Indesit B 40 L/CS MNT Gebruikershandleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Indesit B 40 L/CS MNT Gebruikershandleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
33
1. Dit apparaat is ontworpen om door particulieren
gebruikt te worden, d.w.z. niet voor het gebruik in
bedrijfskeukens maar is daarentegen bestemd voor
huishoudelijk gebruik in normale woningen.
2. De aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing
aandachtig doorlezen daar zij belangrijke informatie
bevatten met betrekking tot de veiligheid tijdens de
installatie, het gebruik en het onderhoud. Deze
gebruiksaanwijzing zorgvuldig opbergen om later te
kunnen raadplegen.
3. Na de verpakking te hebben verwijderd controleren of
het apparaat onbeschadigd is. In geval van twijfel het
apparaat niet in gebruik nemen maar contact opnemen
met de leverancier.
4. Alle handelingen met betrekking tot de installatie dienen
in overeenstemming met de geldende normen door een
erkend installateur te worden uitgevoerd. De hierop
betrekking hebbende instructies staan beschreven in de
aanwijzingen voor de installateur.
5. Controleer van tijd tot tijd of de gastoevoerleiding in goede
staat verkeert en laat de leiding door deskundige
vakmensen vervangen zodra de leiding afwijkingen
vertoont.
6. De aansluitkabel en de toevoerleiding van het gas van
dit apparaat mogen niet door de gebruiker zelf worden
vervangen. In geval van beschadiging mag de eventuele
vervanging ervan uitsluitend door een erkend installateur
of de Servicedienst worden uitgevoerd.
7. Voordat u het apparaat aansluit moet u controleren of de
gegevens die op het typeplaatje staan (dat aan de
onderkant van het apparaat aangebracht is en dat
afgebeeld is op de laatste pagina van deze
gebruiksaanwijzing) overeenstemmen met de gegevens
van het elektriciteits- en het gasnet.
8. Controleren of de capaciteit van de elektrische installatie
en de stopcontacten overeenstemmen met het maximum
vermogen van het apparaat zoals vermeld op het plaatje.
In geval van twijfel dient een erkend installateur te worden
geraadpleegd.
Algemene aanwijzingen
Onze complimenten!
U heeft een huishoudelijk apparaat gekocht waarbij voor het vervaardigen ervan geavanceerde technologiëen gehanteerd zijn
en dat gemaakt is van kwaliteitsmateriaal.
Tijdens het gebruik van dit apparaat zult u merken dat u er steeds meer plezier van zult hebben.
DEZE GEBRUIKSAANWIJZING GELDT UITSLUITEND VOOR DIE LANDEN WAARVAN HET SYMBOOL IN HET BOEKJE
EN OP HET TYPEPLAATJE VAN HET APPARAAT STAAT.
9. Als u het apparaat niet gebruik moet u altijd niet alleen de
bedieningsknoppen van de diverse branders uit draaien
maar moet u ook de hoofdkraan van de gastoevoerleiding
dichtdraaien.
10. De branders blijven na gebruik nog lang warm. Raak ze
niet aan.
11. Plaats geen wankele of vervomde pannen op de branders
om omvallen te vermijden. Zorg dat de handvaten naar
het midden vat het kookplaat gereicht zijn zodat men er
niet tegen kan stolen.
12. Gebruik geen ontvlambare vloeistoffen (alcohol, benzine,
enz.) in de buurt van het kookplaat als dit in gebruik is.
13. gebruik geen stoomapparaat voor het reinigen van de oven
14. Gebruik geen pannen waarvan de randen buiten de omtrek
van het apparaat uitsteken.
Vernietiging van oude electrische apparaten
De Europese Richtlijn 2002/96/EC over Vernietiging van
Electrische en Electronische Apparatuur (WEEE), vereist dat
oude huishoudelijke electrische apparaten niet mogen
vernietigd via de normale ongesorteerde afvalstroom. Oude
apparaten moeten apart worden ingezameld om zo het
hergebruik van de gebruikte materialen te optimaliseren en
de negatieve invloed op de gezondheid en het milieu te
reduceren. Het symbool op het product van de “afvalcontainer
met een kruis erdoor” herinnert u aan uw verplichting, dat
wanneer u het apparaat vernietigt, het apparaat apart moet
worden ingezameld.
