ESAB PEG1 Handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
Handleiding
SAFETY 2..............................................
TECHNICAL DESCRIP TION 3.............................
INSTALLATION 8........................................
OPERATION (Standard and column and boom) 12............
OPERATION (ARISTO 500) 13.............................
TROUBLESHOOTING 14..................................
CONNECTION INSTRUCTIONS FOR PEG1, A6 VEC AND A2 17
SICHERHEIT 19..........................................
TECHNISCHE BESCHREIBUNG 20.........................
INSTALLATION 25........................................
BETRIEB (Standard und Kran) 29...........................
BETRIEB (ARISTO 500) 30................................
FEHLERSUCHE 31.......................................
ANSCHLUSSANLEITUNG FÜR PEG1 UND A6 VEC SOWIE A2 35
SÉCURITÉ 37............................................
DESCRIPTION TECHNIQUE 38............................
INSTALLATION 44........................................
FONCTIONNEMENT (Standard et Potence) 48...............
FONCTIONNEMENT (ARISTO 500) 49......................
RECHERCHE DE PANNES 50.............................
INSTRUCTIONS DE BRANCHEMENT POUR
PEG1, A6 VEC ET A2 54............................
VEILIGHEID 56...........................................
TECHNISCHE BESCHRIJVING 57..........................
INSTALLATIE 63..........................................
GEBRUIK (Standaard en Kraan) 67.........................
GEBRUIK (ARISTO 500) 68................................
STORINGZOEKEN 69.....................................
AANSLUITINSTRUCTIES VOOR
PEG1 EN A6 VEC EVENALS A2 72...................
DIAGRAM - SCHALTPLAN - SCHÉMA - SCHEMA 74.........
Rights reserved to alter specifications without notice.
Änderungen vorbehalten.
Sous réserve de modifications sans avis préalable.
Recht op wijzigingen zonder voorafgaande mededeling voorbehouden.
-- 5 5 --
mmvarnha
WAARSCHUWING
DE VLAMBOOG EN HET SNIJ DEN KUNNEN G EVAARLIJK ZIJN V OOR UZE LF
EN VOOR ANDEREN; DAAROM MOET U VOORZICHTIG ZIJN BIJ HET LASSEN.
VOLG DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VAN UW WERKGEVER OP. ZE
MOETEN GEBASEERD ZIJN OP DE WAARSCHUWINGSTEKST VAN DE
PRODUCENT.
ELECTRISCHE SCHOK -- Kan dodelijk zijn
S Installeer en aard de lasuitrusting volgens de geldende normen.
S Raak delen die onder stroom staan en electroden niet aan met onbedekte
handen of met natte beschermuitrusting.
S Zorg ervoor dat u geïsoleerd staat van de aarde en van het werkstuk.
S Zorg ervoor dat u een veilige werkhouding hebt.
ROOK EN GAS -- Kunnen uw gezondheid schaden
S Zorg ervoor dat u niet met uw gezicht in de lasrook hangt.
S Ververs regelmatig de lucht in de werkruimte en zorg ervoor dat de lasrook
en het gas afgezogen worden.
LICHTSTRALEN -- Kunnen de ogen beschadigen en de huid verbranden
S Bescherm uw ogen en uw lichaam. Gebruik een geschikte lashelm met filter en
draag altijd beschermende kleding.
S Scherm uw werkruimte af met geschikte beschermmiddelen of gordijnen, zodat
niemand anders gewond kan raken.
BRANDGEVAAR
S De vonken kunnen brand veroorzaken. Zorg er daarom voor dat er geen
brandgevaarlijk materiaal in de buurt is.
LAWAAI -- Geluidsoverlast kan het gehoor beschadigen
S Bescherm uw oren. Gebruik gehoorbeschermers of andere gehoorbescherming.
S Waarschuw omstanders voor de gevaren.
BIJ DEFECTEN
S Neem contact op met een vakman.
LEES DEZE GEBRUIKSAANWIJZING GRONDIG DOOR
VOOR U OVERGAAT TOT INSTALLATIE EN G EBRUIK.
BESCHERM UZELF EN DE ANDEREN!
VEILIGHEID
-- 5 6 --
df00f1ha
VEILIGHEID
De gebruiker van een ESAB--lasautomaat draagt de uiteindelijke verantwoordelijk-
heid voor de veiligheidsmaatregelen die van toepassing zijn voor het personeel dat
met o f in de buurt van het systeem werkt.
De inhoud van deze aanbevelingen moet beschouwd worden als een aanvulling op
de normale regels die van toepassing zijn voor een werkplaats.
Alle bediening moet uitgevoerd worden volgens de gegeven instructies, en door per-
soneel dat goed op de hoogte is van de werking van de lasautomaat.
Een verkeerde manoeuvre, veroorzaakt door een verkeerde handeling, of een ver-
keerde inschakeling van een functiesequentie, kan tot een abnormale situatie leiden
waardoor de operateur gewond kan raken en de machine beschadigd kan worden.
1. Al het personeel dat met de machine werkt, moet goed op de hoogte zijn van:
S de bediening
S de plaats van de noodstop
S de werking
S de geldende veiligheidsvoorschriften
Om dit te vergemakkelijken zijn alle elektrische schakelaars, drukknoppen en
potentiometers voorzien van een plaatje of een label dat aangeeft om welk type
geactiveerde beweging of inschakeling het bij de handeling in kwestie gaat.
2. De operateur moet controleren:
S of er zich geen onbevoegden binnen het werkgebied van de lasautomaat be-
vinden, voor hij begint te werken.
S of er niemand op een verkeerde plaats staat wanneer de wagen of de slede
verplaatst worden.
3. In de werkplaats:
S mogen er geen machineonderdelen, gereedschap of ander materiaal liggen
die de operateur kunnen hinderen wanneer hij zich binnen het werkgebied
verplaatst.
S moet alles zo gerangschikt zijn dat aan de eis betreffende de bereikbaarheid
van de noodstop voldaan wordt.
4. Persoonlijke veiligheidsuitrusting
S Draag altijd de voorgeschreven persoonlijke veiligheidsuitrusting zoals b.v.
een lasbril, onontvlambare kleding, lashandschoenen.
S Draag nooit loszittende kleding zoals sjaals, armbanden e.d. die beklemd
kunnen raken.
5. Overig
Onderdelen die onder spanning staan, zijn normaal beveiligd tegen aanraking.
S Controleer of de aangeduide retourleiders goed aangesloten zijn.
S Alleen bevoegd personeel mag aan de elektrische eenheden werken.
S De benodigde brandblusuitrusting moet gemakkelijk bereikbaar zijn op een
duidelijk aangegeven plaats.
S Wanneer de lasautomaat in gebruik is, mag hij niet gesmeerd worden en
mag er geen onderhoud uitgevoerd worden.
TECHNISCHE BESCHRIJVING
-- 5 7 --
dga7d1ha
TECHNISCHE BESCHRIJVING
Bedieningsbox PEG1 wordt samen met de A2 en A6 standaardlasautomaten en las-
kranen gebruikt voor het instellen en controleren van de lasgegevens. Hij wordt ge-
bruikt bij automatisch lassen en gemechaniseerd lassen voor zowel booglassen on-
der poederdek als MIG/MAG--lassen met gelijkstroom of wisselstroom.
In de onderstaande tabel worden de bestelnummers voor de verschillende basisva-
rianten aangegeven en met welke lasautomaten ze gebruikt worden.
Bestelnr. Bedieningsbox PEG1
333 001--884 Bedieningsbox voor A2S Mini Master (A2 SFD, A2 SGD)
333 001--885 Bedieningsbox voor A2S Mini Master en CaB--regelsysteem
333 001--891 Bedieningsbox voor A2 Multitrac (A2 TFD, A2 TGD)
333 001--892 Bedieningsbox voor A2S Mini Master en CaB--regelsysteem
333 001--893 Bedieningsbox voor A2 BFD/BGD
333 001--894 Bedieningsbox voor A2 Mini Master --ARISTO
333 001--895 Bedieningsbox voor A2 MULTITRAC --ARISTO
333 001--896 Bedieningsbox voor A2 MKR RCC
333 001--901 Bedieningsbox voor A6S Arc Master (A6 SFD) en A6S G Master (A6 SGD)
333 001--903 Bedieningsbox voor A6S Arc Master met CaB--regelsysteem
333 001--905 Bedieningsbox voor A6S Arc Master --AC en A6S Tandem Master
333 001--906 Bedieningsbox voor A6S Arc Master RCC
333 001--910 Bedieningsbox voor A6 Mastertrac (A6 TFD, A6 TGD)
333 001--912 Bedieningsbox voor A6B Master (A6 BFD, A6 BGD)
333 001--913 Bedieningsbox voor A6S Arc Master met CaB--regelsysteem
333 001--914 Bedieningsbox voor A6 MKR AC RCC
333 001--915 Bedieningsbox voor A6 MKR RCC
Technische gegevens:
Bedieningsbox PEG1
Aansluitspanning van ESAB: automatische stroombronnen, halfautomatische
stroombronnen of extern
42V, 50--60 Hz
Aansluitvermogen 530 VA
Uitgangsspanning ankercircuit (regelbaar) 0--42 V DC
Uitgangsspanning veldcircuit (omschakelbaar) 36/60 V DC
Uitgangsvermogen (per ankercircuit) effectieve waarde 160 VA
Uitgangsvermogen (per ankercircuit) gemiddelde waarde 155 W
Contactfunctie voor stroomcontactor 7,5 A
Contactfunctie voor (extern gebruik) gasklep 7,5 A
Contactfunctie voor (galvanisch gescheiden) afstandsbediening 2A
Beschermklasse
(Een toestel dat gemerkt is met IP23 is geschikt voor gebruik binnenshuis en
buitenshuis).
