Canon PowerShot SX720 HS Handleiding

Type
Handleiding
1
NEDERLANDS
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Gebruikershandleiding
© CANON INC. 2016 CEL-SW4ZA280
Zorg dat u deze handleiding leest, inclusief het gedeelte
“Veiligheidsmaatregelen” (
=
14), voordat u de camera in
gebruik neemt.
Door deze handleiding te lezen, leert u de camera correct te gebruiken.
Bewaar deze handleiding goed zodat u deze in de toekomst kunt
raadplegen.
Klik op de knoppen rechtsonder om andere pagina’s te openen.
: Volgende pagina
: Vorige pagina
: Pagina voordat u op een koppeling klikte
Als u naar het begin van een hoofdstuk wilt gaan, klikt u op de
hoofdstuktitel aan de rechterkant.
2
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Informatie om te beginnen
Inhoud van de verpakking
Controleer, voordat u de camera in gebruik neemt, of de verpakking
de onderstaande onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met uw leverancier.
Camera
Batterij
NB-13L*
Batterijlader
CB-2LH/CB-2LHE
Polsriem
* Verwijder het stickerlabel niet van een batterij.
De verpakking bevat ook gedrukt materiaal.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten (
=
2).
Vóór gebruik
Compatibele geheugenkaarten
De volgende geheugenkaarten (in de winkel verkrijgbaar) kunnen,
ongeacht de capaciteit, worden gebruikt.
SD-geheugenkaarten*
1
SDHC-geheugenkaarten*
1
*
2
SDXC-geheugenkaarten*
1
*
2
*1 Kaarten die voldoen aan de SD-normen. Niet voor alle geheugenkaarten is de
werking in deze camera geverieerd.
*2 UHS-I-geheugenkaarten worden ook ondersteund.
3
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opmerkingen vooraf en wettelijke
informatie
Maak enkele proefopnamen en bekijk deze om te controleren of de
beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen
van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn
niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit
uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief
kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of
niet kan worden gelezen door apparaten.
Wanneer de gebruiker onrechtmatig mensen of materiaal waarop
auteursrecht rust fotografeert of opneemt (video en/of geluid), kan dit
de privacy van deze mensen schenden en/of een inbreuk zijn op de
juridische rechten van anderen, waaronder auteursrechten en andere
intellectuele eigendomsrechten, zelfs wanneer dergelijke foto’s of
opnamen uitsluitend voor persoonlijk gebruik zijn bedoeld.
Meer informatie over de garantie voor uw camera of de Canon
Klantenservice vindt u in de garantie-informatie in het pakket met
het instructieboekje dat bij uw camera wordt geleverd.
Hoewel het scherm (de monitor) onder productieomstandigheden voor
uitzonderlijk hoge precisie is vervaardigd en meer dan 99,99% van de
pixels voldoet aan de ontwerpspecicaties, kunnen pixels in zeldzame
gevallen gebreken vertonen of als rode en zwarte punten zichtbaar zijn.
Dit is niet het gevolg van een storing. Dit heeft geen invloed op
opgenomen beelden.
De camera kan warm worden als deze gedurende langere tijd wordt
gebruikt. Dit is geen teken van beschadiging.
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
In deze handleiding worden pictogrammen gebruikt om de bijbehorende
cameraknoppen en controleknoppen, waarop de pictogrammen zijn
afgebeeld of die er op lijken, aan te duiden.
De onderstaande cameraknoppen en bedieningselementen worden
met de volgende pictogrammen aangeduid: Nummers aangegeven
tussen haakjes geven de nummers weer van de overeenkomstige
bedieningselementen in “Onderdeelnamen” (
=
4).
[ ] Knop omhoog (12) aan de achterkant
[ ] Knop links (8) aan de achterkant
[ ] Knop rechts (13) aan de achterkant
[ ] Knop omlaag (15) aan de achterkant
[ ] Controleknop (7) aan de achterkant
Opnamestanden en pictogrammen en tekst op het scherm worden
tussen haakjes weergegeven.
: Wat u beslist moet weten
: Opmerkingen en tips voor deskundig cameragebruik
=
xx: Pagina’s met verwante informatie (in dit voorbeeld staat “xx”
voor een paginanummer)
De instructies in deze handleiding gelden voor een camera die op de
standaardinstellingen is ingesteld.
Voor het gemak verwijst “de geheugenkaart” naar alle ondersteunde
geheugenkaarten.
De symbolen “
Foto’s” en “ Films” onder titels geven aan of de
functie wordt gebruikt voor foto’s of lms.
4
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Onderdeelnamen
(
2
)
(
3
)
(
4
) (
5
) (
6
) (
7
) (
8
) (
9
) (
10
)
(
13
)
(
14
)
(
15
)
(
1
)
(
12
)
(
11
)
(1) Microfoon
(2) Lampje
(3) Lens
(4) Zoomknop
Opnamen maken: [
(telelens)] /
[
(groothoek)]
Afspelen: [
(vergroten)] /
[
(index)]
(5) Filmknop
(6) Ontspanknop
(7) ON/OFF-knop
(8) Flitser
(9)
(N-teken)*
(10) Schakelaar [
(Flitser omhoog)]
(11) Knop [
(Hulp bij kader – Zoeken)]
(12) Serienummer (bodynummer)
(13) Aansluiting statief
(14) Klepje van geheugenkaart/
batterijhouder
(15) Riembevestigingspunt
* Gebruikt bij NFC-functie (
=
113).
(
1
) (
2
) (
3
) (
4
)
(
5
)
(
6
)
(
7
)
(
8
)
(
9
)
(
10
)
(
11
)
(
12
)
(
13
)
(
14
)
(
15
)
(
16
)
(1) Scherm (monitor)
(2) Luidspreker
(3) DIGITAL-aansluiting
(4) HDMI
TM
-aansluiting
(5) Programmakeuzewiel
(6) Knop [
(Afspelen)]
(7) Controleknop
(8) Knop [
(Macro)]/
[
(Handmatig scherpstellen)]/
Links
(9) Indicator
(10) Knop [
(Informatie)]
(11) Knop [
(Wi-Fi)]
(12) Knop
[
(Belichtingscompensatie)]/
[
(Story Highlights)]/Omhoog
(13) Knop [
(Flitser)]/Rechts
(14) Knop FUNC./SET
(Functie/Instellen)
(15) Knop [
(Zelfontspanner)]/
[
(1 beeld wissen)]/Omlaag
(16) Knop [
]
Aan de controleknop draaien is één
van de mogelijkheden om verschillende
instellingen te kiezen, van beeld naar
beeld te gaan en andere handelingen
uit te voeren. Het merendeel van deze
handelingen kunt u ook uitvoeren met
de knoppen [ ][ ][ ][ ].
5
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Inhoudsopgave
Vóór gebruik
Informatie om te beginnen ............................................... 2
Inhoud van de verpakking ........................................................ 2
Compatibele geheugenkaarten ................................................ 2
Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie ........................... 3
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt ............... 3
Onderdeelnamen...................................................................... 4
Algemene bediening camera.................................................. 12
Veiligheidsmaatregelen .......................................................... 14
Basishandleiding
Basishandelingen ........................................................... 17
Voordat u begint ..................................................................... 17
De riem bevestigen ....................................................................17
De camera vasthouden .............................................................17
De batterij opladen ....................................................................18
De batterij en uw (in de winkel verkrijgbare)
geheugenkaart plaatsen ............................................................ 18
De batterij en geheugenkaart verwijderen .............................19
De datum en tijd instellen ..........................................................20
De datum en tijd wijzigen ......................................................20
Weergavetaal ............................................................................21
De camera testen ................................................................... 22
Opnamen maken (Smart Auto) ..................................................22
Bekijken .....................................................................................23
Beelden wissen .....................................................................24
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van de camera ................................. 25
Aan/Uit.................................................................................... 25
Spaarstandfuncties (Automatisch Uit) .......................................26
Spaarstand in de opnamemodus ..........................................26
Spaarstand in de afspeelmodus ............................................ 26
Ontspanknop .......................................................................... 26
Opnamestanden ..................................................................... 27
Opties opnameweergave ....................................................... 27
Het menu FUNC. gebruiken ................................................... 28
Het menuscherm gebruiken ................................................... 29
Toetsenbord op het scherm .................................................... 30
Indicatorweergave .................................................................. 31
Klok ........................................................................................ 31
Auto-modus/modus Hybride automatisch .................... 32
Opnamen maken met door de camera bepaalde
instellingen ............................................................................. 32
Opnamen maken (Smart Auto) ..................................................32
Opnamen maken in de modus Hybride automatisch .................34
Digest-lm afspelen ............................................................... 35
Foto’s/lms ............................................................................35
Foto’s ..................................................................................... 35
Films ...................................................................................... 36
Compositiepictogrammen .......................................................... 36
Scènes voor continue opname .............................................. 37
Pictogrammen voor beeldstabilisatie ......................................... 38
Kaders op het scherm ...............................................................38
6
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Het gebied waarop wordt scherpgesteld vergroten ................... 52
Automatisch corrigeren uitschakelen .........................................52
Instellingen van de IS-modus wijzigen ......................................52
Beeldstabilisatie uitschakelen ...............................................52
Films opnemen met onderwerpen op hetzelfde formaat als
waarop ze voor het lmen worden weergegeven ...................... 53
De camerabewerkingen aanpassen ....................................... 54
Het AF-hulplicht uitschakelen ....................................................54
Voorkomen dat de lamp voor rode-ogenreductie aangaat ........54
De weergavestijl van het beeld na opnamen wijzigen ...............54
De weergaveduur van het beeld na opnamen wijzigen .........54
Het weergegeven scherm na de opname wijzigen ................55
Andere opnamestanden ................................................. 56
Helderheid/kleur aanpassen (Directe effecten) ...................... 56
Automatisch effecten toepassen (Creatieve opname) ........... 57
Genieten van diverse beelden van elke opname ......................57
Effecten kiezen ..........................................................................57
Films opnemen met diverse effecten .........................................58
Creatieve opnamen afspelen ................................................58
Bewegende onderwerpen (Sport) .......................................... 58
Specieke scènes .................................................................. 59
Speciale effecten toepassen .................................................. 60
Opnamen maken met het effect van een visooglens
(Fisheye-effect) ..........................................................................61
Foto’s die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) ......... 61
Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijd (voor clips van
één minuut) ...........................................................................62
Opnamen maken met een speels effect (Speels effect) ............ 62
Opnamen met een soft-focuseffect ...........................................63
Opnamen maken in monochroom .............................................63
Speciale standen voor andere doeleinden ............................. 64
Algemene, handige functies ................................................... 39
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) ..................39
Gemakkelijk terughalen van onderwerpen die
na het handmatig zoomen zijn verdwenen
(Framing Assist - Zoeken) .........................................................39
Automatisch zoomen afhankelijk van de beweging van het
onderwerp (Auto zoom) ............................................................. 40
Het formaat waarin gezichten constant worden
weergegeven wijzigen ...........................................................41
Gemakkelijk terughalen van onderwerpen met automatisch
zoomen (Hulp vragen) ............................................................... 42
De zelfontspanner gebruiken .....................................................42
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner .............43
De zelfontspanner aanpassen ...............................................43
Continue opnamen maken ........................................................44
Beelden weergeven tijdens het afspelen ...............................44
Gezichts-ID gebruiken ............................................................ 45
Persoonlijke gegevens ..............................................................45
Gezichts-ID-gegevens registreren ............................................. 45
Opnamen maken .......................................................................46
Geregistreerde gegevens controleren en bewerken .................47
Gezichtsgegevens overschrijven en toevoegen .................... 48
Geregistreerde gegevens wissen .......................................... 49
Functies voor de beeldaanpassing......................................... 49
De verhouding wijzigen .............................................................49
De beeldresolutie wijzigen (grootte) ..........................................50
Richtlijnen voor het kiezen van de resolutie op basis van
het papierformaat (voor 4:3-beelden) .................................... 50
Groenige beeldgebieden door kwiklampen corrigeren .............. 50
Beeldkwaliteit van lms wijzigen ................................................51
Handige opnamefuncties........................................................ 51
Raster weergeven .....................................................................51
7
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beeldkleuren .......................................................................... 73
Natuurlijke kleuren vastleggen (Witbalans) ...............................73
Aangepaste witbalans ...........................................................73
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors) .....................73
Custom Kleur .........................................................................74
Opnamebereik en scherpstellen............................................. 75
Close-ups maken (Macro) .........................................................75
Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen ..........75
Het scherpstelgebied eenvoudig bepalen (MF-peaking) ....... 76
Digitale telelens .........................................................................76
De modus AF Frame wijzigen ....................................................77
Centrum .................................................................................77
Gezichts-AiAf .........................................................................77
Onderwerpen selecteren om op scherp te stellen
(AF Tracking) ......................................................................... 78
Opnamen maken met Servo AF ............................................79
De focusinstelling veranderen ...................................................79
Opnamen maken met AF lock ...................................................80
Continue opnamen maken terwijl de camera op het
onderwerp blijft scherpstellen .................................................... 80
Flitser...................................................................................... 81
Flitsmodus wijzigen ...................................................................81
Auto .......................................................................................81
Aan ........................................................................................81
Slow sync ..............................................................................81
Uit ..........................................................................................81
De itsbelichtingscompensatie aanpassen ................................82
Opnamen maken met FE-lock ................................................... 82
Overige instellingen ................................................................ 83
De compressieverhouding wijzigen (Beeldkwaliteit) ..................83
Instellingen van de IS-modus wijzigen ......................................83
Automatisch opnamen maken na gezichtsdetectie
(Smart Shutter) ..........................................................................64
Automatisch opnamen maken na lachdetectie (Glimlach) ....64
Automatisch opnamen maken na knipoogdetectie
(Knipoogdetectie) ..................................................................64
Automatisch opnamen maken nadat een nieuwe persoon
wordt gedetecteerd (Gezicht-zelfontspanner) .......................65
Verschillende lms opnemen.................................................. 66
Films maken in de standaardmodus ..........................................66
Films met vloeiendere beweging maken ...............................67
Helderheid vergrendelen of wijzigen voordat u een
opname maakt .......................................................................67
Automatische langzame sluiter uitschakelen ........................67
Grote camerabewegingen corrigeren .................................... 67
Geluidsinstellingen ....................................................................68
Het windlter uitschakelen .....................................................68
De demper gebruiken ............................................................ 68
Films maken in de modus voor korte lmklips ........................... 68
Afspeeleffecten ...................................................................... 69
iFrame-lms opnemen ............................................................... 69
P-modus ........................................................................... 70
Opnamen maken met Programma automatische belichting
([P]-modus)............................................................................. 70
Helderheid van het beeld (Belichting) .................................... 71
De helderheid van het beeld aanpassen
(Belichtingscompensatie) ..........................................................71
Belichting en helderheid van beeld vergrendelen (AE lock) ...... 71
De meetmethode wijzigen .........................................................71
De ISO-waarde wijzigen ............................................................ 72
De helderheid corrigeren (i-Contrast) ........................................ 72
8
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden beveiligen ................................................................. 96
Via het menu .............................................................................96
Afzonderlijke beelden selecteren ...............................................96
Een reeks selecteren ................................................................. 97
Alle beelden in één keer beveiligen ...........................................97
Alle beveiligingen in één keer opheffen ................................. 97
Beelden wissen ...................................................................... 98
Meerdere beelden tegelijk wissen .............................................98
Een selectiemethode selecteren ...........................................98
Afzonderlijke beelden selecteren ..........................................99
Een reeks selecteren .............................................................99
Alle beelden in één keer opgeven .........................................99
Beelden roteren .................................................................... 100
Via het menu ...........................................................................100
