Canon PowerShot SX130 IS de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding
door, met name het gedeelte “Veiligheidsmaatregelen”.
Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later nog
kunt raadplegen.
2
Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van de camera.
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk.
Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt
u de vele functies van de camera gebruiken om foto's
met geavanceerdere instellingen te maken.
Handleiding voor persoonlijk afdrukken
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten
op een (apart verkrijgbare) printer om foto's af te drukken.
Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten.
U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt
de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer
(alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
De inhoud van de verpakking controleren
Camera
Interfacekabel
IFC-400PCU
AA-alkalinebatterijen (x2)
Stereo AV-kabel
AVC-DC400ST
Polsriem
WS-800
Canon
garantiesysteemboekje
Introductiehandleiding
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
3
Proefopnamen en disclaimer
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor
welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van
een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname
niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld
voor persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op
het auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van
het auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van
voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp
van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere
wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon
garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd.
Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie van
Canon Klantenservice.
LCD-monitor (scherm)
Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hoge-
precisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze
te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt.
De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg
van een storing.
Lees dit eerst
4
Wat wilt u doen?
Opnamen maken
4
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten....23
Gewoon foto's maken (modus Easy) ...........................................28
Diverse andere opnamen maken
IwPC
J
O
t
Mooie opnamen maken van mensen
Portretten
(p. 58)
Kinderen en dieren
(p. 58)
In de sneeuw
(p. 60)
Op het strand
(p. 59)
Weinig licht
(p. 59)
Landschap
(p. 58)
Flora
(p. 60)
Miniatuureffect
(p. 66)
Fisheye-effect
(p. 65)
Extra levendige kleuren
(p. 61)
Poster-effect
(p. 61)
Vuurwerk
(p. 60)
Opnamen maken met speciale effecten
Scherpstellen op gezichten
..........................................23, 58, 80, 84
Foto's maken met de zelfontspanner ................................57, 64, 77
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen .............................56
Wat wilt u doen?
5
1
De foto's bekijken.........................................................................26
Eenvoudig weergeven (modus Easy) ..........................................28
Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) ............................113
Foto's bekijken op een tv ...........................................................117
Foto's bekijken op een computer .................................................32
Snel foto's zoeken......................................................................110
Foto's wissen .......................................................................27, 122
Weergeven
E
Films opnemen.......................................................................29, 99
Films bekijken ..............................................................................31
Films maken en bekijken
2
Snel en gemakkelijk foto's afdrukken .........................................134
Print
Beelden opslaan op een computer ..............................................32
Opslaan
3
Geluid uitzetten ............................................................................46
De camera gebruiken in het buitenland ...............................37, 144
Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven .....................159
Overige
6
In hoofdstuk 1 tot en met 3 worden het basisgebruik en de veelgebruikte functies van deze
camera beschreven. Vanaf hoofdstuk 4 worden de geavanceerde functies beschreven,
waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.
De inhoud van de verpakking controleren .... 2
Lees dit eerst ................................................ 3
Wat wilt u doen? ........................................... 4
Inhoudsopgave ............................................. 6
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt ............................................ 9
Veiligheidsmaatregelen............................... 10
1 Aan de slag .............................. 13
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)............................ 14
De batterijen en geheugenkaart
plaatsen ...................................................... 14
De datum en tijd instellen............................ 18
De taal van het scherm instellen................. 20
Geheugenkaarten formatteren .................... 21
De sluiterknop indrukken ............................ 22
Foto's maken (Smart Auto) ......................... 23
Beelden bekijken......................................... 26
Beelden wissen........................................... 27
Opnamen maken of bekijken in de
modus Easy ................................................ 28
Films opnemen ........................................... 29
Films bekijken ............................................. 31
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken ............................. 32
Accessoires................................................. 36
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires.......... 37
2 Meer informatie........................39
Overzicht van de onderdelen ...................... 40
Schermweergave ........................................ 42
Lampje ........................................................ 43
Menu FUNC. – Basishandelingen ...............44
MENU – Basishandelingen .........................45
De geluidsinstellingen wijzigen ...................46
De helderheid van het scherm wijzigen ...... 47
De standaardinstellingen van de camera
herstellen..................................................... 48
De functie spaarstand (Automatisch Uit).....49
Klokfuncties.................................................49
Low Level Format geheugenkaart...............50
3 Veelgebruikte functies
voor opnamen ......................... 53
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)............................................54
Datum en tijd aan de opname toevoegen ...56
De zelfontspanner gebruiken ......................57
Opnamen maken in diverse
omstandigheden..........................................58
Speciale opnamen maken...........................59
Een glimlach detecteren en opnemen.........62
De knipoogdetectie gebruiken..................... 63
De gezicht-zelfontspanner gebruiken..........64
Opnamen maken met het effect van
een visooglens (Fisheye-effect) .................. 65
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect).................66
4 Zelf instellingen selecteren .... 67
Opnamen maken in Programma
automatische belichting...............................68
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie) ............................68
De flitser inschakelen ..................................69
Het scherpstelbereik wijzigen (macro)..... 69
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
7
De resolutie wijzigen (Beeldgrootte)....... 70
De compressieverhouding wijzigen
(Image Quality)....................................... 70
De ISO-waarde wijzigen.........................72
De witbalans aanpassen ........................ 73
Continu-opnamen maken.......................74
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors).............................................75
Camerabeweging vermijden met de
zelfontspanner........................................76
De zelfontspanner aanpassen ............... 77
Opnamen maken via een tv ...................78
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling .....................78
5 Haal meer uit uw camera........ 79
De modus AF Frame wijzigen ................80
Opnamen maken met
AF-vergrendeling....................................81
Het autofocuskader vergroten ................82
Opnamen maken met Servo AF.............83
De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (Gezichtsselectie).............84
De meetmethode wijzigen ......................85
Opnamen maken in de modus
Handmatig scherpstellen........................86
Opnamen maken met de
AE-vergrendeling ...................................87
Opnamen maken met de
FE-vergrendeling....................................87
Opnamen maken met Slow sync............ 88
De sluitertijd instellen .............................89
De diafragmawaarde instellen................90
De diafragmawaarde en sluitertijd
instellen ..................................................91
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast) ................................. 92
Rode-ogencorrectie................................93
De flitsbelichtingscompensatie
aanpassen ............................................. 94
De flitsuitvoer aanpassen....................... 95
Controleren op gesloten ogen................ 95
De kleur wijzigen en opnamen maken ... 96
6 Diverse functies voor het
opnemen van films..................99
De filmmodus wijzigen ......................... 100
Films maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect) ......... 101
De beeldkwaliteit wijzigen .................... 102
AE-vergrendeling/belichting ................. 103
Overige opnamefuncties ...................... 104
Afspeelfuncties..................................... 105
Bewerken ............................................. 106
7 Diverse functies gebruiken voor
afspelen en bewerken...........109
Snel naar beelden zoeken ................... 110
Beelden bekijken met de
filterweergave....................................... 111
Diavoorstellingen bekijken ................... 113
De focus controleren ............................ 114
Beelden vergroten................................ 115
Beeldovergangen wijzigen ................... 115
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle)..................................... 116
Beelden bekijken op een tv .................. 117
Beelden beveiligen............................... 118
Alle beelden wissen ............................. 122
Beelden markeren als favoriet ............. 124
Beelden indelen in categorieën
(My Category) ...................................... 125
Beelden roteren ................................... 127
Het formaat van beelden wijzigen........ 128
Trimmen............................................... 129
Inhoudsopgave
8
Effecten toepassen met de functie
My Colors.......................................130
De helderheid corrigeren
(i-Contrast).....................................131
Het rode-ogeneffect corrigeren......132
8 Afdrukken ..................... 133
Beelden afdrukken.........................134
Beelden selecteren voor
afdrukken (DPOF)..........................135
Geselecteerde beelden
afdrukken .......................................138
9 De camera-instellingen
aanpassen..................... 139
De camera-instellingen wijzigen ....140
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen..........................................146
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen..........................................149
10 Nuttige informatie ....... 151
De datum/tijd-batterij vervangen ... 152
Aansluiten op het lichtnet.............. 153
Problemen oplossen ..................... 154
Lijst met berichten die op het
scherm verschijnen ....................... 157
Informatieweergave op
het scherm .................................... 159
Beschikbare functies per
opnamemodus .............................. 162
Menu's........................................... 164
Specificaties .................................. 168
Voorzorgsmaatregelen.................. 171
Index ............................................. 172
9
In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en de
controleknop van de camera voorstellen.
Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
De knoppen die een richting aangeven, de controleknop en de knop
FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen.
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn
: Tips voor het oplossen van problemen
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen
: Aanvullende informatie
(p. xx): Referentiepagina's (“xx” geeft het paginanummer aan)
In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
Knop Rechts
Knop FUNC./SET
Knop Omhoog
Knop Links
Knop Omlaag
Controleknop
10
Lees de volgende veiligheidsmaatregelen goed door voordat u het product gebruikt.
Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
De veiligheidsmaatregelen op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf
of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires
dieugebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig
letsel of levensgevaar.
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd
vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Datum/tijd-batterij: gevaarlijk indien deze wordt ingeslikt. Neem in dat geval onmiddellijk
contact op met uw huisarts.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner
om de apparatuur schoon te maken.
Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of
andere vloeistoffen.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterijen.
Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's, kunt u de
luidsprekers beschadigen. Ook kan uw gehoor beschadigd raken als u een koptelefoon
draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt.
Gebruik alleen de aanbevolen batterijen.
Plaats de batterijen niet in de buurt van of in open vuur.
De batterijen kunnen exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok
of brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval
dat batterijen lekken en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in
aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.
Veiligheidsmaatregelen
Veiligheidsmaatregelen
11
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan schokken
en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt wanneer
u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterijen kunnen ontploffen, wat kan leiden
tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.
De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer iemand
hier lang naar kijkt.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de apparatuur.
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan de beeldsensor beschadigen.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten
dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die vastzitten
aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of ander materiaal van
de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het apparaat voorkomen.
Verwijder de batterijen en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterijen in de camera worden gelaten, kunnen deze gaan lekken.
Breng voordat u de batterijen weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterijen.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
U mag batterijen van uiteenlopende typen niet tegelijk opladen, of oude batterijen
samen met nieuwe batterijen gebruiken.
Let er bij het plaatsen van de batterijen op dat u de + en - polen niet verwisselt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Veiligheidsmaatregelen
12
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm
als u de camera in uw tas stopt.
Bevestig geen accessoires aan de polsriem.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
13
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de
gemaakte foto's. In het laatste gedeelte van dit hoofdstuk wordt het
maken en bekijken van opnamen en films in de modus Easy en het
downloaden van beelden naar een computer beschreven.
De riem bevestigen/de camera vasthouden
Bevestig de meegeleverde riem aan de camera en draag deze om uw
pols tijdens het maken van opnamen, om te voorkomen dat u de camera
laat vallen.
Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig aan
weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet blokkeren wanneer
deze is uitgeklapt.
1
Riem
14
SD-geheugenkaarten (2 GB en minder)*
SDHC-geheugenkaarten
(meer dan 2 GB, tot en met 32 GB)*
SDXC-geheugenkaarten
(meer dan 32 GB)*
MultiMediaCards
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
* Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Afhankelijk van het merk werken sommige
kaarten mogelijk niet goed.
Plaats de meegeleverde batterijen en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen opnamen
maken als het schuifje is ingesteld op vergrendeld.
Duw het schuifje omhoog totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
Verschuif de vergrendeling van het klepje en houd
dit vast
()
en schuif dan het klepje open
()
zoals afgebeeld.
Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden
SDXC-geheugenkaarten mogelijk niet herkend als u een kaartlezer gebruikt.
Controleer van tevoren of uw besturingssysteem deze functie ondersteunt.
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)
De batterijen en geheugenkaart plaatsen
De batterijen en geheugenkaart plaatsen
15
Plaats de batterijen.
Plaats de batterijen met de polen
(+) en (-) in de juiste positie.
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
Sluit het klepje.
Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt ( ).
Label
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten hebben een schuifje voor
schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, verschijnt op het
scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen.
De batterijen en geheugenkaart plaatsen
16
De geheugenkaart verwijderen
Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
X De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt (bij benadering)
* Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens
de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden,
kleiner dan hierboven is aangegeven.
Afhankelijk van het merk alkalinebatterijen kan het aantal opnamen dat gemaakt kan
worden, aanzienlijk variëren.
De waarden voor NiMH-batterijen zijn gebaseerd op volledig opgeladen batterijen.
Compatibele batterijen
Alkalinebatterijen van AA-formaat en NiMH-batterijen van AA-formaat
van Canon (afzonderlijk verkrijgbaar) (pp. 36, 37).
Voedingsbron
Alkalinebatterijen
(meegeleverd)
NiMH-batterijen
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Aantal opnamen* 130 370
Afspeeltijd
7 uur 9 uur
Kan ik andere batterijen gebruiken?
Het wordt niet aanbevolen om andere batterijen te gebruiken dan de hierboven
vermelde batterijen, omdat de prestaties heel erg kunnen variëren.
Waarom NiMH-batterijen?
NiMH-batterijen gaan veel langer mee dan alkalinebatterijen, vooral bij lage
temperaturen.
De batterijen en geheugenkaart plaatsen
17
Batterij-oplaadlampje
Wanneer de batterij leeg raakt, verschijnen op het scherm een pictogram
en een bericht. Als de batterijen zijn opgeladen, verschijnen dit pictogram
en bericht niet.
Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering)
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de
camera-instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Weergave Betekenis
Bijna leeg. Houd nieuwe batterijen bij de hand.
“Vervang de batterijen” Leeg. Vervang de batterijen.
Geheugenkaart
4GB 16GB
Aantal opnamen
1231 5042
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de
opnamemodus is ingesteld (p. 23).
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
18
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera
voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan
uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd,
is het belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
X Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai
de controleknop  om een waarde
te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.
Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt de
camera uitgeschakeld.
De datum en tijd instellen
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.
Zomertijd instellen
Als u bij stap 2 selecteert en met de knoppen op of de controleknop Â
de instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld.
De datum en tijd instellen
19
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open de menulijst.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd] op het
tabblad 3.
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai
de controleknop  om [Datum/Tijd]
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
Voer stap 2 en 3 op p. 18 uit om
de instelling te wijzigen.
Als u op de knop n drukt,
wordt het menu gesloten.
Datum/tijd-batterij
Als het scherm Datum/Tijd zelfs verschijnt wanneer de datum en tijd correct
zijn ingesteld, moet u een nieuwe datum/tijd-batterij plaatsen (p. 152).
20
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
Houd de knop m ingedrukt terwijl
uopdeknop n drukt.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen opqr of draai de
controleknop
Â
om een taal te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
gesloten.
De taal van het scherm instellen
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m
en de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m
om de klok te sluiten en herhaalt u stap 2.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken,
het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item [Taal] te
selecteren.
21
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is geformatteerd in
een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart formatteren met deze camera.
Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle gegevens
op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet
u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren.
Open het menu.
Druk op de knop
n
.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
of draai
de controleknop
Â
om [Formateren] te
selecteren en druk vervolgens op
m
.
Kies [OK].
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Â
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen
op
of draai
de controleknop
Â
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
X
De geheugenkaart wordt geformatteerd.
Voltooi het formatteren.
X
Als het formatteren is voltooid, verschijnt
op het scherm de melding [Geheugenkaart
is geformatteerd].
Druk op de knop
m
.
Geheugenkaarten formatteren
De sluiterknop indrukken
22
Druk de sluiterknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de knop daarna
volledig in om de foto te maken.
Druk de knop half in
(Druk lichtjes
om de focus in te stellen).
Druk lichtjes totdat u tweemaal een piepgeluid
hoort en er AF-kaders verschijnen waarop
de camera scherpstelt.
Druk de knop volledig in
(Druk volledig
in om de foto te maken).
X
U hoort het geluid van de sluiter als de opname
wordt gemaakt.
Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid hoort,
aangezien op dat moment de foto wordt gemaakt.
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op
de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie op de kaart gewijzigd.
Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige inhoud wordt gewist. Wees
voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart. Tref
voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart, wanneer u een
geheugenkaart weggooit, om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt weergegeven
op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op de geheugenkaart.
De sluiterknop indrukken
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter korter
of langer duren.
Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen beeld
onscherp zijn.
Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te pauzeren,
is het beeld wellicht onscherp.
23
De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen,
zodat u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie
kunt laten selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken. De camera
kan ook gezichten detecteren en hierop automatisch scherpstellen, waarna
de kleur en helderheid optimaal worden ingesteld.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
X Het opstartscherm verschijnt.
Selecteer de modus A.
Stel het programmakeuzewiel in op A.
Als u de camera op het onderwerp richt,
maakt de camera geluid omdat deze
de compositie bepaalt.
X Het pictogram voor de ingestelde
compositie wordt weergegeven rechts
boven in het scherm.
X De camera stelt scherp op gedetecteerde
gezichten en geeft kaders weer rond deze
gezichten.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar i (telelens)
duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat
dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar
j (groothoek) duwt, zoomt u uit op
het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
(De zoombalk, die de zoompositie
aangeeft, verschijnt op het scherm.)
Foto's maken (Smart Auto)
Scherpstelbereik (bij benadering)
Zoombalk
Foto's maken (Smart Auto)
24
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
X Wanneer de camera scherpstelt, hoort
u tweemaal een piepgeluid en verschijnen
er AF-kaders waarop de camera
scherpstelt.
Als de camera op meerdere punten
scherpstelt, verschijnen er meerdere
AF-kaders.
Als [Flitser Opklappen] wordt
weergegeven op het scherm, moet
u de flitser handmatig opklappen om
een opname te maken.
Als u de flitser handmatig laat zakken tot
deze sluit, wordt de flitser niet gebruikt.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is
en als de flitser is uitgeklapt, wordt de
flitser automatisch geactiveerd.
X De foto verschijnt gedurende enkele
seconden op het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de sluiterknop drukken om
een volgende foto te maken.
AF-kader
Wat als er rechts boven in het scherm een pictogram
verschijnt?
Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven
in het scherm. Zie “Compositiepictogrammen” (p. 160) voor meer informatie over
de pictogrammen die worden weergegeven.
Foto's maken (Smart Auto)
25
Wat als...
Wat als de kleur en helderheid van de beelden niet zijn zoals verwacht?
Onder bepaalde omstandigheden past het weergegeven scènepictogram (p. 160) niet bij
de werkelijke compositie. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus
G
(p. 68).
Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een
onderwerp richt?
Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht van het
hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs kader.
De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik (p. 80).
Als het hoofdonderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen
het witte kader zichtbaar.
Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de sluiterknop half indrukt?
Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd.
De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast (Servo AF).
Wat als het lampje oranje knippert en knippert op het scherm?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en daardoor het
beeld onscherp maken.
Wat als de camera geen enkel geluid maakt?
Als u op
l
drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle camerageluiden
uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het geluid in te schakelen, drukt
u op
n
, om [mute] te selecteren op het tabblad
3
en drukt u op
qr
om [Uit] te
selecteren.
Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand is ongeveer
50 cm 3,0 m met een maximale groothoekinstelling (
j
), en ongeveer 1,0 2,0 m met
een maximale telelens (
i
).
Wat als de camera één keer piept wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt?
Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Duw de zoomknop naar
j
en houd de knop vast tot
de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale groothoekinstelling en
u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 1 cm of meer van het uiteinde van
de lens bevinden. Duw de zoomknop naar
i
en houd de knop vast tot de lens niet meer
beweegt. De camera staat nu in de maximale telelensinstelling en u kunt scherpstellen op
onderwerpen die zich ongeveer 1 m of meer van het uiteinde van de lens bevinden.
Wat als het lampje gaat branden wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het lampje
gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
Wat als het scherm wordt uitgeschakeld wanneer u probeert een foto te maken?
Wanneer de flitser opnieuw wordt opgeladen, schakelt het scherm uit. Het scherm wordt
weer ingeschakeld wanneer de flitser volledig is opgeladen.
26
U kunt de foto's die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Als u op q drukt of de controleknop Â
linksom draait, doorloopt u de beelden in
omgekeerde volgorde van opname, van
het nieuwste beeld naar het oudste.
Als u op r drukt of de controleknop Â
rechtsom draait, doorloopt u de beelden
in volgorde van opname, van het oudste
beeld naar het nieuwste.
De beelden volgen elkaar sneller op als
u de knoppen qr ingedrukt houdt, maar
ze worden grover weergegeven.
Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken.
Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl
de lens wordt ingetrokken, wordt de
camera uitgeschakeld.
Beelden bekijken
Overschakelen naar de opnamemodus
Als u de sluiterknop half indrukt of het modusschakelaar draait in de
afspeelmodus, gaat de camera terug naar de opnamemodus.
27
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat
u wilt wissen.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop
Â
om het te wissen
beeld weer te geven.
Wis het beeld.
Druk op a.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om [Wissen] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop
m
.
X Het getoonde beeld wordt gewist.
Als u het beeld niet wilt wissen, drukt
u op de knoppen qr of draait u de
controleknop  om [Stop] te selecteren.
Daarna drukt u op de knop m.
Beelden wissen
28
In de modus Easy worden bedieningsinstructies weergegeven op het scherm
en de camera is zo ingesteld dat alleen de knoppen die op deze pagina
worden uitgelegd, plus de zoomknop werkzaam zijn. Hiermee wordt verkeerd
gebruik van de camera voorkomen, zodat zelfs beginners zorgeloos foto's
kunnen maken.
Opnamen maken
Stel het programmakeuzewiel in op 9.
Voer stap 3 – 5 op pp. 2324 uit om
opnamen te maken (zonder geluid).
Bekijken
Druk op de knop 1 en druk vervolgens op
de knoppen qr of draai de controleknop
Â
om te schakelen tussen beelden.
Druk op de knop 1 en druk vervolgens
op de knop m, zodat alle foto's die u hebt
gemaakt gedurende 3 seconden worden
weergegeven. Druk nogmaals op de knop
m om de diavoorstelling te beëindigen.
Als u beelden wilt wissen, volgt u de
stappen op p. 27.
Opnamen maken of bekijken in de modus Easy
29
De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen nog
op de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen. Het geluid wordt in stereo
opgenomen.
Selecteer de modus E.
Stel het programmakeuzewiel in op E.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar i duwt, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar j duwt,
zoomt u uit op het onderwerp zodat dit
kleiner lijkt.
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
X Als de camera scherpstelt, hoort
u tweemaal een pieptoon.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
Films opnemen
Resterende tijd
Films opnemen
30
X De camera begint met de filmopname
en op het scherm verschijnen [zREC]
en de verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de sluiterknop.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, de helderheid
en de kleurtoon automatisch aangepast.
Raak de microfoon niet aan tijdens
de opname.
Gebruik tijdens de opname geen andere
knoppen dan de sluiterknop. Het geluid
van de knoppen wordt in de film
opgenomen.
Stop de opname.
Druk de sluiterknop opnieuw volledig in.
X De camera geeft één pieptoon en stopt
met opnemen.
X De film wordt naar de geheugenkaart
weggeschreven.
X De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Geschatte opnametijden
De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
De maximale cliplengte is ongeveer 10 minuten.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
Verstreken tijd
Microfoon
Het onderwerp vergroten tijdens de opname
Als u tijdens de opname op de zoomknop drukt, zoomt u in of uit op het
onderwerp. De bedieningsgeluiden worden echter opgenomen.
Geheugenkaart
4GB 16GB
Opnametijd
20 min. 43 sec. 1 hr. 24 min. 54 sec.
31
U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop
1
.
X
De laatst gemaakte opname verschijnt.
X
wordt weergegeven op films.
Selecteer een film.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Â
om een film te selecteren.
Druk daarna op de knop
m
.
X
Het filmbedieningspaneel wordt weergegeven.
Speel de film af.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Â
om (afspelen) te
selecteren. Druk vervolgens op
m
.
X
De film wordt afgespeeld.
Als u op de knop
m
drukt, kunt u het afspelen
pauzeren of hervatten.
Druk op de knoppen
op
om het volume aan
te passen.
X
Na het einde van de film verschijnt .
Films bekijken
Wat als u geen films kunt afspelen op een computer?
Installeer de meegeleverde software (p. 33).
Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave kan
schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de computercapaciteit.
Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de geheugenkaart te
kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera afspelen. Voor geavanceerd
afspelen kunt u de camera aansluiten op een televisie.
32
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een
computer te downloaden en te bekijken. Als u al software gebruikt die bij een
andere compacte digitale camera van Canon is geleverd, installeert u de software
van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt overschreven.
Systeemvereisten
Windows
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de computer.
Macintosh
OS
Windows 7
Windows Vista Service Pack 1, Service Pack 2
Windows XP Service Pack 3
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op
computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's), Core2 Duo 1,66 GHz of hoger (films)
RAM
Windows 7 64 bits: 2 GB of meer
Windows 7 32 bits, Windows Vista 64 bits, 32 bits: 1 GB of meer
Windows XP: 512 MB of meer (foto's), 1 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op de
vaste schijf
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer
CameraWindow: 150 MB of meer*
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
OS
Mac OS X (v10.4 – v10.6)
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd
op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
PowerPC G4/G5 of Intel Processor (foto's), Core Duo 1,66 GHz of
hoger (films)
RAM Mac OS X v10.4 – v10.5: 512 MB of meer (foto's), 1 GB of meer (films)
Mac OS X v10.6: 1 GB of meer
Interface
USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
ImageBrowser: 250 MB of meer
CameraWindow: 150 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
33
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5) gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd in het cd-romstation van
de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL
CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het
cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies -op het
scherm om verder te gaan met de installatie.
Als het scherm [User Account Control/Beheer
gebruikersaccount] wordt weergegeven, volgt
u de instructies op het scherm om verder
te gaan.
Als de installatie is voltooid, klikt u op [Restart/
Opnieuw starten] of [Finish/Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
Verwijder de cd-rom wanneer uw
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd in het cd-romstation van
de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL
CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het
cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
Dubbelklik op op de cd.
Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder
te gaan met de installatie.
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
34
Sluit de camera aan op de
computer.
Schakel de camera uit.
Open het klepje en steek de kleinste stekker
van de bijgeleverde interfacekabel (p. 2)
stevig in de aansluiting van de camera in
de aangegeven richting.
Steek de groter stekker van de
interfacekabel in de aansluiting op de
computer. Raadpleeg de handleiding van
de computer voor meer informatie over
de aansluiting.
Schakel de camera in.
Druk op
1
om de camera aan te zetten.
Open CameraWindow.
Windows
Klik op [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden].
X
CameraWindow verschijnt.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het menu [Start] en selecteert u [All
Programs/Alle programma's], gevolgd
door [Canon Utilities], [CameraWindow]
en [CameraWindow].
Macintosh
X
Wanneer er een verbinding tot stand is
gebracht tussen de camera en de computer,
wordt CameraWindow weergegeven.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het pictogram CameraWindow in
de taakbalk onder aan het bureaublad.
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
35
Beelden downloaden en bekijken
Klik op [Import Images from Camera/Beelden
importeren van camera] en vervolgens op [Import
Untransferred Images/Niet-overgedragen beelden
importeren].
X
Alle beelden die nog niet zijn overgedragen,
worden nu naar de computer overgedragen.
Overgedragen beelden worden gesorteerd op
datum en opgeslagen in afzonderlijke submappen
in de map Afbeeldingen.
Wanneer [Image import complete./Importeren van
beelden voltooid.] verschijnt, klikt u op [OK]. Klik
daarna op [X] om CameraWindow te sluiten.
Schakel vervolgens de camera uit en verwijder
de kabel.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer
informatie over het bekijken van beelden op
een computer.
Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow weer te geven.
Klik op op de taakbalk.
In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling om het programma te
wijzigen.
Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden] en klik
op [OK].
Dubbelklik op .
U kunt uw camerabeelden downloaden zonder de functie voor beeldoverdracht
te gebruiken van de meegeleverde software door uw camera eenvoudigweg aan
te sluiten op de computer. Hierbij gelden echter de volgende beperkingen:
Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele minuten
duren voordat u beelden kunt downloaden.
Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk in horizontale
richting gedownload.
Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het downloaden
naar een computer.
Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of beeldgegevens,
afhankelijk van de versie van het gebruikte besturingssysteem, de bestandsgrootte
of de gebruikte software.
Sommige functies in de bijgeleverde software zijn mogelijk niet beschikbaar zoals
het bewerken van films en het overdragen van beelden naar de camera.
36
Accessoires
Interfacekabel
IFC-400PCU*
Stereo AV-kabel
AVC-DC400ST*
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Polsriem WS-800
Meegeleverd bij de camera
USB-kaartlezer
Windows/Macintosh
TV
Geheugenkaart
Canon PictBridge-compatibele printers
*Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
AA-alkalinebatterijen
(x2)
37
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige
accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar
in sommige regio's.
Voedingen
Voedingsadapterset ACK800
Met deze set kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een
computer of printer. U kunt op deze manier
niet de batterijen in de camera opladen.
Set van batterij en oplader CBK4-300
Deze speciale batterijladerset bevat
batterijlader CB-5AH en vier oplaadbare
NB-3AH NiMH-batterijen (nikkel-
metaalhydride) van AA-formaat. Deze set
wordt aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
U kunt ook NiMH-batterij NB4-300 apart aanschaffen: dit is een set van
vier oplaadbare NiMH-batterijen van AA-formaat.
De set van batterij en oplader CBK4-200 kan ook worden gebruikt.
Accessoires gebruiken in het buitenland
De set van batterij en oplader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt
in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat
dit kan leiden tot beschadigingen.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
38
Flitser
Krachtige flitser HF-DC1
Met deze losse flitser kunt u foto-
onderwerpen vastleggen die te ver
weg zijn om door de ingebouwde flitser
te worden belicht.
Printers
Canon PictBridge-compatibele printers
Als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer, kunt
u uw beelden afdrukken zonder een
computer te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel
bij u in de buurt waar Canon-producten
worden verkocht.
SELPHY-serie
Inkjetprinters
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk
voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die
worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk
(bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking
van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties
wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
39
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie
op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
2
40
Programmakeuzewiel
Met het programmakeuzewiel wijzigt u de opnamemodus.
Overzicht van de onderdelen
Microfoon (p. 30)
Lampje (pp. 57, 64, 77, 146)
Lens
Zoomknop
Opnamen maken:
i
(telelens) /
j
(groothoek) (pp. 23, 29, 54)
Afspelen:
k
(vergroten) /
g
(index)
(pp. 110, 115)
Sluiterknop (p. 22)
ON/OFF-knop (p. 18)
Programmakeuzewiel
Flitser (pp. 24, 69, 88)
Luidspreker
Houder voor de datum/tijd-batterij (p. 152)
Aansluiting statief
Geheugenkaartsleuf/batterijklepje (p. 14)
Klepvergrendeling (p. 14)
Riembevestigingspunt (p. 13)
Als u het programmakeuzewiel draait in de afspeelmodus, schakelt
de camera over naar de opnamemodus.
Filmmodus
Voor het maken van
films (pp. 29, 99).
SCN (modus voor speciale
opnamen)
U kunt opnamen maken met
de beste instellingen voor de
compositie (p. 58) of diverse
effecten toevoegen aan uw
opnamen (p. 59).
P-, Tv-, Av-, M-modus
U kunt instellingen kiezen
voor diverse soorten foto's
(pp. 68, 89, 90, 91).
Auto-modus
U kunt de camera instellingen
laten selecteren voor volledig
automatische opnamen (p. 23).
Modus Easy
U kunt foto's maken door
gewoon de sluiterknop
in te drukken (p. 28).
Overzicht van de onderdelen
41
Controleknop
Door aan de controleknop te draaien, kunt
u verschillende bewerkingen uitvoeren zoals
het selecteren van items of het schakelen
tussen beelden. Op een paar bewerkingen
na zijn dezelfde bewerkingen mogelijk met
de knoppen opqr.
Scherm (LCD-monitor) (pp. 42, 159, 161)
0 Knop (gezichtsselectie) (p. 84)
1 (Afspeelknop) (pp. 26, 109)
DC IN-aansluiting (stroomtoevoer)
(p. 153)
A/V OUT- (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting (pp. 34, 117, 134)
b Knop (belichtingscompensatie) (p. 68) /
a Knop (1 beeld wissen) (p. 27)
- (p. 72) / d (Springen) (p. 111) /
o-knop
e (Macro) (p. 69) / f (handmatig
scherpstellen) (p. 86) / q Knop
Controleknop
m Knop FUNC./SET (p. 44)
h (Flitser) (pp. 69, 88) / r Knop
Q (Zelfontspanner) (pp. 57, 76, 77) /
p-knop
Lampje (p. 43)
l (Weergaveknop) (p. 42)
n-knop (p. 45)
42
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de schermweergave wijzigen met de knop l. Zie p. 159 voor
details over de informatie die op het scherm verschijnt.
Opnamen maken
Afspelen
Schermweergave in donkere opnameomstandigheden
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm
automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren (de
nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en
de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter
verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het
onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen
invloed op het opgenomen beeld.
Schermweergave
Informatieweergave Geen informatieweergave
U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname op
de knop l te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte
informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die
als eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken en
vervolgens [terugkijken] te kiezen op het tabblad 4 (p. 148).
Focuscontroleweer-
gave (p. 114)
Uitgebreide
informatieweergave
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
Lampje
43
Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen
In de “Uitgebreide informatieweergave” (p. 42) knipperen de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram tijdens afspelen
De grafiek die verschijnt in de “Uitgebreide
informatieweergave” (p. 161) wordt het
histogram genoemd. Het histogram toont
de distributie van de helderheid van een
beeld in horizontale richting en de sterkte
van de helderheid in verticale richting. Als
de grafiek meer naar rechts staat, is de
opname helder. Staat de grafiek meer naar
links, dan is de opname donker. Op deze
manier kunt u de belichting beoordelen.
Het lampje op de achterkant van de camera (p. 41) brandt of knippert
afhankelijk van de status van de camera.
Helder
Donker
Hoog
Laag
Kleur Status Bedieningsstatus
Groen
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid/Display uit (p. 144)
Knippert Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens
Oranje
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan)
Knippert Waarschuwing: camera beweegt (p. 25)
Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of
opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden. U mag
dan niet de stroom uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf/
batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze acties
kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de camera
of de geheugenkaart.
Lampje
44
Met het menu ø kunt u veelgebruikte functies instellen.
De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus
(pp. 162165).
Kies een opnamemodus.
Stel het programmakeuzewiel in
op de gewenste opnamemodus.
Open het menu ø.
Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op om een
menu-item te selecteren.
X Onder aan het scherm verschijnen de
beschikbare opties voor het menu-item.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop  om een optie
te selecteren.
U kunt ook instellingen selecteren door
op de knop l te drukken bij opties
waarbij wordt weergegeven.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
X Het opnamescherm keert terug
en u ziet de geselecteerde instelling
op het LCD-scherm.