IP 23
Max omgevingstemp. 45_C
Gewicht 5,5 kg
Breedte 175 mm
Diepte 255 mm
Hoogte 210 mm
TECHNISCHE BESCHRIJVING
-- 5 8 --
dga7d1ha
Op de voorkant van bedieningsbox PEG1 zitten de v olgende bedienings--
organen:
A01 Potentiometer
voor instellen van de lasstroom.
A02 Elektrische schakelaar
voor manueel instellen van de draad
A03 Potentiometer
voor instellen van de lasspanning.
A04 Elektrische schakelaar
voor verhogen (+) of verlagen (--) van de lasspanning met behulp van de
met een motor bediende potentiometer in de lasstroombron.
Voorinstelling van de lasspanning met elektrische schakelaar A 07 is niet
mogelijk op de manier die wordt beschreven op blz. 59 onder punt 3 (”Pre-
setting”).
A05 Potentiometer
voor instellen van de rijsnelheid.
A06 Elektrische schakelaar
voor kiezen van automatische start, schraapstart, o f manuele start, en voor
kiezen van de rijrichting.
S Positie 1 (automatische start) -- rijbeweging start nadat de boog ontsto-
ken is.
S Positie 2 (schraapstart) -- rijbeweging start tegelijkertijd met de draad-
aanvoer.
S Positie 3 (manuele start) -- rijbeweging start onmiddellijk zonder draad-
aanvoer.
dga7d03a
TECHNISCHE BESCHRIJVING
-- 5 9 --
dga7d1ha
A07 Elektrische schakelaar
voor voorinstelling, zie inschakelinstructies op bladzijde 72.
1. Positie 1 -- ”Voltage feedback”
Normaal bij MIG/MAG --lassen en booglassen onder poederdek en alu-
miniumlassen met kleinere dimensies.
Bij een lasspanning van minder dan 26 V werkt de draadmotor met
een constant toerental dat wordt ingesteld op potentiometer A 03. Ge-
schikt voor aluminiumlassen.
2. Positie 2 -- ”Current feedback”
Normaal bij MIG/MAG --lassen en booglassen onder poederdek en
voor grover aluminiumlassen.
De snelheid van de draadmotor wordt gestuurd door de lasstroom. De
vooraf ingestelde stroomwaarde wordt ingesteld met behulp van po-
tentiometer A 01 (zie positie 3 op bladzijde 59) en is onafhankelijk van
de gebruikte draaddiameter.
3. Positie 3 -- ”Presetting”
Het vooraf instellen van de lasstroom, de lasspanning en de rijsnelheid
gebeurt met behulp van de resp. potentiometers.
S De rijsnelheid kan altijd vooraf ingesteld worden. De rijsnelheid
wordt ingesteld met de potentiometer ”Speed” A 05.
S De lasspanning kan uitsluitend vooraf ingesteld worden in combi-
natie met een lasstroombron die uitgerust is met een voorinstelin-
richting (best.nr. 365 580--880). De lasspanning wordt ingesteld
met behulp van potentiometer V (A 03).
S Vooraf ingestelde lasstroom is uitsluitend mogelijk bij lassen met
de elektrische schakelaar in positie 2.
a. Zet A 07 in positie 3.
b. Stel de lasstroom in met potentiometer A (A 01).
c. Zet A 07 in positie 2 wanneer alle voorinstellingen uitgevoerd
zijn
A08 Drukknop (met gele lamp)
voor starten van het lassen. Het lampje geeft aan dat er lasstroom is. De
knop moet ingedrukt worden tot de boog ontstoken is, d.w.z. de lasstroom
in het circuit vloeit.
A09 Drukknop (rood)
voor stoppen van het lassen
-- Cijferdisplay ”A”
geeft de gemiddelde waarde van de lasstroom in A aan, nauwkeurigheid
1,5% aantal posities 3 (1000 markering + 3 cijfers, max. 1999 A)
TECHNISCHE BESCHRIJVING
-- 6 0 --
dga7d1ha
-- Cijferdisplay ”V”
geeft de ware effectieve waarde (TRUE RMS) van d e lasspanning aan in
V, nauwkeurigheid 1,5%, 3 cijfers
-- Cijferdisplay ”Speed cm/min.”
geeft de gemiddelde waarde van de rijsnelheid aan in cm/min., 3 cijfers.
TECHNISCHE BESCHRIJVING
-- 6 2 --
dga7d1ha
In de bedieningsbox zitten de volgende eenheden:
A Aansluitstrook
voor aansluiten van externe aansluitspanning
-- De displayplaat (printplaat)
is op de binnenkant van het frontstuk geplaatst
D, E Regelaarprintplaten (2 identieke printplaten)
voor resp. draadmotor (D) en loopmotor (E).
S de regelaar is omschakelbaar voor een aantal verschillende motor-
types (zie punt 3 op bladzijde 64)
S de regelaar heeft 2 stroomgrensfuncties.
De ene treedt onmiddellijk (momentaan) in werking wanneer de mo-
torstroom meer dan 20 A bedraagt.
De andere heeft tijdvertraging en is af fabriek ingesteld op 1,5 x de
nominale stroom van de motor.
F Meetprintplaat (printplaat)
G Sequentieprintplaat (printplaat)
H Voedingseenheid, bestaat uit:
A1 Printplaat
A5 Transformator 42 V
-- Zekeringen voor voedingsspanningen
S1,S2 +/ -- 15 V en -- 5 V (1A traag).
S3 + 5 V en projectorlamp (3,15 A traag).
A2 voor primaire voeding van de transformator (1 A traag).
A3 Diodebrug éénfase
A4 Spanningsregelaar
A6 Aansluitstrook
voor aansluitspanning 42 V.
N.B.! De aansluitspanning is aangegeven op de bedieningsbox.
I Plaats voor reserveprintplaat
voorbereide koppelingen volgens schema.
aga7d007
INSTALLATIE
-- 6 3 --
dga7i1ha
INSTALLATIE
BELANGRIJK!
Lees ALLE ingaande handboeken en veiligheidsvoorschriften grondig voor u
alles uitpakt en begint te installeren!
N.B.! Zorg ervoor dat de installatie uitsluitend wordt uitgevoerd door een be-
voegd persoon.
Controleer of de bedieningsbox juist aangesloten is en ingesteld is voor het juiste
doeleinde.
Als dit het geval is, kunt u de maatregelen die in punt 1 t./m. 5 beschreven worden,
overslaan.
1. Demonteren van bedieningsbox PEG1, zie afb. op bladzijde 63.
S Schroef de vier schroeven die het frontstuk (1) op zijn plaats houden los.
S Maak de displayprintplaat (2) los van de meetprintplaat (3) door het 96--polig
printplaatcontact (4) los te maken.
S Maak het frontstuk (1) los van de sequentieprintplaat (5) door het bandkabel-
contact (6) en het contact (7) op de voedingseenheid (8) los te maken.
S Demonteer het achterstuk door eerst alle printplaten te verwijderen en daar-
na de vier schroeven die het achterstuk op zijn plaats houden.
S Let er bij het opnieuw monteren van het frontstuk op dat het flexibele gedeel-
te van de displayprintplaat niet klem komt te zitten. Zet eerst het linker ge-
deelte van het frontstuk op zijn plaats en vouw het daarna naar binnen.
aga7d008
INSTALLATIE
-- 6 4 --
dga7i1ha
2. Aansluitspanning 42 V.
3. Motoren kiezen
Controleer of regelaarprintplaat D voor de draadmotor resp. E voor de rijmotor
aangesloten zijn voor de juiste motor, zoals aangegeven in de tabel en op de
afbeelding op bladzijde 64.
Regelaarprintplaat best. nr. 341 859--880 , --884, --886.
S
Kabel x voor pen 1 voor A6 VEC 8000 omw./min., 4000 omw./min..
