formaat
van het beeld wijzigen met behulp van
de procedures die worden beschreven
in “Beelden vergroten” (p. 118).
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
Druk op
opqr
of draai
Â
om [Nieuw
bestand] te selecteren en druk op
m
.
Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Voer stap 5 op p. 132 uit.
Het rode-ogeneffect corrigeren
Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-gecorrigeerde
beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld
wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
137
8
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor
afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een PictBridge-compatibele
printer van Canon (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 42). Raadpleeg ook
de Handleiding voor persoonlijk afdrukken.
Canon PictBridge-compatibele printers
SELPHY-serie Inkjet Printers
138
U kunt de gemaakte opnamen gemakkelijk afdrukken als u de camera met
behulp van de meegeleverde interfacekabel (p. 2) aansluit op een printer
die compatibel is met PictBridge.
Schakel de camera en de
printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in
de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Selecteer het beeld dat u wilt
afdrukken.
Druk op qr of draai  om het beeld
te selecteren en druk op m.
Beelden afdrukken
Beelden afdrukken
139
Druk de beelden af.
Druk op c.
Het afdrukken wordt gestart.
Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit
en verwijdert u de interfacekabel.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer
informatie over afdrukken.
Zie p. 42 voor PictBridge-compatibele printers van Canon. De functie
voor indexafdrukken is niet beschikbaar op de volgende printers:
CP710/CP510/CP500/CP400/CP330/CP300/CP220/CP200.
140
Direct na het maken van opnamen of tijdens het afspelen kunt u beelden
toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) door op c te drukken. U kunt eenvoudig
afdrukken vanaf een afdruklijst door uw camera en printer aan te sluiten.
Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print
Order Format).
Snel beelden toevoegen aan de afdruklijst
Selecteer een beeld.
Druk op qr of draai  om het beeld te
selecteren.
Druk op de knop c (video's zijn
uitgesloten).
De afdruklijst.
Druk op op om het aantal afdrukken te
selecteren, druk vervolgens op qr of
draai  om [Toevoegen] te selecteren
en druk op m.
Als u het toevoegen van beelden wilt
annuleren, selecteert u de toegevoegde
beelden en drukt u op c. Druk vervolgens
op qr of draai  om [Verwijderen] te
selecteren en druk op m.
Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)
Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)
141
Toegevoegde beelden afdrukken
In de voorbeelden wordt gebruikgemaakt van printers van de serie
Canon SELPHY.
Sluit de camera aan op de printer.
Voer stap 1 – 4 op p. 138 uit.
Druk de beelden af.
Druk op op, selecteer [Print nu] en
druk op m.
Het afdrukken wordt gestart.
Als u het afdrukken onderbreekt en
opnieuw start, begint het afdrukken
bij de volgende afdruk.
Aantal af te drukken exemplaren
142
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te drukken en
instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te specificeren, zodat deze samen
kunnen worden afgedrukt of worden verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden
voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Print instellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen
worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
Druk op
n
en selecteer het tabblad
2
.
Selecteer vervolgens [Print instellingen] en
druk op
m
.
Kies de instelling.
Druk op
op
of draai
Â
om een menu-item
te selecteren. Druk vervolgens op
qr
om een
optie te selecteren.
Druk op
n
om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
menuscherm.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per pagina af.
Index Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af.
Beide
Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten
afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
Uit
File No.
Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Wis DPOF data
Aan Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle instellingen te
verwerken in het afdrukresultaat.
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van
een andere camera. Deze instellingen worden overschreven door de instellingen
die u opgeeft op uw camera.
Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum tweemaal af.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
143
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op
n
en selecteer het tabblad
2
.
Selecteer vervolgens [Sel. beeld & aantal]
en druk op
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op
qr
of draai
Â
om het beeld
te selecteren en druk op
m
.
U kunt het aantal af te drukken exemplaren
instellen.
Als u [Index] selecteert, verschijnt op het
scherm. Druk nogmaals op de knop
m
om
de selectie van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt .
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op
op
of draai
Â
om het aantal
afdrukken in te stellen (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het
aantal afdrukken van elk beeld te selecteren.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen
de af te drukken beelden selecteren.
Druk op
n
om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
menuscherm.
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie
[Datum/Tijd] op het tabblad
3
(p. 22).
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
144
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Selecteer [Select. Reeks] bij stap 1 op
p. 143 en druk vervolgens op m.
Selecteer beelden volgens stap 2 en 3
op p. 123124.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op op, selecteer [Opdracht]
en druk op m.
Instellen dat alle beelden één keer worden
afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden].
Selecteer [Sel. alle beelden] bij stap 1 op
p. 143 en druk vervolgens op m.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op qr of draai  om [OK]
te selecteren en druk op m.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
Selecteer [Wis alle selecties] bij stap 1 op
p. 143 en druk vervolgens op m.
Alle selecties worden gewist.
Druk op qr of draai  om [OK]
te selecteren en druk op m.
145
9
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.
Het eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft enkele handige en veelgebruikte
functies.
Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen en afspelen
aanpast aan uw wensen.
146
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad
3 (p. 49).
Geluiden wijzigen
U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen.
Selecteer [Geluidsopties] en druk op m.
Druk op op of draai  om een optie
te selecteren.
Druk op qr om een optie te selecteren.
Hints en tips uitschakelen
Wanneer u een item selecteert in het menu ø (p. 48) of MENU (p. 49),
wordt er een beschrijving van de functie (hints en tips) weergegeven. U kunt
deze functie uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en druk op qr
om [Uit] te selecteren.
De camera-instellingen wijzigen
1
Vooringestelde geluiden.
(Kunnen niet worden gewijzigd.)
2
Vooringestelde geluiden.
U kunt de meegeleverde software
gebruiken om de geluiden te wijzigen.
De camera-instellingen wijzigen
147
Het opstartbeeld wijzigen
U kunt het opstartbeeld wijzigen dat op het scherm verschijnt wanneer u de camera
inschakelt.
Selecteer [opstart scherm] en druk op
m
.
Druk op
qr
of draai
Â
om een optie
te selecteren.
Een opgenomen beeld instellen als opstartscherm
Als u op
1
drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u een beeld vastleggen.
Selecteer [opstart scherm] en druk op
m
.
Druk op
qr
om [2] te selecteren en druk op
m
.
Druk op
qr
of draai
Â
om het beeld te
selecteren en druk op
m
.
Druk op
qr
en draai
Â
om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op
m
om de registratie
te voltooien.
Geen opstartscherm.
