Canon EOS 200D Handleiding

Type
Handleiding
Instructiehandleiding voor de Wi-Fi-functie
(draadloze communicatiefunctie)
INSTRUCTIE-
HANDLEIDING
NEDERLANDS
2
Alvorens deze camera te gebruiken
Let op: Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als
gevolg van onjuiste draadloze communicatie-instellingen bij gebruik van de
camera. Daarnaast is Canon niet aansprakelijk voor eventueel ander
verlies of schade als gevolg van het gebruik van de camera.
Zorg bij het gebruik van draadloze communicatiefuncties voor adequate
beveiliging, naar uw eigen
inzicht en op uw eigen risico. Canon is niet
aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als gevolg van onbevoegde
toegang of andere schendingen.
Inleiding
Wat u met de Wi-Fi
-functies (draadloze communicatie) kunt doen
(CANON iMAGE
GATEWAY)
(6) Beelden naar een
webservice
verzenden
(1) Communiceren met een smartphone
(5) Opnamen printen
met een
Wi-Fi-printer
(3) Opnamen opslaan
op Canon Connect
Station
(4) De camera op afstand
bedienen met EOS Utility
(2) Beelden naar een
andere camera
verzenden
3
Inleiding
(1)q Communiceren met een smartphone (pag. 15)
Sluit de camera via Wi-Fi aan op een smartphone en gebruik de
speciale toepassing Camera Connect om de camera op afstand te
bedienen of om beelden die op de camera zijn opgeslagen, te
bekijken.
In deze handleiding en op het LCD-scherm van de camera wordt
met de term 'smartphone' verwezen naar smartphones en tablets.
(2)z Beelden naar een andere camera verzenden (pag. 59)
Sluit deze camera en andere Canon-camera's met ingebouwde
draadloze communicatiefuncties via Wi-Fi aan en breng beelden
over van de ene naar de andere camera.
(3)Beelden opslaan op Connect Station (pag. 71)
Houd de camera dicht bij Connect Station (apart verkrijgbaar) om via
Wi-Fi te verbinden en beelden op te slaan.
(4)D De camera op afstand bedienen met EOS Utility (pag. 75)
Breng een Wi-Fi-verbinding tussen de camera en de computer tot
stand en bedien de camera op afstand met EOS Utility (EOS-
software).
(5)l Beelden printen met een Wi-Fi-printer (pag. 81)
Verbind de camera via Wi-Fi met een printer die PictBridge
(Wireless LAN) ondersteunt om beelden te kunnen afdrukken.
(6)w Beelden naar een webservice verzenden (pag. 93)
Deel opnamen met uw vrienden en familie of deel opnamen met
behulp van verschillende webservices via CANON iMAGE
GATEWAY, een online fotoservice voor Canon-gebruikers (gratis
registratie is vereist).
Inleiding
4
Deze camera kan eenvoudig via Wi-Fi worden verbonden met een
smartphone die de Bluetooth laagvermogen-technologie* ondersteunt.
Zie pagina 18 voor meer informatie.
* Hierna “Bluetooth” genoemd.
Deze camera biedt ondersteuning voor NFC (Near Field
Communication), waardoor u makkelijk een Wi-Fi-verbinding tot stand
kunt brengen tussen de camera en een smartphone of Connect Station
(afzonderlijk verkrijgbaar). Zie pagina 29 voor meer informatie.
Met deze camera kunt u een Wi-Fi-verbinding maken door het Wi-Fi-
functiemenu
te openen met de
knop <k>. Zie voor details de pagina's
waar wordt beschreven hoe u de camera via Wi-Fi met elk apparaat of
een webservice verbindt.
Wi-Fi-verbinding met de functie Bluetooth
Wi-Fi-verbinding met de NFC-functie
Wi-Fi-verbinding met de knop <k>
5
In deze handleiding verwijst de term 'access point' naar Wireless
LAN-routers enz. die een Wi-Fi-verbinding doorgeven.
Bij de camera is geen interfacekabel geleverd.
Pictogrammen in deze handleiding
<6> : Het Hoofdinstelwiel.
<W><X><Y><Z> : Du
idt respectievelijk op omhoog, omlaag,
links en rechts op de <V> pijltjestoetsen.
<0> : De
Instelknop.
* In aanvulling op bovenstaande punten worden de pictogrammen en symbolen
die op de cameraknoppen worden gebruikt en op het LCD-scherm worden
weergegeven, ook in deze handleiding gebruikt bij het bespreken van de
relevante handelingen en functies.
(pag.**) : Referentiepaginanummers voor meer informatie.
: Waarschuwingen om mogelijke problemen bij de bediening te
voorkomen.
: Aanvullende informatie.
Symbolen en afspraken die in deze
handleiding worden gebruikt
6
Deze handleiding is als volgt ingedeeld: Na voltooiing van de
voorbereiding voor een Wi-Fi-verbinding in “Aan de slag” raadpleegt u
de bijbehorende pagina's voor het opzetten van een met uw wensen
overeenkomende Wi-Fi-verbinding.
De indeling van deze handleiding
1 Aan de slag (pag. 11)
2 Verbinden met een
smartphone via Wi-Fi (pag. 15)
3 Via Wi-Fi verbinden met een
andere camera (pag. 59)
4 Via Wi-Fi verbinden met
Connect Station (pag. 71)
5 Via Wi-Fi verbinden met EOS
Utility (pag. 75)
6 Verbinding maken met een
printer via Wi-Fi (pag. 81)
7 Beelden naar een webservice
verzenden (pag. 93
)
8 Geavanceerde Wi-Fi-
verbinding (pag. 107)
Hierin wordt opzetten van een
Wi-Fi-verbinding via een access
point beschreven.
Een smartphone of computer
kan via Wi-Fi met
een ca
mera
worden verbonden terwijl de Wi-
Fi-verbinding met een access
point wordt behouden.
9 Opnieuw verbinden via Wi-Fi (pag. 125)
10
Verbindingsinstellingen controleren en bedienen (pag. 133)
11
Problemen oplossen (pag. 139)
12
Referentie (pag. 159)
7
1
2
3
4
Inleiding 2
Wat u met de Wi-Fi-functies (draadloze communicatie)
kunt doen ..........................................................................................2
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt....5
De indeling van deze handleiding .....................................................6
Aan de slag 11
Wi-Fi-instellingen instellen ..............................................................12
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi 15
De verbindingsmethode voor Wi-Fi selecteren ..............................16
Voorbereiding voor smartphones ...................................................17
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi .........18
Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning
via Wi-Fi .........................................................................................29
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi met de knop <k> ........34
De camera met een smartphone bedienen ....................................39
De Wi-Fi-verbinding verbreken ......................................................41
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden ..........42
Opnamen voor weergave specificeren ...........................................56
Via Wi-Fi verbinden met een andere camera 59
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen .........................................60
Beelden naar de andere camera verzenden...................................62
Via Wi-Fi verbinden met Connect Station 71
Beelden opslaan .............................................................................72
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
8
6
7
8
9
5
Via Wi-Fi verbinden met EOS Utility 75
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen ........................................ 76
De camera met EOS Utility bedienen............................................. 80
Verbinden met een printer via Wi-Fi 81
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen ........................................ 82
Opnamen afdrukken....................................................................... 84
Afdrukinstellingen ........................................................................... 87
Opnamen naar een webservice versturen 93
Voorbereiding voor webservices ................................................... 94
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen ........................................ 96
Opnamen naar een webservice versturen ..................................... 97
Geavanceerde Wi-Fi-verbinding 107
Het type access point controleren ............................................... 109
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus) ...............110
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus) ...............114
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk
via Wi-Fi ........................................................................................118
Opnieuw verbinden via Wi-Fi 125
Opnieuw verbinden via Wi-Fi ....................................................... 126
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi ...... 128
Verbinding maken met een camera die is uitgeschakeld
via Wi-Fi ....................................................................................... 130
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen .................. 132
9
Inhoudsopgave
12
11
10
Verbindingsinstellingen controleren en bedienen 133
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen............................134
Standaardinstellingen voor draadloze communicatie-instellingen
herstellen ......................................................................................136
Scherm Info bekijken ...................................................................137
Problemen oplossen 139
Reageren op foutberichten ...........................................................140
Problemen oplossen ....................................................................153
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie.................155
Beveiliging.....................................................................................157
Netwerkinstellingen controleren ...................................................158
Referentie 159
Het scherm [Inst. draadloze communicatie] ..............................160
Het scherm [Instellingen Wi-Fi]...................................................161
Het virtuele toetsenbord gebruiken ..............................................162
Het IP-adres handmatig instellen .................................................163
Status draadloze verbinding..........................................................165
Specificaties ..................................................................................167
Voorzorgsmaatregelen voor de draadloze
communicatiefunctie .....................................................................168
Index .............................................................................................170
10
11
1
Aan de slag
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een Bluetooth-
verbinding of een Wi-Fi-verbinding voorbereidt.
12
Eerst de volgende stappen volgen om de Wi-Fi in te stellen.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer [Instellingen Wi-Fi].
3
Selecteer [Wi-Fi].
4
Selecteer [Inschakelen].
Wi-Fi-instellingen instellen
U kunt de Wi-Fi-instellingen ook instellen met [Instellingen Wi-Fi] onder
[51: Inst. draadloze communicatie].
13
Wi-Fi-instellingen instellen
5
Registreer [Bijnaam].
Druk, als het scherm links verschijnt,
op <0>.
Het linkse scherm vers
chijnt.
Druk bij gebruik van de bijnaam op de
knop <M>.
Anders kunt u 1 tot 8 willekeurige
teken
s gebruiken. V
oor instructies
over het invoeren van tekens
raadpleegt u pagina 162.
Wanneer u klaar bent met het
invoere
n van tekens drukt u
op de
knop <M>.
6
Verlaat de instelling.
Als het linker scherm wordt
weergegeven, selecteert u [OK] en
drukt u op <0>.
Voor informatie over elk item op het
scherm [I
nstelling
en Wi-Fi]
raadpleegt u pagina 161.
Wi-Fi-instellingen instellen
14
Als videosnapshot of time-lapse-movie is ingesteld, kunt u
[51: Inst. draadloze communicatie].
Aandachtspunten bij interfacekabelverbindingen
Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kunt u de camera niet gebruiken door
deze te verbinden met Connect Station, een computer of een ander
apparaat met een interfacekabel. Verbreek de verbinding voordat u een
interfacekabel aansluit.
Als de camera is aangesloten op Connect Station, een computer of een
ander apparaat met een interfacekabel, kunt u niet selecteren:
[51: Inst. draadloze communicatie]. Ontkoppel de interfacekabel
voordat u de instellingen configureert.
Kaarten
De camera kan niet via Wi-Fi worden verbonden als zich geen kaart in
de camera bevindt (behalve voor [D]). Bovendien kan voor [l], en
webservices de camera niet via Wi-Fi worden aangesloten als geen
beelden op de kaart zijn opgeslagen.
De camera gebruiken wanneer een Wi-Fi-verbinding is gemaakt
Wanneer u de Wi-Fi-verbinding prioriteit wilt geven, dient u niet aan de
aan-uitschakelaar, de kaartsleuf of het accucompartimentklepje of
andere onderdelen te komen. Anders kan de Wi-Fi-verbinding verbroken
worden.
Gebruik van een Eye-Fi-kaart
Wanneer [Wi-Fi] wordt ingesteld op [Inschakelen], wordt
beeldoverdracht via een Eye-Fi-kaart uitgeschakeld.
15
2
Verbinden met een
smartphone via Wi-Fi
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de camera
rechtstreeks met een smartphone verbindt via Wi-Fi.
Door via Wi-Fi te communiceren met een smartphone, kunt u
het volgende doen:
Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een
smartphone of sla bekeken opnamen op een smartphone op.
Bedien de camera om opnamen te maken of camera-
instellingen te wijzigen met behulp van een smartphone.
Verstuur beelden naar een smartphone vanaf de camera.
U kunt ook de instructies volgen in de 'Easy Connection
Guide' van Camera Connect om de camera via Wi-
Fi aan te
sluiten op een smartphone.
Zet vooraf [Wi-F
i] op [Inschake
len] op het scherm
[Instellingen Wi-Fi] (pag. 12).
Installeer Camera Connect op de smartphone voordat u
een verbind
ing tot stand brengt (pag. 39).
Als u verbinding wilt maken via een Wi-Fi-access point,
raadpleegt u “Geavanceerde Wi-Fi-verbinding” (pag. 107).
16
U kunt kiezen uit de volgende verbindingsmethoden voor Wi-Fi
afhankelijk van de functies en de gebruiksstatus van de smartphone.
Door van te voren verbinding te maken met een Bluetooth-
compatibele smartphone via Bluetooth, kunt u eenvoudig verbinding
maken via Wi-Fi door het uitvoeren van een handeling op de camera
en de smartphone.
U kunt automatisch via Wi-Fi verbinding maken met een smartphone
met N
FC-ondersteuning door
deze tegen de camera aan te houden.
U kunt Wi-Fi gebruiken om verbinding te maken met een
smartphone die niet compatibel is met
Bluetooth of NFC of een
smartphone die de Bluetooth-functie of de NFC-functie niet kan
gebruiken.
U kunt verbinding maken met een smar
tphone via een access point
(p
ag. 109).
De verbindingsmethode voor Wi-Fi selecteren
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via
Wi-Fi (pag. 18)
Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning
via Wi-Fi (pag. 29)
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi met de knop
<k> (pag. 34).
17
Om de camera met een smartphone te verbinden, hebt u een
smartphone met iOS of Android nodig. Daarnaast moet de toepassing
Camera Connect (gratis) op de smartphone zijn geïnstalleerd.
Als u een smartphone die ondersteuning biedt voor NFC tegen de
camera
houdt voordat Camera
Connect is geïnstalleerd, wordt het
downloadscherm van Camera Connect op de smartphone
weergegeven.
Camera Connect kan worden geïnstalleerd via Google Play of de
App Store. Google Play of de App S
tore zijn eveneens toegankelijk
met de QR-codes die verschijnen bij het vastleggen van de camera
op een smartphone (pag. 20, 35).
Voorbereiding voor smartphones
iOSAndroid
Raadpleeg de downloadsite van Camera Connect voor informatie over
de besturingssysteemversies die door Camera Connect worden
ondersteund.
De interface en functies van de camera en Camera Connect zijn
onderhevig aan wijzigingen ten behoeve van firmware-updates van de
camera of toepassingsupdates van Camera Connect, iOS, Android
enzovoort. Het kan daarom voorkomen dat functies van de camera of
Camera Connect niet exact overeenkomen met voorbeeldschermen of
bedieningsinstructies in deze handleiding.
Voor het lezen van de QR-codes is een toepassing nodig.
18
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de Bluetooth-functie gebruikt
om de camera via Wi-Fi te verbinden met een smartphone met
Bluetooth.
Als u de camera via Bluetooth verbindt met een smartphone die
Bluetooth ondersteunt, kunt u een Wi-Fi-verbinding opzetten door
alleen de camera of de smartphone te bedienen.
Koppelen van camera en smartphone is vereist om de camera via
Bluetooth met
een smartphone
te verbinden.
Verbinding maken met een
Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
Bluetooth-verbinding
Koppelen en Bluetooth-verbindingen zijn niet mogelijk als de camera is
verbonden met Connect Station, een computer of een ander apparaat
met een interfacekabel.
Koppelen is niet mogelijk terwijl u met de camera fotografeert of filmt.
De camera kan niet via Bluetooth met twee of meer apparaten
tegelijkertijd worden verbonden.
Als u de camera via Wi-Fi met een smartphone verbindt terwijl de
camera via Bluetooth is verbonden met de draadloze afstandsbediening
BR-E1 (apart verkrijgbaar), dan wordt de Bluetooth-verbinding met de
draadloze afstandsbediening verbroken.
De Bluetooth-verbinding gebruikt de accu ook nadat automatisch
uitschakelen op de camera is geactiveerd. Daardoor kan het gebeuren
dat de batterij al vrij leeg is als u de camera gebruikt.
De gekoppelde smartphone is vastgelegd op de camera.
Deze camera kan via Bluetooth worden verbonden met de draadloze
afstandsbediening BR-E1 voor op afstand fotograferen of filmen.
Raadpleeg de instructiehandleiding voor de draadloze
afstandsbediening BR-E1 voor meer informatie.
19
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
Handelingen op de camera-1
1
Selecteer het tabblad
[Instell. v. funct.].
Druk op de knop <M> om de
hoofdtabbladen weer te geven.
Selecteer [Inste
ll. v. funct.] en dr
uk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer
[Inst. draadloze communicatie].
Selecteer op het tabblad [
5
1
] de optie
[
Inst. draadloze communicatie
] en
druk vervolgens op <
0
>.
3
Selecteer [Bluetooth-functie].
4
Selecteer [Bluetooth-functie].
Een Bluetooth-verbinding opzetten
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
20
5
Selecteer [Smartphone].
6
Selecteer [Pairing].
7
Selecteer [Niet weergeven].
Als Camera Connect al is
geïnstalleerd, selecteer dan
[Niet weerg
even] en druk op <0>.
Al
s Camera Connect niet is
geïnstalleerd, selecteer dan
[
Android] of [iOS] op het scherm
links, scan de QR-code met de
smartphone en ga naar Google Play
of de App Store en installeer Camera
Connect.
Het linker scherm verschijnt en he
t
koppelen wo
rdt gestart.
21
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
Bediening op de smartphone
8
Schakel de Bluetooth-functie in.
Schakel de Bluetooth-functie in op
het scherm Instellingen van de
smartphone.
9
Start Camera Connect.
Tik op het pictogram Camera
Connect om de toepassing te starten.
10
Selecteer de camera waarmee
moet worden gekoppeld.
Tik op de bijnaam van de camera
waarmee moet worden gekoppeld.
A
ls u gebruikmaakt van een Android-
smartphone, gaat u naar
stap 12.
11
Tik op [Pair/Koppelen]
(alleen iOS).
Als het linker scherm verschijnt, tikt u
op [Pair/Koppelen].
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
22
Handelingen op de camera-2
12
Selecteer [OK].
13
Druk op <0>.
Het koppelen wordt voltooid en de
camera wordt verbonden met de
smartphone via Bluetooth.
E
en illustratie die aangeeft dat de
Bluetoot
h-verbinding tot stand is
gebracht, verschijnt in het
hoofdvenster van Camera Connect.
Als een Bluetooth-verbinding is opgezet, kunt u de camera bedienen om
beelden naar de smartphone te verzenden. Zie pagina 42 voor meer
informatie.
U kunt locatie-informatie ophalen van een smartphone en toevoegen
aan vastgelegde beelden als er verbinding is via Bluetooth. Raadpleeg
voor meer informatie het gedeelte 'Opnamen van een geotag voorzien' in
de instructiehandleiding van de camera.
23
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
Volg de onderstaande stappen volgen om een Wi-Fi-verbinding te
realiseren als een Bluetooth-verbinding werd gerealiseerd.
Android
1
Selecteer een Camera Connect-
functie.
Selecteer de Camera Connect-functie
die u wilt gebruiken.
Zie pagina 39 voor de Camera
Connect-functies.
Er wordt automatisch een
Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht.