Menu FUNC. – Basishandelingen
Menu-items
Beschikbare opties
45
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
op tabbladen, zoals een tabblad voor opnamen maken (4) en voor afspelen
(1). De opties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de afspeelmodus
(pp. 164167).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
Druk op de knoppen qr of duw de
zoomknop naar links of naar rechts
om een tabblad te selecteren.
Kies een item.
Druk op de knoppen op of draai
de controleknop  om een item
te selecteren.
Bij sommige items moet u op de knop m
of de knop r drukken om een submenu
te openen waarin u de instelling kunt
wijzigen.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop n om terug
te keren naar het normale scherm.
MENU – Basishandelingen
46
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
Druk op de knop
n
.
Selecteer [mute].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
of draai
de controleknop
Â
om [mute] te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen
qr
om [Aan] te selecteren.
Druk op de knop
n
om terug
te keren naar het normale scherm.
Het volume aanpassen
Open het menu.
Druk op de knop
n
.
Selecteer [Volume].
Druk op de knoppen
qr
om het
tabblad
3
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
of draai
de controleknop
Â
om [Volume] te
selecteren en druk vervolgens op
m
.
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen
op
of draai de
controleknop
Â
om een item te selecteren
en druk vervolgens op de knoppen
qr
om het volume aan te passen.
Druk tweemaal op de knop
n
om terug
te keren naar het normale scherm.
De geluidsinstellingen wijzigen
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop
l
ingedrukt
te houden terwijl u de camera inschakelt.
47
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen.
Via het menu
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop
Â
om [LCD Helderheid]
te selecteren.
Pas de helderheid aan.
Druk op de knoppen qr om de
helderheid aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
De helderheid van het scherm wijzigen
48
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Reset alle].
Druk op de knoppen qr om het
tabblad 3 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai
de controleknop  om [Reset alle] te
selecteren en druk vervolgens op m.
Herstel de instellingen.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op m.
X De standaardinstellingen van
de camera worden hersteld.
De standaardinstellingen van de camera herstellen
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
[Datum/Tijd] (p. 19) op het tabblad 3, [Taal] (p. 20), [Video Systeem] (p. 117),
[Tijdzone] (p. 144) en het geregistreerde beeld voor [opstart scherm] (p. 141).
De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 73).
De kleuren die werden geselecteerd bij Kleuraccent (p. 96) of Kleur
wisselen (p. 97).
De modus voor speciale opnamen geselecteerd in K (p. 59).
De filmmodus (p. 100)
49
Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch
uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van
is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnamen maken
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog
niet is ingetrokken en u de sluiterknop half indrukt (p. 22), wordt het scherm
weer ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken.
Spaarstand tijdens afspelen
De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang
niet is gebruikt.
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop m ingedrukt.
X De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop
Â
om de weergavekleur
te wijzigen.
Druk nogmaals op m om de
klokweergave te annuleren.
U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 143).
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 144).
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
Klokfuncties
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt
u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
50
Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt,
als de camera niet goed werkt of als u vindt dat de opname-/leessnelheid van
een geheugenkaart is verminderd. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt
herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren.
Open het menu.
Druk op de knop
n
.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
of draai
de controleknop
Â
om [Formateren]
te selecteren en druk vervolgens op
m
.
Selecteer [Low Level Format].
Druk op de knoppen
op
of draai de
controleknop
Â
om [Low Level Format]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen
qr
om weer te geven.
Druk op de knoppen
opqr
of draai
de controleknop
Â
om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op
m
.
Start de Low Level Format.
Druk op de knoppen
op
of draai de
controleknop
Â
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
X
De Low Level Format wordt uitgevoerd.
X
Als de Low Level Format is voltooid, verschijnt
op het scherm de melding [Geheugenkaart
is geformatteerd].
Voltooi de Low Level Format.
Druk op de knop
m
.
Low Level Format geheugenkaart
Low Level Format geheugenkaart
51
Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 21),
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de
gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken.
52
53
Veelgebruikte functies
voor opnamen
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale
omstandigheden en het gebruik van basisfuncties, zoals de
zelfontspanner.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
modus A voor “Nader inzoomen op het onderwerp (Digital Zoom)”
(p. 54) voor “De zelfontspanner gebruiken” (p. 57). Wanneer u opnamen
maakt in een andere modus dan A, controleert u welke functies
beschikbaar zijn in die modus (pp. 162163).
In “Opnamen maken in diverse omstandigheden” (p. 58) tot “Opnamen
maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniature Effect)” (p. 66) wordt
verondersteld dat de bijbehorende modus is geselecteerd.
3
54
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot een equivalent van
ongeveer 48x en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te
vergroten met de optische zoom. De beelden kunnen echter grof lijken,
afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 70) en de gebruikte
zoomfactor.
Duw de zoomknop naar i.
Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
X Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het
beeld niet verslechtert, en de zoomfactor
wordt weergegeven op het scherm als
u de zoomknop loslaat.
Duw de zoomknop weer naar i.
X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
Zoomfactor
Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven?
Opnamen die zijn gemaakt met een blauwe zoomfactor, zijn grof.
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom]
te selecteren op het tabblad 4. Daarna kiest u [Uit].
Als u de optische zoom en digitale zoom tegelijk gebruikt, is de
brandpuntafstand 28 (G) – 1.344 (T) mm en 28 (G) – 336 (T) mm
als u de optische zoom alleen gebruikt (alle brandpuntafstanden zijn
equivalent aan 35mm).
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
55
Digitale Tele-converter
De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent
van ongeveer 1,5x of 2,0x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op
onscherpe opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie
(inclusief digitale zoom) met dezelfde zoomfactor. De beelden kunnen echter
grof lijken, afhankelijk van de combinatie van de resolutie (p. 70) en de
instellingen van de Digitale Tele-converter.
Selecteer [Digitale Zoom].
Druk op de knop n.
Druk op de knoppen qr om het
tabblad 4 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai
de controleknop  om [Digitale Zoom]
te selecteren.
Accepteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om een
vergroting te selecteren.
Druk op de knop
n
om terug
te keren naar het opnamescherm.
X Het beeld wordt vergroot en de
zoomfactor verschijnt op het scherm.
Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar
de standaard digitale zoomfunctie.
Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven?
Bij een ingestelde resolutie van of verslechtert het beeld (de zoomfactor
wordt blauw weergegeven).
De respectieve brandpuntafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x]
zijn 42,0 (G) – 504,0 (T) mm en 56,0 (G) – 672,0 (T) mm (equivalent
aan 35 mm).
U kunt de Digitale Tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
56
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek van het beeld.
U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer dus vooraf of de datum en tijd
correct zijn ingesteld (p. 18).
Selecteer [Datum stempel].
Druk op de knop
n
.
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
4
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
of draai de controleknop
Â
om [Datum stempel] te selecteren.
Accepteer de instelling.
Druk op de knoppen
qr
om [Datum] of
[Datum & Tijd] te selecteren.
Druk op de knop
n
om terug te keren
naar het opnamescherm.
X
Na de instelling verschijnt [DATUM] op
het scherm.
Maak de opname.
X
De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] bij stap 2.
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en afdrukken op beelden
zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter doet bij beelden met een toegevoegde
datum en tijd, kunnen de datum en tijd tweemaal worden afgedrukt.
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 135) om af te drukken.
Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
Gebruik de printerfuncties om af te drukken.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde informatie.
57
De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar
de fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden
nadat de sluiterknop is ingedrukt.
Druk op de knop
p
.
Selecteer
Ò
.
Druk op de knoppen
op
of draai
de controleknop
Â
om
Ò
te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
Daarna wordt
Ò
weergegeven op het scherm.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in om scherp te
stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in.
X
Als de zelfontspanner start, knippert het lampje
en hoort u het geluid van de zelfontspanner.
X
Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnellen het geknipper en
het geluid (het lampje blijft branden terwijl
er wordt geflitst).
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen
al is begonnen, drukt u op de knop
p
.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u bij stap 2.
De zelfontspanner gebruiken
U kunt de wachttijd en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 77).
58
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Kies een opnamemodus.
Draai het programmakeuzewiel om de
gewenste opnamemodus te selecteren.
Maak de opname.
I
Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
J
Landschapsopnamen maken
(Landschap)
Hiermee kunt u majestueuze opnamen van
landschappen maken, met een echt gevoel
van diepte.
C
Foto's maken van kinderen
of dieren (Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u foto's maken van bewegende
onderwerpen, zoals kinderen en dieren, zodat
u geen enkel leuk moment hoeft te missen.
Bij een maximale groothoekinstelling kunt
u scherpstellen op onderwerpen die zich
ongeveer 1 m of meer van het uiteinde van
de lens bevinden en bij maximale
telelensinstelling kunt u scherpstellen op
onderwerpen die zich ongeveer 3 m of meer
van het uiteinde van de lens bevinden.
Opnamen maken in diverse omstandigheden
In de modus
C
kunnen de beelden grof lijken omdat de ISO-waarde (p. 72)
wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te passen.
59
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Selecteer de modus
K
.
Stel het programmakeuzewiel in op
K
.
Selecteer de opnamemodus.
Druk op de knop
m
en vervolgens op
de knoppen
op
om te selecteren.
Druk op de knoppen
qr
of draai
de controleknop
Â
om de gewenste
opnamumodus te selecteren en druk
vervolgens op
m
.
Maak de opname.
Opnamen maken bij weinig licht
(Weinig licht)
Hiermee kunt u opnamen maken in een
donkere omgeving, met verminderde
camerabeweging en onscherpe weergave.
Er wordt een resolutie-instelling van
weergegeven, en het beeld wordt vastgelegd
met 1600 x 1200 pixels.
w
Strandfoto's maken (Strand)
Hiermee maakt u foto's van helder belichte
mensen op zandstranden waarop het zonlicht
sterk wordt gereflecteerd.
Speciale opnamen maken
Speciale opnamen maken
60
O Foto's maken van flora (Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
P Mensen in de sneeuw fotograferen
(Sneeuw)
Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto's van vuurwerk
in levendige kleuren.
In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet
kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast
de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 149).
Speciale opnamen maken
61
Effecten toevoegen aan de opname
Opnamen maken met levendige
kleuren (Extra levendig)
Hiermee maakt u foto's met levendige,
intense kleuren.
Foto's maken met poster-effect
(Poster-effect)
Hiermee kunt u foto's maken die lijken
op oude posters of illustraties.
Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen in
de modi en , kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken.
62
De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd,
ook zonder dat u op de sluiterknop drukt.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 59 uit om
te selecteren en druk daarna op de
knop l.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop
Â
om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop l.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Lachdetectie aan].
Richt de camera op een persoon.
Elke keer als de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden en
wordt een foto gemaakt.
Druk op de knop p om de lachdetectie
te pauzeren. Druk nogmaals op de
knop p om de lachdetectie te hervatten.
Een glimlach detecteren en opnemen
Wat als een glimlach niet wordt herkend?
Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is
gericht en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn.
Het aantal opnamen wijzigen
Nadat u hebt geselecteerd in stap 1, drukt u op op.
Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera
opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
U kunt ook foto's maken door gewoon de sluiterknop in te drukken.
63
Richt de camera op een persoon en druk de sluiterknop volledig in. De camera maakt
de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog wordt gedetecteerd.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 59 uit om te selecteren
en druk daarna op de knop
l
.
Druk op de knoppen
qr
of draai
de controleknop
Â
om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
l
.
Kies de compositie en druk de
sluiterknop half in.
Controleer of er een groen kader verschijnt
rondom het gezicht van de persoon die zal
knipogen.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X
De camera staat nu stand-by voor de opname
en op het scherm verschijnt [Glimlach voor foto].
X
Het lampje gaat knipperen en u hoort het geluid
van de zelfontspanner.
Kijk naar de camera en knipoog.
X
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer
2 seconden nadat een knipoog is gedetecteerd
van de persoon waarvan het gezicht
omkaderd is.
Druk op
p
om het aftellen te annuleren.
De knipoogdetectie gebruiken
Wat als een knipoog niet wordt herkend?
Knipoog langzaam.
Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren of een hoed,
of als diegene een bril draagt.
Het aantal opnamen wijzigen
Nadat u hebt geselecteerd in stap 1, drukt u op
op
.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
64
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw gezicht wordt
gedetecteerd (p. 80). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto te maken waar de
fotograaf zelf ook op staat.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 59 uit om te selecteren
en druk op
l
.
Druk op de knoppen
qr
of draai de controleknop
Â
om te selecteren. Druk vervolgens
op de knop
l
.
Kies de compositie en druk de
sluiterknop half in.
Controleer of het gezicht waarop is scherpgesteld
groen omkaderd is en of de andere gezichten wit
omkaderd zijn.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X
De camera staat nu stand-by voor de opname
en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar
camera om aftellen te starten].
X
Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Ga bij de anderen staan en kijk naar
de camera.
X
Als de camera een nieuw gezicht detecteert,
worden het geknipper en het geluid versneld (het
lampje blijft branden wanneer er wordt geflitst), en
twee seconden later wordt de sluiter ontgrendeld.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen
al is begonnen, drukt u op de knop
p
.
Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook herkend als een knipoog.
Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden
ontgrendeld.
Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de sluiterknop volledig
wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat een persoon in de compositie komt
en knipoogt.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Opnamen maken met het effect van een visooglens (Fisheye-effect)
65
U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 59 uit om
te selecteren.
Kies een effectniveau.
Druk op de knop l.
X [Effectniveau] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop
Â
om een effectniveau
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop l.
X U kunt het effect op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Het aantal opnamen wijzigen
Nadat u hebt geselecteerd in stap 1, drukt u op op.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent
gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
Opnamen maken met het effect van
een visooglens (Fisheye-effect)
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht
niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
66
De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect
van een miniatuurmodel krijgt.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 59 uit om
te selecteren.
X Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop l.
Beweeg de zoomknop om de grootte
van het kader te wijzigen en druk op
de knoppen op om de kaderpositie
te wijzigen.
Druk op l om terug te keren naar
het opnamescherm.
Maak de opname.
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
Als u op m drukt in stap 2, wordt de the horizontale/verticale oriëntatie
van het kader gewijzigd. U kunt op qr drukken om de kaderpositie te
wijzigen wanneer het kader verticaal wordt weergegeven.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht
niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Modi voor andere composities
Naast de hierboven beschreven modi zijn ook de volgende modi voor speciale
opnamen beschikbaar.
T Kleuraccent (p. 96)
Y Kleur wisselen (p. 97)
67
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G uw
fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op G.
G staat voor 'programma automatische belichting'.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pp. 162165).
4
68
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan
uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
De brandpuntafstand is ongeveer 5 cm – oneindig bij een maximale
groothoek(j) en ongeveer 1 m – oneindig met een maximale telelens (i).
Selecteer de modus G.
Stel het programmakeuzewiel in op G.
Pas de instellingen naar wens
aan (pp. 6877).
Maak de opname.
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van -2 tot +2.
Selecteer de
belichtingscompensatiemodus.
Druk op de knop b.
Pas de helderheid aan.
Kijk naar het scherm, en draai de
controleknop  om de helderheid aan te
passen en druk vervolgens op de knop b.
X De belichtingscompensatie verschijnt op
het scherm.
Opnamen maken in Programma automatische
belichting
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden
weergegeven?
Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden
verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven.
Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
De flitser inschakelen (p. 69)
Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 72)
De helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie)
69
U kunt de flits gebruiken bij elke opname die u maakt. De werkzame flitsafstand is
ongeveer 50 cm – 3,0 m met een maximale groothoekinstelling (
j
), en ongeveer
1,0 – 2,0 m met een maximale telelens (
i
).
Klap de flitser uit.
Selecteer
h
.
Druk eerst op de knop
r
en druk daarna
op de knoppen
qr
of draai de controleknop
Â
om
h
te selecteren. Druk vervolgens
op de knop
m
.
X
Daarna ziet u
h
op het scherm.
Wanneer het moeilijk is om scherp te stellen omdat uw opname onderwerpen
dichtbij bevat, kunt u het scherpstelbereik wijzigen voor een betrouwbare focus.
Selecteer
e
.
Druk eerst op de knop
q
en druk daarna
op de knoppen
qr
of draai de controleknop
Â
om
e
te selecteren. Druk vervolgens
op de knop
m
.
X
Daarna ziet u
e
op het scherm.
* Bij een maximale groothoekinstelling (
j
) van de lens.
De flitser inschakelen
Wat als het instellingenscherm niet verschijnt, ook niet als
udrukt op
r
?
De flitser is ingeklapt. Klap de flitser handmatig uit.
Het scherpstelbereik wijzigen (macro)
Scherpstelbereik Beschrijving
e
Ongeveer 1 – 50 cm * Alleen onderwerpen dichtbij zijn scherp.
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.
Hoe kan ik betere close-ups maken?
Probeer de camera op een statief te zetten en opnamen te maken met
Î
, zodat
de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 76).
De resolutie wijzigen (Beeldgrootte)
70
U kunt kiezen uit vijf instellingen voor de resolutie (beeldgrootte).
Selecteer de resolutie-instelling.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een optie
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop
m
.
X De instelling verschijnt op het scherm.
U kunt een van de volgende niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal).
Selecteer de
compressieverhouding setting.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
e wordt grijs in het gebied in de gele balk onder de zoombalk,
en er wordt niet scherpgesteld.
De resolutie wijzigen (Beeldgrootte)
Als u selecteert, kunt u de Digitale Zoom (p. 54) of de Digitale
Tele-converter (p. 55) niet gebruiken.
De compressieverhouding wijzigen
(Image Quality)
De compressieverhouding wijzigen (Image Quality)
71
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een optie
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop
m
.
X De instelling verschijnt op het scherm.
Waarden voor resolutie en compressieverhouding
(bij benadering)
De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
Geschatte waarden voor het papierformaat
Geschikt om foto's te verzenden
als e-mailbijlagen.
Voor afdrukken op breed papier.
Resolutie Compressieverhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschatte kB)
Aantal opnamen per
geheugenkaart
4GB 16 GB
(Hoog)
12M/4000x3000
3.084 1231 5042
1.474 2514 10295
(Normaal 1)
6M/2816x2112
1.620 2320 9503
780 4641 19007
(Normaal 2)
2M/1600x1200
558 6352 26010
278 12069 49420
(Laag)
0.3M/640x480
150 20116 82367
84 30174 123550
(Breedbeeld)
4000x2248
2.311 1630 6677
1.105 3352 13727
A2
A3 – A5
12,7 x 17,9 cm
Briefkaartformaat
8,9 x 12,7 cm
72
Selecteer de ISO-waarde.
Druk eerst op de knop o en gebruik
daarna de knoppen op of draai
de controleknop
Â
om een optie
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop
m
.
X De instelling verschijnt op het scherm.
De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan
de opnamemodus en –omstandigheden.
Laag
Hoog
Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis.
Bewolkt, schemerig.
Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker.
De ISO-waarde wijzigen
Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op
onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter.
Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen
echter grof lijken.
Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
73
Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk
ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
Selecteer de witbalansfunctie.
Druk op de knop
m
en vervolgens op
de knoppen
op
om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De instelling verschijnt op het scherm.
Aangepaste witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie.
Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar
is op de opnamelocatie.
Selecteer bij stap 2 hierboven.
Zorg dat het hele scherm is gevuld met
een vlak, witgekleurd onderwerp en druk
vervolgens op de knop
l
.
X
De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
De witbalans aanpassen
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis.
Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3 golflengten.
TL licht
Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of koelwit
tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten.
TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten.
Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in.
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de
camera-instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.
74
Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's.
Selecteer een transportmodus.
Druk op de knop
m
en vervolgens op
de knoppen
op
om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Â
om
W
of te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
Maak de opname.
X
Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
*Als u
t
(p. 60) gebruikt en opneemt met de AF-vergrendeling (p. 81) of de handmatige
scherpstelmodi (p. 86), verandert in .
Continu-opnamen maken
Modus
Maximale
snelheid (beelden/
sec. bij benadering)
Beschrijving
W
Continu 1,0
De camera maakt continu opnamen met
de ingestelde scherpstelling en belichting wanneer
de sluiterknop half wordt ingedrukt.
Continue
Opname AF
0,6
De camera maakt continu opnamen en wordt
scherpgesteld.
[AF Frame] is ingesteld op [Centrum].
Continue
Opnamen LV*
0,7
De camera maakt continu opnamen waarbij de
scherpstelling is vastgezet in de stand die bij
handmatige scherpstelling is ingesteld. In
t
wordt
de scherpstelling bij de eerste opname vergrendeld.
Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (pp. 57, 76, 77).
De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus (p. 59).
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, de camera-instellingen en de
zoompositie, stopt de camera mogelijk tijdelijk of wordt de opnamesnelheid
mogelijk trager.
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid trager worden.
Als u flitst, kan de opnamesnelheid trager worden.
75
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia
of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een optie
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop
m
.
X De instelling verschijnt op het scherm.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging,
voor een levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig
Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense,
natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode
onderwerpen levendiger.
Aangepaste kleur
U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging,
enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (p. 76).
U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 73).
In de modi en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden
gewijzigd. Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van
de huidskleur.
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner
76
Aangepaste kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood,
groen, blauw en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op
5 verschillende niveaus.
Voer stap 2 op p. 75 uit om
te selecteren en druk daarna op
de knop l.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr of draai de controleknop Â
om een waarde te selecteren.
Hoe meer de waarde die u selecteert
naar rechts ligt, hoe sterker of donkerder
(huidtint) het effect wordt, en hoe meer
deze waarde naar links ligt, hoe zwakker
of lichter (huidtint) het effect wordt.
Druk op de knop l om de instelling
te voltooien.
De camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat de
sluiterknop is ingedrukt. Hiermee vermijdt u dat de camera beweegt
wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt.
Selecteer Î.
Druk eerst op de knop p en druk
daarna op de knoppen op of draai
de controleknop
Â
om Î te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Î op het scherm.
Voer stap 3 op p. 57 uit om de opname
te maken.
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner
77
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) instellen.
Selecteer $.
Druk eerst op de knop p en druk
daarna op de knoppen op of draai de
controleknop  om $ te selecteren. Druk
vervolgens meteen op de knop n.
Selecteer de instellingen.
Druk op de knoppen op om [Vertraging]
of [Beelden] te selecteren.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een waarde
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop
m
.
Voer stap 3 op p. 57 uit om de opname
te maken.
De zelfontspanner aanpassen
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname
gemaakt.
Als de flitser wordt geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt,
kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen.
Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid
en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst).
78
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer
u opnamen maakt.
Om de camera op een tv aan te sluiten, volgt u de stappen in “Beelden
bekijken op een tv(p. 117).
Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de sluiterknop
half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken.
Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld,
en druk de sluiterknop half in.
Controleer of het AF-kader rond
het onderwerp groen is.
Maak een nieuwe compositie.
Druk de sluiterknop half in en beweeg
de camera om een nieuwe compositie
te maken voor de opname.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
Opnamen maken via een tv
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling
79
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op G.
In de gedeelten “De sluitertijd instellen” (p. 89), “De diafragmawaarde
instellen” (p. 90) en “De diafragmawaarde en sluitertijd instellen” (p. 91)
wordt aangenomen dat het programmakeuzewiel is ingesteld op
deze modi.
In het gedeelte “De flitsuitvoer aanpassen” (p. 95) wordt aangenomen
dat u het programmakeuzewiel hebt ingesteld op D.
In het gedeelte “De kleur wijzigen en opnamen maken” (p. 96) wordt
aangenomen dat u het programmakeuzewiel hebt ingesteld op K
en de bijbehorende modus hebt geselecteerd.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pp. 162165).
5
80
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie
vandeopname.
Selecteer [AF Frame].
Druk eerst op de knop n en kies
[AF Frame] op het tabblad 4. Druk
daarna de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Centrum
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen
op een bepaald punt.
Gezicht det.
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond
het gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond
de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik.
Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
De modus AF Frame wijzigen
U kunt het AF-kader kleiner maken
Druk op de knop n en selecteer [AF kader afm.] op het tabblad 4.
Selecteer vervolgens [Klein].
Het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de Digitale Zoom (p. 54),
de Digitale Tele-converter (p. 55) of Handmatig scherpstellen (p. 86) gebruikt.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt,
wordt het AF-kader geel en verschijnt .
Opnamen maken met AF-vergrendeling
81
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de
afstand waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de
sluiterknop loslaat.
Vergrendel de focus.
Houd de sluiterknop half ingedrukt en
druk op de knop q.
X De scherpstelling wordt vergrendeld
en en de MF-indicator worden op
het scherm weergegeven.
Haal uw vinger van de sluiterknop, druk
nogmaals op de knop q en gebruik daarna
de knoppen qr of draai de controleknop
 om te selecteren. De scherpstelling
wordt ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen wit
kader) worden weergegeven, verschijnt er een AF-kader in het midden
van het scherm wanneer u de sluiterknop half indrukt.
Het AF-kader verschijnt in het midden van het scherm als u de
sluiterknop half indrukt wanneer Servo AF (p. 83) is ingesteld op [Aan]
en er geen gezicht wordt herkend.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij;
onderwerpen die donker of licht zijn;
gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
Opnamen maken met AF-vergrendeling
82
Als u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt
u de scherpstelling controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op de knop n en selecteer
[AF-Punt Zoom] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
Druk de sluiterknop half in.
X In [Gezicht det.] (p. 80) wordt het gezicht
dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd,
vergroot weergegeven.
X In [Centrum] (p. 80) wordt de inhoud
van het centrale AF-kader vergroot
weergegeven.
Het autofocuskader vergroten
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezicht det.] als er geen gezicht
wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm.
In [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan
scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u de Digitale Zoom (p. 54), de Digitale
Tele-converter (p. 55) of Servo AF (p. 83) gebruikt, of als de camera is
aangesloten op een televisie (p. 78).
83
Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en
belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende
onderwerpen zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
Druk op de knop n en selecteer
[Servo AF] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Stel scherp.
De scherpstelling en de belichting blijven
behouden als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de sluiterknop
half indrukt.
Opnamen maken met Servo AF
In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet
blauw, ook niet als u de sluiterknop half indrukt. U kunt in dat geval de
scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader.
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de
sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger
van de sluiterknop en druk deze opnieuw half in.
In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling.
De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar in
de modus Servo AF.
De functie is niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt
(pp. 57, 76, 77).
84
U kunt een bepaald gezicht selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens
de opname maken.
Stel het AF-kader in op
[Gezicht det.] (p. 80).
Open de modus Gezichtsselectie.
Richt de camera op het gezicht van het
onderwerp en druk op
0
.
X
Nadat [Gezichtsselectie : aan] wordt
weergegeven, verschijnt er een
gezichtskader rond het gezicht
dat wordt gedetecteerd als het
hoofdonderwerp.
Zelfs als het onderwerp beweegt, volgt het
gezichtskader het onderwerp binnen
een bepaald bereik.
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd,
wordt niet weergegeven.
Selecteer het gezicht waarop
u wilt scherpstellen.
Als u op
0
drukt, wordt het gezichtskader
verplaatst naar een ander gezicht dat
door de camera is gedetecteerd.
Wanneer het kader alle herkende gezichten
is langsgegaan, wordt [Gezichtsselectie :
uit] weergegeven en verschijnt weer het
scherm van de modus AF-kader.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in. Als de camera
scherpstelt, verandert in .
Druk de sluiterknop helemaal in om de
opname te maken.
De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (Gezichtsselectie)
85
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een optie
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop
m
.
X De instelling verschijnt op het scherm.
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die
van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
maar het midden krijgt meer nadruk.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het (spotmetingpuntkader)
in het midden van het scherm.
86
U kunt handmatig scherpstellen gebruiken wanneer automatisch scherpstellen
niet mogelijk is. Als u de sluiterknop half indrukt nadat u ruwweg handmatig hebt
scherpgesteld, kunt u de scherpstelling fijner afstellen.
Selecteer .
Druk eerst op de knop
q
en druk daarna
op de knoppen
qr
of draai de controleknop
Â
om te selecteren. Druk vervolgens
op de knop
m
.
X
en de MF-indicator worden
weergegeven.
Stel ruwweg scherp.
Op de balk aan de zijkant wordt het
focuspunt en een weergave van de
afstand getoond voor de MF-indicator.
Terwijl u naar het vergrote gebied kijkt,
draait u de controleknop
Â
om een
geschikte scherpstelling te zoeken.
Pas de scherpstelling verder aan.
Als u de sluiterknop half indrukt, kunt
u de scherpstelling verder afstellen
(veiligheids-MF).
Opnamen maken in de modus
Handmatig scherpstellen
MF-indicator
U kunt de modus of de grootte van het AF-kader niet wijzigen als u handmatig
scherpstelt (p. 80). Als u de modus of de grootte van het AF-kader wilt
wijzigen, annuleert u eerst de modus Handmatig scherpstellen.
U kunt de camera op een statief bevestigen om nauwkeurig scherp te stellen.
Als u de Digitale Zoom (p. 54) of de Digitale Tele-converter (p. 55) gebruikt,
of wanneer u een televisie gebruikt voor de weergave (p. 78), kunt u wel
scherpstellen maar wordt het vergrote gebied niet weergegeven.
Als u op
n
drukt om het tabblad
4
weer te geven en [MF-Punt Zoom]
instelt op [Uit], is de vergrote weergave niet beschikbaar.
Als u op
n
drukt om het tabblad
4
weer te geven en [Veiligheids MF]
instelt op [Uit], kunt u de scherpstelling niet verder afstellen, zelfs niet
als u de sluiterknop half indrukt.
87
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling en belichting
afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor “Auto Exposure” (automatische
belichting).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop
b
terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
X
Als verschijnt, is de belichting vergrendeld.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op
de knop
b
drukt, verdwijnt en wordt de
automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Net als met de AE-vergrendeling (p. 87), kunt u de belichting vergrendelen voor het
maken van opnamen met de flitser. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE.
Dit staat voor “Flash Exposure”.
Klap de flitser uit en selecteer
h
(p. 69).
Vergrendel de flitsbelichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop
b
terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
X
De flitser gaat af en wanneer verschijnt,
wordt de flitsuitvoer vastgehouden.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op
de knop
b
drukt, verdwijnt en wordt de
flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Opnamen maken met de AE-vergrendeling
Programmaverschuiving (Programma Shift)
Als u de belichting vergrendelt en vervolgens aan de controleknop
Â
draait, kunt u de
combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen.
Opnamen maken met de FE-vergrendeling
88
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u
de camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.
Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond
die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.
Klap de flitser uit.
Selecteer .
Druk eerst op de knop r en druk
daarna op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt op het scherm.
Maak de opname.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het
onderwerp niet bewegen totdat het geluid
van de sluiterknop stopt.
Opnamen maken met Slow sync
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus]
in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 149).
89
U kunt de sluitertijd instellen op de snelheid die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste diafragmawaarde in voor de sluitertijd
die u hebt ingesteld.
M staat voor “Time value” (tijdwaarde).
Stel het programmakeuzewiel
in op
M.
Kies de instelling.
Draai de controleknop  om de sluitertijd
in te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare sluitertijden.
2" geeft 2 seconden aan, 0"3 geeft 0,3 seconde aan en 1/160 geeft
1/160 seconde aan.
De snelste sluitertijd bij gebruik van de flitser is 1/2.000 seconde. De camera
stelt de sluitertijd automatisch in op 1/2.000 seconde als er een kortere sluitertijd
wordt geselecteerd.
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitersnelheden niet beschikbaar.
De sluitertijd instellen
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6,
1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000, 1/2500
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden
bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor
is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten
voordat u de volgende opname kunt maken.
Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd gebruikt
en opnamen maakt met een statief (p. 149).
Wat als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven?
Als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half
wordt ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de
sluitertijd aan totdat de diafragmawaarde wit wordt weergegeven. Safety shift
kan ook worden gebruikt (p. 90).
90
U kunt het diafragma instellen op de waarde die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste sluitertijd in voor de diafragmawaarde
die u hebt ingesteld.
B staat voor “Aperture value” (diafragmawaarde), wat verwijst naar
de grootte van de diafragmaopening in de lens.
Stel het programmakeuzewiel
in op B.
Kies de instelling.
Draai de controleknop  om de
diafragmawaarde in te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare diafragmawaarden
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige diafragmawaarden niet beschikbaar.
De diafragmawaarde instellen
F3.4, F4.0, F4.5, F5.0, F5.6, F6.3, F7.1, F8.0
Wat als de sluitertijd oranje wordt weergegeven?
Als de sluitertijd oranje wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half
wordt ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten.
Pas de diafragmawaarde aan totdat de sluitertijd wit wordt weergegeven.
Safety shift kan ook worden gebruikt.
Safety Shift
Met de modi M en B wordt de sluitertijd of diafragmawaarde automatisch
aangepast aan de juiste belichting wanneer deze niet op een andere manier
kan worden verkregen, als u op n drukt om het tabblad 4 weer te geven
en [Safety Shift] instelt op [Aan].
Safety Shift is uitgeschakeld wanneer de flitser is ingeschakeld.
91
U kunt de sluitertijd en de diafragmawaarde handmatig instellen voor het
maken van opnamen.
D staat voor “Manual” (handmatig).
Stel het programmakeuzewiel
in op D.
Kies de instelling.
Druk op b om de sluitertijd of
diafragmawaarde te selecteren.
Draai de controleknop  om een waarde
in te stellen.
X Het ingestelde belichtingsniveau wordt
weergegeven. U kunt het verschil
controleren met het
standaardbelichtingsniveau.
X Als het verschil groter is dan ±2 stops,
wordt het ingestelde belichtingsniveau
oranje weergegeven. Als u de sluiterknop
half indrukt, wordt “-2” of “+2” oranje
weergegeven.
De diafragmawaarde en sluitertijd instellen
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Standaard
belichtingsniveau
Indicator
belichtingsniveau
Belichtingsniveau
De standaardbelichting wordt berekend volgens de geselecteerde
lichtmeetmethode (p. 85).
Als u de zoom gebruikt nadat u instellingen hebt opgegeven of de
compositie hebt gewijzigd, wordt het belichtingsniveau mogelijk
aangepast.
Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde, wordt de
helderheid van het scherm mogelijk aangepast. Als de flitser is uitgeklapt
en ingesteld op h, wijzigt de helderheid van het scherm niet.
Als u b indrukt terwijl u de sluiterknop half indrukt, wordt de sluitertijd
of diafragmawaarde (datgene wat niet is geselecteerd bij stap 2)
automatisch aangepast om de juiste belichting te verkrijgen (afhankelijk
van de instellingen wordt mogelijk niet de juiste belichting verkregen).
92
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden,
die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van
opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het
gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken
van de opname automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het
scherper wordt.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op n om [i-Contrast] te
selecteren op het tabblad 4. Druk
vervolgens op qr om [Auto] te selecteren.
X Na de instelling verschijnt @ op
het scherm.
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 131).
93
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser
zijn gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Wijzig de instelling.
Druk op de knoppen op of draai
de controleknop
Â
om [Rode-Ogen]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
X Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt Œ op het scherm.