1
Vooringestelde beelden. (Kunnen niet
worden gewijzigd.)
2
Vooringestelde beelden.
U kunt vastgelegde beelden instellen en de
meegeleverde software gebruiken om de
beelden te wijzigen.
Eventueel eerder geregistreerde opstartbeelden worden overschreven als u een
nieuw opstartbeeld registreert.
U kunt geluiden en opstartschermen met de bijgeleverde software registreren op de camera.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
De bijgeleverde software gebruiken om geluiden en het
opstartscherm te registreren
De camera-instellingen wijzigen
148
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers
wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en druk op qr
om een optie te selecteren.
Mappen maken volgens opnamedatum
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt.
U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
Selecteer [Maak folder] en druk op qr
om [Dagelijks] te selecteren.
Beelden worden opgeslagen in mappen
die op elke opnamedatum worden
gemaakt.
Continu
Ook als u opnamen maakt met een
nieuwe geheugenkaart, krijgen de
bestanden steeds een oplopend
nummer totdat u een opname maakt
en opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt of een nieuwe map maakt,
begint de bestandsnummering weer
bij 0001.
Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen
de nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset]
een opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering.
Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert
u de geheugenkaart vóór gebruik (p. 24, 53).
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
De camera-instellingen wijzigen
149
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 29). Als u de lens
onmiddellijk wilt intrekken wanneer u op 1 drukt, stelt u de tijd in op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op qr
om [0 sec.] te selecteren.
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 54) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk op m.
Druk op op of draai  om [Automatisch
Uit] te selecteren. Druk vervolgens op qr
om [Uit] te selecteren.
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet,
moet u eraan denken de camera na
gebruik uit te schakelen.
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 54). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
Selecteer [spaarstand] en druk op m.
Druk op op of draai  om [Display uit]
te selecteren. Druk vervolgens op qr om
een tijd te selecteren.
Het is raadzaam om een tijd onder [1 min.]
te selecteren om de batterij te sparen.
De camera-instellingen wijzigen
150
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum
en tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de
tijdzones van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum-
en tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen.
Stel de thuistijdzone in.
Selecteer [Tijdzone] en druk op m.
Als u dit voor het eerst instelt, controleert
u eerst of het links afgebeelde scherm
verschijnt en drukt u vervolgens op m.
Druk op qr of draai  om een tijdzone
voor thuis te selecteren en druk vervolgens
op m. Als u de zomertijd wilt instellen
(normale tijd plus 1 uur), drukt u op op
om te selecteren.
Stel de wereldtijdzone in.
Druk op op of draai  om [ Wereld]
te selecteren en druk vervolgens op m.
Druk op qr of draai  om de
bestemmingstijdzone te selecteren en
druk vervolgens op m.
U kunt de zomertijd op dezelfde manier
instellen als bij stap 1.
Selecteer de wereldtijdzone.
Druk op op of draai  om [ Wereld]
te selecteren en druk vervolgens
op n.
verschijnt in de [Tijdzone] of het
opnamescherm (p. 166).
Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 22), worden de datum
en tijd voor de optie [ Thuis] automatisch gewijzigd.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
151
Maateenheden wijzigen
U kunt de maateenheden die in de zoombalk (p. 26) en in de MF-indicator
(p. 89) worden weergegeven, wijzigen van m/cm in ft/in.
Selecteer [Maateenheid] en druk op qr
om [ft/in] te selecteren.
Als u het programmakeuzewiel instelt op G, kunt u de instellingen op het
tabblad 4 wijzigen (p. 49).
De focusinstelling veranderen
De camera stelt scherp op alles waar de camera op gericht wordt, zelfs
wanneer de sluiterknop niet wordt ingedrukt. U kunt de camera echter
zo instellen dat deze alleen scherpstelt wanneer de sluiterknop half
wordt ingedrukt.
Selecteer [Continu] en druk op qr om
[Uit] te selecteren.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de
functie in die modus beschikbaar is (p. 170).
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
Aan
Aangezien de camera continu scherpstelt
tot u de sluiterknop half indrukt, kunt
u opnamen maken zonder mooie
fotokansen te missen.
Uit
De camera stelt niet continu scherp,
zodat u de batterij spaart.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
152
Het AF-hulplicht uitschakelen
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de sluiterknop half indrukt. U kunt dit
licht uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op
qr
om [Uit] te selecteren.
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen
te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in
een donkere omgeving. U kunt dit licht uitzetten.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk op
m
.
Druk op
op
of draai
Â
om [Lamp Aan]
te selecteren. Druk vervolgens op
qr
om
[Uit] te selecteren.
De weergaveduur van het beeld wijzigen
U kunt instellen hoe lang de beelden direct na het maken van de opname
worden weergegeven.
Selecteer [Bekijken] en druk op
qr
om
een optie te selecteren.
2-10 sec.
Geeft de beelden de ingestelde tijd
lang weer.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven totdat
u de sluiterknop half indrukt.
Uit
Er wordt geen beeld weergegeven.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
153
De wijze wijzigen waarop het beeld direct
na de opname wordt weergegeven
U kunt de wijze wijzigen waarop het beeld direct na de opname wordt weergegeven.
Selecteer [terugkijken] en druk op
qr
om
een optie te selecteren.
De sjabloon weergeven
U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede van 3:2,
om het afdrukbare gebied voor een briefkaart aan te duiden.
Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op
qr
om een optie te selecteren.
Uit
Geeft alleen het beeld weer.
Details
Geeft gedetailleerde informatie
weer (p. 46, 167).
Focus check
Het gebied binnen het AF-kader wordt
vergroot weergegeven, zodat u de
focus kunt controleren. De procedure
is hetzelfde als in “De focus
controleren” (p. 117).
Raster
Een raster wordt over de weergave
geplaatst.
Uitsnede
Boven en onder in de weergave
verschijnen grijze balken. Dit gebied
wordt niet afgedrukt als u afdrukt op
papier met een verhouding van 3:2.
Beide
De rasterlijnen en de hulplijn voor de
uitsnede worden beide weergegeven.
In de modus
kunt u [Uitsnede] of [Beide] niet instellen.
De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven, zijn
gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat ook de
gedeelten in de grijze gebieden.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
154
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Selecteer [IS modus] en druk op qr om
een optie te selecteren.
*1 De instelling wordt gewijzigd in [Continu]
wanneer foto's worden opgenomen.
*2 De instelling wordt gewijzigd in [Continu]
wanneer films worden opgenomen.
Continu
Beeldstabilisatie staat altijd aan.