S
Kabel x voor pen 1 voor Parvaluxmotor voor rijbeweging (MKR--kraan).
S
Kabel x voor pen 2 voor A6 VEC 2000 omw./min..
S
Kabel x voor pen 2 voor A6 Mastertrac voor rijbeweging.
S
Kabel x voor pen 3 voor A6 VEC 1000 omw./min..
S
Kabel x voor pen 4 voor A2 Elektrolux voor draadbeweging (booglassen onder poe-
derdek)
S
Kabel x voor pen 4 voor A6 VEC, 4000 t.p.m. voor verplaatsing
S
Kabel x voor pen 5 voor A2 Elektrolux voor rijbeweging.
S
Kabel x voor pen 5 voor Dunker-motor voor Multitrac.
S
Kabel x voor pen 6 voor A2 Elektrolux voor draadbeweging (MIG/MAG--
lassen)
S
Kabel B voor pen 7 voor A6 VEC 4000, 2000, 1000 omw./min. voor draadbewe-
ging.
S
Kabel B voor pen 7 voor Parvaluxmotor voor rijbeweging (MKR--kraan).
S
Kabel B voor pen 8 voor alle A2--motoren.
S
Kabel B voor pen 8 voor Dunker--motor voor Multitrac.
S
Kabel B voor pen 8 voor A6 VEC voor rijbeweging.
S
Kabel B voor pen 8 voor Mastertrac voor rijbeweging.
S
Kabel B voor pen 8 voor A6 VEC 8000 omw./min. voor draadbeweging.
S
Kabel B voor pen 8 voor A6 VBE (DK) voor rijbeweging.
S
Kabel B voor pen 9 voor reserve.
aga7d001
Zie ook de tabel voor aansluitinstructies op bladzijde 72.
INSTALLATIE
-- 6 5 --
dga7i1ha
Opm.: De vermelding, b.v.: A 6 VEC 8000 omw./min. betreft het werkelijk toerental bij
42 V (geen ankervariant).
Wanneer kabel x wordt aangesloten op de resp. motor, worden de RI --compensatie
en de stroomgrensfuncties die overeenkomen met de nominale gegevens van d e
gebruikte motor automatisch ingeschakeld.
4. Sequentieprintplaat instellen
S Aan de korte kant van de sequentieprintplaat (tegen het bedieningspaneel)
zit een 3--polige penstrip die verbonden moet worden met een 2--polige bus-
strip.
Onderste pen en middelste pen verbonden
-- Booglassen onder poederdek en MIG/MAG--lassen met gevulde draad.
Bovenste pen en middelste pen verbonden
-- Overig MIG/MAG --lassen en booglassen onder poederdek met TWIN--
boog.
INSTALLATIE
-- 6 6 --
dga7i1ha
5. Externe toestellen (I/O option)
Op de achterkant van de bedieningsbox zitten drie met pluggen afgedichte
openingen, gemerkt met 1, 2 en 3 (zie afb. op bladzijde 61), voor het doorvoeren
van leidingen. Wanneer één van deze ingangen wordt gebruikt, moet de blinde
plug vervangen worden door een afdichtbus van het Pr 15,2 type voor het af-
dichten van de inkomende leiding.
Via aansluitingen op de aansluitstrook van de bedieningsbox kan men het las-
verloop sturen via externe toestellen enz.
Zie schema op blz. 74.
Voor Kraanvariant zie schema op blz. 78.
S Externe noodstop, zie afb. 11 op bladzijde 66.
S Grenspositieschakelaar voor rijbeweging (links of rechts), zie afb. 12 op blad-
zijde 66.
S Externe lasstart.
S Externe lasstop.
S Afstandsbediening van manuele rijbeweging, zie afb. 13 op bladzijde
S Galvanisch gescheiden stroomrelaisfunctie, zie afb. 14 op bladzijde 66.
Sluitende contactfunctie wanneer de lasstroom vloeit.
S Meten van de lasspanning met een meetleiding van het werkstuk naar aan-
sluitstrook B 9. Normaal wordt de lasspanning gemeten via de shuntingang
en aansluiting A 16 pen G.
aga7d005
GEBRUIK (Standaard en Kraan)
-- 6 7 --
dga7o1ha
GEBRUIK (Standaard en Kraan)
1. Zet d e lasautomaat in de startpositie voor de lasnaad in kwestie.
2. Plaats de draad dicht bij het werkstuk met elektrische schakelaar A 02.
3. Knip de draad schuin af.
4. Zet elektrische schakelaar A 0 7 in positie 3 ”Presetting”.
5. Stel de gewenste lasstroom vooraf in met potentiometer A 01.
6. Stel de gewenste rijsnelheid vooraf in met potentiometer A 05.
7. Voor lasstroombron met voorkeuze --inrichting:
S Stel de gewenste lasspanning in met potentiometer A 03.
Voor lasstroombron zonder voorkeuze--inrichting:
S Stel de lasspanning bij met elektrische schakelaar A 04.
8. Zet elektrische schakelaar A 0 7 in positie 1 ”Voltage feedback” of positie 2 ”Cur-
rent feedback”.
9. Kies startwijze en rijrichting met elektrische schakelaar A 06
(positie 1 automatische start, positie 2 schraapstart, positie 3 manuele start).
10. Start het lassen door op de drukknop A 08 te d rukken tot de lasstroom stroomt
en signaallampje A 08 gaat branden.
11. Stop het lassen met behulp van drukknop A 09.
12. Stel de eventuele nabrandtijd in met potentiometer A 22.
13. Wanneer de elektrische schakelaar A 07 in positie 1 ”Voltage feedback” wordt
gebruikt bij het lassen, is vooraf instellen van de lasstroom volgens punt 5 (op
bladzijde 67) niet mogelijk.
S Stel na de lasstart de lasstroom bij met potentiometer A 01.
dga7d03a
GEBRUIK (ARISTO 500)
-- 6 8 --
dga7o1ha
GEBRUIK (ARISTO 500)
1. Zet d e automaat in de startstand met elektrische schakelaar A06 in positie 3.
2. Plaats de draad dicht bij het werkstuk met elektrische schakelaar A02.
3. Zet elektrische schakelaar A07 in de ”Presetting” -positie.
4. Stel de gewenste rijsnelheid vooraf in met potentiometer A05.
5. Kies het gewenste lasprogramma op Aristo 500’s instelbox b.v. MIG/MAG, Pul-
se, Almg, Ar en 1,2 mm.
6. Stel de gewenste draadsnelheid in op Aristo 500’s instelbox.
7. Zet elektrische schakelaar A07 in de ”Welding” -positie.
8. Kies startwijze en rijrichting met elektrische schakelaar A06
(positie 1 automatische start, positie 2 schraapstart, positie 3 manuele start).
9. Start het lassen door op drukknop A08 te drukken tot de lasstroom stroomt en
signaallampje A08 gaat branden.
10. Stel indien nodig de spanning bij met behulp van de spanning verhogen/
verminderen--knoppen op Aristo’s instelbox.
Ook de stroom kan bijgesteld worden met behulp van de draadtoevoer verho-
gen/verminderen--knoppen.
11. Stop het lassen met behulp van drukknop A09.
12. Stel de nabrandtijd bij met potentiometer A22.
dg412094
STORINGZOEKEN
-- 6 9 --
dga7f1ha
STORINGZOEKEN
Uitrusting
S
Zie schema 333 232 op blz. 74.
Voor Kraanvariant zie schema 443 386 op blz. 78.
S
Universeel instrument
S
2 verlengprintplaattypes voor Europees printplaatformaat:
1. Type DIN 41612 form C uitgerust met a--c
2. Type DIN 41612 form D uitgerust met a--c
Controleer
S
of de bedieningsbox juist aangesloten is volgens alle
opmerkingen op diagram 333 232
zie schema 443 386 voor Kraanvariant
S
of de leidingen en aansluitingen van de bedieningsbox en of de ex-
terne toestellen niet beschadigd zijn en juist zijn aangesloten.
S
of de hendels in de gewenste positie staan.
S
of alle voedingsspanningen correct zijn.
Merk op
S
dat het contact met 3 rijen aangesloten is op de displayprintplaat.
Ve rwisseling is niet uitgesloten!
S
dat men geen leidingen op printplaten mag verwijderen wanneer de
spanning ingeschakeld is. W acht na het uitschakelen 20 seconden
voor u iets verwijdert, vastzet e.d..
S
dat de contactrijen van de printplaat als volgt gemerkt zijn:
a = dichtst bij de printplaat
b = middelste rij
c = verst van de printplaat
1 = de bovenste 3(2) contacten
32 = de onderste 3(2) contacten
S
dat de nul van het systeem aangesloten is op de shunt/draad en geen
aardingspotentieel heeft
MOGELIJKE DEFECTEN
1. Symptoom
Zekering A 23 op het achterstuk slaat door bij inschakelen van de
spanning.