Automatisch draaien uitschakelen ........................................... 100
Beelden markeren als favoriet.............................................. 101
Via het menu ...........................................................................101
Foto’s bewerken ................................................................... 102
Het formaat van beelden wijzigen ...........................................102
Trimmen...................................................................................102
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors) ...................103
De helderheid van het beeld corrigeren (i-Contrast) ...............104
Rode ogen corrigeren .............................................................. 104
Films bewerken .................................................................... 105
Bestandsgroottes verkleinen ...................................................106
Filmhoofdstukken wissen ........................................................106
Albums bekijken (Story Highlights)....................................... 107
Thema’s voor albums kiezen ............................................... 108
Achtergrondmuziek toevoegen aan albums ............................109
Uw eigen albums maken ......................................................... 110
Korte clips combineren .......................................................... 111
Tv-, Av- en M-modus ....................................................... 84
Specieke sluitertijden (Modus [Tv]) ...................................... 84
Specieke diafragmawaarden (Modus [Av]) ........................... 85
Specieke sluitertijden en diafragmawaarden (Modus [M]).... 85
De itsoutput aanpassen ........................................................... 86
Afspeelmodus ................................................................. 87
Bekijken .................................................................................. 87
Van weergavemodus wisselen ..................................................88
Overbelichtingswaarschuwing
(voor highlights van beelden) ................................................89
Histogram ..............................................................................89
GPS-informatieweergave ......................................................89
Korte lms bekijken die zijn vastgelegd in de modus
Creatieve opname (Creatieve opnamen). .................................89
Korte lms bekijken die zijn gemaakt bij het nemen
van foto’s (digest-lms) ..............................................................90
Op datum weergeven ............................................................90
Personen controleren die met Gezichts-ID zijn gedetecteerd ...90
Door beelden bladeren en beelden lteren ............................ 91
Bladeren door beelden in een index ..........................................91
Beelden zoeken die voldoen aan opgegeven voorwaarden ......91
Afzonderlijke beelden in een groep weergeven.........................92
Gezichts-ID-gegevens bewerken ........................................... 93
Namen wijzigen .........................................................................93
Namen wissen ...........................................................................93
Opties voor het weergeven van foto’s .................................... 94
Beelden vergroten .....................................................................94
Diavoorstellingen bekijken ......................................................... 94
Instellingen voor diavoorstellingen wijzigen ..........................95
Vergelijkbare beelden automatisch afspelen (Smart Shufe) ....95
9
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Meerdere beelden verzenden ..................................................131
Een reeks selecteren ...........................................................131
Beelden verzenden die gemarkeerd zijn als favoriet ...........131
Opmerkingen over het verzenden van beelden .......................132
Het aantal opnamepixels kiezen (beeldgrootte) ......................132
Opmerkingen toevoegen .........................................................132
Beelden automatisch verzenden (beeldsynchronisatie) ....... 133
Voordat u begint ......................................................................133
De camera voorbereiden ..................................................... 133
De computer voorbereiden .................................................. 134
Beelden verzenden ..................................................................134
Beelden die via Beeldsynchronisatie zijn verzonden
op uw smartphone bekijken .................................................135
Een smartphone gebruiken om camerabeelden
te bekijken en de camera te bedienen ................................. 135
Beelden op de camera geotaggen ..........................................135
Opnamen maken op afstand ...................................................136
Wi-Fi-instellingen bewerken of wissen ................................. 137
Verbindingsinformatie bewerken .............................................137
De bijnaam van een apparaat wijzigen ...............................137
Verbindingsinformatie wissen .............................................. 137
De bijnaam van het apparaat wijzigen .....................................138
De standaardinstellingen voor Wi-Fi herstellen ....................... 138
Menu Instellingen .......................................................... 139
Basisfuncties van de camera aanpassen ............................. 139
Camerageluiden dempen ........................................................139
Het volume aanpassen ............................................................ 140
Hints en tips verbergen ............................................................140
Datum en tijd ...........................................................................140
Wereldklok ............................................................................... 140
Timing voor het intrekken van de lens ..................................... 141
Eco-modus gebruiken ..............................................................141
Wi-Fi-functies ................................................................ 112
Beschikbare Wi-Fi-functies....................................................112
Beelden naar een smartphone verzenden ............................113
Beelden verzenden naar een smartphone die NFC
ondersteunt .............................................................................. 113
Verbinding maken via NFC wanneer de camera uit staat
of in de opnamemodus staat ............................................... 113
Verbinding maken via NFC wanneer de camera in de
afspeelmodus staat ............................................................. 115
Een smartphone toevoegen ................................................... 116
Een ander toegangspunt gebruiken ........................................ 118
Eerdere toegangspunten ......................................................... 118
Beelden opslaan op een computer........................................119
Voorbereidingen voor het registreren van een computer ........ 119
De software installeren ........................................................ 119
De computer congureren voor een Wi-Fi-verbinding
(alleen Windows) ................................................................. 120
Beelden opslaan op een aangesloten computer .....................120
Compatibiliteit van het toegangspunt vaststellen ................120
WPS-compatibele toegangspunten gebruiken ....................121
Verbinding maken met toegangspunten in de lijst ............... 123
Eerdere toegangspunten ..................................................... 124
Beelden verzenden naar een geregistreerde webservice .... 124
Webservices registreren .......................................................... 124
CANON iMAGE GATEWAY registreren ...............................125
Andere webservices registreren .......................................... 126
Beelden uploaden naar webservices .......................................127
Beelden draadloos afdrukken met een verbonden printer ... 128
Beelden naar een andere camera verzenden ...................... 129
Opties voor het verzenden van beelden............................... 131
10
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden afdrukken ............................................................... 153
Eenvoudig afdrukken ............................................................... 153
Afdrukinstellingen congureren ...............................................154
Beelden bijsnijden vóór het afdrukken ................................154
Het papierformaat en de indeling selecteren vóór
het afdrukken .......................................................................155
Beschikbare indelingsopties ................................................ 155
Id-foto’s afdrukken ...............................................................155
Filmscènes afdrukken ..............................................................156
Afdrukopties voor lms ........................................................156
Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF) ........................... 156
Afdrukinstellingen congureren ...........................................156
Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden .....................157
Afdrukinstellingen voor een reeks beelden .........................158
Afdrukinstellingen voor alle beelden ....................................158
Alle beelden in de printlijst wissen .......................................158
Beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan de printlijst
(DPOF) ................................................................................158
Beelden toevoegen aan een fotoboek .....................................158
Een selectiemethode selecteren .........................................158
Afzonderlijke beelden toevoegen ........................................159
Alle beelden toevoegen aan een fotoboek ..........................159
Alle beelden verwijderen uit een fotoboek ...........................159
Bijlage ............................................................................ 160
Problemen oplossen............................................................. 160
Berichten op het scherm ...................................................... 164
Informatie op het scherm...................................................... 166
Opname (informatieweergave) ................................................ 166
Batterijniveau .......................................................................166
Afspelen (uitgebreide informatieweergave) ............................. 167
Overzicht van lmbedieningspaneel ....................................167
De spaarstand aanpassen .......................................................141
Schermhelderheid ...................................................................142
Het opstartscherm verbergen .................................................. 142
Geheugenkaarten formatteren ................................................142
Low Level Format ................................................................ 143
Bestandsnummering ................................................................143
Beelden opslaan op datum ...................................................... 144
Metrische/niet-metrische weergave ......................................... 144
Certicatielogo’s controleren ...................................................144
Weergavetaal ..........................................................................144
Andere instellingen aanpassen ...............................................145
Standaardinstellingen van de camera herstellen .....................145
Accessoires ................................................................... 146
Systeemoverzicht ................................................................. 146
Optionele accessoires .......................................................... 147
Voedingen ................................................................................147
Overige accessoires ................................................................148
Printers ....................................................................................148
Foto-opslag ..............................................................................148
Optionele accessoires gebruiken ......................................... 148
Afspelen op een tv ................................................................... 148
Afspelen op een hdtv ...........................................................148
De batterij plaatsen en opladen............................................ 149
Een computer gebruiken om de batterij op te laden ............150
De software gebruiken ......................................................... 151
Verbinding maken met een computer via een kabel ................151
De computeromgeving controleren .....................................151
De software installeren ........................................................ 151
Beelden opslaan op een computer .......................................... 151
11
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Functies en menutabellen .................................................... 168
Beschikbare functies per opnamemodus ................................168
Menu FUNC. ............................................................................169
Opnametabblad .......................................................................171
Tabblad Instellen ......................................................................175
Tabblad Afspelen .....................................................................175
Tabblad Print ............................................................................176
Afspeelmodus menu FUNC. .................................................... 176
Voorzorgsmaatregelen ......................................................... 176
Specicaties ......................................................................... 177
Camera .................................................................................... 177
Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd .............................178
Opnamebereik ..................................................................... 178
Aantal opnamen per geheugenkaart ...................................179
Opnametijd per geheugenkaart ........................................... 179
Batterij NB-13L ....................................................................180
Batterijlader CB-2LH/CB-2LHE ...........................................180
Compacte voedingsadapter CA-DC30/CA-DC30E .............180
Index..................................................................................... 181
Voorzorgsmaatregelen Wi-Fi (draadloos LAN)..................... 183
Voorzorgsmaatregelen voor storing van radiogolven ..............183
Veiligheidsmaatregelen ...........................................................183
Handelsmerken en licenties ................................................184
Vrijwaring ............................................................................. 185
12
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Algemene bediening camera
Opnamen maken
Door de camera bepaalde instellingen gebruiken (Auto-modus, modus
Hybride automatisch)
-
=
32,
=
34
Verschillende effecten bekijken die zijn toegepast op elke opname met
behulp van door de camera bepaalde instellingen (modus Creatieve
opname)
-
=
57
Goede opnamen van mensen maken
Portretten
(
=
59)
Specieke scènes afstemmen
Sport
(
=
58)
Nachtscènes
(
=
59)
Weinig licht
(
=
59)
Vuurwerk
(
=
59)
Speciale effecten toepassen
Levendige kleuren
(
=
60)
Poster-effect
(
=
60)
Fisheye-effect
(
=
61)
Miniatuureffect
(
=
61)
Speels effect
(
=
62)
Soft focus
(
=
63)
Monochroom
(
=
63)
Scherpstellen op gezichten
-
=
32,
=
59,
=
77
Zonder gebruik van de itser (Flitser Uit)
-
=
32
Een foto maken met uzelf erbij (zelfontspanner)
-
=
42,
=
65
Filmclips en foto’s combineren (Filmsynopsis)
-
=
34
13
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opslaan
Beelden opslaan op een computer
-
=
151
Wi-Fi-functies gebruiken
Beelden naar een smartphone verzenden
-
=
113
Beelden online delen
-
=
124
Beelden naar een computer verzenden
-
=
133
Weergeven
Beelden bekijken (afspeelmodus)
-
=
87
Automatisch afspelen (Diavoorstelling)
-
=
94
Op een tv
-
=
148
Op een computer
-
=
151
Snel door beelden bladeren
-
=
91
Beelden wissen
-
=
98
Automatisch een album maken
-
=
107
Films opnemen/bekijken
Films opnemen
-
=
32,
=
66
Films bekijken (afspeelmodus)
-
=
87
Afdrukken
Foto’s afdrukken
-
=
153
14
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Voorkom contact met vloeistoffen en laat geen vloeistoffen of vreemde
objecten in de camera binnendringen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als het product nat wordt of als er vloeistoffen of vreemde voorwerpen
in de camera komen, verwijdert u meteen de batterij/batterijen of haalt
u onmiddellijk de stekker uit het stopcontact.
Heeft uw model een zoeker of verwisselbare lens, kijk dan niet door
de zoeker of de lens naar een sterke lichtbron (zoals de zon op een
heldere dag of een krachtige kunstmatige lichtbron).
Dit kan uw gezichtsvermogen aantasten.
Laat de lens (of de camera met de daarop bevestigde lens) niet
in de zon liggen zonder lensdop, indien u producten gebruikt met
verwisselbare lenzen.
Dit kan brand veroorzaken.
Raak het product niet aan tijdens onweer als de stekker in het
stopcontact zit.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand. Stop onmiddellijk met
het gebruik van het product en kom niet in de buurt van het product.
Gebruik alleen de aanbevolen batterij/batterijen.
Plaats de batterij/batterijen niet in de buurt van of in open vuur.
Dit kan ervoor zorgen dat de batterij/batterijen exploderen of lekken,
wat kan leiden tot een elektrische schok, brand of letsel. Als ogen, mond,
huid of kleding met lekkende batterijvloeistof in aanraking komen, moet
u deze onmiddellijk afspoelen met water.
Als het product een batterijlader gebruikt, dient u de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht te nemen.
- Verwijder het netsnoer regelmatig en veeg het stof en vuil dat zich
heeft opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact
en het gebied eromheen weg met een droge doek.
- Steek of trek de stekker niet in of uit het stopcontact met natte handen.
- Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale
capaciteit van het stopcontact of de kabelaccessoires wordt
overschreden. Gebruik de apparatuur niet als de stekker beschadigd
is of als deze niet volledig in het stopcontact is gestoken.
Veiligheidsmaatregelen
Lees de volgende veiligheidsmaatregelen goed door, voordat u het
product gebruikt. Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
De veiligheidsmaatregelen die hier worden vermeld, zijn bedoeld om
letsel bij uzelf en bij andere personen of schade aan eigendommen te
voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte
accessoires die u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico
van ernstig letsel of levensgevaar.
Gebruik de itser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de itser kan het gezichtsvermogen
aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste een meter afstand
wanneer u de itser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Een draagriem rond de nek van een kind wikkelen kan leiden tot verstikking.
Als uw product een netsnoer gebruikt, bestaat er verstikkingsgevaar
wanneer het snoer per ongeluk om de nek van een kind gewikkeld wordt.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Demonteer, wijzig of verwarm het product niet.
Verwijder het stickerlabel van de batterij niet, als de batterij een
stickerlabel heeft.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan
als het kapot is, bijvoorbeeld wanneer het is gevallen.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een
vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine
of thinner om het product schoon te maken.
15
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan direct zonlicht blootstaan;
- plaatsen die aan temperaturen boven 40 °C blootstaan;
- vochtige of stofge plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of kan/kunnen de batterij/
batterijen ontploffen, wat kan leiden tot elektrische schokken, brand,
brandwonden of ander letsel.
Oververhitting en schade kunnen leiden tot elektrische schokken, brand,
brandwonden of ander letsel.