Rode-ogencorrectie
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden
dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 131).
Als u drukt op r terwijl de flitser is uitgeklapt, en onmiddellijk
op n drukt, verschijnt het scherm in stap 2.
94
Net als bij de belichtingscompensatie (p. 68) kunt u de belichting aanpassen
met stappen van 1/3 in een bereik van ±2 wanneer u de flitser gebruikt.
Selecteer ~.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om ~ te selecteren.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om de
flitsbelichtingscompensatie te selecteren.
Druk daarna op de knop m.
X Na de instelling verschijnt ~ op
het scherm.
De flitsbelichtingscompensatie aanpassen
Veiligheids FE
De camera past automatisch de sluitertijd of diafragmawaarde aan wanneer
de flitser flitst om overbelichting en felle belichting van de lichtere delen van de
compositie te voorkomen. Als u echter op n drukt om het tabblad 4 weer
te geven en [Veiligheids FE] instelt op [Uit] bij [Flits Instellingen], worden de
sluitertijd en de diafragmawaarde niet automatisch aangepast.
U kunt ook de belichtingscompensatie instellen. Druk op n
en selecteer [Flits Instellingen] (p. 93) op het tabblad 4. Selecteer
vervolgens [Flitsbel. comp.] en druk op qr om een instelling te
selecteren.
Als u r indrukt terwijl de flitser is uitgeklapt, en onmiddellijk op n
drukt, verschijnt het instelscherm.
95
In de modus
D
kunt u 3 niveaus selecteren voor flitsuitvoer.
Stel het programmakeuzewiel
in op
D
.
Selecteer Flits output.
Druk op de knop
m
en vervolgens op
de knoppen
op
om
~
te selecteren.
Kies de instelling.
Druk op
qr
of draai de controleknop
Â
om de hoeveelheid flitsuitvoer te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
X
Na de instelling verschijnt
~
op het scherm.
Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht hebben,
wordt weergegeven.
Selecteer [Knipperdetectie].
Druk op de knop
n
en selecteer
[Knipperdetectie] op het tabblad
4
. Druk
op de knoppen
qr
om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
X
Als een persoon met gesloten ogen wordt
gedetecteerd, verschijnt er een kader en .
De flitsuitvoer aanpassen
U kunt de flitsuitvoer ook instellen. Druk op
n
en selecteer [Flits
Instellingen] (p. 93) op het tabblad
4
. Selecteer vervolgens [Flits output]
en druk op
qr
om een instelling te selecteren.
In de modi
M
en
B
kunt u de flitsuitvoer instellen als u op
n
drukt
om het tabblad
4
te selecteren, en vervolgens [Flits Instellingen] selecteert
en de optie [Flits mode] instelt op [Handmatig].
Als u
r
indrukt terwijl de flitser is uitgeklapt, en onmiddellijk op
n
drukt,
verschijnt het instelscherm.
Controleren op gesloten ogen
Indien in de modus of
$
het aantal opnamen is ingesteld op twee of meer,
is deze functie alleen beschikbaar voor de laatst gemaakte opname.
Niet beschikbaar in de modus
W
, of .
96
U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof
worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
Kleur Accent
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie
te wijzigen in zwart-wit.
Selecteer T.
Voer stap 1 – 2 op p. 59 uit om T
te selecteren.
Druk op de knop l.
X Het ongewijzigde beeld en het beeld
met Kleur Accent worden afwisselend
weergegeven.
De standaardinstelling voor de accentkleur
is groen.
Geef de kleur op.
Plaats het middelste kader zo dat
het is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
Druk op de knoppen op of draai
de controleknop  om het gewenste
kleurengamma te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op l om terug te keren naar
het opnamescherm.
De kleur wijzigen en opnamen maken
Opgenomen kleur
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte
resultaten opleveren.
De kleur wijzigen en opnamen maken
97
Kleur Wissel
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen
door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
Selecteer Y.
Voer stap 1 – 2 op p. 59 uit om Y
te selecteren.
Druk op de knop l.
X Het ongewijzigde beeld en het beeld met
de gewisselde kleur worden afwisselend
weergegeven.
Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt
wisselen.
Plaats het middelste kader zo dat
het is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
Plaats het middelste kader zo dat
het is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop r.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
De kleur wijzigen en opnamen maken
98
Geef het kleurengamma
op dat u wilt wisselen.
Druk op de knoppen op of draai
de controleknop
Â
om het gewenste
kleurengamma te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op l om terug te keren naar
het opnamescherm.
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte
resultaten opleveren.
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken.
99
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten “Films
opnemen” en “Films bekijken” in hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd
hoe u diverse functies gebruikt voor het opnemen en bekijken
van films.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op de modus E.
Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het afspelen en bewerken
van films. Hierbij wordt verondersteld dat u op 1 hebt gedrukt om de
afspeelmodus te activeren.
6
100
U kunt kiezen uit vier filmmodi.
Selecteer een filmmodus.
Druk op m en vervolgens op op
om E te selecteren.
Druk op qr of draai de controleknop
Â
om een filmmodus te selecteren en druk
nogmaals op m.
De filmmodus wijzigen
E Standaard De normale modus.
Miniatuureffect U kunt films maken die lijken op een miniatuurmodel (p. 101).
> Kleur Accent In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle
kleuren behalve de geselecteerde kleur omzetten in zwart-wit,
of de geselecteerde kleur omzetten in een andere kleur. Zie
“De kleur wijzigen en opnamen maken” (p. 96) voor meer
informatie.
z Kleur Wissel
In sommige omstandigheden worden kleuren niet weergegeven zoals
verwacht in de modi > en z.
101
U kunt films maken die lijken op bewegende miniatuurmodellen . U kunt het miniatuureffect
verkrijgen door de bovenste en onderste gedeeltes van de scène te selecteren die worden
vervaagd, en de afspeelsnelheid te selecteren. Hierdoor lijken mensen en objecten in de
scène snel te bewegen tijdens het afspelen. Geluid wordt niet opgenomen.
Selecteer .
Voer de bewerkingen uit op p. 100 om
te selecteren.
X
Op het scherm verschijnt een wit kader rondom
het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op
l
.
Beweeg de zoomknop om de grootte van het
kader te wijzigen en druk op de knoppen
op
om de kaderpositie te wijzigen.
Selecteer een afspeelsnelheid.
Druk op
n
.
Druk op
qr
of draai de controleknop
Â
om een
afspeelsnelheid te selecteren.
Als u op
l
drukt, word het opnamescherm
weergegeven.
Maak de opname.
Afspeelsnelheden en geschatte afspeeltijden (voor clips van 1 min.)
Films maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
Snelheid Afspeeltijd
12 sec.
6sec.
3sec.
Als u op
m
drukt in stap 2, wordt de the horizontale/verticale oriëntatie van het
kader gewijzigd. U kunt op
qr
drukken om de kaderpositie te wijzigen wanneer
het kader verticaal wordt weergegeven.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de verwachte
resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken.
102
U kunt kiezen uit drie instellingen voor beeldkwaliteit.
Kies de instelling voor de
beeldkwaliteit.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een optie
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop
m
.
X De optie die u hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
Beeldkwaliteittabel
Geschatte opnametijd
De beeldkwaliteit wijzigen
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden)
Beschrijving
1280 x 720 pixels (30 beelden/sec.)
Voor filmopnamen van high-definitionkwaliteit.
640 x 480 pixels (30 beelden/sec.) Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit.
320 x 240 pixels (30 beelden/sec.)
In dit geval is de opnameresolutie lager dan
in , waardoor de beeldkwaliteit grof lijkt, maar
u kunt ongeveer drie keer zo lang opnemen.
Geheugenkaart
Capaciteit
Beeldkwaliteit
4GB 16 GB
20 min. 43 sec. 1 uur 24 min. 54 sec.
43 min. 43 sec. 2 uur 59 min. 3 sec.
1 uur 58 min. 19 sec. 8 uur 4 min. 30 sec.
Volgens de testnormen van Canon.
Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer
er ongeveer 10 minuten lang is opgenomen in of ongeveer 1 uur in of .
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
103
U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in een
bereik van ±2 voordat u een opname maakt.
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
Vergrendel de belichting.
Nadat u de sluiterknop hebt losgelaten,
drukt u op de knop o om de belichting
te vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
Druk nogmaals op de knop o om
de vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
Kijk naar het scherm en draai de
controleknop  om de belichting in
te stellen.
Maak de opname.
AE-vergrendeling/belichting
104
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als
voor foto's. In de modi , > of z kunnen de functies die zijn voorzien
van een * op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's.
Nader inzoomen op het onderwerp*
- De optische en digitale zoomfuncties (p. 54) zijn beschikbaar in E.
- Alleen de optische zoomfunctie is beschikbaar in > en z.
- De optische en digitale zoomfuncties zijn beide niet beschikbaar als u opnamen
maakt in . Stel de optische zoom in voordat u opnamen maakt.
- Het geluid van het zoomen wordt opgenomen.
De zelfontspanner gebruiken (p. 57)
Het scherpstelbereik wijzigen (Macro) (p. 69)*
Macro-opname is niet beschikbaar in .
De witbalans aanpassen (p. 73)
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 75)
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner (p. 76)*
De zelfontspanner aanpassen (p. 77)
Het aantal opnamen kan niet worden ingesteld.
Opnamen maken via een tv (p. 78)*
Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 81)*
Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen (p. 86)*
Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 146)*
De sjabloon weergeven (p. 148)*
[Uitsnede] is niet beschikbaar.
Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 149)*
U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit].
Overige opnamefuncties
105
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als
voor foto's.
Beelden wissen (p. 27)
Snel naar beelden zoeken (p. 110)
Beelden bekijken met de filterweergave (p. 111)
Diavoorstellingen bekijken (p. 113)
Beeldovergangen wijzigen (p. 115)
Beelden bekijken op een tv (p. 117)
Beelden beveiligen (p. 118)
Alle beelden wissen (p. 122)
Beelden markeren als favoriet (p. 124)
Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 125)
Beelden roteren (p. 127)
Overzicht van het filmbedieningspaneel
in “Films bekijken(p. 31)
Afsluiten
Afspelen
Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen door op qr te
drukken of de controleknop  te draaien. Geluid wordt niet afgespeeld).
Het eerste beeld weergeven
Vorig beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt).
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt).
Het laatste beeld weergeven
*
Bewerken (p. 106)
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-
printer (p. 134).
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde
informatie.
Afspeelfuncties
106
U kunt het begin en het einde van een opgenomen film bijsnijden.
Selecteer *.
Voer stap 1 – 3 op p. 31 uit om * te
selecteren en druk daarna op de knop m.
X Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Stel het bewerkingsbereik in.
Druk op de knoppen op en selecteer
of .
Als u op qr drukt op de controleknop Â
draait om te verplaatsen, wordt
weergegeven op punten waar de film kan
worden bewerkt. Als u selecteert, kunt
u het begin van de film bijsnijden vanaf .
Als u selecteert, kunt u het einde van
de film bijsnijden vanaf .
X Zelfs als u verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen
het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan de linkerzijde bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd. Alleen het
gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan de rechterzijde wordt bijgesneden
wanneer wordt geselecteerd.
X Het gedeelte dat met is aangegeven,
is het deel van de film dat behouden blijft
na het bijsnijden.
Controleer de bewerkte film.
Druk op de knoppen op om (afspelen)
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m. De bewerkte film wordt
afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
Bewerken
Bewerkingsbalk voor films
Filmbewerkingspaneel
Bewerken
107
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt
uop op en selecteert u . Druk eerst
op de knop m en druk daarna op de
knoppen qr of draai de controleknop Â
om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Sla de bewerkte film op.
Druk op de knoppen
op
om te
selecteren en druk vervolgens op de
knop
m
.
Druk op de knoppen opqr of draai
de controleknop
Â
om [Nieuw bestand]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X De film wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte
film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt
dan gewist.
Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
Als de batterijen halverwege leeg zijn geraakt door het bewerken, kunt
u de bewerkte film mogelijk niet opslaan.
Gebruik tijdens het bewerken van films batterijen met voldoende lading,
volledig opgeladen NiMH-batterijen van AA-formaat of een
voedingsadapterset (beide los verkrijgbaar) (p. 37).
108
109
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en
bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het
afspelen en bewerken van beelden.
Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de
camera bedient.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
De bewerkingsfunctie (pp. 128132) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
7
110
Naar beelden zoeken in de Indexweergave
U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer te geven.
Duw de zoomknop naar
g
.
X
De beelden worden weergegeven in een index.
Het aantal beelden neemt toe elke keer wanneer
u de zoomknop naar
g
duwt.
Het aantal beelden neemt af elke keer wanneer
u de zoomknop naar
k
duwt.
Selecteer een beeld.
Draai de controleknop
Â
om een ander beeld
weer te geven.
Druk op de knoppen
opqr
om een beeld
te selecteren.
X
Er wordt een oranje kader weergegeven om
het geselecteerde beeld.
Druk op de knop
m
om het geselecteerde
beeld afzonderlijk weer te geven.
Naar beelden zoeken met de controleknop
Als u aan de controleknop draait, worden de beelden achter elkaar weergegeven, zodat
u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen op basis van de opnamedatum
(Beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
Als u op de camera de enkelvoudige weergave
instelt en snel aan de controleknop
Â
draait,
worden de beelden weergegeven zoals u hier
links ziet. Draai de controleknop
Â
om een
beeld te selecteren.
Druk op de knop
m
om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Als u tijdens het bladeren op de knoppen
op
drukt, kunt u naar beelden zoeken op basis van
de opnamedatum.
Snel naar beelden zoeken
Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op
n
, selecteert u [Beeld scrollen]
op het tabblad
1
en selecteert u vervolgens [Uit].
111
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken
met een opgegeven filter. U kunt ook alle beelden tegelijk beveiligen (p. 118)
of verwijderen (p. 122) terwijl ze worden gefilterd.
Zoeken op , , en
Selecteer een doelfilter.
Druk in de enkelvoudige weergave op de
knop
d
en druk vervolgens op de knoppen
op
om een springmethode te selecteren.
Druk in , of op
qr
om een filter
te selecteren. Als u de controleknop
Â
draait, worden alleen beelden weergegeven
die overeenkomen met het filter van het
geselecteerde doelbeeld.
Druk op de knop
l
om te schakelen
tussen informatieweergave en geen
informatieweergave.
Druk op de knop
n
om terug te
keren naar de enkelvoudige weergave.
Bekijk de gefilterde beelden.
Als u op de knop
m
drukt, wordt de
filterweergave gestart en worden de
springmethode en een geel kader
weergegeven.
Als u op de knoppen
qr
drukt of aan
de controleknop
Â
draait, worden de
geselecteerde doelbeelden weergegeven.
Als u op
d
drukt, wordt [Gefilterd afspelen -
Instellingen gewist] weergegeven. Druk
op
m
om de filterweergave te annuleren.
Naar favorieten Geeft beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet (p. 124).
Ga naar datum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn
opgenomen.
Ga naar My Category Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 125).
Ga naar foto/film Geeft foto's of films weer.
Volgende 10 Springt met 10 beelden tegelijk.
Volgende 100 Springt met 100 beelden tegelijk.
Beelden bekijken met de filterweergave
Doelfilters
Beelden bekijken met de filterweergave
112
Naar de volgende en beelden gaan
Druk in de enkelvoudige weergave op de
knop d en druk vervolgens op de knoppen
op om een springmethode te selecteren.
Als u op de knoppen qr drukt, wordt het
beeld weergegeven dat het geselecteerde
aantal beelden verderop is.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?
Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd.
Filterweergave
In de filterweergave (stap 2) kunt u gefilterde beelden bekijken met “Snel naar
beelden zoeken” (p. 110), “Diavoorstellingen bekijken” (p. 113) en “Beelden
vergroten” (p. 115). U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken met de
bewerkingen in “Beelden beveiligen” (p. 118), “Alle beelden wissen” (p. 122)
of “Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)” (p. 135), als u alle gefilterde
beelden selecteert.
Als u echter een andere categorie kiest (p. 125) of een beeld bewerkt en opslaat
als een nieuw beeld (p. 128), wordt er een bericht weergegeven en wordt de
filterweergave geannuleerd.
113
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch
afspelen.
Selecteer [Diavoorstelling].
Druk op de knop
n
, selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad
1
en druk op de knop
m
.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen
op
of draai
de controleknop
Â
om een item te
selecteren. Druk vervolgens op de knoppen
qr
om de instelling aan te passen.
Selecteer [Start].
Druk op de knoppen
op
of draai de
controleknop
Â
om [Start] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld...] verschijnt.
U kunt de diavoorstelling onderbreken/
opnieuw starten door nogmaals op de
knop
m
te drukken.
Druk op de knop
n
om de
diavoorstelling te beëindigen.
Diavoorstellingen bekijken
Herhalen Herhaalt het afspelen van beelden
Speeltijd Speeltijd voor elk beeld
Effect
Overgangseffecten bij het schakelen
tussen beelden
Als u tijdens het afspelen op de knoppen
qr
drukt of aan de controleknop
Â
draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen
qr
ingedrukt houdt, kunt
u sneller door de beelden bladeren.
De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 49).
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
114
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevindt, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus
te controleren.
Druk op de knop l om naar
de focuscontroleweergave te
gaan (p. 42).
Bij beelden met gedetecteerde gezichten
kunt u ook naar de focuscontroleweergave
gaan door op de knop 0 te drukken.
X Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader of het gezicht zich bevond
toen de focus werd ingesteld.
X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
X
Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
Duw de zoomknop één keer naar k.
X Het scherm links wordt weergegeven
Druk op de knop 0 om tussen kaders
rond gedetecteerde gezichten te
schakelen. Druk op de knop m
om naar andere kaders te gaan.
Wijzig het vergrotingsniveau
of de locatie.
Wijzig de grootte van de weergave met
de zoomknop en gebruik de knoppen
opqr om de weergavepositie te
wijzigen terwijl u de focus controleert.
Druk op de knop
n
om terug te
gaan naar stap 1.
De focus controleren
115
Duw de zoomknop naar k.
De schermweergave zoomt in op het
beeld. Als u de zoomknop vasthoudt,
wordt er verder ingezoomd tot een
maximale factor van 10x.
Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen, of blijf de knop vasthouden
om terug te keren naar de enkelvoudige
weergave.
Door aan de controleknop  te draaien,
kunt u tussen de ingezoomde beelden
schakelen.
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden
in de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op de knop n en selecteer
[Overgang] op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knoppen qr om
een overgangseffect te selecteren.
Beelden vergroten
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
Als u in een vergrote weergave op n drukt, keert u terug naar
de enkelvoudige weergave.
Beeldovergangen wijzigen
116
De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld.
Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw vier
beelden zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen.
Dit werkt het beste als u vele opnamen maakt van diverse composities.
Selecteer [Smart Shuffle].
Druk op n om [Smart Shuffle]
te selecteren op het tabblad 1 en
druk op m.
X Er verschijnen vier beelden als
mogelijkheid.
Selecteer een beeld.
Druk op opqr om het beeld te
selecteren wat u vervolgens wilt
weergeven.
X Het gekozen beeld verschijnt in het
midden, en de volgende vier
mogelijkheden verschijnen.
Als u op de knop m drukt, verschijnt
het middelste beeld op volle grootte.
Druk nogmaals op de knop
m
om
terug te keren naar de oorspronkelijke
weergave. U kunt de zoomknop ook
op dezelfde manier gebruiken.
Druk op de knop n om terug te
keren naar de enkelvoudige weergave.
Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle)
U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera
zijn gemaakt.
[Smart Shuffle] is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera
zijn gemaakt;
- als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle;
- tijdens de filterweergave.
117
Met de meegeleverde stereo AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten
op een televisie om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond
in de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze
in op de ingang waarop de kabel
is aangesloten.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Als u klaar bent, schakelt u de camera
en de tv uit en verwijdert u de kabel.
Beelden bekijken op een tv
Geel
Wit
Wit
Geel
Rood
Rood
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven
op de televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de
knop n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het
juiste videosysteem in te stellen.
118
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met
de camera kunnen worden gewist (pp. 27, 122).
Een selectiemethode selecteren
Selecteer [Beveilig].
Druk op n om [Beveilig] te selecteren
op het tabblad 1. Druk vervolgens op m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop
Â
om een selectiemethode
te kiezen. Druk vervolgens op
de knop m.
Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
Beelden beveiligen
Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 21, 50), worden beveiligde
beelden ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de
camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist.
Beelden beveiligen
119
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 op p. 118 uit om [Selectie]
te selecteren en druk vervolgens op
m
.
Selecteer de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop
m
.
X verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Beveilig het beeld.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop
Â
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt
voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd.
Beelden beveiligen
120
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 118 uit om
[Select. Reeks] te selecteren en
druk vervolgens op de knop m.
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop
m
.
Selecteer het laatste beeld.
Druk op r om [Laatste beeld]
te selecteren en druk op m.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop
m
.
U kunt geen beelden vóór het eerste beeld
selecteren.
Beelden beveiligen
121
Beveilig de beelden.
Druk op de knop p, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 118 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op m.
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen op of draai
de controleknop
Â
om [Beveilig]
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop
m
.
Beelden selecteren met de controleknop Â
U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan de controleknop
 te draaien wanneer het bovenste scherm in stap 2 en 3 wordt weergegeven.
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door
[Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt geselecteerd,
of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd.
122
U kunt beelden selecteren en deze vervolgens als groep wissen. Gewiste
beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist.
Beveiligde beelden (p. 118) kunt u niet wissen.
Een selectiemethode selecteren
Selecteer [Wissen].
Druk op de knop n om [Wissen]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop  om een selectiemethode
te kiezen. Druk vervolgens op de knop m.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie]
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
X Als u stap 2 op p. 119 volgt om beelden
te selecteren, wordt op het scherm
weergegeven.
Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Alle beelden wissen
Alle beelden wissen
123
Wis de beelden.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop  om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op m.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 122 uit om
[Select. Reeks] te selecteren en
druk vervolgens op de knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 120 uit om
beelden te selecteren.
Wis de beelden.
Druk op de knop p om [Wissen]
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 122 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op m.
Wis de beelden.
Druk op qr of draai de controleknop
 om [OK] te selecteren. Druk
vervolgens op m.
124
Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze
beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren
en ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 111).
Selecteer [Favorieten].
Druk op n om [Favorieten]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop
m
.
X wordt op het scherm weergegeven.
Druk nogmaals op de knop m om de
markering van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Kies de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop  om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op m.
Beelden markeren als favoriet
Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat
u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als favoriet.
Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden
downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren
(★★★✩✩) (behalve films).
125
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in de filterweergave (p. 111) en alle beelden tegelijk verwerken
met behulp van de onderstaande functies.
Diavoorstellingen bekijken (p. 113), Beelden beveiligen (p. 118), Alle beelden
wissen (p. 122), Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) (p. 135)
Een selectiemethode selecteren
Selecteer [My Category].
Druk op de knop
n
, selecteer
[My Category] op het tabblad
1
en druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen
op
of draai de
controleknop
Â
om een selectiemethode
te kiezen. Druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op
n
om terug te keren naar
het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie]
te kiezen en druk vervolgens op
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Â
om een beeld te selecteren.
Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld
aan de hand van de opnameomstandigheden.
: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen
in de modus
I
of
C
.
: Beelden die worden gedetecteerd als , of in de modus
A
of
9
, of beelden die zijn opgenomen in de modus
J
of
O
.
: Beelden die zijn opgenomen in de modi
w
,
P
,
t
.
Beelden indelen in categorieën
(My Category)
Beelden indelen in categorieën (My Category)
126
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen
op
om een categorie
te selecteren en druk op de knop
m
.
X
wordt op het scherm weergegeven.
Druk nogmaals op de knop
m
om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven procedure
als u meerdere beelden wilt selecteren.
Kies de instelling.
Als u op de knop
n
drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Â
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 125 uit om [Select. Reeks]
te selecteren en druk vervolgens op
m
.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 120 uit om beelden
te selecteren.
Selecteer een categorie.
Druk eerst op de knop
p
om een item te
selecteren, en gebruik daarna de knoppen
qr
of draai de controleknop
Â
om een
categorie te selecteren.
Selecteer de instelling.
Druk op de knop p om [Selectie] te kiezen
en druk vervolgens op de knop
m
.
Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat
u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als 'My Category'.
Beelden roteren
127
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop n om [Roteren]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop  om een beeld
te selecteren.
X Elke keer dat u op de knop m drukt,
wordt het beeld 90° gedraaid.
Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle
beelden in de categorie [Select. Reeks] opheffen.
Beelden roteren
Films met een resolutie van kunnen niet worden gedraaid.
128
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de gewijzigde
beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop
n
om [Veranderen]
te selecteren op het tabblad
1
. Druk
vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Â
om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
Het scherm [Nieuw beeld opslaan?]
verschijnt.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op
qr
of draai de controleknop
Â
om [OK] te selecteren en druk op
m
.
X
Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
Na een druk op de knop
n
verschijnt
het scherm [Nieuw beeld weergeven?].
Druk op
qr
of draai de controleknop
Â
om [Ja] te selecteren, en druk
vervolgens op
m
.
X
Het opgeslagen beeld wordt weergegeven.
Het formaat van beelden wijzigen
U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 70), of die
in stap 3 zijn opgeslagen als , kunnen niet worden bewerkt.
129
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een nieuw
beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop
n
, selecteer [Trimmen]
op het tabblad
1
en druk op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai de controleknop
Â
om een beeld te selecteren en druk
vervolgens op de knop
m
.
Pas het snijgebied aan.
X
Er verschijnt een kader rond het gedeelte van
het beeld dat u wilt bijsnijden.
X
Het oorspronkelijke beeld verschijnt linksboven
en het bijgesneden beeld rechtsonder.
U kunt het kader kleiner of groter maken door
de zoomknop naar links of rechts te duwen.
Met de knoppen
opqr
kunt u het kader
verplaatsen.
Met de knop
l
wijzigt u de richting van
het kader.
In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. U kunt deze kaders
gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door aan de controleknop
Â
te draaien.
Druk op de knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
Voer stap 4 en 5 op p. 128 uit.
Trimmen
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na bijsnijden
Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van of (p. 71), of beelden die zijn
omgezet naar (p. 128) kunnen niet worden bewerkt.
De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden veranderd, is 4:3.
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het oorspronkelijke beeld.
130
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan
als een nieuw beeld. Zie p. 75 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop n, selecteer
[My Colors] op het tabblad 1 en
druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop
m
.
Selecteer een menuoptie.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een optie
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Voer stap 4 en 5 op p. 128 uit.
Effecten toepassen met de functie My Colors
Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan
afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie
My Colors (p. 75).
131
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die
te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele
beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de
camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier
correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een beeld
te selecteren en druk vervolgens
op de knop
m
.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een optie
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Voer stap 4 en 5 op p. 128 uit.
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
niet juist aangepast.
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het grof worden.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg
is gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Medium] of [Hoog] en pas het beeld aan.
132
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan als
nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop
n
en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad
1
.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Â
om een beeld te selecteren.
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop
m
.
X
Het gebied met rode ogen dat door de camera
wordt gedetecteerd, wordt gecorrigeerd en
er wordt een kader weergegeven om het
gecorrigeerde gedeelte.
U kunt het beeld vergroten of het formaat
van het beeld wijzigen met behulp van de
procedures die worden beschreven in
“Beelden vergroten” (p. 115).
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
Druk op de knoppen
opqr
of draai
de controleknop
Â
om [Nieuw bestand] te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m
.
X
Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Voer stap 5 op p. 128 uit.
Het rode-ogeneffect corrigeren
Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-gecorrigeerde
beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld
wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
133
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor
afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een Canon PictBridge-
compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 38).
Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk afdrukken.
Canon PictBridge-compatibele printers
8
134
U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met
behulp van de meegeleverde interfacekabel aansluit op een printer die
compatibel is met PictBridge (p. 2).
Schakel de camera en de
printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje en steek de kleinste
stekker stevig in de aansluiting van de
camera in de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X wordt op het scherm weergegeven.
Selecteer het beeld dat u wilt
afdrukken.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop
m
.
Beelden afdrukken
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
135
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen
op
om [Print] te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
X
Het afdrukken wordt gestart.
Als u nog meer beelden wilt afdrukken, herhaalt
u stap 5 en 6 nadat het afdrukken is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken, schakelt
u de camera en de printer uit en verwijdert u de
interfacekabel.
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te drukken en
instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te specificeren, zodat deze samen
kunnen worden afgedrukt (p. 137) of worden verwerkt in een fotozaak. Deze
selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Afdrukinstellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen
worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
Druk op
n
om [Print instellingen]
te selecteren op het tabblad
2
. Druk
vervolgens op
m
.
Wijzig de instellingen.
Druk op de knoppen
op
of draai de
controleknop
Â
om een menu-item
te selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen
qr
om een optie te selecteren.
Druk op
n
om de instellingen te bevestigen
en terug te keren naar het menuscherm.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer informatie
over afdrukken.
Zie p. 38 voor Canon PictBridge-compatibele printers.
Indexafdrukken (p. 136) zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon PictBridge-
compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
136
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op
n
om [Sel. beeld & aantal]
te selecteren op het tabblad
2
.
Druk vervolgens op
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Â
om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
X
U kunt het aantal af te drukken exemplaren
instellen.
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per pagina af.
Index
Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per
pagina af.
Beide
Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten
afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
Uit
File No.
Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Wis DPOF data
Aan
Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken
verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle instellingen
te verwerken in de afdrukken.
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met
afdrukinstellingen van een andere camera. Deze instellingen worden
overschreven door de instellingen die u opgeeft op uw camera.
Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum
tweemaal af.
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie
[Datum/Tijd] op het tabblad
3
(p. 18).
Films kunnen niet worden geselecteerd.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
137
Als u beelden selecteert in [Index], verschijnt
op het scherm. Druk nogmaals op de knop
m
om de selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op
op
of draai de controleknop
Â
om het
aantal afdrukken in te stellen (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het
aantal afdrukken van elk beeld te selecteren.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal afdrukken
niet instellen. U kunt alleen de af te drukken
beelden selecteren (zoals getoond in stap 2).
Druk op
n
om de instellingen te bevestigen
en terug te keren naar het menuscherm.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
In stap 1 op p. 136 kiest u [Select. Reeks].
Druk vervolgens op de knop
m
.
Voer stap 2 en 3 op p. 120 uit om beelden
te selecteren.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen
op
om [Opdracht] te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m
.
Instellen dat alle beelden één keer
worden afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden].
In stap 1 op p. 136 selecteert u [Sel. alle beelden]
en drukt u op
m
.
Geselecteerde beelden afdrukken
138
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op m.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
Selecteer [Wis alle selecties] in stap 1
op p. 136 en druk vervolgens op m.
Alle selecties worden gewist.
Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop
Â
om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op
m
.
U kunt beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan de afdruklijst (pp. 135137)
als u de camera aansluit op een PictBridge-compatibele printer.
Sluit de camera aan op de printer.
Voer stap 1 – 4 op p. 134 uit.
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen op om [Print nu]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
Als u het afdrukken onderbreekt en
opnieuw start, begint het afdrukken bij
de volgende afdruk.
Geselecteerde beelden afdrukken
Aantal af te drukken
exemplaren
139
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige en
veelgebruikte functies beschreven. Daarna wordt uitgelegd hoe
u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
9
140
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad
3 (p. 45).
Geluiden wijzigen
U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen.
Selecteer [Geluidsopties] en druk op
de knop
m
.
Druk op de knoppen op of draai
de controleknop  om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Hints en tips uitschakelen
Wanneer u een item selecteert in het menu ø (p. 44) of MENU (p. 45),
verschijnt er een beschrijving van de functie (hints en tips). U kunt deze
functie uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De camera-instellingen wijzigen
1
Vooringestelde geluiden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde geluiden
U kunt de meegeleverde software
gebruiken om de geluiden te wijzigen (p. 2).
De camera-instellingen wijzigen
141
Het opstartscherm wijzigen
U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera
inschakelt.
Selecteer [opstart scherm] en druk
op de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Â
om een optie te selecteren.
Opgeslagen beelden vastleggen als
opstartscherm
Als u op de knop
1
drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt
u een beeld vastleggen.
Selecteer [opstart scherm] en druk
op de knop
m
.
Druk op
qr
of draai de controleknop
Â
om [2] te selecteren. Druk op
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Â
om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai
de controleknop
Â
om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
m
om de registratie te voltooien.
Geen opstartbeeld
1
Vooringestelde beelden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde beelden
U kunt vastgelegde beelden instellen
en de meegeleverde software gebruiken
om de beelden te wijzigen.
Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven
als u een nieuw opstartbeeld registreert.
De camera-instellingen wijzigen
142
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers
wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde
software
U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde
software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
Continu
Ook als u opnamen maakt met een
nieuwe geheugenkaart, krijgen de
bestanden steeds een oplopend
nummer totdat u een opname maakt
en opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt of een nieuwe map maakt,
begint de bestandsnummering
weer bij 0001.
Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset]
een opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering.
Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert
u de geheugenkaart vóór gebruik (p. 21).
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
De camera-instellingen wijzigen
143
Mappen maken volgens opnamedatum
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt.
U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
Selecteer [Maak folder] en druk vervolgens op
de knoppen
qr
om [Dagelijks] te selecteren.
Beelden worden opgeslagen in mappen die
op elke opnamedatum worden gemaakt.
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut nadat u op
de knop
1
hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 26). Als u wilt dat de lens meteen
wordt ingetrokken wanneer u op de knop
1
drukt, zet u de tijdsduur voor het intrekken
op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen
qr
om [0 sec.] te selecteren.
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 49) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk op de knop
m
.
Druk op de knoppen
op
of draai de
controleknop
Â
om [Automatisch Uit] te
selecteren. Gebruik vervolgens de knoppen
qr
om [Uit] te selecteren.
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet
u eraan denken de camera na gebruik uit te
schakelen.
De camera-instellingen wijzigen
144
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 49). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
Selecteer [spaarstand] en druk op m.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop  om [Display uit] te
selecteren. Gebruik de knoppen qr
om een tijd te selecteren.
Het is raadzaam om een tijd onder [1 min.]
te selecteren om de batterij te sparen.
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum
en tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones
van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum- en
tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen.
Stel de thuistijdzone in.
Selecteer [Tijdzone] en druk op de
knop m.
Als u dit voor het eerst instelt, controleert
u eerst of het links afgebeelde scherm
verschijnt en drukt u vervolgens op de
knop
m
.
Druk op qr of draai de controleknop Â
om de thuistijdzone te selecteren.
Als u de zomertijd wilt instellen (normale
tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op
om [Zomertijd Aan] te selecteren.
Druk op m.
De camera-instellingen wijzigen
145
Stel de wereldtijdzone in.
Druk op op of draai de controleknop Â
om [ Wereld] te selecteren.
Druk op qr of draai de controleknop Â
om de bestemmingstijdzone te selecteren
en druk vervolgens op e.