Oorzaak 1.1
Kortsluiting in een motorregelaar
Maatregel Meet de weerstand tussen a18 -- a30 op de beide motorregelaars. Als
die minder dan 10 ohm bedraagt, moet u de regelaar vervangen.
Oorzaak 1.2
Kortsluiting in een aandrijf-- of remtransistor.
Maatregel Meet de weerstand tussen de kappen van de aandrijf-- resp. de remtran-
sistoren en één been per keer. De weerstand moet groter zijn dan 10
ohm.
STORINGZOEKEN
-- 7 0 --
dga7f1ha
2. Symptoom Onstabiele of verkeerde waarden op instrument.
Oorzaak 2.1
Meetprintplaat defect.
Maatregel Vervang de meetprintplaat.
Oorzaak 2.2 + 5 V voedingsspanning van de voedingseenheid verkeerd.
Maatregel Vervang de voedingseenheid.
Oorzaak 2.3 Sequentieprintplaat defect
Maatregel Vervang de sequentieprintplaat.
3. Symptoom Draadmotor of loopmotor start niet.
Oorzaak 3.1 Motor defect of verkeerd aangesloten.
Maatregel Maak de stekker van de motor los van de bedieningsbox en controleer
de weerstand tussen pennen A--B. Die moet lager dan 50 ohm zijn.
Oorzaak 3.2 Motorregelaar defect.
Maatregel Vervang de motorregelaar.
Oorzaak 3.3 Sequentieprintplaat defect.
Maatregel Vervang de sequentieprintplaat.
Oorzaak 3.4 Veldwikkeling van de motor defect of verkeerd aangesloten (geldt motor
met veldwikkeling).
Maatregel Controleer de weerstand tussen pen C en D van de stekker van de
motor. Die moet 100 -- 1000 ohm bedragen.
Oorzaak 3.5 Veldspanning ontbreekt (geldt motor met veldwikkeling).
Maatregel Meet de spanning tussen pen C en D. Als die nul is, moet u zekering S 4
op de voedingseenheid vervangen.
4. Symptoom De gasklep werkt niet
Oorzaak 4.1 Gasklep defect. Moet dezelfde bedieningsspanning hebben als de las-
stroombron.
Maatregel Controleer de gasklep en de aansluiting.
Oorzaak 4.2 Sequentieprintplaat defect.
Maatregel Vervang de sequentieprintplaat.
5. Symptoom Signaallampje brandt niet.
Oorzaak 5.1 Lamp defect.
Maatregel Controleer de lamp en de aansluiting.
Oorzaak 5.2 Voedingseenheid defect.
Maatregel Meet de spanning tussen A en B in aansluiting A 18. Moet 6 V AC be-
dragen. Als er geen spanning is, moet u de voedingseenheid controleren
en eventueel de defecte voedingseenheid vervangen. Controleer zeke-
ring S 3 in de voedingseenheid.
6. Symptoom
De hoofdcontactor van de lasstroombron wordt niet bekrachtigd bij
drukken op A 08.
Oorzaak 6.1 Sequentieprintplaat defect.
Maatregel Druk A 08 in. Als de draadmotor start en er geen lasspanning komt van
de lasstroombron, moet de sequentieprintplaat vervangen worden.
STORINGZOEKEN
-- 7 1 --
dga7f1ha
Oorzaak 6.2 Frontstuk of aansluiting defect.
Maatregel
Controleer het circuit (volgens afb. 13 op bladzijde 66) op het achterstuk,
de sequentieprintplaat en het frontstuk.
7. Symptoom
De voorinstelling werkt niet goed.
Oorzaak 7.1 Meetprintplaat defect.
Maatregel Vervang de meetprintplaat.
Oorzaak 7.2 Sequentieprintplaat defect.
Maatregel Vervang de sequentieprintplaat.
8. Symptoom Het display brandt te zwak of te sterk.
Oorzaak 8.1
Zekering S 3 in de voedingseenheid defect.
Maatregel Vervang de zekering.
Oorzaak 8.2 Defecte + 5 V-voeding.
Maatregel Vervang de voedingseenheid.
9. Symptoom Startmoeilijkheden.
Oorzaak 9.1
Slak op de draadpunt.
Maatregel Snij de draad schuin af.
10. Symptoom
Verkeerde lasspanning (resp. te hoog of te laag).
Oorzaak 10.1 Meetprintplaat defect.
Maatregel Vervang de meetprintplaat.
Oorzaak 10.2 Communicatie tussen meetprintplaat en ontvanger defect.
Maatregel
Controleer het circuit volgens de afbeelding op blz. 71.
Oorzaak 10.3 Ontvangerprintplaat defect.
Maatregel Vervang de ontvangerprintplaat.
aga7d004
72
AANSLUITINSTRUCTIES VOOR PEG1 EN A6 VEC EVENALS A2
Draad
Enkele draad
2,5 -- 6mm
Dubbele draad
2x1,2 -- 3,0mm
Gevulde draad
1,2 -- 4mm
Staal -- roestvast
1,2 -- 1,6mm
Aluminium
Band
0,5x30--100mm
Kooldraad
8,0 -- 12,7mm
Lasmethode
Poederboog--
lassen
Poederboog-
lassen
Booglassen met af-
smeltende elektro-
des
Booglassen met af-
smeltende elektrodes
Booglassen
met afsmelten-
de elektrodes
Poederbooglas-
sen
Boogluchtbei-
telen
Stroomsoort
Gelijk-
stroom
Wissel-
stroom
Gelijkstroom Gelijkstroom Gelijkstroom Gelijkstroom Gelijkstroom Gelijkstroom
Elektrische scha-
kelaar
(feed--back)
Stand1of2 Stand 1 Stand1of2 Stand1of2 Stand 1 Stand 1 Stand 2
2--Polige buslijst
Onderste pen en
middelste pen
verbonden
Bovenste pen
en middelste
pen verbonden
Onderste pen en
middelste pen ver-
bonden
Bovenste pen en mid-
delste pen verbonden
Bovenste pen
en middelste
pen verbonden
Onderste pen
en middelste
pen verbonden
Onderste pen
en middelste
pen verbonden
Regelaarkaart-
aansluiting
(A6 VEC)
X--1
B--7
X--1
B--7
X--1
B--7
X--1
B--8
X--1
B--7
X--1
B--8
X--1
B--8
X--1
B--7
X--1
B--7
Overbrengings-
verhouding
(A6 VEC)
156:1
156:1
(74:1)
74:1 74:1 74:1 74:1 74:1 156:1 156:1
Motoranker
omw./min.
(A6 VEC)
4000 4000 4000 8000 4000 8000 8000 4000 4000
Regelaarkaart-
aansluiting
(A2)
X--4
B--8
X--4
B--8
X--6
B--8
X--6
B--8
X--6
B--8
X--6
B--8
-- 8 0 --
dga7e11b
DIAGRAM Ć SCHALTPLAN Ć SCHÉMA Ć SCHEMA
Denomination Bezeichnung Désignation Benaming
A01 Potentiometer Potentiometer Potentiomètre Potentiometer
A02 Switch Schalter Interrupteur Elektrische schakelaar
A03 Potentiometer Potentiometer Potentiomètre Potentiometer
A04 Switch Schalter Interrupteur Elektrische schakelaar
A05 Potentiometer Potentiometer Potentiomètre Potentiometer
A06 Switch Schalter Interrupteur Schakelaar
A07 Switch Schalter Interrupteur Schakelaar
A08 Pushbutton Druckknopf Bouton--poussoir Drukknop
A09 Pushbutton Druckknopf Bouton--poussoir Drukknop
A16 Socket
(control cable)
Anschluß
(Steuerkabel)
Prise
(câble de comman-
de)
Aansluiting
(stuurkabel)
A17 Socket
(gas/flux valve)
Anschluß
(Gas--/Pulverventil)
Prise
(robinet de gaz/van-
neàflux)
Aansluiting
(gas--/poederklep)
A18 Socket (pilot lamp) Anschluß
(Lichtpunktlampe)
Prise
(lampe de guidage)
Aansluiting
(signaallamp)
A19 Socket (travel motor) Anschluß
(Fahrmotor)
Prise (moteur de
translation)
Aansluiting (loopmotor)
A21 Cable Leitung Câble Kabel
A23 Fuse Sicherung Fusible Zekering
A24 Potentiometer Potentiometer Potentiomètre Potentiometer
D Regulator card
(wire feed motor)
Reglerplatine
(Drahtvorschubmo-
tor)
Carte de régulation
(moteur d’avance fil)
Regelprintplaat
(draadaanvoermotor)
E Regulator card
(travel motor)
Reglerplatine
(Fahrmotor)
Carte de régulation
(moteur de transla-
tion)
Regelprintplaat
(loopmotor)
F Meter card Messplatine Cartedemesure Meetprintplaat
G Sequence card Sequenzplatine Carte de séquence Sequentieprintplaat
H Supply unit
All PC--cardså are
keyed, i.e. they can’t
b
e
i
n
s
e
r
t
e
d
i
n
t
h
e
Stromversorgungs-
einheit
Sämtliche Platinen
sind verschlüsselt,
d
h
k
ö
n
n
e
n
n
i
c
h
t
i
n
Groupe d’alimenta-
tion
Toutes les cartes de
circuits imprimés
s
o
n
t
a
c
c
o
r
d
é
e
s
p
o
u
r
Voedingseenheid
Alle printplaten zijn
gesleuteld, d.w.z. dat
z
e
n
i
e
t
o
p
d
e
v
e
r
k
e
e
r
d
e
be inserted in the
wrong terminal.
d.h. können nicht in
den falchen Ansch-
luss eingeführt wer-
den
sont accord
é
es pour
qu’il soit impossible
de les enfoncer au
mauvais connecteur.
ze niet op de
v
erkeerde
plaats geplaatst kunnen
worden.