Door langdurig naar overgangen voor diavoorstelling te kijken,
kunt u zich onprettig gaan voelen.
Wanneer u optionele lenzen, lenslters of lteradapters (indien van
toepassing) gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat deze accessoires
goed vastzitten.
Als het lensaccessoire losraakt en valt, kan het barsten waarna de
glassplinters snijwonden kunnen veroorzaken.
Let er bij producten die automatisch de itser in- en opklappen op dat
uw vinger niet bekneld raakt door de itser als deze wordt ingeklapt.
Dit kan letsel veroorzaken.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade
aan eigendommen.
Richt de camera niet op sterke lichtbronnen, zoals de zon op een
heldere dag of een sterke kunstmatige lichtbron.
Als u dit wel doet, kan dit leiden tot schade aan de beeldsensor of andere
interne onderdelen.
Als u de camera gebruikt op een zandstrand of op een winderige plek,
dient u erop te letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Druk de itser niet omlaag en forceer deze niet open bij producten
die automatisch de itser in- en opklappen.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
- Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels)
niet in contact komen met de contactpunten of stekker.
- Snijd, beschadig of wijzig het netsnoer niet als uw product een
netsnoer gebruikt. Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet
is toegestaan.
De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van
elektronische instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat
u het product gebruikt op plaatsen waar het gebruik van elektronische
apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen en medische instellingen.
Laat de camera niet langdurig in contact komen met de huid.
Zelfs als de camera niet warm aanvoelt kan dit leiden tot eerstegraads
verbrandingen, die te herkennen zijn aan een rode huid of blaren.
Gebruik een statief op warme plekken of als u een slechte bloedsomloop
of ongevoelige huid hebt.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico
van letsel.
Zorg dat het product niet tegen voorwerpen stoot, wordt blootgesteld
aan schokken en stoten of achter voorwerpen blijft haken wanneer
u het aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld.
Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken.
Zorg dat u de itser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk
bedekt wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de itser tot gevolg hebben.
16
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm
als u de camera in uw tas stopt. Doe ook het scherm dicht (zodat het
naar de camerabody is gericht), als uw product een scherm heeft dat
ingeklapt kan worden.
Bevestig geen harde voorwerpen aan het product.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Veeg eventueel stof, vuil of ander materiaal dat niet op de itser
thuishoort weg met een wattenstaafje of doek.
De warmte die de itser produceert, kan ervoor zorgen dat stoffen die niet
op de itser thuishoren rook afgeven. Ook kan de werking van het product
verstoord raken.
Verwijder de batterij/batterijen en berg deze op wanneer u het product
niet gebruikt.
Als de batterij lekt kan het product beschadigd worden.
Breng, voordat u de batterij/batterijen weggooit, tape of ander
isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij/batterijen.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
Haal een batterijlader die u voor het product gebruikt, uit het
stopcontact wanneer deze niet gebruikt wordt. Bedek de lader niet
met een doek of andere voorwerpen wanneer deze gebruikt wordt.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat,
kan deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Laat batterijen voor het product niet in de buurt van huisdieren liggen.
Als huisdieren op de batterij kauwen kan dit leiden tot lekkage, oververhitting
of een explosie, met schade aan het product of brand als gevolg.
Als uw product meerdere batterijen gebruikt, dient u geen combinatie
van batterijen te gebruiken met verschillende spanningsniveaus.
Gebruik verder geen oude en nieuwe batterijen samen. Let er bij het
plaatsen van de batterijen op dat u de + en – polen niet verwisselt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw broekzak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
17
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Voordat u begint
Tref de volgende voorbereidingen voordat u opnamen maakt.
De riem bevestigen
Steek het uiteinde van de riem door het
riembevestigingspunt (1) en haal het
andere uiteinde van de riem door het
oog aan het draadeinde (2).
De camera vasthouden
Doe de riem om uw pols.
Houd bij het maken van opnamen uw
armen tegen uw lichaam gedrukt en houd
de camera stevig vast om te voorkomen
dat deze beweegt. Laat uw vingers niet
op de uitgeklapte itser rusten.
(
1
)
(
2
)
Basishandelingen
Algemene informatie en instructies, van de eerste voorbereidingen tot
opnamen maken en afspelen
Basishandleiding
18
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op,
om de batterij te beschermen en in goede staat te houden.
Bij batterijladers die gebruik maken van een netsnoer mag
u de lader of het snoer niet op andere voorwerpen aansluiten.
Dit kan defect of schade aan het product tot gevolg hebben.
Zie “Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd” (
=
178) voor
meer informatie over de oplaadduur, het aantal opnamen en
de opnametijd met een volledig opgeladen batterij.
Opgeladen batterijen verliezen geleidelijk hun lading, ook als ze
niet worden gebruikt. Laad de batterij op de dag dat u deze wilt
gebruiken op, of vlak daarvoor.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning
van 100–240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact
past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik
geen elektrische transformator die is bedoeld voor op reis,
omdat deze de batterij kan beschadigen.
De batterij en uw (in de winkel verkrijgbare)
geheugenkaart plaatsen
Plaats de bijgeleverde batterij en een geheugenkaart (in de winkel
verkrijgbaar).
Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken of een geheugenkaart
die in een ander apparaat is geformatteerd, moet de geheugenkaart met
deze camera worden geformatteerd (
=
142).
1
Open het klepje.
Verschuif de schakelaar (1) en open het
klepje (2).
(
2
)
(
1
)
De batterij opladen
Laad voor gebruik de batterij op met de meegeleverde oplader. Bij aankoop
van de camera is de batterij niet opgeladen. Zorg er daarom voor dat u de
batterij eerst oplaadt.
1
Plaats de batterij.
Zorg eerst dat de markering op
de batterij overeenkomt met die op
de oplader en plaats dan de batterij
door deze naar binnen (1) en naar
beneden (2) te drukken.
2
Laad de batterij op.
CB-2LH: kantel de stekker naar buiten (1)
en steek de oplader in een stopcontact (2).
CB-2LHE: sluit het netsnoer aan op de
oplader en steek het andere uiteinde in
een stopcontact.
Het oplaadlampje gaat oranje branden
en het opladen begint.
Wanneer het opladen is voltooid, wordt
het lampje groen.
3
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen (1) en omhoog (2)
te drukken.
(
1
)
(
2
)
CB-2LHE
(
1
)
(
2
)
CB-2LH
(
2
)
(
1
)
19
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Zie “Aantal opnamen per geheugenkaart” (
=
179) voor
richtlijnen over hoeveel foto’s of uren aan opnamen op één
geheugenkaart passen.
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de
richting van de pijl.
De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
De geheugenkaart wipt nu omhoog.
2
Plaats de batterij.
Houd de batterij vast met de
aansluitpunten in de getoonde positie.
Duw de batterijvergrendeling richting (1)
en plaats de batterij richting (2) totdat de
vergrendeling vastklikt.
Als u de batterij verkeerd om plaatst,
kan deze niet in de juiste positie worden
vergrendeld. Controleer altijd of de
batterij in de juiste richting is geplaatst
en wordt vergrendeld.
3
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van uw kaart
en plaats de geheugenkaart.
Bij geheugenkaarten met een schuifje
voor schrijfbeveiliging kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Verschuif
het schuifje naar (1).
Plaats de geheugenkaart met het label (2)
in de getoonde richting totdat deze vastklikt.
Controleer altijd of de geheugenkaart in
de juiste richting geplaatst wordt. Als u de
geheugenkaart in de verkeerde richting
probeert te plaatsen, kunt u de camera
beschadigen.
4
Sluit het klepje.
Sluit het klepje (1) en duw het lichtjes
aan terwijl u de schakelaar verschuift,
totdat het klepje vastklikt (2).
(
1
)
(
2
)
(
2
)
(
1
)
(
1
)
(
2
)
20
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt telkens wanneer u de camera
inschakelt, tenzij u de datum, tijd en tijdzone al hebt ingesteld.
Geef de juiste informatie op.
Om de zomertijd in te stellen (normale tijd plus 1 uur), kiest u [ ]
bij stap 2. Kies vervolgens [
] door op de knoppen [ ][ ] te
drukken of aan de knop [
] te draaien.
De datum en tijd wijzigen
Wijzig de datum en tijd als volgt.
1
Open het menuscherm.
Druk op de knop [ ].
2
Kies [Datum/Tijd].
Beweeg de zoomknop om het tabblad [ ]
te selecteren.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Datum/Tijd] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Wijzig de datum en tijd.
Volg stap 2 bij “Datum en tijd instellen”
(
=
20) om de instellingen aan te
passen.
Druk op de knop [
] om het
menuscherm te sluiten.
De datum en tijd instellen
Stel de datum en tijd als volgt in als het [Datum/Tijd] verschijnt wanneer u de
camera aanzet. Informatie die u op deze manier opgeeft, wordt opgeslagen
in de beeldeigenschappen wanneer u een foto maakt en wordt gebruikt bij
het beheer van uw foto’s of wanneer u foto’s afdrukt met de datum erop.
1
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt.
2
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [ ] om de datum en tijd
op te geven.
Als u klaar bent, drukt u op de knop [
].
3
Geef uw thuistijdzone op.
Druk op de knoppen [ ][ ] om de
tijdzone thuis te selecteren.
4
Voltooi de instellingsprocedure.
Als u klaar bent, drukt u op de knop [ ].
Nadat een bevestigingsbericht is
weergegeven, wordt het instellingenscherm
niet meer weergegeven.
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit te schakelen.
21
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De huidige tijd wordt weergegeven als u bij stap 2, nadat u op
de knop [
] hebt gedrukt, te lang wacht voordat u op de knop
[
] drukt. Druk in dat geval op [ ] om de tijdweergave
verwijderen en herhaal stap 2.
U kunt de weergavetaal ook wijzigen door op de knop [
]
te drukken en [Taal
] te selecteren op het tabblad [ ].
De camera heeft een ingebouwde datum/tijd-batterij
(reservebatterij). De datum- en tijdinstellingen kunnen ongeveer
3 weken behouden blijven nadat de batterij is verwijderd.
De datum/tijd-batterij wordt in ongeveer 4 uur opgeladen nadat
u een opgeladen batterij hebt geplaatst, zelfs als de camera is
uitgeschakeld.
Zodra de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm [Datum/
Tijd] als u de camera inschakelt. Stel de juiste datum en tijd in
zoals beschreven bij “De datum en tijd instellen” (
=
20).
Weergavetaal
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
1
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
2
Open het instellingenscherm.
Houd de knop [ ] ingedrukt en druk
direct op de knop [ ].
3
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om een taal te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
niet langer weergegeven.
22
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Maak de opname.
Foto’s maken
1) Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. Nadat is
scherpgesteld, hoort u tweemaal een
pieptoon en worden kaders weergegeven
om aan te geven op welke beeldgebieden
is scherpgesteld.
Als [Flitser Opklappen] wordt weergegeven,
verschuift u de schakelaar [
] om de itser
uit te klappen. De itser itst wanneer u een
opname maakt. Als u liever geen itser
gebruikt, drukt u de itser met uw vinger
omlaag.
2) Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
Wanneer de camera de opname maakt,
hoort u het sluitergeluid en wanneer er
weinig licht is, gaat de itser, als u deze
hebt uitgeklapt, automatisch af.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
Nadat de opname is weergegeven,
schakelt de camera weer over naar
het opnamescherm.
De camera testen
Foto’s
Films
Volg deze instructies om de camera in te schakelen, foto- of lmopnamen
te maken en deze daarna te bekijken.
Opnamen maken (Smart Auto)
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen
voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor
specieke composities.
1
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm wordt weergegeven.
2
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in
op [ ].
Richt de camera op het onderwerp.
Terwijl de camera de compositie bepaalt,
maakt deze een licht klikkend geluid.
De pictogrammen die de modus voor
composities en de beeldstabilisatiemodus
aanduiden worden linksboven in het
scherm weergegeven.
Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
3
Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp te
vergroten, duwt u de zoomknop naar [ ]
(telelens) en om uit te zoomen duwt u de
knop naar [ ] (groothoek).
23
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Bekijken
Na het maken van foto’s of het opnemen van lms kunt u deze, zoals
hieronder is beschreven, op het scherm bekijken.
1
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
Uw laatste opname wordt weergegeven.
2
Selecteer een beeld.
Als u het vorige beeld wilt bekijken, drukt
u op de knop [ ] of draait u de knop [ ]
tegen de klok in. Om het volgende beeld
te bekijken, drukt u op de knop [ ] of
draait u de knop [ ] met de klok mee.
Houd de knoppen [
][ ] ingedrukt om
snel door beelden te bladeren.
U kunt dit scherm (modus Beeld scrollen)
openen door snel aan de knop [
] te
draaien. Draai in deze modus aan de
knop [ ] om door beelden te bladeren.
Druk op de knop [
] om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Films zijn herkenbaar aan het
pictogram [
]. Ga naar stap 3
als u lms wilt afspelen.
Films opnemen
1) Start de opname.
Druk op de lmknop. Zodra de camera
met opnemen begint, hoort u één
pieptoon en verschijnen [ REC] en
de verstreken tijd op het scherm (1).
Er verschijnen zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm
en het onderwerp wordt iets vergroot.
De zwarte balken geven beeldgebieden
aan die niet worden vastgelegd.
Kaders rond gedetecteerde gezichten
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
Zodra de opname is begonnen, haalt
u uw vinger van de lmknop.
2) Beëindig de opname.
Druk nogmaals op de lmknop om de
lmopname te stoppen. De camera
piept tweemaal als de opname stopt.
(
1
)
24
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden wissen
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en
wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld. Als u deze optie
wilt gebruiken, dient u zeker te weten dat u de beelden wilt wissen.
1
Selecteer het beeld dat u wilt wissen.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
2
Wis het beeld.
Druk op de knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen [
][ ] of draait u aan de
knop [ ] om [Wissen] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Het huidige beeld wordt nu gewist.
Om het wissen te annuleren, drukt
u op de knoppen [
][ ] of draait u aan
de knop [ ] om [Annuleer] te kiezen.
Druk vervolgens op de knop [ ].
U kunt meerdere beelden selecteren om in één keer te wissen
(
=
98).
3
Speel lms af.
Druk op de knop [ ], kies [ ] (druk
op de knoppen [ ][ ] of draai aan de
knop [ ]) en druk vervolgens nogmaals
op de knop [ ].
Het afspelen begint en na de lm
verschijnt [
].
Om het volume aan te passen,
drukt u tijdens het afspelen op
de knoppen [
][ ].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan,
drukt u de ontspanknop half in.
25
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Aan/Uit
Opnamemodus
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
in te schakelen en gereed te maken om
op te nemen.
Druk opnieuw op de ON/OFF-knop om
de camera uit te schakelen.
Afspeelmodus
Druk op de knop [ ] om de camera in
te schakelen en uw foto’s te bekijken.
Om de camera uit te schakelen drukt
u opnieuw op de knop [
].
Om van de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan,
drukt u op de knop [
].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan,
drukt u de ontspanknop half in (
=
26).
Als de camera in de afspeelmodus is, wordt ongeveer na één
minuut de lens ingetrokken. U kunt de camera uitschakelen terwijl
de lens is ingetrokken door op de knop [
] te drukken.