U kunt de zomertijd op dezelfde manier
instellen als bij stap 1.
Druk op m.
Selecteer de wereldtijdzone.
Druk op de knoppen op of draai
de controleknop  om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop n.
X wordt weergegeven op het
opnamescherm (p. 159).
Maateenheden wijzigen
U kunt de maateenheden die in de zoombalk (p. 23) en in de MF-indicator
(p. 86) worden weergegeven, wijzigen van m/cm in ft/in.
Selecteer [Maateenheid] en druk op de
knoppen qr om [ft/in] te selecteren.
Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 18), worden de datum
en tijd voor de optie [ Thuis] automatisch gewijzigd.
146
Als u het programmakeuzewiel instelt op G, kunt u de instellingen op het
tabblad 4 wijzigen (p. 45).
De focusinstelling veranderen
De camera stelt scherp op alles waar de camera op gericht wordt, zelfs
wanneer de sluiterknop niet wordt ingedrukt. U kunt de camera echter
zo instellen dat deze alleen scherpstelt wanneer de sluiterknop half wordt
ingedrukt.
Selecteer [Continu] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Het AF-hulplicht uitschakelen
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de sluiterknop half indrukt. U kunt dit
licht uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de
functie in die modus beschikbaar is (pp. 162165).
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
Aan
Aangezien de camera continu
scherpstelt tot u de sluiterknop half
indrukt, kunt u opnamen maken zonder
mooie fotokansen te missen.
Uit
De camera stelt niet continu scherp,
zodat u de batterij spaart.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
147
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen
te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in
een donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk
op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai
de controleknop  om [Lamp Aan]
te selecteren en gebruik vervolgens
de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De weergaveduur van het beeld meteen na de
opname wijzigen
U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname
worden weergegeven.
Selecteer [Bekijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
2 – 10 sec.
Geeft de beelden de ingestelde
tijd lang weer.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven
totdat u de sluiterknop half indrukt.
Uit
De beelden worden niet
weergegeven.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
148
De wijze waarop het beeld wordt weergegeven
meteen na de opname wijzigen
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname
wijzigen.
Selecteer [terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
De sjabloon weergeven
U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede van
3:2, om het afdrukbare gebied voor een briefkaart aan te duiden.
Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Uit
Geeft alleen het beeld weer.
Details
Uitgebreide informatieweergave
(p. 161).
Focus check
Het gebied binnen het AF-kader
wordt vergroot weergegeven,
zodat u de focus kunt controleren.
De procedure is hetzelfde als in
“De focus controleren” (p. 114).
Raster
Een raster wordt over het scherm
geplaatst.
Uitsnede
Boven en onder in het scherm
verschijnen grijze balken. Dit
gebied wordt niet afgedrukt als
u afdrukt op papier met een
verhouding van 3:2.
Beide
De rasterlijnen en de hulplijn
voor de uitsnede worden beide
weergegeven.
In kunt u [Uitsnede] of [Beide] niet instellen.
De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven,
zijn gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat
ook de gedeelten in de grijze gebieden.
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
149
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Selecteer [IS modus] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1
te drukken (p. 45).
Het beeld selecteren waarmee het afspelen
begint
Selecteer [Ga verder] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Continu
Beeldstabilisatie staat altijd aan.
U kunt het effect meteen controleren
op het scherm, waardoor u
gemakkelijk de compositie of de
focus kunt controleren en bijstellen.
Opname
Beeldstabilisatie is alleen actief
op het moment van de opname.
Pan
Beeldstabilisatie compenseert
alleen op- en neerwaartse
camerabewegingen. Deze optie
wordt aanbevolen voor het maken
van opnamen van voorwerpen die
horizontaal bewegen.
Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief.
Stel de IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera
op een statief.
Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt.
Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt.
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
Laatst gez
De weergave wordt hervat met
de laatst bekeken opname.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met
de laatst gemaakte opname.
150
151
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de datum/tijd-batterij vervangt
en hoe u de voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt
gebruiken. Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen
van problemen en een lijst met functies en items die op het scherm
verschijnen.
1
0
152
De levensduur van de datum/tijd-batterij (reservebatterij) is ongeveer 7 jaar.
Als het instellingenscherm Datum/Tijd telkens wordt weergegeven als u de
camera inschakelt, vervangt u de datum/tijd-batterij door een nieuwe (CR1220).
Schakel de camera uit.
Verwijder de houder voor
de datum/tijd-batterij.
Vervang de batterij.
Plaats de batterij met de polen (+) en (-)
in de juiste positie.
Plaats de batterijhouder.
Schakel de camera in en stel
de datum/tijd in (p. 18).
De datum/tijd-batterij vervangen
153
Als u de voedingsadapterset ACK800 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over
de lading in de batterijen.
Schakel de camera uit.
Sluit het snoer aan op de camera.
Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de camera.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens
het andere uiteinde in een stopcontact.
Schakel de camera in als u deze wilt
gebruiken.
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Aansluiten op het lichtnet
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld.
Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken.
154
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als
u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met
de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het
product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterijen van het juiste type zijn en niet leeg zijn (p. 17).
Controleer of de batterijen goed zijn geplaatst (p. 14).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 15).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met
een wattenstaafje en plaats de batterijen enige malen opnieuw.
De batterijen zijn snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterijen warm,
bijvoorbeeld door ze in uw zak te houden. Zorg dat de polen niet in contact komen met
metalen voorwerpen.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit het
klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en opnieuw
uit (p. 15).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 117).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Stel het programmakeuzewiel in op een opnamemodus (p. 40).
Druk in de afspeelmodus (p. 20) de sluiterknop half in (p. 22).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 42).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel in films
worden opgenomen.
Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder worden.
Als u opnamen maakt bij TL-of LED-verlichting kan het scherm flikkeren.
Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood)
verschijnen op het scherm.
Als u de sluiterknop indrukt, schakelt het scherm uit en kunt u geen
opnamen maken (p. 25).
wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 25).
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 149).
Klap de flitser uit en stel deze in op
h
(p. 69).
Verhoog de ISO-waarde (p. 72).
Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt
met een statief (p. 149).
Problemen oplossen
Problemen oplossen
155
Het beeld is wazig.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (p. 22).
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 168).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 146).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld.
Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 78, 81).
Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader
niet en stelt de camera niet scherp.
Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de
sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt
het AF-kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
Klap de flitser uit en stel deze in op
h
(p. 69).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 68).
Pas het beeld aan met i-Contrast (pp. 92, 131).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (pp. 85, 87).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
Klap de flitser in en stel deze in op
!
.
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 68).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (pp. 85, 87).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 25).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 69).
Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (pp. 94, 95).
Verhoog de ISO-waarde (p. 72).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 69).
Klap de flitser in en stel deze in op
!
.
Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (pp. 94, 95).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak
met de flitser.
Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen
in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 72).
Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen
maakt met een hoge ISO-waarde (pp. 58, 59).
Ogen worden rood weergegeven (p. 93).
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 147). Als u opnamen maakt met de flitser, licht de lamp
(aan de voorkant van de camera) op (p. 40) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl
de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie
is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten
als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.
Problemen oplossen
156
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag
of het maken van continu-opnamen gaat langzamer.
Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 50).
Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu
ø
.
Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg
“Beschikbare functies per opnamemodus” en “Opnamemenu” (pp. 162165).
Kan knoppen niet bedienen.
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op
9
, kunnen sommige knoppen niet worden
gebruikt (p. 28).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan
opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven,
heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (pp. 21, 30).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch
beëindigd.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen:
Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 50).
Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 102).
Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 102).
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden
of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie
over mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
Gebruik een geheugenkaart waarop een low-level format is uitgevoerd met deze
camera (p. 50).
Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het
afspelen tijdelijk worden onderbroken.
Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of
kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Kan knoppen niet bedienen.
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op
9
, kunnen sommige knoppen niet worden
gebruikt (p. 28).
Computer
Kan beelden niet overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen wanneer
de camera met een kabel is aangesloten op een computer.
Druk op
1
om de afspeelmodus in te schakelen. Houd de knop
n
ingedrukt en
druk vervolgens tegelijkertijd op de knoppen
o
en
m
. Druk op
qr
om [B] te selecteren
wanneer dit op het scherm wordt weergegeven en druk op
m
.
157
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting (p. 15).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart is ingesteld
op “LOCK”. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (pp. 14, 15).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart in de
juiste richting om opnamen te maken (p. 15).
Geheugenkaart fout (p. 21)
Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste richting
is geïnstalleerd, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice (p. 50).
Te weinig kaartruimte
Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 23, 28, 31,
53, 67, 99) of beelden te bewerken (pp. 128132). Wis de beelden (pp. 27, 122) om ruimte
te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 14).
Vervang de batterijen (p. 17)
Geen beeld.
Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 118)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI
afspelen/RAW
Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden
weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of
beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet
roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet
Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld.
Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 115), af te spelen in Smart Shuffle
(p. 116), te markeren als favoriet (p. 124), te roteren (p. 127), te bewerken (pp. 128132),
toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 141), te categoriseren (p. 125) of toe te voegen aan
een afdruklijst (p. 135).
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd
of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden vergroot,
worden afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet, geroteerd, bewerkt,
toegewezen aan het opstartscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst.
Het is niet mogelijk films te vergroten (p. 115), af te spelen in Smart Shuffle (p. 116), te
bewerken(pp. 128132), toe te voegen aan de afdruklijst (p. 135) of te registreren voor
het opstartscherm (p. 141).
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
158
Ongeldig selectiebereik
Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 120, 123, 126, 137) hebt u geprobeerd een
beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een
laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
Selectielimiet bereikt
U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder
dan 998 beelden (p. 136).
Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal
geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 136).
U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 118), Wissen (p. 122),
Favorieten (p. 124), My Category (p. 125), of Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF) (p. 135).
Communicatie fout
Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt
vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de
geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Fout in benaming.
De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met
dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is
bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 142) of
formatteer de geheugenkaart (p. 21).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als
u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk van
Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
Camerafout gedetecteerd (Foutnummer)
Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet
vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact
op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is
met de camera.
159
Opname (informatieweergave)
* : Standaard, : Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden de instellingen
aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat
de camera vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren voor de juiste weergave.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk niet naar behoren.
Informatieweergave op het scherm
Batterijoplaadlampje (p. 17)
Camerastand*
Witbalans (p. 73)
My Colors (p. 75)
Transportmodus (p. 74)
Raster (p. 148)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 25)
Meetmethode (p. 85)
Compressie (Beeldkwaliteit) /
(p. 70) Resolutie (pp. 70, 102)
Foto's: Aantal opnamen (p. 71)
Films: Resterende tijd / Verstreken
tijd (p. 102)
Zelfontspanner (pp. 57, 76, 77)
Disp. Sjabloon (p. 148)
Digitale Zoom (p. 54) / Digitale
Tele-converter (p. 55)
Scherpstelbereik (pp. 69, 86),
AF lock (p. 81)
Opnamemodus (p. 162),
Compositiepictogram (p. 160)
Flitsermodus (pp. 69, 88)
Rode-ogencorrectie (p. 132)
Flitsbelichtingscompensatie /
flitsuitvoer (pp. 94, 95)
Spotmetingpuntkader (p. 85)
Datum stempel (p. 56)
ISO-waarde (p. 72)
AE-vergrendeling (p. 87),
FE-vergrendeling (p. 87)
Sluitertijd (pp. 89, 91)
Beeldstabilisering (p. 149) /
Tijdzone (p. 144)
Diafragmawaarde (pp. 90, 91)
Belichtingscompensatie (p. 68)
AF-kader (p. 80)
i-Contrast (p. 92)
Zoombalk (p. 23)
Knipperdetectie (p. 95)
Belichtingsniveau (p. 91)
MF-indicator (p. 86)
Belichtingsschuifbalk
Informatieweergave op het scherm
160
Compositiepictogrammen
In de modus
A
geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de bepaalde
compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld en worden de optimale instellingen
geselecteerd voor de helderheid en kleur voor het onderwerp.
* Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst.
Onderwerp
Mensen
Niet-
menselijke
onderwerpen/
landschappen
Onderwerpen
van dichtbij
Achtergrondkleur
pictogram
Achtergrond
In beweging
Met sterke
schaduwen
op het
gezicht
Helder
Grijs
Tegenlicht
Inclusief blauwe
luchten
Lichtblauw
Tegenlicht
Zonsondergangen
——
Oranje
Spotlights
Donkerblauw
Donker
Met een statief
*— *
Informatieweergave op het scherm
161
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
My Category (p. 125)
Opnamemodus (p. 162)
ISO-snelheid (p. 72),
Afspeelsnelheid
(Films) (p. 101)
Belichtingscompensatie
(p. 68), Belichting (p. 103)
Witbalans (p. 73)
Histogram (p. 43)
Beeld bewerken
(pp. 128132)
Compressie
(Beeldkwaliteit) (p. 70)
Pixels opnemen
(pp. 70, 102),
MOV (Films)
Batterijoplaadlampje (p. 17)
Meetmethode (p. 85)
Mapnummer –
bestandsnummer (p. 142)
Nummer van weergegeven
beeld / totaal aantal beelden
Sluitertijd (pp. 89, 91),
Beeldkwaliteit (Films)
(p. 102)
Diafragmawaarde
(pp. 90, 91)
i-Contrast (pp. 92, 131)
Flitser (pp. 69, 88),
Flitsbelichtingscompensatie
(p. 94)
Scherpstelbereik
(pp. 69, 86)
Bestandsgrootte
(pp. 71, 102)
Foto's: Resolutie (p. 70)
Films: Filmlengte (p. 102)
Beveilig (p. 118)
Favorieten (p. 124)
My Colors (pp. 75, 130)
Rode-ogencorrectie
(pp. 93, 132)
Opnamedatum
en -tijd (p. 18)
162
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodi
D B M G
A
9
Functie
Belichtingscompensatie (p. 68) / Belichting (p. 103) {{{——
AE-vergrendeling/FE-vergrendeling (pp. 87, 103) {{{——
ISO-waarde (p. 72)
{{{{{
{{{{——
Zelfontspanner (pp. 57, 76, 77)
{{{{{ {
{{{{{
{{{{{
Flitser (pp. 69, 88)
*3
———{{{
{{{{——
{ {
*4 *4
————
Programma Shift (p. 87) {{{——
Scherpstelbereik (p. 69)
{{{{——
{{{{{ {
{{{{——
AF lock (p. 81) {{{{——
Gezichtsselectie (p. 84) {{{{{
Menu FUNC.
Witbalans (p. 73)
{{{{{ {
{{{{
——
My Colors (p. 75)
{{{{{ {
{{{{
——
Transportmodus (p. 74)
{{{{{ {
{{{{
——
{{{{
——
Flitsbelichtingscompensatie (p. 94) -2 tot +2
{
{{
——
Meetmethode (p. 85)
{
{{{
{{
{
{{{
——
Pixels opnemen (pp. 70, 102)
{
{{{
{
*6
————
Compressieverhouding
(Beeldkwaliteit) (p. 70)
{
{{{
{
*9
*1 FE-vergrendeling niet beschikbaar. *2 Het aantal opnamen kan niet worden opgegeven en de vertraging kan
niet worden ingesteld op 0 seconden. *3 Ingesteld op ! als de flitser is ingeklapt, maar selecteerbaar als de flitser
is uitgeklapt. *4 Niet selecteerbaar maar schakelt over naar afhankelijk van de omstandigheden.
ÒÎ
$
h
!
e
W
Beschikbare functies per opnamemodus
163
I J C
K E
T
Y
w O P t E
>
z
{{{{{{{{
——
{{{{{{{
——
———————————————
*1
——
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
———————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{
———
{{{{{{{{{{{{{
{{{
———
{{{
*2 *2 *2
{{{{
*2 *2 *2
{{{{{{{{{{{{{{{
————
{{{{{{
{{{{{{{{
————
*5
————————————————
———————————————
{
———
———————————————————
—————————
{
——————
{
{
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{
———
{{{{{{{{{
{{{
{{
————
{{{{{{{{{
{{{
{{{{{{{{{{
——
{{{
————
Menu FUNC.
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
——————
{
—————————
{
——
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
———————————————
{
——
{{{{{{{{{{{{{{{{
———
{{{
———
{{{{{{{{{{
———
{{{
———
{{{{{{{{{{
———
———————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
———————————————————
{{{{{{
*7
{{{{{{{{{
———
———————————————
{
*8
{
{{{{{{{{{{{{{{{{
———
*5 Niet selecteerbaar maar schakelt over naar als de flitser wordt gebruikt. *6 Ingesteld op .
*7 Ingesteld op . *8 niet beschikbaar. *9 Ingesteld op .
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. – Kan niet worden geselecteerd
164
4 Opnamemenu
Menu's
Opnamemodi
D B M G
A
9
Functie
AF-kader (p. 80)
Centrum
{{{{
——
Gezicht det.
{{{{
*1 *1
AF kader afm. (p. 80)
*2
Normaal/Klein
{{{{
——
Digitale Zoom (p. 54)
Standaard
{{{{{
*3
Uit
{{{{{
Digitale Tele-converter (1.5x/2.0x)
{{{{{
AF-Punt Zoom (p. 82) Aan/Uit
{{{{{
Servo AF (p. 83) Aan/Uit
{{{{
*4
Continu (p. 146) Aan/Uit
{{{{
*3 *3
AF-hulplicht (p. 146) Aan/Uit
{{{{{
*3
MF-Punt Zoom (p. 86) Aan/Uit
{{{{
——
Veiligheids-MF (p. 86) Aan/Uit
{{{{
——
Flits Instellingen
(pp. 93, 94, 95, 147)
Flits mode Auto/Handmatig
*5
{{
*6 *6 *6
Flitsbel. comp. -2 tot +2
{{{
——
Flits output
Minimum/
Medium/
Maximum
{{{
———
Rode-Ogen Aan/Uit
{{{{{
Lamp Aan Aan/Uit
{{{{{
*3
Veiligheids FE Aan/Uit
{{{
*
3*3
i-Contrast (p. 92) Auto/Uit
{{{{
*7 *7
Safety Shift (p. 90) Aan/Uit
{{
———
Bekijken (p. 147) Uit/2-10 sec./Vastzetten
{{{{{
*8
Terugkijken (p. 148) Uit/Details/Focus check
{{{{{
Knipperdetectie (p. 95) Aan/Uit
{{{{{
Disp. Sjabloon (p. 148)
Uit/Raster
{{{{{
Uitsnede/Beide
{{{{{
IS modus (p. 149)
Continu/Uit
{{{{
*3 *3
Opname/Pan
{{{{
——
Datum stempel (p. 56) Uit/Datum/Datum & Tijd
{{{{{
*1 9 punten indien geen gezicht wordt gedetecteerd. *2 Beschikbaar wanneer het AF-kader is ingesteld op
[Centrum]. *3 Ingesteld op [Aan]. *4 [Aan] als bewegende mensen worden gedetecteerd. *5 Ingesteld op
[Handmatig]. *6 Ingesteld op [Auto]. *7 Ingesteld op [Auto]. *8 Ingesteld op 2 seconden.
Menu's
165
I J C
K E
T
Y
w O P t E
>
z
{{{
———
{{{{{
{{{{{{{
{{{{{{
*1
{{{
——
{{{
————
———————————————————
{{{{{{
{{
———
{{{{{
——
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{
{{
———
{{{{
———
{{
{{{{{{{
——
{{{
————
{{
*3
———
{{{{
——
{{{
————
{{
*3 *3 *3
{{{{{{{{
*3 *3 *3
{{{
*3
{{{{{{{{{{{
{{{
{{{
———
{{{{
——
{{{
————
{{{
———
{{{{{{{{{
{{{
*6 *6 *6 *6 *6 *6 *6 *6 *6 *6 *6 *6 *6 *6 *6
————
———————————————————
———————————————————
{{{{{{{{{
———
{{{
————
{{{{{{{{{{{{{{{
————
*3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3
————
——————
*7
————————————
———————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{
———
{{{{{{{{{{{{{{{{
———
{{{{{{{{{{——{{{
———
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{{{
———
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{{{
———
{{{{{{
{{{{{{{{{
———
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. – Kan niet worden geselecteerd
Menu's
166
3 Menu Instellen
Item Beschrijving Zie pagina
mute Aan/Uit* p. 46
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 46
Geluidsopties De geluiden instellen voor elke
camerabewerking.
p. 140
Hints en tips Aan*/Uit p. 140
LCD Helderheid Instellen binnen een bereik van ±2. p. 47
opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartbeeld. p. 141
Formateren Een geheugenkaart formatteren waarbij alle
gegevens worden verwijderd.
pp. 21, 50
Bestandsnummering Continu*/Auto reset p. 142
Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 143
Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 143
Spaarstand Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
pp. 49,
143, 144
Tijdzone Thuis/Wereld p. 144
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 19
Maateenheid m/cm* / ft/in p. 145
Video Systeem NTSC* / PAL p. 117
Taal Weergavetaal selecteren. p. 20
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 48
* Standaardinstelling
Menu's
167
1 Menu Afspelen
2 Menu Afdrukken
Item Beschrijving Zie pagina
Smart Shuffle Smart Shuffle starten.
p. 116
Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen
p. 113
Wissen Beelden wissen (Selecteer, Select. reeks,
Alle beelden)
p. 122
Beveilig Beelden beveiligen (Selecteer, Select. reeks,
Alle beelden)
p. 118
Roteren Beelden draaien.
p. 127
Favorieten Beelden markeren als favoriet, of de markering
opheffen.
p. 124
My Category Beelden indelen in categorieën (Selecteer,
Select. reeks)
p. 125
i-Contrast Donkere delen en contrast van foto's
corrigeren.
p. 131
Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren.
p. 132
Trimmen Delen van foto's bijsnijden.
p. 129
Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan.
p. 128
My Colors Kleuren in foto's aanpassen.
p. 130
Beeld scrollen Aan*/Uit
p. 110
Ga verder Laatst gez.*/Laatste f.
p. 149
Overgang Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit
p. 115
* Standaardinstelling
Item Beschrijving Zie pagina
Print Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten
op een printer).
Sel. beeld & aantal Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 136
Select. Reeks Eerste en laatste beeld selecteren van een
reeks die u wilt afdrukken.
p. 137
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 137
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 138
Afdrukinstellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 135
168
Beeldsensor
Effectieve pixels in camera .............Ongeveer 12,1 miljoen pixels
Lens
Brandpuntafstand............................12x zoom: 5.0 (G) – 60.0 (T) mm
(35mm film equivalent: 28 (G) – 336 (T) mm)
Scherpstelbereik .............................5 cm – oneindig (G), 1 m – oneindig (T)
Macro 1 – 50 cm (G)
Beeldstabilisatiesysteem (IS)..........Type lensverschuiving
Beeldprocessor ...................................DIGIC 4
LCD-monitor
Type ................................................TFT kleur (breedbeeld)
Formaat...........................................7,5 cm (3,0 inch)
Effectieve pixels ..............................Ongeveer. 230.000 pixels
Verhouding......................................4:3
Functies ..........................................Helderheidaanpassing (5 niveaus)
Scherpstellen
Controlesysteem .............................Autofocus: Per beeld (Continu in automatische modus),
Continu, Servo AF (Servo AE)
Handmatig scherpstellen
AF Frame ........................................Gezichtsdetectie, Centrum
Meetsysteem.......................................Deelmeting, Gemiddelde centrum meeting, Spot
Belichtingscompensatie
(Foto's) /
Belichting (Films).................................±2 stops in stappen van 1/3-stop
ISO-snelheid (Standaarduitvoer
Gevoeligheid, Aanbevolen
Belichtingsindex) .................................Automatisch, ISO 80/100/200/400/800/1600
Witbalans.............................................Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H,
Custom
Sluitersnelheid.....................................1 – 1/2500 sec.
15 – 1/2500 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Diafragma
Type ................................................Iris
f/nummer.........................................f/3.4 – f/8.0 (G), f/5.6 – f/8.0 (T)
Flitser
Modi ................................................Automatisch, Aan, Slow sync, Uit
Bereik..............................................50 cm – 3,0 m (G), 1,0 m – 2,0 m (T)
Specificaties
Specificaties
169
Opnamemodi.......................................M, Av, Tv, P, Auto, Easy, Portret, Landschap, Kinderen
en dieren, SCN
*1
, Film
*2
*1 Smart Shutter
*3
, Weinig licht, Extra levendig,
Poster-effect, Kleur Accent, Kleur Wissel, Fisheye-effect,
Miniatuureffect, Strand, Flora, Sneeuw, Vuurwerk
*2 Standaard, Miniatuureffect, Kleur Accent, Kleur Wissel
*3 Glimlach, Knipoogdetectie, Zelfontspanner gezicht
Digitale Zoom ......................................Foto's/Films: Ongeveer 4x (in combinatie met de optische
zoomfunctie maximaal ongeveer 48x)
Veiligheidszoom, Digitale Tele-converter
Continu-opnamen maken
Modus .............................................Normaal, AF, LV
Snelheid (Normaal) .........................Ongeveer 1,0 beelden/sec. (In P-modus)
Ongeveer 3,0 beelden/sec. (In modus Weinig Licht)
Aantal opnamen (bij benadering)
(volgens CIPA-normen).......................Alkaline: ongeveer 130 beelden
NiMH: ongeveer 370 beelden
Opnamemedia.....................................SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/
SDXC -geheugenkaart/MultiMediaCard/
MMCplus-geheugenkaart/HC MMCplus-geheugenkaart
Bestandstype.......................................Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard,
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype
Foto's...............................................Exif 2.3 (JPEG)
Films................................................MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens:
Linear PCM (stereo))
Aantal opnamepixels (resolutie)
Foto's...............................................Groot: 4000 x 3000, Medium 1: 2816 x 2112, Medium 2:
1600 x 1200, Klein: 640 x 480, Breedbeeld: 4000 x 2248
Ingesteld op 1600 x 1200 in de modus Weinig Licht
Films................................................Standaard, Kleur Accent, Kleur Wissel: 1280 x 720
(30 fps*), 640 x 480 (30 fps*), 320 x 240 (30 fps*)
Miniatuureffect 1280 x 720 (Opnemen: 6 fps/3 fps/
1,5 fps, Afspelen 30 fps*), 640 x 480 (Opnemen: 6 fps/
3 fps/1,5 fps, Afspelen 30 fps*)
* Werkelijke framesnelheid is 29,97 fps
Interface...............................................Hi-Speed USB
Analoge audio-uitgang (stereo)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Direct Print-standaard..........................PictBridge
Specificaties
170
Voedingsbron ......................................AA-alkaline batterijen (AA NiMH-batterijen NB-3AH) x 2
Voedingsadapterset ACK800
Afmetingen ..........................................113,3 x 73,2 x 45,8 mm
Volgens CIPA-normen
Gewicht (volgens CIPA-normen)......... Ongeveer 308 g (incl. batterij en geheugenkaart)
Ongeveer 260 g (alleen camerabehuizing)
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder
kennisgeving.
171
Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica.
Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft
u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of
hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk
van Canon Klantenservice. Raadpleeg hiervoor het Canon
garantiesysteemboekje.
Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme
omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant
van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een
luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de
temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de
tas haalt.
Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen
met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder
de batterijen en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is
verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Voorzorgsmaatregelen
172
A
Aansluiting................................. 34, 117, 134
Accessoires............................................... 37
AE-vergrendeling............................... 87, 103
AF J Scherpstellen
Afdrukken ................................................ 134
AF-kaders............................................ 24, 80
AF-Punt Zoom........................................... 82
Afspelen J Bekijken
Afspelen met overgangseffecten............. 115
AF-vergrendeling....................................... 81
Alle beelden wissen................................. 122
AUTO-modus (Opnamemodus) .......... 23, 40
Av (opnamemodus)................................... 90
B
Batterij ................................................. 14, 37
Datum/tijd-batterij ............................. 152
Oplaadlampje ..................................... 17
Set van batterij en oplader.................. 37
Spaarstand ......................... 49, 143, 144
Beelden
Afspelen J Bekijken
Beelden wissen .......................... 27, 122
Beveilig............................................. 118
Bewerken J Bewerken
Weergaveduur.................................. 147
Beelden bekijken op een tv ..................... 117
Beelden markeren als favoriet................. 124
Beelden wissen ................................. 27, 122
Beeldkwaliteit J Compressieverhouding
Bekijken
Beeld scrollen................................... 110
Beelden op een tv............................. 117
Diavoorstelling.................................. 113
Enkelvoudige weergave ..................... 26
Filterweergave.................................. 111
Indexweergave ................................. 110
Smart Shuffle.................................... 116
Vergrote weergave ........................... 115
Belichting
AE-vergrendeling........................ 87, 103
Correctie............................................. 68
FE-vergrendeling................................ 87
Verschuiving..................................... 103
Bestandsnummering ............................... 142
Beveilig....................................................118
Bewerken
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken) ...................128
i-Contrast.......................................... 131
My Colors .........................................130
Rode-ogencorrectie.......................... 132
Trimmen ........................................... 129
Bijgesloten items J Accessoires
Breed (Resolutie) ................................70, 71
C
Camera
De camera vasthouden ......................13
Standaardinstellingen .........................48
Camerabeweging ..............................25, 149
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk .......... 2
Centrum (modus AF Frame) .....................80
Compressie (Beeldkwaliteit)...................... 70
Continu-opnamen maken .......................... 74
D
Datum en tijd J Datum/Tijd
Datum/Tijd ................................................. 19
Datum/tijd-batterij ............................. 152
Instelling .............................................18
Toevoegen aan beeld......................... 56
Wereldklok........................................ 144
Wijzigen .............................................. 19
Diavoorstelling......................................... 113
Digitale Tele-converter ..............................55
Digitale Zoom ............................................ 54
DPOF ......................................................135
E
Easy (Opname-/afspeelmodus)................. 28
Extra levendig (opnamemodus) ................ 61
F
Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen
FE-vergrendeling.......................................87
Films
Beeldkwaliteit (resolutie/
aantal beelden)................................. 102
Bekijken (Afspelen)..................... 31, 105
Index
Index
173
Bewerken..........................................106
Modi..................................................100
Opnametijd .........................................30
Filterweergave.........................................111
Fisheye-effect (opnamemodus).................65
Flitser
Aan .....................................................69
Flitsbelichtingscompensatie................94
Slow sync............................................88
Flora (opnamemodus) ...............................60
Focus check ............................................114
Focusvergrendeling...................................78
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken)..........................128
Formatteren (geheugenkaart)..............21, 50
Formatteren J Geheugenkaarten
formatteren
Foutmeldingen.........................................157
G
Geheugenkaarten......................................14
Beschikbare opnamen..................17, 71
Formatteren ..................................21, 50
Opnametijd .................................30, 102
Geluidsinstellingen ............................46, 140
Gezichtsdetectie (modus AF Frame)......... 80
Gezichtsselectie ........................................84
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) ........................................64
Glimlach (opnamemodus) .........................62
H
Handleiding voor persoonlijk afdrukken.......2
Handmatig scherpstellen (AF-instelling).... 86
Handmatige witbalans ...............................73
I
i-Contrast...........................................92, 131
Interfacekabel................................2, 34, 134
ISO-waarde ...............................................72
K
Kinderen & dieren (opnamemodus)...........58
Kleur Wissel (opnamemodus) ...........97, 100
Kleuraccent (opnamemodus) ............ 96, 100
Klokfuncties ...............................................49
Knipoogdetectie (opnamemodus)..............63
Knipperdetectie..........................................95
L
Lampje.................................40, 41, 146, 147
Landschap (opnamemodus)......................58
LCD-monitor J Scherm
Lichtnet ....................................................153
M
M (opnamemodus) ....................................91
Macro.........................................................69
Meetmethode.............................................85
Menu
Basishandelingen ...............................45
Lijst ...................................................164
Menu FUNC.
Lijst ...................................................162
Menu...................................................44
Miniatuureffect (opnamemodus)........66, 101
MultiMediaCard/MMCplus J
Geheugenkaarten
My Category ............................................125
My Colors ..................................................75
O
Opnamen maken
Aantal opnamen............................17, 71
Opname Info.....................................159
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Opnametijd .................................30, 102
Sjabloon weergeven .........................148
Opnamen maken via een tv.......................78
Overzicht van de onderdelen.....................40
P
P (opnamemodus) .....................................68
PictBridge ..........................................38, 134
Polsriem J Riem
Portret (opnamemodus).............................58
Poster-effect (opnamemodus)...................61
Problemen oplossen................................154
Programma automatische belichting .........68
Index
174
R
Raster..............................................148, 159
Reizen naar het buitenland ............... 37, 144
Resolutie (beeldgrootte)............................ 70
Riem...................................................... 2, 13
Rode-ogencorrectie........................... 93, 132
Roteren.................................................... 127
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven.......................................... 42
Informatieweergave.................. 159, 161
Menu J Menu Menu, Menu
Taal van LCD-scherm......................... 20
Scherpstelbereik
Handmatig scherpstellen.................... 86
Macro.................................................. 69
Scherpstellen
AF-kader....................................... 24, 80
AF-Punt Zoom .................................... 82
AF-vergrendeling................................ 81
Gezichtsselectie ................................. 84
Servo AF............................................. 83
SCN (opnamemodus)................................ 59
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart J
Geheugenkaarten
Sepiakleurig............................................... 75
Servo AF ................................................... 83
Set van batterij en oplader ........................ 37
Smart Shuffle........................................... 116
Sneeuw (opnamemodus) .......................... 60
Software
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken .................... 32
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk.... 2
Installatie ............................................ 33
Softwarehandleiding............................. 2
Spaarstand................................ 49, 143, 144
Standaardinstellingen................................ 48
Stereo AV-kabel .................................. 2, 117
Strand (opnamemodus)............................. 59
T
Taal van LCD-scherm ............................... 20
Transportmodus ........................................ 74
Trimmen ..................................................129
Tv (opnamemodus) ...................................89
U
Uitsnede ..................................................148
V
Vergrote weergave.................................. 115
Video J Films
Voeding J Batterijen, set van batterij
en oplader, voedingsadapterset
Voedingsadapterset .......................... 37, 153
Vuurwerk (opnamemodus) ........................60
W
Weinig licht (opnamemodus).....................59
Wereldklok...............................................144
Witbalans...................................................73
Z
Zelfontspanner
10 seconden-zelfontspanner ..............57
2 seconden-zelfontspanner ................76
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) ................................. 64
Knipoogdetectie (opnamemodus).......63
Vertraging en aantal
opnamen wijzigen............................... 77
Zoomen .........................................23, 29, 54
Zwart-witfoto's ........................................... 75
CEL-SP8VA280 © CANON INC. 2010
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.