Documenttranscriptie

SAFETY . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . TECHNICAL DESCRIPTION . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . INSTALLATION . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . OPERATION (Standard and column and boom) . . . . . . . . . . . . OPERATION (ARISTO 500) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . TROUBLESHOOTING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . CONNECTION INSTRUCTIONS FOR PEG1, A6 VEC AND A2 2 3 8 12 13 14 17 SICHERHEIT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . TECHNISCHE BESCHREIBUNG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . INSTALLATION . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . BETRIEB (Standard und Kran) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . BETRIEB (ARISTO 500) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . FEHLERSUCHE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ANSCHLUSSANLEITUNG FÜR PEG1 UND A6 VEC SOWIE A2 19 20 25 29 30 31 35 SÉCURITÉ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . DESCRIPTION TECHNIQUE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . INSTALLATION . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . FONCTIONNEMENT (Standard et Potence) . . . . . . . . . . . . . . . FONCTIONNEMENT (ARISTO 500) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . RECHERCHE DE PANNES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . INSTRUCTIONS DE BRANCHEMENT POUR PEG1, A6 VEC ET A2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 38 44 48 49 50 VEILIGHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . TECHNISCHE BESCHRIJVING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . INSTALLATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . GEBRUIK (Standaard en Kraan) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . GEBRUIK (ARISTO 500) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . STORINGZOEKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . AANSLUITINSTRUCTIES VOOR PEG1 EN A6 VEC EVENALS A2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 57 63 67 68 69 DIAGRAM - SCHALTPLAN - SCHÉMA - SCHEMA . . . . . . . . . 74 Rights reserved to alter specifications without notice. Änderungen vorbehalten. Sous réserve de modifications sans avis préalable. Recht op wijzigingen zonder voorafgaande mededeling voorbehouden. 54 72 WAARSCHUWING DE VLAMBOOG EN HET SNIJDEN KUNNEN GEVAARLIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN; DAAROM MOET U VOORZICHTIG ZIJN BIJ HET LASSEN. VOLG DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VAN UW WERKGEVER OP. ZE MOETEN GEBASEERD ZIJN OP DE WAARSCHUWINGSTEKST VAN DE PRODUCENT. ELECTRISCHE SCHOK -- Kan dodelijk zijn S S S S Installeer en aard de lasuitrusting volgens de geldende normen. Raak delen die onder stroom staan en electroden niet aan met onbedekte handen of met natte beschermuitrusting. Zorg ervoor dat u geïsoleerd staat van de aarde en van het werkstuk. Zorg ervoor dat u een veilige werkhouding hebt. ROOK EN GAS -- Kunnen uw gezondheid schaden S S Zorg ervoor dat u niet met uw gezicht in de lasrook hangt. Ververs regelmatig de lucht in de werkruimte en zorg ervoor dat de lasrook en het gas afgezogen worden. LICHTSTRALEN -- Kunnen de ogen beschadigen en de huid verbranden S S Bescherm uw ogen en uw lichaam. Gebruik een geschikte lashelm met filter en draag altijd beschermende kleding. Scherm uw werkruimte af met geschikte beschermmiddelen of gordijnen, zodat niemand anders gewond kan raken. BRANDGEVAAR S De vonken kunnen brand veroorzaken. Zorg er daarom voor dat er geen brandgevaarlijk materiaal in de buurt is. LAWAAI -- Geluidsoverlast kan het gehoor beschadigen S S Bescherm uw oren. Gebruik gehoorbeschermers of andere gehoorbescherming. Waarschuw omstanders voor de gevaren. BIJ DEFECTEN S Neem contact op met een vakman. LEES DEZE GEBRUIKSAANWIJZING GRONDIG DOOR VOOR U OVERGAAT TOT INSTALLATIE EN GEBRUIK. BESCHERM UZELF EN DE ANDEREN! mmvarnha -- 55 -- VEILIGHEID VEILIGHEID De gebruiker van een ESAB--lasautomaat draagt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de veiligheidsmaatregelen die van toepassing zijn voor het personeel dat met of in de buurt van het systeem werkt. De inhoud van deze aanbevelingen moet beschouwd worden als een aanvulling op de normale regels die van toepassing zijn voor een werkplaats. Alle bediening moet uitgevoerd worden volgens de gegeven instructies, en door personeel dat goed op de hoogte is van de werking van de lasautomaat. Een verkeerde manoeuvre, veroorzaakt door een verkeerde handeling, of een verkeerde inschakeling van een functiesequentie, kan tot een abnormale situatie leiden waardoor de operateur gewond kan raken en de machine beschadigd kan worden. 1. Al het personeel dat met de machine werkt, moet goed op de hoogte zijn van: S de bediening S de plaats van de noodstop S de werking S de geldende veiligheidsvoorschriften Om dit te vergemakkelijken zijn alle elektrische schakelaars, drukknoppen en potentiometers voorzien van een plaatje of een label dat aangeeft om welk type geactiveerde beweging of inschakeling het bij de handeling in kwestie gaat. 2. De operateur moet controleren: S of er zich geen onbevoegden binnen het werkgebied van de lasautomaat bevinden, voor hij begint te werken. S of er niemand op een verkeerde plaats staat wanneer de wagen of de slede verplaatst worden. 3. In de werkplaats: S mogen er geen machineonderdelen, gereedschap of ander materiaal liggen die de operateur kunnen hinderen wanneer hij zich binnen het werkgebied verplaatst. S moet alles zo gerangschikt zijn dat aan de eis betreffende de bereikbaarheid van de noodstop voldaan wordt. 4. Persoonlijke veiligheidsuitrusting S Draag altijd de voorgeschreven persoonlijke veiligheidsuitrusting zoals b.v. een lasbril, onontvlambare kleding, lashandschoenen. S Draag nooit loszittende kleding zoals sjaals, armbanden e.d. die beklemd kunnen raken. 5. Overig Onderdelen die onder spanning staan, zijn normaal beveiligd tegen aanraking. S Controleer of de aangeduide retourleiders goed aangesloten zijn. S Alleen bevoegd personeel mag aan de elektrische eenheden werken. S De benodigde brandblusuitrusting moet gemakkelijk bereikbaar zijn op een duidelijk aangegeven plaats. S Wanneer de lasautomaat in gebruik is, mag hij niet gesmeerd worden en mag er geen onderhoud uitgevoerd worden. df00f1ha -- 56 -- TECHNISCHE BESCHRIJVING TECHNISCHE BESCHRIJVING Bedieningsbox PEG1 wordt samen met de A2 en A6 standaardlasautomaten en laskranen gebruikt voor het instellen en controleren van de lasgegevens. Hij wordt gebruikt bij automatisch lassen en gemechaniseerd lassen voor zowel booglassen onder poederdek als MIG/MAG--lassen met gelijkstroom of wisselstroom. In de onderstaande tabel worden de bestelnummers voor de verschillende basisvarianten aangegeven en met welke lasautomaten ze gebruikt worden. Bestelnr. Bedieningsbox PEG1 333 001--884 Bedieningsbox voor A2S Mini Master (A2 SFD, A2 SGD) 333 001--885 333 001--891 333 001--892 333 001--893 333 001--894 333 001--895 333 001--896 Bedieningsbox voor A2S Mini Master en CaB--regelsysteem Bedieningsbox voor A2 Multitrac (A2 TFD, A2 TGD) Bedieningsbox voor A2S Mini Master