Handleiding
voor gevorderden
Basishandelingen van de camera
Overige basishandelingen en meer manieren om van de camera te genieten,
inclusief opties voor opnemen en afspelen
26
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Ontspanknop
Om de scherpte van uw foto’s te waarborgen, houdt u de ontspanknop
altijd eerst half ingedrukt. Zodra het onderwerp is scherpgesteld, drukt
u de knop helemaal in om de foto te maken.
In deze handleiding wordt de bediening van de ontspanknop omschreven
als de knop half of helemaal indrukken.
1
Druk half in. (Licht indrukken om
scherp te stellen.)
Druk de ontspanknop half in. De camera
piept twee keer en er worden kaders
weergegeven rond de beeldgebieden
waarop is scherpgesteld.
2
Druk helemaal in. (Druk, vanaf de
positie halverwege, helemaal in
om de opname te maken.)
De camera maakt de opname en er klinkt
een sluitergeluid.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
De beelden worden mogelijk onscherp als u de opname maakt
zonder eerst de ontspanknop half in te drukken.
Het geluid van de sluiter kan korter of langer duren, afhankelijk
van de tijd die nodig is om de opname te maken. Bij sommige
opnamecomposities kan het langer duren en de beelden worden
vaag als u de camera beweegt (of als het onderwerp beweegt)
voordat het geluid van de sluiter stopt.
Spaarstandfuncties (Automatisch Uit)
Om de batterij te sparen worden het scherm (Display uit) en de camera
automatisch uitgeschakeld na een bepaalde inactieve periode.
Spaarstand in de opnamemodus
Het scherm wordt automatisch uitgeschakeld nadat het ongeveer één
minuut inactief is geweest. Ongeveer na nog 2 minuten wordt de lens
ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld
maar de lens nog niet is ingetrokken, kunt u het scherm weer inschakelen
en gereedmaken voor het maken van opnamen door de ontspanknop half
in te drukken (
=
26).
Spaarstand in de afspeelmodus
De camera wordt na ongeveer 5 minuten inactiviteit automatisch
uitgeschakeld.
U kunt desgewenst Automatisch Uit uitschakelen en de timing
van Display uit aanpassen (
=
141).
De spaarstand is niet actief wanneer de camera via Wi-Fi
op andere apparaten is aangesloten (
=
112) of als deze is
aangesloten op een computer (
=
151).
27
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opties opnameweergave
Druk op de knop [ ] om andere informatie weer te geven op het
scherm of om de informatie te verbergen. Zie “Informatie op het scherm”
(
=
166) voor meer informatie over de weergegeven gegevens.
Informatieweergave
Geen informatieweergave
Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt, wordt
met de nachtschermfunctie de helderheid van het scherm
automatisch verhoogd. Zo kunt u de compositie van uw opnamen
gemakkelijker controleren. Mogelijk komen de beeldhelderheid
op het scherm en de helderheid van uw foto’s niet overeen.
Vervorming van het beeld op het scherm of schokkerige
bewegingen van het onderwerp hebben geen invloed op
vastgelegde beelden.
Zie “Van weergavemodus wisselen” (
=
88) voor weergaveopties.
Opnamestanden
Gebruik het programmakeuzewiel om de gewenste opnamemodus
te openen.
(
2
)
(
1
)
(
3
)
(
4
)
(
5
)
(
6
)
(
7
)
(1) Modus voor directe effecten
De helderheid en kleuren van
het beeld aanpassen tijdens het
maken van opnamen (
=
56).
(2) Auto-modus/modus Hybride
automatisch
Volledig automatische opnamen
met door de camera bepaalde
instellingen (
=
22,
=
32,
=
34).
(3) Modus Creatieve opname
U kunt meerdere beelden met
effecten vastleggen met door de
camera bepaalde instellingen
(
=
57).
(4) Modus Sport
Maak continue opnamen terwijl de
camera scherpstelt op bewegende
onderwerpen (
=
58).
(5) Modus voor speciale composities
Opnamen maken met instellingen
die voor specieke scènes zijn
ontworpen of diverse effecten
toevoegen (
=
59).
(6) Filmmodus
Voor het maken van lms (
=
66).
Als u op de lmknop drukt, kunt
u ook een lm maken zonder het
programmakeuzewiel in te stellen
op de lmmodus.
(7) P-, Tv-, Av-en M-modus
Verschillende soorten opnamen
maken met behulp van uw
voorkeursinstellingen
(
=
70,
=
84).
28
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop [ ].
Het scherm voordat u in stap 1 op
de knop [
] drukte, wordt opnieuw
weergegeven en toont de optie die
u hebt gecongureerd.
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat ongedaan
maken door de standaardinstellingen van de camera te herstellen
(
=
145).
Het menu FUNC. gebruiken
Congureer veelgebruikte opnamefuncties als volgt via het menu FUNC.
Menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (
=
169).
1
Open het Menu FUNC.
Druk op de knop [ ].
2
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om een menu-item (1)
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ] of [ ].
De beschikbare opties (2) worden naast
menu-items weergegeven, aan de
rechterkant.
Afhankelijk van het menu-item kunnen
functies eenvoudig worden opgegeven
door op de knop [
] of [ ] te drukken,
of er wordt een ander scherm
weergegeven om de functie te
congureren.
3
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een optie te selecteren.
Items met het pictogram [
] kunnen
worden gecongureerd door op de
knop [ ] te drukken.
Druk op de knop [
] om terug te gaan
naar de menu-items.
(
1
)(
2
)
29
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Druk op de knop [ ] om terug
te keren naar het vorige scherm.
4
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
5
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop [ ] om terug
te gaan naar het scherm dat werd
weergegeven voordat u bij stap 1
op de knop [ ] drukte.
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat ongedaan
maken door de standaardinstellingen van de camera te herstellen
(
=
145).
Het menuscherm gebruiken
Congureer verschillende camerafuncties als volgt via het menuscherm.
De menu-items zijn op tabbladen per doel gegroepeerd, zoals opnamen
maken [ ], afspelen [ ] enzovoort. De beschikbare menu-items
verschillen afhankelijk van de geselecteerde opname- of afspeelmodus
(
=
171 –
=
175).
1
Open het menuscherm.
Druk op de knop [ ].
2
Selecteer een tabblad.
Beweeg de zoomknop om een tabblad
te selecteren.
Nadat u eerst op de knoppen [
][ ]
hebt gedrukt of aan de knop [ ] hebt
gedraaid om een tabblad te selecteren,
kunt u van tabblad wisselen door op de
koppen [ ][ ] te drukken.
3
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om een menu-item
te selecteren.
Bij menu-items met opties die niet
worden weergegeven, drukt u eerst
op de knop [
] of [ ] om van scherm
te wisselen. Daarna drukt u op de
knoppen [ ][ ] of draait u aan
de knop [ ] om het menu-item
te selecteren.
30
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Tekens verwijderen
Selecteer [ ] en druk op de knop [ ].
Het vorige karakter wordt gewist.
Als u de knop [
] selecteert en de
knop [ ] ingedrukt houdt, worden er
vijf tekens tegelijk gewist.
Invoer bevestigen en terugkeren naar
het vorige scherm
Druk op de knop [ ].
Toetsenbord op het scherm
Gebruik het toetsenbord op het scherm om informatie in te voeren voor
Gezichts-ID (
=
45), Wi-Fi-verbindingen (
=
121), enzovoort. De lengte
en het soort informatie dat u in kunt voeren hangt af van de functie die
u gebruikt.
Tekens invoeren
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om een teken
te selecteren en druk vervolgens op
de knop [ ] om het in te voeren.
De hoeveelheid informatie die u in kunt
voeren (1) hangt af van de functie die
u gebruikt.
Cursor verplaatsen
Selecteer [ ] of [ ] en druk op de
knop [ ].
Regeleindes invoeren
Selecteer [ ] en druk op de knop [ ].
Van invoerstand wisselen
Om over te schakelen naar getallen of
symbolen kiest u [ ] en drukt u op de
knop [ ].
Om te wisselen tussen hoofdletters en
kleine letters kiest u [
] en drukt u op
de knop [ ].
De beschikbare invoermethodes zijn
afhankelijk van de functie die u gebruikt.
(
1
)
31
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Index
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Klok
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop [
] ingedrukt.
De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om de weergavekleur te
wijzigen.
Druk nogmaals op de knop [
] om de
klokweergave te annuleren.
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop [ ] ingedrukt
en drukt u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
Indicatorweergave
De indicator op de achterkant van de camera (
=
4) brandt of knippert
afhankelijk van de status van de camera.
Kleur Indicatorstatus Camerastatus
Groen Knippert
Bezig met opstarten, opnemen/lezen/
verzenden van beelden, het maken
van opnamen met lange sluitertijd
(
=
84,
=
85), verbonden met
een computer (
=
151), verbinden/
verzenden via Wi-Fi of het scherm
is uitgeschakeld (
=
26,
=
141).
Oranje Aan Opladen via USB
Als het lampje groen knippert, mag u de camera niet
uitschakelen, het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder
niet openen en de camera niet schudden of aanstoten. Hierdoor
kunnen de beelden, camera of geheugenkaart beschadigd raken.
32
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken met door de
camera bepaalde instellingen
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen
voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor
specieke composities.
Opnamen maken (Smart Auto)
Foto’s
Films
1
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm wordt weergegeven.
2
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in
op [ ].
Richt de camera op het onderwerp.
Terwijl de camera de compositie bepaalt,
maakt deze een licht klikkend geluid.
De pictogrammen die de modus voor
composities en de beeldstabilisatiemodus
aanduiden, worden linksboven in het
scherm weergegeven (
=
36,
=
38).
Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
Auto-modus/modus Hybride
automatisch
Handige modus voor eenvoudige opnamen met een betere controle bij
het maken van opnamen
33
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2) Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
Wanneer de camera de opname maakt,
hoort u het sluitergeluid en wanneer er
weinig licht is, gaat de itser, als u deze
hebt uitgeklapt, automatisch af.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
Nadat de opname is weergegeven,
schakelt de camera weer over naar
het opnamescherm.
Films opnemen
1) Start de opname.
Druk op de lmknop. Zodra de camera
met opnemen begint, hoort u één
pieptoon en verschijnen [ REC] en
de verstreken tijd op het scherm (1).
Er verschijnen zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm
en het onderwerp wordt iets vergroot.
De zwarte balken geven beeldgebieden
aan die niet worden vastgelegd.
Kaders rond gedetecteerde gezichten
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
Zodra de opname is begonnen,
haalt u uw vinger van de lmknop.
(
1
)
3
Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp te
vergroten, duwt u de zoomknop naar [ ]
(telelens) en om uit te zoomen duwt u de
knop naar [ ] (groothoek). (Op het
scherm verschijnt een zoombalk (1) die
de zoompositie aangeeft, samen met het
scherpstelbereik (2).)
Om snel in of uit te zoomen, beweegt
u de zoomknop helemaal naar [
]
(telelens) of [ ] (groothoek) en
om langzaam in of uit te zoomen,
beweegt u de zoomknop een beetje
in de gewenste richting.
4
Maak de opname.
Foto’s maken
1) Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. Nadat is
scherpgesteld, hoort u tweemaal een
pieptoon en worden kaders weergegeven
om aan te geven op welke beeldgebieden
is scherpgesteld.
Wanneer op meer dan één gebied
is scherpgesteld, worden meerdere
kaders weergegeven.
Als [Flitser Opklappen] wordt weergegeven,
verschuift u de schakelaar [
] om de itser
uit te klappen. De itser itst wanneer
u een opname maakt. Als u liever geen
itser gebruikt, drukt u de itser met uw
vinger omlaag.
(
2
)
34
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken in de modus Hybride automatisch
Foto’s
Films
U kunt eenvoudig een korte lm van de dag maken door foto’s te maken.
De camera neemt voor elke opname clips van 2–4 seconden op van
scènes, die later worden gecombineerd in een digest-lm.
Clips die in deze modus worden opgenomen, worden toegevoegd aan
Story Highlights-albums (
=
107).
1
Open de modus [ ].
Volg stap 2 bij “Opnamen maken
(Smart Auto)” (
=
32) en kies [ ].
2
Kies de compositie.
Volg stap 3–4 bij “Opnamen maken
(Smart Auto)” (
=
32) om de compositie
te kiezen en scherp te stellen.
Voor indrukwekkendere digest-lms richt
u de camera ongeveer vier seconden op
onderwerpen voordat u foto’s maakt.
3
Maak de opname.
Volg stap 4 bij “Opnamen maken (Smart
Auto)” (
=
32) om een foto te maken.
De camera maakt zowel een foto als
een lmclip. De clip, die wordt beëindigd
met de foto en een sluitergeluid, is één
hoofdstuk in de digest-lm.
2) Pas de grootte van het onderwerp
aan en wijzig zo nodig de
compositie van de opname.
Om de grootte van het onderwerp te
wijzigen, herhaalt u de bewerkingen
van stap 3.
Denk er echter wel aan dat het geluid
van de camerabewerkingen ook wordt
opgenomen. Houd er rekening mee
dat lms die worden opgenomen
met zoomfactoren die blauw worden
weergegeven, er korrelig uit zullen zien.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, helderheid en
kleurtoon automatisch aangepast.
3) Beëindig de opname.
Druk nogmaals op de lmknop om de
lmopname te stoppen. De camera
piept tweemaal als de opname stopt.
De camera stopt automatisch met
opnemen zodra de geheugenkaart
vol raakt.
Wanneer de itser tijdens de opname afgaat, geeft dat aan dat
de camera automatisch heeft geprobeerd te zorgen voor optimale
kleuren in het hoofdonderwerp en de achtergrond (Witbalans voor
meerdere gebieden).
35
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Foto’s/lms
Als de camera geen bedieningsgeluiden weergeeft, is deze functie
mogelijk ingeschakeld door de knop [
] ingedrukt te houden.
U geeft geluiden opnieuw weer door op de knop [
] te
drukken en [Mute] te kiezen op het tabblad [
]. Druk vervolgens
op de knoppen [
][ ] om [Uit] kiezen.
Foto’s
Een knipperend [ ]-pictogram is een waarschuwing dat de
beelden mogelijk onscherp worden door camerabewegingen.
Bevestig in dat geval de camera op een statief of neem andere
maatregelen om de camera stil te houden.
Zijn uw opnamen te donker, ondanks dat er is geitst, ga dan
dichter naar het onderwerp toe. Zie “Camera” (
=
177) voor
meer informatie over het itsbereik.
Het onderwerp is mogelijk te dichtbij als de camera maar één
keer piept wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
Zie “Opnamebereik” (
=
178) voor meer informatie over het
scherpstelbereik (opnamebereik).
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te
vergemakkelijken, kan de lamp worden ingeschakeld bij
opnamen in omgevingen met weinig licht.
Als een knipperend [
]-pictogram wordt weergegeven als u een
opname probeert te maken, geeft dat aan dat u pas een opname
kunt maken als de itser klaar is met opladen. U kunt weer
opnemen zodra de itser gereed is. U kunt nu de ontspanknop
helemaal indrukken en wachten, of u laat de knop los en drukt
de ontspanknop opnieuw in.