U kunt het resultaat meteen
controleren op het scherm,
waardoor u gemakkelijk de
compositie of de focus kunt
controleren en bijstellen.
Dynamisch
*1
Beperkt sterke cameratrillingen,
bijvoorbeeld tijdens het
wandelen, wanneer films
worden opgenomen.
Opname
*2
Beeldstabilisatie is alleen actief
op het moment van de opname.
Pan
*2
Beeldstabilisatie compenseert
alleen op- en neerwaartse
camerabewegingen. Deze
optie wordt aanbevolen voor
het maken van opnamen van
voorwerpen die horizontaal
bewegen.
Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief.
Stel [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op
een statief.
Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt.
Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt.
Het effect Dynamisch wordt vergroot wanneer u de zoomknop naar j
duwt en uitzoomt.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
155
Functies toewijzen aan de filmknop
Als u een andere veelgebruikte functie toewijst aan de filmknop, fungeert
de knop als snelkiesknop.
Selecteer [Instellen Movie Knop] en
druk op
m
.
Druk op
opqr
of draai
Â
om de
functies te selecteren die u wilt toewijzen
en druk op
m
.
Als u op de filmknop drukt, wordt de
toegewezen functie opgeroepen.
Selecteer
E
om de standaardinstellingen te herstellen.
Selecteer
als u niets wilt toewijzen aan de filmknop.
Als het symbool
rechtsonder in een pictogram verschijnt, kan
deze functie niet worden gebruikt in de huidige opnamemodus of
functie-instelling.
In worden bij elke druk op de filmknop witbalansgegevens vastgelegd
(p. 77) en worden de witbalansinstellingen gewijzigd in .
Als u op de filmknop drukt in
, wordt het scherm uitgeschakeld.
Probeer een van de volgende acties om het probleem te verhelpen:
De functies die hier zijn toegewezen, kunnen niet worden gebruikt in
de modus Easy (p. 31). Als u in de modus Easy op de filmknop drukt,
wordt een normale filmopname gestart.
Druk op een willekeurige knop behalve ON/OFF.
Wijzig de verticale of horizontale stand van de camera.
Klap de flitser uit en in.
156
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op 1 te
drukken (p. 49).
Het beeld selecteren waarmee het
afspelen begint
Selecteer [Ga verder] en druk op qr
om een optie te selecteren.
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen
Laatst gez
De weergave wordt hervat met
de laatst bekeken opname.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met
de laatst gemaakte opname.
157
10
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de voedingsadapterset (afzonderlijk
verkrijgbaar) kunt gebruiken. Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het
oplossen van problemen, een lijst met functies en een lijst met items die
op het scherm verschijnen. Verder vindt u aan het einde de index.
158
Als u de voedingsadapterset ACK-DC30 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over
het batterijniveau.
Schakel de camera uit.
Plaats de koppeling.
Open het klepje (p. 19) en plaats
de koppeling op de afgebeelde
wijze tot deze vastklikt.
Sluit het klepje (p. 19).
Sluit het snoer aan op de
koppeling.
Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens
het andere uiteinde in een stopcontact.
U kunt de camera inschakelen en
gebruiken.
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Aansluiten op het lichtnet
Aansluitpunten
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is
ingeschakeld. Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan
de camera beschadigd raken.
159
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van Eye-Fi-
kaarten is toegestaan in het land of gebied waarin u de kaart wilt gebruiken (p. 18).
Wanneer u een voorbereide Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u uw beelden
automatisch draadloos overzetten naar een computer of ze uploaden naar een
webservice.
Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de Eye-Fi-kaart of neem contact op met de fabrikant
voor meer informatie over het instellen en gebruiken van de kaart en over
problemen met het overzetten van beelden.
Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus
controleren op het opnamescherm (informatieweergave) en het weergavescherm
(korte informatieweergave).
wordt weergegeven op overgezette beelden.
Houd rekening met het volgende wanneer u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
(grijs) Niet verbonden
(knippert wit) Verbinding maken
(wit) Stand-by voor overdracht
(beweegt) Overdracht wordt uitgevoerd
Onderbroken
Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartgegevens
(Schakel de camera uit en weer in. Als dit blijft optreden,
is er mogelijk een probleem met de kaart.)
De spaarstand werkt niet terwijl beelden worden overgezet (p. 54).
De Eye-Fi-kaart gebruiken
Zelfs als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 160), kan de Eye-Fi-kaart nog steeds
radiogolven uitzenden. Verwijder de Eye-Fi-kaart uit de camera voordat u een
omgeving betreedt waarin de ongeautoriseerde overdracht van radiogolven is
verboden, zoals ziekenhuizen en vliegtuigen.
Als u problemen hebt met het overzetten van beelden, controleert u de kaart of
computerinstellingen. Raadpleeg de handleiding van de kaart voor meer informatie.
Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het enige tijd
duren om beelden over te zetten of kan de beeldoverdracht worden onderbroken.
De Eye-Fi-kaart kan warm worden als de overdrachtsfunctie wordt gebruikt.
De batterij loopt sneller leeg dan bij normaal gebruik.
Camerabewerkingen zijn langzamer dan bij normaal gebruik. U kunt dit verhelpen
door [Eye-Fi trans.] in te stellen op [Uit] (p. 160).
De Eye-Fi-kaart gebruiken
160
Verbindingsgegevens controleren
U kunt de SSID van het toegangspunt van de Eye-Fi-kaart of de
verbindingsstatus controleren.
Selecteer [Verbindingsinfo].
Druk op n, selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het
tabblad 3 en druk op m.
Druk op op of draai  om
[Verbindingsinfo] te selecteren
en druk op m.
Het scherm Verbindingsinfo wordt
weergegeven.
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
U kunt de kaart instellen zodat Eye-Fi-overdracht wordt uitgeschakeld.
Selecteer [Uit] bij [Eye-Fi trans.].
Druk op n, selecteer [Eye-Fi
instellingen] op het tabblad 3 en
druk op m.
Druk op op of draai  om
[Eye-Fi trans.] te selecteren en druk
vervolgens op qr om [Uit] te selecteren.
[Eye-Fi instellingen] wordt alleen weergegeven wanneer de Eye-Fi-kaart in
de camera is geplaatst.
Als de Eye-Fi-kaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u de
verbindingsstatus van de kaart niet controleren en de Eye-Fi-overdracht
niet uitschakelen als het schuifje is vergrendeld.
Wat moet ik doen als [Eye-Fi instellingen] niet wordt
weergegeven?
161
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera.
Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact
op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst
die bij het product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op ON/OFF drukt.