Consumenten moeten contact opnemen met de locale
autoriteiten voor informatie over de juiste wijze van vernietiging
van hun oude apparaat.
34
Omschrijving van de kookplaat
A. Drioevoudige ring
B Halfsnelle gasbrander
C Snelle gasbrander
E Bougies van de automatische ontsteking
F Veiligheidsmechanisme Dit treedt in werking als de vlam
per ongeluk is uitgegaan (overkoken, tocht enz.) door de
gastoevoer van de brander te blokkeren.
G Bedieningsknoppen van de gasbranders
H Roosters voor de pannen
E
F
B 40 L/CS...
G
H
C
B
A
B
35
Gasbranders
Deze verschillen in afmeting en sterkte. Kies de brander die
het beste past bij de doorsnede van de pan die u gaat
gebruiken. De bedieningsknop "G" werkt als volgt:
Regelkraan dicht
Regelkraan maximaal geopend
Regelkraan minimaal geopend
De symbolen bij de knoppen verwijzen naar de positie van de
betreffende brander op de kookplaat.
Alle branders zijn voorzien een veiligheidssysteem met een
thermokoppel tegen gaslekken. Door deze beschikking wordt
de gasuitlaat van de brander automatisch op tijd van enkele
seconden geblokkeerd in geval de vlam per toeval uitdooft.
Om één van de branders aan te steken:
de betreffende knop indrukken, linksom draaien en het
streepje met het symbool van de grote vlam overeen laten
stemmen (maximum vermogen);
de knop volledig indrukken en de automatische ontsteking
van het gas inschakelen door op de drukknop;
als de vlam brandt de knop gedurende 10 seconden ingedrukt
houden tot het element van de thermo-elektrische-
beveiliging warm is geworden;
de knop loslaten en controleren of de vlam regelmatig
brandt. Als dit niet het geval mocht zijn de bovenstaande
handelingen herhalen.
Voor de laagste stand (minimum vermogen) de knop verder
draaien tot aan het symbool van de kleine vlam.
Tussenliggende standen zijn mogelijk, hiertoe de knop tussen
het symbool van de grote vlam en dat van de kleine vlam
instellen.
Om de brander te doven de knop rechtsom draaien tot stand
" ". In deze stand wordt de knop geblokkeerd. Om haar
opnieuw te draaien zal ze eerst moeten worden ingedrukt.
Belangrijk:
• De automatische vonkontsteking niet langer dan 15
seconden achter elkaar gebruiken. Bij problemen met de
ontsteking, de knop loslaten en de eventueel in de gasleiding
aanwezige lucht eruit laten stromen. Vervolgens opnieuw
op het knopje drukken.
Bij het ongewenste uitgaan van de vlam van de branders
zal het gas nog even door blijven stromen vóórdat het
beveiligingsmechanisme in werking treedt. De
bedieningsknop sluiten en tenminste 1 minuut wachten
alvorens te proberen de vlam opnieuw te ontsteken om het
ontsnapte gas de tijd te geven om in de lucht op te lossen.
Als het apparaat niet wordt gebruikt, controleren of de
knoppen in de dicht-stand staan “. Verder wordt het
aanbevolen om de gaskraan in de toevoerleiding te sluiten.
Het gebruik van de branders
De branders zullen het beste resultaat leveren als uitsluitend
pannen met een voor de gebruikte brander geschikte diameter
worden gebruikt, waarbij moet worden voorkomen dat de vlam
tot voorbij de bodem van de pan komt (zie onderstaande tabel).
Voorts wordt aangeraden om, als een vloeistof aan de kook
raakt, de vlam te verlagen tot een hoogte die volstaat om
haar aan de kook te houden.
Instructies voor het gebruik
Brander ø Diameter Pan (cm)
A.
Spaarbrander
6 - 14
B.
Spaarbrander
15 – 22
C.
Snelbrander
21 – 26
Aangezien de brander is voorzien van het
veiligheidssysteem "F" moet u de knop ongeveer 6 seconden
ingedrukt houden totdat het veiligheidssysteem warmt wordt
en automatisch de vlam aan houdt.