A
ls een Wi-Fi-verbinding tot stand is
gekomen vers
chijnt het scherm voor
de geselecteerde functie.
Het scherm [qWi-F
i aan] verschijnt
op het LCD-scherm van de camera.
E
en illustratie die aangeeft dat een
Wi-Fi-ver
binding tot stand is
gebracht, verschijnt in het
hoofdvenster van Camera Connect.
De Wi-Fi-verbinding met een Bluetooth-compatibele smartphone is
nu tot stand gebracht.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
24
iOS
1
Selecteer een Camera Connect-
functie.
Selecteer de Camera Connect-functie
die u wilt gebruiken.
Zie pagina 39 voor de Camera
Connect-functies.
2
Controleer de SSID en het
wachtwoord.
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord dat op de camera
werd weergegeven.
3
Werk met de smartphone om een
Wi-Fi-verbinding tot stand te
brengen.
Selecteer de SSID gemarkeerd in
stap 2 op het scherm Wi-Fi-functie.
_Can
on0A” wordt weerge
geven aan
het einde van de SSID.
Als wachtwoord het in stap 2 gecontroleerde wachtwoord invoeren.
Geef het scherm Camera Connect weer.
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand is gekomen verschijnt het scherm
voor de geselecteerde functie.
Wachtwoord
SSID (netwerknaam)
25
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
Het scherm [qWi-Fi aan] verschijnt
op het LCD-scherm van de camera.
Een illustratie die aangeeft dat een
Wi-Fi-ver
binding tot stand is
gebracht, verschijnt in het
hoofdvenster van Camera Connect.
De Wi-Fi-verbinding met een Bluetooth-compatibele smartphone is
nu tot stand gebracht.
Zie voor het beëindigen van de Wi-Fi-verbinding
“De Wi-Fi-verbinding” (pag. 41).
Als u de Wi-Fi-verbinding afsluit, wisselt de camera naar de
Bluetooth-verbind
ing.
Zie voor het herstellen van de verbinding via Wi-Fi “Opnieuw
verbinden via Wi-Fi” (pag.
125).
Het scherm [qWi-Fi aan]
Verbr., afs.
Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
Bevestig inst.
U kunt de instellingen controleren.
Foutdetails
Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van de
fout controleren.
Als u wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop <M>.
Zie pagina 18 voor aandachtspunten over ver
binden via Wi-Fi.
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
26
Op het scherm [Bluetooth-functie] kunt u de instellingen van de
Bluetooth-functie wijzigen of controleren.
Bluetooth-functie
Selecteer het apparaat waarmee
moet worden gekoppeld.
Selecteer [Uit
schakelen] als u
de
Bluetooth-functie niet gebruikt.
Koppelen
Koppel de camera met het apparaat
dat is geselecteerd in
[Bluetooth-functie].
Verbindingsinfo contr./wissen
U kunt de naam en de
communicatiestatus van het
gekoppelde apparaat controleren.
Om het gekoppelde apparaat te
ver
wijderen, drukt u op de kn
op
<B>. Zie voor meer informatie
'Registratie van een gekoppeld
apparaat verwijderen' (pag. 28).
Scherm [Bluetooth-functie]
27
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
Bluetooth-adres
U kunt het Bluetooth-adres van de
camera controleren.
Verb. blvn bij uit (Verbonden
blijven als de camera is
uitgeschakeld)
Als u [Inschakelen] selecteert, kunt u
Wi-Fi gebruiken om een smartphone
aan te sluiten op de camera wanneer
deze is uitgeschakeld om beelden
enz. in de camera te bekijken.
Raadpleeg voor meer informatie 'Via
Wi-Fi verbinding maken met een
camera die is uitgeschakeld'
(pag. 130).
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
28
Om de camera met een andere smartphone te koppelen, moet u de
registratie van het actueel gekoppelde apparaat verwijderen.
Handelingen op de camera
1
Selecteer [Verbindingsinfo contr./
wissen]
Selecteer op het scherm
[Bluetooth-functie] (pag.
19)
[Verbindingsinfo contr./wissen] en
druk op <0>.
2
Druk op de knop <B>.
3
Verwijder de apparaatregistratie.
Als het linker scherm wordt
weergegeven, selecteert u [OK] en
drukt u op <0>.
Bediening op de smartphone
4
Verwijder de cameraregistratie.
Selecteer in de Bluetooth-instellingen
van de smartphone de bijnaam van
de camera om de registratie te
verwijderen voor.
Registratie van een gekoppeld apparaat verwijderen
29
Een smartphone met NFC-ondersteuning kan via Wi-Fi worden
verbonden door deze tegen de camera te drukken.
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een smartphone met
NFC-ondersteuning verbindt via Wi-Fi.
Smartphones die zijn voorzien van het symbool p bieden
onde
rsteuning voor NF
C.
Sommige smartphones ondersteunen NFC ook al zijn ze niet
voorzien van de p-markering. Cont
roleer in zo'n geval de positie
van de NFC-antenne door de instructiehandleiding van de
smartphone te raadplegen.
Stel van te voren [Wi-Fi]
in op [Inschakelen] en [N
FC-verbinding]
op [Inschakelen] op het scherm [Wi-Fi-instellingen] (pag. 12 en
pag. 161).
Verbinden met een smartphone
met NFC-ondersteuning via Wi-Fi
Er kan mogelijk geen Wi-Fi-verbinding tot stand worden gebracht met de
NFC-functie, zelfs niet als de smartphone NFC ondersteunt. In dat geval
brengt u een Wi-Fi-verbinding tot stand met de procedure in “Verbinding
maken met een smartphone via Wi-Fi met de <k> knop” (pag. 34) of
“Geavanceerde Wi-Fi-verbinding” (pag. 107).
De camera kan niet met twee of meer smartphones tegelijkertijd worden
verbonden.
Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning via Wi-Fi
30
Let goed op dat u de smartphone of de camera niet laat vallen wanneer
u ze tegen elkaar houdt.
Duw de smartphone niet met kracht tegen de camera. Hierdoor kunnen
krassen op de camera of de smartphone komen.
Als u de smartphone slechts vlak bij de camera houdt, wordt mogelijk
geen verbinding tot stand gebracht. Raak de camera aan met de
smartphone zodat ze met elkaar in contact komen.
Herkenning kan lastig zijn, afhankelijk van de smartphone. Verander in dat
geval langzaam van positie of draai het apparaat horizontaal en probeer
het opnieuw. Als geen verbinding is opgezet, houd dan de camera en de
smartphone tegen elkaar tot het camerascherm wordt bijgewerkt.
Afhankelijk van de manier waarop u de smartphone houdt, is het
mogelijk dat er een andere toepassing op de smartphone wordt gestart.
Kijk dan goed waar het symbool p zich bevindt en probeer het opnieuw.
Let erop dat zich niets tussen de smartphone en de camera bevindt
wanneer u ze tegen elkaar houdt. Mogelijk komt geen Wi-Fi-verbinding via
de NFC-functie tot stand wanneer de camera of de smartphone zich in een
hoes bevindt.
Een Wi-Fi-verbinding is niet mogelijk met de NFC-functie tussen deze
camera en een smartphone als ze via Bluetooth zijn verbonden.
Als u de camera met een smartphone met NFC-ondersteuning via Wi-Fi
wilt verbinden, moeten de Wi-Fi- en NFC-functies van de smartphone
zijn ingeschakeld.
Aandachtspunten bij de NFC-functie
Een Wi-Fi-verbinding is niet mogelijk met de NFC-functie tussen deze
camera en een ander apparaat dat NFC ondersteunt zoals een camera
of printer.
Er kan geen verbinding tot stand worden gebracht met de NFC-functie
wanneer opnamen met de camera worden gemaakt, als geen kaart is
geplaatst, als het LCD-scherm gesloten is met het scherm naar binnen
gericht of als de camera is aangesloten op een ander apparaat met een
interfacekabel.
Als u niet weet of uw smartphone NFC ondersteunt, neemt u contact op
met de fabrikant van de smartphone.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de smartphone voor meer
informatie over de Wi-Fi-instellingen en NFC-instellingen van de
smartphone en de positie van de NFC-antenne.
31
Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning via Wi-Fi
1
De NFC-functie op de camera en
de smartphone inschakelen
(pag. 161).
2
Houd een smartphone tegen de
camera.
Als de downloadsite van Camera
Connect wordt weergegeven op de
smartphone, installeert u Camera
Connect (pag. 39).
Als er een opname op de camera
wordt weergegeven
, drukt u op de
knop <3> om het afspelen te
beëindigen.
Houd het symbool p van de
smar
tphone tegen dat van de camera
om de verbinding tot stand te
brengen.
Wanneer op het LCD-scherm van
de camera het bericht verschijnt
dat de verbinding tot stand is
gebracht, kunt u de smartphone
weghalen van de camera.
Camera Connect wordt gestart op
de
smartphone en brengt verbinding tot
stand.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning via Wi-Fi
32
3
Breng een Wi-Fi-verbinding tot
stand.
Wanneer de verbinding tot stand is
gebracht, verschijnt het hier links
weergegeven scherm op het LCD-
scherm van de camera. Wanneer u
verbinding maakt met dezelfde
smartphone via NFC, wordt dit
scherm niet opnieuw weergegeven.
Druk op de knop <B> om het
aant
al beelden dat kan worden
bekeken te selecteren. Z
ie stap 6 op
pagina 57 voor aanwijzingen over
hoe deze in te stellen.
Als u [OK] selecteer
t en drukt op
<0>, wordt een melding
weerge
geven dat de verbinding tot
stand is gebracht en het scherm
[qWi-Fi aan] wordt weergegeven.
33
Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning via Wi-Fi
Het hoofdvenster van Camera
Connect wordt weergegeven op de
smartphone.
De Wi-Fi-verbinding met een
smartphone is nu
voltooid.
Bedien de camera met Camera
Connect. Zie pagina 39
.
Zie voor het beëindigen van de Wi-Fi-verbinding “De
Wi-Fi-verbinding” (pag. 41).
Zie voor het herstellen van de verbinding via Wi-Fi “Opnieuw
verbinden via Wi-
Fi” (pag.
125).
Het scherm [qWi-Fi aan]
Verbr., afs.
Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
Bevestig inst.
U kunt de instellingen controleren.
Foutdetails
Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van de
fout controleren.
Als u wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop <M>.
34
Handelingen op de camera-1
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer [q] (Verbinden met
smartphone).
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
3
Selecteer [Registreer apparaat v.
verbind.].
Verbinden met een smartphone via
Wi-Fi met de knop <k>
35
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi met de knop <k>
4
Selecteer [Niet weergeven].
Als Camera Connect al is
geïnstalleerd, selecteer dan
[Niet weergeven] en druk op <0>.
Al
s Camera Connect niet is
geïnstalleerd, selecteer dan
[
Android] of [iOS] op het scherm
links, scan de QR-code met de
smartphone en ga naar Google Play
of de App Store en installeer Camera
Connect.
5
Controleer de SSID en het
wachtwoord.
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord op het LCD-
scherm van de camera.
_Can
on0A” wordt weerge
geven aan
het einde van de SSID.
Als u in [Instellingen Wi-Fi]
[
Wachtwoord] op [Geen] instelt,
wordt het wachtwoord niet
weergegeven of is het niet vereist.
Zie pagina 161 voor meer informatie.
Wachtwoord
SSID (netwerknaam)
Door in stap 5 [Ander netwerk] te selecteren, kunt u een Wi-Fi-verbinding
opzetten via een access point (pag. 109).
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi met de knop <k>
36
Bediening op de smartphone
6
Werk met de smartphone om een
Wi-Fi-verbinding tot stand te
brengen.
Activeer de Wi-Fi-functie op de
smartphone en selecteer vervolgens
de SSID (netwerknaam)
gecontroleerd in stap 5.
Als wachtwoord het in stap 5
gecontroleerde wachtwoord invoer
en.
7
Start Camera Connect.
Wanneer het scherm [Wachten op
verbinding] op het LCD-scherm van
de camera verschijnt, start u Camera
Connect op de smartphone.
8
Selecteer de camera waarmee u
via Wi-Fi verbinding wilt maken.
Selecteer en tik op camera waarmee
u verbinding wilt maken in [Cameras/
Camera's] in Camera Connect.
Scherm van smartphone
(voorbeeld)
37
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi met de knop <k>
Handelingen op de camera-2
9
Breng een Wi-Fi-verbinding tot
stand.
Wanneer de verbinding tot stand is
gebracht, verschijnt het hier links
weergegeven scherm op het
LCD-scherm van de camera.
Druk op de knop <B> om het
aant
al beelden dat kan worden
bekeken te selecteren. Z
ie stap 6 op
pagina 57 voor aanwijzingen over
hoe deze in te stellen.
Als u [OK] selecteer
t en drukt op
<0>, wordt een melding
weerge
geven dat de verbinding tot
stand is gebracht en het scherm
[qWi-Fi aan] wordt weergegeven.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi met de knop <k>
38
Het hoofdvenster van Camera
Connect wordt weergegeven op de
smartphone.
De Wi-Fi-verbinding met een
smartphone is nu
voltooid.
Bedien de camera met Camera
Connect. Zie pagi
na 39.
Zie voor het beëindigen van de Wi-Fi-verbinding
“De Wi-Fi-verbinding” (pag. 41).
Zie voor het herstellen van de verbinding via Wi-Fi
“Opnieuw verbinden via Wi-Fi” (pag. 125).
Het scherm [qWi-Fi aan]
Verbr., afs.
Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
Bevestig inst.
U kunt de instellingen controleren.
Foutdetails
Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van de
fout controleren.
Als u wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop <M>.
Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kunt u beelden naar een smartphone
verzenden vanuit het cameramenu ([Beelden n. smartphone verz.]) of
vanuit het scherm Snel instellen tijdens de weergave. Zie pagina 42 voor
meer informatie.
39
Met een smartphone waarop Camera Connect is geïnstalleerd, kunt u
opnamen bekijken die op de camera zijn opgeslagen of opnamen op
afstand maken enzovoort.
Hier volgt een beschrijving van de
belangrijkste functies van Camera
Connect.
Images on camera (Beelden op
camera)
Opnamen op de camera kunnen
worden bekeken.
Opnamen op de camera kunnen op
een smartphone
worden opgeslagen.
Handelinge
n zoals opnamen
verwijderen kunnen op opn
amen op
de camera worden uitgevoerd.
Remote live view shooting (Op afstand Live View-opnamen
maken)
Het Live View-beeld van de camera kan op een smartphone worden
bekeken.
U kunt op afstand opnamen maken.
Location information (Locatie-informatie)
Niet ondersteund op deze camera.
Camera settings (Camera-instellingen)
Camera-instellingen kunnen worden gewijzigd.
De camera met een smartphone bedienen
Het hoofdvenster van Camera Connect
De camera met een smartphone bedienen
40
Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een movie
opneemt, reageert de camera als volgt:
Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <k>, worden movie-
opnamen voortgezet.
Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <1>, worden movie-
opnamen gestopt.
Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <1> en de movie-
opnamemodus is ingesteld met Camera Connect, kunt u geen opnamen
maken door de camera te bedienen.
Als een Wi-Fi-verbinding met een smartphone is opgezet, zijn bepaalde
functies niet beschikbaar.
Bij opnamen op afstand wordt de AF-snelheid mogelijk minder.
Afhankelijk van de communicatiestatus wordt het beeldscherm of de
sluiter trager dan anders.
Tijdens het opslaan van opnamen op een smartphone kunt u geen
opnamen maken, ook al drukt u de ontspanknop van de camera
helemaal in. Bovendien wordt het LCD-scherm van de camera mogelijk
uitgeschakeld.
Zelfs als movies in MOV-indeling worden weergegeven in de lijst,
kunnen deze niet worden opgeslagen op een smartphone.
De Wi-Fi-verbinding wordt verbroken als u de aan-uitschakelaar van de
camera instelt op <2> of als u het klepje van de kaartsleuf of het
accucompartiment opent.
RAW-beelden kunnen niet op een smartphone worden opgeslagen. Als
een RAW-beeld is geselecteerd, wordt dit opgeslagen als een JPEG-beeld.
Als een Wi-Fi-verbinding is opgezet, werkt de camerafunctie voor
automatisch uitschakelen niet.
Het is raadzaam om gedurende een Wi-Fi-verbinding de
energiebesparingsfunctie van de smartphone uit te schakelen.
41
U kunt de Wi-Fi-verbinding op een van de volgende manieren
verbreken.
Tik op het Camera Connect-
scherm van de smartphone op
[ ].
Selecteer op het scherm
[qWi-Fi aan] van de camera de
optie [Verbr., afs.].
Als het scherm [qWi-Fi aan] niet
wordt weergegeven, drukt u op de
knop <k>.
Selecteer [V
erbr., afs.
] en selecteer
vervolgens [OK] in het
bevestigingsdialoogvenster om de
Wi-Fi-verbinding te verbreken.
De Wi-Fi-verbinding verbreken
42
U kunt de volgende methoden gebruiken om beelden te verzenden van
de camera naar een smartphone.
(1) Selecteer [Beelden n.
smartphone verz.] om beelden te verzenden
(2) Verzend beelden vanuit het scherm Snel instellen bij het afspelen
(p
ag. 44).
(3) Gebruik de NFC-functie om beelden tijdens het weergeven van
opnamen te verzenden (pag. 46)
Selecteer [Beelden n. smartphone verz.] in het cameramenu en
verzend de beelden.
1
Verbind de camera met een
smartphone via Bluetooth (alleen
Android) of Wi-Fi
(pag. 23).
2
Selecteer [Inst. draadloze
communicatie].
Selecteer op het tabblad [51] de
optie [Inst. draadloze
communicatie] en druk vervolgens
op <0>.
3
Selecteer [Beelden n. smartphone
verz.].
Als u deze stap uitvoert als er een
Bluetooth-verbinding is, wordt een
bericht weergegeven en de
verbinding schakelt over naar een
Wi-Fi-verbinding.
Beelden naar een smartphone vanaf de
camera verzenden
(1) Selecteer [Beelden n. smartphone verz.] om beelden te
verzenden
43
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
4
Selecteer een beeld dat u wilt
verzenden.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> <Z>
om de gewenste opname te
selecteren en druk vervolgens op
<0>.
Wanneer u op de knop <I>
drukt,
kunt u overschakelen op de
indexweer
gave en een opname
selecteren.
5
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
Als u het formaat voor de te
verzenden beelden wilt kiezen,
selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt u
op <0>.
Selecteer [W
rg. bld. vrz
.] en druk op
<0> om het weergegeven beeld te
verzenden.
W
anneer de overdracht is voltooid,
wordt het scher
m van stap 4 weer
weergegeven.
Als u nog een opname wilt
over
brengen, herhaalt u st
ap 4 en 5.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
44
Verzend beelden vanuit het scherm Snel instellen bij het afspelen.
1
Verbind de camera met een
smartphone via Bluetooth (alleen
Android) of Wi-Fi
(pag. 23).
2
Geef de opname weer.
Druk op de knop <3> om de
beelden weer te geven.
3
Druk op de knop <Q>.
Het scherm Snel instellen wordt
weergegeven.
4
Selecteer [q].