Het geluid van de sluiter is niet te horen wanneer de pictogrammen
voor Slapen en Baby’s (Slapen) (
=
36) worden weergegeven.
Hoewel u nog een opname kunt maken voordat het
opnamescherm wordt weergegeven, worden de gebruikte focus,
helderheid en kleuren mogelijk bepaald door uw vorige opname.
De batterij gaat in deze modus minder lang mee dan in de modus
[
], omdat er voor iedere opname digest-lms worden
opgenomen.
Een digest-lm wordt mogelijk niet opgenomen als u een foto maakt
direct nadat u de camera hebt ingeschakeld, de modus [
] hebt
geselecteerd of de camera op andere wijze bedient.
Geluid en trillingen veroorzaakt door de bediening van de camera
worden opgenomen in digest-lms.
De kwaliteit van digest-lms is [ ] en kan niet worden gewijzigd.
Er worden geen geluiden afgespeeld wanneer u de ontspanknop
half indrukt of de zelfontspanner instelt (
=
139).
In de volgende gevallen worden digest-lms opgeslagen als
aparte lmbestanden, zelfs als ze op dezelfde dag zijn gemaakt
met de modus [
].
- Het digest-lmbestand is ongeveer 4 GB groot of er is in totaal
ongeveer 16 minuten en 40 seconden lang opgenomen.
- De digest-lm is beveiligd (
=
96).
- De instellingen voor zomertijd (
=
20) of tijdzone (
=
140)
worden gewijzigd.
- Er wordt een nieuwe map gemaakt (
=
144).
Opgenomen sluitergeluiden kunnen niet worden aangepast
of gewist.
Als u liever digest-lms opneemt zonder foto’s, kunt u de instelling
van tevoren aanpassen. Kies MENU (
=
29) > tabblad [ ] >
[Digest-type] > [Geen foto’s].
De verschillende hoofdstukken kunnen worden bewerkt (
=
106).
Digest-lm afspelen
Geef een foto weer in de modus [ ] om de digest-lm af te spelen die
op dezelfde dag is vastgelegd, of geef de datum op van de digest-lm
die u wilt afspelen (
=
90).
36
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Compositiepictogrammen
Foto’s
Films
In de standen [ ] en [ ] wordt de door de camera vastgestelde
compositie aangeduid met een pictogram op het scherm. De bijbehorende
instellingen voor optimale scherpstelling, helderheid en kleur van
het onderwerp worden automatisch geselecteerd. Afhankelijk van de
compositie worden er mogelijk continu beelden vastgelegd (
=
37).
Onderwerp
Achtergrond
Normaal
Tegen-
licht
Donker*
1
Zonsonder-
gangen
Spotlights
Mensen
*
2
*
3
Bewegende mensen
*
3
*
3
Schaduwen
op gezicht
*
2
Glimlach
*
3
*
3
Slapen
*
2
*
3
Baby’s
*
3
*
3
Lachende baby’s
*
3
*
3
Slapende baby’s
*
2
*
3
Bewegende kinderen
*
3
*
3
Overige
onderwerpen
*
2
*
3
Overige bewegende
onderwerpen
*
3
*
3
Overige onderwerpen
van dichtbij
*
2
*
3
*1 Met statief.
*2 De achtergrondkleur van pictogrammen is lichtblauw wanneer de achtergrond
een blauwe lucht is, donkerblauw wanneer de achtergrond donker is en grijs bij
alle overige achtergronden.
*3 De achtergrondkleur van pictogrammen is lichtblauw wanneer de achtergrond
een blauwe lucht is en grijs bij alle overige achtergronden.
U kunt wijzigen hoe lang beelden worden weergegeven na
opnamen (
=
54).
Films
Kom tijdens het opnemen van lms niet met uw vingers aan de
microfoon (1). Het blokkeren van de microfoon kan verhinderen
dat het geluid wordt opgenomen of het opgenomen geluid klinkt
daardoor gedempt.
Vermijd tijdens het opnemen van een lm om andere
camerabediening dan de lmknoppen aan te raken, omdat
de geluiden van de camera ook worden opgenomen.
Wanneer de lmopname begint, verandert het beeldgebied
en worden onderwerpen vergroot om te zorgen dat sterke
camerabewegingen worden gecorrigeerd. Om onderwerpen op
te nemen met hetzelfde formaat als waarop ze voor het lmen
werden weergegeven, volgt u de stappen bij “Films opnemen met
onderwerpen op hetzelfde formaat als waarop ze voor het lmen
worden weergegeven” (
=
53).
(
1
)
Het geluid wordt in stereo opgenomen.
37
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Scènes voor continue opname
Als u een foto neemt wanneer de volgende compositiepictogrammen
worden weergegeven, neemt de camera continu opnamen. Als u de
ontspanknop half indrukt wanneer een van de volgende pictogrammen
in de tabel wordt weergegeven, wordt een pictogram [ ], [ ] of [ ]
weergegeven om u te laten weten dat de camera continu beelden zal
opnemen.
Glimlach
(inclusief baby’s)
Opeenvolgende beelden worden vastgelegd, en de
camera analyseert details, zoals gezichtsexpressie,
om de beste foto op te kunnen slaan.
Slapen
(inclusief baby’s)
Mooie opnamen van slapende gezichten doordat
opeenvolgende foto’s worden gecombineerd om
camerabeweging en beeldruis te verminderen.
Het AF-hulplicht gaat niet aan en de itser zal niet
itsen. Het sluitergeluid wordt niet afgespeeld.
Kinderen
De camera legt voor elke opname drie
opeenvolgende beelden vast, zodat u geen fraaie
foto van bewegende kinderen hoeft te missen.
In sommige scènes worden de verwachte beelden mogelijk niet
opgeslagen en kunnen beelden er anders uitzien dan verwacht.
Focus, beeldhelderheid en kleur worden bij de eerste opname
vastgesteld.
Als u alleen losse foto’s wilt maken, drukt u op de knop [ ] en
selecteert u [
] in het menu. Selecteer vervolgens [ ].
De achtergrondkleur van [ ], [ ], [ ], [ ], en [ ] is donkerblauw
en de achtergrondkleur van [ ] is oranje.
Bij lms worden alleen de pictogrammen Mensen, Overige
onderwerpen en Overige onderwerpen van dichtbij weergegeven.
In de modus [
] worden alleen de pictogrammen Mensen, Schaduwen
op gezicht, Overige onderwerpen en Overige onderwerpen van dichtbij
weergegeven.
Bij opnamen met de zelfontspanner worden voor de volgende
onderwerpen geen pictogrammen weergegeven: bewegende,
glimlachende of slapende personen, lachende of slapende baby’s,
bewegende kinderen en overige bewegende onderwerpen.
Wanneer de transportmodus niet is ingesteld op [
] (
=
37,
=
44)
en wanneer [Hg lampcorr.] is ingesteld op [Aan] en composities
automatisch worden gecorrigeerd (
=
50), worden geen pictogrammen
weergegeven voor glimlachende of slapende onderwerpen en
bewegende kinderen.
Als de itser is ingesteld op [
], worden de tegenlichtpictogrammen
voor bewegende kinderen en glimlachende mensen niet weergegeven.
Pictogrammen voor baby’s (waaronder lachende en slapende baby’s)
en bewegende kinderen worden weergegeven wanneer [Gezichts-ID]
is ingesteld op [Aan] en gezichten van geregistreerde baby’s
(jonger dan twee jaar) of kinderen (van twee tot twaalf jaar) worden
gedetecteerd (
=
45). Controleer vooraf of de datum en tijd correct
zijn ingesteld (
=
20).
Afhankelijk van de scène past het compositiepictogram misschien
niet bij de daadwerkelijke opnameomstandigheden of is het
misschien niet mogelijk om een opname te maken met de effecten,
kleuren of helderheid die u verwacht. Probeer op te nemen in de
modus [
] mode (
=
70).
38
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Kaders op het scherm
Foto’s
Films
Zodra de camera in de modus [ ] onderwerpen waarneemt waarop
u de camera richt, worden verschillende kaders weergegeven.
Rond het onderwerp (of het gezicht) dat door de camera als
hoofdonderwerp wordt vastgesteld, wordt een wit kader weergegeven
en om andere gezichten die zijn herkend worden grijze kaders
weergegeven. De kaders volgen bewegende onderwerpen binnen een
bepaald bereik om de camera er steeds op scherpgesteld te houden.
Als de camera echter waarneemt dat het onderwerp beweegt, blijft
alleen het witte kader op het scherm staan.
Als de camera beweging van het onderwerp detecteert terwijl u de
ontspanknop half indrukt, dan wordt een blauw kader weergegeven
en worden de focus en helderheid voortdurend aangepast (Servo AF).
Afhankelijk van de scène of het onderwerp kan het voorkomen
dat er geen kaders worden weergegeven, dat er geen kaders om
de gewenste onderwerpen worden weergegeven of dat kaders
worden weergegeven op de achtergrond of dergelijke gebieden.
Probeer op te nemen in de modus [
] mode (
=
70).
Pictogrammen voor beeldstabilisatie
Foto’s
Films
Optimale beeldstabilisatie voor de opnameomstandigheden (Intelligent IS)
wordt automatisch toegepast en de volgende pictogrammen worden
weergegeven.
Beeldstabilisatie voor foto’s (Normaal)
Beeldstabilisatie voor foto’s tijdens pannen (Pan)*
Corrigeert hoektrillingen of verschuivingstrillingen wanneer u een
macro-opname maakt (Hybrid IS). Tijdens lmopname wordt [ ]
weergegeven en corrigeert [ ] de camerabewegingen.
Beeldstabilisatie voor lms, vermindering van sterke
camerabeweging, zoals wanneer u lopend opneemt (Dynamisch)
Beeldstabilisatie voor subtiele camerabeweging, zoals bij het
opnemen van lms met de telelens (Powered)
Geen beeldstabilisatie, omdat de camera op een statief is
bevestigd of op een andere manier stil wordt gehouden.
Tijdens lmopname wordt [ ] echter weergegeven en wordt
beeldstabilisatie gebruikt om trillingen door wind of andere
oorzaken tegen te gaan (Statief IS)
* Wordt weergegeven tijdens panning, terwijl u met de camera bewegende
onderwerpen volgt. Wanneer u een onderwerp volgt dat zich horizontaal verplaatst,
heft beeldstabilisatie alleen het effect van verticale camerabeweging op en stopt
de horizontale beeldstabilisatie. Op dezelfde wijze wordt, wanneer u een onderwerp
volgt dat zich verticaal verplaatst, alleen het effect van horizontale camerabeweging
door beeldstabilisatie opgeheven en stopt de verticale beeldstabilisatie.
Om de beeldstabilisatie te annuleren stelt u [IS modus] in op [Uit]
(
=
83). In dat geval wordt het IS-pictogram niet weergegeven.
In de modus [
] wordt geen pictogram [ ] weergegeven.
39
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitschakelen, kiest
u MENU (
=
29) > tabblad [ ] > [Digitale Zoom] > [Uit].
Gemakkelijk terughalen van onderwerpen
die na het handmatig zoomen zijn verdwenen
(Framing Assist - Zoeken)
Foto’s
Films
Als u een onderwerp tijdens het inzoomen uit het oog verliest, kunt u het
gemakkelijker terugvinden door even uit te zoomen.
1
Kijk waar het verdwenen onderwerp
zich bevindt.
Houd de knop [ ] ingedrukt.
De camera zoomt uit en er verschijnt
een wit kader om het gebied dat hiervoor
werd weergegeven (voordat u op de
knop [
] drukte).
2
Haal het onderwerp weer terug.
Richt de camera zo dat het onderwerp
binnen het witte kader valt en druk
daarna op de knop [ ].
De eerdere vergroting wordt nu hersteld,
zodat het gebied binnen het witte kader
het scherm weer vult.
Algemene, handige functies
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
Foto’s
Films
Als onderwerpen te ver weg zijn om met behulp van de optische zoom te
vergroten, gebruikt u de digitale zoom om tot 160x te vergroten.
1
Duw de zoomknop naar [ ].
Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt (voordat
het beeld merkbaar korrelig wordt).
Dit wordt weergegeven op het scherm.
2
Duw de zoomknop nogmaals
naar [ ].
De camera zoomt nog verder in op het
onderwerp.
(1) is de huidige zoomfactor.
Als u de zoomknop tijdens de opname beweegt, wordt de
zoombalk weergegeven (die de zoompositie aangeeft).
De zoombalk heeft een kleurcode die het zoombereik aangeeft.
- Witbereik: optisch zoombereik waarbij het beeld niet korrelig oogt.
- Geelbereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld niet merkbaar
korrelig wordt (ZoomPlus).
- Blauwbereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld korrelig oogt.
Omdat het blauwe bereik bij bepaalde opnamepixelinstellingen
(
=
50) niet beschikbaar is, kunt u de maximale zoomfactor
bereiken door stap 1 te volgen.
(
1
)
40
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Automatisch zoomen afhankelijk van de
beweging van het onderwerp (Auto zoom)
Foto’s
Films
De camera zoomt automatisch in en uit om de grootte van het gedetecteerde
gezicht (
=
77) constant te houden. Als de persoon dichterbij komt, zoomt
de camera automatisch uit. Omgekeerd geldt hetzelfde. De grootte van de
weergave kan naar wens worden aangepast.
1
Open modus [ ] Automatisch.
Druk op de knop [ ] en laat deze snel
weer los.
[
] wordt weergegeven.
Een wit kader wordt weergegeven
wanneer een gezicht wordt gedetecteerd.
De camera zoomt automatisch om de
persoon (het onderwerp) op het scherm
te houden.
Indien meerdere gezichten worden
gedetecteerd, wordt het hoofdonderwerp
weergegeven in een wit kader en worden
de andere gezichten (maximaal twee)
weergegeven in grijze kaders. De camera
zoomt automatisch om meerdere
personen op het scherm te houden.
2
Maak de opname.
Ook nadat de opname is gemaakt,
worden de kaders weergegeven en
blijft de camera automatisch zoomen.
Om deze modus te annuleren,
drukt u nogmaals op de knop [
].
[ Automatisch: Uit] wordt weergegeven.
Bepaalde opname-informatie verschijnt niet op het scherm als
de camera is uitgezoomd.
Tijdens het opnemen van lms wordt het witte kader niet
weergegeven als u op de knop [
] drukt. Denk eraan dat het
geluid van een gewijzigde zoomfactor en van bediening van de
camera ook wordt opgenomen.
Als u er de voorkeur aan geeft op te nemen met de zoomfactor
van het scherm in stap 1, druk de ontspanknop dan helemaal in.
U kunt aanpassen naar welke zoomfactor de camera terugkeert
wanneer u de knop [
] loslaat. U doet dit door de zoomknop
te bewegen om het formaat van het witte kader te wijzigen,
terwijl u de knop [
] ingedrukt houdt.
Om aan te passen welk gebied wordt weergegeven wanneer
de knop [
] wordt ingedrukt, opent u MENU (
=
29) >
tabblad [
] > [ Beeldgebied]. Kies vervolgens een van
de drie opties.