Um optimale Leistungen Ihres zu gewährleisten, sind beim
Kochen einige grundsätzlichen Maßnahmen zu beachten:
Verwenden Sie Kochgeschirr, die glatt auf der Kochzone
aufliegen.
Note
Als er geen stroom is, kunt u de brander met een lucifer
aansteken, terwijl u de knop op de grote vlam zet. Voor het
aansteken van één van de gasbranders houdt u er een
vlammetje bij of een gasaansteker, drukt u de knop in en
draait u hem tegen de klok in tot aan de positie van maximum
sterkte.
36
Schoonmaken en onderhoud
Om ervoor te zorgen dat het apparaat lang mee gaat moet
het apparaat regelmatig grondig schoongemaakt worden,
waarbij u rekening moet houden met het volgende:
Voordat u het apparaat schoon gaat maken moet u eerst
de stroomtoevoer naar het apparaat uitschakelen.
Laat de delen van het apparaat die nog heet zijn eerst
afkoelen voordat u deze schoon gaat maken.
de geëmailleerde of verchroomde en de glazen delen
worden gewassen met lauw water; gebruik geen
schuurmiddelen of bijtende middelen die het kunnen
beschadige.
De stalen delen en vooral die met de opgedrukte symbolen
niet met oplosmiddelen of schuurmiddelen mogen worden
gereinigd (ga met het doekje over het oppervlak heen en
beweeg daarbij in dezelfde richting als de
satijnglansafwerking van het staal).
Roesrvrije staal, als het lang in contact is met kalkhoudend
water of sterke wasmiddelen (fosforhoudend), kan vlekken
vertonen. Na ze te hebben gewassen moeten ze zorgvuldig
met een zachte doek worden afgedroogd.
Bij hardnekkig vuil is het gebruik van brandspiritus
toegestaan.
Na het schoonmaken kunt u eventueel de stalen gedeelten
oppoetsen en eventueel geelachtig worden vermijden;
hiervoor kunt u de bijgeleverde speciale crème voor het
onderhoud van staal, na te bestellen bij ons Service
Centrum.
Laat op de geëmailleerde of gelakte delen geen zure
vloeistoffen achter (azijn, citroenzuur, agressieve
schoonmaakproducten enz.).
de losse delen van de gasbranders moeten vaak in een
lauw sop worden gewassen; verwijder eventueel
aangekoekte reste. Ga na dat de gasuitstroomopeningen
niet verstopt zijn. Droog de branders goed af voordat u ze
weer gaat gebruiken.
Maak het uiteinde van de bougies van de automatische
ontsteking van de kookplaat vaak schoon.
De regelkranen en de thermostaat van de gasoven met
vet smeren
Met verloop van tijd kan het zijn dat een kraantje geblokkeerd
raakt of moeilijk draait; het is dan noodzakelijk het van binnen
schoon te maken en het opnieuw te smeren. Dit moet worden
uitgevoerd door een door de fabrikant erkende
installateur.
37
een totale volledig onbelemmerde doorgangssectie van
tenminste 6 cm² voor iedere kW nominale warmtecapaciteit
van het apparaat, met een minimum van 100 cm² (de
warmtecapaciteit kan worden afgelezen op het plaatje met
de technische gegevens aan de onderkant van het apparaat;
de mondingen aan zowel de binnen- als de buitenzijde van
de wand mogen niet verstopt kunnen raken;
met bijvoorbeeld een rooster, metalen gazen, enz. zijn
beschermd opdat de bovengenoemde nuttige sectie niet
wordt verminderd;
op een hoogte vlak boven de vloer zijn geplaatst.