Als u deze stap uitvoert als er een
Bluetooth-verbinding is, wordt een
bericht weergegeven en de
verbinding schakelt over naar een
Wi-Fi-verbinding.
(2) Verzend beelden vanuit het scherm Snel instellen bij
het afspelen
45
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
5
Selecteer een beeld dat u wilt
verzenden.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> <Z>
om de gewenste opname te
selecteren en druk vervolgens op
<0>.
Wanneer u op de knop <I>
drukt,
kunt u overschakelen op de
indexweer
gave en een opname
selecteren.
6
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
Als u het formaat voor de te
verzenden beelden wilt kiezen,
selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt u
op <0>.
Selecteer [W
rg. bld. vrz
.] en druk op
<0> om het weergegeven beeld te
verzenden.
W
anneer de overdracht is voltooid,
wordt het scher
m van stap 5 weer
weergegeven.
Als u nog een opname wilt
over
brengen, herhaalt u st
ap 5 en 6.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
46
Door de camera aan te raken met een smartphone die NFC
ondersteunt tijdens het weergeven van een beeld op de camera, kunt u
automatisch een Wi-Fi-verbinding opzetten en de afbeelding naar de
smartphone sturen ook als nog geen Bluetooth- of Wi-Fi-verbinding is
opgezet.
1
Geef de opname weer.
Druk op de knop <3> om de
beelden weer te geven.
2
Houd een smartphone tegen de
camera.
Houd het symbool
p
van de
smartphone tegen dat van de camera
om de verbinding tot stand te brengen.
Wanneer op het LCD-scherm van de
camera het bericht verschijnt dat een
verbinding tot stand is gebracht, kunt u
de smartphone weg van de camera
bewegen.
3
Selecteer een beeld dat u wilt
verzenden.
Druk op de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>
om de gewenste opname te selecteren
en druk vervolgens op <
0
>.
Wanneer u op de knop <I> drukt,
kunt u overschakelen op de
indexweergave en een opname
selecteren.
Zie voor het verzenden van meerdere
beeld
en de stappen op p
agina 48 en
verder.
(3) Gebruik de NFC-functie om beelden tijdens het
weergeven van opnamen te verzenden
47
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
4
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
Als u het formaat voor de te
verzenden beelden wilt kiezen,
selecteert u [
Beeldf. wijz.
] en drukt u
op <
0
>.
Selecteer [
Wrg. bld. vrz.
] en druk op
<
0
> om het weergegeven beeld te
verzenden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 3 weer
weergegeven.
Als u nog een opname wilt
overbrengen, herhaalt u stap 3 en 4.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
48
U kunt meerdere opnamen tegelijk selecteren en verzenden.
Als het selectiescherm voor meerdere beelden al wordt weergegeven,
start u de bewerking vanaf stap 3.
Meerdere beelden selecteren om te verzenden
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Gesel. verz.].
3
Selecteer de beelden die u wilt
verzenden.
Druk op de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
> om
de gewenste opname te selecteren en
druk vervolgens op <
0
>.
Linksboven in het scherm wordt een
vinkje [
X
] weergegeven.
Druk op de knop <
I
> om beelden te
selecteren uit een weergave van drie
beelden. Als u wilt terugkeren naar de
weergave van een enkele opname, drukt
u op de knop <
u
>.
Als u nog een beeld wilt selecteren om te
wissen, herhaalt u stap 3.
Nadat u alle beelden die u wilt verzenden
hebt geselecteerd, drukt u op de knop
<
g
>.
Geselecteerde opnamen overbrengen
49
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
4
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolg
ens
op <0>.
5
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
Als u nog een opname wilt
ver
zenden, herh
aalt u stap 1 en 5.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
50
Een opgegeven bereik aan beelden verzenden
Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een
keer te verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Reeks verzend.].
3
Het bereik van de beelden
opgeven.
Selecteer het eerste beeld (startpunt)
en druk op <0>.
Selecteer het laatste beeld (eindpunt)
en druk op <0>.
Het pictog
ram [X] wordt o
p de
geselecteerde beelden weergegeven.
Herhaal deze stap om de selectie op
te heffen.
U kunt op de knop <u> drukken of
de knop <I> om het aantal
beeld
en dat wordt weergegeven in de
indexdisplay te wijzigen.
51
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
4
Het bereik bevestigen.
Druk op de knop <g>.
5
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolg
ens
op <0>.
6
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
52
Alle beelden op de kaart verzenden
Verzend alle beelden op de kaart in een keer.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle op krt vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolg
ens
op <0>.
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
53
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen
Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen als
ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen].
Raadpleeg voor [Beeldzoekvoork. instelle
n] 'Opnamen filteren voor
weergave' in de instructiehandleiding van de camera.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle gev. vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolg
ens
op <0>.
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
54
Wanneer u beelden verzendt door de camera te bedienen
terwijl deze is verbonden via Bluetooth (alleen Android)
Wanneer u de NFC-functie gebruikt om beelden te verzenden
tijdens de weergave van beelden
Druk op de knop <M> op het
scherm voor beeldoverdracht.
Selecteer [OK] op het scherm links en
druk op <0> om de
beeldoverdracht te beë
indigen en de
Wi-Fi-verbinding te verbreken.
Wanneer u beelden verzendt door de camera te bedienen
terwijl deze is verbonden via Wi-Fi
Druk op de knop <M> op het
scherm voor beeldoverdracht.
Het vorige scherm wordt
weergegeven
. De Wi-Fi-verbinding
wordt niet verbroken.
Zie 'De Wi-Fi-verbinding verbreken”
(p
ag. 41) voor informatie over
het
verbreken van de Wi-Fi-verbinding.
Beeldoverdracht beëindigen
55
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden
Zo nodig kunt u ook 'Aandachtspunten bij de NFC-functie' (pag. 30)
doornemen.
Tijdens de beeldoverdracht kan er geen opname worden gemaakt, ook
al drukt u de ontspanknop helemaal in.
Het is niet mogelijk om beelden over te brengen via de NFC-functie
wanneer de camera via Wi-Fi met een ander apparaat is verbonden.
De camera kan bovendien niet via Wi-Fi met meerdere smartphones
tegelijkertijd worden verbonden.
Zelfs als movies in MOV-indeling worden weergegeven in de lijst,
kunnen deze niet worden opgeslagen op een smartphone.
Als u de beeldoverdracht wilt annuleren, selecteert u tijdens de
overdracht [Annuleer].
U kunt maximaal 999 bestanden tegelijk selecteren.
Het is raadzaam om gedurende een Wi-Fi-verbinding de
energiebesparingsfunctie van de smartphone uit te schakelen.
Bij gebruik van de NFC-functie tijdens het weergeven van een beeld
wordt geen apparaatregistratie uitgevoerd.
Wanneer u het beeldformaat wijzigt, wordt het formaat gewijzigd van alle
beelden die tegelijk moeten worden verzonden. Merk op dat movies
en b de afmetingen van foto's niet veranderd worden.
Wanneer u een accu als voeding voor de camera gebruikt, moet de accu
volledig opgeladen zijn.
56
U kunt op de camera instellen welke beelden op de smartphone worden
weergegeven. Na het verbreken van de Wi-Fi-verbinding kunt u
beelden opgeven.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer [q].
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
3
Selecteer [Apparaatgegevens
bewerken].
4
Selecteer een smartphone.
Selecteer de smartphone waarop u
de beelden zichtbaar wilt maken.
Beelden die kunnen worden bekeken
Controleer de instellingen van Beelden die kunnen worden bekeken voordat
u opnieuw verbinding maakt met een smartphone.
57
Beelden die kunnen worden bekeken
5
Selecteer [Weerg. beelden].
6
Selecteer een item.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
het instellingenscherm weer te
geven.
[Alle beelden]
Alle opnamen op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven.
[Beelden v. afgelopen dagen]
Geef op basis van de datum aan welke
beelden kunnen worden bekeken. Dit
kan tot negen dagen terug.
Selecteer een item en druk op <
0
>.
Wanneer [
Afgel. dgn gem. beelden
]
wordt geselecteerd, kunnen beelden
van uiterlijk het opgegeven aantal
dagen vóór de huidige datum worden
weergegeven. Wanneer <
r
> voor het
aantal dagen wordt weergegeven,
drukt u op de pijltjestoetsen <
W
> en
<
X
> om het aantal dagen op te geven
en drukt u vervolgens op <
0
> om
de selectie te bevestigen.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
te specificeren welke beelden kunnen
worden bekeken.
Als [Weerg. beelden] is ingesteld op een andere instelling dan
[Alle beelden], is opnamen maken op afstand niet mogelijk.
Beelden die kunnen worden bekeken
58
[Selecteer op classificatie]
Specificeer welke opnamen kunnen
worden bekeken op basis van de (al dan
niet) toegekende classificatie of het type
classificatie.
Selecteer een classificatie en druk op
<
0
> om te specificeren welke
beelden kunnen worden weergegeven.
[Bestandsnummerreeks] (Select. reeks)
Selecteer het eerste en laatste beeld dat
kan worden bekeken van de reeks
opnamen die op best
andsnummer zijn
gesorteerd.
1 Druk op <0> om het
beelds
electiescherm weer te geven.
Selecteer een opname met de
pijltjestoet
sen <Y> en <Z>.
Wanneer u
op de knop <I> drukt,
kunt u overschakelen op de
indexweer
gave en een opname
selecteren.
2 Selecteer het eerste beeld en druk op
<0> om het in te stellen.
3 Gebruik de knop <Z> om het laat
ste
beeld te selecteren en druk op
<0> om te bevestigen
.
Selecteer een opname die later is
gemaakt dan die als eer
ste opname
is geselecteerd.
4
Wanneer u het eerste en de laatste
beeld
hebt opgegeven, selecteert u
[
OK] en drukt u vervolgens op
<0>.
Eerste
opname
Laatste
opname
59
3
Via Wi-Fi verbinden
met een andere camera
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u via Wi-Fi beelden
kunt verzenden en ontvangen tussen twee camera's.
Zet vooraf [Wi-Fi] op [Inschakelen] op het scherm
[Instellingen Wi-Fi] (pag. 12).
Een Wi-Fi-verbinding is mogelijk voor Canon-camera's met
ingebouwde Wi-Fi-functies die in 2012 en later op de markt zijn
gebracht en beeldoverdracht tussen camera's ondersteunen.
Let op: de camera kan niet via Wi-Fi met Canon-camcorders
worden verbonden, ook niet als deze ingebouwde Wi-Fi-
functies hebben.
De camera kan met slechts één andere camera tegelijk worden
verbonden.
Foto’s kunnen alleen worden overgebracht als ze de JPEG-
bestandsindeling hebben.
Bij movies treedt er mogelijk een verzendfout op of de
verzonden movies kunnen niet worden afgespeeld, afhankelijk
van de werking van de doelcamera en de bestandsindeling van
de movies. (Er kunnen geen MP4-movies worden verzonden
naar camera's waarop geen MP4-movies kunnen worden
afgespeeld.)
60
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer [z] (Blden tussen
camera's verz.).
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
3
Selecteer [Registreer apparaat v.
verbind.].
4
De doelcamera instellen.
Wanneer het hier links weergegeven
scherm op de camera verschijnt, stelt
u ook de Wi-Fi-verbinding in op de
doelcamera. Raadpleeg voor de
bedieningsprocedure de
instructiehandleiding van de
doelcamera.
W
anneer een Wi-Fi-verbinding tot
stand is gebr
acht, wordt een beeld op
de kaart weergegeven.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
61
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
5
Selecteer de beelden die u wilt
verzenden.
Selecteer opnamen op de
verzendende camera (pag. 62).
Bedien de camera die de opnamen
ontvangt niet.
Let op: GPS-informatie wordt niet op het scherm van de camera
weergegeven, zelfs niet als de GPS-informatie bij de ontvangen opname is
gevoegd. Opnamelocaties kunnen op een virtuele kaart worden
weergegeven met Map Utility (EOS-software).
De verbindingsinstellingen worden opgeslagen/vastgelegd met de
bijnaam van de camera waarmee een Wi-Fi-verbinding is gemaakt.
Als een Wi-Fi-verbinding is opgezet, werkt de camerafunctie voor
automatisch uitschakelen niet.
62
U kunt beelden afzonderlijk selecteren en verzenden.
1
Selecteer een beeld dat u wilt
verzenden.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> <Z>
om de gewenste opname te
selecteren en druk vervolgens op
<0>.
Wanneer u op de knop <I>
drukt,
kunt u overschakelen op de
indexweer
gave en een opname
selecteren.
2
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
Als u het formaat voor de te
verzenden beelden wilt kiezen,
selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt u
op <0>.
Selecteer [W
rg. bld. vrz
.] en druk op
<0> om het weergegeven beeld te
verzenden.
W
anneer de overdracht is voltooid,
wordt het scher
m van stap 1 weer
weergegeven.
Als u nog een opname wilt
over
brengen, herhaalt u st
ap 1 en 2.
3
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <k> om het
bevestigingsdialoogvenster weer te
geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0> om de
verbinding te verbreken.
Beelden naar de andere camera verzenden
Afzonderlijke beelden verzenden
63
Beelden naar de andere camera verzenden
U kunt meerdere beelden tegelijk selecteren en verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Gesel. verz.].
3
Selecteer de beelden die u wilt
verzenden.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> <Z>
om de gewenste opname te
selecteren en druk vervolgens op
<0>.
Linksboven
in het scherm word
t een
vinkje [X] weergegeven.
Druk op de knop <I> om beelden
te selecteren
uit een weergave van
drie beelden. Als u wilt terugkeren
naar de weergave van een enkele
opname, drukt u op de knop <u>.
Als u nog een beeld wilt selecteren
om te wissen, her
haalt u stap 3.
Nadat u alle beelden die u wilt
verzend
en h
ebt geselecteerd, drukt u
op de knop <g>.
Meerdere geselecteerde beelden verzenden
Beelden naar de andere camera verzenden
64
4
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolg
ens
op <0>.
5
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
Als u nog een opname wilt
ver
zenden, herh
aalt u stap 1 en 5.
6
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <k> om het
bevestigingsdialoogvenster weer te
geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0> om de
verbinding te verbreken.
65
Beelden naar de andere camera verzenden
Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een
keer te verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Reeks verzend.].
3
Het bereik van de beelden opgeven.
Selecteer het eerste beeld (startpunt)
en druk op <
0
>.
Selecteer het laatste beeld (eindpunt)
en druk op <
0
>.
De beelden worden geselecteerd en
[
X
] wordt weergegeven.
Herhaal deze stap om de selectie op te
heffen.
U kunt op de knop <
u
> drukken of de knop
<
I
> om het aantal beelden dat wordt
weergegeven in de indexdisplay te wijzigen.
4
Het bereik bevestigen.
Druk op de knop <
g
>.
Als u wilt terugkeren naar het vorige
scherm, drukt u op de knop <
M
>.
Een opgegeven bereik aan beelden verzenden
Beelden naar de andere camera verzenden
66
5
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolg
ens
op <0>.
6
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
7
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <k> om het
bevestigingsdialoogvenster weer te
geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0> om de
Wi-Fi-verbinding te verbreken.
67
Beelden naar de andere camera verzenden
Verzend alle beelden op de kaart in een keer.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle op krt vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolg
ens
op <0>.
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
Alle beelden op de kaart verzenden
Beelden naar de andere camera verzenden
68
5
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <k> om het
bevestigingsdialoogvenster weer te
geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0> om de Wi-Fi-
verbinding te verbreken.
Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriter
ia voldoen als
ingesteld in [Beeldz
oekvoork. instellen].
Raadpleeg voor [Bee
ldzoekvoork. instelle
n] 'Opnamen filteren voor
weergave' in de instructiehandleiding van de camera.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle gev. vrz.].
Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen
69
Beelden naar de andere camera verzenden
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolg
ens
op <0>.
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Wanneer de overdracht is voltooid,
wordt het scherm van stap 1 weer
weergegeven.
5
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <k> om het
bevestigingsdialoogvenster weer te
geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0> om de
Wi-Fi-verbinding te verbreken.
Beelden naar de andere camera verzenden
70
Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kan geen foto worden gemaakt, ook al
drukt u de ontspanknop helemaal in.
Als u de Wi-Fi-verbinding tijdens de beeldoverdracht wilt verbreken,
selecteert u [Annuleer] op de camera en verbreekt u vervolgens de
Wi-Fi-verbinding.
RAW-opnamen kunnen niet worden verzonden.
Controleer het resterend accuniveau bij het verzenden van een groot
aantal beelden of grote bestanden (totale omvang).
Afhankelijk van de werking van de doelcamera worden moviebestanden
tijdens de verzending geconverteerd. De overdracht duurt daarom
mogelijk langer dan gewoonlijk.
U kunt maximaal 999 bestanden tegelijk selecteren.
Wanneer u het beeldformaat wijzigt, wordt het formaat gewijzigd van alle
beelden die tegelijk moeten worden verzonden. Merk op dat movies en
b de afmetingen van foto's niet veranderd worden.
[Gew. f.:S2] wordt alleen ingeschakeld voor foto's die worden gemaakt
met camera's van hetzelfde model als deze camera. Foto's van andere
modellen worden zonder aanpassing van het formaat verzonden.
Als u de beeldoverdracht wilt annuleren, selecteert u tijdens de
overdracht [Annuleer]. Wanneer [Annuleer] wordt geselecteerd op de
camera vanwaar de opnamen worden verzonden, wordt het scherm voor
opnameselectie weer weergegeven. Wordt [Annuleer] geselecteerd op
de camera waarop de opnamen worden ontvangen, dan wordt de
verbinding verbroken.
71
4
Via Wi-Fi verbinden
met Connect Station
Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) is een
apparaat waarmee u foto's en films kunt importeren om
ze te bekijken op uw televisie, smartphone, enzovoort
of om ze via een netwerk te delen.
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u verbinding tussen
de camera en Connect Station (afzonderlijk
verkrijgbaar) via Wi-Fi tot stand kunt brengen met de
NFC-functie om foto's en movies op te slaan.
Stel van te voren [Wi-Fi] in op [Inschakelen] en
[NFC-verbinding] op [Inschakel
en] op het scherm
[Wi-Fi-instellingen] (pag.
12 en pag. 161).
Werk de Connect Station-firmware bij naar de meest recente versie.
Raadpleeg de instructiehandleiding van Connect Station voor
informatie over het opslaan van beelden op Connect Station.
72
1
Houd de camera tegen Connect
Station.
Schakel de camera en Connect
Station in en houd het symbool p op
de camera tegen het
NFC-verbindingspunt van Connect
S
tation.
Wanneer op
het LCD-scherm van de
camera het bericht verschijnt dat de
Wi-F
i-verbinding tot stand is gebracht
en Connect Station antwoordt, kunt u
de camera weg van Connect Station
bewegen.
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand is
gebracht, contr
oleert Connect S
tation
de beelden op de geheugenkaart en
worden alleen de beelden
opgeslagen die nog niet zijn
opgeslagen.
2
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Nadat beelden zijn opgeslagen,
verschijnt het hier links weergegeven
scherm op het LCD-scherm van de
camera. Druk op <0> om de
Wi-Fi-verbinding te verbreken.