De zoomfactor kan niet met de knop [
] worden gewijzigd
nadat u de ontspanknop helemaal hebt ingedrukt in de
zelfontspannermodus (
=
42).
41
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Auto
De camera zoomt automatisch afhankelijk van de
beweging van de persoon (het onderwerp) om de
persoon op het scherm te houden.
Als er meerdere gezichten worden gedetecteerd,
zoomt de camera automatisch om meerdere
personen op het scherm te houden.
Gezicht
Houdt gezichten groot genoeg om
gezichtsuitdrukkingen duidelijk te kunnen zien.
Bovenlichaam
Houdt gezichten klein genoeg om het bovenlichaam
van een persoon te zien.
Lichaam
Houdt gezichten klein genoeg om het hele lichaam
van een persoon te zien.
Handmatig
Houdt gezichten op de grootte die is ingesteld door
de zoomknop te bewegen. Beweeg de zoomknop
en laat de zoomknop los zodra de gewenste grootte
bereikt is.
De grootte van het gezicht kan ook worden gewijzigd in
MENU (
=
29) > [ ] tabblad > [ Automatische instellingen] >
[
Auto zoom]. U kunt [Uit] selecteren om deze functie te
deactiveren en alleen de functie gebruiken die wordt beschreven
bij “Gemakkelijk terughalen van onderwerpen met automatisch
zoomen (Hulp vragen)” (
=
42).
U kunt in- of uitzoomen met de zoomknop wanneer [Gezicht],
[Bovenlichaam] of [Lichaam] geselecteerd is, maar de oorspronkelijk
zoomfactor wordt enkele seconden nadat u de knop loslaat, hersteld.
U kunt uw opgegeven gezichtsgrootte wissen tijdens lmopname
door op de knop [
] te drukken.
De grootte van gezichten kan niet worden gewijzigd tijdens
lmopname.
Een gezicht wordt bij sommige zoomfactoren mogelijk niet
weergegeven met een formaat dat in een constante verhouding
tot het scherm staat, of wanneer de persoon het hoofd schuin
houdt of niet recht naar de camera kijkt.
Tijdens lmopname wordt het geluid van een gewijzigde
zoomfactor en van bediening van de camera opgenomen.
Sommige opname-informatie wordt niet weergegeven wanneer
Automatisch ingeschakeld is, en sommige opname-
instellingen kunnen niet worden ingesteld.
De camera zoomt niet automatisch om meerdere mensen op
het scherm te houden wanneer meerdere gezichten worden
gedetecteerd tijdens een lmopname.
Automatisch zoomen kan niet worden gebruikt tijdens de functie
voor continue opnamen.
Als meerdere gezichten worden gedetecteerd bij stap 1, drukt u op
de knop [
] om het gezicht voor automatisch zoomen te kiezen.
Als de persoon die door de camera wordt gedetecteerd, dichter
bij de rand van het scherm komt, zoomt de camera uit om de
persoon in beeld te houden.
De zoomfactor kan niet worden gewijzigd nadat u de ontspanknop
helemaal hebt ingedrukt in de zelfontspannermodus (
=
42).
Afhankelijk van de opnameomstandigheden en de beweging
van het onderwerp, wordt het gezicht mogelijk niet constant
even groot in beeld gehouden. Dit is om ervoor te zorgen dat
het onderwerp in het beeld past.
Wanneer de camera geen gezicht detecteert, verplaatst u de
zoom naar een willekeurige positie en stopt u met zoomen zodra
het gezicht wordt gedetecteerd.
Het formaat waarin gezichten constant worden
weergegeven wijzigen
Als [ Automatisch: Aan] is ingesteld,
drukt u op de knoppen [ ][ ] om de
gewenste optie te kiezen.
De camera zoomt automatisch om
gezichten op de ingestelde grootte
te houden.
42
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De camera zoomt niet automatisch uit terwijl [ ] wordt
weergegeven rond een gedetecteerd gezicht, zelfs niet als
u de camera beweegt.
Als de functie die wordt beschreven bij “Automatisch zoomen
afhankelijk van de beweging van het onderwerp (Auto zoom)”
(
=
40) wordt uitgeschakeld, wordt [ ] weergegeven rond een
gedetecteerd gezicht en zoomt de camera automatisch uit als
deze bewogen wordt.
Zoomen is niet mogelijk terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Om deze functie uit te schakelen en alleen de functie te gebruiken
die wordt beschreven bij “Automatisch zoomen afhankelijk van
de beweging van het onderwerp (Auto zoom)” (
=
40), kiest
u MENU (
=
29) > tabblad [ ] > [ Automatische instellingen] >
[Hulp vragen] > [Uit].
De zelfontspanner gebruiken
Foto’s
Films
Met de zelfontspanner kunt u een groepsfoto maken waar u zelf ook
op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat u de
ontspanknop indrukt.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], kies [ ] (druk
op de knoppen [ ][ ] of draai aan de
knop [ ]) en druk vervolgens op de
knop [ ].
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
Gemakkelijk terughalen van onderwerpen met
automatisch zoomen (Hulp vragen)
Foto’s
Films
Als een onderwerp uit beeld verdwijnt doordat u inzoomt en u de camera
beweegt om het onderwerp te zoeken, kan de camera automatisch
uitzoomen om u te helpen het onderwerp terug te vinden.
1
Open modus [ ] Automatisch
(=
40)
2
Kijk waar het verdwenen onderwerp
zich bevindt.
Als u de camera beweegt om het
onderwerp te zoeken, zoomt de camera uit
om u te helpen het onderwerp te vinden.
3
Haal het onderwerp weer terug.
Zodra u het onderwerp gevonden hebt en
de camera niet meer beweegt, zoomt de
camera weer in.
4
Maak de opname.
Om deze modus te annuleren,
drukt u nogmaals op de knop [ ].
[ Automatisch: Uit] wordt weergegeven.
43
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De zelfontspanner aanpassen
Foto’s
Films
U kunt de vertraging (0–30 seconden) en het aantal opnamen
(1–10 opnamen) aangeven.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1 uit bij “De zelfontspanner
gebruiken” (
=
42), kies [ ] en druk
daarna op de knop [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om de
vertraging of het aantal opnamen te
selecteren.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om een waarde te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
Voer stap 2 uit in “De zelfontspanner
gebruiken” (
=
42) om de opname te
maken.
Voor lms die worden opgenomen met behulp van de
zelfontspanner, begint de opname na de door u opgegeven
vertraging, maar het opgeven van het aantal opnamen heeft
geen enkel effect.
Wanneer u meerdere opnamen opgeeft, worden de beeldhelderheid
en witbalans bij de eerste opname vastgesteld. Tussen de opnamen
in is meer tijd nodig als de itser afgaat of als u hebt opgegeven
dat u veel opnamen wilt maken. De camera stopt automatisch met
opnemen zodra de geheugenkaart vol raakt.
Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt,
versnellen het geluid en het lampje van de zelfontspanner twee
seconden voor de opname. (In het geval dat de itser afgaat,
blijft de lamp branden.)
2
Maak de opname.
Voor foto’s: druk de ontspanknop half in
om scherp te stellen op het onderwerp
en druk de knop daarna helemaal naar
beneden.
Voor lms: Druk op de lmknop.
Zodra u de zelfontspanner start, gaat het
lampje knipperen en speelt de camera
het geluid van de zelfontspanner af.
Twee seconden voor de opname
versnellen het knipperen en het geluid.
(In het geval dat de itser afgaat, blijft
de lamp branden.)
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat
u deze hebt ingesteld, drukt u op de
knop [
].
Als u wilt terugkeren naar
de oorspronkelijke instelling,
selecteert u [
] bij stap 1.
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner
Foto’s
Films
Met deze optie reageert de sluiter nadat u de ontspanknop indrukt met een
vertraging van ongeveer twee seconden. Zou de camera dan bewegen
terwijl u de ontspanknop indrukt, dan heeft dat geen invloed op uw opname.
Voer stap 1 bij “De zelfontspanner
gebruiken” uit (
=
42) en kies [ ].
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
Voer stap 2 uit in “De zelfontspanner
gebruiken” (
=
42) om de opname te
maken.
44
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden weergeven tijdens het afspelen
Elke set met doorlopende beelden wordt behandeld als één groep,
en alleen het eerste beeld dat is opgenomen in de groep wordt
weergegeven. Om aan te geven dat het beeld onderdeel is van
een groep, wordt [ ] weergegeven linksboven in het scherm.
Als u een gegroepeerd beeld wist (
=
98), worden alle andere
beelden in de groep ook gewist. Pas op bij het wissen van beelden.
Gegroepeerde beelden kunnen afzonderlijk (
=
92) en
niet-gegroepeerd (
=
92) worden afgespeeld.
Als u een gegroepeerd beeld beveiligt (
=
96), worden alle
beelden in de groep beveiligd.
Als u gegroepeerde beelden afspeelt met Beeld zoeken (
=
91)
of Smart Shufe (
=
95), kunnen beelden afzonderlijk worden
bekeken. In dit geval worden beelden tijdelijk niet gegroepeerd.
De volgende acties zijn niet beschikbaar voor gegroepeerde
beelden: gezichts-ID-gegevens bewerken (
=
93), vergroten
(
=
94), als favoriet markeren (
=
101), bewerken (
=
102),
afdrukken (
=
153), afzonderlijke beelden afdrukken instellen
(
=
157) of aan een fotoboek toevoegen (
=
158). Speel de
gegroepeerde beelden afzonderlijk af (
=
92) of annuleer de
groepering (
=
92) om deze bewerkingen uit te voeren.
Continue opnamen maken
Foto’s
Films
Houd in de modus [ ] de ontspanknop volledig ingedrukt om continue
opnamen te maken.
Zie “Camera” (
=
177) voor meer informatie over de snelheid van
continue opnamen.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], kies
[
]
in het menu
en selecteer vervolgens [
] (
=
28).
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
2
Maak de opname.
Houd de ontspanknop volledig ingedrukt
om continue opnamen te maken.
Tijdens continue opnamen zijn de focus, belichting en kleuren
vergrendeld op de positie die of het niveau dat wordt vastgesteld
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (
=
42).
De opname kan tijdelijk onderbroken worden of een
continue opname kan langzamer worden, afhankelijk van de
opnameomstandigheden, camera-instellingen en zoompositie.
Opnamen maken kan langzamer worden wanneer meer opnamen
worden gemaakt.
Als u itst, kan de opnamesnelheid afnemen.
Witbalans voor meerdere gebieden (
=
50) is niet beschikbaar.
Ook [Hg lampcorr.] (
=
50) is ingesteld op [Uit] en kan niet
worden gewijzigd.
45
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Gezichts-ID-gegevens registreren
U kunt voor maximaal twaalf personen gegevens (gezichtsinfo, namen en
verjaardagen) registreren voor gebruik met Gezichts-ID.
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ], kies
[Inst. gezichts-ID] op het tabblad [ ] en
druk vervolgens op de knop [ ] (
=
29).
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Toev. regst.] te selecteren
en druk vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Nieuw gezicht toev.]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
2
Registreer gezichtsgegevens.
Richt de camera zodanig dat het gezicht
van de persoon die u wilt registreren zich
binnen het grijze kader midden op het
scherm bevindt.
Een wit kader over het gezicht van
de persoon geeft aan dat het gezicht
is herkend. Zorg dat er een wit kader
rond het gezicht van de persoon wordt
weergegeven en maak een foto.
Als het gezicht niet wordt herkend, kunt
u geen gezichtsgegevens registreren.
Gezichts-ID gebruiken
Als u van tevoren een persoon had geregistreerd, zal de camera bij
het maken van foto’s het gezicht van die persoon detecteren en de
scherpstelling, helderheid en kleur voor die persoon instellen. In modus
[ ] kan de camera baby’s en kinderen waarnemen op basis van
geregistreerde verjaardagen. Zo kunt u met de optimale instellingen
opnamen van hen maken.
Deze functie is ook nuttig wanneer u in een groot aantal foto’s naar een
specieke geregistreerde persoon zoekt (
=
91).
Personen vooraf registreren is ook een goede manier om ze gemakkelijk
voor een Story Highlights-albums te kunnen gebruiken (
=
107).
Persoonlijke gegevens
Gegevens zoals beelden van een gezicht (gezichtsinfo) die middels
de gezichts-ID zijn geregistreerd en persoonlijke gegevens (naam,
verjaardag) worden op de camera opgeslagen. Wanneer er
geregistreerde personen worden gedetecteerd, worden hun namen
bovendien in de foto’s vastgelegd. Wees bij het gebruik van de functie
Gezichts-ID voorzichtig als u de camera of beelden met anderen deelt
en als u beelden online plaatst waar vele anderen ze kunnen bekijken.
Wanneer u de camera afdankt of aan een andere persoon overdraagt
nadat u Gezichts-ID hebt gebruikt, zorg dan dat u alle gegevens
(geregistreerde gezichten, namen en verjaardagen) van de camera
wist (
=
49).
46
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Geregistreerde gezichten worden sneller
herkend als u diverse gezichtsgegevens
toevoegt. Voeg naast een rechte
invalshoek bijvoorbeeld een enigszins
schuine hoek, een opname van een
glimlach en binnen- en buitenopnames toe.
De itser gaat niet af wanneer u stap 2 volgt.
Als u bij stap 3 geen verjaardag registreert, worden de
pictogrammen Baby’s of Kinderen (
=
36) niet weergegeven
in de modus [
].
U kunt geregistreerde gezichtsinformatie overschrijven of deze
later toevoegen als u nog niet alle 5 velden met gezichtsinfo hebt
ingevuld (
=
45).
Opnamen maken
Als u een persoon van tevoren registreert, zal de camera bij het maken
van foto’s het gezicht van die persoon detecteren en de scherpstelling,
helderheid en kleur voor die persoon instellen.
Als u de camera op mensen richt,
worden de namen van maximaal drie
geregistreerde personen weergegeven
wanneer zij worden gedetecteerd.
Maak de opname.
De weergegeven namen worden in
de foto’s vastgelegd. De namen van
detecteerde personen (maximaal 5 in
totaal) worden vastgelegd, zelfs als hun
namen niet worden weergegeven.
Het is mogelijk dat andere dan de geregistreerde personen
als de geregistreerde persoon worden gedetecteerd indien
zij vergelijkbare gezichtskenmerken hebben.
Als [Registreren?] verschijnt, drukt
u op de knoppen [ ][ ] of draait u aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Het scherm [Proel bew.] wordt
weergegeven.
3
Registreer de naam en verjaardag
van de persoon.
Druk op de knop [ ] om het toetsenbord
te openen en voer vervolgens de naam in
(
=
30).
Als u een verjaardag wilt registreren, kiest
u [Verjrdag] in het scherm [Proel bew.]
(druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan de
knop [ ]). Druk vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ] om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om de datum op te geven.
Als u klaar bent, drukt u op de knop [
].
4
Sla de instellingen op.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Opslaan] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Nadat er een bericht wordt weergegeven,
drukt u op de knoppen [
][ ] of draait
u aan de knop [ ] om [Ja] te selecteren.