Aansluitende Ventilatie
Bijzonderheid A kamer kamer
A
Voorbeeld van een ventilatieopening Vergroting van de gleuf tussen
voor verbrandingslucht de deur en de vloer
Afb. 2A Afb. 2B
De lucht mag eveneens vanuit een nevenliggende ruimte
worden toegevoerd, op voorwaarde dat het hier geen
slaapkamer of een ruimte waar brandgevaar bestaat betreft,
zoals bijv. opslagplaatsen, garages, magazijnen met
brandbaar materiaal enz., en ze in overeenstemming met de
geldende normen is geventileerd. De toevoer van de lucht
vanuit een nevenliggende ruimte naar de te ventileren ruimte
dient vrijelijk door permanente openingen te worden
gegarandeerd, met een sectie die niet kleiner mag zijn dan
die hierboven vermeld. Deze openingen kunnen ook worden
verkregen door de vrije ruimte tussen de deur en de vloer te
vergroten (Afb.2B). Als voor de afvoer van de
verbrandingsproducten een elektroventilator wordt gebruikt,
zal de ventilatieopening moeten worden aangepast aan de
maximale capaciteit van de luchtverplaatsing ervan. De
capaciteit van de elektroventilator dient voldoende te zijn om
per uur een luchtverversing van 3÷5 maal het volume van de
ruimte te garanderen. Bij een intensief en langdurig gebruik
van het apparaat kan een extra ventilatie noodzakelijk blijken
die kan worden verkregen door bijvoorbeeld het openen van
een raam of een verbetering van de afzuigcapaciteit van de
elektroventilator, indien aanwezig. De gassen van een vloeibaar
gemaakt gasmengsel (LPG) zijn zwaarder dan lucht en blijven
laag hangen. De ruimtes waarin gasflessen met LPG staan
moeten dan ook openingen naar buiten hebben ter hoogte
van de vloer, zodat eventueel gelekte gassen van onderen
afgevoerd kunnen worden. Zet geen LPG gasflessen (ook
als deze leeg zijn) in ondergrondse ruimtes; in de ruimte is
het verstandig alleen de gasfles te laten staan die op dat
moment in gebruik is, waar u de gasfles uit de buurt van
warmtebronnen moet neerzetten waardoor de temperatuur van
de gasfles eventueel op kan lopen tot meer dan 50°C.
De onderstaande instructies zijn bestemd voor de erkende
installateur om hem in staat te stellen de handelingen met
betrekking tot de installatie op de meest correcte wijze en in
overeenstemming met de van toepassing zijnde normen uit te
voeren.
Belangrijk: alle regel-, onderhoudshandelingen enz. moeten
op een van het elektriciteitsnet afgesloten apparaat worden
uitgevoerd. Indien het noodzakelijk mocht blijken de elektrische
voeding te handhaven, zal de grootst mogelijke voorzorg moeten
worden genomen.
De kookplaten hebben de volgende technische kenmerken:
-Klasse 1: alle modellen waarvan de hoogte van de rand meer
is dan/gelijk is aan 82 mm (zie volgende bladzijde,
afb. 4 onderdeel H3).
-Klasse 3: alle modellen waarvan de hoogte van de rand minder
is dan 82 mm (zie volgende bladzijde, afb. 4
onderdelen H1 en H2).
-Categorie II2L3B/P (voor NEDERLAND)
-Categorie II 2E+3+ (voor BELGIË).
Plaatsing
Dit apparaat mag uitsluitend geïnstalleerd worden en
functioneren in ruimtes die permanent geventileerd zijn in
overeenstemming met de voorschriften van de geldende
normen. De volgende eisen moeten in acht genomen worden:
Het apparaat moet de verbrandingsproducten afvoeren naar
een speciaal hiervoor bestemde kap die op een schoorsteen,
een afvoerkanaal of rechtstreeks naar buiten moet zijn
aangesloten (Afb.1).
Als het gebruik van een kap niet mogelijk is, kan een in het
raam of in de buitenmuur geplaatste ventilator worden
gebruikt die tegelijkertijd met het apparaat in werking gesteld
moet worden.
In open haard of vertakte rookpijp Meteen naar buiten
(aanwezig bij de kookapparaten)
Ventilatie van de keukenruimte
In de ruimte waar het apparaat wordt geïnstalleerd moet een
hoeveelheid lucht worden toegevoerd die voldoerde is voor
de verbranding van het gas en de ventilatie van de ruimte.
