VEILIGHEIDS- EN INSTALLATIE-INSTRUCTIES
18 | EAC 5 www.stiebel-eltron.com
Veiligheids- en installatie-instructies
Veiligheidsinstructies
De montage mag uitsluitend worden uitgevoerd door
een elektromonteur die door de EVU is erkend.
De desbetreffende veiligheidsbepalingen (bijv. VDE 0100)
en de technische aansluitvoorwaarden (TAB) van de EVU
moeten worden opgevolgd.
Bij veel producten wordt de beschermingsklasse II pas
bereikt door een overeenkomstige inbouw (bijv. als
gevolg van segmentering).
Alvorens aansluitwerkzaamheden aan de apparatuur te
verrichten, moet de stroomvoorziening worden
onderbroken en de spanningsvrijheid met geschikte
meetapparatuur worden gecontroleerd; dit geldt ook bij
de vervanging van afzonderlijke apparaten of
systeemcomponenten.
Aan veiligheidslaagspanning voerende klemmen mogen
slechts onderdelen worden aangesloten die zelf voldoen
aan de aan veiligheidslaagspanningscircuits gestelde
eisen.
Bij apparatuur met meerdere aansluitingen voor
buitengeleiders moeten
alle
buitengeleider-
aansluitingen worden verbonden met dezelfde netfase.
Apparatuur en onderdelen mogen pas in bedrijf worden
gesteld als de gehele installatie voldoet aan de
desbetreffende voorschriften. Na de installatie moeten
allereerst bij alle schroefaansluitingen worden
gecontroleerd of de leidingen stevig vast zitten, met
name meervoudig aangesloten klemmen, voordat de
spanning wordt ingeschakeld.
Installatie-instructies
Bij transport of montage beschadigde producten mogen
niet in bedrijf worden gesteld.
De apparaten zijn slechts geschikt voor gebruik in droge
ruimten en bij normale vervuiling. Condensatie is noch
tijdens de opslag noch tijdens bedrijf toegestaan.
Eventueel afwijkende gebruiksomstandigheden voor
onderdelen moeten in de technische gegevens worden
vermeld.
De producten bevatten geen onderdelen die kunnen
worden vervangen op de gebruikslocatie. In geval van
een storing moeten de volledige, ongedemonteerde