Documenttranscriptie

Gebruikershandleiding • Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door, met name het gedeelte “Veiligheidsmaatregelen”. • Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later nog kunt raadplegen. NEDERLANDS De inhoud van de verpakking controleren Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande onderdelen bevat. Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van de camera. AA-alkalinebatterijen (x2) Camera Stereo AV-kabel AVC-DC400ST Introductiehandleiding Polsriem WS-800 Interfacekabel IFC-400PCU Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk Canon garantiesysteemboekje De handleidingen gebruiken Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk. • Gebruikershandleiding (deze handleiding) Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u de vele functies van de camera gebruiken om foto's met geavanceerdere instellingen te maken. • Handleiding voor persoonlijk afdrukken Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten op een (apart verkrijgbare) printer om foto's af te drukken. • Softwarehandleiding Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken. • Een geheugenkaart is niet bijgesloten. • U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer (alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten). 2 Lees dit eerst Proefopnamen en disclaimer Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten. Schending van het auteursrecht De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik. Garantiebeperkingen Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd. Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie van Canon Klantenservice. LCD-monitor (scherm) • Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hogeprecisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen invloed op het beeld dat wordt vastgelegd. • Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag voordat u de camera gaat gebruiken. Temperatuur van de camerabehuizing Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing. 3 Wat wilt u doen? 4 Opnamen maken ● Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten....23 ● Gewoon foto's maken (modus Easy) ...........................................28 Mooie opnamen maken van mensen I Portretten (p. 58) C Kinderen en dieren (p. 58) w Op het strand (p. 59) P In de sneeuw (p. 60) Diverse andere opnamen maken J Landschap (p. 58) Weinig licht (p. 59) O Flora (p. 60) t Vuurwerk (p. 60) Opnamen maken met speciale effecten Extra levendige kleuren (p. 61) Poster-effect (p. 61) Fisheye-effect (p. 65) Miniatuureffect (p. 66) ● Scherpstellen op gezichten ..........................................23, 58, 80, 84 ● Foto's maken met de zelfontspanner ................................57, 64, 77 ● De datum en tijd aan de opnamen toevoegen .............................56 4 Wat wilt u doen? Weergeven 1 ● De foto's bekijken.........................................................................26 ● Eenvoudig weergeven (modus Easy) ..........................................28 ● Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) ............................113 ● Foto's bekijken op een tv ...........................................................117 ● Foto's bekijken op een computer .................................................32 ● Snel foto's zoeken......................................................................110 ● Foto's wissen .......................................................................27, 122 Films maken en bekijken E ● Films opnemen.......................................................................29, 99 ● Films bekijken ..............................................................................31 Print 2 ● Snel en gemakkelijk foto's afdrukken.........................................134 Opslaan ● Beelden opslaan op een computer ..............................................32 Overige 3 ● Geluid uitzetten ............................................................................46 ● De camera gebruiken in het buitenland ...............................37, 144 ● Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven .....................159 5 Inhoudsopgave In hoofdstuk 1 tot en met 3 worden het basisgebruik en de veelgebruikte functies van deze camera beschreven. Vanaf hoofdstuk 4 worden de geavanceerde functies beschreven, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert. De inhoud van de verpakking controleren .... 2 Lees dit eerst ................................................ 3 Wat wilt u doen? ........................................... 4 Inhoudsopgave ............................................. 6 Conventies die in deze handleiding worden gebruikt ............................................ 9 Veiligheidsmaatregelen............................... 10 1 Aan de slag ..............................13 Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar)............................ 14 De batterijen en geheugenkaart plaatsen ...................................................... 14 De datum en tijd instellen............................ 18 De taal van het scherm instellen................. 20 Geheugenkaarten formatteren.................... 21 De sluiterknop indrukken ............................ 22 Foto's maken (Smart Auto) ......................... 23 Beelden bekijken......................................... 26 Beelden wissen........................................... 27 Opnamen maken of bekijken in de modus Easy ................................................ 28 Films opnemen ........................................... 29 Films bekijken ............................................. 31 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken............................. 32 Accessoires................................................. 36 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires.......... 37 2 Meer informatie........................39 Overzicht van de onderdelen ...................... 40 Schermweergave ........................................ 42 Lampje ........................................................ 43 6 Menu FUNC. – Basishandelingen...............44 MENU – Basishandelingen .........................45 De geluidsinstellingen wijzigen ...................46 De helderheid van het scherm wijzigen ......47 De standaardinstellingen van de camera herstellen.....................................................48 De functie spaarstand (Automatisch Uit).....49 Klokfuncties.................................................49 Low Level Format geheugenkaart...............50 3 Veelgebruikte functies voor opnamen ......................... 53 Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)............................................54 Datum en tijd aan de opname toevoegen ...56 De zelfontspanner gebruiken ......................57 Opnamen maken in diverse omstandigheden..........................................58 Speciale opnamen maken...........................59 Een glimlach detecteren en opnemen.........62 De knipoogdetectie gebruiken.....................63 De gezicht-zelfontspanner gebruiken..........64 Opnamen maken met het effect van een visooglens (Fisheye-effect) ..................65 Opnamen maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect).................66 4 Zelf instellingen selecteren .... 67 Opnamen maken in Programma automatische belichting...............................68 De helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie) ............................68 De flitser inschakelen ..................................69 Het scherpstelbereik wijzigen (macro)..... 69 Inhoudsopgave De resolutie wijzigen (Beeldgrootte).......70 De compressieverhouding wijzigen (Image Quality).......................................70 De ISO-waarde wijzigen.........................72 De witbalans aanpassen ........................73 Continu-opnamen maken.......................74 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors).............................................75 Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner........................................76 De zelfontspanner aanpassen ...............77 Opnamen maken via een tv ...................78 De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling.....................78 5 Haal meer uit uw camera........ 79 De modus AF Frame wijzigen ................80 Opnamen maken met AF-vergrendeling....................................81 Het autofocuskader vergroten................82 Opnamen maken met Servo AF.............83 De persoon selecteren op wie u wilt scherpstellen (Gezichtsselectie).............84 De meetmethode wijzigen ......................85 Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen........................86 Opnamen maken met de AE-vergrendeling ...................................87 Opnamen maken met de FE-vergrendeling....................................87 Opnamen maken met Slow sync............88 De sluitertijd instellen .............................89 De diafragmawaarde instellen................90 De diafragmawaarde en sluitertijd instellen ..................................................91 De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast) .................................92 Rode-ogencorrectie................................93 De flitsbelichtingscompensatie aanpassen ............................................. 94 De flitsuitvoer aanpassen....................... 95 Controleren op gesloten ogen................ 95 De kleur wijzigen en opnamen maken ... 96 6 Diverse functies voor het opnemen van films..................99 De filmmodus wijzigen ......................... 100 Films maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) ......... 101 De beeldkwaliteit wijzigen .................... 102 AE-vergrendeling/belichting ................. 103 Overige opnamefuncties ...................... 104 Afspeelfuncties..................................... 105 Bewerken ............................................. 106 7 Diverse functies gebruiken voor afspelen en bewerken...........109 Snel naar beelden zoeken ................... 110 Beelden bekijken met de filterweergave....................................... 111 Diavoorstellingen bekijken ................... 113 De focus controleren............................ 114 Beelden vergroten................................ 115 Beeldovergangen wijzigen ................... 115 Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle)..................................... 116 Beelden bekijken op een tv .................. 117 Beelden beveiligen............................... 118 Alle beelden wissen ............................. 122 Beelden markeren als favoriet ............. 124 Beelden indelen in categorieën (My Category) ...................................... 125 Beelden roteren ................................... 127 Het formaat van beelden wijzigen........ 128 Trimmen............................................... 129 7 Inhoudsopgave Effecten toepassen met de functie My Colors.......................................130 De helderheid corrigeren (i-Contrast).....................................131 Het rode-ogeneffect corrigeren......132 8 Afdrukken ..................... 133 Beelden afdrukken.........................134 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)..........................135 Geselecteerde beelden afdrukken .......................................138 9 De camera-instellingen aanpassen..................... 139 De camera-instellingen wijzigen ....140 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen ..........................................146 Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen ..........................................149 8 10 Nuttige informatie ....... 151 De datum/tijd-batterij vervangen ... 152 Aansluiten op het lichtnet .............. 153 Problemen oplossen ..................... 154 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen ....................... 157 Informatieweergave op het scherm .................................... 159 Beschikbare functies per opnamemodus .............................. 162 Menu's........................................... 164 Specificaties .................................. 168 Voorzorgsmaatregelen.................. 171 Index ............................................. 172 Conventies die in deze handleiding worden gebruikt • In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en de controleknop van de camera voorstellen. • Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ]. • De knoppen die een richting aangeven, de controleknop en de knop FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen. Knop Omhoog Knop Links Controleknop Knop FUNC./SET Knop Rechts Knop Omlaag • : Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn • : Tips voor het oplossen van problemen • : Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen • : Aanvullende informatie • (p. xx): Referentiepagina's (“xx” geeft het paginanummer aan) • In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de standaardinstellingen hebben. • De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende term geheugenkaarten. 9 Veiligheidsmaatregelen • Lees de volgende veiligheidsmaatregelen goed door voordat u het product gebruikt. Gebruik het product altijd op de juiste wijze. • De veiligheidsmaatregelen op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen. • Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die u gebruikt. Waarschuwing Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel of levensgevaar. • Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen. Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt. • Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen. Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking. Datum/tijd-batterij: gevaarlijk indien deze wordt ingeslikt. Neem in dat geval onmiddellijk contact op met uw huisarts. • • • • Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening. Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen. Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten. Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is gevallen of op een andere wijze is beschadigd. • Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont. • Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner om de apparatuur schoon te maken. • Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere vloeistoffen. • Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen. Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand. Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterijen. • Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die hiervoor geschikt is. Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's, kunt u de luidsprekers beschadigen. Ook kan uw gehoor beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt. • Gebruik alleen de aanbevolen batterijen. • Plaats de batterijen niet in de buurt van of in open vuur. De batterijen kunnen exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval dat batterijen lekken en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water. 10 Veiligheidsmaatregelen Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel. • Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt. • Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt. Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen. • Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt wanneer u een foto maakt. Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben. • Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen: - plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan; - plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C; - vochtige of stoffige plaatsen. Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterijen kunnen ontploffen, wat kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel. • De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer iemand hier lang naar kijkt. Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de apparatuur. • Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon). Dit kan de beeldsensor beschadigen. • Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt. Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden. • Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen. Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het apparaat voorkomen. • Verwijder de batterijen en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt. Als de batterijen in de camera worden gelaten, kunnen deze gaan lekken. • Breng voordat u de batterijen weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de polen van de batterijen. Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie. • U mag batterijen van uiteenlopende typen niet tegelijk opladen, of oude batterijen samen met nieuwe batterijen gebruiken. • Let er bij het plaatsen van de batterijen op dat u de + en - polen niet verwisselt. Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden. 11 Veiligheidsmaatregelen • Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt. Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm. • Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als u de camera in uw tas stopt. • Bevestig geen accessoires aan de polsriem. Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm. 12 1 Aan de slag Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de gemaakte foto's. In het laatste gedeelte van dit hoofdstuk wordt het maken en bekijken van opnamen en films in de modus Easy en het downloaden van beelden naar een computer beschreven. De riem bevestigen/de camera vasthouden • Bevestig de meegeleverde riem aan de camera en draag deze om uw pols tijdens het maken van opnamen, om te voorkomen dat u de camera laat vallen. • Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet blokkeren wanneer deze is uitgeklapt. Riem 13 Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) • SD-geheugenkaarten (2 GB en minder)* • SDHC-geheugenkaarten (meer dan 2 GB, tot en met 32 GB)* • SDXC-geheugenkaarten (meer dan 32 GB)* • MultiMediaCards • MMCplus-geheugenkaarten • HC MMCplus-geheugenkaarten * Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Afhankelijk van het merk werken sommige kaarten mogelijk niet goed. Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden SDXC-geheugenkaarten mogelijk niet herkend als u een kaartlezer gebruikt. Controleer van tevoren of uw besturingssysteem deze functie ondersteunt. De batterijen en geheugenkaart plaatsen Plaats de meegeleverde batterijen en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar). Controleer het schuifje voor schrijfbeveiliging van de kaart. ● Als de geheugenkaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen opnamen maken als het schuifje is ingesteld op vergrendeld. Duw het schuifje omhoog totdat u een klik hoort. Open het klepje. ● Verschuif de vergrendeling van het klepje en houd dit vast ( ) en schuif dan het klepje open ( zoals afgebeeld. 14 ) De batterijen en geheugenkaart plaatsen Plaats de batterijen. ● Plaats de batterijen met de polen (+) en (-) in de juiste positie. Plaats de geheugenkaart. ● Plaats de geheugenkaart op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt. ● Plaats de geheugenkaart in de juiste Label richting. Als u de geheugenkaart in de verkeerde richting probeert te plaatsen, kunt u de camera beschadigen. Sluit het klepje. ● Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan terwijl u het naar binnen schuift, totdat het vastklikt ( ). Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt? SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten hebben een schuifje voor schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, verschijnt op het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen. 15 De batterijen en geheugenkaart plaatsen De geheugenkaart verwijderen ● Duw de geheugenkaart naar binnen tot u een klik hoort en laat de kaart langzaam los. X De geheugenkaart wipt nu omhoog. Aantal opnamen dat kan worden gemaakt (bij benadering) Voedingsbron Alkalinebatterijen (meegeleverd) NiMH-batterijen (afzonderlijk verkrijgbaar) Aantal opnamen* 130 370 Afspeeltijd 7 uur 9 uur * Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association). • Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden, kleiner dan hierboven is aangegeven. • Afhankelijk van het merk alkalinebatterijen kan het aantal opnamen dat gemaakt kan worden, aanzienlijk variëren. • De waarden voor NiMH-batterijen zijn gebaseerd op volledig opgeladen batterijen. Compatibele batterijen Alkalinebatterijen van AA-formaat en NiMH-batterijen van AA-formaat van Canon (afzonderlijk verkrijgbaar) (pp. 36, 37). Kan ik andere batterijen gebruiken? Het wordt niet aanbevolen om andere batterijen te gebruiken dan de hierboven vermelde batterijen, omdat de prestaties heel erg kunnen variëren. Waarom NiMH-batterijen? NiMH-batterijen gaan veel langer mee dan alkalinebatterijen, vooral bij lage temperaturen. 16 De batterijen en geheugenkaart plaatsen Batterij-oplaadlampje Wanneer de batterij leeg raakt, verschijnen op het scherm een pictogram en een bericht. Als de batterijen zijn opgeladen, verschijnen dit pictogram en bericht niet. Weergave Betekenis Bijna leeg. Houd nieuwe batterijen bij de hand. “Vervang de batterijen” Leeg. Vervang de batterijen. Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering) Geheugenkaart Aantal opnamen 4 GB 1231 16 GB 5042 • Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. • Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt. Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken? U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de opnamemodus is ingesteld (p. 23). Aantal opnamen dat kan worden gemaakt 17 De datum en tijd instellen Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd, is het belangrijk dat u deze instelt. Schakel de camera in. ● Druk op de knop ON/OFF. X Het scherm Datum/Tijd verschijnt. Stel de datum en tijd in. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om een waarde te selecteren. Voltooi de instelling. ● Druk op de knop m. X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld, wordt het scherm Datum/Tijd gesloten. ● Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt de camera uitgeschakeld. Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld, verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt. Zomertijd instellen Als u bij stap 2 selecteert en met de knoppen op of de controleknop  de instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld. 18 De datum en tijd instellen Datum en tijd wijzigen U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen. Open de menulijst. ● Druk op de knop n. Selecteer [Datum/Tijd] op het tabblad 3. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [Datum/Tijd] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Wijzig de datum en/of de tijd. ● Voer stap 2 en 3 op p. 18 uit om de instelling te wijzigen. ● Als u op de knop n drukt, wordt het menu gesloten. Datum/tijd-batterij Als het scherm Datum/Tijd zelfs verschijnt wanneer de datum en tijd correct zijn ingesteld, moet u een nieuwe datum/tijd-batterij plaatsen (p. 152). 19 De taal van het scherm instellen U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. Open het instellingenscherm. ● Houd de knop m ingedrukt terwijl u op de knop n drukt. Stel de taal van het LCD-scherm in. ● Druk op de knoppen opqr of draai de controleknop  om een taal te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt ingesteld, wordt het instellingenscherm gesloten. Wat als de klok verschijnt als ik op m druk? De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok te sluiten en herhaalt u stap 2. U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item [Taal] te selecteren. 20 Geheugenkaarten formatteren Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart formatteren met deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Formateren]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [Formateren] te selecteren en druk vervolgens op m. Kies [OK]. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Formatteer de geheugenkaart. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. X De geheugenkaart wordt geformatteerd. Voltooi het formatteren. X Als het formatteren is voltooid, verschijnt op het scherm de melding [Geheugenkaart is geformatteerd]. ● Druk op de knop m. 21 De sluiterknop indrukken Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige inhoud wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid. De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op de geheugenkaart. De sluiterknop indrukken Druk de sluiterknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de knop daarna volledig in om de foto te maken. Druk de knop half in (Druk lichtjes om de focus in te stellen). ● Druk lichtjes totdat u tweemaal een piepgeluid hoort en er AF-kaders verschijnen waarop de camera scherpstelt. Druk de knop volledig in (Druk volledig in om de foto te maken). X U hoort het geluid van de sluiter als de opname wordt gemaakt. ● Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid hoort, aangezien op dat moment de foto wordt gemaakt. Kan het geluid van de sluiter langer duren? • Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter korter of langer duren. • Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen beeld onscherp zijn. Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp. 22 Foto's maken (Smart Auto) De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen, zodat u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt laten selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken. De camera kan ook gezichten detecteren en hierop automatisch scherpstellen, waarna de kleur en helderheid optimaal worden ingesteld. Schakel de camera in. ● Druk op de knop ON/OFF. X Het opstartscherm verschijnt. Selecteer de modus A. ● Stel het programmakeuzewiel in op A. ● Als u de camera op het onderwerp richt, maakt de camera geluid omdat deze de compositie bepaalt. X Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in het scherm. X De camera stelt scherp op gedetecteerde gezichten en geeft kaders weer rond deze gezichten. Kies de compositie. ● Als u de zoomknop naar i (telelens) Scherpstelbereik (bij benadering) Zoombalk duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j (groothoek) duwt, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. (De zoombalk, die de zoompositie aangeeft, verschijnt op het scherm.) 23 Foto's maken (Smart Auto) Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. X Wanneer de camera scherpstelt, hoort u tweemaal een piepgeluid en verschijnen er AF-kaders waarop de camera scherpstelt. Als de camera op meerdere punten scherpstelt, verschijnen er meerdere AF-kaders. AF-kader ● Als [Flitser Opklappen] wordt weergegeven op het scherm, moet u de flitser handmatig opklappen om een opname te maken. Als u de flitser handmatig laat zakken tot deze sluit, wordt de flitser niet gebruikt. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop helemaal in. X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld wordt vastgelegd. Als er weinig licht is en als de flitser is uitgeklapt, wordt de flitser automatisch geactiveerd. X De foto verschijnt gedurende enkele seconden op het scherm. ● Terwijl de foto nog op het scherm staat, kunt u al op de sluiterknop drukken om een volgende foto te maken. Wat als er rechts boven in het scherm een pictogram verschijnt? Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in het scherm. Zie “Compositiepictogrammen” (p. 160) voor meer informatie over de pictogrammen die worden weergegeven. 24 Foto's maken (Smart Auto) Wat als... • Wat als de kleur en helderheid van de beelden niet zijn zoals verwacht? Onder bepaalde omstandigheden past het weergegeven scènepictogram (p. 160) niet bij de werkelijke compositie. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus G (p. 68). • Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een onderwerp richt? Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht van het hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik (p. 80). Als het hoofdonderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen het witte kader zichtbaar. • Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de sluiterknop half indrukt? Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd. De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast (Servo AF). • Wat als het lampje oranje knippert en knippert op het scherm? Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en daardoor het beeld onscherp maken. • Wat als de camera geen enkel geluid maakt? Als u op l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle camerageluiden uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het geluid in te schakelen, drukt u op n, om [mute] te selecteren op het tabblad 3 en drukt u op qr om [Uit] te selecteren. • Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname? Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand is ongeveer 50 cm – 3,0 m met een maximale groothoekinstelling (j), en ongeveer 1,0 – 2,0 m met een maximale telelens (i). • Wat als de camera één keer piept wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt? Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Duw de zoomknop naar j en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale groothoekinstelling en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 1 cm of meer van het uiteinde van de lens bevinden. Duw de zoomknop naar i en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale telelensinstelling en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 1 m of meer van het uiteinde van de lens bevinden. • Wat als het lampje gaat branden wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt? Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving. • Wat als het scherm wordt uitgeschakeld wanneer u probeert een foto te maken? Wanneer de flitser opnieuw wordt opgeladen, schakelt het scherm uit. Het scherm wordt weer ingeschakeld wanneer de flitser volledig is opgeladen. 25 Beelden bekijken U kunt de foto's die u hebt gemaakt op het scherm bekijken. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. Selecteer een beeld. ● Als u op q drukt of de controleknop  linksom draait, doorloopt u de beelden in omgekeerde volgorde van opname, van het nieuwste beeld naar het oudste. ● Als u op r drukt of de controleknop  rechtsom draait, doorloopt u de beelden in volgorde van opname, van het oudste beeld naar het nieuwste. ● De beelden volgen elkaar sneller op als u de knoppen qr ingedrukt houdt, maar ze worden grover weergegeven. ● Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer ingetrokken. ● Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl de lens wordt ingetrokken, wordt de camera uitgeschakeld. Overschakelen naar de opnamemodus Als u de sluiterknop half indrukt of het modusschakelaar draait in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar de opnamemodus. 26 Beelden wissen U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. Selecteer het beeld dat u wilt wissen. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om het te wissen beeld weer te geven. Wis het beeld. ● Druk op a. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om [Wissen] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het getoonde beeld wordt gewist. ● Als u het beeld niet wilt wissen, drukt u op de knoppen qr of draait u de controleknop  om [Stop] te selecteren. Daarna drukt u op de knop m. 27 Opnamen maken of bekijken in de modus Easy In de modus Easy worden bedieningsinstructies weergegeven op het scherm en de camera is zo ingesteld dat alleen de knoppen die op deze pagina worden uitgelegd, plus de zoomknop werkzaam zijn. Hiermee wordt verkeerd gebruik van de camera voorkomen, zodat zelfs beginners zorgeloos foto's kunnen maken. Opnamen maken ● Stel het programmakeuzewiel in op 9. ● Voer stap 3 – 5 op pp. 23 – 24 uit om opnamen te maken (zonder geluid). Bekijken ● Druk op de knop 1 en druk vervolgens op de knoppen qr of draai de controleknop  om te schakelen tussen beelden. ● Druk op de knop 1 en druk vervolgens op de knop m, zodat alle foto's die u hebt gemaakt gedurende 3 seconden worden weergegeven. Druk nogmaals op de knop m om de diavoorstelling te beëindigen. ● Als u beelden wilt wissen, volgt u de stappen op p. 27. 28 Films opnemen De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen nog op de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen. Het geluid wordt in stereo opgenomen. Selecteer de modus E. ● Stel het programmakeuzewiel in op E. Resterende tijd Kies de compositie. ● Als u de zoomknop naar i duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j duwt, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. X Als de camera scherpstelt, hoort u tweemaal een pieptoon. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop helemaal in. 29 Films opnemen Verstreken tijd X De camera begint met de filmopname en op het scherm verschijnen [zREC] en de verstreken tijd. ● Als de opname is begonnen, haalt u uw vinger van de sluiterknop. ● Als u tijdens de opname de compositie wijzigt, worden de focus, de helderheid en de kleurtoon automatisch aangepast. ● Raak de microfoon niet aan tijdens de opname. ● Gebruik tijdens de opname geen andere knoppen dan de sluiterknop. Het geluid van de knoppen wordt in de film opgenomen. Microfoon Stop de opname. ● Druk de sluiterknop opnieuw volledig in. X De camera geeft één pieptoon en stopt met opnemen. X De film wordt naar de geheugenkaart weggeschreven. X De opname stopt automatisch wanneer de geheugenkaart vol is. Het onderwerp vergroten tijdens de opname Als u tijdens de opname op de zoomknop drukt, zoomt u in of uit op het onderwerp. De bedieningsgeluiden worden echter opgenomen. Geschatte opnametijden Geheugenkaart Opnametijd 4 GB 20 min. 43 sec. 16 GB 1 hr. 24 min. 54 sec. • De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. • De maximale cliplengte is ongeveer 10 minuten. • Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten of hoger gebruiken. 30 Films bekijken U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. X wordt weergegeven op films. Selecteer een film. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een film te selecteren. Druk daarna op de knop m. X Het filmbedieningspaneel wordt weergegeven. Speel de film af. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om (afspelen) te selecteren. Druk vervolgens op m. X De film wordt afgespeeld. ● Als u op de knop m drukt, kunt u het afspelen pauzeren of hervatten. ● Druk op de knoppen op om het volume aan te passen. X Na het einde van de film verschijnt . Wat als u geen films kunt afspelen op een computer? • Installeer de meegeleverde software (p. 33). • Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de computercapaciteit. • Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de geheugenkaart te kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera afspelen. Voor geavanceerd afspelen kunt u de camera aansluiten op een televisie. 31 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een computer te downloaden en te bekijken. Als u al software gebruikt die bij een andere compacte digitale camera van Canon is geleverd, installeert u de software van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt overschreven. Systeemvereisten Windows Windows 7 Windows Vista Service Pack 1, Service Pack 2 Windows XP Service Pack 3 Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's), Core2 Duo 1,66 GHz of hoger (films) CPU Windows 7 64 bits: 2 GB of meer RAM Windows 7 32 bits, Windows Vista 64 bits, 32 bits: 1 GB of meer Windows XP: 512 MB of meer (foto's), 1 GB of meer (films) Interface USB Vrije ruimte op de ZoomBrowser EX: 200 MB of meer vaste schijf CameraWindow: 150 MB of meer* PhotoStitch: 40 MB of meer Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger OS * Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de computer. Macintosh Mac OS X (v10.4 – v10.6) OS Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. PowerPC G4/G5 of Intel Processor (foto's), Core Duo 1,66 GHz of CPU hoger (films) RAM Mac OS X v10.4 – v10.5: 512 MB of meer (foto's), 1 GB of meer (films) Mac OS X v10.6: 1 GB of meer Interface USB Vrije ruimte op ImageBrowser: 250 MB of meer de vaste schijf CameraWindow: 150 MB of meer PhotoStitch: 50 MB of meer Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger 32 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Voorbereidingen In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5) gebruikt. Installeer de software. Windows Plaats de cd in het cd-romstation van de computer. ● Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het cd-romstation van de computer. Start de installatie. ● Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie] en volg de instructies -op het scherm om verder te gaan met de installatie. ● Als het scherm [User Account Control/Beheer gebruikersaccount] wordt weergegeven, volgt u de instructies op het scherm om verder te gaan. Als de installatie is voltooid, klikt u op [Restart/ Opnieuw starten] of [Finish/Voltooien]. Verwijder de cd-rom. ● Verwijder de cd-rom wanneer uw bureaubladscherm verschijnt. Macintosh Plaats de cd in het cd-romstation van de computer. ● Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het cd-romstation van de computer. Start de installatie. ● Dubbelklik op op de cd. ● Klik op [Install/Installeren] en volg de instructies op het scherm om verder te gaan met de installatie. 33 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Sluit de camera aan op de computer. ● Schakel de camera uit. ● Open het klepje en steek de kleinste stekker van de bijgeleverde interfacekabel (p. 2) stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting. ● Steek de groter stekker van de interfacekabel in de aansluiting op de computer. Raadpleeg de handleiding van de computer voor meer informatie over de aansluiting. Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. Open CameraWindow. Windows ● Klik op [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/ Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden]. X CameraWindow verschijnt. ● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het menu [Start] en selecteert u [All Programs/Alle programma's], gevolgd door [Canon Utilities], [CameraWindow] en [CameraWindow]. Macintosh X Wanneer er een verbinding tot stand is gebracht tussen de camera en de computer, wordt CameraWindow weergegeven. ● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het pictogram CameraWindow in de taakbalk onder aan het bureaublad. 34 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow weer te geven. Klik op op de taakbalk. In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling om het programma te wijzigen. Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/ Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden] en klik op [OK]. Dubbelklik op . Beelden downloaden en bekijken ● Klik op [Import Images from Camera/Beelden importeren van camera] en vervolgens op [Import Untransferred Images/Niet-overgedragen beelden importeren]. X Alle beelden die nog niet zijn overgedragen, worden nu naar de computer overgedragen. Overgedragen beelden worden gesorteerd op datum en opgeslagen in afzonderlijke submappen in de map Afbeeldingen. ● Wanneer [Image import complete./Importeren van beelden voltooid.] verschijnt, klikt u op [OK]. Klik daarna op [X] om CameraWindow te sluiten. ● Schakel vervolgens de camera uit en verwijder de kabel. ● Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer informatie over het bekijken van beelden op een computer. U kunt uw camerabeelden downloaden zonder de functie voor beeldoverdracht te gebruiken van de meegeleverde software door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op de computer. Hierbij gelden echter de volgende beperkingen: • Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele minuten duren voordat u beelden kunt downloaden. • Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk in horizontale richting gedownload. • Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het downloaden naar een computer. • Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software. • Sommige functies in de bijgeleverde software zijn mogelijk niet beschikbaar zoals het bewerken van films en het overdragen van beelden naar de camera. 35 Accessoires Meegeleverd bij de camera Polsriem WS-800 Stereo AV-kabel AVC-DC400ST* Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk AA-alkalinebatterijen (x2) Interfacekabel IFC-400PCU* *Ook afzonderlijk verkrijgbaar. Geheugenkaart USB-kaartlezer Windows/Macintosh Canon PictBridge-compatibele printers TV 36 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige regio's. Voedingen Voedingsadapterset ACK800 ● Met deze set kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. Dit wordt aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of wanneer u de camera aansluit op een computer of printer. U kunt op deze manier niet de batterijen in de camera opladen. Set van batterij en oplader CBK4-300 ● Deze speciale batterijladerset bevat batterijlader CB-5AH en vier oplaadbare NB-3AH NiMH-batterijen (nikkelmetaalhydride) van AA-formaat. Deze set wordt aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken. U kunt ook NiMH-batterij NB4-300 apart aanschaffen: dit is een set van vier oplaadbare NiMH-batterijen van AA-formaat. De set van batterij en oplader CBK4-200 kan ook worden gebruikt. Accessoires gebruiken in het buitenland De set van batterij en oplader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen. 37 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires Flitser Krachtige flitser HF-DC1 ● Met deze losse flitser kunt u fotoonderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om door de ingebouwde flitser te worden belicht. Printers SELPHY-serie Canon PictBridge-compatibele printers ● Als u uw camera aansluit op een Canon PictBridge-compatibele printer, kunt u uw beelden afdrukken zonder een computer te gebruiken. Ga voor meer informatie naar een winkel bij u in de buurt waar Canon-producten worden verkocht. Inkjetprinters Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen. Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren. 38 2 Meer informatie Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik. 39 Overzicht van de onderdelen Microfoon (p. 30) Lampje (pp. 57, 64, 77, 146) Lens Zoomknop Opnamen maken: i (telelens) / j (groothoek) (pp. 23, 29, 54) Afspelen: k (vergroten) / g (index) (pp. 110, 115) Sluiterknop (p. 22) ON/OFF-knop (p. 18) Programmakeuzewiel Flitser (pp. 24, 69, 88) Luidspreker Houder voor de datum/tijd-batterij (p. 152) Aansluiting statief Geheugenkaartsleuf/batterijklepje (p. 14) Klepvergrendeling (p. 14) Riembevestigingspunt (p. 13) Programmakeuzewiel Met het programmakeuzewiel wijzigt u de opnamemodus. P-, Tv-, Av-, M-modus U kunt instellingen kiezen voor diverse soorten foto's (pp. 68, 89, 90, 91). Auto-modus U kunt de camera instellingen laten selecteren voor volledig automatische opnamen (p. 23). Modus Easy U kunt foto's maken door gewoon de sluiterknop in te drukken (p. 28). Filmmodus Voor het maken van films (pp. 29, 99). SCN (modus voor speciale opnamen) U kunt opnamen maken met de beste instellingen voor de compositie (p. 58) of diverse effecten toevoegen aan uw opnamen (p. 59). Als u het programmakeuzewiel draait in de afspeelmodus, schakelt de camera over naar de opnamemodus. 