Beelden opslaan
NFC-verbindingspunt
73
Beelden opslaan
Zo nodig kunt u ook 'Aandachtspunten bij de NFC-functie' (pag. 30)
doornemen.
Tijdens het opslaan van beelden kan er geen opname worden gemaakt,
ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
Laat de camera niet op Connect Station vallen en duw de camera niet
met kracht tegen Connect Station. De interne vaste schijf van Connect
Station zou hierdoor beschadigd kunnen raken.
Als de camera niet meteen wordt herkend, houdt u deze dicht bij
Connect Station en beweegt u deze langzaam of draait u deze
horizontaal.
Als u de camera slechts vlak bij Connect Station houdt, wordt er mogelijk
geen verbinding tot stand gebracht. Houd de camera dan zachtjes tegen
Connect Station aan.
Let erop dat zich niets tussen de camera en Connect Station bevindt
wanneer u ze tegen elkaar houdt. Mogelijk komt geen Wi-Fi-verbinding
via de NFC-functie tot stand wanneer de camera zich in een hoes
bevindt.
Als er te veel ruimte tussen de camera en Connect Station ontstaat
terwijl er beelden worden opgeslagen, kan het opslaan lang duren of
wordt de Wi-Fi-verbinding verbroken.
Wanneer de accu van de camera tijdens het opslaan van opnamen leeg
raakt, wordt het opslaan beëindigd. Laad de accu op en herhaal de
bewerking.
Wanneer alle opnamen al zijn opgeslagen, wordt het opslaan niet
uitgevoerd. Selecteer in dat geval [OK] om de Wi-Fi-verbinding te
verbreken.
Als er een grote hoeveelheid opnamen op de geheugenkaart staat, kan
het even duren voordat alle opnamen zijn gecontroleerd en opgeslagen.
Tijdens het opslaan van de opnamen werkt de camerafunctie voor
automatisch uitschakelen niet.
74
75
5
Via Wi-Fi verbinden
met EOS Utility
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera
rechtstreeks met een computer verbindt via Wi-Fi.
U kunt via Wi-Fi verbinding maken met een computer
om de camera op afstand te bedienen met gebruik van
de EOS Utility (EOS-software).
Installeer EOS Utility op de computer voordat u een Wi-Fi-
verbinding tot stand brengt.
Zet vooraf [Wi-Fi] op [Inschake
len] op het scherm
[Instellingen Wi-Fi] (pag. 12).
Wanneer u een oudere versie van de software gebruikt, kunnen
bepaalde instellingen uitgeschakeld zijn. Installeer een versie
van EOS Utility die compatibel is met deze camera.
Om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen, moet u een
aantal handelingen op de computer uitvoeren. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de computer voor meer informatie.
Als u verbinding wilt maken via een Wi-Fi-access point,
raadpleegt u 'Geavanceerde Wi-Fi-verbinding' (pag. 107).
De procedure voor Windows 8.1 wordt hier als voorbeeld
gebruikt.
76
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer [D] (Afstandsbedien.
(EOS Utility)).
Als de geschiedenis (pag.126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
3
Selecteer [Registreer apparaat v.
verbind.].
4
Controleer de SSID en het
wachtwoord.
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord op het
LCD-scherm van de camera.
Als u in [Instelling
en Wi-Fi]
[
Wachtwoord] op [Geen] instelt,
wordt het wachtwoord niet
weergegeven of is het niet vereist.
Zie pagina 161 voor meer informatie.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Handelingen op de camera-1
Wachtwoord
SSID (netwerknaam)
77
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
5
Selecteer de SSID en voer het
wachtwoord in.
Selecteer op het instelscherm van de
computer de SSID die in stap 4 is
gemarkeerd.
_Can
on0A” wordt weerge
geven aan
het einde van de SSID.
Als wachtwoord het in stap 4
gecontroleerde wachtwoord invoer
en.
6
Selecteer [OK].
Selecteer [OK] en druk op <0 >.
Het volgende bericht wordt
weergegeven. “******” staat voor de
laatste zes cijfers van het MAC-adres
van de camera waarmee u verbinding
maakt.
Handelingen op de computer-1
Scherm van computer
(voorbeeld)
Handelingen op de camera-2
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
78
7
Start de EOS Utility.
8
Klik in EOS Utility op [Pairing
over Wi-Fi/LAN/Koppelen via
Wi-Fi/LAN].
Als een bericht wordt weergegeven
met betrekking tot de firewall,
selecteert u [Yes/Ja].
9
Klik op [Connect/Verbinden].
Selecteer de camera waarmee u
verbinding wilt maken en klik op
[Connect/Verbinden].
10
Breng een Wi-Fi-verbinding tot
stand.
Wanneer de camera de computer
detecteert waarop u in stap 9 op
[Verbinden] hebt g
eklikt, wordt het
scherm links weergegeven.
Selecteer [OK]
en druk op <0>.
Het scherm [DWi-Fi a
an] verschijnt.
Handelingen op de computer-2
Handelingen op de camera-3
79
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Het scherm [DWi-Fi aan]
Verbr., afs.
Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
Bevestig inst.
U kunt de instellingen controleren.
Foutdetails
Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van de
fout controleren.
Als u wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop <M>.
De Wi-Fi-verbinding met een computer is nu voltooid.
Bedien de camera met de EOS Utility op de computer. Z
ie
pagina 80.
Zie voor het herstellen van de verbinding via Wi-Fi “Opnieuw
verbinden via Wi-
Fi” (pag. 125
).
80
Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor informatie over het
gebruik van EOS Utility. Naast het maken van opnamen op afstand zijn
er nog diverse andere camerafuncties beschikbaar.
Raadpleeg de Camera-instructiehandleiding om te weten te komen
h
oe u de EOS Utili
ty instructiehandleiding kunt verkrijgen.
De camera met EOS Utility bedienen
Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een movie
opneemt, reageert de camera als volgt:
Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <k>, worden movie-
opnamen voortgezet.
Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <1>, worden movie-
opnamen gestopt.
Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <1> en de movie-
opnamemodus is ingesteld met EOS Utility, kunt u geen opnamen
maken door de camera te bedienen.
Als een Wi-Fi-verbinding met EOS Utility is opgezet, zijn bepaalde
functies niet beschikbaar.
Bij opnamen op afstand wordt de AF-snelheid mogelijk minder.
Afhankelijk van de communicatiestatus wordt het beeldscherm of de
sluiter trager dan anders.
Als u Live View-opnamen op afstand maakt, is de
beeldtransmissiesnelheid lager dan bij een interfacekabelverbinding.
Daardoor kunnen bewegende onderwerpen niet vloeiend worden
vastgelegd.
De Wi-Fi-verbinding wordt verbroken als u de aan-uitschakelaar van de
camera instelt op <2> of als u het klepje van de kaartsleuf of het
accucompartiment opent.
81
6
Verbinden met een
printer via Wi-Fi
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u opnamen kunt
afdrukken door de camera rechtstreeks met een printer
te verbinden via Wi-Fi.
Zet vooraf [Wi-Fi] op [Inschakelen] op het scherm
[Instellingen Wi-Fi] (pag. 12).
Om een Wi-Fi-ver
binding tot stand te breng
en, moet u een
aantal handelingen op de printer uitvoeren. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de printer voor meer informatie.
Als de camera zich in de modi <8: FG> of
<v: ABCD> bevindt of als Ruisonderdrukking bij
meerdere opnamen actief is, kan geen Wi-Fi-verbinding tussen
de camera en een printer tot stand worden gebracht.
Een Wi-Fi-verbinding is mogelijk met Wi-Fi-printers die
ondersteuning bieden voor PictBridge (Wireless LAN).
Als u verbinding wilt maken via een Wi-Fi-access point,
raadpleegt u “Geavanceerde Wi-Fi-verbinding” (pag. 107).
82
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer [l] (Afdrukken van
Wi-Fi-printer).
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
3
Selecteer [Registreer apparaat v.
verbind.].
4
Controleer de SSID en het
wachtwoord.
Controleer de SSID (netwerknaam)
en het wachtwoord op het LCD-
scherm van de camera.
Als u in [Instelling
en Wi-Fi]
[Wa
chtwoord] op [Geen] instelt,
wordt het wachtwoord niet
weergegeven of is het niet vereist.
Zie pagina 161 voor meer informatie.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
Wachtwoord
SSID (netwerknaam)
83
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
5
Maak vanaf de printer verbinding
met de camera via Wi-Fi.
Selecteer in het Wi-Fi-
instellingenmenu van de printer de
SSID die u hebt gemarkeerd.
_Can
on0A” wordt weerge
geven aan
het einde van de SSID.
Als wachtwoord het in stap 4
gecon
troleerde wachtwoord invoer
en.
6
Selecteer de printer waarmee u
via Wi-Fi verbinding wilt maken.
Als een lijst met gedetecteerde
printers wordt weergegeven,
selecteert u de gewenste printer voor
een Wi-Fi-verbinding en drukt u op
<0>.
S
ommige printers kunnen een
pieptoon laten horen
.
Als 16 of meer printers worden
gedetecteerd of het zoeken meer dan
3 minut
en duurt, kunt u
[
Zoe
k opnieuw] selecteren.
Wanneer ee
n Wi-Fi-verbinding tot
stand is gebr
acht, wordt een beeld op
de kaart weergegeven.
7
Selecteer de beelden die u wilt
printen.
Selecteer beelden op de camera om
te printen (pag. 84).
84
U kunt beelden afzonderlijk selecteren en printen.
1
Selecteer een beeld dat u wilt printen.
Druk op de toetsen <Y> <Z> van de
pijltjestoetsen om de gewenste
opname te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
Wanneer u op de knop <I> drukt,
kunt u overschakelen op de
indexweer
gave en een opname
selecteren.
2
Selecteer [Beeld printen].
Het scherm met printinstellingen
wordt weergegeven.
3
Druk de opname af.
Zie pagina 87 voor de instelprocedure
voor afdrukinstellingen.
Als [Print] wordt g
eselecteerd, wordt
het afdrukken gestart.
Wanneer het printen is voltooid, wordt het
scherm van stap 1 weer weergegeven.
Als u nog een opname wilt printen,
herhaalt u stap 1 tot en met 3.
4
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <k> om het
bevestigingsdialoogvenster weer te
geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0> om de Wi-Fi-
verbinding te verbreken.
Beelden afdrukken
Afzonderlijke beelden printen
85
Beelden afdrukken
U kunt bij het printen de gewenste afdrukopties opgeven.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Printopties].
Het scherm [Printopties] wordt
weergegeven.
3
Stel de gewenste afdrukopties in.
Raadpleeg voor meer informatie over
de instellingsprocedure het gedeelte
“Digital Print Order Format (DPOF)”
in de instructiehandleiding voor de
camera.
Als de printopties zijn voltooid voordat
u de verbindin
g tot stand hebt
gebracht, gaat u ver
der naar stap 4.
4
Selecteer [Print].
[Print] kan alleen worden
geselecteerd als een beeld is
geselecteerd en de printer klaar is om
af te drukken.
5
Stel de optie [Papier inst.] in
(pag. 87)
.
Stel de afdrukeffecten (pag. 89) naar
wens in.
Opties opgeven bij printen
Beelden afdrukken
86
6
Selecteer [OK].
Wanneer het printen is voltooid, wordt
het scherm van stap 3 weer
weergegeven.
7
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Druk op de knop <k> om het
bevestigingsdialoogvenster weer te
geven. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op <0> om de Wi-Fi-
verbinding te verbreken.
Als een Wi-Fi-verbinding met een printer actief is, kan geen foto worden
gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
U kunt movies niet afdrukken.
Vergeet niet het papierformaat in te stellen voordat u gaat printen.
Bepaalde printers kunnen het bestandsnummer mogelijk niet printen.
Als [
Randen
] is ingesteld, is het mogelijk dat de datum op de rand wordt
geprint.
Afhankelijk van de printer kan de datum er licht uitzien als deze op een
heldere achtergrond of op de rand wordt afgedrukt.
RAW-beelden kunnen niet worden afgedrukt door [
Printopties
] te
selecteren. Selecteer bij het afdrukken de optie [
Beeld printen
] en druk af.
Wanneer u een accu als voeding voor de camera gebruikt, moet de accu
volledig opgeladen zijn.
Afhankelijk van de bestandsgrootte en de opnamekwaliteit kan het even
duren voordat het printen begint nadat u [Print] hebt geselecteerd.
Als u het printen wilt beëindigen, drukt u op <
0
> terwijl [
Stop
] wordt
weergegeven. Vervolgens selecteert u [
OK
].
Wanneer u afdrukt met [Printopties] en u hebt het afdrukken
onderbroken, maar u wilt de resterende opnamen nog afdrukken, dan
selecteert u [Hervat]. Het printen wordt niet hervat als een van de
volgende situaties zich voordoet.
U hebt de printopties gewijzigd of opnamen verwijderd die waren
geselecteerd om te worden geprint voordat u het printen hervatte.
Bij het instellen van de index hebt u de papierinstelling gewijzigd
voordat u het printen hervatte.
De resterende capaciteit van de kaart was te klein toen u het printen
onderbrak.
Zie pagina 92 als zich tijdens het printen problemen voordoen.
87
Geef desgewenst instellingen op voor het afdrukken.
De schermweergave en instellingsopties verschillen per printer.
Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. R
aadpleeg de
instructiehandleiding van de printer voor meer informatie.
Selecteer [Papier inst.] en druk
vervolgens op <0>.
Het scherm met papierinstellingen
word
t weergegeven.
Afdrukinstellingen
Papierinstellingen
Scherm met printinstellingen
* Afhankelijk van de printer kunnen bepaalde instellingen, bijvoorbeeld
het printen van de datum en het bestandsnummer en het bijsnijden,
mogelijk niet worden geselecteerd.
Hiermee stelt u de afdrukeffecten in (pag. 89).
Hiermee schakelt u het afdrukken van datum
of bestandsnummer in of uit (pag. 90).
Hiermee stelt u het aantal af te drukken
exemplaren in (pag. 90).
Hiermee stelt u het printgebied in (pag. 91).
Hiermee stelt u het papierformaat, de papier-
soort en de indeling in (pag. 88).
Hiermee gaat u terug naar het
beeldselectiescherm.
Hiermee start u het printen.
Het papierformaat, de papiersoort en de pagina-indeling die u hebt ingesteld, worden
weergegeven.
Afdrukinstellingen
88
Q Het papierformaat instellen
Selecteer het formaat van het papier
dat in de printer is geplaatst en druk
vervolgens op <0>.
Het scher
m met papier type
wordt
weergegeven.
Y De papiersoort instellen
Selecteer het type papier dat in de
printer is geplaatst en druk
vervolgens op <0>.
Het scher
m voor de pagina
-indeling
wordt weergegeven.
U De pagina-indeling instellen
Selecteer de pagina-indeling en druk
vervolgens op <0>.
Het scherm met printinstellingen
ver
schijnt weer.
Randloos
Afdrukken zonder rand. Als uw printer niet kan afdrukken zonder
randen, wordt het beeld met randen afgedrukt.
Randen Afdrukken met een witte rand rondom het beeld.
xx-plus Optie om 2, 4, 8, 9, 16, 20 of 35 beelden op één vel af te drukken.
Standaard
De pagina-indeling is afhankelijk van het model of de instellingen
van de printer.
Als de aspect ratio van de opname afwijkt van de aspect ratio van het
printpapier, kan de opname aanzienlijk worden bijgesneden door de
opname zonder randen af te drukken. Als het beeld is bijgesneden, kan dit
er als afdruk korreliger uitzien vanwege het kleinere aantal pixels.
89
Afdrukinstellingen
De schermweergave kan per
printer verschillen.
Selecteer de optie en druk vervolgens
op <0>.
Selecteer het gewenste afdrukeffect
en druk vervolg
ens op <0>.
De afdrukeffecten instellen (Beeld optimaliseren)
Afdrukeffect Omschrijving
EStandaard
De prints kunnen per printer verschillen. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de printer voor meer informatie.
EAan
Afdrukken met de standaardkleuren van de printer.
De Exif-informatie van de opname wordt gebruikt voor het
maken van automatische correcties.
EUit Er wordt geen automatische correctie toegepast.
ER-Ogen1
Effectief bij rode ogen op foto's die met een flitser zijn gemaakt.
De rode ogen worden voor het afdrukken gereduceerd.
Als u de opname-informatie van een beeld dat is gemaakt bij een
uitgebreide ISO-snelheid (H) mee laat afdrukken, wordt mogelijk niet de
juiste ISO-snelheid afgedrukt.
Afdrukinstellingen
90
Selecteer [I] en druk vervolgens op
<0>.
Stel de afdrukinstellingen naar wens
in en
druk vervolgens op <0>.
S
electeer [
R] en druk vervolgens op
<0>.
Stel het aantal exemplaren in en druk
ver
volgens op <0>.
Het afdrukken van de datum en het
bestandsnummer instellen
Het aantal exemplaren instellen
Bij de instelling [Stand.] voor afdrukeffecten en andere opties worden de
standaardinstellingen van de printer gebruikt zoals deze door de fabrikant
zijn ingesteld. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor de
[Stand.]-instellingen.
91
Afdrukinstellingen
U kunt het beeld bijsnijden en alleen een
vergrote versie van het bijgesneden
gedeelte afdrukken, net alsof de
compositie opnieuw is bepaald.
Stel het bijsnijden in vlak voordat u
het beeld afdrukt. Als u de
afdrukinstellingen wijzigt nadat u het
bijsnijden hebt ingesteld, moet u het
bijsnijden wellicht opnieuw instellen
voordat u kunt afdrukken.
1 Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen.
2 Stel de grootte, positie en aspect ratio van het
bijsnijdkader in.
Het beeldgebied dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt
afgedrukt. U kunt de aspect ratio van het bijsnijdkader wijzigen
met [Papier inst.].
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
Druk op de knop <u> of <I> om het formaat van het
bijsnijdkader te wijzigen. De
vergroting van de opname neemt toe
naarmate het bijsnijdkader kleiner wordt.
Het bijsnijdkader verplaatsen
Druk op de pijltjestoetsen <W> <X> of <Y> <Z>
als u het
kader horizontaal of
verticaal over de opname wilt bewegen.
Verplaats het bijsnijdkader tot het gewenste gebied binnen het
kader wordt weergegeven.
De stand van het bijsnijdkader wijzigen
Wanneer u op de knop <B>
druk
t, wisselt het bijsnijdkader
van verticaal naar horizontaal en omgekeerd. Op deze wijze kunt
u van een horizontaal beeld een verticale afdruk maken.
3 Druk op <0> om de optie voor bijsnijden af te sluiten.
Het scherm met printinstellingen verschijnt weer.
U kunt het bijgesneden beeldgebied linksboven in het scherm
met printinstellingen bekijken.
De opname bijsnijden
Afdrukinstellingen
92
Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden gedeelte
van het beeld niet wordt afgedrukt zoals u hebt opgegeven.
De afgedrukte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader
verkleint.
Printerproblemen oplossen
Als het afdrukken niet wordt hervat nadat u een printerfout hebt opgelost
(geen inkt, geen papier, enzovoort) en [Doorgaan] hebt geselecteerd,
gebruik dan de knoppen op de printer om het afdrukken te hervatten.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie over
het hervatten van het printen.