De natuurlijke toevoer van de lucht dient te worden
gewaarborgd door middel van permanente openingen in de
buitenmuren van de ruimte, of door enkele of collectief
vertakte ventilatiekanalen, in overeenstemming met de
geldende normen. De lucht dient rechtstreeks van buitenaf
en uit de buurt van bronnen van verontreiniging te worden
toegevoerd. De ventilatieopening moet over de volgende
eigenschappen beschikken (Afb.2A):
Instructies voor de installateur
Afb.1
38
Afb.3
In dit geval is het noodzakelijk om de nodige
voorzorgsmaatregelen te treffen om er zeker van te zijn dat
de installatie aan de geldende normen ten aanzien van de
preventie van ongevallen met betrekking tot elektrische en
gasaansluitingen voldoet. Voor een goede werking van het
toestel dat in meubels wordt geïnstalleerd, moeten de
minimum afstanden in achting worden genomen die op Afb.3
worden aangeduid. Bovendien moeten de aangrenzende
Het bevestigen aan het meubel
Er bestaan drie verschillende soorten apparaten met
betrekking tot het type installatie:
1- Inbouwkookplaten (Klasse 3) die op één lijn staan met
het meubel (zie afbeelding 4 onderdeel H1); in dit geval is
het voor de installatie noodzakelijk een opening te maken in
het keukenblad die groot is als de omtrek van de kookplaat,
min 2 cm voor elke zijde, zodat de plaat 1 cm op het
keukenblad rust. Om een plaat op een dergelijke manier in te
bouwen is het bovendien nodig een extra verlaging te
verkrijgen op de omtrek (zie afbeelding 5b) zodat behalve de
rand van de kookplaat ook de afdichting eronder plaats genoeg
heeft.
Voordat u verdergaat met de bevestiging aan het keukenblad
moet u de "X" (bijgeleverde) afdichting rond de omtrek van
de kookplaat leggen, zoals aangegeven in afbeelding 5.
Het installeren van kookplaten
2-Inbouwkookplaten (Klasse 3) met rand van minder dan
82 mm (zie afbeelding 4 onderdeel H2). Voor wat betreft
de installatie moet op het eventuele keukenblad onder de
kookplaat een opening worden gemaakt die groot genoeg is
om het onderste gedeelte van de kookplaat te kunnen
bevatten. Zorg ervoor dat tussen de kookplaat en het houten
keukenblad minstens 1 cm overblijft rond de hele omtrek (de
onderzijde van de houder kan er ook mee in contact zijn).
3- Kookplaten (opbouw) (Klasse 1) met rand van meer
dan 82 mm (zie afbeelding 4 onderdeel H3). In dit geval
moet de onderste houder van het blad niet breder zijn dan de
rand zelf; ook in het geval de kookplaat op een keukenblad
wordt bevestigd zal het slechts noodzakelijk zijn eventuele
openingen te maken voor de doorgang van de
gastoevoerbuizen en de elektrische kabel.
Het bevestigen van het apparaat aan de kastjes moet worden
uitgevoerd met de hiervoor bestemde montageplaatjes
(bijgeleverd) die kunnen verschillen naar gelang de
verschillende soorten van installatie en de vorm van het
apparaat
N.B.: teneinde een monteur in staat te stellen mogelijk
toekomstig onderhoud uit te voeren, moet u er na de
installatie voor zorgen dat het gedeelte onder de
kookplaat makkelijk toegankelijk blijft (geen eventuele
afgesloten modules).
Afb.5
Afb.4
INBOUWKOOKPLAAT
HOOGTE = DIKTE STAAL
INBOUWKOOKPLAAT
DIKTE STAAL <HOOGTE <82 mm
KEUKENBLAD - OP KOOKPLAAT
HOOGTE >82 mm
39
Regulatie primaire lucht van de branders (voor België)
De branders hebben geen regulatie van de primaire lucht nodig.
Het regelen van de minimum stand
zet het kraantje op minimum;
neem de knop eraf en draai aan het regelschroefje in het
staafje van het kraantje (fig.9) totdat u een regelmatige vlam
heeft (als u de schroef losser draait neemt het
minimumvermogen toe, als u de schroef strakker draait
neemt het minimumvermogen af);
Opmerking: in geval van vloeibaar gas moet de stelschroef
aangedraaid worden totdat hij niet verder kan.
Als u het gewenste minimum vermogen bereikt heeft, moet
u de knop-terwijl de brander brandt-een paar keer snel van
de hoogste stand op de laagste stand zetten en nagaan dat
de brander niet dooft;
Aansluiting van de gastoevoer
De aansluiting van het apparaat op de gasleiding of -fles
moet worden uitgevoerd in overeenstemming met
voorschriften van de van toepassing zijnde normen en
uitsluitend na te hebben gecontroleerd of het apparaat is
afgesteld op het soort gas waarmee het zal worden gevoed.
Dit apparaat is vooraf ingesteld om te functioneren met het
soort gas dat staat vermeld op het plaatje op de kookplaat.
Indien de beschikbare gassoort niet overeenstemt met de
gassoort waar het apparaat op ingesteld is, moet u de
betreffende inspuiters (die bij de levering inbegrepen zijn)
verwisselen waarbij u de aanwijzingen die in de paragraaf
“Ombouw van het apparaat op een andere gassoort” zijn
opgenomen in acht moet nemen.
Om zeker te zijn van de goede werking van het apparaat,
om de energie op adequate wijze te kunnen benutten en
om ervoor te zorgen dat het apparaat lang meegaat moet u
zich ervan verzekeren dat de voedingsdruk overeenstemt
met de waarden die in de tabel 1 “Kenmerken van de
branders en inspuiters” staan. Als dit niet het geval is moet
u op de gastoevoerleiding een speciale drukregelaar
monteren in overeenstemming met de geldende normen.
Er bij de aansluiting op letten dat het apparaat niet aan
spanningen of druk wordt blootgesteld.
De gastoevoer moet op de draaibare koppeling (met
schroefdraad ½"G buitendraad) aan de achterkant van het
apparaat aangesloten worden (fig.7) met een metalen starre
leiding en op koppelingen die aan de geldende normen voldoen
of met een metalen flexibele leiding in overeenstemming met
de geldende normen, die niet langer mag zijn dan 2000 mm.
Als de koppeling gedraaid moet worden moet u de dichting
(die bij de levering van het apparaat inbegrepen is) zonder
meer vervangen. Als de installatie voltooid is moet u de
gasleidingen, de inwendige aansluitingen en de kranen op
dichtheid controleren door een sopje te gebruiken (gebruik
uiteraard nooit een vlam). Ga verder na dat de aansluitleiding
niet in aanraking kan komen met de beweegbare delen
waardoor de leiding beschadigd of afgekneld kan worden.
Verzeker u ervan dat de aardgasleiding groot genoeg is om
het apparaat te voeden als alle branders in werking zijn.
Belangrijk: Om de aansluiting met vloeibaar gas (flessengas)
tot stand te brengen moet er een drukregelaar tussen
geplaatst worden die aan de geldende normen voldoet.
Ombouw van het apparaat op een andere gassoort
Als de kookplaat op een andere gassoort omgebouwd moet
worden dan de gassoort waarop de kookplaat ingesteld is
(staat op het etiket op de kookplaat aangegeven), moet u de
inspuiters van de branders verwisselen waarbij als volgt te
werk moet gaan:
haal de roosters en de branders eraf.
schroef de inspuiters los (fig.8) met een buissleutel van 7
mm en vervang ze met inspuiters die geschikt zijn voor
het nieuwe type gas (zie tabel 1 “Kenmerken van de
branders en inspuiters”).
tenslotte, vervang het oude typeplaatje met een ander
dat het nieuwe type gas aangeeft, verkrijgbaar bij onze
Technische Dienst.
monteer de onderdelen weer.
Instrukties voor de installatie
Afb.8
Afb.7
A
Afb.9
40
HET APPARAAT MOET OP EEN RANDGEAARD
STOPCONTACT WORDEN AANGESLOTEN.
De units zijn bestemd om te worden gebruikt met wisselstroom
met een spanning en frequentie zoals vermeld op het plaatje
met de technische gegevens (geplaatst aan de onderzijde van
de kookplaat of op het eind van de gebruiksaanwijzing).
Controleren of de netspanning ter plaatse overeenstemt met
die vermeld op het plaatje.
Aansluiting van de elektrische voedingskabel op het net
Bij de modellen die niet van een stekker voorzien zijn moet
u een genormaliseerde stekker voor de belasting die op het
typeplaatje staat op het snoer monteren en de stekker in
een deugdelijk stopcontact steken.