40 Overzicht van de onderdelen Scherm (LCD-monitor) (pp. 42, 159, 161) 0 Knop (gezichtsselectie) (p. 84) 1 (Afspeelknop) (pp. 26, 109) DC IN-aansluiting (stroomtoevoer) (p. 153) A/V OUT- (audio/video-uitgang) / DIGITAL-aansluiting (pp. 34, 117, 134) b Knop (belichtingscompensatie) (p. 68) / a Knop (1 beeld wissen) (p. 27) - (p. 72) / d (Springen) (p. 111) / o-knop e (Macro) (p. 69) / f (handmatig scherpstellen) (p. 86) / q Knop Controleknop m Knop FUNC./SET (p. 44) h (Flitser) (pp. 69, 88) / r Knop Q (Zelfontspanner) (pp. 57, 76, 77) / p-knop Lampje (p. 43) l (Weergaveknop) (p. 42) n-knop (p. 45) Controleknop Door aan de controleknop te draaien, kunt u verschillende bewerkingen uitvoeren zoals het selecteren van items of het schakelen tussen beelden. Op een paar bewerkingen na zijn dezelfde bewerkingen mogelijk met de knoppen opqr. 41 Schermweergave Heen en weer schakelen tussen weergaven U kunt de schermweergave wijzigen met de knop l. Zie p. 159 voor details over de informatie die op het scherm verschijnt. Opnamen maken Informatieweergave Geen informatieweergave Afspelen Geen informatieweergave Korte informatieweergave Uitgebreide informatieweergave Focuscontroleweergave (p. 114) U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname op de knop l te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die als eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken en vervolgens [terugkijken] te kiezen op het tabblad 4 (p. 148). Schermweergave in donkere opnameomstandigheden Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren (de nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld. 42 Lampje Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen In de “Uitgebreide informatieweergave” (p. 42) knipperen de overbelichte gedeelten van het beeld op het scherm. Histogram tijdens afspelen Hoog Laag Donker Helder De grafiek die verschijnt in de “Uitgebreide informatieweergave” (p. 161) wordt het histogram genoemd. Het histogram toont de distributie van de helderheid van een beeld in horizontale richting en de sterkte van de helderheid in verticale richting. Als de grafiek meer naar rechts staat, is de opname helder. Staat de grafiek meer naar links, dan is de opname donker. Op deze manier kunt u de belichting beoordelen. Lampje Het lampje op de achterkant van de camera (p. 41) brandt of knippert afhankelijk van de status van de camera. Kleur Groen Oranje Status Brandt Knippert Brandt Knippert Bedieningsstatus Opnamevoorbereiding voltooid/Display uit (p. 144) Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan) Waarschuwing: camera beweegt (p. 25) Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden. U mag dan niet de stroom uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf/ batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart. 43 Menu FUNC. – Basishandelingen Met het menu ø kunt u veelgebruikte functies instellen. De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (pp. 162 – 165). Kies een opnamemodus. ● Stel het programmakeuzewiel in op de gewenste opnamemodus. Open het menu ø. ● Druk op de knop m. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen op om een menu-item te selecteren. X Onder aan het scherm verschijnen de beschikbare opties voor het menu-item. Selecteer een optie. Beschikbare opties Menu-items ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een optie te selecteren. ● U kunt ook instellingen selecteren door op de knop l te drukken bij opties waarbij wordt weergegeven. Voltooi de instelling. ● Druk op de knop m. X Het opnamescherm keert terug en u ziet de geselecteerde instelling op het LCD-scherm. 44 MENU – Basishandelingen U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend op tabbladen, zoals een tabblad voor opnamen maken (4) en voor afspelen (1). De opties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de afspeelmodus (pp. 164 – 167). Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer een tabblad. ● Druk op de knoppen qr of duw de zoomknop naar links of naar rechts om een tabblad te selecteren. Kies een item. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om een item te selecteren. ● Bij sommige items moet u op de knop m of de knop r drukken om een submenu te openen waarin u de instelling kunt wijzigen. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Voltooi de instelling. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. 45 De geluidsinstellingen wijzigen U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen. Geluiden dempen Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [mute]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [mute] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop l ingedrukt te houden terwijl u de camera inschakelt. Het volume aanpassen Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Volume]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [Volume] te selecteren en druk vervolgens op m. Pas het volume aan. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om een item te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om het volume aan te passen. ● Druk tweemaal op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. 46 De helderheid van het scherm wijzigen U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen. Via het menu Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [LCD Helderheid]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [LCD Helderheid] te selecteren. Pas de helderheid aan. ● Druk op de knoppen qr om de helderheid aan te passen. ● Druk tweemaal op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. 47 De standaardinstellingen van de camera herstellen Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen van de camera herstellen. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Reset alle]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [Reset alle] te selecteren en druk vervolgens op m. Herstel de instellingen. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. X De standaardinstellingen van de camera worden hersteld. Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld? • [Datum/Tijd] (p. 19) op het tabblad 3, [Taal] (p. 20), [Video Systeem] (p. 117), [Tijdzone] (p. 144) en het geregistreerde beeld voor [opstart scherm] (p. 141). • De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 73). • De kleuren die werden geselecteerd bij Kleuraccent (p. 96) of Kleur wisselen (p. 97). • De modus voor speciale opnamen geselecteerd in K (p. 59). • De filmmodus (p. 100) 48 De functie spaarstand (Automatisch Uit) Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt. Spaarstand tijdens opnamen maken Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken en u de sluiterknop half indrukt (p. 22), wordt het scherm weer ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken. Spaarstand tijdens afspelen De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang niet is gebruikt. • U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 143). • U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt uitgeschakeld (p. 144). Klokfuncties U kunt kijken hoe laat het is. ● Houd de knop m ingedrukt. X De huidige tijd verschijnt. ● Als u de camera verticaal houdt wanneer u de klokfunctie gebruik, schakelt het scherm over naar verticale weergave. Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om de weergavekleur te wijzigen. ● Druk nogmaals op m om de klokweergave te annuleren. Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven. 49 Low Level Format geheugenkaart Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, als de camera niet goed werkt of als u vindt dat de opname-/leessnelheid van een geheugenkaart is verminderd. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Formateren]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [Formateren] te selecteren en druk vervolgens op m. Selecteer [Low Level Format]. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [Low Level Format] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om weer te geven. ● Druk op de knoppen opqr of draai de controleknop  om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m. Start de Low Level Format. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. X De Low Level Format wordt uitgevoerd. X Als de Low Level Format is voltooid, verschijnt op het scherm de melding [Geheugenkaart is geformatteerd]. Voltooi de Low Level Format. ● Druk op de knop m. 50 Low Level Format geheugenkaart • Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 21), omdat alle opgenomen gegevens worden gewist. • U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door [Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken. 51 52 3 Veelgebruikte functies voor opnamen Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale omstandigheden en het gebruik van basisfuncties, zoals de zelfontspanner. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de modus A voor “Nader inzoomen op het onderwerp (Digital Zoom)” (p. 54) voor “De zelfontspanner gebruiken” (p. 57). Wanneer u opnamen maakt in een andere modus dan A, controleert u welke functies beschikbaar zijn in die modus (pp. 162 – 163). • In “Opnamen maken in diverse omstandigheden” (p. 58) tot “Opnamen maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniature Effect)” (p. 66) wordt verondersteld dat de bijbehorende modus is geselecteerd. 53 Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot een equivalent van ongeveer 48x en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische zoom. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 70) en de gebruikte zoomfactor. Duw de zoomknop naar i. ● Houd de zoomknop vast totdat het zoomen stopt. X Het inzoomen stopt wanneer de grootst mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het beeld niet verslechtert, en de zoomfactor wordt weergegeven op het scherm als u de zoomknop loslaat. Zoomfactor Duw de zoomknop weer naar i. X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder in op het onderwerp. Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven? Opnamen die zijn gemaakt met een blauwe zoomfactor, zijn grof. De digitale zoom uitzetten Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom] te selecteren op het tabblad 4. Daarna kiest u [Uit]. Als u de optische zoom en digitale zoom tegelijk gebruikt, is de brandpuntafstand 28 (G) – 1.344 (T) mm en 28 (G) – 336 (T) mm als u de optische zoom alleen gebruikt (alle brandpuntafstanden zijn equivalent aan 35mm). 54 Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) Digitale Tele-converter De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent van ongeveer 1,5x of 2,0x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie (inclusief digitale zoom) met dezelfde zoomfactor. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie van de resolutie (p. 70) en de instellingen van de Digitale Tele-converter. Selecteer [Digitale Zoom]. ● Druk op de knop n. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 4 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [Digitale Zoom] te selecteren. Accepteer de instelling. ● Druk op de knoppen qr om een vergroting te selecteren. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het opnamescherm. X Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor verschijnt op het scherm. ● Selecteer [Digitale Zoom] en de optie [Standaard] om terug te keren naar de standaard digitale zoomfunctie. Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven? Bij een ingestelde resolutie van wordt blauw weergegeven). of verslechtert het beeld (de zoomfactor • De respectieve brandpuntafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x] zijn 42,0 (G) – 504,0 (T) mm en 56,0 (G) – 672,0 (T) mm (equivalent aan 35 mm). • U kunt de Digitale Tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie gebruiken. 55 Datum en tijd aan de opname toevoegen U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 18). Selecteer [Datum stempel]. ● Druk op de knop n. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 4 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [Datum stempel] te selecteren. Accepteer de instelling. ● Druk op de knoppen qr om [Datum] of [Datum & Tijd] te selecteren. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het opnamescherm. X Na de instelling verschijnt [DATUM] op het scherm. Maak de opname. X De datum of tijd van de opname wordt weergegeven in de rechterbenedenhoek van het beeld. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit] bij stap 2. U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter doet bij beelden met een toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum en tijd tweemaal worden afgedrukt. • Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 135) om af te drukken. • Gebruik de meegeleverde software om af te drukken. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie. • Gebruik de printerfuncties om af te drukken. Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde informatie. 56 De zelfontspanner gebruiken De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat de sluiterknop is ingedrukt. Druk op de knop p. Selecteer Ò. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om Ò te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Daarna wordt Ò weergegeven op het scherm. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in. X Als de zelfontspanner start, knippert het lampje en hoort u het geluid van de zelfontspanner. X Twee seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld, versnellen het geknipper en het geluid (het lampje blijft branden terwijl er wordt geflitst). ● Om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen al is begonnen, drukt u op de knop p. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u bij stap 2. U kunt de wachttijd en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 77). 57 Opnamen maken in diverse omstandigheden Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen voor het soort opname dat u wilt maken. Kies een opnamemodus. ● Draai het programmakeuzewiel om de gewenste opnamemodus te selecteren. Maak de opname. I Portretten fotograferen (Portret) ● Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer u mensen fotografeert. J Landschapsopnamen maken (Landschap) ● Hiermee kunt u majestueuze opnamen van landschappen maken, met een echt gevoel van diepte. C Foto's maken van kinderen of dieren (Kinderen & dieren) ● Hiermee kunt u foto's maken van bewegende onderwerpen, zoals kinderen en dieren, zodat u geen enkel leuk moment hoeft te missen. ● Bij een maximale groothoekinstelling kunt u scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 1 m of meer van het uiteinde van de lens bevinden en bij maximale telelensinstelling kunt u scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 3 m of meer van het uiteinde van de lens bevinden. In de modus C kunnen de beelden grof lijken omdat de ISO-waarde (p. 72) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te passen. 58 Speciale opnamen maken Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen voor het soort opname dat u wilt maken. Selecteer de modus K. ● Stel het programmakeuzewiel in op K. Selecteer de opnamemodus. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om de gewenste opnamumodus te selecteren en druk vervolgens op m. Maak de opname. Opnamen maken bij weinig licht (Weinig licht) ● Hiermee kunt u opnamen maken in een donkere omgeving, met verminderde camerabeweging en onscherpe weergave. ● Er wordt een resolutie-instelling van weergegeven, en het beeld wordt vastgelegd met 1600 x 1200 pixels. w Strandfoto's maken (Strand) ● Hiermee maakt u foto's van helder belichte mensen op zandstranden waarop het zonlicht sterk wordt gereflecteerd. 59 Speciale opnamen maken O Foto's maken van flora (Flora) ● Hiermee kunt u bomen en gebladerte (bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of bloesem) in levendige kleuren vastleggen. P Mensen in de sneeuw fotograferen (Sneeuw) ● Hiermee maakt u heldere foto's met natuurlijke kleuren van mensen tegen een besneeuwde achtergrond. t Foto's maken van vuurwerk (Vuurwerk) ● Hiermee maakt u foto's van vuurwerk in levendige kleuren. In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 149). 60 Speciale opnamen maken Effecten toevoegen aan de opname Opnamen maken met levendige kleuren (Extra levendig) ● Hiermee maakt u foto's met levendige, intense kleuren. Foto's maken met poster-effect (Poster-effect) ● Hiermee kunt u foto's maken die lijken op oude posters of illustraties. Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen in de modi en , kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. 61 Een glimlach detecteren en opnemen De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd, ook zonder dat u op de sluiterknop drukt. Selecteer . ● Voer stap 1 – 2 op p. 59 uit om te selecteren en druk daarna op de knop l. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens op de knop l. X De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Lachdetectie aan]. Richt de camera op een persoon. ● Elke keer als de camera een glimlach detecteert, gaat het lampje branden en wordt een foto gemaakt. ● Druk op de knop p om de lachdetectie te pauzeren. Druk nogmaals op de knop p om de lachdetectie te hervatten. Wat als een glimlach niet wordt herkend? Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn. Het aantal opnamen wijzigen Nadat u hebt geselecteerd in stap 1, drukt u op op. • Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach. • U kunt ook foto's maken door gewoon de sluiterknop in te drukken. 62 De knipoogdetectie gebruiken Richt de camera op een persoon en druk de sluiterknop volledig in. De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog wordt gedetecteerd. Selecteer . ● Voer stap 1 – 2 op p. 59 uit om te selecteren en druk daarna op de knop l. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens op de knop l. Kies de compositie en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of er een groen kader verschijnt rondom het gezicht van de persoon die zal knipogen. Druk de sluiterknop helemaal in. X De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Glimlach voor foto]. X Het lampje gaat knipperen en u hoort het geluid van de zelfontspanner. Kijk naar de camera en knipoog. X De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer 2 seconden nadat een knipoog is gedetecteerd van de persoon waarvan het gezicht omkaderd is. ● Druk op p om het aftellen te annuleren. Wat als een knipoog niet wordt herkend? • Knipoog langzaam. • Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren of een hoed, of als diegene een bril draagt. Het aantal opnamen wijzigen Nadat u hebt geselecteerd in stap 1, drukt u op op. 63 De gezicht-zelfontspanner gebruiken • Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook herkend als een knipoog. • Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld. • Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de sluiterknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat een persoon in de compositie komt en knipoogt. De gezicht-zelfontspanner gebruiken De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw gezicht wordt gedetecteerd (p. 80). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto te maken waar de fotograaf zelf ook op staat. Selecteer . ● Voer stap 1 – 2 op p. 59 uit om te selecteren en druk op l. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens op de knop l. Kies de compositie en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of het gezicht waarop is scherpgesteld groen omkaderd is en of de andere gezichten wit omkaderd zijn. Druk de sluiterknop helemaal in. X De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar camera om aftellen te starten]. X Het lampje gaat knipperen en u hoort het geluid van de zelfontspanner. Ga bij de anderen staan en kijk naar de camera. X Als de camera een nieuw gezicht detecteert, worden het geknipper en het geluid versneld (het lampje blijft branden wanneer er wordt geflitst), en twee seconden later wordt de sluiter ontgrendeld. ● Om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen al is begonnen, drukt u op de knop p. 64 Opnamen maken met het effect van een visooglens (Fisheye-effect) Het aantal opnamen wijzigen Nadat u hebt geselecteerd in stap 1, drukt u op op. Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld. Opnamen maken met het effect van een visooglens (Fisheye-effect) U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens. Selecteer . ● Voer stap 1 – 2 op p. 59 uit om te selecteren. Kies een effectniveau. ● Druk op de knop l. X [Effectniveau] verschijnt op het scherm. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een effectniveau te selecteren. Druk vervolgens op de knop l. X U kunt het effect op het scherm controleren. Maak de opname. Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. 65 Opnamen maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect van een miniatuurmodel krijgt. Selecteer . ● Voer stap 1 – 2 op p. 59 uit om te selecteren. X Op het scherm verschijnt een wit kader rondom het gebied dat scherp blijft. Kies het gebied waarop u wilt scherpstellen. ● Druk op de knop l. ● Beweeg de zoomknop om de grootte van het kader te wijzigen en druk op de knoppen op om de kaderpositie te wijzigen. ● Druk op l om terug te keren naar het opnamescherm. Maak de opname. • Als u op m drukt in stap 2, wordt de the horizontale/verticale oriëntatie van het kader gewijzigd. U kunt op qr drukken om de kaderpositie te wijzigen wanneer het kader verticaal wordt weergegeven. • Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen. • Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. Modi voor andere composities Naast de hierboven beschreven modi zijn ook de volgende modi voor speciale opnamen beschikbaar. • T Kleuraccent (p. 96) • Y Kleur wisselen (p. 97) 66 4 Zelf instellingen selecteren In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op G. • G staat voor 'programma automatische belichting'. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 162 – 165). 67 Opnamen maken in Programma automatische belichting U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan uw voorkeuren. AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting). De brandpuntafstand is ongeveer 5 cm – oneindig bij een maximale groothoek(j) en ongeveer 1 m – oneindig met een maximale telelens (i). Selecteer de modus G. ● Stel het programmakeuzewiel in op G. Pas de instellingen naar wens aan (pp. 68 – 77). Maak de opname. Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden weergegeven? Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen: • De flitser inschakelen (p. 69) • Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 72) De helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie) U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van -2 tot +2. Selecteer de belichtingscompensatiemodus. ● Druk op de knop b. Pas de helderheid aan. ● Kijk naar het scherm, en draai de controleknop  om de helderheid aan te passen en druk vervolgens op de knop b. X De belichtingscompensatie verschijnt op het scherm. 68 De flitser inschakelen U kunt de flits gebruiken bij elke opname die u maakt. De werkzame flitsafstand is ongeveer 50 cm – 3,0 m met een maximale groothoekinstelling (j), en ongeveer 1,0 – 2,0 m met een maximale telelens (i). Klap de flitser uit. Selecteer h. ● Druk eerst op de knop r en druk daarna op de knoppen qr of draai de controleknop  om h te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Daarna ziet u h op het scherm. Wat als het instellingenscherm niet verschijnt, ook niet als u drukt op r? De flitser is ingeklapt. Klap de flitser handmatig uit. Het scherpstelbereik wijzigen (macro) Wanneer het moeilijk is om scherp te stellen omdat uw opname onderwerpen dichtbij bevat, kunt u het scherpstelbereik wijzigen voor een betrouwbare focus. Selecteer e. ● Druk eerst op de knop q en druk daarna op de knoppen qr of draai de controleknop  om e te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Daarna ziet u e op het scherm. Scherpstelbereik Beschrijving e Ongeveer 1 – 50 cm * Alleen onderwerpen dichtbij zijn scherp. * Bij een maximale groothoekinstelling (j) van de lens. De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst. Hoe kan ik betere close-ups maken? Probeer de camera op een statief te zetten en opnamen te maken met Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 76). 69 De resolutie wijzigen (Beeldgrootte) e wordt grijs in het gebied in de gele balk onder de zoombalk, en er wordt niet scherpgesteld. De resolutie wijzigen (Beeldgrootte) U kunt kiezen uit vijf instellingen voor de resolutie (beeldgrootte). Selecteer de resolutie-instelling. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Als u selecteert, kunt u de Digitale Zoom (p. 54) of de Digitale Tele-converter (p. 55) niet gebruiken. De compressieverhouding wijzigen (Image Quality) U kunt een van de volgende niveaus voor de compressieverhouding (beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal). Selecteer de compressieverhouding setting. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om 70 te selecteren. De compressieverhouding wijzigen (Image Quality) Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Waarden voor resolutie en compressieverhouding (bij benadering) Resolutie Compressieverhouding Gegevensgrootte van 1 opname (geschatte kB) Aantal opnamen per geheugenkaart 4 GB 16 GB (Hoog) 12M/4000x3000 3.084 1231 5042 1.474 2514 10295 (Normaal 1) 6M/2816x2112 1.620 2320 9503 780 4641 19007 (Normaal 2) 2M/1600x1200 558 6352 26010 278 12069 49420 (Laag) 0.3M/640x480 150 20116 82367 84 30174 123550 2.311 1630 6677 1.105 3352 13727 (Breedbeeld) 4000x2248 • De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen. Geschatte waarden voor het papierformaat A2 A3 – A5 ● Geschikt om foto's te verzenden als e-mailbijlagen. ● Voor afdrukken op breed papier. 12,7 x 17,9 cm Briefkaartformaat 8,9 x 12,7 cm 71 De ISO-waarde wijzigen Selecteer de ISO-waarde. ● Druk eerst op de knop o en gebruik daarna de knoppen op of draai de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de opnamemodus en –omstandigheden. Laag Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis. Bewolkt, schemerig. Hoog Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker. De ISO-waarde wijzigen • Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter. • Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter grof lijken. Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien. 72 De witbalans aanpassen Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden. Selecteer de witbalansfunctie. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Auto Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor de opnameomstandigheden. Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis. Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw. Lamplicht Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3 golflengten. TL licht Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten. TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten. Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in. Aangepaste witbalans U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie. Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar is op de opnamelocatie. ● Selecteer bij stap 2 hierboven. ● Zorg dat het hele scherm is gevuld met een vlak, witgekleurd onderwerp en druk vervolgens op de knop l. X De schermtint verandert terwijl de witbalansgegevens worden ingesteld. De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de camera-instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd. 73 Continu-opnamen maken Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's. Selecteer een transportmodus. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om W of Druk vervolgens op m. te selecteren. Maak de opname. X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's. Modus W Continu Continue Opname AF Maximale snelheid (beelden/ sec. bij benadering) Beschrijving 1,0 De camera maakt continu opnamen met de ingestelde scherpstelling en belichting wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt. 0,6 De camera maakt continu opnamen en wordt scherpgesteld. [AF Frame] is ingesteld op [Centrum]. De camera maakt continu opnamen waarbij de scherpstelling is vastgezet in de stand die bij handmatige scherpstelling is ingesteld. In t wordt de scherpstelling bij de eerste opname vergrendeld. * Als u t (p. 60) gebruikt en opneemt met de AF-vergrendeling (p. 81) of de handmatige scherpstelmodi (p. 86), verandert in . Continue Opnamen LV* 0,7 • Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (pp. 57, 76, 77). • De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus (p. 59). • Afhankelijk van de opnameomstandigheden, de camera-instellingen en de zoompositie, stopt de camera mogelijk tijdelijk of wordt de opnamesnelheid mogelijk trager. • Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid trager worden. • Als u flitst, kan de opnamesnelheid trager worden. 74 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit. Selecteer My Colors. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. My Colors uit Levendig Neutraal — De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging, voor een levendige impressie. Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt. Sepia Voor sepiakleurige foto's. Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's. Positief Film Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense, natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's. Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto. Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto. Levendig Blauw Levendig Groen Levendig Rood Aangepaste kleur Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger. Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger. Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode onderwerpen levendiger. U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging, enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (p. 76). • U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 73). • In de modi en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden gewijzigd. Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van de huidskleur. 75 Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner Aangepaste kleur U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op 5 verschillende niveaus. ● Voer stap 2 op p. 75 uit om te selecteren en druk daarna op de knop l. ● Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr of draai de controleknop  om een waarde te selecteren. ● Hoe meer de waarde die u selecteert naar rechts ligt, hoe sterker of donkerder (huidtint) het effect wordt, en hoe meer deze waarde naar links ligt, hoe zwakker of lichter (huidtint) het effect wordt. ● Druk op de knop l om de instelling te voltooien. Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner De camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat de sluiterknop is ingedrukt. Hiermee vermijdt u dat de camera beweegt wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt. Selecteer Î. ● Druk eerst op de knop p en druk daarna op de knoppen op of draai de controleknop  om Î te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt Î op het scherm. ● Voer stap 3 op p. 57 uit om de opname te maken. 76 De zelfontspanner aanpassen U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen (1 – 10 opnamen) instellen. Selecteer $. ● Druk eerst op de knop p en druk daarna op de knoppen op of draai de controleknop  om $ te selecteren. Druk vervolgens meteen op de knop n. Selecteer de instellingen. ● Druk op de knoppen op om [Vertraging] of [Beelden] te selecteren. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een waarde te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● Voer stap 3 op p. 57 uit om de opname te maken. Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer? • De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname gemaakt. • Als de flitser wordt geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden. • Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen. Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst). 77 Opnamen maken via een tv U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer u opnamen maakt. • Om de camera op een tv aan te sluiten, volgt u de stappen in “Beelden bekijken op een tv” (p. 117). • Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm. De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de sluiterknop half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd. Stel scherp. ● Zorg dat het gewenste object is gecentreerd en scherpgesteld, en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of het AF-kader rond het onderwerp groen is. Maak een nieuwe compositie. ● Druk de sluiterknop half in en beweeg de camera om een nieuwe compositie te maken voor de opname. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop helemaal in. 78 5 Haal meer uit uw camera Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op G. • In de gedeelten “De sluitertijd instellen” (p. 89), “De diafragmawaarde instellen” (p. 90) en “De diafragmawaarde en sluitertijd instellen” (p. 91) wordt aangenomen dat het programmakeuzewiel is ingesteld op deze modi. • In het gedeelte “De flitsuitvoer aanpassen” (p. 95) wordt aangenomen dat u het programmakeuzewiel hebt ingesteld op D. • In het gedeelte “De kleur wijzigen en opnamen maken” (p. 96) wordt aangenomen dat u het programmakeuzewiel hebt ingesteld op K en de bijbehorende modus hebt geselecteerd. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 162 – 165). 79 De modus AF Frame wijzigen U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van de opname. Selecteer [AF Frame]. ● Druk eerst op de knop n en kies [AF Frame] op het tabblad 4. Druk daarna de knoppen qr om een optie te selecteren. Centrum Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen op een bepaald punt. U kunt het AF-kader kleiner maken • Druk op de knop n en selecteer [AF kader afm.] op het tabblad 4. Selecteer vervolgens [Klein]. • Het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de Digitale Zoom (p. 54), de Digitale Tele-converter (p. 55) of Handmatig scherpstellen (p. 86) gebruikt. Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt . Gezicht det. • Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen, de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen. • Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven. • Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik. • Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt. 80 Opnamen maken met AF-vergrendeling • Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen wit kader) worden weergegeven, verschijnt er een AF-kader in het midden van het scherm wanneer u de sluiterknop half indrukt. • Het AF-kader verschijnt in het midden van het scherm als u de sluiterknop half indrukt wanneer Servo AF (p. 83) is ingesteld op [Aan] en er geen gezicht wordt herkend. • Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend: • onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij; • onderwerpen die donker of licht zijn; • gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten waarvan een deel is verborgen. • De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren als gezichten. • Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet. Opnamen maken met AF-vergrendeling U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop loslaat. Vergrendel de focus. ● Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk op de knop q. X De scherpstelling wordt vergrendeld en en de MF-indicator worden op het scherm weergegeven. ● Haal uw vinger van de sluiterknop, druk nogmaals op de knop q en gebruik daarna de knoppen qr of draai de controleknop  om te selecteren. De scherpstelling wordt ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. 81 Het autofocuskader vergroten Als u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt u de scherpstelling controleren. Selecteer [AF-Punt Zoom]. ● Druk op de knop n en selecteer [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Controleer de scherpstelling. ● Druk de sluiterknop half in. X In [Gezicht det.] (p. 80) wordt het gezicht dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd, vergroot weergegeven. X In [Centrum] (p. 80) wordt de inhoud van het centrale AF-kader vergroot weergegeven. Wat als de weergave niet wordt vergroot? De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezicht det.] als er geen gezicht wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm. In [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen. De weergave wordt niet vergroot als u de Digitale Zoom (p. 54), de Digitale Tele-converter (p. 55) of Servo AF (p. 83) gebruikt, of als de camera is aangesloten op een televisie (p. 78). 82 Opnamen maken met Servo AF Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende onderwerpen zonder iets te missen. Selecteer [Servo AF]. ● Druk op de knop n en selecteer [Servo AF] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Stel scherp. ● De scherpstelling en de belichting blijven behouden als het blauwe AF-kader wordt weergegeven wanneer u de sluiterknop half indrukt. • In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen. • In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet blauw, ook niet als u de sluiterknop half indrukt. U kunt in dat geval de scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader. • Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger van de sluiterknop en druk deze opnieuw half in. • In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling. • De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar in de modus Servo AF. • De functie is niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (pp. 57, 76, 77). 83 De persoon selecteren op wie u wilt scherpstellen (Gezichtsselectie) U kunt een bepaald gezicht selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens de opname maken. Stel het AF-kader in op [Gezicht det.] (p. 80). Open de modus Gezichtsselectie. ● Richt de camera op het gezicht van het onderwerp en druk op 0. X Nadat [Gezichtsselectie : aan] wordt weergegeven, verschijnt er een gezichtskader rond het gezicht dat wordt gedetecteerd als het hoofdonderwerp. ● Zelfs als het onderwerp beweegt, volgt het gezichtskader het onderwerp binnen een bepaald bereik. ● Als er geen gezicht wordt gedetecteerd, wordt niet weergegeven. Selecteer het gezicht waarop u wilt scherpstellen. ● Als u op 0 drukt, wordt het gezichtskader verplaatst naar een ander gezicht dat door de camera is gedetecteerd. ● Wanneer het kader alle herkende gezichten is langsgegaan, wordt [Gezichtsselectie : uit] weergegeven en verschijnt weer het scherm van de modus AF-kader. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop half in. Als de camera scherpstelt, verandert in . ● Druk de sluiterknop helemaal in om de opname te maken. 84 De meetmethode wijzigen U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden. Selecteer de meetmethode. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Deelmeting Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden. Gem. centrum De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend, meeting maar het midden krijgt meer nadruk. Spot Er wordt alleen gemeten binnen het in het midden van het scherm. (spotmetingpuntkader) 85 Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen U kunt handmatig scherpstellen gebruiken wanneer automatisch scherpstellen niet mogelijk is. Als u de sluiterknop half indrukt nadat u ruwweg handmatig hebt scherpgesteld, kunt u de scherpstelling fijner afstellen. Selecteer . ● Druk eerst op de knop q en druk daarna op de knoppen qr of draai de controleknop te selecteren. Druk vervolgens  om op de knop m. X en de MF-indicator worden weergegeven. Stel ruwweg scherp. ● Op de balk aan de zijkant wordt het focuspunt en een weergave van de afstand getoond voor de MF-indicator. Terwijl u naar het vergrote gebied kijkt, draait u de controleknop  om een geschikte scherpstelling te zoeken. MF-indicator Pas de scherpstelling verder aan. ● Als u de sluiterknop half indrukt, kunt u de scherpstelling verder afstellen (veiligheids-MF). • U kunt de modus of de grootte van het AF-kader niet wijzigen als u handmatig scherpstelt (p. 80). Als u de modus of de grootte van het AF-kader wilt wijzigen, annuleert u eerst de modus Handmatig scherpstellen. • U kunt de camera op een statief bevestigen om nauwkeurig scherp te stellen. • Als u de Digitale Zoom (p. 54) of de Digitale Tele-converter (p. 55) gebruikt, of wanneer u een televisie gebruikt voor de weergave (p. 78), kunt u wel scherpstellen maar wordt het vergrote gebied niet weergegeven. • Als u op n drukt om het tabblad 4 weer te geven en [MF-Punt Zoom] instelt op [Uit], is de vergrote weergave niet beschikbaar. • Als u op n drukt om het tabblad 4 weer te geven en [Veiligheids MF] instelt op [Uit], kunt u de scherpstelling niet verder afstellen, zelfs niet als u de sluiterknop half indrukt. 86 Opnamen maken met de AE-vergrendeling U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor “Auto Exposure” (automatische belichting). Vergrendel de belichting. ● Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop b terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt. X Als verschijnt, is de belichting vergrendeld. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop b drukt, verdwijnt en wordt de automatische belichting ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. Programmaverschuiving (Programma Shift) Als u de belichting vergrendelt en vervolgens aan de controleknop  draait, kunt u de combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen. Opnamen maken met de FE-vergrendeling Net als met de AE-vergrendeling (p. 87), kunt u de belichting vergrendelen voor het maken van opnamen met de flitser. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE. Dit staat voor “Flash Exposure”. Klap de flitser uit en selecteer h (p. 69). Vergrendel de flitsbelichting. ● Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop b terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt. X De flitser gaat af en wanneer verschijnt, wordt de flitsuitvoer vastgehouden. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop b drukt, verdwijnt en wordt de flitsbelichting ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. 87 Opnamen maken met Slow sync Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser. Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken. Klap de flitser uit. Selecteer …. ● Druk eerst op de knop r en druk daarna op de knoppen qr of draai de controleknop  om … te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt … op het scherm. Maak de opname. ● Ook als u de flitser gebruikt, mag het onderwerp niet bewegen totdat het geluid van de sluiterknop stopt. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 149). 88 De sluitertijd instellen U kunt de sluitertijd instellen op de snelheid die u wilt gebruiken voor opnamen. De camera stelt de juiste diafragmawaarde in voor de sluitertijd die u hebt ingesteld. M staat voor “Time value” (tijdwaarde). Stel het programmakeuzewiel in op M. Kies de instelling. ● Draai de controleknop  om de sluitertijd in te stellen. Maak de opname. Beschikbare sluitertijden. 15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6, 1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200, 1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000, 1/2500 • 2" geeft 2 seconden aan, 0"3 geeft 0,3 seconde aan en 1/160 geeft 1/160 seconde aan. • De snelste sluitertijd bij gebruik van de flitser is 1/2.000 seconde. De camera stelt de sluitertijd automatisch in op 1/2.000 seconde als er een kortere sluitertijd wordt geselecteerd. • Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitersnelheden niet beschikbaar. • Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten voordat u de volgende opname kunt maken. • Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd gebruikt en opnamen maakt met een statief (p. 149). Wat als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven? Als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de sluitertijd aan totdat de diafragmawaarde wit wordt weergegeven. Safety shift kan ook worden gebruikt (p. 90). 89 De diafragmawaarde instellen U kunt het diafragma instellen op de waarde die u wilt gebruiken voor opnamen. De camera stelt de juiste sluitertijd in voor de diafragmawaarde die u hebt ingesteld. B staat voor “Aperture value” (diafragmawaarde), wat verwijst naar de grootte van de diafragmaopening in de lens. Stel het programmakeuzewiel in op B. Kies de instelling. ● Draai de controleknop  om de diafragmawaarde in te stellen. Maak de opname. Beschikbare diafragmawaarden F3.4, F4.0, F4.5, F5.0, F5.6, F6.3, F7.1, F8.0 Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige diafragmawaarden niet beschikbaar. Wat als de sluitertijd oranje wordt weergegeven? Als de sluitertijd oranje wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de diafragmawaarde aan totdat de sluitertijd wit wordt weergegeven. Safety shift kan ook worden gebruikt. Safety Shift Met de modi M en B wordt de sluitertijd of diafragmawaarde automatisch aangepast aan de juiste belichting wanneer deze niet op een andere manier kan worden verkregen, als u op n drukt om het tabblad 4 weer te geven en [Safety Shift] instelt op [Aan]. Safety Shift is uitgeschakeld wanneer de flitser is ingeschakeld. 