Foutberichten
Wanneer er tijdens het afdrukken een fout optreedt, wordt er een foutbericht
op het LCD-scherm van de camera weergegeven. Druk op <0> om het
printen te onderbreken. Nadat het probleem is opgelost, kunt u het
afdrukken hervatten. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor
informatie over het oplossen van een afdrukprobleem.
Papierfout
Controleer of het papier op de juiste manier in de printer is geplaatst.
Inktfout
Controleer het inktniveau van de printer en de afvaltank.
Hardwarefout
Controleer of er andere problemen met de printer zijn dan papierstoringen
en problemen met de inkt.
Bestandsfout
De geselecteerde opname kan niet worden geprint. Opnamen die met
een andere camera zijn gemaakt of met een computer zijn bewerkt,
kunnen mogelijk niet worden geprint.
93
7
Beelden naar een
webservice verzenden
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u webservices kunt
gebruiken om beelden te verzenden.
Zet vooraf [Wi-Fi] op [Inschakelen] op het scherm
[Instellingen Wi-Fi] (pag. 12).
94
Als u opnamen naar webservices wilt kunnen sturen, dient u lid te
worden van CANON iMAGE GATEWAY (gratis).
Wanneer u CANON iMAGE GATEWAY-lid bent, kunt u de gemaakte
foto's in online albums publiceren en van een reeks services
gebruikmaken. Deze website fungeert ook als platform voor het delen
van opnamen op geregistreerde webservices. Maak verbinding met
internet vanaf een computer of een ander apparaat, ga naar de website
van Canon (www.canon.com/cig) om te zien in welke landen en
gebieden de services worden ondersteund en volg de aanwijzingen om
u als lid te registreren.
Als u van andere webservices dan CANON iMAGE GATEWAY wilt
geb
ruikmaken, moet u over een account bij de
ze services beschikken.
Raadpleeg de website van de desbetreffende services voor meer
informatie.
Voorbereiding voor webservices
Aanmelden als lid van CANON iMAGE GATEWAY
De CANON iMAGE GATEWAY-webservices worden niet in alle landen
en gebieden ondersteund. Voor informatie over de ondersteunde landen
en gebieden raadpleegt u de website van Canon (www.canon.com/cig).
Voor het gebruik van CANON iMAGE GATEWAY moet u verbinding met
internet kunnen maken. (U hebt een account bij een internetprovider
nodig, er moet browsersoftware zijn geïnstalleerd en er moet een
verbinding worden ingesteld.)
Voor informatie over de browserversies en de instellingen die vereist zijn
voor toegang tot CANON iMAGE GATEWAY, raadpleegt u de CANON
iMAGE GATEWAY-site.
De kosten voor de verbinding met uw provider en voor het gebruik van
diens access point worden afzonderlijk in rekening gebracht.
Als zich wijzigingen hebben voorgedaan in de servicevoorzieningen of
geregistreerde webservices, kan de werking afwijken van de beschrijving
in deze handleiding of is besturing niet mogelijk.
Uw registratie als lid vindt u in de Help van de CANON iMAGE
GATEWAY-site.
Voor webservices die met de Wi-Fi-functies van deze camera's kunnen
worden gebruikt, raadpleegt u de CANON iMAGE GATEWAY-site.
95
Voorbereiding voor webservices
Start EOS Utility op de computer, meld u aan bij CANON iMAGE
GATEWAY en configureer de instellingen op de camera voor toegang
tot webservices.
Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie.
R
aad
pleeg de Camera-instructiehandleiding om te weten te komen
hoe u de EOS Utility instructiehandleiding kunt verkrijgen.
De algemene procedure voor het verzenden van beelden naar een
webservice is als volgt.
1 Installeer EOS Utility op een computer.
Als u dit al geïnstalleerd hebt, gaat u verder naar stap 2.
2 Ga op de computer naar de website van Canon en meld
u aan als CANON iMAGE GATEWAY-lid (gratis).
Als u al lid bent, gaat u verder naar stap 3.
3 Sluit de camera via Wi-Fi op de computer aan (p. 75).
U kunt de instellingen ook configureren door de camera en de
computer aan te sluiten via een interfacekabel (apart verkrijgbaar) in
plaats van via Wi-Fi.
4 Start EOS Utility op de computer, meld u aan bij CANON
iMAGE GATEWAY in de webservice-instellingen en
schakel de camera in voor het gebruik van webservices.
Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer
informatie.
Instellingen voor het gebruik van
webservices configureren
96
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer de webservice die u
hebt geregistreerd op pagina 95.
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Mogelijk verschijnt een scherm om
een bestemmin
g te selecteren
afhankelijk van het type dat of de
instellingen van de w
ebservice die u
selecteert. Zie pagina 123 voor meer
informatie.
3
Verbinding maken met een
access point via Wi-Fi.
Zie de handelingen vanaf pagina 107
voor het verbinden van de camera
met een access point via Wi-Fi.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen
97
U kunt beelden met uw familie en vrienden delen door deze vanaf de
camera naar een op de camera geregistreerde webservice te sturen of
door koppelingen van de online albums te verzenden.
U kunt beelden afzonderlijk selecteren en verzenden.
1
Selecteer een beeld dat u wilt
verzenden.
Druk op de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>
om de gewenste opname te selecteren
en druk vervolgens op <
0
>.
Wanneer u op de knop <I> drukt,
kunt u overschakelen op de
indexweergave en een opname
selecteren.
2
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
Als u het formaat voor de te
verzenden beelden wilt kiezen,
selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt u
op <0>.
Selecteer [W
rg. bld. vrz
.] en druk op
<0> om het weergegeven beeld te
verzenden.
Selecteer op het scherm voor het
voltooien van de beeldverzending
[OK] om de Wi-Fi-verbinding te
ver
breken en terug te keren naar het
scherm waarop u een webservice
kunt selecteren.
Wanneer het scherm met de
[Geb
ruiksvoorwaarden] word
t
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen <W> en
<X> om o
mhoog en omlaag te
bladeren door
het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
Afzonderlijke beelden verzenden
Beelden naar een webservice verzenden
98
U kunt meerdere beelden tegelijk selecteren en verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Gesel. verz.].
3
Selecteer de beelden die u wilt
verzenden.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> <Z>
om de gewenste opname te
selecteren en druk vervolgens op
<0>.
Linksbove
n in het scherm word
t een
vinkje [X] weergegeven.
Druk op de knop <I> om beelden
te selecteren
uit een weergave van
drie beelden. Als u wilt terugkeren
naar de weergave van een enkele
opname, drukt u op de knop <u>.
Als u nog een beeld wilt selecteren
om te wissen, her
haalt u stap 3.
Nadat u alle beelden die u wilt
verzend
en hebt geselecteerd
, drukt u
op de knop <g>.
Meerdere geselecteerde beelden verzenden
99
Beelden naar een webservice verzenden
4
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Wanneer YouTube als bestemming is
geselecteerd, wordt [Beeld
f. wijz.]
niet weergegeven.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeld
formaat en druk vervolg
ens
op <0>.
5
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Selecteer op het scherm voor het
voltooien van de beeldverzending
[OK]
om de Wi-Fi-verbinding te
ver
breken en terug te keren naar het
scherm waarop u een webservice
kunt selecteren.
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvoorwaarden] word
t
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen <W> en
<X> om o
mhoog en omlaag te
bladeren door
het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
100
Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een
keer te verzenden.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Reeks verzend.].
3
Het bereik van de beelden opgeven.
Selecteer het eerste beeld (startpunt)
en druk op <
0
>.
Selecteer het laatste beeld (eindpunt)
en druk op <
0
>.
De beelden worden geselecteerd en
[
X
] wordt weergegeven.
Herhaal deze stap om de selectie op te
heffen.
U kunt op de knop <
u
> drukken of de
knop <
I
> om het aantal beelden
dat wordt weergegeven in de
indexdisplay te wijzigen.
4
Het bereik bevestigen.
Druk op de knop <
g
>.
Als u wilt terugkeren naar het vorige
scherm, drukt u op de knop <
M
>.
Een opgegeven bereik aan beelden verzenden
101
Beelden naar een webservice verzenden
5
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolg
ens
op <0>.
6
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Selecteer op het scherm voor het
voltooien van de beeldverzending
[OK]
om de Wi-Fi-verbinding te
ver
breken en terug te keren naar het
scherm waarop u een webservice
kunt selecteren.
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvoorwaarden] word
t
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen
<W> en <X> om
omhoog en
omlaag
te bladeren door het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
102
Verzend alle beelden op de kaart in een keer.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle op krt vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolg
ens
op <0>.
Alle beelden op de kaart verzenden
103
Beelden naar een webservice verzenden
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Selecteer op het scherm voor het
voltooien van de beeldverzending
[OK]
om de Wi-Fi-verbinding te
ver
breken en terug te keren naar het
scherm waarop u een webservice
kunt selecteren.
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvoorwaarden] word
t
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen <W> en
<X> om o
mhoog en omlaag te
bladeren door
het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
104
Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen als
ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen].
Raadpleeg voor [Bee
ldzoekvoork. instelle
n] 'Opnamen filteren voor
weergave' in de instructiehandleiding van de camera.
1
Druk op <0>.
2
Selecteer [Alle gev. vrz.].
3
Selecteer [Beeldf. wijz.].
Stel dit naar wens in.
Selecteer op het getoonde scherm
een beeldformaat en druk vervolg
ens
op <0>.
Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen
105
Beelden naar een webservice verzenden
4
Selecteer [Verzend.].
De beelden worden verzonden.
Selecteer op het scherm voor het
voltooien van de beeldverzending
[OK]
om de Wi-Fi-verbinding te
ver
breken en terug te keren naar het
scherm waarop u een webservice
kunt selecteren.
Wanneer het scherm met de
[Gebruiksvoorwaarden] word
t
weergegeven, leest u het bericht
zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Druk op de pijltjestoetsen <W> en
<X> om o
mhoog en omlaag te
bladeren door
het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden
106
Als een Wi-Fi-verbinding met een webservice actief is, kan geen foto
worden genomen, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
RAW-opnamen kunnen niet worden verzonden.
Wanneer u een beeld naar een andere webservice dan CANON iMAGE
GATEWAY verzendt, wordt soms een verzendfoutmelding niet
weergegeven, zelfs niet wanneer het verzenden van de webservice is
mislukt. U kunt dergelijke fouten controleren op de CANON iMAGE
GATEWAY-site. Lees de inhoud van de foutmelding en probeer het beeld
vervolgens opnieuw te verzenden.
Afhankelijk van de webservice wordt het aantal beelden dat kan worden
verzonden en de lengte van de movies beperkt.
Tevens kunnen sommige beelden mogelijk niet worden verzonden met
[Reeks verzend.], [Alle op krt vrz.] of [Alle gev. vrz.].
Wanneer u het beeldformaat wijzigt, wordt het formaat gewijzigd van alle
beelden die tegelijk moeten worden verzonden. Merk op dat movies en
b de afmetingen van foto's niet veranderd worden.
[Gew. f.:S2] wordt alleen ingeschakeld voor foto's die worden gemaakt
met camera's van hetzelfde model als deze camera. Foto's van andere
modellen worden zonder aanpassing van het formaat verzonden.
Wanneer u CANON iMAGE GATEWAY op een computer of een ander
apparaat opent, kunt u de verzendgeschiedenis bekijken van de
webservices waarnaar de opnamen zijn verzonden.
Als u de verbinding wilt verbreken zonder een beeld te verzenden, drukt
u op de knop <M> op het scherm in stap 1.
Wanneer u een accu als voeding voor de camera gebruikt, moet de accu
volledig opgeladen zijn.
107
8
Geavanceerde Wi-Fi-
verbinding
In dit gedeelte wordt voornamelijk uitgelegd hoe u via
Wi-Fi een verbinding tot stand brengt met behulp van
een access point.
Zet vooraf [Wi-Fi] op [Inschakelen] op het scherm
[Instellingen Wi-Fi] (pag. 12).
Installeer bij het verbinden van de camera met een
smartph
one via Wi-Fi Camera Connect op
de smartphone
voordat u verbindingsinstellingen opgeeft (pag. 17).
Zie voor informatie over [
z
] (Beelden tussen camera's
verzenden en ontvangen), 'Via Wi-Fi verbinden met een andere
camera' (pag. 59).
Om verbinding te maken met Connect Station via Wi-Fi,
raadpleegt u 'Via Wi-Fi verbinden met Connect Station' (pag. 71).
108
Wanneer u verbinding maakt met een access point, kunt u de volgende
Wi-Fi-functies benutten.
* Volg deze instructies pas nadat ieder apparaat, bijvoorbeeld een smartphone,
met een access point is verbonden.
Stroomdiagram voor het gebruik van de
Wi-Fi-functie (Geavanceerde Wi-Fi-verbinding)
q
Communiceren met
een smartphone
D
Afstandsbediening
(EOS Utility)
l
Afdrukken van
Wi-Fi-printer
w
Beelden naar een
webservice versturen
De Wi-Fi-instellingen van de camera instellen (pag.12)
Camera Connect
installeren op
een smartphone
(pag. 17
)
EOS Utility
installeren op
een computer
Registreren bij
CANON iMAGE
GATEWAY
(pag. 94)
Webservices
vas
tleggen op de
camera (pag. 95)
Elk apparaat verbinden met een access point*
De camera verbinden met een access point (pag. 109)
De camera verbinden met elk apparaat
(pag. 34) (pag. 75) (pag. 81)
Opnamen
weergeven en
op afstand
vastleggen
(Pag. 39, 42
)
De camera op
afstand
bedienen
(pag. 80
)
Beeld printen
(pag. 84
)
Beeld opslaan en
delen (pag. 97)
InstellingenVerbindingGebruik
109
Controleer ten eerste of het access point ondersteuning biedt voor
WPS*, waarmee u een gemakkelijke Wi-Fi-verbinding tussen Wi-Fi-
apparaten tot stand kunt brengen.
Als u niet weet of het gebruikte access point WPS-compatibel is,
raadpleegt u de instructieha
ndleiding of andere documentatie die bij het
access point hoort.
* Wi-Fi Protected Setup
Als WPS wordt ondersteund
De volgende twee verbindingsmethoden voor Wi-Fi zijn
beschikbaar. Het makkelijkst is om ve
rbinding te maken via WPS
(PBC-modus).
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus):
Volg de aanwijzingen op pagina 110 en verder.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus):
Volg de aanwijzingen op pagina 114 en verder.
Als WPS niet wordt ondersteund
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via
Wi-Fi: Volg de aanw
ijzingen op pagina 118 en verder.
Encryptie van het access point
Deze camera ondersteunt de volgende opties voor [Verificatie] en
[Encryptie instellingen]. Daarom dient bij het access point een van de
volgende encryptiemethoden te worden gebruikt tijdens het handmatig
via Wi-Fi verbinden met een gedetecteerd netwerk.
[Verificatie]: Open systeem, Shared Key of WPA/WP
A2-PSK
[Encryptie instellingen]: WEP, TKIP of AES
Het type access point controleren
Als de verborgen modus van het access point actief is, kan wellicht
geen Wi-Fi-verbinding tot stand worden gebracht. Schakel de
verborgen modus uit.
Wanneer u verbinding wilt maken met een netwerk dat een
netwerkbeheerder heeft, vraagt u de beheerder naar de gedetailleerde
instelprocedures.
Als het gebruikte netwerk op MAC-adres filtert, registreert u het MAC-adres
van de camera bij het access point. U kunt het MAC-adres controleren op
het scherm [Info bekijken] (pag. 137).
110
Deze Wi-Fi-verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een
access point dat compatibel is met WPS. In Pushbutton Connection-
modus (PBC-modus) kunt u de camera met het access point verbinden
door eenvoudig op de WPS-knop van het access point te drukken.
Als meerdere access points in de buurt actief zijn, kan het lastiger
zijn om ee
n Wi-Fi-ve
rbinding tot stand te brengen. Probeer in dat
geval een Wi-Fi-verbinding te maken via [WPS (PIN-modus)].
Controleer van tevoren de positie van de WPS-knop op het access
point.
Het kan circa een minuut duren om een Wi-Fi-verb
inding tot stand
te
brengen.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer een item.
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Als het schem wisselt, drukt u op de
pijltjestoet
sen <W> en <X> of <Y>
en <Z> om een item
te selecteren en
druk vervolgens op <0>.
Afhankelijk van de geselecteerde
webservice wordt het scherm
[
Verzenden naar
] weergegeven.
Selecteer een bestemming (pag. 123).
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met
WPS (PBC-modus)
111
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus)
3
Selecteer [Registreer apparaat v.
verbind.].
Niet weergegeven als een
webservice is geselecteerd in stap 2.
Ga door naar stap 5.
Als [q] (Verbinden met smartphone)
is geselecteerd, verschijn
t het hier
links weergegeven scherm. Als
Camera Connect al is geïnstalleerd,
selecteer dan [Niet weergeven] en
druk op <0>.
4
Selecteer [Ander netwerk].
Deze optie wordt weergegeven
wanneer [q], [D] of [l] is
geselecteerd in stap 2.
5
Selecteer [Verbind via WPS].
Voor [Camera access point modus] dat wordt weergegeven in stap 5
raadpleegt u pagina 123.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus)
112
6
Selecteer [WPS (PBC-modus)].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
7
Verbinding maken met het access
point via Wi-Fi.
Druk op de WPS-knop van het
access point. Voor informatie over
waar u de knop vindt en hoe lang u
deze moet indrukken, raadpleegt u de
instructiehandleiding van het access
point.
Selecteer [OK] en dru
k op <0> om
ver
binding met het access point te
maken.
A
ls verbinding met het access point
tot stand is gebracht, wor
dt het
volgende scherm weergegeven.
8
Selecteer [Autom. instellen].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
het instellingenscherm voor de Wi-Fi-
functie weer te geven die u in stap 2
hebt geselecteerd (pag. 113).
Als [Autom
. instellen] een fout
oplevert of als u de
instellingen
handmatig wilt opgeven, raadpleegt u
pagina 163.
Het IP-adres kan alleen automatisch worden ingesteld in omgevingen met
DHCP-servers, of access points of routers met DHCP-serverfunctionaliteit,
zodat IP-adressen enzovoort automatisch moeten worden toegewezen.
113
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus)
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de schermen voor de Wi-Fi-
functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie
wordt beschreven.
qCommuniceren met een
smartphone
Ga naar stap 7 op pagina 36.
DBediening op afstand met
EOS Utility
Ga naar stap 6 op pagina 77.
l
Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-
printer
Ga naar stap 6 op pagina 83.
mBeelden naar een webservice
verzenden
De instellingen voor verbinding met een
webservice via Wi-Fi zijn nu
geconfigureerd.
Ga verd
er met 'Opnamen naar een
webservice versturen' op pag. 97
.
Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven
114
Deze Wi-Fi-verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een
access point dat compatibel is met WPS. In de verbindingsmodus PIN-
code (PIN-modus) is een 8-cijferig identificatienummer dat op de
camera is opgegeven, op het access point ingesteld om een Wi-Fi-
verbinding tot stand te brengen.
Zelfs als er in de omgeving meerdere access points actief zijn, kan
met d
it gedeelde identificatienummer een r
elatief betrouwbare
verbinding tot stand worden gebracht.
Het kan circa een minuut duren om een Wi-Fi-verb
inding tot stand te
brengen.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer een item.
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Als het schem wisselt, dr
ukt u op de
pijltjestoetsen <W> en <X> of
<Y> en <Z> om een item te
selecteren en druk vervolgens op
<0>.
Afhankelijk van de geselecteerde
webservice wordt het scherm
[
Verzenden naar
] weergegeven.
Selecteer een bestemming (pag. 123).
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met
WPS (PIN-modus)
115
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus)
3
Selecteer [Registreer apparaat v.
verbind.].
Niet weergegeven als een
webservice is geselecteerd in stap 2.
Ga door naar stap 5.
Als [q] (Verbinden met smartphone)
is geselecteerd, verschijn
t het hier
links weergegeven scherm. Als
Camera Connect al is geïnstalleerd,
selecteer dan [Niet weergeven] en
druk op <0>.
4
Selecteer [Ander netwerk].
Deze optie wordt weergegeven
wanneer [q], [D] of [l] is
geselecteerd in stap 2.
5
Selecteer [Verbind via WPS].
6
Selecteer [WPS (PIN-modus)].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Voor [Camera access point modus] dat wordt weergegeven in stap 5
raadpleegt u pagina 123.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus)
116
7
Geef bij het access point de PIN-
code op.
Voer bij het access point de
8-cijferige PIN-code in die op het
LCD-scherm van de camera word
t
weergegeven.
Voor instructies over het instellen van
een PIN-code bij het toegan
gspunt
raadpleegt u
de instructiehandleiding
van het access point.
Selecteer [OK]
nadat de PIN-code is
ingevoer
d en druk op <0>.
8
Maak verbinding met het access
point.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
verbinding met het access point te
maken.
A
ls verbinding met het access point
tot stand is gebracht, wor
dt het
volgende scherm weergegeven.
9
Selecteer [Autom. instellen].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
het instellingenscherm voor de Wi-Fi-
functie weer te geven die u in stap 2
hebt geselecteerd (pag. 117).
Als [Autom. instellen] een fout
oplevert of als u de
instellingen
handmatig wilt opgeven, raadpleegt u
pagina 163.
Het IP-adres kan alleen automatisch worden ingesteld in omgevingen met
DHCP-servers, of access points of routers met DHCP-serverfunctionaliteit,
zodat IP-adressen enzovoort automatisch moeten worden toegewezen.
117
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus)
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de schermen voor de
Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde
Wi-Fi-functie wordt beschreven.
qCommuniceren met een
smartphone
Ga naar stap 7 op pagina 36.
DBediening op afstand met
EOS Utility
Ga naar stap 6 op pagina 77.
l
Opnamen afdrukken met een
Wi-Fi-printer
Ga naar stap 6 op pagina 83.
mBeelden naar een webservice
verzenden
De instellingen voor verbinding met een
webservice via Wi-Fi zijn nu
geconfigureerd.
Ga verd
er met 'Opnamen naar een
webservice versturen' op pag. 97
.
Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven
118
Breng een verbinding tot stand door de SSID (of ESS-ID) van het
access point waarmee u verbinding wilt maken, te selecteren in een lijst
met actieve access points in de buurt.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer een item.
Als de geschiedenis (pag. 126) wordt
weergegeven, wissel het scherm met
de <Y> <Z> knoppen.
Als het schem wisselt, drukt u op de
pijltjestoet
sen <W> en <X> of
<Y> en <Z> om een item te
selecteren en druk vervolgen
s op
<0>.
Afhankelijk van de geselecteerde
webservice wordt het scherm
[
Verzenden naar
] weergegeven.
Selecteer een bestemming (pag. 123).
3
Selecteer [Registreer apparaat v.
verbind.].
Niet weergegeven als een
webservice is geselecteerd in stap 2.
Ga door naar stap 5.
Handmatig verbinding maken met een
gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
Het access point selecteren
119
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
4
Selecteer [Ander netwerk].
Deze optie wordt weergegeven
wanneer [q], [D] of [l] is
geselecteerd in stap 2.
5
Selecteer een access point.
Druk op de toetsen <W> <X> om het
access point waarmee u via Wi-Fi
verbinding wilt maken te selecteren in
een lijst met actieve access points.
(1) SSID
(2) Er wordt een pictogram weergegeven als het access point versleuteld is
(3) Het gebruikte kanaal
[Vernieuwen] en [Handm. Instellen]
Blader omlaag door het scherm in stap 5 om [Vernieuwen] en
[Handm. Instellen] weer te geven.
Selecteer [Verni
euwen] als u opnieuw naar access points wilt
zoeken.
Als u de instellingen voor het access point handmatig wilt
configureren, selecteert u [Hand
m. Instellen]. Voer de SSID in met
het virtuele toetsenbord en configureer de instellingen volgens de
weergegeven instructies.
(1) (2) (3)
Voor [Camera access point modus] dat wordt weergegeven in stap 5
raadpleegt u pagina 123.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
120
Voer het wachtwoord in dat voor het access point is gespecificeerd.
Voor informatie over het gespecificeerde wachtwoord raadpleegt u
de instructiehandleiding van het access point.
De schermen die in stap 6 t/m 7 hieronder zijn weergegeven, variëren
afhankelijk van de verificatie en encryptie van het access point.
Als het scherm [Inst. IP-adres] wordt weergegeven in plaats van de
schermen voor stap 6 t/m 7, gaat u naar stap 8.
6
Selecteer een key index.
Het scherm [Key index] wordt alleen
weergegeven als voor het access
point WEP-encryptie wordt gebruikt.
Selecteer het key index-nummer voor
het access point
en druk vervolgens
op <0>.
Se
lecteer [OK] en dru
k op <0> om
naar het
volgende scherm te gaan.
7
Voer het wachtwoord in.
Voer het wachtwoord in met behulp
van het virtuele toetsenbord
(pag. 162) en druk vervolgens op de
knop <M>.
Het scher
m [Inst. IP-adres
]
(pag. 121) wordt weergegeven.
Het wachtwoord voor het access point invoeren
121
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
8
Selecteer [Autom. instellen].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
het instellingenscherm voor de Wi-Fi-
functie weer te geven die u in stap 2
hebt geselecteerd (pag. 122).
Als [Autom
. instellen] een fout
oplevert of als u de
instellingen
handmatig wilt opgeven, raadpleegt u
pagina 163.
Het IP-adres instellen
Het IP-adres kan alleen automatisch worden ingesteld in omgevingen met
DHCP-servers, of access points of routers met DHCP-serverfunctionaliteit,
zodat IP-adressen enzovoort automatisch moeten worden toegewezen.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
122
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de schermen voor de Wi-Fi-
functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie
wordt beschreven.
qCommuniceren met een
smartphone
Ga naar stap 7 op pagina 36.
DBediening op afstand met
EOS Utility
Ga naar stap 6 op pagina 77.
l
Opnamen afdrukken met een
Wi-Fi-printer
Ga naar stap 6 op pagina 83.
mBeelden naar een webservice
verzenden
De instellingen voor verbinding met een
webservice via Wi-Fi zijn nu
geconfigureerd.
Ga verd
er met 'Opnamen naar een
webservice versturen' op p
ag. 97.
Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven
123
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi
Afhankelijk van de webservice geselecteerd in [Wi-Fi-functie] kan een
scherm verschijnen waarin u een bestemming selecteert.
Het registreren van bestemmingen of het opgeven van instellingen
dient op e
en computer te gebeuren.
Raadpleeg de EOS Utility
instructiehandleiding voor meer informatie.
Wanneer [m] (E-mail) of een and
ere
service is geselecteerd op het scherm
[Uploaden naar webservice], wordt
mogelijk het scherm [Verzenden
naar] weergegeven.
Selecteer het adres in de lijst met
geregistreer
de adressen en druk op
<0>.
De procedur
es voor het instellen van
een verb
inding en het verzenden
van
beelden zijn dezelfde als de
procedures voor andere webservices.
Camera access point modus is een
ver
bindingsmodus om de camer
a
rechtstreeks met elk apparaat via Wi-Fi
te verbinden.
Deze optie wordt weergegeven wanneer
[q], [D] of [l] is geselecteerd in
[Wi-Fi-functie].
Scherm Verzenden naar
Camera access point modus
124
125
9
Opnieuw verbinden via Wi-Fi
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera
opnieuw verbindt met een apparaat waarvoor u al een
Wi-Fi-verbinding tot stand hebt gebracht en hoe u
meerdere verbindingsinstellingen kunt vastleggen.
126
Verbind de camera opnieuw via Wi-Fi met een apparaat of service
waarmee u eerder een verbinding hebt gemaakt en
verbindingsinstellingen hebt vastgelegd.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer een item.
Selecteer in de weergegeven historie
het item waarmee u via Wi-Fi
verbinding wilt maken. Als het item
niet wordt weergegeven, druk dan op
de toetsen <Y> <Z> om van
scherm te wisselen.
Als [V
erbindingshist.] is ingesteld
op
[Verbergen], wordt de historie niet
weergegeven (pag. 161).
Druk na het selecteren van het item
op <0>.
3 Bedien het verbonden apparaat.
q Smartphone
Activeer de Wi-Fi-functie op de smartphone en start Camera
Connect.
Als het doel van de verbinding van de smartphone is gewijzigd,
herstelt u deze om via Wi-F
i verbinding te kunnen maken met
de camera of hetzelfde access point als de camer
a.
W
anneer u de camera rechtstreeks verbindt met een
smartphone via Wi-F
i, wordt '_Canon0A' weergegeven aan het
einde van de SSID.
z Via Wi-Fi verbinden met een andere camera
Voer de verbindingsp
rocedure ook op de doelcamera uit.
Standaard krijgen de instellingen een naam op basis van de
bijnaam van de doelcamera.
Opnieuw verbinden via Wi-Fi
127
Opnieuw verbinden via Wi-Fi
D EOS Utility
Start EOS Utility op de computer.
Als het doel van de verbinding van de computer is gewijzigd,
herstelt u deze om Wi-Fi ve
rbinding te kunnen maken met de
camera of hetzelfde access point als de camera.
Als de camer
a rechts
treeks via Wi-Fi is verbonden met een
computer, wordt '_Canon0A' weergegeven aan het einde van
de SSID.
l Printer
Als het doel van de verbinding van de printer is gewijzigd,
herstelt u deze om via Wi-Fi verbinding te kunnen maken met
de camera of h
etzelfde access point als de camera.
Als de camera
rechtstreeks via Wi-
Fi is verbonden met een
printer, wordt '_Canon0A' weergegeven aan het einde van de
SSID.
Webservice
De procedure voor opnieuw verbinden is voltooid.
Als u opnieuw verbinding wilt maken door [
z
] te selecteren en de Wi-Fi-
instellingen zijn gewist of verwijderd op de doelcamera, kan niet opnieuw
verbinding worden gemaakt. Verwijder in dat geval de verbindingsinstellingen
voor de doelcamera in [
Verbindingsinformatie wissen
] (pag. 135) en zet
opnieuw een Wi-Fi-verbinding op tussen de camera's (pag. 59).
Voor de verbindingshistorie verschijnen maximaal drie items in de
registratievolgorde. Als een verbindingsinstelling wordt toegevoegd, wordt
het oudste item uit de historie gewist.
128
Volg met een Bluetooth-verbinding tussen de camera en een
smartphone de volgende stappen om via Wi-Fi de verbinding met de
smartphone te herstellen.
1
Start Camera Connect.
Tik op het pictogram Camera
Connect op de smartphone om de
toepassing te starten.
2
Selecteer een Camera Connect-
functie.
Selecteer de Camera Connect-functie
die u wilt gebruiken.
Er wordt automatisch een Wi-Fi-
verbind
ing tot stand gebracht.
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand is
gekomen verschijnt
het scherm voor
de geselecteerde functie.
Zie pagina 39 voor de Camera
Connect-functies.
Verbinding maken met een
Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
Android
129
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi
1
Start Camera Connect.
2
Selecteer een Camera Connect-
functie.
3
Controleer de SSID.
Controleer de SSID (netwerknaam)
van de camera die op de smartphone
wordt weergegeven.
4
Werk met de smartphone om een
Wi-Fi-verbinding tot stand te
brengen.
Selecteer de SSID gemarkeerd in
stap 3 op het scherm Wi-Fi-functie.
_Canon0A” wordt weerge
geven aan
het einde van de SSID.
Geef het scherm Camera Connect
weer.
Als een Wi-Fi-verbinding tot stand is
gekomen vers
chijnt het scherm voor
de geselecteerde functie.
iOS
Scherm van smartphone
(voorbeeld)
130
Als u een Wi-Fi-verbinding tot stand hebt gebracht door de camera of
een smartphone te bedienen nadat u de apparaten hebt gekoppeld, kan
de smartphone via Wi-Fi verbinding maken met de camera zelfs als de
camera is uitgeschakeld om beelden over te brengen naar de
smartphone, enzovoort.
1
Configureer [Vrb. blvn bij uit].
Selecteer [Bluetooth-functie] op het
scherm [Inst. draadloze
communicatie].
2
Selecteer [Inschakelen] voor
[Vrb. blvn bij uit].
Selecteer [Inschakelen] voor
[Vrb. blvn bij uit] op het scherm
[Bluet
ooth-functie].
De Bluetooth-verbinding met de
smartphone blijft actief, zelfs als de
camera is uitgeschakeld.
1
Start Camera Connect.
Start Camera Connect op een
smartphone die via Bluetooth
verbonden is met de camera.
Verbinding maken met een camera
die is uitgeschakeld via Wi-Fi
[Verb. blijven als uit] configureren
Verbinding maken met een camera die is
uitgeschakeld via Wi-Fi
131
Verbinding maken met een camera die is uitgeschakeld via Wi-Fi
2
Selecteer [Images on camera/
Beelden op camera].
Raak [Images on camera/Beelden
op camera] aan in het menu in
Camera Connect.
E
r wordt een Wi-Fi-verbinding
gestart.
E
en lijst van de beelden op de
camer
a wordt w
eergegeven wanneer
de Wi-Fi-verbinding tot stand is
gebracht.
U kunt Camera Connect gebruiken om beelden over te brengen
naar een smartph
one en beelden in de camera te verwijderen en
beoordelen.
Raak [ ] aan op het scherm Camera Connect om de Wi-Fi-
verbinding te verbreken (pag. 41).
Camera Connect gebruiken
Deze functie kan alleen worden gebruikt als de camera en een
smartphone via Bluetooth zijn verbonden.
Deze functie kan niet meer worden gebruikt als de instellingen voor
draadloze communicatie worden geïnitialiseerd of als de
verbindingsinformatie van de smartphone wordt gewist.
Zie 'Een Bluetooth-verbinding tot stand brengen' (pag. 19) of 'Beelden van
de camera verzenden naar een smartphone' (pag. 42) voor meer
informatie over het tot stand brengen van een Wi-Fi-verbinding door het
bedienen van de camera of een smartphone na het koppelen van de
apparaten.
Als de camera en de smartphone zijn verbonden via Bluetooth, wordt een
afbeelding die aangeeft dat een Bluetooth-verbinding tot stand is gebracht
weergegeven in het hoofdvenster van Camera Connect (pag. 33).
132
U kunt maximaal 20 verbindingsinstellingen voor de Wi-Fi-functie vastleggen.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer een item.
Als het scherm links verschijnt, druk
dan op de toetsen <Y> <Z> om van
scherm te wisselen.
Selecteer het item waarmee via Wi-Fi
opnieuw verbinding moet worden
gemaakt op het sch
erm links en druk
op <0>.
Zie voor [z] (Beelden tu
ssen
camera's verzenden), “V
ia Wi-Fi
verbinden met een andere camera”
(pag. 59).
Selecteer [q] (
Verbin
den met
smartphone), zie “Verbinden met een
smartphone via Wi-Fi met de knop
<k>” (pag. 34).
Zie voor [D] (Afstand
sbediening
(EOS Utility)), “Via Wi-Fi verbinden
met EOS Util
ity” (pag. 75).
Selecteer [l] (Afdrukken van Wi-F
i-
printer). Zie “Verbinding maken met
een printer via Wi-Fi” (pag. 81).
Zie bij het verzenden van beelden
naar een
webservice “Instellingen
voor
het gebruiken van webservices
opgeven” (pag. 95).
Instellingen voor meerdere verbindingen
vastleggen
Als u instellingen wilt verwijderen, raadpleegt u pag.134.
133
10
Verbindingsinstellingen
controleren en bedienen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de
verbindingsinstellingen wijzigt of verwijdert, hoe u de
instellingen voor de draadloze communicatiefunctie
wist, enz.
134
Instellingen die op de camera zijn opgeslagen, kunt u wijzigen en
verwijderen. Als u instellingen wilt wijzigen of verwijderen, verbreekt u
eerst de Wi-Fi-verbinding.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer een item.
Als het scherm links verschijnt, druk
dan op de toetsen <Y> <Z> om van
scherm te wisselen.
Selecteer op het scherm links het
onderdeel waarvoor de
verbind
ingsinstellingen veranderen of
verwijderd moeten worden en druk op
<0>.
3
Selecteer [Apparaatgegevens
bewerken].
4
Selecteer een apparaat.
Selecteer het apparaat waarvoor de
verbindingsinstellingen gewijzigd of
verwijderd moeten worden.
Verbindingsinstellingen wijzigen
of verwijderen
135
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen
5
Controleer of wijzig de
verbindingsinstellingen.
Selecteer een item en druk op
<0>. Controleer of wijzig
vervolgens de verbindingsinstellingen
op het getoonde scherm.
Bijnaam apparaat veranderen (pag. 160)
Met het virtueel toetsenbord kunt u de bijnaam van het apparaat
veranderen (pag. 16
2).
Weerg. beelden (pag. 56)
Deze optie wordt weergegeven wanneer [q] (Verbin
den met
smartphone) is geselecteerd. De instellingen worden onder op het
scherm weergegeven.
Verbindingsinformatie wissen
U kunt verbindingsinstellingen verwijderen die op de camera zijn
opgeslagen.
Gebruik voor webservices EOS Utility om de verbindingsinstellingen
te verwijderen.
Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie.
136
Alle draadloze communicatie-instellingen kunnen worden gewist. Door
de draadloze communicatie-instellingen te wissen, kunt u voorkomen
dat anderen ermee aan de haal gaan wanneer u de camera uitleent.
1
Selecteer [Inst. draadloze
communicatie].
Selecteer op het tabblad [51] de
optie [Inst. draadloze
communicatie] en druk vervolgens
op <0>.
2
Selecteer [Wis instellingen].
Selecteer [Wis instellingen] en druk
vervolgens op <0>.
3
Selecteer [OK].
De instellingen voor draadloze
communicatie worden gewist en het
scherm [Inst. draadloze
communicatie] verschijnt weer.
Standaardinstellingen voor draadloze
communicatie-instellingen herstellen
[Wis alle camera-instellingen] uitvoeren onder [54: Wis instellingen]
verwijdert niet alle informatie over draadloze communicatie.
137
Op het scherm [Info bekijken] kunt u de inhoud van de foutmelding en
het MAC-adres van de camera controleren.
1
Druk op de knop <k>.
2
Selecteer een beeldstijl en druk
vervolgens op <B>.
Het scherm [Info bekijken] wordt
weergegeven.
Als een fout is opgetreden, drukt u op <0>
om de inh
oud van de
foutmelding weer te geven.
U kunt het MAC-adres van de camera op dit scherm controleren.
Scherm Info bekijken
138
139
11
Problemen oplossen
140
Wanneer een fout optreedt, kunt u op een van de volgende manieren
meer informatie over de fout weergeven. Verhelp vervolgens de
oorzaak van de fout aan de hand van de voorbeelden in dit hoofdstuk.
Druk op het scherm [In
fo bekijken] op <0> (p
ag. 137).
Selecteer [
Foutdetails
] op het scherm [
Wi-Fi aan
] en druk op <
0
>.
Klik in het overzicht hieronder op de pagina die bij het foutcodenummer
is vermeld om naar de desbetreffende pagina te gaan.
Reageren op foutmeldingen
11 (pag. 141) 12 (pag. 141)
21 (pag. 142) 22 (pag. 143) 23 (pag. 144)
61 (pag. 145) 63 (pag. 146) 64 (pag. 146) 65 (pag. 147) 66 (pag. 147)
67 (pag. 147) 68 (pag. 148) 69 (pag. 148)
91 (pag. 148)
101 (pag. 148) 102 (pag. 149) 103 (pag. 149) 104 (pag. 149) 105 (pag. 150)
106 (pag. 150) 107 (pag. 150) 108 (pag. 150) 109 (pag. 150)
121 (pag. 150) 122 (pag. 151) 123 (pag. 151) 124 (pag. 151) 125 (pag. 151)
126 (pag. 151) 127 (pag. 152)
141 (pag. 152) 142 (pag. 152)
Wanneer zich een fout voordoet, wordt rechtsboven op het scherm [Wi-Fi-
functie] de melding [Err**] weergegeven. Dit is het geval wanneer de aan/
uit-schakelaar van de camera op <2> staat.
141
Reageren op foutmeldingen
Controleer in het geval van [q] of Camera Connect wordt
uitgevoerd.
Maak verbinding met behulp van Camera Connect (pag. 36).
Kijk in het geval van [l] of de print
er is ingeschakeld.
Schakel de printer in.
Controleer in het geval van [D] of EOS Utility wordt
uit
gevoerd.
Start EOS Utility en breng de verbinding opnieuw tot stand
(pag. 78).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze
het
zelfd
e wachtwoord voor de verificatie gebruiken?
Deze fout doet zich voor als verschillende wachtwoorden worden
gebruikt en de verificatiemethode voor de encryptie is ingesteld op
[Open systeem].
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en
kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd. Zorg
ervoor dat het juiste wachtwoord voor verificatie is ingesteld op de
camera (pag. 120).
Zijn het doelapparaat en access point ingeschakeld?
Schakel het doelapparaat en het access point in, en wacht even.
Als er nog altijd geen verbinding tot stand wordt gebracht, voert u
de procedure om verbinding te maken opnieuw uit.
11: Verb.doel niet gevonden
12: Verb.doel niet gevonden
Reageren op foutmeldingen
142
Controleren op de camera
Het IP-adres op de camera is ingesteld op [Autom. instellen].
Is dit de juiste inste
lling?
Als u geen DHCP-server gebruikt, stelt u het IP-adres op de
camera in op [Handm. Instellen] en configureert u vervolgens de
instellingen (pag. 163).
Controleren op de DHCP-server
Is de DHCP-server ingeschakeld?
Schakel de DHCP-server in.
Zijn er genoeg adressen om te worden toegekend door de
DHCP-server?
Verhoog het aantal adressen dat door de DHCP-server wordt
toegekend.
Verwijder apparatuur met door de DHCP-server toekende
adressen van het netwerk om het aantal gebruikte adressen te
verminderen.
Werkt de DHCP-server correct?
Controleer de instellingen van de DHCP-server om na te gaan of
deze goed werkt als DHCP-server.
Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DHCP-server
beschikbaar is.
21: Geen adres toegewezen door DHCP server
143
Reageren op foutmeldingen
Controleren op de camera
Komt het IP-adres van de DNS-server op de camera overeen
met het werkelijke IP-ad
res van de DNS-server?
Stel het IP-adres in op [Handm. Instellen]. Stel vervolgens op de
camera het IP-adres van de gebruikte DNS-server in (pag. 158 en
163).
Controleren op de DNS-server
Is de DNS-server ingeschakeld?
Schakel de DNS-server in.
Zijn de instellingen op de DNS-server voor IP-adressen en
bijbehore
nde namen correct?
Controleer op de DNS-server of de instellingen voor IP-adressen
en bijbehorende namen correct zijn.
Werkt de DNS-server correct?
Controleer de instellingen van de DNS-server om na te gaan of
deze goed werkt als DNS-server.
Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DNS-server
beschikbaar is.
Controleren in het hele netwerk
Bevat het netwerk waarmee u probeert om verbinding te
maken via Wi-Fi een route
r of soortgelijk apparaat dat als
gateway fungeert?
Vraag de netwerkbeheerder zo nodig naar het adres van de
netwerkgateway en voer dit in op de camera (pag. 158 en 163).
Controleer of het gateway-adres correct is ingevoerd op alle
netwerkapparaten, inclusief de camera.
22: Geen respons van DNS server
Reageren op foutmeldingen
144
Controleren op de camera
Hebben de camera en een ander apparaat dan via W-Fi met
hetzelfd
e netwerk is verbonden, hetzelfde IP-adres?
Wijzig het IP-adres van de camera om te voorkomen dat twee
apparaten hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook het IP-adres van
het andere apparaat met het dubbele adres wijzigen.
Als het IP-adres van de camera in een netwerkomgeving met een
DHCP-server is ingesteld op [Handm. Instellen], wijzigt u de
instelling in [Autom. instellen] (pag. 121).
23: Device met zelfde IP-adres bestaat op gesel. netwerk
Reageren op foutmeldingen 21 - 23
Let ook op de volgende punten wanneer u problemen verhelpt met
foutnummer 21 - 23
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze hetzelfde
wachtwoord voor de verificatie gebruiken?
Deze fout doet zich voor als verschillende wachtwoorden worden
gebruikt en de verificatiemethode voor de encryptie is ingesteld op
[Open systeem]. Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen
hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt
ingevoerd. Zorg ervoor dat het juiste wachtwoord voor verificatie is
ingesteld op de camera (pag. 120).
145
Reageren op foutmeldingen
Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het
access point?
Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te
zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 155).
Controleren op de camera
Zijn de SSID-instelling van de camera en die van het access
point hetz
elfde?
Controleer de SSID van het access point en stel de SSID op de
camera overeenkomstig in (pag. 119).
Controleren bij het access point
Is het access point ingeschakeld?
Schakel het access point in.
Wordt er op MAC-adres gefilterd en is het MAC-adres van de
camera bij het access poin
t geregistreerd?
Registreer het MAC-adres van de camera bij het access point.
U kunt het MAC-adres controleren op het scherm [Info bekijken]
(pag. 137).
61: Geselect. SSID wireless LAN network niet gevonden
Reageren op foutmeldingen
146
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze
dezelfde verificatiemethode gebruiken?
De camera ondersteunt de volgende verificatiemethoden: [Open
systeem], [Shared Key] en [WPA/WPA2-PSK] (pag. 109).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze
hetzelfd
e wachtwoord voor de verificatie gebruiken?
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en
kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd. Zorg
ervoor dat het juiste wachtwoord voor verificatie is ingesteld op de
camera (pag. 120).
Wordt er op MAC-adres gefilterd en is het MAC-adres van de
camera bij het access poin
t geregistreerd?
Registreer het MAC-adres van de camera bij het access point.
U kunt het MAC-adres controleren op het scherm [Info bekijken]
(pag. 137).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze
dezelfde encryp
tiemethode gebruiken?
De camera ondersteunt de volgende encryptiemethoden: WEP,
TKIP en AES (pag. 109).
Wordt er op MAC-adres gefilterd en is het MAC-adres van de
camera bij het access poin
t geregistreerd?
Registreer het MAC-adres van de camera bij het access point.
U kunt het MAC-adres controleren op het scherm [Info bekijken]
(pag. 137).
63: Wireless LAN-verificatiefout
64: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal
147
Reageren op foutmeldingen
Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het
access point?
Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te
zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 155).
De Wi-Fi-verbinding is om een of andere reden verbroken en
kan niet worden hersteld
.
Deze reden kan onder andere zijn: te intensief gebruik van het
access point door een ander apparaat, een magnetron of
soortgelijk apparaat dat in de buurt van het access point wordt
gebruikt (verstoring van IEEE 802.11b/g/n (2,4 GHz-band)) of
invloed van regen of hoge luchtvochtigheid (pag. 155).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze
het
zelfd
e wachtwoord voor de verificatie gebruiken?
Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en
kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd. Zorg
ervoor dat het juiste wachtwoord voor verificatie is ingesteld op de
camera (pag. 120).
Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze
dezelfd
e encryp
tiemethode gebruiken?
De camera ondersteunt de volgende encryptiemethoden: WEP,
TKIP en AES (pag. 109).
Wordt er op MAC-adres gefilterd en is het MAC-adres van de
camera b
ij het access poin
t geregistreerd?
Registreer het MAC-adres van de camera bij het access point.
U kunt het MAC-adres controleren op het scherm [Info bekijken]
(pag. 137).
65: Wireless LAN-verbinding verbroken
66: Onjuist wachtwoord voor wireless LAN
67: Onjuiste wireless LAN encryptie methode
Reageren op foutmeldingen
148
Hebt u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op het access
point lang genoeg ingedrukt?
Houd de WPS-knop zo lang ingedrukt als in de
instructiehandleiding van het access point is opgegeven.
Probeert u verbinding te maken in de buurt van het access point?
Probeer verbinding te maken wanneer beide apparaten zich
binnen elkaars bereik bevinden.
Er wordt verbinding gemaakt door andere access points
Pushbutton Connection-modus (PBC-modus) van WPS (Wi-Fi
Protected Setup).
Wacht even voordat u verbinding maakt of probeer verbinding te
maken in de verbindingsmodus met PIN-code (PIN-modus) (pag. 114).
Er heeft zich een probleem voorgedaan met een andere
foutnummercode dan 11 - 69.
Schakel de camera uit en weer in.
Hebt u de procedure om een Wi-Fi-verbinding tussen
camera's te maken oo
k op de andere camera's uitgevoerd?
Voer de procedure om een Wi-Fi-verbinding tussen camera's te
maken ook op de andere camera's uit.
Ook met camera's waarvan de verbindingsinstellingen bij elkaar
zijn geregistreerd, moet u de procedure voor opnieuw verbinden
op beide camera's uitvoeren als u ze opnieuw verbindt na het
afsluiten van de eerste Wi-Fi-verbinding.
Proberen meerdere camera's een Wi-Fi-verbinding tot stand te
breng
en?
De camera kan met slechts één andere camera tegelijk worden
verbonden via Wi-Fi. Controleer of er geen andere camera in de
buurt is die een verbinding tot stand probeert te brengen en
probeer opnieuw verbinding te maken.
68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal. Start opnieuw.
69: Meerdere wireless LAN-terminals gevonden. Kan
geen verbinding maken. Start opnieuw.
91: Andere fout
101: Kon geen verbinding maken
149
Reageren op foutmeldingen
Heeft de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden genoeg ruimte?
Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Vervang de kaart of zorg ervoor dat er genoeg ruimte
beschikbaar is. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden.
Is de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden vergrendeld?
Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Maak de vergrendeling ongedaan. Probeer vervolgens
de gegevens opnieuw te verzenden.
Controleer of het mapnummer van de camera waarnaar u de
gegevens wilt verzenden 999 is en of het bestandsnummer 9999 is.
Map- of bestandsnamen worden niet automatisch gemaakt. Vervang
de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden.
Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden.
Functioneert de kaart goed?
Vervang de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden.
Kan de ontvangende camera MP4-movies afspelen?
Als de camera waarnaar de gegevens worden verzonden geen
MP4-movies kan afspelen, kunnen deze niet naar de camera
worden verzonden.
Is de camera waarnaar u gegevens wilt verzenden gereed om
gegevens te on
tvangen?
Controleer de status van accu en communicatie in de camera
waarnaar u de gegevens wilt verzenden. Probeer vervolgens de
gegevens opnieuw te verzenden.
Heeft de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzen
den gen
oeg ruimte?
Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Vervang de kaart of zorg ervoor dat er genoeg ruimte
beschikbaar is. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden.
102: Kon geen bestanden verzenden
103: Kon geen bestanden ontvangen
104: Kon geen bestanden ontvangen. Kaart vol
Reageren op foutmeldingen
150
Is de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden vergrendeld?
Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Maak de vergrendeling ongedaan. Probeer vervolgens
de gegevens opnieuw te verzenden.
Controleer of het mapnummer van de camera waarnaar u de
gegevens wilt verzenden 999 is en of het bestandsnummer 9999 is.
Map- of bestandsnamen worden niet automatisch gemaakt. Vervang
de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden.
Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden.
Functioneert de kaart goed?
Vervang de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt
verzenden. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden.
Heeft de doelcamera de verbinding verbroken?
Controleer de communicatiestatus en zet opnieuw een Wi-Fi-
verbinding op tussen de camera's.
Een ander probleem dan foutnummercode 101 tot 108 is
opgetreden terwijl
de camera's met elkaar zijn verbonden.
Zet opnieuw de Wi-Fi-verbinding op tussen de camera.'s.
De doelwebserver beschikt over onvoldoende vrije ruimte.
Verwijder overbodige afbeeldingen van de webserver, controleer
de beschikbare ruimte op de webserver en probeer vervolgens de
gegevens opnieuw te verzenden.
105:
Kon geen bestanden ontvangen. Kaart schrijfbeveiligd
106: Kon geen bestanden ontvangen. Map en
bestandsnummer hebben max.waarde bereikt
1
07: Kon geen bestanden ontvangen. Geen toegang tot kaart
108: Verbinding verbroken
109: Er is een fout opgetreden
121: Onvoldoende vrije ruimte op server
151
Reageren op foutmeldingen
Het is mogelijk niet gelukt om de webservice in te stellen.
Sluit de camera op uw computer aan via Wi-Fi of met een
interfacekabel (apart verkrijgbaar) en configureer de instellingen
van de webservice met EOS Utility (pag. 95).
Is registratie-informatie van de camera of de op de camera
gereg
istreerde webservice verwijderd
uit CANON iMAGE
GATEWAY?
Sluit de camera op uw computer aan via Wi-Fi of met een
interfacekabel (apart verkrijgbaar) en configureer de instellingen
van de webservice met EOS Utility (pag. 95).
Het hoofdcertificaat is verlopen of ongeldig.
Sluit de camera op uw computer aan via Wi-Fi of met een
interfacekabel (apart verkrijgbaar) en configureer de instellingen
van de webservice met EOS Utility (pag. 95).
Deze fout wordt mogelijk weergegeven wanneer de tijdinstelling
van de camera aanzienlijk verschilt van de werkelijke tijd.
Controleer of de juiste tijd op de camera is ingesteld.
Is er verbinding met het netwerk?
Controleer de verbindingsstatus van het netwerk.
Er wordt onderhoud gepleegd aan CANON iMAGE GATEWAY
of de belasting is t
ijdelijk geconcentreerd.
Probeer later opnieuw verbinding te maken met de webservice.
122:
Maak verbinding met een computer en corrigeer de
instellingen voor de webservice met de EOS-software.
123: Kan niet aanmelden bij webservice. Maak verbinding
met een computer en corrigeer de instellingen met de
EOS-software.
124:
Ongeldig SSL-certificaat. Maak verbinding met een
computer en corrigeer de instellingen met de EOS-software.
125: Controleer de netwerkinstellingen
126: Kon geen verbinding maken met server
Reageren op foutmeldingen
152
Tijdens het verbinden met de webservice heeft zich een ander
probleem voorgedaan dan foutnummercode 121 t/m 126.
Probeer de Wi-Fi-verbinding met de webservice te herstellen.
Is de printer bezig met printen?
Probeer nogmaals de Wi-Fi-verbinding met de printer op te zetten
nadat het afdrukproces is voltooid.
Heeft een andere camera verbinding gemaakt met de printer
via Wi-Fi?
Probeer nogmaals de Wi-Fi-verbinding met de printer op te zetten
nadat de Wi-Fi-verbinding met de andere camera is verbroken.
Is de printer ingeschakeld?
Probeer nogmaals de Wi-Fi-verbinding op te zetten nadat de
printer is ingeschakeld.
127: Er is een fout opgetreden
141: Printer is bezig. Probeer opnieuw verbinding te
maken.
142: Kon printergegevens niet inlezen. Maak opnieuw
verbinding en herhaal de opdracht.
153
Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen
oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan
contact op met uw dealer of Canon Service Center.
Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kunt u de camera niet gebruiken
door deze te verbinden met Connect Station, een computer of een
ander apparaat met een interfacekabel. Verbreek de Wi-Fi-
verbinding voordat u een interfacekabel aansluit.
Als de camera is aangesloten op Connect Station, een computer of
een ander
apparaat met een
interfacekabel, kunt u
[51: Inst. draadloze commu
nicatie]. Ontkoppel de
interfacekabel voordat u de instellingen configureert.
Met een actieve Wi-Fi-verbinding zijn handelingen zoals opnemen
en weergeven niet mogelijk.
Verbreek de Wi-Fi-verbinding en voer de bewerking vervolgens uit.
Als u de instellingen hebt gewijzigd of een andere instelling hebt
geselecteerd, is het niet mogelijk om opnieuw verbinding te maken,
zelfs wanneer u dezelfde camera en dezelfde smartphone gebruikt en
ook dezelfde SSID selecteert. Verwijder de verbindingsinstellingen
voor de camera uit de Wi-Fi-instellingen op de smartphone en stel de
verbinding opnieuw in.
Als Camera Connect nog actief is terwijl u de verbinding opnieuw
instelt, wordt er mogelijk geen verbinding tot stand gebracht. In dat
geval start u Camera Connect opnieuw.
Problemen oplossen
Kan geen gebruik maken van een apparaat
dat via een interfacekabel is aangesloten.
Kan [Inst. draadloze communicatie] niet selecteren.
Bewerkingen zoals opnamen maken
en weergave zijn niet mogelijk.
Kan niet opnieuw verbinding maken
met een smartphone.
Problemen oplossen
154
Een eerder gekoppelde smartphone kan niet opnieuw met de
camera worden gekoppeld als de registratie van de camera op de
smartphone is behouden. Verwijder in dat geval de registratie van
de camera die is behouden in de Bluetooth-instellingen op de
smartphone en probeer opnieuw te koppelen (pag. 19).
Kan niet koppelen met een smartphone.
155
Als de verzendsnelheid afneemt, de verbinding wordt verbroken of andere
problemen optreden bij het gebruik van draadloze communicatiefuncties,
kunt u de volgende suggesties voor oplossingen proberen.