Controleer of de batterij niet leeg is (p. 2, 15).
Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 19).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 19).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met
een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Verwarm de batterij,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat.
Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera
in en opnieuw uit (p. 19).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 119).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Stel het programmakeuzewiel in op een opnamemodus (p. 44).
Druk in de afspeelmodus (p. 29) de sluiterknop half in (p. 25).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 47).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens opnamen.
De volgende situaties worden niet op foto's vastgelegd, maar wel in films opgenomen.
Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder
worden.
Als u opnamen maakt bij TL-verlichting kan het scherm flikkeren.
Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood)
verschijnen op het scherm.
h
verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden gemaakt, ook al
wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 29).
verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 28, 66).
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 154).
Stel de flitser in op
h
(p. 73).
Verhoog de ISO-waarde (p. 76).
Plaats de camera op een statief.
Problemen oplossen
Problemen oplossen
162
Het beeld is wazig.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (p. 25).
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 28, 175).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 152).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro enzovoort), niet zijn ingesteld.
Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (p. 82, 86).
Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt
de camera niet scherp.
Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de
sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt
het kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
Stel de flitser in op
h
(p. 73).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 72).
Pas het beeld aan met i-Contrast (p. 95, 135).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 88, 90).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
Stel de flitser in op
!
(p. 66).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 72).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 88, 90).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 28).
Verhoog de ISO-waarde (p. 76).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 73).
Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (p. 97, 98).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 73).
Stel de flitser in op
!
(p. 66).
Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (p. 97, 98).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser.
Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in
de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 76).
Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen
maakt met een hoge ISO-waarde (p. 57).
Ogen worden rood weergegeven (p. 96).
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 152). Als u opnamen maakt met de flitser, licht de lamp
(aan de voorkant van de camera) op (p. 44) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl
de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie
is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten
als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.
Problemen oplossen
163
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag
of het maken van continu-opnamen gaat langzamer.
Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 53).
U kunt geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of in het menu FUNC.
Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus (p. 168171).
Kan knoppen niet bedienen.
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 9, kunnen sommige knoppen niet
worden gebruikt (p. 31).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan
opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt
weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd
opgenomen (p. 34, 105).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende
oplossingen:
Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 53).
Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 105).
Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 105).
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden
of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie
over mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
Gebruik een geheugenkaart die op deze camera is geformatteerd (p. 24, 53).
Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan
het afspelen tijdelijk worden onderbroken.
Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen
of kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Kan knoppen niet bedienen.
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 9, kunnen sommige knoppen niet
worden gebruikt (p. 32).
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
164
Computer
Kan beelden niet overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen wanneer de
camera met een kabel is aangesloten op een computer.
Houd
n
ingedrukt en houd vervolgens tegelijkertijd
o
en
m
ingedrukt. Selecteer [B]
wanneer dit wordt weergegeven op het scherm en druk op
m
.
Eye-Fi-kaart
Kan geen beelden verzenden (p. 159).
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting (p. 19).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart is ingesteld
op 'LOCK'. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 18, 19).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken terwijl er geen geheugenkaart is geïnstalleerd of de
geheugenkaart niet goed is geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting om
opnamen te maken (p. 19).
Geheugenkaart fout (p. 53)
Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste richting is
geïnstalleerd, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice (p. 19).
Te weinig kaartruimte
Er is niet voldoende ruimte op de geheugenkaart om beelden op te nemen (p. 26, 31, 33, 55,
71, 83, 103) of te bewerken (p. 132136). Wis de beelden (p. 30, 32, 125) om ruimte te maken
voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 18, 20).
Vervang \ Verwissel accu. (p. 18, 20)
Geen beeld.
Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 122)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI afspelen
Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden
weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd
of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden weergegeven.
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
165
Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet
registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen
Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 118), te markeren als
favorieten (p. 129), te roteren (p. 131), te bewerken (p. 132136), toe te wijzen
aan het opstartscherm (p. 147), te categoriseren (p. 127) of toe te voegen aan een
afdruklijst (p. 140, 142).
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden
vergroot, gemarkeerd als favorieten, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan het
beginscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst.
Films kunnen niet worden vergroot (p. 118), bewerkt (p. 132136), toegevoegd
aan een afdruklijst (p. 140) of toegewezen aan het opstartscherm (p. 147).
Ongeldig selectiebereik
Bij het selecteren van de selectiereeks (p. 123, 126, 129) hebt u geprobeerd een
beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een
laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
Selectielimiet bereikt
U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder
beelden dan 998 (p. 142).
Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal
geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 142).
U hebt 501 of meer beelden geselecteerd in Beveilig (p. 122), Wissen (p. 125),
My Category (p. 127) en Favorieten (p. 129).
Communicatie fout
Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt
vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1.000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden.
Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Fout in benaming.
De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met
dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is
bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 148) of
formatteer de geheugenkaart (p. 24, 53).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als
u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk
van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
Camerafout gedetecteerd (foutcode)
Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk
niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u de foutcode (Exx) en neemt u contact
op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem
is met de camera.
166
Opname (informatieweergave)
Informatieweergave op het scherm
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Camerastand*
Witbalans (p. 77)
My Colors (p. 79)
i-Contrast (p. 95)
Transportmodus (p. 78)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 28, 161)
Lichtmeetmethode (p. 88)
Compressie
(beeldkwaliteit) (p. 74) /
Resolutie (p. 74)
Eye-Fi-verbindingsstatus
(p. 159)
Foto's: Resterend aantal
opnamen (p. 20, 75)
Films: resterende tijd /
verstreken tijd (p. 34, 105)
Zelfontspanner
(p. 70, 80, 81)
Resolutie (films) (p. 105)
Digitale zoom (p. 67) /
digitale teleconverter (p. 68)
Scherpstelbereik (p. 73) /
Handmatig scherpstellen
(p. 89)
Opnamemodus (p. 44)
Flits mode (p. 66, 73, 91)
Rode-ogencorrectie (p. 96)
Flitsbelichtingscompensatie /
flitsuitvoer (p. 97, 98)
Spotmetingpunt (p. 88)
Datum stempel (p. 69)
ISO-waarde (p. 76)
Beeldgebied: films (p. 29)
Sjabloon weergeven
(p. 153)
AE-vergrendeling (p. 90) /
FE-vergrendeling (p. 90)
Sluitertijd (p. 92, 94) /
Belichting (p. 106)
Beeldstabilisatie (p. 154)
Diafragmawaarde
(p. 93, 94)
Belichtingscompensatie
(p. 72)
AF Frame (p. 84)
Knipperdetectie (p. 98)
Indicator
belichtingsniveau (p. 94)
MF-indicator (p. 89)
Tijdzone (p. 150)
Informatieweergave op het scherm
167
* : Standaard / : Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en
worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt
de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch
kan roteren voor de juiste weergave.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk
niet naar behoren.