90 De diafragmawaarde en sluitertijd instellen U kunt de sluitertijd en de diafragmawaarde handmatig instellen voor het maken van opnamen. D staat voor “Manual” (handmatig). Stel het programmakeuzewiel in op D. Kies de instelling. ● Druk op b om de sluitertijd of diafragmawaarde te selecteren. ● Draai de controleknop  om een waarde in te stellen. X Het ingestelde belichtingsniveau wordt Diafragmawaarde Sluitertijd Standaard belichtingsniveau Belichtingsniveau Indicator belichtingsniveau weergegeven. U kunt het verschil controleren met het standaardbelichtingsniveau. X Als het verschil groter is dan ±2 stops, wordt het ingestelde belichtingsniveau oranje weergegeven. Als u de sluiterknop half indrukt, wordt “-2” of “+2” oranje weergegeven. • De standaardbelichting wordt berekend volgens de geselecteerde lichtmeetmethode (p. 85). • Als u de zoom gebruikt nadat u instellingen hebt opgegeven of de compositie hebt gewijzigd, wordt het belichtingsniveau mogelijk aangepast. • Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde, wordt de helderheid van het scherm mogelijk aangepast. Als de flitser is uitgeklapt en ingesteld op h, wijzigt de helderheid van het scherm niet. • Als u b indrukt terwijl u de sluiterknop half indrukt, wordt de sluitertijd of diafragmawaarde (datgene wat niet is geselecteerd bij stap 2) automatisch aangepast om de juiste belichting te verkrijgen (afhankelijk van de instellingen wordt mogelijk niet de juiste belichting verkregen). 91 De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast) De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden, die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken van de opname automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. Selecteer [i-Contrast]. ● Druk op n om [i-Contrast] te selecteren op het tabblad 4. Druk vervolgens op qr om [Auto] te selecteren. X Na de instelling verschijnt @ op het scherm. In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting mogelijk niet juist aangepast. U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 131). 92 Rode-ogencorrectie U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn gemaakt. Selecteer [Flits Instellingen]. ● Druk op de knop n en selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knop m. Wijzig de instelling. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [Rode-Ogen] te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt Œ op het scherm. Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen. • U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 131). • Als u drukt op r terwijl de flitser is uitgeklapt, en onmiddellijk op n drukt, verschijnt het scherm in stap 2. 93 De flitsbelichtingscompensatie aanpassen Net als bij de belichtingscompensatie (p. 68) kunt u de belichting aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van ±2 wanneer u de flitser gebruikt. Selecteer ~. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om ~ te selecteren. Kies de instelling. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om de flitsbelichtingscompensatie te selecteren. Druk daarna op de knop m. X Na de instelling verschijnt ~ op het scherm. Veiligheids FE De camera past automatisch de sluitertijd of diafragmawaarde aan wanneer de flitser flitst om overbelichting en felle belichting van de lichtere delen van de compositie te voorkomen. Als u echter op n drukt om het tabblad 4 weer te geven en [Veiligheids FE] instelt op [Uit] bij [Flits Instellingen], worden de sluitertijd en de diafragmawaarde niet automatisch aangepast. • U kunt ook de belichtingscompensatie instellen. Druk op n en selecteer [Flits Instellingen] (p. 93) op het tabblad 4. Selecteer vervolgens [Flitsbel. comp.] en druk op qr om een instelling te selecteren. • Als u r indrukt terwijl de flitser is uitgeklapt, en onmiddellijk op n drukt, verschijnt het instelscherm. 94 De flitsuitvoer aanpassen In de modus D kunt u 3 niveaus selecteren voor flitsuitvoer. Stel het programmakeuzewiel in op D. Selecteer Flits output. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om ~ te selecteren. Kies de instelling. ● Druk op qr of draai de controleknop  om de hoeveelheid flitsuitvoer te selecteren. Druk vervolgens op m. X Na de instelling verschijnt ~ op het scherm. • U kunt de flitsuitvoer ook instellen. Druk op n en selecteer [Flits Instellingen] (p. 93) op het tabblad 4. Selecteer vervolgens [Flits output] en druk op qr om een instelling te selecteren. • In de modi M en B kunt u de flitsuitvoer instellen als u op n drukt om het tabblad 4 te selecteren, en vervolgens [Flits Instellingen] selecteert en de optie [Flits mode] instelt op [Handmatig]. • Als u r indrukt terwijl de flitser is uitgeklapt, en onmiddellijk op n drukt, verschijnt het instelscherm. Controleren op gesloten ogen Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht hebben, wordt weergegeven. Selecteer [Knipperdetectie]. ● Druk op de knop n en selecteer [Knipperdetectie] op het tabblad 4. Druk op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Maak de opname. X Als een persoon met gesloten ogen wordt gedetecteerd, verschijnt er een kader en . • Indien in de modus of $ het aantal opnamen is ingesteld op twee of meer, is deze functie alleen beschikbaar voor de laatst gemaakte opname. • Niet beschikbaar in de modus W, of . 95 De kleur wijzigen en opnamen maken U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt. Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht. Kleur Accent U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie te wijzigen in zwart-wit. Selecteer T. ● Voer stap 1 – 2 op p. 59 uit om T te selecteren. Druk op de knop l. X Het ongewijzigde beeld en het beeld met Kleur Accent worden afwisselend weergegeven. ● De standaardinstelling voor de accentkleur is groen. Geef de kleur op. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop q. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. Geef het kleurengamma op. Opgenomen kleur ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om het gewenste kleurengamma te wijzigen. ● Selecteer een negatieve waarde om het kleurengamma te beperken. Selecteer een positieve waarde om het kleurengamma uit te breiden met gelijksoortige kleuren. ● Druk op l om terug te keren naar het opnamescherm. Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren. 96 De kleur wijzigen en opnamen maken Kleur Wissel Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen. Selecteer Y. ● Voer stap 1 – 2 op p. 59 uit om Y te selecteren. Druk op de knop l. X Het ongewijzigde beeld en het beeld met de gewisselde kleur worden afwisselend weergegeven. ● Standaard wordt groen omgezet in grijs. Geef de kleur op die u wilt wisselen. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop q. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. Geef de doelkleur op. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop r. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. 97 De kleur wijzigen en opnamen maken Geef het kleurengamma op dat u wilt wisselen. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om het gewenste kleurengamma te wijzigen. ● Selecteer een negatieve waarde om het kleurengamma te beperken. Selecteer een positieve waarde om het kleurengamma uit te breiden met gelijksoortige kleuren. ● Druk op l om terug te keren naar het opnamescherm. • Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren. • In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken. 98 6 Diverse functies voor het opnemen van films Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten “Films opnemen” en “Films bekijken” in hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt voor het opnemen en bekijken van films. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op de modus E. • Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het afspelen en bewerken van films. Hierbij wordt verondersteld dat u op 1 hebt gedrukt om de afspeelmodus te activeren. 99 De filmmodus wijzigen U kunt kiezen uit vier filmmodi. Selecteer een filmmodus. ● Druk op m en vervolgens op op om E te selecteren. ● Druk op qr of draai de controleknop  om een filmmodus te selecteren en druk nogmaals op m. E Standaard Miniatuureffect > Kleur Accent z Kleur Wissel De normale modus. U kunt films maken die lijken op een miniatuurmodel (p. 101). In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle kleuren behalve de geselecteerde kleur omzetten in zwart-wit, of de geselecteerde kleur omzetten in een andere kleur. Zie “De kleur wijzigen en opnamen maken” (p. 96) voor meer informatie. In sommige omstandigheden worden kleuren niet weergegeven zoals verwacht in de modi > en z. 100 Films maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) U kunt films maken die lijken op bewegende miniatuurmodellen . U kunt het miniatuureffect verkrijgen door de bovenste en onderste gedeeltes van de scène te selecteren die worden vervaagd, en de afspeelsnelheid te selecteren. Hierdoor lijken mensen en objecten in de scène snel te bewegen tijdens het afspelen. Geluid wordt niet opgenomen. Selecteer . ● Voer de bewerkingen uit op p. 100 om te selecteren. X Op het scherm verschijnt een wit kader rondom het gebied dat scherp blijft. Kies het gebied waarop u wilt scherpstellen. ● Druk op l. ● Beweeg de zoomknop om de grootte van het kader te wijzigen en druk op de knoppen op om de kaderpositie te wijzigen. Selecteer een afspeelsnelheid. ● Druk op n. ● Druk op qr of draai de controleknop  om een afspeelsnelheid te selecteren. ● Als u op l drukt, word het opnamescherm weergegeven. Maak de opname. Afspeelsnelheden en geschatte afspeeltijden (voor clips van 1 min.) Snelheid Afspeeltijd 12 sec. 6 sec. 3 sec. • Als u op m drukt in stap 2, wordt de the horizontale/verticale oriëntatie van het kader gewijzigd. U kunt op qr drukken om de kaderpositie te wijzigen wanneer het kader verticaal wordt weergegeven. • Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen. • Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. 101 De beeldkwaliteit wijzigen U kunt kiezen uit drie instellingen voor beeldkwaliteit. Kies de instelling voor de beeldkwaliteit. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op het scherm. Beeldkwaliteittabel Beeldkwaliteit (resolutie/aantal beelden) Beschrijving 1280 x 720 pixels (30 beelden/sec.) Voor filmopnamen van high-definitionkwaliteit. 640 x 480 pixels (30 beelden/sec.) Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit. In dit geval is de opnameresolutie lager dan 320 x 240 pixels (30 beelden/sec.) in , waardoor de beeldkwaliteit grof lijkt, maar u kunt ongeveer drie keer zo lang opnemen. Geschatte opnametijd Geheugenkaart Capaciteit Beeldkwaliteit 4 GB 16 GB 20 min. 43 sec. 1 uur 24 min. 54 sec. 43 min. 43 sec. 2 uur 59 min. 3 sec. 1 uur 58 min. 19 sec. 8 uur 4 min. 30 sec. • Volgens de testnormen van Canon. • Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er ongeveer 10 minuten lang is opgenomen in of ongeveer 1 uur in of . • Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten of hoger gebruiken. 102 AE-vergrendeling/belichting U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in een bereik van ±2 voordat u een opname maakt. Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. Vergrendel de belichting. ● Nadat u de sluiterknop hebt losgelaten, drukt u op de knop o om de belichting te vergrendelen. De belichtingsschuifbalk verschijnt. ● Druk nogmaals op de knop o om de vergrendeling op te heffen. Wijzig de belichting. ● Kijk naar het scherm en draai de controleknop  om de belichting in te stellen. Maak de opname. 103 Overige opnamefuncties De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. In de modi , > of z kunnen de functies die zijn voorzien van een * op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. • Nader inzoomen op het onderwerp* - De optische en digitale zoomfuncties (p. 54) zijn beschikbaar in E. - Alleen de optische zoomfunctie is beschikbaar in > en z. - De optische en digitale zoomfuncties zijn beide niet beschikbaar als u opnamen maakt in . Stel de optische zoom in voordat u opnamen maakt. - Het geluid van het zoomen wordt opgenomen. • De zelfontspanner gebruiken (p. 57) • Het scherpstelbereik wijzigen (Macro) (p. 69)* Macro-opname is niet beschikbaar in . • De witbalans aanpassen (p. 73) • De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 75) • Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner (p. 76)* • De zelfontspanner aanpassen (p. 77) Het aantal opnamen kan niet worden ingesteld. • Opnamen maken via een tv (p. 78)* • Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 81)* • Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen (p. 86)* • Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 146)* • De sjabloon weergeven (p. 148)* [Uitsnede] is niet beschikbaar. • Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 149)* U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit]. 104 Afspeelfuncties De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. • • • • • • • • • • • Beelden wissen (p. 27) Snel naar beelden zoeken (p. 110) Beelden bekijken met de filterweergave (p. 111) Diavoorstellingen bekijken (p. 113) Beeldovergangen wijzigen (p. 115) Beelden bekijken op een tv (p. 117) Beelden beveiligen (p. 118) Alle beelden wissen (p. 122) Beelden markeren als favoriet (p. 124) Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 125) Beelden roteren (p. 127) Overzicht van het filmbedieningspaneel in “Films bekijken” (p. 31) Afsluiten Afspelen Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen door op qr te drukken of de controleknop  te draaien. Geluid wordt niet afgespeeld). Het eerste beeld weergeven Vorig beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt). Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt). Het laatste beeld weergeven * Bewerken (p. 106) Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridgeprinter (p. 134). Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde informatie. 105 Bewerken U kunt het begin en het einde van een opgenomen film bijsnijden. Selecteer *. ● Voer stap 1 – 3 op p. 31 uit om * te selecteren en druk daarna op de knop m. X Het filmbewerkingspaneel en de balk met bewerkingsfuncties worden weergegeven. Filmbewerkingspaneel Stel het bewerkingsbereik in. ● Druk op de knoppen op en selecteer of . ● Als u op qr drukt op de controleknop  Bewerkingsbalk voor films draait om te verplaatsen, wordt weergegeven op punten waar de film kan worden bewerkt. Als u selecteert, kunt u het begin van de film bijsnijden vanaf . Als u selecteert, kunt u het einde van de film bijsnijden vanaf . X Zelfs als u verplaatst naar een punt waar niet wordt weergegeven, wordt alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de linkerzijde bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. Alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de rechterzijde wordt bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. X Het gedeelte dat met is aangegeven, is het deel van de film dat behouden blijft na het bijsnijden. Controleer de bewerkte film. ● Druk op de knoppen op om (afspelen) te selecteren en druk vervolgens op de knop m. De bewerkte film wordt afgespeeld. ● Herhaal stap 2 als u de film nog een keer wilt bewerken. 106 Bewerken ● Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op op en selecteert u . Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen qr of draai de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Sla de bewerkte film op. ● Druk op de knoppen op om te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen opqr of draai de controleknop  om [Nieuw bestand] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X De film wordt opgeslagen als een nieuw bestand. • Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt dan gewist. • Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen [Overschrijven] selecteren. • Als de batterijen halverwege leeg zijn geraakt door het bewerken, kunt u de bewerkte film mogelijk niet opslaan. • Gebruik tijdens het bewerken van films batterijen met voldoende lading, volledig opgeladen NiMH-batterijen van AA-formaat of een voedingsadapterset (beide los verkrijgbaar) (p. 37). 107 108 7 Diverse functies gebruiken voor afspelen en bewerken In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden. • Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera bedient. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt. • De bewerkingsfunctie (pp. 128 – 132) kan niet worden gebruikt als er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart. 109 Snel naar beelden zoeken Naar beelden zoeken in de Indexweergave U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer te geven. Duw de zoomknop naar g. X De beelden worden weergegeven in een index. ● Het aantal beelden neemt toe elke keer wanneer u de zoomknop naar g duwt. ● Het aantal beelden neemt af elke keer wanneer u de zoomknop naar k duwt. Selecteer een beeld. ● Draai de controleknop  om een ander beeld weer te geven. ● Druk op de knoppen opqr om een beeld te selecteren. X Er wordt een oranje kader weergegeven om het geselecteerde beeld. ● Druk op de knop m om het geselecteerde beeld afzonderlijk weer te geven. Naar beelden zoeken met de controleknop Als u aan de controleknop draait, worden de beelden achter elkaar weergegeven, zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen op basis van de opnamedatum (Beeld scrollen). Selecteer een beeld. ● Als u op de camera de enkelvoudige weergave instelt en snel aan de controleknop  draait, worden de beelden weergegeven zoals u hier links ziet. Draai de controleknop  om een beeld te selecteren. ● Druk op de knop m om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. ● Als u tijdens het bladeren op de knoppen op drukt, kunt u naar beelden zoeken op basis van de opnamedatum. Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op n, selecteert u [Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Uit]. 110 Beelden bekijken met de filterweergave Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken met een opgegeven filter. U kunt ook alle beelden tegelijk beveiligen (p. 118) of verwijderen (p. 122) terwijl ze worden gefilterd. Naar favorieten Geeft beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet (p. 124). Ga naar datum Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn opgenomen. Ga naar My Category Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 125). Ga naar foto/film Geeft foto's of films weer. Volgende 10 Springt met 10 beelden tegelijk. Volgende 100 Springt met 100 beelden tegelijk. Zoeken op , , en Selecteer een doelfilter. ● Druk in de enkelvoudige weergave op de Doelfilters knop d en druk vervolgens op de knoppen op om een springmethode te selecteren. ● Druk in , of op qr om een filter te selecteren. Als u de controleknop  draait, worden alleen beelden weergegeven die overeenkomen met het filter van het geselecteerde doelbeeld. ● Druk op de knop l om te schakelen tussen informatieweergave en geen informatieweergave. ● Druk op de knop n om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. Bekijk de gefilterde beelden. ● Als u op de knop m drukt, wordt de filterweergave gestart en worden de springmethode en een geel kader weergegeven. ● Als u op de knoppen qr drukt of aan de controleknop  draait, worden de geselecteerde doelbeelden weergegeven. ● Als u op d drukt, wordt [Gefilterd afspelen Instellingen gewist] weergegeven. Druk op m om de filterweergave te annuleren. 111 Beelden bekijken met de filterweergave Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren? Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd. Filterweergave In de filterweergave (stap 2) kunt u gefilterde beelden bekijken met “Snel naar beelden zoeken” (p. 110), “Diavoorstellingen bekijken” (p. 113) en “Beelden vergroten” (p. 115). U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken met de bewerkingen in “Beelden beveiligen” (p. 118), “Alle beelden wissen” (p. 122) of “Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)” (p. 135), als u alle gefilterde beelden selecteert. Als u echter een andere categorie kiest (p. 125) of een beeld bewerkt en opslaat als een nieuw beeld (p. 128), wordt er een bericht weergegeven en wordt de filterweergave geannuleerd. Naar de volgende en beelden gaan ● Druk in de enkelvoudige weergave op de knop d en druk vervolgens op de knoppen op om een springmethode te selecteren. ● Als u op de knoppen qr drukt, wordt het beeld weergegeven dat het geselecteerde aantal beelden verderop is. ● Druk op de knop n om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. 112 Diavoorstellingen bekijken Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch afspelen. Selecteer [Diavoorstelling]. ● Druk op de knop n, selecteer [Diavoorstelling] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Kies de instelling. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om een item te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om de instelling aan te passen. Herhalen Herhaalt het afspelen van beelden Speeltijd Speeltijd voor elk beeld Effect Overgangseffecten bij het schakelen tussen beelden Selecteer [Start]. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [Start] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De diavoorstelling begint enkele seconden nadat [Laden van beeld...] verschijnt. ● U kunt de diavoorstelling onderbreken/ opnieuw starten door nogmaals op de knop m te drukken. ● Druk op de knop n om de diavoorstelling te beëindigen. • Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt of aan de controleknop  draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, kunt u sneller door de beelden bladeren. • De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 49). • U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect]. 113 De focus controleren U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het AF-kader bevindt, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus te controleren. Druk op de knop l om naar de focuscontroleweergave te gaan (p. 42). ● Bij beelden met gedetecteerde gezichten kunt u ook naar de focuscontroleweergave gaan door op de knop 0 te drukken. X Er verschijnt een wit kader waar het AF-kader of het gezicht zich bevond toen de focus werd ingesteld. X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht dat tijdens de weergave wordt herkend. X Het gebied binnen het oranje kader wordt vergroot weergegeven. Schakel tussen kaders. ● Duw de zoomknop één keer naar k. X Het scherm links wordt weergegeven ● Druk op de knop 0 om tussen kaders rond gedetecteerde gezichten te schakelen. Druk op de knop m om naar andere kaders te gaan. Wijzig het vergrotingsniveau of de locatie. ● Wijzig de grootte van de weergave met de zoomknop en gebruik de knoppen opqr om de weergavepositie te wijzigen terwijl u de focus controleert. ● Druk op de knop n om terug te gaan naar stap 1. 114 Beelden vergroten Duw de zoomknop naar k. ● De schermweergave zoomt in op het Geschatte locatie van weergegeven gebied beeld. Als u de zoomknop vasthoudt, wordt er verder ingezoomd tot een maximale factor van 10x. ● Met de knoppen opqr kunt u de locatie van het weergegeven gebied aanpassen. ● Duw de zoomknop naar g om uit te zoomen, of blijf de knop vasthouden om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. ● Door aan de controleknop  te draaien, kunt u tussen de ingezoomde beelden schakelen. Als u in een vergrote weergave op n drukt, keert u terug naar de enkelvoudige weergave. Beeldovergangen wijzigen U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in de enkelvoudige weergave. Selecteer [Overgang]. ● Druk op de knop n en selecteer [Overgang] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knoppen qr om een overgangseffect te selecteren. 115 Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle) De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld. Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw vier beelden zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen. Dit werkt het beste als u vele opnamen maakt van diverse composities. Selecteer [Smart Shuffle]. ● Druk op n om [Smart Shuffle] te selecteren op het tabblad 1 en druk op m. X Er verschijnen vier beelden als mogelijkheid. Selecteer een beeld. ● Druk op opqr om het beeld te selecteren wat u vervolgens wilt weergeven. X Het gekozen beeld verschijnt in het midden, en de volgende vier mogelijkheden verschijnen. ● Als u op de knop m drukt, verschijnt het middelste beeld op volle grootte. Druk nogmaals op de knop m om terug te keren naar de oorspronkelijke weergave. U kunt de zoomknop ook op dezelfde manier gebruiken. ● Druk op de knop n om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. • U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera zijn gemaakt. • [Smart Shuffle] is niet beschikbaar in de volgende situaties: - als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera zijn gemaakt; - als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle; - tijdens de filterweergave. 116 Beelden bekijken op een tv Met de meegeleverde stereo AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten op een televisie om opgenomen beelden te bekijken. Schakel de camera en de tv uit. Sluit de camera aan op de tv. ● Open het klepje van de aansluiting en steek de stekker van de kabel volledig in de aansluiting van de camera. Geel Geel Wit Rood ● Steek de kabelstekker helemaal in de video-ingangen, zoals wordt getoond in de afbeelding. Rood Wit Zet de televisie aan en stel deze in op de ingang waarop de kabel is aangesloten. Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. X Het beeld verschijnt op het tv-scherm (er wordt niets weergegeven op het scherm van de camera). ● Als u klaar bent, schakelt u de camera en de tv uit en verwijdert u de kabel. Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de televisie? Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de knop n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het juiste videosysteem in te stellen. 117 Beelden beveiligen U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de camera kunnen worden gewist (pp. 27, 122). Een selectiemethode selecteren Selecteer [Beveilig]. ● Druk op n om [Beveilig] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op m. Selecteer een selectiemethode. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om een selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 21, 50), worden beveiligde beelden ook gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist. 118 Beelden beveiligen Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [Selectie]. ● Voer stap 2 op p. 118 uit om [Selectie] te selecteren en druk vervolgens op m. Selecteer de beelden. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. Beveilig het beeld. ● Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd. 119 Beelden beveiligen Select. Reeks Selecteer [Select. Reeks]. ● Voer stap 2 op p. 118 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer het eerste beeld. ● Druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer het laatste beeld. ● Druk op r om [Laatste beeld] te selecteren en druk op m. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● U kunt geen beelden vóór het eerste beeld selecteren. 120 Beelden beveiligen Beveilig de beelden. ● Druk op de knop p, selecteer [Beveilig] en druk op de knop m. Beelden selecteren met de controleknop  U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan de controleknop  te draaien wanneer het bovenste scherm in stap 2 en 3 wordt weergegeven. Alle beelden selecteren Selecteer [Alle beelden]. ● Voer stap 2 op p. 118 uit om [Alle beelden] te selecteren en druk op m. Beveilig de beelden. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [Beveilig] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door [Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt geselecteerd, of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd. 121 Alle beelden wissen U kunt beelden selecteren en deze vervolgens als groep wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde beelden (p. 118) kunt u niet wissen. Een selectiemethode selecteren Selecteer [Wissen]. ● Druk op de knop n om [Wissen] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een selectiemethode. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om een selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [Selectie]. ● Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te selecteren en druk op de knop m. Selecteer een beeld. X Als u stap 2 op p. 119 volgt om beelden te selecteren, wordt op het scherm weergegeven. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. 122 Alle beelden wissen Wis de beelden. ● Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Reeks selecteren Selecteer [Select. Reeks]. ● Voer stap 2 op p. 122 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer de beelden. ● Voer stap 2 en 3 op p. 120 uit om beelden te selecteren. Wis de beelden. ● Druk op de knop p om [Wissen] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Alle beelden selecteren Selecteer [Alle beelden]. ● Voer stap 2 op p. 122 uit om [Alle beelden] te selecteren en druk op m. Wis de beelden. ● Druk op qr of draai de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. 123 Beelden markeren als favoriet Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren en ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 111). Selecteer [Favorieten]. ● Druk op n om [Favorieten] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X wordt op het scherm weergegeven. ● Druk nogmaals op de knop m om de markering van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. Kies de instelling. ● Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als favoriet. Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren (★★★✩✩) (behalve films). 124 Beelden indelen in categorieën (My Category) U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie weergeven in de filterweergave (p. 111) en alle beelden tegelijk verwerken met behulp van de onderstaande functies. • Diavoorstellingen bekijken (p. 113), Beelden beveiligen (p. 118), Alle beelden wissen (p. 122), Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) (p. 135) Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld aan de hand van de opnameomstandigheden. : Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen in de modus I of C. : Beelden die worden gedetecteerd als , of in de modus A of 9, of beelden die zijn opgenomen in de modus J of O. : Beelden die zijn opgenomen in de modi w, P, t. Een selectiemethode selecteren Selecteer [My Category]. ● Druk op de knop n, selecteer [My Category] op het tabblad 1 en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een selectiemethode. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om een selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [Selectie]. ● Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te kiezen en druk vervolgens op m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een beeld te selecteren. 125 Beelden indelen in categorieën (My Category) Selecteer een categorie. ● Druk op de knoppen op om een categorie te selecteren en druk op de knop m. X wordt op het scherm weergegeven. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. Kies de instelling. ● Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als 'My Category'. Reeks selecteren Selecteer [Select. Reeks]. ● Voer stap 2 op p. 125 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk vervolgens op m. Selecteer de beelden. ● Voer stap 2 en 3 op p. 120 uit om beelden te selecteren. Selecteer een categorie. ● Druk eerst op de knop p om een item te selecteren, en gebruik daarna de knoppen qr of draai de controleknop  om een categorie te selecteren. Selecteer de instelling. ● Druk op de knop p om [Selectie] te kiezen en druk vervolgens op de knop m. 126 Beelden roteren Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden in de categorie [Select. Reeks] opheffen. Beelden roteren U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan. Selecteer [Roteren]. ● Druk op de knop n om [Roteren] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Draai het beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een beeld te selecteren. X Elke keer dat u op de knop m drukt, wordt het beeld 90° gedraaid. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Films met een resolutie van kunnen niet worden gedraaid. 127 Het formaat van beelden wijzigen U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand. Selecteer [Veranderen]. ● Druk op de knop n om [Veranderen] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeldformaat. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?] verschijnt. Sla het nieuwe beeld op. ● Druk op qr of draai de controleknop  om [OK] te selecteren en druk op m. X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. Geef het nieuwe beeld weer. ● Na een druk op de knop n verschijnt het scherm [Nieuw beeld weergeven?]. ● Druk op qr of draai de controleknop  om [Ja] te selecteren, en druk vervolgens op m. X Het opgeslagen beeld wordt weergegeven. • U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie. • Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 70), of die in stap 3 zijn opgeslagen als , kunnen niet worden bewerkt. 128 Trimmen U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een nieuw beeldbestand. Selecteer [Trimmen]. ● Druk op de knop n, selecteer [Trimmen] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop Snijgebied  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Pas het snijgebied aan. X Er verschijnt een kader rond het gedeelte van het beeld dat u wilt bijsnijden. X Het oorspronkelijke beeld verschijnt linksboven en het bijgesneden beeld rechtsonder. ● U kunt het kader kleiner of groter maken door de zoomknop naar links of rechts te duwen. ● Met de knoppen opqr kunt u het kader Weergave van snijgebied Resolutie na bijsnijden verplaatsen. ● Met de knop l wijzigt u de richting van het kader. ● In een beeld met gedetecteerde gezichten verschijnen grijze kaders rond de gezichten linksboven in het beeld. U kunt deze kaders gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen tussen kaders door aan de controleknop  te draaien. ● Druk op de knop m. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Voer stap 4 en 5 op p. 128 uit. • Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van of (p. 71), of beelden die zijn omgezet naar (p. 128) kunnen niet worden bewerkt. • De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden veranderd, is 4:3. • De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het oorspronkelijke beeld. 129 Effecten toepassen met de functie My Colors U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als een nieuw beeld. Zie p. 75 voor meer informatie over elk menu-item. Selecteer [My Colors]. ● Druk op de knop n, selecteer [My Colors] op het tabblad 1 en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een menuoptie. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Voer stap 4 en 5 op p. 128 uit. Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur. De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie My Colors (p. 75). 130 De helderheid corrigeren (i-Contrast) De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand. Selecteer [i-Contrast]. ● Druk op de knop n en selecteer [i-Contrast] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Voer stap 4 en 5 op p. 128 uit. • In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting niet juist aangepast. • Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het grof worden. Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is gecorrigeerd? Selecteer [Laag], [Medium] of [Hoog] en pas het beeld aan. 131 Het rode-ogeneffect corrigeren U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan als nieuwe bestanden. Selecteer [Rode-Ogen Corr.]. ● Druk op de knop n en selecteer [Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een beeld te selecteren. Corrigeer het beeld. ● Druk op de knop m. X Het gebied met rode ogen dat door de camera wordt gedetecteerd, wordt gecorrigeerd en er wordt een kader weergegeven om het gecorrigeerde gedeelte. ● U kunt het beeld vergroten of het formaat van het beeld wijzigen met behulp van de procedures die worden beschreven in “Beelden vergroten” (p. 115). Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Druk op de knoppen opqr of draai de controleknop  om [Nieuw bestand] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. ● Voer stap 5 op p. 128 uit. • Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd. • Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-gecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist. • Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven. 132 8 Afdrukken In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een Canon PictBridgecompatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 38). Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk afdrukken. Canon PictBridge-compatibele printers 133 Beelden afdrukken U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met behulp van de meegeleverde interfacekabel aansluit op een printer die compatibel is met PictBridge (p. 2). Schakel de camera en de printer uit. Sluit de camera aan op de printer. ● Open het klepje en steek de kleinste stekker stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting. ● Steek de grote kabelstekker in de printer. Raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie over de aansluiting. Schakel de printer in. Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. X wordt op het scherm weergegeven. Selecteer het beeld dat u wilt afdrukken. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. 134 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) Druk de beelden af. ● Druk op de knoppen op om [Print] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het afdrukken wordt gestart. ● Als u nog meer beelden wilt afdrukken, herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken is voltooid. ● Wanneer u klaar bent met afdrukken, schakelt u de camera en de printer uit en verwijdert u de interfacekabel. • Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer informatie over afdrukken. • Zie p. 38 voor Canon PictBridge-compatibele printers. • Indexafdrukken (p. 136) zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon PictBridgecompatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar). Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te drukken en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te specificeren, zodat deze samen kunnen worden afgedrukt (p. 137) of worden verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format). Afdrukinstellingen U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken. Selecteer [Print instellingen]. ● Druk op n om [Print instellingen] te selecteren op het tabblad 2. Druk vervolgens op m. Wijzig de instellingen. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om een menu-item te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● Druk op n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het menuscherm. 135 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) Standaard Afdruktype Index Beide Datum File No. Wis DPOF data Aan Uit Aan Uit Aan Uit Hiermee drukt u één foto per pagina af. Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af. Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt. Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt. — Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt. — Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd. — • Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle instellingen te verwerken in de afdrukken. • kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van een andere camera. Deze instellingen worden overschreven door de instellingen die u opgeeft op uw camera. • Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum tweemaal af. • Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.] niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld. • De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie [Datum/Tijd] op het tabblad 3 (p. 18). • Films kunnen niet worden geselecteerd. Het aantal exemplaren selecteren Selecteer [Sel. beeld & aantal]. ● Druk op n om [Sel. beeld & aantal] te selecteren op het tabblad 2. Druk vervolgens op m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X U kunt het aantal af te drukken exemplaren instellen. 136 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) ● Als u beelden selecteert in [Index], verschijnt op het scherm. Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . Stel het aantal afdrukken in. ● Druk op op of draai de controleknop  om het aantal afdrukken in te stellen (maximaal 99). ● Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het aantal afdrukken van elk beeld te selecteren. ● Voor indexafdrukken kunt u het aantal afdrukken niet instellen. U kunt alleen de af te drukken beelden selecteren (zoals getoond in stap 2). ● Druk op n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het menuscherm. Reeks selecteren Selecteer [Select. Reeks]. ● In stap 1 op p. 136 kiest u [Select. Reeks]. Druk vervolgens op de knop m. ● Voer stap 2 en 3 op p. 120 uit om beelden te selecteren. Kies de afdrukinstellingen. ● Druk op de knoppen op om [Opdracht] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Instellen dat alle beelden één keer worden afgedrukt Selecteer [Sel. alle beelden]. ● In stap 1 op p. 136 selecteert u [Sel. alle beelden] en drukt u op m. 137 Geselecteerde beelden afdrukken Kies de afdrukinstellingen. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Alle selecties wissen Selecteer [Wis alle selecties]. ● Selecteer [Wis alle selecties] in stap 1 op p. 136 en druk vervolgens op m. Alle selecties worden gewist. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Geselecteerde beelden afdrukken U kunt beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan de afdruklijst (pp. 135 – 137) als u de camera aansluit op een PictBridge-compatibele printer. Aantal af te drukken exemplaren Sluit de camera aan op de printer. ● Voer stap 1 – 4 op p. 134 uit. Druk de beelden af. ● Druk op de knoppen op om [Print nu] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het afdrukken wordt gestart. ● Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start, begint het afdrukken bij de volgende afdruk. 138 9 De camera-instellingen aanpassen U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren. In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige en veelgebruikte functies beschreven. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen. 139 De camera-instellingen wijzigen U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad 3 (p. 45). Geluiden wijzigen U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen. ● Selecteer [Geluidsopties] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om een optie te selecteren. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. 1 Vooringestelde geluiden (kunnen niet worden gewijzigd) 2 Vooringestelde geluiden U kunt de meegeleverde software gebruiken om de geluiden te wijzigen (p. 2). Hints en tips uitschakelen Wanneer u een item selecteert in het menu ø (p. 44) of MENU (p. 45), verschijnt er een beschrijving van de functie (hints en tips). U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Hints en tips] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 140 De camera-instellingen wijzigen Het opstartscherm wijzigen U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera inschakelt. ● Selecteer [opstart scherm] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een optie te selecteren. Geen opstartbeeld 1 2 Vooringestelde beelden (kunnen niet worden gewijzigd) Vooringestelde beelden U kunt vastgelegde beelden instellen en de meegeleverde software gebruiken om de beelden te wijzigen. Opgeslagen beelden vastleggen als opstartscherm Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u een beeld vastleggen. ● Selecteer [opstart scherm] en druk op de knop m. ● Druk op qr of draai de controleknop  om [2] te selecteren. Druk op m. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai de controleknop  om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m om de registratie te voltooien. Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven als u een nieuw opstartbeeld registreert. 141 De camera-instellingen wijzigen Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde software U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie. De bestandsnummering wijzigen Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen. ● Selecteer [Bestandnr.] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Continu Ook als u opnamen maakt met een nieuwe geheugenkaart, krijgen de bestanden steeds een oplopend nummer totdat u een opname maakt en opslaat met het nummer 9999. Auto reset Als u een nieuwe geheugenkaart gebruikt of een nieuwe map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001. • Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u de geheugenkaart vóór gebruik (p. 21). • Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren of afbeeldingstypen. 