Vervolgens drukt u op de knop [ ].
5
Ga verder met gezichtsgegevens
registreren.
Voor het registreren van maximaal vier
extra punten met gezichtsinformatie
(uitdrukkingen of hoeken) herhaalt u stap 2.
47
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Selecteer een persoon van wie
u gegevens wilt controleren of
bewerken.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om de naam
van een persoon te kiezen van wie
u gegevens wilt controleren of bewerken.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Controleer of bewerk desgewenst
de geregistreerde gegevens.
Om een naam of verjaardag te
controleren, kiest u [Proel bew.]
(druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ]). Druk vervolgens op
de knop [ ]. In het weergegeven scherm
kunt u de naam of verjaardag bewerken
zoals wordt beschreven bij stap 3 van
“Gezichts-ID-gegevens registreren”
(
=
45).
Als u gezichtsgegevens wilt controleren,
kiest u [Gezicht info lijst] (druk op de
knoppen [
][ ] of draai aan de knop [ ]).
Druk vervolgens op de knop [ ]. Druk
op de knop [ ] die op het scherm wordt
weergegeven. Kies de gezichtsinformatie
die u wilt wissen door op de knoppen
[ ][ ][ ][ ] te drukken of door aan de
knop [ ] te draaien. Druk vervolgens
op de knop [ ]. Nadat [Wissen ?] wordt
weergegeven, drukt u op de knoppen
[ ][ ] of draait u aan de knop [ ] om [OK]
te kiezen. Druk vervolgens om de knop [ ]
om de gezichtsinformatie te wissen.
Zelfs als u namen in [Proel bew.] wijzigt blijven de namen die in
eerdere opnamen werden vastgelegd, ongewijzigd.
Geregistreerde personen worden mogelijk niet correct gedetecteerd
als het vastgelegde beeld of de compositie aanzienlijk afwijkt van de
geregistreerde gezichtsgegevens.
Als een geregistreerd gezicht niet wordt gedetecteerd, of niet
snel wordt gedetecteerd, overschrijft u de geregistreerde
gegevens met de nieuwe gezichtsgegevens. Door voorafgaand
aan het maken van foto’s de gezichtsinfo te registreren, worden
geregistreerde gezichten sneller gedetecteerd.
Als een persoon onterecht als een andere persoon wordt
gedetecteerd en u gaat door met het maken van foto’s, kunt u de
in het beeld vastgelegde naam tijdens het afspelen van het beeld
wijzigen of wissen (
=
93).
Omdat gezichten van baby’s of kinderen snel veranderen naarmate
ze opgroeien, moet u hun gezichtsgegevens regelmatig bijwerken
(
=
45).
Als u geen namen in foto’s wilt vastleggen, selecteert
u [Inst. gezichts-ID] op het tabblad [
], selecteert
u [Gezichts-ID] en vervolgens [Uit].
U kunt de in de beelden vastgelegde namen controleren
bij het afspelen (korte informatieweergave) (
=
88).
In de modus [
] worden namen niet weergegeven op het
opnamescherm, maar wel op de foto’s vastgelegd.
Namen die werden opgenomen tijdens continue opnamen
(
=
44,
=
80) worden verder op dezelfde positie opgenomen
als bij de eerste opname. Namen worden ook bij volgende
opnamen op dezelfde positie opgenomen als bij de eerste
opname, zelfs als de onderwerpen bewegen.
Geregistreerde gegevens controleren en bewerken
1
Open het scherm [Info cntr./bew.].
Voer stap 1 uit bij “Gezichts-ID-gegevens
registreren” (
=
45), kies [Info cntr./bew.]
en druk op de knop [ ].
48
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
3
Selecteer de te overschrijven
gezichtsinfo.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ]
of draai aan de knop [ ] om de
gezichtsgegevens te selecteren
die u wilt overschrijven en druk
vervolgens op de knop [ ].
4
Registreer gezichtsgegevens.
Volg stap 2 in “Gezichts-ID-gegevens
registreren” (
=
45) om foto’s te
maken en registreer daarna de
nieuwe gezichtsgegevens.
Geregistreerde gezichten worden sneller
herkend als u diverse gezichtsgegevens
toevoegt. Voeg naast een rechte
invalshoek bijvoorbeeld een enigszins
schuine hoek, een opname van een
glimlach en binnen- en buitenopnames toe.
U kunt geen gezichtsgegevens toevoegen als alle vijf
gezichtsinfovelden zijn ingevuld. Volg de bovenstaande
stappen om de gezichtsgegevens te overschrijven.
U kunt de bovenstaande stappen volgen om nieuwe
gezichtsgegevens te registreren wanneer er ten minste één veld
ongebruikt is, maar u kunt geen gezichtsgegevens overschrijven.
In plaats van gezichtsinformatie te overschrijven, wist u eerst de
ongewenste bestaande informatie (
=
47). Vervolgens kunt
u nieuwe gezichtsinformatie registreren (
=
45).
Gezichtsgegevens overschrijven en toevoegen
U kunt bestaande gezichtsgegevens met nieuwe overschrijven. Omdat
gezichten van met name baby’s of kinderen snel veranderen naarmate
ze opgroeien, moet u gezichtsgegevens regelmatig bijwerken.
U kunt ook gezichtsgegevens toevoegen wanneer nog niet alle
5 gezichtsinfovelden zijn ingevuld.
1
Open het scherm [Gezichtsinfo
toevoegen].
Voer stap 1 uit bij “Gezichts-ID-gegevens
registreren” (
=
45), kies [Gezichtsinfo
toevoegen] en druk op de knop [ ].
2
Selecteer een persoon van
wie u gezichtsinformatie wilt
overschrijven.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om de naam
van de persoon te kiezen van wie
u gezichtsinformatie wilt overschrijven.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Wanneer u al gezichtsgegevens voor vijf
personen hebt geregistreerd, wordt er
een bericht weergegeven. Selecteer [OK]
(druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ]). Druk vervolgens op de
knop [ ].
Als er minder dan vijf items met
gezichtsinfo zijn geregistreerd, voert
u stap 4 uit om gezichtsinformatie toe
te voegen.
49
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Functies voor de beeldaanpassing
De verhouding wijzigen
Foto’s
Films
Wijzig de verhouding (breedte-hoogteverhouding) als volgt:
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
28).
Zodra de instelling is voltooid, wordt de
verhouding van het scherm gewijzigd.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [
].
Wordt gebruikt voor de weergave op breedbeeld-hdtv’s of
vergelijkbare weergaveapparatuur.
Dezelfde verhouding als 35mm-lm. Wordt gebruikt voor het
afdrukken van afbeeldingen op 130 x 180 mm of briefkaartformaten.
Normale verhouding van het camerascherm. Wordt gebruikt voor
de weergave op SD-tv’s of vergelijkbare weergaveapparatuur.
Wordt ook gebruikt voor het afdrukken van afbeeldingen op
90 x 130 mm of diverse A-papierformaten.
Vierkante verhouding.
Niet beschikbaar in de modus [ ].
Geregistreerde gegevens wissen
U kunt gegevens (gezichtsinfo, namen en verjaardagen) wissen die in
Gezichts-ID zijn geregistreerd. Namen die in eerder genomen beelden
zijn vastgelegd, worden echter niet gewist.
1
Open het scherm [Info wissen].
Voer stap 1 uit in “Gezichts-ID-gegevens
registreren” (
=
45) en kies [Info wissen].
2
Selecteer een persoon van wie
u gegevens wilt wissen.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om de naam te
kiezen van de persoon die u wilt wissen
en druk vervolgens op de knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen [
][ ] of draait u aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Als u de gegevens van geregistreerde personen wist, is het niet
mogelijk om hun naam weer te geven (
=
90), hun gegevens
te overschrijven (
=
93) of naar beelden met die personen te
zoeken (
=
91).
U kunt ook alleen namen in beeldgegevens wissen (
=
93).
50
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Groenige beeldgebieden door kwiklampen
corrigeren
Foto’s
Films
In de modus [ ] kunnen de onderwerpen of de achtergrond bij
opnamen van avondscènes die door kwiklampen worden verlicht een
groenige zweem vertonen. Deze groenige zweem kan automatisch
worden gecorrigeerd door opnamen te maken met behulp van Witbalans
voor meerdere gebieden.
Druk op de knop [
], kies
[Hg lampcorr.] op het tabblad [ ]
en kies vervolgens [Aan] (
=
29).
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Uit].
Nadat u het opnemen onder kwiklampen hebt voltooid, moet
u [Hg lampcorr.] weer op [Uit] zetten. Anders worden groene
tinten die niet door kwiklampen zijn veroorzaakt, per vergissing
gecorrigeerd.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om er zeker
van te zijn dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
Bij continue opnamen (
=
44) is deze instelling ingesteld op [Uit].
Deze instelling kan niet worden gewijzigd.
De beeldresolutie wijzigen (grootte)
Foto’s
Films
Kies als volgt uit 4 niveaus van beeldresolutie. Zie “Aantal opnamen per
geheugenkaart” (
=
179) voor richtlijnen over hoeveel opnamen bij elke
resolutie-instelling op een geheugenkaart passen.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
28).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt
u deze procedure, maar selecteert u [
].
Richtlijnen voor het kiezen van de resolutie op basis
van het papierformaat (voor 4:3-beelden)
A2 (420 x 594 mm)
A3–A5 (297 x 420–148 x 210 mm)
90 x 130 mm, 130 x 180 mm, briefkaartformaat
Voor e-mail en vergelijkbare doeleinden
Niet beschikbaar in de modus [ ].
51
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Handige opnamefuncties
Raster weergeven
Foto’s
Films
Als verticale en horizontale referentie tijdens het opnemen kunnen op het
scherm rasterlijnen worden weergegeven.
Druk op de knop [
], selecteer
[Raster] op het tabblad [ ] en selecteer
vervolgens [Aan] (
=
29).
Zodra de instelling is voltooid, wordt het
raster op het scherm weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Uit].
Rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
Beeldkwaliteit van lms wijzigen
Foto’s
Films
Er zijn 3 instellingen voor beeldkwaliteit beschikbaar. Zie “Opnametijd per
geheugenkaart” (
=
179) voor richtlijnen voor de maximale lmlengte die
bij elk beeldkwaliteitsniveau op een geheugenkaart past.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in
het menu. Kies vervolgens de gewenste
optie (
=
28).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [
].
Beeldkwaliteit Resolutie Framesnelheid Details
1920 x 1080 30 fps
Voor opnamen in
Full-HD-kwaliteit
1280 x 720 30 fps Voor opnamen in HD
640 x 480 30 fps
Voor opnamen
in SD-kwaliteit
In de standen [ ] en [ ] worden zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm weergegeven. Deze geven
beeldgebieden aan die niet kunnen worden vastgelegd.
In de modus [
] is [ ] ook beschikbaar, wat vloeiendere
beweging mogelijk maakt (
=
66).
52
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Automatisch corrigeren uitschakelen
Foto’s
Films
Normaal gesproken zorgt automatisch corrigeren ervoor dat het lmbeeld
horizontaal gelijk blijft tijdens de opname. Om deze functie uit te schakelen,
selecteert u [Uitsch.].
Druk op de knop [
], selecteer
[ Auto. corrig.] op het tabblad [ ] en
selecteer vervolgens [Uitsch.] (
=
29).
Wanneer de lmopname begint, verandert het beeldgebied en
worden onderwerpen vergroot (
=
53).
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Foto’s
Films
Beeldstabilisatie uitschakelen
Als de camera wordt stilgehouden (bijvoorbeeld wanneer deze op een statief
staat), stelt u beeldstabilisatie in op [Uit] om deze functie uit te schakelen.
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ], selecteer
[IS-instellingen] op het tabblad [ ] en
druk daarna op de knop [ ] (
=
29).
Het gebied waarop wordt scherpgesteld vergroten
Foto’s
Films
Controleer de scherpstelling door de ontspanknop half in te drukken,
zodat het gedeelte van het beeld in het AF-kader wordt vergroot.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], selecteer
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [ ] en
selecteer vervolgens [Aan] (
=
29).
2
Controleer de scherpstelling.
Druk de ontspanknop half in. Het gezicht
dat als hoofdonderwerp gedetecteerd is,
wordt nu uitvergroot.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u [Uit] in stap 1.
Het gebied dat is scherpgesteld wordt in de volgende gevallen
niet vergroot wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
- Als er geen gezicht is gedetecteerd, als de persoon zich te dicht
op de camera bevindt en zijn of haar gezicht te groot is voor het
scherm, of als de camera een bewegend object waarneemt
- Als digitale zoom wordt gebruikt (
=
39)
- Als AF Tracking wordt gebruikt (
=
78)
- Als een tv als scherm wordt gebruikt (
=
148)
Niet beschikbaar in de modus [
].
53
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [IS modus] te selecteren.
Kies vervolgens [Uit] door op de knoppen
[ ][ ] te drukken.
Continu
Optimale beeldstabilisatie voor de opnameomstandigheden
wordt automatisch toegepast (Intelligent IS) (
=
38).
Uit Schakelt de beeldstabilisatie uit.
Films opnemen met onderwerpen op hetzelfde
formaat als waarop ze voor het lmen worden
weergegeven
Foto’s
Films
Zodra de lmopname begint, wijzigt normaal gesproken het beeldgebied
dat wordt weergegeven en worden onderwerpen uitvergroot. Op deze
manier kan het beeld zo horizontaal mogelijk worden gehouden en
worden vervormingen gecorrigeerd die bijvoorbeeld ontstaan door een
sterk bewegende camera.
Als u lms wilt maken met onderwerpen op hetzelfde formaat als waarop
ze voor het lmen worden weergegeven, kunt u de beeldstabilisatie
verminderen automatisch corrigeren annuleren.
Stel [
Auto. corrig.] in op [Uitsch.],
zoals beschreven bij “Automatisch
corrigeren uitschakelen” (
=
52).
Volg stap 1 bij “Beeldstabilisatie
uitschakelen” (
=
52) om het scherm
[IS-instellingen] te openen.
Kies [Dynamic IS] en kies vervolgens
[Laag] (
=
29).
U kunt ook [IS modus] op [Uit] zetten, zodat onderwerpen op
hetzelfde formaat worden opgenomen als waarop ze voor het
lmen worden weergegeven.
[Dynamic IS] is niet mogelijk als [IS modus] is ingesteld op [Uit]
(
=
52).
Wanneer de lmkwaliteit [
] is, wordt [Standaard] ingesteld.
Dit kan niet worden gewijzigd.
54
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De camerabewerkingen aanpassen
Pas de opnamefuncties als volgt aan op het tabblad [ ] van het
menuscherm.
Zie “Het menuscherm gebruiken” (
=
29) voor instructies over
menufuncties.
Het AF-hulplicht uitschakelen
Foto’s
Films
Een lampje gaat branden als hulp bij het scherpstellen in omstandigheden
met weinig licht als u de ontspanknop half indrukt. U kunt het lampje
uitschakelen.
Druk op de knop [
], kies
[AF-hulplicht] op het tabblad [ ]
en kies vervolgens [Uit] (
=
29).
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Aan].