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Afdruklijst (p. 140)
My Category (p. 127)
Opnamemodus (p. 44)
ISO-waarde (p. 76)
Belichtingscompensatie
(p. 72) / Belichting (p. 106)
Witbalans (p. 77)
Histogram (p. 47)
Compressie (beeldkwaliteit)
(p. 74) / (films)
Resolutie (p. 74)
Eye-Fi-overdracht
voltooid (p. 159)
Batterij-oplaadlampje (p. 15)
Lichtmeetmethode (p. 88)
Mapnummer -
bestandsnummer (p. 148)
Nummer van weergegeven
beeld / totaal aantal beelden
Sluitertijd (p. 92, 94)
Diafragmawaarde (p. 93, 94),
beeldkwaliteit (films) (p. 105)
i-Contrast (p. 95, 135)
Flitser (p. 27, 73, 91),
flitsbelichtingscompensatie
(p. 97)
Scherpstelbereik (p. 73) /
Handmatig scherpstellen
(p. 89)
Bestandsgrootte (p. 75)
Foto's: resolutie (p. 74)
Films: filmlengte (p. 105)
Beeld bewerken
(p. 132136)
Beveilig (p. 122)
Favorieten (p. 129)
My Colors (p. 79, 134)
Rode-ogencorrectie
(p. 96, 136)
Opnamedatum
en -tijd (p. 21)
168
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodus
D B M G A 9 I
Functie
Belichtingscompensatie (p. 72)
{{{ ——{
AE-vergrendeling (p. 90, 106)/FE-vergrendeling (p. 90) {{{ ——
Programma Shift (p. 90) {{{ ——
Scherpstelbereik (p. 73)
{{{{ { {{
{{{{ ——
Handmatig scherpstellen (p. 89) {{{{ ——{
AF-vergrendeling (p. 86) {{{{ ——{
Zelfontspanner (p. 70, 80, 81)
{{{{ { {
*
2
{{{{ { {
Flitser (p. 66, 73, 91)
*3
——{{ {{
{{{{ ——{
{ {
*4 *4
{{{{ { {{
Gezichtsselectie (p. 87) {{{{ { {
FUNC. menu
Lichtmeting (p. 88)
{{{{ { {{
{{{{ ——
My Colors (p. 79)
{{{{ { {{
{{{{ ——
Witbalans (p. 77)
*
6
{{{{ { {{
{{{{ ——
ISO-waarde (p. 76)
{{{ { {{
{{{{ ——
Transportmodus (p. 78)
{{{{ { {{
{{{{ ——{
*
8
{{{{ ——{
Resolutie (p. 74)/compressieverhouding
(beeldkwaliteit) (p. 74)
{{{{ {
*9
{
Kwaliteit (films) (p. 105) {{{{ {
*12
{
*1 FE-vergrendeling niet beschikbaar, belichting beschikbaar.
*2 Mogelijke instellingen: 0 – 30 seconden in [Vertraging] en 1 – 10 opnamen in [Beelden].
*3 Ingesteld op ! met de flitser ingeklapt, selecteerbaar als de flitser is uitgeklapt.
*4 Slow sync automatisch ingesteld.
*5 Kan niet worden geselecteerd, maar wordt ingeschakeld als de flitser wordt gebruikt.
e
ÒÎ
$
h
!
W
Beschikbare functies per opnamemodus
169
J F C H
K E
T
Y
w O P t
v
x
E
>
z
{{{{{{{{ {{{{{{{——
————————————————
*1
—————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{
———————— { ——————{ ——
{{{{———{{{{{{{——{{
{{{{———{{{{{{{——{{
{{{{———{{{{{{{{{{{
{{{{———{ ———{{{{———
{{{{{{{{{{{{{{————
{{{{{{{ {{{{{{ { ——
*5 *5
————————————— { ——
{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{——{{{————
FUNC. menu
{{{{{{{{{{{{{{{{{{
—————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{
——————————————— {{
{{{{{{{{{{{{{{{{{{
——————— { ———————
*7
{
{{{{{{{{{{{{{{{{{{
—————————————————
{{{{———{{{{{{{{{{{
{{{{———{{{{{{{{———
{{{{———{{{{{{{{———
{{{{{{{
*10
{{{{{{{
*11
{{{{{{{{{{{{{{{{{{
*6 Witbalans kan niet worden geselecteerd in , . *7 Witbalansgegevens kunnen niet worden opgenomen.
*8 f en t ingesteld op . *9 Ingesteld op en . *10 De resolutie is ingesteld op D.
*11 Niet beschikbaar indien ingesteld op . *12 Ingesteld op .
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd
170
4 Opnamemenu
Menu's
Opnamemodus
D B M G A 9 I
Functie
AF Frame (p. 84)
Gezicht det. {{{{
*1 *1
{
Centrum {{{{ ——{
AF kader af. (p. 85) Normaal/Klein {{{{ ——
Digitale zoom
(p. 67, 68)
Standaard {{{{ { {{
Uit {{{{ { {
Digitale teleconverter (1,7x/2,1x) {{{{ { {
AF-Punt Zoom (p. 85) Aan/Uit {{{{ { {
Servo AF (p. 86) Aan/Uit {{{{
*2
{
Continu (p. 151) Aan/Uit {{{{
*3 *3
{
AF-hulplicht (p. 152) Aan/Uit {{ {{ {
*3
{
MF-Punt Zoom (p. 89) Aan/Uit {{ {{ ——{
Veiligheids MF (p. 89) Aan/Uit {{ {{ ——{
Flits instellingen
(p. 96, 97, 98, 152)
Flits mode
Auto {{{ { {{
Handmatig {{ {——
Flitsbel. comp. –2 – +2 {{{ ——
Flits output
Minimum/
Medium/
Maximum
{{{———
Rode-Ogen Aan/Uit {{{{ { {
Lamp Aan Aan/Uit {{{{ {
*3
{
Veiligheids FE Aan/Uit {{{
*3 *3 *3
i-Contrast (p. 95) Auto/Uit {{{{
*4 *4
Safety Shift (p. 93) Aan/Uit {{———
Bekijken (p. 152) Uit/2-10 sec./Vastzetten {{{{ {
*5
{
terugkijken (p. 153) Uit/Details/Focus check {{{{ { {
Knipperdetectie (p. 98) Aan/Uit {{ {{ { {
Disp. Sjabloon (p. 153)
Uit/Raster {{{{ { {
Uitsnede/Beide {{{{ { {
IS modus (p. 154)
Continu/Uit/Dynamisch {{{{
*6 *6
{
Opname/Pan {{{{ ——{
Datum stempel (p. 69) Uit/Datum/Datum & Tijd {{ {{ { {
Instellen Movie Knop (p. 155) {{{{ { {
*1 9 punten indien geen gezicht wordt gedetecteerd. *2 [Aan] wanneer beweging wordt gedetecteerd.