142 De camera-instellingen wijzigen Mappen maken volgens opnamedatum Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt. U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum. ● Selecteer [Maak folder] en druk vervolgens op de knoppen qr om [Dagelijks] te selecteren. ● Beelden worden opgeslagen in mappen die op elke opnamedatum worden gemaakt. De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 26). Als u wilt dat de lens meteen wordt ingetrokken wanneer u op de knop 1 drukt, zet u de tijdsduur voor het intrekken op [0 sec.]. ● Selecteer [Lens intrekken] en druk op de knoppen qr om [0 sec.] te selecteren. De spaarstandfunctie uitschakelen U kunt de spaarstandfunctie (p. 49) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt aanbevolen om de batterij te sparen. ● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [Automatisch Uit] te selecteren. Gebruik vervolgens de knoppen qr om [Uit] te selecteren. ● Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet u eraan denken de camera na gebruik uit te schakelen. 143 De camera-instellingen wijzigen Spaarstand van het scherm instellen U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt uitgeschakeld (p. 49). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit]. ● Selecteer [spaarstand] en druk op m. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [Display uit] te selecteren. Gebruik de knoppen qr om een tijd te selecteren. ● Het is raadzaam om een tijd onder [1 min.] te selecteren om de batterij te sparen. De wereldklok gebruiken Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum- en tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen. Stel de thuistijdzone in. ● Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop m. ● Als u dit voor het eerst instelt, controleert u eerst of het links afgebeelde scherm verschijnt en drukt u vervolgens op de knop m. ● Druk op qr of draai de controleknop  om de thuistijdzone te selecteren. ● Als u de zomertijd wilt instellen (normale tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op om [Zomertijd Aan] te selecteren. ● Druk op m. 144 De camera-instellingen wijzigen Stel de wereldtijdzone in. ● Druk op op of draai de controleknop  om [ Wereld] te selecteren. ● Druk op qr of draai de controleknop  om de bestemmingstijdzone te selecteren en druk vervolgens op e. ● U kunt de zomertijd op dezelfde manier instellen als bij stap 1. ● Druk op m. Selecteer de wereldtijdzone. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om te selecteren. Druk vervolgens op de knop n. X wordt weergegeven op het opnamescherm (p. 159). Als u in de instelling en tijd voor de optie [ de datum of tijd wijzigt (p. 18), worden de datum Thuis] automatisch gewijzigd. Maateenheden wijzigen U kunt de maateenheden die in de zoombalk (p. 23) en in de MF-indicator (p. 86) worden weergegeven, wijzigen van m/cm in ft/in. ● Selecteer [Maateenheid] en druk op de knoppen qr om [ft/in] te selecteren. 145 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen Als u het programmakeuzewiel instelt op G, kunt u de instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 45). Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 162 – 165). De focusinstelling veranderen De camera stelt scherp op alles waar de camera op gericht wordt, zelfs wanneer de sluiterknop niet wordt ingedrukt. U kunt de camera echter zo instellen dat deze alleen scherpstelt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt. ● Selecteer [Continu] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. Aan Aangezien de camera continu scherpstelt tot u de sluiterknop half indrukt, kunt u opnamen maken zonder mooie fotokansen te missen. Uit De camera stelt niet continu scherp, zodat u de batterij spaart. Het AF-hulplicht uitschakelen Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in omstandigheden met weinig licht als u de sluiterknop half indrukt. U kunt dit licht uitzetten. ● Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 146 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen De functie Rode-ogenreductie uitzetten Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai de controleknop  om [Lamp Aan] te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om [Uit] te selecteren. De weergaveduur van het beeld meteen na de opname wijzigen U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname worden weergegeven. ● Selecteer [Bekijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. 2 – 10 sec. Geeft de beelden de ingestelde tijd lang weer. Vastzetten Het beeld wordt weergegeven totdat u de sluiterknop half indrukt. Uit De beelden worden niet weergegeven. 147 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen De wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname wijzigen U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname wijzigen. ● Selecteer [terugkijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Uit Geeft alleen het beeld weer. Details Uitgebreide informatieweergave (p. 161). Het gebied binnen het AF-kader wordt vergroot weergegeven, Focus check zodat u de focus kunt controleren. De procedure is hetzelfde als in “De focus controleren” (p. 114). De sjabloon weergeven U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede van 3:2, om het afdrukbare gebied voor een briefkaart aan te duiden. ● Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Raster Een raster wordt over het scherm geplaatst. Uitsnede Boven en onder in het scherm verschijnen grijze balken. Dit gebied wordt niet afgedrukt als u afdrukt op papier met een verhouding van 3:2. Beide De rasterlijnen en de hulplijn voor de uitsnede worden beide weergegeven. • In kunt u [Uitsnede] of [Beide] niet instellen. • De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname. • De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven, zijn gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat ook de gedeelten in de grijze gebieden. 148 Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen Instellingen van de IS-modus wijzigen ● Selecteer [IS modus] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Continu Beeldstabilisatie staat altijd aan. U kunt het effect meteen controleren op het scherm, waardoor u gemakkelijk de compositie of de focus kunt controleren en bijstellen. Opname Beeldstabilisatie is alleen actief op het moment van de opname. Pan Beeldstabilisatie compenseert alleen op- en neerwaartse camerabewegingen. Deze optie wordt aanbevolen voor het maken van opnamen van voorwerpen die horizontaal bewegen. • Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief. Stel de IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op een statief. • Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt. Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt. Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1 te drukken (p. 45). Het beeld selecteren waarmee het afspelen begint ● Selecteer [Ga verder] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Laatst gez De weergave wordt hervat met de laatst bekeken opname. Laatste f. De weergave wordt hervat met de laatst gemaakte opname. 149 150 10 Nuttige informatie In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de datum/tijd-batterij vervangt en hoe u de voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt gebruiken. Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen en een lijst met functies en items die op het scherm verschijnen. 151 De datum/tijd-batterij vervangen De levensduur van de datum/tijd-batterij (reservebatterij) is ongeveer 7 jaar. Als het instellingenscherm Datum/Tijd telkens wordt weergegeven als u de camera inschakelt, vervangt u de datum/tijd-batterij door een nieuwe (CR1220). Schakel de camera uit. Verwijder de houder voor de datum/tijd-batterij. Vervang de batterij. ● Plaats de batterij met de polen (+) en (-) in de juiste positie. Plaats de batterijhouder. Schakel de camera in en stel de datum/tijd in (p. 18). 152 Aansluiten op het lichtnet Als u de voedingsadapterset ACK800 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt, kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over de lading in de batterijen. Schakel de camera uit. Sluit het snoer aan op de camera. ● Open het klepje en steek de stekker helemaal in de camera. Sluit het netsnoer aan. ● Sluit het netsnoer aan op de compacte voedingsadapter en steek vervolgens het andere uiteinde in een stopcontact. ● Schakel de camera in als u deze wilt gebruiken. ● Wanneer u de camera niet meer gebruikt, schakelt u de camera uit en haalt u het netsnoer uit het stopcontact. Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld. Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken. 153 Problemen oplossen Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd. Voeding Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt. • • • • Controleer of de batterijen van het juiste type zijn en niet leeg zijn (p. 17). Controleer of de batterijen goed zijn geplaatst (p. 14). Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 15). Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met een wattenstaafje en plaats de batterijen enige malen opnieuw. De batterijen zijn snel leeg. • Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterijen warm, bijvoorbeeld door ze in uw zak te houden. Zorg dat de polen niet in contact komen met metalen voorwerpen. De lens wordt niet ingetrokken. • Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en opnieuw uit (p. 15). Weergave op televisie Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 117). Opnamen maken Er kunnen geen opnamen worden gemaakt. • Stel het programmakeuzewiel in op een opnamemodus (p. 40). • Druk in de afspeelmodus (p. 20) de sluiterknop half in (p. 22). De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 42). De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen. Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel in films worden opgenomen. • Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder worden. • Als u opnamen maakt bij TL-of LED-verlichting kan het scherm flikkeren. • Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood) verschijnen op het scherm. Als u de sluiterknop indrukt, schakelt het scherm uit en kunt u geen opnamen maken (p. 25). wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 25). • • • • Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 149). Klap de flitser uit en stel deze in op h (p. 69). Verhoog de ISO-waarde (p. 72). Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 149). 154 Problemen oplossen Het beeld is wazig. • Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in om een opname te maken (p. 22). • Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 168). • Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 146). • Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld. • Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 78, 81). Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt de camera niet scherp. • Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt het AF-kader en stelt de camera scherp. Het onderwerp is te donker. • • • • Klap de flitser uit en stel deze in op h (p. 69). Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 68). Pas het beeld aan met i-Contrast (pp. 92, 131). Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (pp. 85, 87). Het onderwerp is te licht (overbelicht). • • • • Klap de flitser in en stel deze in op !. Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 68). Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (pp. 85, 87). Verminder de belichting van het onderwerp. Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 25). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 69). • Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (pp. 94, 95). • Verhoog de ISO-waarde (p. 72). De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 69). • Klap de flitser in en stel deze in op !. • Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (pp. 94, 95). Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser. • Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de lucht. Het beeld is onzuiver of korrelig. • Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 72). • Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (pp. 58, 59). Ogen worden rood weergegeven (p. 93). • Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 147). Als u opnamen maakt met de flitser, licht de lamp (aan de voorkant van de camera) op (p. 40) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan. 155 Problemen oplossen Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het maken van continu-opnamen gaat langzamer. • Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 50). Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu ø. • Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg “Beschikbare functies per opnamemodus” en “Opnamemenu” (pp. 162 – 165). Kan knoppen niet bedienen. • Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 9, kunnen sommige knoppen niet worden gebruikt (p. 28). Films opnemen De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt. • Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (pp. 21, 30). verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd. De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen: • Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 50). • Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 102). • Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 102). Afspelen Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld. • Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen. Het afspelen stopt of het geluid valt weg. • Gebruik een geheugenkaart waarop een low-level format is uitgevoerd met deze camera (p. 50). • Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken. • Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films. Kan knoppen niet bedienen. • Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 9, kunnen sommige knoppen niet worden gebruikt (p. 28). Computer Kan beelden niet overdragen naar een computer. Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer. • Druk op 1 om de afspeelmodus in te schakelen. Houd de knop n ingedrukt en druk vervolgens tegelijkertijd op de knoppen o en m. Druk op qr om [B] te selecteren wanneer dit op het scherm wordt weergegeven en druk op m. 156 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende oplossingen proberen. Geen geheugenkaart • De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting (p. 15). Geheugenkaart op slot • Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart is ingesteld op “LOCK”. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (pp. 14, 15). Kan niet opnemen • U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken (p. 15). Geheugenkaart fout (p. 21) • Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste richting is geïnstalleerd, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice (p. 50). Te weinig kaartruimte • Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 23, 28, 31, 53, 67, 99) of beelden te bewerken (pp. 128 – 132). Wis de beelden (pp. 27, 122) om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 14). Vervang de batterijen (p. 17) Geen beeld. • Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven. Beveiligd! (p. 118) Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI afspelen/RAW • Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden weergegeven. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden weergegeven. Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld. • Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 115), af te spelen in Smart Shuffle (p. 116), te markeren als favoriet (p. 124), te roteren (p. 127), te bewerken (pp. 128 – 132), toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 141), te categoriseren (p. 125) of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 135). • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden vergroot, worden afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan het opstartscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst. • Het is niet mogelijk films te vergroten (p. 115), af te spelen in Smart Shuffle (p. 116), te bewerken(pp. 128 – 132), toe te voegen aan de afdruklijst (p. 135) of te registreren voor het opstartscherm (p. 141). 157 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen Ongeldig selectiebereik • Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 120, 123, 126, 137) hebt u geprobeerd een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam. Selectielimiet bereikt • U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder dan 998 beelden (p. 136). • Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 136). • U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 118), Wissen (p. 122), Favorieten (p. 124), My Category (p. 125), of Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) (p. 135). Communicatie fout • Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken. Fout in benaming. • De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 142) of formatteer de geheugenkaart (p. 21). Lens fout • Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht. • Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens. Camerafout gedetecteerd (Foutnummer) • Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus. • Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de camera. 158 Informatieweergave op het scherm Opname (informatieweergave) Batterijoplaadlampje (p. 17) Camerastand* Witbalans (p. 73) My Colors (p. 75) Transportmodus (p. 74) Raster (p. 148) Waarschuwing: camera beweegt (p. 25) Meetmethode (p. 85) Compressie (Beeldkwaliteit) / (p. 70) Resolutie (pp. 70, 102) Foto's: Aantal opnamen (p. 71) Films: Resterende tijd / Verstreken tijd (p. 102) * Zelfontspanner (pp. 57, 76, 77) Disp. Sjabloon (p. 148) Digitale Zoom (p. 54) / Digitale Tele-converter (p. 55) Scherpstelbereik (pp. 69, 86), AF lock (p. 81) Opnamemodus (p. 162), Compositiepictogram (p. 160) Flitsermodus (pp. 69, 88) Rode-ogencorrectie (p. 132) Flitsbelichtingscompensatie / flitsuitvoer (pp. 94, 95) Spotmetingpuntkader (p. 85) Datum stempel (p. 56) ISO-waarde (p. 72) AE-vergrendeling (p. 87), FE-vergrendeling (p. 87) Sluitertijd (pp. 89, 91) Beeldstabilisering (p. 149) / Tijdzone (p. 144) Diafragmawaarde (pp. 90, 91) Belichtingscompensatie (p. 68) AF-kader (p. 80) i-Contrast (p. 92) Zoombalk (p. 23) Knipperdetectie (p. 95) Belichtingsniveau (p. 91) MF-indicator (p. 86) Belichtingsschuifbalk : Standaard, : Verticale stand Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren voor de juiste weergave. Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk niet naar behoren. 159 Informatieweergave op het scherm Compositiepictogrammen In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de bepaalde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld en worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur voor het onderwerp. Onderwerp Mensen Nietmenselijke Onderwerpen Achtergrondkleur Met sterke van dichtbij pictogram onderwerpen/ schaduwen In beweging landschappen op het gezicht Achtergrond Helder Grijs — Tegenlicht Inclusief blauwe luchten Lichtblauw — Tegenlicht — Zonsondergangen — Oranje Spotlights Donker Met een statief Donkerblauw * — * * Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst. 160 — Informatieweergave op het scherm Afspelen (uitgebreide informatieweergave) My Category (p. 125) Opnamemodus (p. 162) ISO-snelheid (p. 72), Afspeelsnelheid (Films) (p. 101) Belichtingscompensatie (p. 68), Belichting (p. 103) Witbalans (p. 73) Histogram (p. 43) Beeld bewerken (pp. 128 – 132) Compressie (Beeldkwaliteit) (p. 70) Pixels opnemen (pp. 70, 102), MOV (Films) Batterijoplaadlampje (p. 17) Meetmethode (p. 85) Mapnummer – bestandsnummer (p. 142) Nummer van weergegeven beeld / totaal aantal beelden Sluitertijd (pp. 89, 91), Beeldkwaliteit (Films) (p. 102) Diafragmawaarde (pp. 90, 91) i-Contrast (pp. 92, 131) Flitser (pp. 69, 88), Flitsbelichtingscompensatie (p. 94) Scherpstelbereik (pp. 69, 86) Bestandsgrootte (pp. 71, 102) Foto's: Resolutie (p. 70) Films: Filmlengte (p. 102) Beveilig (p. 118) Favorieten (p. 124) My Colors (pp. 75, 130) Rode-ogencorrectie (pp. 93, 132) Opnamedatum en -tijd (p. 18) 161 Beschikbare functies per opnamemodus Opnamemodi D B M G A 9 Functie Belichtingscompensatie (p. 68) / Belichting (p. 103) — { { { — — AE-vergrendeling/FE-vergrendeling (pp. 87, 103) — { { { — — ISO-waarde (p. 72) Zelfontspanner (pp. 57, 76, 77) Ò Î $ Flitser (pp. 69, 88)*3 — { { { { { { { { { — — { { { { { { { { { { { — — { { { { { — — — { { { h { { { { — — … — { — { *4 *4 ! — — — — — — Programma Shift (p. 87) e Scherpstelbereik (p. 69) — { { { — — { { { { — — { { { { { { { { { { — — AF lock (p. 81) { { { { — — Gezichtsselectie (p. 84) { { { { { — { { { { { { { { { — { — { { { { { { { { { { — — { — { — Menu FUNC. Witbalans (p. 73) My Colors (p. 75) { { { { Transportmodus (p. 74) W { { { { { { — — -2 tot +2 { — { Flitsbelichtingscompensatie (p. 94) { { { — — { { { { { { { { { — { — Pixels opnemen (pp. 70, 102) { — { — { — { — { — — Compressieverhouding (Beeldkwaliteit) (p. 70) { { { { { *9 Meetmethode (p. 85) *6 *1 FE-vergrendeling niet beschikbaar. *2 Het aantal opnamen kan niet worden opgegeven en de vertraging kan niet worden ingesteld op 0 seconden. *3 Ingesteld op ! als de flitser is ingeklapt, maar selecteerbaar als de flitser is uitgeklapt. *4 Niet selecteerbaar maar schakelt over naar … afhankelijk van de omstandigheden. 162 Beschikbare functies per opnamemodus K E I J C { — { — { — { — { — { — { — { — — — — — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { { { { — { { { — { { { — { { { { { { { { — — — { { { { { { { { { — { { — { — { — { — { — *5 T Y > z w O P t E { — { — { — { — { — { — — *1 — — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { *2 *2 *2 { { { *2 *2 *2 { { { { { { { { { — — — — { — { — { — { — { — { — { — { — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — { — — — — — — — — — — { — — — — — — { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — { { { { { { { — { — { { { — { { { — — — — { { { { { { — { { { { { { { { { { — { { { — { { { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { { — { — { — { — { — { — { { — { — Menu FUNC. { { — { — { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — — — — — — — — — — — — — — — — { — — { { { { — { { { { { { { { — — — { { — { { { — { { { { { { { { { { { { — — — { — { — { — — — — { — { — { — { — { — { — { — { — — — { — — — { — — — — — — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — { — *7 { — { — { — { — { — { — { — { — { — — — — — { *8 { { { { { { { { { { { { { { { { { — — — *5 Niet selecteerbaar maar schakelt over naar … als de flitser wordt gebruikt. *6 Ingesteld op . *7 Ingesteld op . *8 niet beschikbaar. *9 Ingesteld op . { Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. – Kan niet worden geselecteerd 163 Menu's 4 Opnamemenu Opnamemodi D B M G A 9 Functie Centrum { { { { — Gezicht det. { { { { *1 *1 AF kader afm. (p. 80)*2 Normaal/Klein { { { { — — Standaard { { { { { *3 Digitale Zoom (p. 54) Uit { { { { { — — AF-kader (p. 80) — Digitale Tele-converter (1.5x/2.0x) { { { { { AF-Punt Zoom (p. 82) Aan/Uit { { { { { — Servo AF (p. 83) Aan/Uit { { { { *4 — Continu (p. 146) Aan/Uit { { { { *3 *3 AF-hulplicht (p. 146) Aan/Uit { { { { MF-Punt Zoom (p. 86) Aan/Uit { { { { { — — Veiligheids-MF (p. 86) Aan/Uit — Flits Instellingen (pp. 93, 94, 95, 147) *3 { { { { — Flits mode Auto/Handmatig *5 { { *6 *6 *6 Flitsbel. comp. -2 tot +2 — { { { — — Flits output Minimum/ Medium/ Maximum { { { — — — Rode-Ogen Aan/Uit { { { { { — Lamp Aan Aan/Uit { { { Veiligheids FE Aan/Uit { — { { { { *3 *3 *3 i-Contrast (p. 92) Auto/Uit { *7 { { { — *7 Aan/Uit { — { Safety Shift (p. 90) — — Bekijken (p. 147) Uit/2-10 sec./Vastzetten { { { { { *8 Terugkijken (p. 148) Uit/Details/Focus check { { { { { — Knipperdetectie (p. 95) Aan/Uit { { { { { — Uit/Raster { { { { { — Uitsnede/Beide { { { { { — Continu/Uit { { { { *3 *3 Opname/Pan { { { { — — Uit/Datum/Datum & Tijd { { { { { — Disp. Sjabloon (p. 148) IS modus (p. 149) Datum stempel (p. 56) *1 9 punten indien geen gezicht wordt gedetecteerd. *2 Beschikbaar wanneer het AF-kader is ingesteld op [Centrum]. *3 Ingesteld op [Aan]. *4 [Aan] als bewegende mensen worden gedetecteerd. *5 Ingesteld op [Handmatig]. *6 Ingesteld op [Auto]. *7 Ingesteld op [Auto]. *8 Ingesteld op 2 seconden. 164 Menu's K E I J C { { { — — — { { { { { — { — { — { — { — { — *1 { — { — { — — { — — { { { { { { — { { — — { { { { { { { { { { { { { { { { — { { { — { — { — { *3 { — { { { — { { { { { { — *3 *3 *3 { — { { { { *3 { { — { — { { { — { { { — — — *6 *6 *6 *6 *6 — — — — — — — { { { { *3 T Y > z w O P t E — { { { — { — { — { — { — { — { — — { — — — — — — { { { { { — — { — { — { { { { { { { { — { — { — — { { { { — { — — — — { — — { { { — — — — { { { { { { { — *3 *3 *3 { { { { { — { { { { — { { { — { { { — { — { — { — { { { { { { { { { — *6 *6 *6 *6 *6 *6 *6 *6 *6 *6 — { — { — { — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — { { { { { { { — — — { { { — — — — { { { { { { { { { { { { { — — — — *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 *3 — — — — — — — — — — *7 — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — { { { { { { { { { { { { { { { { — — — { { { { { { { { { { { { { { { { — — — { { { { { { { { { { — — { { { — — — — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — { — { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — { — { — { { { { { { { — { { { { { { { { { — — — { Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. – Kan niet worden geselecteerd 165 Menu's 3 Menu Instellen Item Beschrijving Zie pagina mute Aan/Uit* Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 46 p. 46 Geluidsopties De geluiden instellen voor elke camerabewerking. p. 140 Hints en tips Aan*/Uit p. 140 LCD Helderheid Instellen binnen een bereik van ±2. p. 47 opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartbeeld. p. 141 Formateren Een geheugenkaart formatteren waarbij alle gegevens worden verwijderd. Bestandsnummering Continu*/Auto reset p. 142 Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 143 Lens intrekken 1 min.*/0 sec. Spaarstand Automatisch Uit: Aan*/Uit Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min pp. 21, 50 p. 143 pp. 49, 143, 144 Tijdzone Thuis/Wereld Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 19 Maateenheid m/cm* / ft/in p. 145 Video Systeem NTSC* / PAL p. 117 Taal Weergavetaal selecteren. p. 20 Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 48 * Standaardinstelling 166 p. 144 Menu's 1 Menu Afspelen Item Beschrijving Zie pagina Smart Shuffle Smart Shuffle starten. p. 116 Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen p. 113 Wissen Beelden wissen (Selecteer, Select. reeks, Alle beelden) p. 122 Beveilig Beelden beveiligen (Selecteer, Select. reeks, Alle beelden) p. 118 Roteren Beelden draaien. p. 127 Favorieten Beelden markeren als favoriet, of de markering opheffen. p. 124 My Category Beelden indelen in categorieën (Selecteer, Select. reeks) p. 125 i-Contrast Donkere delen en contrast van foto's corrigeren. p. 131 Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. p. 132 Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 129 Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. p. 128 My Colors Kleuren in foto's aanpassen. p. 130 Beeld scrollen Aan*/Uit p. 110 Ga verder Laatst gez.*/Laatste f. p. 149 Overgang Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit p. 115 * Standaardinstelling 2 Menu Afdrukken Beschrijving Zie pagina Print Item Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten op een printer). — Sel. beeld & aantal Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt afdrukken. p. 136 Select. Reeks Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks die u wilt afdrukken. p. 137 Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 137 Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 138 Afdrukinstellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 135 167 Specificaties Beeldsensor Effectieve pixels in camera ............. Ongeveer 12,1 miljoen pixels Lens Brandpuntafstand............................ 12x zoom: 5.0 (G) – 60.0 (T) mm (35mm film equivalent: 28 (G) – 336 (T) mm) Scherpstelbereik ............................. 5 cm – oneindig (G), 1 m – oneindig (T) • Macro 1 – 50 cm (G) Beeldstabilisatiesysteem (IS).......... Type lensverschuiving Beeldprocessor ................................... DIGIC 4 LCD-monitor Type ................................................ TFT kleur (breedbeeld) Formaat........................................... 7,5 cm (3,0 inch) Effectieve pixels .............................. Ongeveer. 230.000 pixels Verhouding...................................... 4:3 Functies .......................................... Helderheidaanpassing (5 niveaus) Scherpstellen Controlesysteem ............................. Autofocus: Per beeld (Continu in automatische modus), Continu, Servo AF (Servo AE) Handmatig scherpstellen AF Frame ........................................ Gezichtsdetectie, Centrum Meetsysteem ....................................... Deelmeting, Gemiddelde centrum meeting, Spot Belichtingscompensatie (Foto's) / Belichting (Films)................................. ±2 stops in stappen van 1/3-stop ISO-snelheid (Standaarduitvoer Gevoeligheid, Aanbevolen Belichtingsindex) ................................. Automatisch, ISO 80/100/200/400/800/1600 Witbalans............................................. Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H, Custom Sluitersnelheid..................................... 1 – 1/2500 sec. 15 – 1/2500 sec. (volledig sluitertijdbereik) Diafragma Type ................................................ Iris f/nummer......................................... f/3.4 – f/8.0 (G), f/5.6 – f/8.0 (T) Flitser Modi ................................................ Automatisch, Aan, Slow sync, Uit Bereik.............................................. 50 cm – 3,0 m (G), 1,0 m – 2,0 m (T) 168 Specificaties Opnamemodi .......................................M, Av, Tv, P, Auto, Easy, Portret, Landschap, Kinderen en dieren, SCN*1, Film*2 *1 Smart Shutter*3, Weinig licht, Extra levendig, Poster-effect, Kleur Accent, Kleur Wissel, Fisheye-effect, Miniatuureffect, Strand, Flora, Sneeuw, Vuurwerk *2 Standaard, Miniatuureffect, Kleur Accent, Kleur Wissel *3 Glimlach, Knipoogdetectie, Zelfontspanner gezicht Digitale Zoom ......................................Foto's/Films: Ongeveer 4x (in combinatie met de optische zoomfunctie maximaal ongeveer 48x) Veiligheidszoom, Digitale Tele-converter Continu-opnamen maken Modus .............................................Normaal, AF, LV Snelheid (Normaal) .........................Ongeveer 1,0 beelden/sec. (In P-modus) Ongeveer 3,0 beelden/sec. (In modus Weinig Licht) Aantal opnamen (bij benadering) (volgens CIPA-normen) .......................Alkaline: ongeveer 130 beelden NiMH: ongeveer 370 beelden Opnamemedia .....................................SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/ SDXC -geheugenkaart/MultiMediaCard/ MMCplus-geheugenkaart/HC MMCplus-geheugenkaart Bestandstype.......................................Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard, compatibel met DPOF (versie 1.1) Gegevenstype Foto's...............................................Exif 2.3 (JPEG) Films................................................MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens: Linear PCM (stereo)) Aantal opnamepixels (resolutie) Foto's...............................................Groot: 4000 x 3000, Medium 1: 2816 x 2112, Medium 2: 1600 x 1200, Klein: 640 x 480, Breedbeeld: 4000 x 2248 • Ingesteld op 1600 x 1200 in de modus Weinig Licht Films................................................Standaard, Kleur Accent, Kleur Wissel: 1280 x 720 (30 fps*), 640 x 480 (30 fps*), 320 x 240 (30 fps*) Miniatuureffect 1280 x 720 (Opnemen: 6 fps/3 fps/ 1,5 fps, Afspelen 30 fps*), 640 x 480 (Opnemen: 6 fps/ 3 fps/1,5 fps, Afspelen 30 fps*) * Werkelijke framesnelheid is 29,97 fps Interface...............................................Hi-Speed USB Analoge audio-uitgang (stereo) Analoge video-uitgang (NTSC/PAL) Direct Print-standaard..........................PictBridge 169 Specificaties Voedingsbron ...................................... AA-alkaline batterijen (AA NiMH-batterijen NB-3AH) x 2 Voedingsadapterset ACK800 Afmetingen .......................................... 113,3 x 73,2 x 45,8 mm • Volgens CIPA-normen Gewicht (volgens CIPA-normen)......... Ongeveer 308 g (incl. batterij en geheugenkaart) Ongeveer 260 g (alleen camerabehuizing) • Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon. • De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder kennisgeving. 170 Voorzorgsmaatregelen • Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten. • Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde beeldgegevens. • Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken. • Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camera of het scherm schoon te maken. • Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice. Raadpleeg hiervoor het Canon garantiesysteemboekje. • Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de tas haalt. • Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder de batterijen en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt. 171 Index A Aansluiting................................. 34, 117, 134 Accessoires ............................................... 37 AE-vergrendeling............................... 87, 103 AF J Scherpstellen Afdrukken ................................................ 134 AF-kaders............................................ 24, 80 AF-Punt Zoom ........................................... 82 Afspelen J Bekijken Afspelen met overgangseffecten............. 115 AF-vergrendeling....................................... 81 Alle beelden wissen................................. 122 AUTO-modus (Opnamemodus) .......... 23, 40 Av (opnamemodus) ................................... 90 B Batterij ................................................. 14, 37 Datum/tijd-batterij ............................. 152 Oplaadlampje ..................................... 17 Set van batterij en oplader.................. 37 Spaarstand ......................... 49, 143, 144 Beelden Afspelen J Bekijken Beelden wissen .......................... 27, 122 Beveilig ............................................. 118 Bewerken J Bewerken Weergaveduur .................................. 147 Beelden bekijken op een tv ..................... 117 Beelden markeren als favoriet................. 124 Beelden wissen ................................. 27, 122 Beeldkwaliteit J Compressieverhouding Bekijken Beeld scrollen ................................... 110 Beelden op een tv............................. 117 Diavoorstelling .................................. 113 Enkelvoudige weergave ..................... 26 Filterweergave .................................. 111 Indexweergave ................................. 110 Smart Shuffle.................................... 116 Vergrote weergave ........................... 115 Belichting AE-vergrendeling........................ 87, 103 Correctie ............................................. 68 FE-vergrendeling ................................ 87 Verschuiving ..................................... 103 172 Bestandsnummering ............................... 142 Beveilig.................................................... 118 Bewerken Formaat veranderen (beelden kleiner maken) ................... 128 i-Contrast .......................................... 131 My Colors ......................................... 130 Rode-ogencorrectie .......................... 132 Trimmen ........................................... 129 Bijgesloten items J Accessoires Breed (Resolutie) ................................ 70, 71 C Camera De camera vasthouden ...................... 13 Standaardinstellingen ......................... 48 Camerabeweging .............................. 25, 149 Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk .......... 2 Centrum (modus AF Frame) ..................... 80 Compressie (Beeldkwaliteit)...................... 70 Continu-opnamen maken .......................... 74 D Datum en tijd J Datum/Tijd Datum/Tijd ................................................. 19 Datum/tijd-batterij ............................. 152 Instelling ............................................. 18 Toevoegen aan beeld......................... 56 Wereldklok........................................ 144 Wijzigen .............................................. 19 Diavoorstelling......................................... 113 Digitale Tele-converter .............................. 55 Digitale Zoom ............................................ 54 DPOF ...................................................... 135 E Easy (Opname-/afspeelmodus)................. 28 Extra levendig (opnamemodus) ................ 61 F Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen FE-vergrendeling....................................... 87 Films Beeldkwaliteit (resolutie/ aantal beelden)................................. 102 Bekijken (Afspelen)..................... 31, 105 Index Bewerken.......................................... 106 Modi.................................................. 100 Opnametijd ......................................... 30 Filterweergave ......................................... 111 Fisheye-effect (opnamemodus)................. 65 Flitser Aan ..................................................... 69 Flitsbelichtingscompensatie................ 94 Slow sync............................................ 88 Flora (opnamemodus) ............................... 60 Focus check ............................................ 114 Focusvergrendeling ................................... 78 Formaat veranderen (beelden kleiner maken) .......................... 128 Formatteren (geheugenkaart).............. 21, 50 Formatteren J Geheugenkaarten formatteren Foutmeldingen......................................... 157 G Geheugenkaarten...................................... 14 Beschikbare opnamen .................. 17, 71 Formatteren .................................. 21, 50 Opnametijd ................................. 30, 102 Geluidsinstellingen ............................ 46, 140 Gezichtsdetectie (modus AF Frame)......... 80 Gezichtsselectie ........................................ 84 Gezicht-zelfontspanner (opnamemodus) ........................................ 64 Glimlach (opnamemodus) ......................... 62 H Handleiding voor persoonlijk afdrukken....... 2 Handmatig scherpstellen (AF-instelling).... 86 Handmatige witbalans ............................... 73 Klokfuncties ...............................................49 Knipoogdetectie (opnamemodus)..............63 Knipperdetectie..........................................95 L Lampje.................................40, 41, 146, 147 Landschap (opnamemodus)......................58 LCD-monitor J Scherm Lichtnet ....................................................153 M M (opnamemodus) ....................................91 Macro.........................................................69 Meetmethode.............................................85 Menu Basishandelingen ...............................45 Lijst ...................................................164 Menu FUNC. Lijst ...................................................162 Menu...................................................44 Miniatuureffect (opnamemodus)........66, 101 MultiMediaCard/MMCplus J Geheugenkaarten My Category ............................................125 My Colors ..................................................75 O Opnamen maken Aantal opnamen............................17, 71 Opname Info .....................................159 Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd Opnametijd .................................30, 102 Sjabloon weergeven .........................148 Opnamen maken via een tv.......................78 Overzicht van de onderdelen.....................40 I P i-Contrast ........................................... 92, 131 Interfacekabel ................................2, 34, 134 ISO-waarde ............................................... 72 P (opnamemodus) .....................................68 PictBridge ..........................................38, 134 Polsriem J Riem Portret (opnamemodus).............................58 Poster-effect (opnamemodus) ...................61 Problemen oplossen................................154 Programma automatische belichting .........68 K Kinderen & dieren (opnamemodus)........... 58 Kleur Wissel (opnamemodus) ........... 97, 100 Kleuraccent (opnamemodus) ............ 96, 100 173 Index R T Raster.............................................. 148, 159 Reizen naar het buitenland ............... 37, 144 Resolutie (beeldgrootte) ............................ 70 Riem ...................................................... 2, 13 Rode-ogencorrectie........................... 93, 132 Roteren.................................................... 127 Taal van LCD-scherm ............................... 20 Transportmodus ........................................ 74 Trimmen .................................................. 129 Tv (opnamemodus) ................................... 89 S Scherm Heen en weer schakelen tussen weergaven .......................................... 42 Informatieweergave .................. 159, 161 Menu J Menu Menu, Menu Taal van LCD-scherm......................... 20 Scherpstelbereik Handmatig scherpstellen .................... 86 Macro.................................................. 69 Scherpstellen AF-kader....................................... 24, 80 AF-Punt Zoom .................................... 82 AF-vergrendeling ................................ 81 Gezichtsselectie ................................. 84 Servo AF............................................. 83 SCN (opnamemodus)................................ 59 SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart J Geheugenkaarten Sepiakleurig............................................... 75 Servo AF ................................................... 83 Set van batterij en oplader ........................ 37 Smart Shuffle........................................... 116 Sneeuw (opnamemodus) .......................... 60 Software Beelden downloaden naar een computer om te bekijken .................... 32 Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk.... 2 Installatie ............................................ 33 Softwarehandleiding ............................. 2 Spaarstand ................................ 49, 143, 144 Standaardinstellingen................................ 48 Stereo AV-kabel .................................. 2, 117 Strand (opnamemodus)............................. 59 174 U Uitsnede .................................................. 148 V Vergrote weergave .................................. 115 Video J Films Voeding J Batterijen, set van batterij en oplader, voedingsadapterset Voedingsadapterset .......................... 37, 153 Vuurwerk (opnamemodus) ........................ 60 W Weinig licht (opnamemodus)..................... 59 Wereldklok............................................... 144 Witbalans................................................... 73 Z Zelfontspanner 10 seconden-zelfontspanner .............. 57 2 seconden-zelfontspanner ................ 76 Gezicht-zelfontspanner (opnamemodus) ................................. 64 Knipoogdetectie (opnamemodus)....... 63 Vertraging en aantal opnamen wijzigen............................... 77 Zoomen ......................................... 23, 29, 54 Zwart-witfoto's ........................................... 75 Disclaimer • Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden bewaard zonder toestemming van Canon. • Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen. • De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins afwijken van het werkelijke apparaat. • Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten. CEL-SP8VA280 © CANON INC. 2010
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175

Canon PowerShot SX130 IS de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor