R = x (2)
30
RH [ft]
(d1 + d2) [inch]
4
R = x (1)
10
RH [m]
(d1 + d2) [mm]
4
7.3.1.1 Berekening van de precisie
Het resultaat (R) van de formule (RH=hoogte vertrek) heeft
betrekking op de precisie in "mm op 10 m" (formule(1)).
Dit resultaat (R) dient binnen de specificatie voor het
apparaatvan3mmop10mteliggen.
7.3.2 Controleren van de nivellering van de voorste
laserstraal
1. Zet het apparaat op een egaal en horizontaal op-
pervlak, circa 20 cm van de wand (A), en richt de
laserstraal op de muur (A).
2. Markeer het snijpunt van de laserlijnen met een kruis
op de muur (A).
3. Draai het apparaat 180° en markeer het snijpunt van
de laserlijnen met een kruis op de tegenoverliggende
muur (B).
4. Zet het apparaat op een egaal en horizontaal op-
pervlak, circa 20 cm van de muur (B), en richt de
laserstraal op de muur (B).
5. Markeer het snijpunt van de laserlijnen met een kruis
op de muur (B).
6. Draai het apparaat 180° en markeer het snijpunt van
de laserlijnen met een kruis op de tegenoverliggende
muur (A).
7. Meetdeafstandd1tussen1en4end2tussen2en
3.
8. Markeer het middelpunt van d1 en d2.
Wanneer de referentiepunten 1 en 3 zich aan ver-
schillende kanten van het middelpunt bevinden, trek
dand2vand1af.
Wanneer de referentiepunten 1 en 3 aan dezelfde
kant van het middelpunt liggen, tel dan d1 bij d2 op.
9. Deel het resultaat door de dubbele waarde van de
lengte van het vertrek.
De maximale fout bedraagt 3 mm op 10 m.
7.3.3 Controleren van de nivellering van de
zijstralen
Herhaal het proces en de berekening van de precisie met
elk van de beide gebogen stralen zoals beschreven bij
7.3.2.
7.3.4 Controleren van de haaksheid
(horizontaal)
1. Plaats het apparaat met de onderste loodstraal op
het centrum van een referentiekruis in het midden
van een ruimte met een afstand van circa 5m tot de
muren, zodat de verticale lijn van de eerste doelplaat
a precies door het middenvan de verticalelaserlijnen
loopt.
2. Fixeer een volgende doelplaat b, of een stuk papier
halverwege het midden. Markeer het middelpunt
(d1) van de rechte gebogen straal.
3. Draai het apparaat van bovenaf gezien nauwkeurig
90° rechtsom. De onderste loodstraal moet op het
midden van hetreferentiekruisblijven en het centrum
van de linker gebogen straal moet precies door de
verticale lijn van de tweede doelplaat a lopen.
4. Markeer het middelpunt (d2) van de rechte gebogen
straal op de doelplaat c.
5. Markeer vervolgens het middelpunt (d3) van het
snijpunt van de laserlijnen op de doelplaat b het
vaste stuk papier van stap 7.
AANWIJZING De horizontale afstand tussen d1 en
d3 mag bij een meetafstand van 5 m maximaal 3
mm bedragen.
6. Draai het apparaat van bovenaf gezien nauwkeurig
180° rechtsom. De onderste loodstraal moet op het
midden van hetreferentiekruisblijven en het centrum
van de rechter gebogen straal moet precies door de
verticale lijn van de eerste doelplaat a lopen.
7. Markeer dan het middelpunt (d4) van de linker ge-
bogen straal op de doelplaat c.
AANWIJZING De horizontale afstand tussen d1 en
d4 mag bij een meetafstand van 5 m maximaal 3
mm bedragen.
AANWIJZING Wanneer d3 zich rechts van d1 be-
vindt, mag de som van de horizontale afstanden
d1-d3 en d2-d4 bij een meetafstand van 5m maxi-
maal 3 mm bedragen.
AANWIJZING Wanneerd3zichlinksvand1be-
vindt, mag het verschil tussen de horizontale afstan-
den d1-d3 en d2-d4 bij een meetafstand van 5m
maximaal 3 mm bedragen.
7.3.5 De kromming van de horizontale lijn
controleren
1. Zet het apparaat aan de rand van een ruimte van
minstens 10 m lang.
AANWIJZING Het vloeroppervlak dient vlak en ho-
rizontaal te zijn.
2. Schakel alle laserstralen in.
3. Fixeer een doelplaat op een afstand van minstens
10mvanhetapparaat,zodathetsnijpuntvande
laserlijnen in het midden van de doelplaat (d0) wordt
weergegeven en de verticale lijn van de doelplaat
precies door het midden van de verticale laserlijn
loopt.
4. Markeer op de bodem met een referentiekruis het
middelpunt van de onderste loodstraal.
5. Draai het apparaat 45°, van bovenaf gezien met de
wijzers van de klok mee. De onderste loodstraal
dient in het midden van het referentiekruis te blijven.
6. Markeer vervolgens op de doelplaat het punt (d1)
waar de horizontale laserlijn de verticale lijn van de
doelplaat raakt.
7. Draai het apparaat nu 90° tegen de wijzers van de
klok in. De onderste loodstraal dient in het midden
van het referentiekruis te blijven.
8. Markeer vervolgens op de doelplaat het punt (d2)
waar de horizontale laserlijn de verticale lijn van de
doelplaat raakt.
nl
67
Printed: 11.04.2016 | Doc-Nr: PUB / 5071430 / 000 / 03