*3 Ingesteld op [Aan]. *4 Ingesteld op [Auto]. *5 Ingesteld op 2 sec.
*6 Foto's: Ingesteld op [Continu], maar wordt gewijzigd in [Dynamisch] als op de filmknop wordt gedrukt.
Menu's
171
J F C H
K E
T
Y
w O P t
v
x
E
>
z
{{{{{{{
*1
{ ——{{{————
{{{{————{{ {{{{{{{
—————————————————
{{{{{{{————{{{{ {
{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{————{{{{———
{{{{{{{{{——{{{————
{{{{———{{——{{{————
{{ {
*3 *3 *3
{{{{{{ { *3 *3
{{{{
*3
{{{{{{{{{ {{{
{{{{———{{——{{{————
{{{{———{{{{{{{——{{
{{{{{{{{{{{{{{ { ——
—————————————————
—————————————————
—————————————————
{{{{{{{{——— {{{————
{{{{{{{{{{{{{{ { ——
*3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3
*3
——
———————
*4
——————————
—————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{——
{{{{{{{{{{{{{{{——
{{{{{{{{{——{{{————
{{{{{{{{{{{{{{{ {{
{{{{{{{{{{{{{{{——
{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{{{——
{{{{{{{ {{{{{{{———
{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{ Kan worden geselecteerd, of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd
Menu's
172
3 Menu Instellen
Item Opties/overzicht Zie pagina
mute Aan/Uit
*
p. 50
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 50
Geluidsopties De geluiden instellen voor elke
camerabewerking.
p. 146
Hints en tips Aan*/Uit p. 146
LCD Helderheid Instellen binnen een bereik van ±2. p. 51
opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartafbeelding. p. 147
Formateren Een geheugenkaart formatteren waarbij alle
gegevens worden verwijderd.
p. 24, 53
Bestandsnummering Continu*/Auto reset p. 148
Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 148
Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 149
Spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
p. 149
Tijdzone Thuis/Wereld p. 150
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 22
Maateenheid m/cm
*
/ft/in p. 151
Video Systeem NTSC/PAL p. 119
Eye-Fi instellingen Eye-Fi-verbindingsinstellingen
(wordt alleen weergegeven wanneer
een Eye-Fi-kaart is geplaatst)
p. 159
Taal Weergavetaal selecteren. p. 23
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 52
* Standaardinstelling
Menu's
173
1 Menu Afspelen
2 Menu Afdrukken
Item Opties/overzicht Zie pagina
Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen p. 115
Wissen Beelden wissen. p. 125
Beveilig Beelden beveiligen. p. 122
Roteren Beelden draaien. p. 131
Favorieten Beelden markeren als favorieten of de
markering van favorieten opheffen.
p. 129
My Category Beelden indelen in categorieën. p. 127
i-Contrast Donkere delen en contrast van foto's
corrigeren.
p. 135
Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. p. 136
Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 133
Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. p. 132
My Colors Kleuren in foto's aanpassen. p. 134
Beeld scrollen Aan*/Uit p. 113
Ga verder Laatst gez.*/Laatste f. p. 156
Overgang Fade*/Bladeren/Schuiven//Uit p. 118
* Standaardinstelling
Item Opties/overzicht Zie pagina
Print Afdrukscherm weergeven.
Sel. beeld & aantal Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 143
Select. Reeks Eerste en laatste beeld selecteren van een
reeks die u wilt afdrukken.
p. 144
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 144
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 144
Print instellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 142
174
Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat
de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
Als er waterdruppels zijn gevallen op de camera of het scherm of als er vuil
op vastzit, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje.
Niet wrijven of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als er
vuil blijft zitten, neemt u contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk voor
klantenondersteuning van Canon. Raadpleeg hiervoor het Canon
garantiesysteemboekje.
Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme
omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant
van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een
luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de
temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit
de tas haalt.
Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als zich condensatie heeft
gevormd. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd
raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht
volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Voorzorgsmaatregelen
175
Effectieve pixels in camera .... Ongeveer 14,1 miljoen
Beeldsensor ........................... 1/2,3-type CCD (totaal aantal pixels: ongeveer 14,5 miljoen)
Lens ....................................... 5.0 (G) – 70.0 (T) mm
overeenkomstig 35 mm-filmbereik: 28 (G) – 392 (T) mm
f/3.1 (G) – f/5.9 (T)
Zoomfactor............................. Ongeveer 14x (in combinatie met de digitale zoomfunctie
maximaal ongeveer 56x)
LCD-scherm........................... 7,6 cm (3,0 inch) TFT LCD-kleurenmonitor
Ongeveer 230.000 pixels, beeldbereik ongeveer 100%
Modus AF Frame ................... Gezicht det./Centrum
Servo AF................................ Aan/Uit
Scherpstelbereik (vanaf de
voorkant van de lens)............. Automatisch, Easy, Normaal: 5 cm – oneindig (G)/
1 m – oneindig (T)
Macro: 5 – 50 cm (G)
Handm. scherpstellen: 5 cm – oneindig (G)/1 m – oneindig (T)
Kinderen & dieren: 1 m – oneindig (G)/3 m – oneindig (T)
Sluiter..................................... Mechanische sluiter en elektronische sluiter in combinatie
gebruikt
Sluitertijd ................................ 1 – 1/3200 sec.