Als de camera te ver uit de buurt is van de smartphone, wordt een Wi-Fi-verbinding
mogelijk niet opgezet, zelfs als een Bluetooth-verbinding mogelijk is. Breng in dat
geval camera en smartphone dichter bij elkaar en zet een Wi-Fi-verbinding op.
Bij gebruik binnenshuis installeert u het apparaat in de ruimte waar
u de camera gebruikt.
Plaats het apparaat op een plek waar geen mensen of voorwerpen
tussen het apparaat en de camera
kunnen komen.
Als de Wi-Fi-verzendsnelheid afneemt door een van de volgende
elektronische apparaten, scha
kel deze dan uit of vergroot de afstand tot
de apparaten om de communicatie te verzenden.
De camera communiceert over Wi-Fi via IEEE 802.11b/g/n met
radiogolven op de 2,4 GHz-band. Hierdoor zal de Wi-Fi-
verzendsnelheid afnemen als er Bluetooth-apparaten,
magnetronovens, draadloze telefoons, microfoons, smartphones,
andere camera's of soortgelijke apparaten in de buurt gebruikmaken
van dezelfde frequentieband.
Zorg ervoor dat de IP-adressen van de camera’s verschillend zijn
wanneer u via Wi-Fi met meerdere camera's verbinding maakt met
één access point.
Wanneer meerdere camera’s verbonden zijn met één access point
via Wi-Fi, neemt de transmissiesnelheid af.
Wanneer er meerdere access points met IEEE 802.11b/g/n
(2,4 GHz-band) zijn moet u een ruimte van vijf kanalen laten tussen
elk Wi-Fi-kanaal om verstoring van de radiogolven te beperken.
Gebruik bijvoorbeeld kanaal 1, 6 en 11, kanaal 2 en 7 of kanaal 3 en 8.
Opmerkingen over de draadloze
communicatiefunctie
Afstand tussen camera en smartphone
Installatielocatie van de antenne voor het access point
Elektronische apparaten in de buurt van het access point
Aandachtspunten bij het gebruik van meerdere camera's
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie
156
Wanneer [Wi-Fi] wordt ingesteld op [Inschakelen], wordt
beeldoverdracht via een Eye-Fi-kaart uitgeschakeld.
Wanneer de [Bluetooth
-functie] is ingesteld op [Op afstand] om
de draadloze afstandsbediening BR-E1 te gebruiken, kan de
camera geen verbinding maken met een smartphone via
Bluetooth.
Gebruik van een Eye-Fi-kaart
Gebruik van de draadloze afstandsbediening BR-E1
157
Als de beveiligingsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen de
volgende problemen optreden.
Bekijken van de overdracht
Derden met slechte bedoelingen kunnen de Wi-Fi-overdrachten
op
sporen en proberen om d
e gegevens op te halen die u verzendt.
Ongeoorloofde netwerktoegang
Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang
kr
ijgen tot het netwerk dat u gebruikt e
n informatie stelen, wijzigen
of vernietigen. U kunt daarnaast ook het slachtoffer worden van
andere ongeoorloofde toegang zoals imitatie (waarbij iemand een
andere identiteit aanneemt om ongeoorloofde toegang te krijgen
tot informatie) en springplankaanvallen (waarbij iemand
ongeoorloofde toegang krijgt tot uw netwerk als een springplank
om hun sporen uit te wissen terwijl ze in andere systemen
inbreken).
Het wordt aanbevolen om uw netwerk vo
ldoende te beveiligen om dit
soort problemen te vermijden.
Beveiliging
158
Windows
Open de [Opdrachtpr
ompt] van Windows, typ ipconfig/all en druk
op de <Enter>-toets.
Behalve het aan de computer toegewezen IP-adres, worden ook het
subnetmasker
, de gateway en de DNS-
server getoond.
Mac OS
Open in Mac OS X de toepassing [Te
rmi
nal], typ ifconfig -a en druk
op <Return>. Het IP-adres dat aan de computer is toegewezen,
staat onder het item [en0] naast [inet], in de indeling ***.***.***.***.
* Raadpleeg de Help van Mac OS X voor meer informatie over de toepassing
[Terminal].
Om te voorkomen dat hetzelfde IP-adres wordt gebruikt voor de
computer en andere netwerkapparatuur, wijzigt u het laatste getal in het
IP-adres bij het configureren van het IP-adres dat aan de camera wordt
toegewezen tijdens de bewerkingen die op pagina 163 worden
beschreven.
Netwerkinstellingen controleren
Voorbeeld: 192.168.1.10
159
12
Referentie
160
Op het scherm [Inst. draadloze communicatie] kunt u de volgende
draadloze communicatiefuncties instellen:
Druk op de knop <M>, selecteer [Inst. draadlo
ze communicatie]
in tabblad [51], druk daarna op <0>.
Wi-Fi-instellingen
Zie de volgende pagina.
Wi-Fi-functie
De volgende Wi-Fi-functies zijn beschikbaar:
Communiceren met een smartphone
Beelden tussen camera's verzenden
Afstandsbediening (EOS Utility)
Afdrukken van Wi-Fi-printer
Beelden naar een webservice versturen
Bluetooth-functie (pag. 19)
Toont het scherm [Bluet
ooth-functie]
waarop u de Bluetooth-functies kunt
controleren of instellen.
Beelden naar smartphone
verzenden (pag. 42)
Wanneer de camera op een smartphone
is aangesloten, gebruikt u deze functie
om opnamen die op de camera zijn
opgeslagen
, naar de smartphone te
verzenden.
Bijnaam (pag. 13)
Met het virtueel toetsenbord kunt u de
bijnaam van het apparaat ver
anderen
(pag. 162).
Wis instellingen (pag. 136)
Wis alle draadloze communicatie-
instellingen.
Het scherm [Inst. draadloze communicatie]
161
Wi-Fi
U kunt instellen of u de draadloze
communicatiefunctie wilt
[Inschakelen] of [Uitschakelen].
Als het gebruik van elektronische en
draadloze app
araten is verboden,
zoals in ee
n vliegtuig of ziekenhuis,
stelt u deze optie in op
[Uitschakelen].
NFC-verbinding (pag. 29)
U kunt instellen of u de NFC-verbinding
wilt [Inschakelen] of [Uit
schakelen].
Wachtwoord
Stel in op [Geen] om een Wi-Fi-
verbinding zonder wachtwoord te
kunnen opzetten (behalve wanneer via
Wi-Fi verbinding wordt gemaakt met een
access point of wanneer een Wi-Fi-
verbinding tot stand wordt gebracht via
Bluetooth met gebruik van een iOs-
smartphone).
Verbindingshistorie
U kunt instellen of u de historie van de
met Wi-Fi verbonden apparaten wilt
[Weergeven] of [Verbergen].
MAC-adres
U kunt het MAC-adres van de camera
weergeven.
Het scherm [Instellingen Wi-Fi]
162
Het invoergebied wijzigen
Druk op de knop <g> om tussen
het bovenste en onder
ste
invoergebied te wisselen.
De cursor verplaatsen
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en
<Z> in het bovenste gebied om de
cursor
te verplaatsen.
Tekst invoeren
Druk in het onderste invoergebied op de toetsen <W> <X> of <Y>
en <Z> om een teken
te selecteren en druk vervolgens op <0>
om het teken in te voeren.
Met [*/*] rechtsboven in het scherm kunt u zien hoeveel tekens u
hebt ingevoerd en hoeveel u er nog kunt invoeren.
De invoermodus wijzigen*
Selecteer [E] recht
sonder in
het onderste invoergebied. Elke
keer dat u op <0> drukt, wordt de invoermodus als volgt
gewijzigd: kleine letters 9 cijfers/symbolen 1 9 cijfers/symbolen 2
9 hoofdletters.
* Wanneer [Aanraakbediening: Uitschakelen] is ingesteld, kunt u alle
tekens in één scherm invoeren.
Een teken verwijderen
Druk op de knop <L> om één teken te verwijderen.
T
ekstinvoer voltooien
Druk op de knop <M> om de invoer te bevestigen
en af te
sluiten. Als het bevestigingsdialoogvenster wordt weergegeven,
selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
De tekstinvoer annuleren
Druk op de knop <B> om tekstinvo
er te annuleren en het
scherm te verlaten. Als het bevestigingsdialoogvenster wordt
weergegeven, selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
Het virtuele toetsenbord gebruiken
163
Stel de IP-adresinstellingen handmatig in. De items die worden
weergegeven, variëren afhankelijk van de Wi-Fi-functie.
1
Selecteer [Handm. Instellen].
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
2
Selecteer het item dat u wilt
instellen.
Selecteer een item en druk op
<0>. Het invoerscherm voor cijfers
wordt weergegeven.
Als u een gateway wilt gebruiken,
selecteert u [Inschakelen],
vervolgens [Adres] en drukt u op
<0>.
3
Voer de gewenste waarden in.
Draai aan het instelwiel <
6
> om een
invoerpositie in het bovenste gedeelte te
selecteren en druk op de pijltjestoetsen
<
Y
> en <
Z
> om het nummer te
selecteren. Druk op <
0
> om het
geselecteerde cijfer in te voeren.
Druk op de knop <M> om de
ingevoerde waarden op te slaan en
terug te keren naar het scherm van
stap 2.
Het IP-adres handmatig instellen
Het IP-adres handmatig instellen
164
4
Selecteer [OK].
Wanneer u alle nodige items hebt
ingesteld, selecteert u [OK] en drukt u
op <0>.
Het instellingen
scherm voor de
Wi-F
i-functie wordt weergegeven
(pag. 113).
Indien
u niet zeker weet wat u moet
invoeren, raadpleegt u de p
agina
“Netwerkinstellingen controleren”
(pag. 158) of vraagt u de
netwerkbeheerder of een andere
persoon die kennis van het netw
erk
heeft om hulp.
165
De status van de draadloze verbinding wordt weergegeven op het LCD-
scherm en <k> lamp.
Status draadloze verbinding
Communicatiestatus
LCD-scherm <k>-lampje
Wi-Fi-functie
Sterkte van
draadloos
signaal
Wi-Fi-functie
Geen
verbinding
Wi-Fi:
Uitschakelen
Uit
Uit
Wi-Fi:
Inschakelen
Verbinden (Knippert) Knippert
Verbonden Aan
Gegevens verzenden () Knippert snel
Verbindingsfout (Knippert) Knippert vrij snel
Sterkte van draadloos signaal
Scherm Snel instellen Informatiedisplay
gedurende beeldweergave
Sterkte van draadloos signaal
Wi-Fi-functie
LCD-scherm
Bluetooth-functie
Bluetooth-functie
Wi-Fi-functie
wordt ook weergegeven op het scherm voor het verzenden van
beelden.
wordt weergegeven wanneer de camera via Wi-Fi is verbonden met
het toegangspunt.
Voor het weergavescherm en het <k>-lampje tijdens Live View-
opnamen raadpleegt u de Camera-instructiehandleiding.
Status draadloze verbinding
166
Indicator Bluetooth-functie
* Bluetooth is niet verbonden terwijl een Wi-Fi-verbinding is opgezet.
In Camera Connect
Bluetooth-functie Verbindingsstatus LCD-scherm
Anders dan
[Uitschakelen]
Bluetooth
verbonden
Bluetooth niet
verbonden
[Uitschakelen]
Bluetooth niet
verbonden
Niet weergegeven
Bluetooth verbonden
Wi-Fi verbonden
167
9Wi-Fi
Compatibiliteit met IEEE 802.11b/g/n
standaarden:
Overdrachtsmethode: DS-SS-modulatie (IEEE 802.11b)
OFDM-modulatie (IEEE 802.11g/n)
Verzendbereik: Circa 15 m
* Bij communiceren met een smartphone
* Zonder obstakels tussen de zend- en
ont
vangstan
tennes en zonder radiostoring
Overdrachtsfrequentie (centrale frequentie):
Verbindingsmethode: Camera access point modus,
infrastructuur*
* Wi-Fi Protected Setup wordt ondersteund
Beveiliging: Verificatiemethode: Open systeem, Shared Key, WPA/
WPA2-PSK
E
ncryptie: WEP, TKIP, AES
Communicatie met Opnamen kunnen worden bekeken, beheerd en
smart
phone: ontvang
en met een smartphone.
De camera kan op afstand worden bediend met een
smartphone.
Opnamen kunnen naar een smartphone worden
verzonden.
Opnamen overbrengen
Eén opname of geselecteerde opnamen
overbrengen,
naar andere camera: opnamen met gewijzigd formaat overbrengen.
Verbinden met Opnamen kunnen naar Connect Station worden
Connect Station: verzonden en daar worden opgeslagen.
Bediening op afstand
De functies voor bediening op afstand en het bekijken van
met EOS Utility:
opnamen van EOS Utility kunnen draadloos worden gebruikt.
Printen met Wi-Fi- Opnamen kunnen naar een Wi-Fi-printer worden
printers: verzonden.
Opnamen versturen
Opnamen op de camera en koppelingen naar opnamen
naar een Webservice:
kunnen worden verzonden naar webservices worden verstuurd.
9NFC
Compatibiliteit met Conform NFC Forum Type 3/4 Tag (dynamisch)
standaarden:
9Bluetooth
Compatibiliteit met Conform Bluetooth Specification Version 4.1 (Bluetooth
standaarden: lage energie-technologie)
Overdrachtsmethode: GFSK-modulatie
Alle bovenstaande gegevens zijn gebaseerd op de testno
rmen van Canon.
Specificaties
Frequentie Kanalen
2412 tot 2462 MHz 1 tot 11 kanalen
168
9Landen en regio's die het gebruik van de draadloze
communicatiefunctie toestaan
Gebruik van de draadloze communicatiefuncties is beperkt in een aantal landen
en regio's, en illegaal gebruik kan strafbaar zijn krachtens de nationale of lokale
regelgeving. Kijk op de website van Canon waar het gebruik van draadloze
communicatiefuncties is toegestaan, zodat u de regelgeving hieromtrent niet
overtreedt.
Canon is niet aansprakelijk voor eventuele probleme
n die het gevolg zijn van het
gebruik van een draadloze communicatiefunctie in andere landen en regio's.
9Modelnummer
EOS 200D: DS126671
(model met WLAN-module: ES200, model met Bluetooth-module: WM500)
Canon Inc. verklaart hierbij dat deze DS126671 uitrusting voldoet aan de
essentiële vereisten en andere relevante bepalingen van Richtlijn 2014/53/EC.
De volledige tekst van de EU-conformit
eitsverklaring is
beschikbaar op het
volgende internetadres: http://www.canon-europe.com/ce-documentation
Wi-Fi frequentiebereik: 2401 MHz - 2473 MHz
Maximaal afgegeven Wi-Fi-vermogen:
13,64 dBm
Bluetooth-frequentiebereik: 2402 MHz - 2480 MHz
Maximaal afgegeven Bluetooth-vermogen: 7,14 dBm
CANON EUROPA N.V.
Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, Nederland
CANON INC.
30-2, Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
Voorzorgsmaatregelen voor de draadloze
communicatiefunctie
169
Handelsmerken
Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken
van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de
Verenigde Staten en andere landen.
Het Wi-Fi CERTIFIED-logo en het Wi-Fi Protected Setup-symbool zijn
handelsmerken van de Wi-Fi Alliance.
De afkorting WPS in de instellingenschermen van de camera en in deze
handleiding staat voor Wi-Fi Protected Setup.
UPnP is een handelsmerk van de UPnP Implementers Corporation.
Het Bluetooth
-woordmerk en -logo's zijn gedeponeerde handelsmerken
eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en elk gebruik van deze merken door
Canon Inc. is onder licentie. Andere handelsmerken en handelsnamen zijn
die van hun respectievelijke eigenaars.
Het N-Mark is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van NFC
Forum, Inc. in de Verenigde Staten en in andere landen.
Alle overige handelsmerken zijn het eigendom van de respectieve eigenaren.
170
Index
A
Access points............................... 109
Encryptie
................................. 109
Afdrukinstellingen
Aantal exemplaren
.....................90
Beeld optimaliseren
....................89
Datum/bestandsnummering
.......90
Papierinstellingen
....................... 87
Trimmen
.....................................91
Alle beelden op de kaart
verzenden
.........................52, 67, 102
Ander netwerk
...............111, 115, 119
Android
...........................................17
Apparaatgegevens
bewerken
................................56, 134
B
Bediening op afstand ................39, 80
Beeld printen
...................................84
Beelden die kunnen worden
bekeken
..........................................57
Beelden naar een webservice
verzenden
.......................................93
Beelden naar smartphone
verzenden
.......................................42
Beelden verzenden
...42, 44, 46, 62, 97
Beelden verzenden die aan
zoekcriteria voldoen
..........53, 68, 104
Beelden weergeven
........................39
Beeldf. wijz.
.........................49, 64, 99
Bluetooth
...........................15, 18, 165
-adres
.........................................27
Verbinden
...................................19
Bijnaam
...........................13, 135, 160
C
Camera access point modus ........ 123
Camera Connect
...............17, 39, 166
CANON iMAGE GATEWAY
............94
Communiceren met een
smartphone
.................................... 15
Connect Station
.............................. 71
E
EOS Utility................................ 75, 95
Eye-Fi-kaart
.................................... 14
G
Geselecteerde
verzenden
.......................... 48, 63, 98
I
Inst. draadloze communicatie
wissen
.......................................... 136
Instellingen Wi-Fi
.................... 12, 161
Interfacekabel
................................. 14
iOS
................................................. 17
IP-adres
........................ 112, 116, 121
Handmatig inst.
........................ 163
K
Koppelen ............................ 20, 26, 28
M
MAC-adres .......................... 109, 137
N
Netwerkinstellingen ...................... 158
Netwerknaam 9 SSID
NFC
.......................................... 29, 31
O
Opmerkingen over draadloze
communicatie
............................... 155
Opnamen naar een andere camera
overbrengen
................................... 59
Opnieuw verbinden
.............. 126, 128
171
Index
P
PictBridge........................................81
Printer/printen
...........................81, 84
Printopties
.......................................85
Problemen oplossen
.....................139
Pushbutton connection-modus
... 110
R
Reeks verzend..................50, 65, 100
S
Scherm Info bekijken ....................137
Snel instellen
...................................44
SSID
......................24, 35, 76, 82, 118
Sterkte van draadloos signaal
.......165
T
Toetsenbord ..................................162
V
Verbindingshist..............................161
Verbindingsinformatie wissen
.......135
Verbindingsmethode met
PIN-code
.......................................114
Verborgen modus
......................... 109
Verificatie
..................................... 109
W
Wachtwoord
...24, 35, 76, 82, 120, 161
Wi-Fi-knop
.......................................34
Wi-Fi-printer
....................................81
WPS (Wi-Fi Protected Setup)
.......109
PBC-modus
............................. 110
PIN-modus
................................114
Wrg. bld. vrz.
...........43, 45, 47, 62, 97
CANON INC.
30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
Europa, Afrika en het Midden-Oosten
CANON EUROPA N.V.
Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, Nederland
Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over
uw lokale Canon-vestiging
Het product en de bijbehorende garantie worden in Europese landen geleverd door
Canon Europa N.V.
CEL-SX1UA280 © CANON INC. 2017
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172

Canon EOS 200D Handleiding

Type
Handleiding