en CaB--regelsysteem Bedieningsbox voor A2 BFD/BGD Bedieningsbox voor A2 Mini Master --ARISTO Bedieningsbox voor A2 MULTITRAC --ARISTO Bedieningsbox voor A2 MKR RCC 333 001--901 333 001--903 333 001--905 333 001--906 333 001--910 333 001--912 333 001--913 333 001--914 333 001--915 Bedieningsbox voor A6S Arc Master (A6 SFD) en A6S G Master (A6 SGD) Bedieningsbox voor A6S Arc Master met CaB--regelsysteem Bedieningsbox voor A6S Arc Master --AC en A6S Tandem Master Bedieningsbox voor A6S Arc Master RCC Bedieningsbox voor A6 Mastertrac (A6 TFD, A6 TGD) Bedieningsbox voor A6B Master (A6 BFD, A6 BGD) Bedieningsbox voor A6S Arc Master met CaB--regelsysteem Bedieningsbox voor A6 MKR AC RCC Bedieningsbox voor A6 MKR RCC Technische gegevens: Bedieningsbox PEG1 Aansluitspanning van ESAB: automatische stroombronnen, halfautomatische stroombronnen of extern Aansluitvermogen Uitgangsspanning ankercircuit (regelbaar) Uitgangsspanning veldcircuit (omschakelbaar) Uitgangsvermogen (per ankercircuit) effectieve waarde Uitgangsvermogen (per ankercircuit) gemiddelde waarde 42V, 50--60 Hz 530 VA 0--42 V DC 36/60 V DC 160 VA 155 W Contactfunctie voor stroomcontactor Contactfunctie voor (extern gebruik) gasklep Contactfunctie voor (galvanisch gescheiden) afstandsbediening 7,5 A 7,5 A 2A Beschermklasse (Een toestel dat gemerkt is met IP23 is geschikt voor gebruik binnenshuis en buitenshuis). IP 23 Max omgevingstemp. Gewicht Breedte Diepte Hoogte dga7d1ha 45_C 5,5 kg 175 mm 255 mm 210 mm -- 57 -- TECHNISCHE BESCHRIJVING Op de voorkant van bedieningsbox PEG1 zitten de volgende bedienings-organen: A 01 Potentiometer voor instellen van de lasstroom. A 02 Elektrische schakelaar voor manueel instellen van de draad A 03 Potentiometer voor instellen van de lasspanning. A 04 Elektrische schakelaar voor verhogen (+) of verlagen (--) van de lasspanning met behulp van de met een motor bediende potentiometer in de lasstroombron. Voorinstelling van de lasspanning met elektrische schakelaar A 07 is niet mogelijk op de manier die wordt beschreven op blz. 59 onder punt 3 (”Presetting”). A 05 Potentiometer voor instellen van de rijsnelheid. A 06 Elektrische schakelaar voor kiezen van automatische start, schraapstart, of manuele start, en voor kiezen van de rijrichting. S S S Positie 1 (automatische start) -- rijbeweging start nadat de boog ontstoken is. Positie 2 (schraapstart) -- rijbeweging start tegelijkertijd met de draadaanvoer. Positie 3 (manuele start) -- rijbeweging start onmiddellijk zonder draadaanvoer. dga7d03a dga7d1ha -- 58 -- TECHNISCHE BESCHRIJVING A 07 Elektrische schakelaar voor voorinstelling, zie inschakelinstructies op bladzijde 72. 1. Positie 1 -- ”Voltage feedback” Normaal bij MIG/MAG--lassen en booglassen onder poederdek en aluminiumlassen met kleinere dimensies. Bij een lasspanning van minder dan 26 V werkt de draadmotor met een constant toerental dat wordt ingesteld op potentiometer A 03. Geschikt voor aluminiumlassen. 2. Positie 2 -- ”Current feedback” Normaal bij MIG/MAG--lassen en booglassen onder poederdek en voor grover aluminiumlassen. De snelheid van de draadmotor wordt gestuurd door de lasstroom. De vooraf ingestelde stroomwaarde wordt ingesteld met behulp van potentiometer A 01 (zie positie 3 op bladzijde 59) en is onafhankelijk van de gebruikte draaddiameter. 3. Positie 3 -- ”Presetting” Het vooraf instellen van de lasstroom, de lasspanning en de rijsnelheid gebeurt met behulp van de resp. potentiometers. S De rijsnelheid kan altijd vooraf ingesteld worden. De rijsnelheid wordt ingesteld met de potentiometer ”Speed” A 05. S De lasspanning kan uitsluitend vooraf ingesteld worden in combinatie met een lasstroombron die uitgerust is met een voorinstelinrichting (best.nr. 365 580--880). De lasspanning wordt ingesteld met behulp van potentiometer V (A 03). S Vooraf ingestelde lasstroom is uitsluitend mogelijk bij lassen met de elektrische schakelaar in positie 2. a. Zet A 07 in positie 3. b. Stel de lasstroom in met potentiometer A (A 01). c. Zet A 07 in positie 2 wanneer alle voorinstellingen uitgevoerd zijn A 08 Drukknop (met gele lamp) voor starten van het lassen. Het lampje geeft aan dat er lasstroom is. De knop moet ingedrukt worden tot de boog ontstoken is, d.w.z. de lasstroom in het circuit vloeit. A 09 Drukknop (rood) voor stoppen van het lassen -- Cijferdisplay ”A” geeft de gemiddelde waarde van de lasstroom in A aan, nauwkeurigheid 1,5% aantal posities 3 (1000 markering + 3 cijfers, max. 1999 A) dga7d1ha -- 59 -- TECHNISCHE BESCHRIJVING -- Cijferdisplay ”V” geeft de ware effectieve waarde (TRUE RMS) van de lasspanning aan in V, nauwkeurigheid 1,5%, 3 cijfers -- Cijferdisplay ”Speed cm/min.” geeft de gemiddelde waarde van de rijsnelheid aan in cm/min., 3 cijfers. dga7d1ha -- 60 -- TECHNISCHE BESCHRIJVING In de bedieningsbox zitten de volgende eenheden: A Aansluitstrook voor aansluiten van externe aansluitspanning -- De displayplaat (printplaat) is op de binnenkant van het frontstuk geplaatst D, E Regelaarprintplaten (2 identieke printplaten) voor resp. draadmotor (D) en loopmotor (E). S S de regelaar is omschakelbaar voor een aantal verschillende motortypes (zie punt 3 op bladzijde 64) de regelaar heeft 2 stroomgrensfuncties. De ene treedt onmiddellijk (momentaan) in werking wanneer de motorstroom meer dan 20 A bedraagt. De andere heeft tijdvertraging en is af fabriek ingesteld op 1,5 x de nominale stroom van de motor. F Meetprintplaat (printplaat) G Sequentieprintplaat (printplaat) H Voedingseenheid, bestaat uit: A 1 Printplaat A 5 Transformator 42 V -- Zekeringen voor voedingsspanningen S 1,S 2 S3 A2 +/-- 15 V en -- 5 V (1A traag). + 5 V en projectorlamp (3,15 A traag). voor primaire voeding van de transformator (1 A traag). A 3 Diodebrug éénfase A 4 Spanningsregelaar A 6 Aansluitstrook voor aansluitspanning 42 V. N.B.! De aansluitspanning is aangegeven op de bedieningsbox. I Plaats voor reserveprintplaat voorbereide koppelingen volgens schema. aga7d007 dga7d1ha -- 62 -- INSTALLATIE INSTALLATIE BELANGRIJK! Lees ALLE ingaande handboeken en veiligheidsvoorschriften grondig voor u alles uitpakt en begint te installeren! N.B.! Zorg ervoor dat de installatie uitsluitend wordt uitgevoerd door een bevoegd persoon. Controleer of de bedieningsbox juist aangesloten is en ingesteld is voor het juiste doeleinde. Als dit het geval is, kunt u de maatregelen die in punt 1 t./m. 5 beschreven worden, overslaan. 