15 – 1/3200 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Beeldstabilisatie..................... Type lensverschuiving
Meetsysteem.......................... Deelmeting, Gem. centrum meeting of Spot
Belichtingscompensatie ......... ±2 stops in stappen van 1/3 stop
ISO-waarde............................ Automatisch, ISO 80/100/200/400/800/1600
(standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex)
Witbalans ............................... Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H, Custom
Ingebouwde flitser.................. Auto, aan, Slow sync, uit
* Beschikbare instellingen: Belichtingscompensatie flitser/
Flits output/Rode ogen red./Rode-Ogen Corr./
FE-vergrendeling/Veiligheids FE
Bereik ingebouwde flitser....... 75 cm – 3,5 m (G), 1,0 – 2,0 m (T)
Opnamemodi ......................... M, Av, Tv, P, Auto, Easy, Portret, Landschap, Night Snapshot,
Kinderen & dieren, Binnen, SCN, Film
SCN-modus: Smart Shutter (Glimlach, Knipoogdetectie,
Gezicht-zelfontspanner, Weinig licht, Kleur Accent, Kleur
Wissel, Fisheye-effect, Miniatuureffect, Strand, Flora, Sneeuw,
Vuurwerk, Stitch-hulp
Filmmodus: Standaard/Kleur Accent/Kleur Wissel
Continu-opnamen maken....... Continu: ongeveer 0,7 beelden/sec.
(Weinig licht: 2,6 beelden/sec.)
Continue Opname AF: ongeveer 0,5 beelden/sec.
Continue Opname LV: ongeveer 0,5 beelden/sec.
Zelfontspanner ....................... Ongeveer 10 sec./ongeveer 2 sec. vertraging, Handm. Timer
Specificaties
Specificaties
176
i-Contrast.................................Auto/Uit
Opnamemedia.........................SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXC-
geheugenkaart, MultiMediaCard, MMCplus-geheugenkaart,
HC MMCplus-geheugenkaart
Bestandstype...........................Design rule for Camera File system, compatibel met DPOF
(versie 1.1)
Gegevenstype .........................Foto's: Exif 2,2 (JPEG)
Films: MOV (beeldgegevens: H.264, audiogegevens:
Linear PCM) (stereo)
Aantal opnamepixels (resolutie)
(Foto's) ..............Hoog: 4320 x 3240 pixels
Normaal 1: 3456 x 2592 pixels
Normaal 2: 2592 x 1944 pixels
Normaal 3: 1600 x 1200 pixels
Laag: 640 x 480 pixels
Breedbeeld: 4320 x 2432 pixels
(Films) ...............1280 x 720 pixels (30 beelden/sec.)
640 x 480 pixels (30 beelden/sec.)
320 x 240 pixels (30 beelden/sec.)
* Werkelijk aantal beelden is 29,97 beelden/sec.
Compressie (foto's) .................Fijn, Normaal
Aantal mogelijke opnamen
(compatibel met CIPA) ............Ongeveer 260 beelden
Afspeelfunctie..........................Enkelvoudige weergave, Film, Vergroot focus, Index, Vergrote
weergave, Gefilterd afspelen, Diavoorstelling, Beeld scrollen,
Smart Shuffle
Bewerkingsfunctie ...................Wissen, Beveilig, My Category, Favorieten, Veranderen,
My Colors, iContrast, Trimmen, Roteren, Rode-Ogen Corr.
Type Direct Print......................PictBridge-compatibel
Interface ..................................Digitale invoer/uitvoer: Hi-Speed USB
(compatibel met mini-B)*
HDMI (HDMI-miniaansluiting)
Analoge audio-uitvoer: Stereo*
Analoge video-uitvoer: NTSC/PAL kan worden geselecteerd*
* Speciale connector (female) met geïntegreerd type digitale
audio/video
Communicatie-instellingen ......MTP, PTP
Voeding ...................................Batterij NB-5L (oplaadbare lithium-ionbatterij)
Voedingsadapterset ACK-DC30
Bedrijfstemperatuur .................0 – 40 °C
Luchtvochtigheid .....................10 – 90%
Afmetingen
(compatibel met CIPA) ............105,8 x 59,3 x 31,9 mm
Gewicht
(compatibel met CIPA) ............Ongeveer 215 g (inclusief batterij en geheugenkaart)
Ongeveer 188 g (alleen camerabehuizing)
Specificaties
177
Batterij NB-5L
Type.....................................Oplaadbare lithium-ionbatterij
Voltage................................. 3,7 V gelijkstroom
Capaciteit.............................1120 mAh
Oplaadcycli ..........................Ongeveer 300 keer
Bedrijfstemperatuur .............0 – 40 °C
Afmetingen...........................32,0 x 44,9 x 7,9 mm
Gewicht................................Ongeveer 25 g
Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE
Nominale
ingangsspanning.................. 100 – 240 V wisselstroom (50/60 Hz),
0,085 A (100 V) – 0,05 A (240 V)
Nominale
uitgangsspanning................. 4,2 V gelijkstroom, 0,7 A
Oplaadtijd.............................Ongeveer 2 uur 5 min.
Bedrijfstemperatuur .............0 – 40 °C
Afmetingen...........................57,5 x 81,6 x 21,0 mm
Gewicht................................Ongeveer 65 g (CB-2LX)
Ongeveer 59 g (CB-2LXE) (zonder netsnoer)
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder
kennisgeving.