Als het apparaat rechtstreeks op het elektriciteitsnet
aangesloten moet worden dan moet er tussen het apparaat
en het elektriciteitsnet een veiligheidsschakelaar gemonteerd
worden met een opening tussen de contacten van minimaal
3 mm, die berekend moet zijn op de belasting van het apparaat
en die aan de geldende normen moet voldoen. De geel/groene
aardedraad mag niet onderbroken worden door de schakelaar.
In ieder geval moet de voedingskabel zodanig aangelegd
worden dat de kabel op geen enkel punt warmer kan worden
dan 50 °C boven de omgevingstemperatuur. In het geval van
installeren boven een ingebouwde oven, moet de elektrische
aansluiting van het kookplaat en van de oven apart worden
uitgevoerd, zowel voor veiligheidsredenen als om het
eventueel uittrekkenvan de oven mogelijk te maken. Gebruik
geen adaptors, dubbelstekkersof dergelijke, aangezien deze
oververhitting en branden kunnen veroorzaken. Alvorens de
aansluiting tot stand te brengen moet u zich van het volgende
verzekeren:
de spanningsbegrenzer en de elektrische installatie thuis
geschikt zijn voor de belasting van de apparatuur (zie plaatje
met technische gegevens);
de elektrische voeding over een deugdelijke aardaansluiting
beschikt in overeenstemming met de geldende normen en
voorschriften;
het stopcontact of de meerpolige schakelaars makkelijk
zijn te bereiken als de kookplaat is geïnstalleerd.
WIJ AANVAARDEN GEEN ENKELE VERANT-
WOORDELIJKHEID ALS DE ONGEVALLEN-
PREVENTIENORMEN NIET WORDEN NAGELEEFD.
De kabel vervangen
Gebruik een rubber kabel van het type H05RR-F met een
doorsnede 3 x 0.75 mm².
De geel/groene aardleiding moet 2-3 cm langer zijn ten
opzichte van de andere leidingen.
Elektrische aansluiting
41
Kenmerken van de branders en inspuiters
* A 15°C en 1013 mbar-droog gas
H.s. Propaangas G31 = 50,37 MJ/kg
H.s. Butangas G30 = 49,47 MJ/kg
H.s. Aardgas G20 = 37,78 MJ/m
3
H.s. Aardgas G25 = 32,49 MJ/m
3
Deze apparatuur voldoet aan de volgende Europese
richtlijnen:
- EEG/73/23 van 19/02/73 (Laagspanning) en successievelijke
modificaties;
- EEG/89/336 van 03/05/89 (Electromagnetische
compatibiliteit) en successievelijke modificaties;
- EEG/90/396 van 29/06/90 (Gas) en successievelijke
modificaties;
- EEG/93/68 van 22/07/93 en successievelijke modificaties.
TABEL 1 (voor Nederland) Vloeibaar gas Aardgas
Brander Brander
doorsnee
Warmtecapaciteit
kW (H.s.*)
By-pass
1/100
(mm)
Inspuiter
1/100
(mm)
Debiet *
g/h
Inspuiter
1/100
(mm)
Debiet *
l/h
(mm)
Nom. Ger.
G30/G31 G25
C. Sterk 100 3.00 0.7 40 86 218 122 332
B. Normaal 75 1.65 0.4 30 64 120 94 183
A. Sudderbrander 55 1.00 0.4 30 50 73 72 110
Voedingsdruk
Nom.
Min.
Max
28-30
20
35
20
17
25
Tabel 1 (voor BELGIË) Vloeibaar gas Aardgas
BRANDER
Brander
doorsnee
Warmte
capaciteit
kW (H.s.*)
By-pass
1/100
(mm)
Inspuiter
1/100
(mm)
Debiet *
g/h
Inspuiter
1/100
(mm)
Debiet *
l/h
(mm)
Nom. Ger.
G30 G31 G20/25 G20 G25
C.
Snel
100 3.00 0.7 40 86 218 214 116 286 332
B.
Halfsnel
75 1.65 0.4 30 64 120 118 96 157 183
A.
Hulp
55 1.00 0.4 30 50 73 71 71 95 110
Voedingsdruk 28-30 37 20 25
1/44