1. Demonteren van bedieningsbox PEG1, zie afb. op bladzijde 63. S Schroef de vier schroeven die het frontstuk (1) op zijn plaats houden los. S Maak de displayprintplaat (2) los van de meetprintplaat (3) door het 96--polig printplaatcontact (4) los te maken. S Maak het frontstuk (1) los van de sequentieprintplaat (5) door het bandkabelcontact (6) en het contact (7) op de voedingseenheid (8) los te maken. S Demonteer het achterstuk door eerst alle printplaten te verwijderen en daarna de vier schroeven die het achterstuk op zijn plaats houden. S Let er bij het opnieuw monteren van het frontstuk op dat het flexibele gedeelte van de displayprintplaat niet klem komt te zitten. Zet eerst het linker gedeelte van het frontstuk op zijn plaats en vouw het daarna naar binnen. aga7d008 dga7i1ha -- 63 -- INSTALLATIE 2. Aansluitspanning 42 V. 3. Motoren kiezen Controleer of regelaarprintplaat D voor de draadmotor resp. E voor de rijmotor aangesloten zijn voor de juiste motor, zoals aangegeven in de tabel en op de afbeelding op bladzijde 64. Regelaarprintplaat best. nr. 341 859--880 , --884, --886. S Kabel x voor pen 1 voor A6 VEC 8000 omw./min., 4000 omw./min.. S Kabel x voor pen 1 voor Parvaluxmotor voor rijbeweging (MKR--kraan). S Kabel x voor pen 2 voor A6 VEC 2000 omw./min.. S Kabel x voor pen 2 voor A6 Mastertrac voor rijbeweging. S Kabel x voor pen 3 voor A6 VEC 1000 omw./min.. S Kabel x voor pen 4 voor A2 Elektrolux voor draadbeweging (booglassen onder poeS S S S S S S S S S S S S derdek) Kabel x voor pen 4 voor A6 VEC, 4000 t.p.m. voor verplaatsing Kabel x voor pen 5 voor A2 Elektrolux voor rijbeweging. Kabel x voor pen 5 voor Dunker-motor voor Multitrac. Kabel x voor pen 6 voor A2 Elektrolux voor draadbeweging (MIG/MAG-lassen) Kabel B voor pen 7 voor A6 VEC 4000, 2000, 1000 omw./min. voor draadbeweging. Kabel B voor pen 7 voor Parvaluxmotor voor rijbeweging (MKR--kraan). Kabel B voor pen 8 voor alle A2--motoren. Kabel B voor pen 8 voor Dunker--motor voor Multitrac. Kabel B voor pen 8 voor A6 VEC voor rijbeweging. Kabel B voor pen 8 voor Mastertrac voor rijbeweging. Kabel B voor pen 8 voor A6 VEC 8000 omw./min. voor draadbeweging. Kabel B voor pen 8 voor A6 VBE (DK) voor rijbeweging. Kabel B voor pen 9 voor reserve. Zie ook de tabel voor aansluitinstructies op bladzijde 72. dga7i1ha -- 64 -- aga7d001 INSTALLATIE Opm.: De vermelding, b.v.: A6 VEC 8000 omw./min. betreft het werkelijk toerental bij 42 V (geen ankervariant). Wanneer kabel x wordt aangesloten op de resp. motor, worden de RI--compensatie en de stroomgrensfuncties die overeenkomen met de nominale gegevens van de gebruikte motor automatisch ingeschakeld. 4. Sequentieprintplaat instellen S Aan de korte kant van de sequentieprintplaat (tegen het bedieningspaneel) zit een 3--polige penstrip die verbonden moet worden met een 2--polige busstrip. Onderste pen en middelste pen verbonden -- Booglassen onder poederdek en MIG/MAG--lassen met gevulde draad. Bovenste pen en middelste pen verbonden -- Overig MIG/MAG--lassen en booglassen onder poederdek met TWIN-boog. dga7i1ha -- 65 -- INSTALLATIE 5. Externe toestellen (I/O option) Op de achterkant van de bedieningsbox zitten drie met pluggen afgedichte openingen, gemerkt met 1, 2 en 3 (zie afb. op bladzijde 61), voor het doorvoeren van leidingen. Wanneer één van deze ingangen wordt gebruikt, moet de blinde plug vervangen worden door een afdichtbus van het Pr 15,2 type voor het afdichten van de inkomende leiding. Via aansluitingen op de aansluitstrook van de bedieningsbox kan men het lasverloop sturen via externe toestellen enz. Zie schema op blz. 74. Voor Kraanvariant zie schema op blz. 78. S S S S S S S Externe noodstop, zie afb. 11 op bladzijde 66. Grenspositieschakelaar voor rijbeweging (links of rechts), zie afb. 12 op bladzijde 66. Externe lasstart. Externe lasstop. Afstandsbediening van manuele rijbeweging, zie afb. 13 op bladzijde Galvanisch gescheiden stroomrelaisfunctie, zie afb. 14 op bladzijde 66. Sluitende contactfunctie wanneer de lasstroom vloeit. Meten van de lasspanning met een meetleiding van het werkstuk naar aansluitstrook B 9. Normaal wordt de lasspanning gemeten via de shuntingang en aansluiting A 16 pen G. aga7d005 dga7i1ha -- 66 -- GEBRUIK (Standaard en Kraan) GEBRUIK (Standaard en Kraan) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. Zet de lasautomaat in de startpositie voor de lasnaad in kwestie. Plaats de draad dicht bij het werkstuk met elektrische schakelaar A 02. Knip de draad schuin af. Zet elektrische schakelaar A 07 in positie 3 ”Presetting”. Stel de gewenste lasstroom vooraf in met potentiometer A 01. Stel de gewenste rijsnelheid vooraf in met potentiometer A 05. Voor lasstroombron met voorkeuze--inrichting: S Stel de gewenste lasspanning in met potentiometer A 03. Voor lasstroombron zonder voorkeuze--inrichting: S Stel de lasspanning bij met elektrische schakelaar A 04. Zet elektrische schakelaar A 07 in positie 1 ”Voltage feedback” of positie 2 ”Current feedback”. Kies startwijze en rijrichting met elektrische schakelaar A 06 (positie 1 automatische start, positie 2 schraapstart, positie 3 manuele start). Start het lassen door op de drukknop A 08 te drukken tot de lasstroom stroomt en signaallampje A 08 gaat branden. Stop het lassen met behulp van drukknop A 09. Stel de eventuele nabrandtijd in met potentiometer A 22. Wanneer de elektrische schakelaar A 07 in positie 1 ”Voltage feedback” wordt gebruikt bij het lassen, is vooraf instellen van de lasstroom volgens punt 5 (op bladzijde 67) niet mogelijk. S Stel na de lasstart de lasstroom bij met potentiometer A 01. dga7d03a dga7o1ha -- 67 -- GEBRUIK (ARISTO 500) GEBRUIK (ARISTO 500) 1. 2. 3. 4. 5. Zet de automaat in de startstand met elektrische schakelaar A06 in positie 3. Plaats de draad dicht bij het werkstuk met elektrische schakelaar A02. Zet elektrische schakelaar A07 in de ”Presetting” -positie. Stel de gewenste rijsnelheid vooraf in met potentiometer A05. Kies het gewenste lasprogramma op Aristo 500’s instelbox b.v. MIG/MAG, Pulse, Almg, Ar en 1,2 mm. 6. Stel de gewenste draadsnelheid in op Aristo 500’s instelbox. 7. Zet elektrische schakelaar A07 in de ”Welding” -positie. 8. Kies startwijze en rijrichting met elektrische schakelaar A06 (positie 1 automatische start, positie 2 schraapstart, positie 3 manuele start). 9. Start het lassen door op drukknop A08 te drukken tot de lasstroom stroomt en signaallampje A08 gaat branden. 10. Stel indien nodig de spanning bij met behulp van de spanning verhogen/ verminderen--knoppen op Aristo’s instelbox. Ook de stroom kan bijgesteld worden met behulp van de draadtoevoer verhogen/verminderen--knoppen. 11. Stop het lassen met behulp van drukknop A09. 12. Stel de nabrandtijd bij met potentiometer A22. dg412094 dga7o1ha -- 68 -- STORINGZOEKEN STORINGZOEKEN Uitrusting Controleer S Zie schema 333 232 op blz. 74. Voor Kraanvariant zie schema 443 386 op blz. 78. S S Universeel instrument S of de bedieningsbox juist aangesloten is volgens alle opmerkingen op diagram 333 232 zie schema 443 386 voor Kraanvariant S of de leidingen en aansluitingen van de bedieningsbox en of de externe toestellen niet beschadigd zijn en juist zijn aangesloten. S S of de hendels in de gewenste positie staan. S dat het contact met 3 rijen aangesloten is op de displayprintplaat. 