178
A
Aansluiting ........................... 38, 119, 158
Aantal opnamen....................... 15, 20, 75
Accessoires.......................................... 40
AE lock......................................... 90, 106
AF J Focus
Afdrukken........................................... 138
AF-kaders ............................................ 27
Afspeelknop ................................... 29, 45
Afspelen J Bekijken
Afspelen met overgangseffecten ....... 118
AF-vergrendeling ................................. 86
Alle beelden wissen ........................... 125
Apparatuur
De camera vasthouden.....................13
Standaardinstellingen .......................52
B
Batterij
Batterijlader....................................... 14
Datum/tijd-batterij.............................. 21
Oplaadlampje.................................... 15
Opladen ............................................ 14
Spaarstand................................ 54, 149
Batterijlader.......................................... 14
Beeld scrollen .................................... 113
Beelden
Afspelen J Bekijken
Beelden wissen............................... 125
Beveilig ........................................... 122
Weergaveduur ................................152
Beelden bekijken op een tv ................ 119
Beelden wissen...................... 30, 32, 125
Beeldkwaliteit J Compressieverhouding
Bekijken (Afspelen)
Beelden op een tv ........................... 119
Diavoorstelling ................................115
Enkelvoudige weergave....................29
Indexweergave................................ 112
Vergrote weergave.......................... 118
Belichting
AE lock......................................90, 106
Correctie ...........................................72
FE-vergrendeling ..............................90
Verschuiving ...................................106
Bestandsnummering ..........................148
Beveilig...............................................122
Bewerken
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken) .................132
i-Contrast ........................................135
My Colors........................................134
Rode-Ogen Corr. ............................136
Trimmen..........................................133
Binnen ..................................................57
Breed (Resolutie) ...........................74, 75
Briefkaartformaat..................................75
C
Camerabeweging .........................66, 154
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk .....2
Compressie J Beeldkwaliteit
Continu-opnamen maken.....................78
AF .....................................................78
LV......................................................78
D
Datum en tijd
Datum/tijd-batterij..............................21
Toevoegen aan beeld ....................... 69
Wereldklok ......................................150
Wijzigen ............................................22
Datum en tijd J Datum/Tijd
Diavoorstelling.............................. 32, 115
Digitale teleconverter ...........................68
Digitale zoom .......................................67
DPOF .........................................140, 142
Index
Index
179
F
Fabrieksinstellingen
J
Standaardinstellingen
Favorieten ............................................129
FE-vergrendeling....................................90
Films
Beeldkwaliteit (Aantal beelden).........105
Bekijken (Afspelen) .....................35, 108
Bewerken ..........................................109
Opnametijd..................................34, 105
Resolutie ...........................................105
Filterweergave...................................... 113
Fisheye-effect (scènemodus).................60
Flitser
Aan......................................................73
Slow sync............................................91
Uit........................................................66
Flora (modus voor speciale
opnamen) ...............................................58
Focus check .........................................117
Focusvergrendeling................................ 82
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken).......................132
Formatteren (geheugenkaart) ................24
Formatteren
J
Geheugenkaarten
formatteren
Foutmeldingen ..................................... 164
FUNC. menu
Lijst....................................................168
Menu ...................................................48
G
Geheugenkaart ......................................18
Beschikbare opnamen ..................20, 75
Formatteren .................................. 24, 53
Geheugenkaart
J
Kaart
Geluidsinstellingen ................................. 50
Gezicht det. ............................................84
H
Handleiding voor persoonlijk afdrukken ... 2
Handmatig
Witbalans............................................ 77
Histogram............................................... 47
I
i-Contrast ....................................... 95, 135
Inhoud van de verpakking
J
Accessoires
Instelknop................................................. 8
Interfacekabel ............................ 2, 38, 138
ISO-waarde............................................ 76
K
Kinderen & dieren .................................. 56
Kleur Accent (modus voor
speciale opnamen)............................... 104
Kleur wisselen (modus voor
speciale opnamen)....................... 100, 104
Kleuraccent (modus voor
speciale opnamen)................................. 99
Knipoogdetectie ..................................... 63
L
Lampje ............................... 44, 45, 47, 152
Landschap ............................................. 56
LCD-scherm
J
Scherm
Lichtmeetmethode ................................. 88
Lichtnet ................................................ 158
Low Level Format .................................. 53
M
Macro ..................................................... 73
Menu
Basishandelingen ............................... 49
Lijst ................................................... 170
MF-Punt Zoom....................................... 89
Miniatuureffect (scènemodus)................ 61
Modus Easy ..................................... 31, 32
Index
180
MultiMediaCard/MMCplus-/
HC MMCplus-geheugenkaart J
Geheugenkaarten
My Category....................................... 127
My Colors..................................... 79, 134
N
Night Snapshot .................................... 56
O
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Opnamen maken via een telelvisie ...... 82
Overzicht van de onderdelen ............... 44
P
Panoramische foto's........................... 102
PictBridge........................................... 138
Polsriem J Riem
Portretten ............................................. 56
Printer ................................................ 138
Printinstellingen (DPOF) ............ 140, 142
Problemen oplossen .......................... 161
Programma automatische belichting.... 72
Programma Shift .................................. 90
Programmakeuzewiel .......................... 44
R
Raster ................................................ 153
Reizen naar het buitenland .......... 15, 150
Resolutie (beeldgrootte)....................... 74
Riem................................................. 2, 13
Rode ogen
Automatische correctie .....................96
Correctie ......................................... 136
Reductie.......................................... 152
Roteren .............................................. 131
S
Safety Shift...........................................93
Scherm
Afdruklijst ................................166, 167
Schakelen tussen weergaven ...........46
Taal van LCD-scherm .......................23
Scherpstelbereik ..................................73
Scherpstellen
AF-kaders .........................................27
AF-Punt Zoom...................................85
AF-vergrendeling ..............................86
Modus AF Frame ..............................84
Servo AF ...........................................86
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart J
Geheugenkaarten
Sepiakleurig .........................................79
Servo AF ..............................................86
Sjabloon weergeven...........................153
Sluiterknop .....................................25, 44
Smart Shuffle .....................................121
Smart Shutter
Gezicht-zelfontspanner .....................64
Knipoogdetectie ................................ 63
Smart Shutter (scènemodus) ............62
Sneeuw (modus voor speciale
opnamen) .............................................58
Software
Beelden downloaden naar een
computer om deze te bekijken ..........36
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk ..2
Softwarehandleiding ...........................2
Spaarstand...................................54, 149
Standaardinstellingen...........................52
Stereo AV-kabel .....................................2
Stitch Hulp..........................................102
Strand (modus voor
speciale opnamen)...............................58
Index
181
T
Taal van LCD-scherm.......................... 23
Tijdzone ............................................. 150
Toon (witbalans) .................................. 77
Trimmen............................................. 133
U
Uitsnede............................................. 153
V
Veiligheids FE...................................... 97
Veiligheids MF ..................................... 89
Vergrote weergave ............................ 118
Verwijderen J Beelden wissen
Video J Films
Voeding J Batterij, voedingsadapter
Voedingsadapterset..................... 41, 158
Vuurwerk (modus voor speciale
opnamen)............................................. 58
W
Weinig licht (modus voor
speciale opnamen) .............................. 58
Wereldklok ......................................... 150
Witbalans ............................................. 77
Z
Zelfontspanner
10 seconden-zelfontspanner ............ 70
2 seconden-zelfontspanner .............. 80
Knipoogdetectie ................................ 63
Vertraging en aantal opnamen
wijzigen ............................................. 81
Zoomen.................................... 26, 33, 67
Zwart-witfoto's...................................... 79
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden bewaard
zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te allen
tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins
afwijken van het werkelijke apparaat.
We hebben geprobeerd ervoor te zorgen dat de informatie in deze
handleiding volledig en accuraat is. Als u fouten of weglatingen opmerkt,
neem dan contact op met de Canon Klantenservice die wordt vermeld op
de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk voor
schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.
CEL-SP1EA280 © CANON INC. 2010
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182

Canon PowerShot SX210 IS Handleiding

Type
Handleiding