2 verlengprintplaattypes voor Europees printplaatformaat: 1. Type DIN 41612 form C uitgerust met a--c 2. Type DIN 41612 form D uitgerust met a--c of alle voedingsspanningen correct zijn. Merk op Verwisseling is niet uitgesloten! S dat men geen leidingen op printplaten mag verwijderen wanneer de spanning ingeschakeld is. Wacht na het uitschakelen 20 seconden voor u iets verwijdert, vastzet e.d.. S dat de contactrijen van de printplaat als volgt gemerkt zijn: S a = dichtst bij de printplaat b = middelste rij c = verst van de printplaat 1 = de bovenste 3(2) contacten 32 = de onderste 3(2) contacten dat de nul van het systeem aangesloten is op de shunt/draad en geen aardingspotentieel heeft MOGELIJKE DEFECTEN 1. Symptoom Zekering A 23 op het achterstuk slaat door bij inschakelen van de spanning. Oorzaak 1.1 Kortsluiting in een motorregelaar Maatregel Meet de weerstand tussen a18 -- a30 op de beide motorregelaars. Als die minder dan 10 ohm bedraagt, moet u de regelaar vervangen. Oorzaak 1.2 Kortsluiting in een aandrijf-- of remtransistor. Maatregel Meet de weerstand tussen de kappen van de aandrijf-- resp. de remtransistoren en één been per keer. De weerstand moet groter zijn dan 10 ohm. dga7f1ha -- 69 -- STORINGZOEKEN 2. Symptoom Oorzaak 2.1 Maatregel Oorzaak 2.2 Maatregel Oorzaak 2.3 Maatregel 3. Symptoom Oorzaak 3.1 Maatregel Oorzaak 3.2 Maatregel Oorzaak 3.3 Maatregel Oorzaak 3.4 Maatregel Oorzaak 3.5 Maatregel 4. Symptoom Oorzaak 4.1 Onstabiele of verkeerde waarden op instrument. Meetprintplaat defect. Vervang de meetprintplaat. + 5 V voedingsspanning van de voedingseenheid verkeerd. Vervang de voedingseenheid. Sequentieprintplaat defect Vervang de sequentieprintplaat. Draadmotor of loopmotor start niet. Motor defect of verkeerd aangesloten. Maak de stekker van de motor los van de bedieningsbox en controleer de weerstand tussen pennen A--B. Die moet lager dan 50 ohm zijn. Motorregelaar defect. Vervang de motorregelaar. Sequentieprintplaat defect. Vervang de sequentieprintplaat. Veldwikkeling van de motor defect of verkeerd aangesloten (geldt motor met veldwikkeling). Controleer de weerstand tussen pen C en D van de stekker van de motor. Die moet 100 -- 1000 ohm bedragen. Veldspanning ontbreekt (geldt motor met veldwikkeling). Meet de spanning tussen pen C en D. Als die nul is, moet u zekering S 4 op de voedingseenheid vervangen. Maatregel Oorzaak 4.2 Maatregel De gasklep werkt niet Gasklep defect. Moet dezelfde bedieningsspanning hebben als de lasstroombron. Controleer de gasklep en de aansluiting. Sequentieprintplaat defect. Vervang de sequentieprintplaat. 5. Symptoom Oorzaak 5.1 Maatregel Signaallampje brandt niet. Lamp defect. Controleer de lamp en de aansluiting. Oorzaak 5.2 Voedingseenheid defect. Maatregel Meet de spanning tussen A en B in aansluiting A 18. Moet 6 V AC bedragen. Als er geen spanning is, moet u de voedingseenheid controleren en eventueel de defecte voedingseenheid vervangen. Controleer zekering S 3 in de voedingseenheid. 6. Symptoom De hoofdcontactor van de lasstroombron wordt niet bekrachtigd bij drukken op A 08. Sequentieprintplaat defect. Druk A 08 in. Als de draadmotor start en er geen lasspanning komt van de lasstroombron, moet de sequentieprintplaat vervangen worden. Oorzaak 6.1 Maatregel dga7f1ha -- 70 -- STORINGZOEKEN Oorzaak 6.2 Maatregel Frontstuk of aansluiting defect. 7. Symptoom Oorzaak 7.1 Maatregel Oorzaak 7.2 Maatregel De voorinstelling werkt niet goed. 8. Symptoom Oorzaak 8.1 Het display brandt te zwak of te sterk. Maatregel Oorzaak 8.2 Maatregel 9. Symptoom Oorzaak 9.1 Maatregel Controleer het circuit (volgens afb. 13 op bladzijde 66) op het achterstuk, de sequentieprintplaat en het frontstuk. Meetprintplaat defect. Vervang de meetprintplaat. Sequentieprintplaat defect. Vervang de sequentieprintplaat. Zekering S 3 in de voedingseenheid defect. Vervang de zekering. Defecte + 5 V-voeding. Vervang de voedingseenheid. Startmoeilijkheden. Slak op de draadpunt. Snij de draad schuin af. 10. Symptoom Verkeerde lasspanning (resp. te hoog of te laag). Oorzaak 10.1 Meetprintplaat defect. Maatregel Vervang de meetprintplaat. Oorzaak 10.2 Communicatie tussen meetprintplaat en ontvanger defect. Maatregel Controleer het circuit volgens de afbeelding op blz. 71. Oorzaak 10.3 Maatregel Ontvangerprintplaat defect. Vervang de ontvangerprintplaat. aga7d004 dga7f1ha -- 71 -- 72 Gelijkstroom Stroomsoort X -- 1 B -- 7 156:1 4000 X -- 4 B -- 8 Overbrengingsverhouding (A6 VEC) Motoranker omw./min. (A6 VEC) Regelaarkaartaansluiting (A2) X -- 4 B -- 8 4000 156:1 (74:1) X -- 1 B -- 7 Bovenste pen en middelste pen verbonden Onderste pen en middelste pen verbonden 2--Polige buslijst Regelaarkaartaansluiting (A6 VEC) Stand 1 Stand 1 of 2 Gelijkstroom Poederbooglassen Dubbele draad 2x1,2 -- 3,0mm Elektrische schakelaar (feed--back) Wisselstroom Poederboog-lassen Enkele draad 2,5 -- 6mm Lasmethode Draad 4000 74:1 X -- 1 B -- 7 X -- 6 B -- 8 8000 74:1 X -- 1 B --8 Onderste pen en middelste pen verbonden Stand 1 of 2 X -- 6 B -- 8 4000 74:1 X -- 1 B -- 7 X -- 6 B -- 8 8000 74:1 X -- 1 B --8 Bovenste pen en middelste pen verbonden Stand 1 of 2 Gelijkstroom Booglassen met afsmeltende elektrodes Booglassen met afsmeltende elektrodes Gelijkstroom Staal -- roestvast 1,2 -- 1,6mm Gevulde draad 1,2 -- 4mm X -- 6 B -- 8 8000 74:1 X -- 1 B --8 Bovenste pen en middelste pen verbonden Stand 1 Gelijkstroom Booglassen met afsmeltende elektrodes Aluminium Kooldraad 8,0 -- 12,7mm 4000 156:1 X -- 1 B -- 7 Onderste pen en middelste pen verbonden Stand 1 Gelijkstroom 4000 156:1 X -- 1 B -- 7 Onderste pen en middelste pen verbonden Stand 2 Gelijkstroom Poederbooglas- Boogluchtbeisen telen Band 0,5x30--100mm AANSLUITINSTRUCTIES VOOR PEG1 EN A6 VEC EVENALS A2 DIAGRAM Ć SCHALTPLAN Ć SCHÉMA Ć SCHEMA Denomination Bezeichnung Désignation Benaming A01 Potentiometer Potentiometer Potentiomètre Potentiometer A02 Switch Schalter Interrupteur Elektrische schakelaar A03 Potentiometer Potentiometer Potentiomètre Potentiometer A04 Switch Schalter Interrupteur Elektrische schakelaar A05 Potentiometer Potentiometer Potentiomètre Potentiometer A06 Switch Schalter Interrupteur Schakelaar A07 Switch Schalter Interrupteur Schakelaar A08 Pushbutton Druckknopf Bouton--poussoir Drukknop A09 Pushbutton Druckknopf Bouton--poussoir Drukknop A16 Socket (control cable) Anschluß (Steuerkabel) Prise (câble de commande) Aansluiting (stuurkabel) A17 Socket (gas/flux valve) Anschluß (Gas--/Pulverventil) Prise (robinet de gaz/vanne à flux) Aansluiting (gas--/poederklep) A18 Socket (pilot lamp) Anschluß (Lichtpunktlampe) Prise (lampe de guidage) Aansluiting (signaallamp) A19 Socket (travel motor) Anschluß (Fahrmotor) Prise (moteur de translation) Aansluiting (loopmotor) A21 Cable Leitung Câble Kabel A23 Fuse Sicherung Fusible Zekering A24 Potentiometer Potentiometer Potentiomètre Potentiometer D Regulator card (wire feed motor) Reglerplatine (Drahtvorschubmotor) Carte de régulation (moteur d’avance fil) Regelprintplaat (draadaanvoermotor) E Regulator card (travel motor) Reglerplatine (Fahrmotor) Carte de régulation (moteur de translation) Regelprintplaat (loopmotor) F Meter card Messplatine Carte de mesure Meetprintplaat G Sequence card Sequenzplatine Carte de séquence Sequentieprintplaat H Supply unit Stromversorgungseinheit Sämtliche Platinen sind verschlüsselt, d h können nicht in d.h. den falchen Anschluss eingeführt werden Groupe d’alimentation Toutes les cartes de circuits imprimés sont accordées pour qu’il soit impossible de les enfoncer au mauvais connecteur. Voedingseenheid All PC--cardså are keyed, i.e. they can’t be inserted in the wrong terminal. dga7e11b -- 80 -- Alle printplaten zijn gesleuteld, d.w.z. dat ze niet op de verkeerde plaats geplaatst kunnen worden.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84

ESAB PEG1 Handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
Handleiding