Voorkomen dat de lamp voor rode-ogenreductie
aangaat
Foto’s
Films
Een lampje voor rode-ogenreductie gaat branden om het effect van rode
ogen te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de
itser in een omgeving met weinig licht. U kunt het lampje uitschakelen.
1
Open het scherm [Flits Instellingen].
Druk op de knop [ ], selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad [ ]
en druk daarna op de knop [ ] (
=
29).
2
Congureer de instelling.
Selecteer [Uit] (
=
29).
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Aan].
De weergavestijl van het beeld na opnamen wijzigen
Foto’s
Films
U kunt instellen hoe lang na de opname beelden worden weergegeven en
welke informatie wordt weergegeven.
De weergaveduur van het beeld na opnamen wijzigen
1
Open het scherm [Afbeelding direct
bekijken].
Druk op de knop [ ], kies
[Afbeelding direct bekijken] op het
tabblad [ ] en druk daarna op de
knop [ ] (
=
29).
2
Congureer de instelling.
Selecteer [Weergavetijd], druk op de
knoppen [ ][ ] om de gewenste optie
te selecteren.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Snel].
55
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Wanneer [Weergavetijd] (
=
54) is ingesteld op [Uit] of [Snel],
is [Scherminfo] ingesteld op [Uit]. Dit kan niet worden gewijzigd.
U kunt de scherminformatie wijzigen door op de knop [
]
te drukken terwijl na de opname een beeld wordt weergegeven.
De instellingen van [Scherminfo] worden niet gewijzigd. U kunt
ook beelden wissen door op de knop [
] te drukken of beelden
beschermen (
=
96) of als favorieten markeren (
=
101) door
op de knop [
] te drukken.
Snel
Geeft beelden alleen weer totdat u weer kunt
fotograferen.
2 sec.,
4 sec.,
8 sec.
Beelden worden gedurende de opgegeven tijd
weergegeven. Zelfs wanneer de foto nog op het scherm
staat, kunt u de ontspanknop al half indrukken om een
volgende foto te maken.
Vastzetten
Beelden worden weergegeven totdat u de ontspanknop
half indrukt.
Uit Na de opname worden geen beelden weergegeven.
Het weergegeven scherm na de opname wijzigen
Wijzig als volgt de manier waarop beelden na de opname worden
weergegeven.
1
Stel [Weergavetijd] in op [2 sec.],
[4 sec.], [8 sec.] of [Vastzetten]
(=
54).
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [Scherminfo] te
selecteren. Druk op de knoppen [ ][ ]
om de gewenste optie te kiezen.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Uit].
Uit Geeft alleen het beeld weer.
Details
Geeft details van de opname weer (
=
167).
56
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Helderheid/kleur aanpassen
(Directe effecten)
Foto’s
Films
U kunt de beeldhelderheid en -kleuren eenvoudig op de volgende manier
tijdens het opnemen aanpassen.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ] om het
instellingenscherm te openen. Druk op de
knoppen [ ][ ] om een instellingsoptie
te selecteren. Druk vervolgens
terwijl u naar het scherm kijkt op de
knoppen [ ][ ] of draai aan de knop [ ]
om de waarde aan te passen.
Druk op de knop [
].
3
Maak de opname.
Helderheid
Pas het niveau aan naar rechts voor helderder beelden
en naar links voor donkerder beelden.
Kleur
Pas het niveau aan naar rechts voor levendiger
beelden en naar links voor meer ingetogen beelden.
Tint
Pas het niveau aan naar rechts voor een warme,
rode kleur en naar links voor een koele, blauwe kleur.
Andere opnamestanden
Maak effectiever opnamen in verschillende composities en maak betere
opnamen met unieke beeldeffecten of vastgelegd met speciale functies
57
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken kan even duren als de itser wordt geactiveerd,
maar houd de camera stil totdat het sluitergeluid drie keer wordt
afgespeeld.
De zes beelden worden samen als een groep beheerd (
=
92).
Gelijktijdige weergave van de zes beelden, zoals getoond bij stap 2,
is alleen direct na de opname beschikbaar.
Effecten kiezen
U kunt effecten kiezen voor beelden die zijn vastgelegd in de modus [ ].
Nadat u de stand [
] gekozen hebt,
drukt u op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om het effect te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Automatisch
Alle effecten
Retro
Beelden die lijken op oude foto’s
Monochroom
Beelden die in één kleur zijn gegenereerd
Speciaal
Stoere beelden met een bijzondere uitstraling
Natuurlijk
Ingetogen beelden met een natuurlijke uitstraling
Automatisch effecten toepassen
(Creatieve opname)
Foto’s
Films
Genieten van diverse beelden van elke opname
De camera bepaalt het onderwerp en de opnameomstandigheden.
Daarbij worden automatisch speciale effecten toegepast en de compositie
van de opname aangepast om het onderwerp te benadrukken. Voor elke
opnamen worden zes foto’s opgeslagen. U kunt meerdere foto’s met
effecten vastleggen met door de camera bepaalde instellingen.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden. Terwijl u de opname maakt,
hoort u driemaal het sluitergeluid.
Nadat de zes beelden achter elkaar zijn
weergegeven, worden ze gedurende
circa twee seconden tegelijkertijd
weergegeven.
Om de beelden weergegeven te houden
totdat u de ontspanknop half indrukt,
drukt u op de knop [
]. U kunt een beeld
selecteren om op volledig scherm weer te
geven door op de knoppen [ ][ ][ ][ ]
te drukken of aan de knop [ ] te draaien
en vervolgens op de knop [ ] te drukken.
Druk op de knop [
] om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
58
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Bewegende onderwerpen (Sport)
Foto’s
Films
Maak continue opnamen terwijl de camera scherpstelt op bewegende
onderwerpen.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Stel scherp.
Terwijl u de ontspanknop half indrukt, blijft
de camera de focus en beeldhelderheid
aanpassen waar het blauwe kader wordt
weergegeven.
3
Maak de opname.
Houd de ontspanknop volledig ingedrukt
om continue opnamen te maken.
In de modus [ ] kunnen de beelden korrelig lijken omdat
de ISO-waarde (
=
72) wordt verhoogd om bij de
opnameomstandigheden te passen.
Zie “Opnamebereik” (
=
178) voor meer informatie over het
opnamebereik in de modus [
].
Na het maken van continue opnamen kan een vertraging optreden
voordat u opnieuw opnamen kunt maken. Door sommige typen
geheugenkaarten kan er zelfs een nog grotere vertraging optreden
voor uw volgende opname.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, de camera-instellingen
en de zoompositie kan de opnamesnelheid afnemen.
Zelfs wanneer u opnamen maakt in de modus [
] Automatisch
(
=
40), wordt continue opname niet ondersteund.
Films opnemen met diverse effecten
Laat de camera onderwerpen en opnameomstandigheden bepalen
wanneer u lms opneemt. Filters en effecten zoals afspelen in slow of fast
motion worden automatisch toegevoegd. Zodra u een aantal lms hebt
opgenomen, worden er maximaal vier automatisch gecombineerd om een
creatieve opname van 15–25 seconden te maken. Het geluid wordt niet
opgenomen in deze modus.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Neem de eerste lms op.
Druk op de lmknop. De opname begint
en er wordt een balk weergegeven om
de verstreken tijd aan te geven.
De opname stopt automatisch
na 3–6 seconden.
3
Neem de tweede tot en met
de vierde lm op.
Herhaal stap 2 drie keer om vier lms
op te nemen.
Zelfs wanneer u die dag geen vier lms opneemt, wordt een
creatieve opname als afzonderlijk bestand opgeslagen zodra
de datum wijzigt.
Effecten worden doorgaans consequent toegepast op lms 1–4,
maar u kunt ook het effect in elke lm wijzigen (
=
57).
De verschillende hoofdstukken kunnen worden bewerkt (
=
106).
Creatieve opnamen afspelen
U kunt creatieve opnamen die zijn vastgelegd in de modus [ ] (
=
89)
selecteren en afspelen.
59
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken bij weinig licht
(Weinig licht)
Foto’s
Films
Opnamen maken met minimale beweging
van de camera en het onderwerp, zelfs in
omstandigheden met weinig licht.
Vuurwerk fotograferen (Vuurwerk)
Foto’s
Films
Levendige foto’s van vuurwerk.
Onderwerpen lijken in de modus [ ] groter dan in andere standen.
In de modus [
] kunnen de beelden korrelig lijken omdat
de ISO-waarde (
=
72) wordt verhoogd om bij de
opnameomstandigheden te passen.
Stabiliseer de camera aangezien deze in de modus [
] continue
opnamen maakt.
In de modus [
] kunnen overmatige onscherpte door beweging
of bepaalde opnameomstandigheden ervoor zorgen dat u mogelijk
niet het verwachte resultaat verkrijgt.
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om
de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen in de
modus [
]. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief of een ander middel gebruikt om de camera
stil te houden (
=
83).
Specieke scènes
Kies een modus die past bij de opnamelocatie en de camera congureert
automatisch de instellingen voor optimale foto’s.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Selecteer een opnamemodus.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het menu
en kies een opnamemodus (
=
28).
3
Maak de opname.
Portretopnamen maken (Portret)
Foto’s
Films
Mensen fotograferen met een
verzachtend effect.
Avondcomposities maken zonder
statief (Nachtopnamen uit hand)
Foto’s
Films
Fraaie opnamen van composities of
portretten in avondlicht, zonder dat
u de camera heel stil hoeft te houden
(zoals met een statief).
Eén beeld wordt gemaakt door
opeenvolgende foto’s te combineren,
waardoor camerabeweging en beeldruis
worden verminderd.
60
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Speciale effecten toepassen
Diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.
1
Selecteer een opnamemodus.
Voer de stappen 1–2 in “Specieke
scènes” (
=
59) uit om een
opnamemodus te kiezen.
2
Maak de opname.
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
Foto’s
Films
Opnamen met rijke, levendige kleuren.
Foto’s met postereffect
(Poster-effect)
Foto’s
Films
Foto’s die lijken op oude posters of
illustraties.
In de modus [ ] en [ ] moet u eerst een aantal testopnamen
maken om zeker te zijn dat u het gewenste resultaat zult verkrijgen.
Wanneer u een statief gebruikt voor avondscènes, krijgt u betere
resultaten als u opnamen maakt in de modus [
] in plaats
van de modus [
] (
=
32).
De opnamepixelinstelling van de modus [
] is [ ]
(2592 x 1944 pixel) en kan niet worden gewijzigd.
In de modus [
] wordt de optimale scherpstelling nog steeds
bepaald, ook al worden er geen kaders weergegeven wanneer
u de ontspanknop half indrukt.
61
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Foto’s die lijken op een miniatuurmodel
(Miniatuureffect)
Foto’s
Films
Geeft het effect van een miniatuurmodel door beeldgebieden boven
en onder uw geselecteerde gebied te vervagen.
U kunt ook lms maken die lijken op scènes in miniatuurmodellen
door de afspeelsnelheid te kiezen voordat de lm wordt opgenomen.
Mensen en onderwerpen in de scène zullen tijdens het afspelen snel
bewegen. Het geluid wordt niet opgenomen.
1
Selecteer [ ].
Voer de stappen 1–2 in “Specieke
scènes” (
=
59) uit en kies [ ].
Op het scherm verschijnt een wit kader dat
het beeldgebied aangeeft dat scherp blijft.
2
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop [ ].
Beweeg de zoomknop om de afmetingen
van het kader te wijzigen en druk op
de knoppen [
][ ] om het kader te
verplaatsen.
3
Selecteer voor lms de
afspeelsnelheid van de lm.
Druk op de knop [ ] en kies de
snelheid door op de knoppen [ ][ ]
te drukken of door aan de knop [ ] te
draaien.
Opnamen maken met het effect van een visooglens
(Fisheye-effect)
Foto’s
Films
Opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
1
Selecteer [ ].
Voer de stappen 1–2 in “Specieke
scènes” (
=
59) uit en kies [ ].
2
Kies een effectniveau.
Druk op de knop [ ], kies een
effectniveau (druk op de knoppen [ ][ ]
of draai aan de knop [ ]) en druk
nogmaals op de knop [ ].
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3
Maak de opname.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
62
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken met een speels effect
(Speels effect)
Foto’s
Films
Met dit effect lijkt het alsof het beeld is gemaakt met een speelgoedcamera
doordat vignetvorming optreedt (donkerder, vage hoeken) en de algehele
kleur wordt aangepast.
1
Selecteer [ ].
Voer de stappen 1–2 in “Specieke
scènes” (
=
59) uit en kies [ ].
2
Selecteer een kleurtoon.
Druk op de knop [ ], kies een
kleurtoon (druk op de knoppen [ ][ ] of
draai aan de knop [ ]) en druk nogmaals
op de knop [ ].
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3
Maak de opname.
Standaard
Foto’s die lijken op opnamen die zijn gemaakt met een
speelgoedcamera.
Warm Beelden hebben een warmere tint dan met [Standaard].
Koel Beelden hebben een koelere tint dan met [Standaard].
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
4
Ga terug naar het opnamescherm
en maak de opname.
Druk op de knop [ ] om terug te
keren naar het opnamescherm en maak
de opname.
Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijd (voor clips
van één minuut)
Snelheid Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
Films worden op 30 fps afgespeeld.
De zoomfunctie is niet beschikbaar voor het opnemen van lms.
Stel de zoomfunctie in voordat u de opname start.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
Als u bij stap 2 op de knop [ ] drukt, verandert u de richting van
het kader (van horizontaal naar verticaal of vice versa). U kunt het
kader in verticale richting verplaatsen door op de knoppen [
][ ]
te drukken.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
De beeldkwaliteit van lms is [
] bij een verhouding van [ ]
en [
] bij een verhouding van [ ] (
=
49).
Deze kwaliteitsinstellingen kunnen niet worden gewijzigd.
De zoomfactor kan niet worden gewijzigd met de knop [
] terwijl
de schermen van stap 2 en 3 worden weergegeven of tijdens het
maken van lmopnamen.
63
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken in monochroom
Foto’s
Films
Opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw en wit.
1
Selecteer [ ].
Voer de stappen 1–2 in “Specieke
scènes” (
=
59) uit en kies [ ].
2
Selecteer een kleurtoon.
Druk op de knop [ ], kies een
kleurtoon (druk op de knoppen [ ][ ] of
draai aan de knop [ ]) en druk nogmaals
op de knop [ ].
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3
Maak de opname.
Zwart/wit Zwart-witfoto’s.
Sepia Sepiakleurige foto’s.
Blauw Foto’s in blauw en wit.
Opnamen met een soft-focuseffect
Foto’s
Films
Met deze functie kunt u opnamen maken alsof er een soft-focuslter op
de camera is gemonteerd. U kunt het effectniveau naar wens instellen.
1
Selecteer [ ].
Voer de stappen 1–2 in “Specieke
scènes” (
=
59) uit en kies [ ].
2
Kies een effectniveau.
Druk op de knop [ ], kies een
effectniveau (druk op de knoppen [ ][ ]
of draai aan de knop [ ]) en druk
nogmaals op de knop [ ].
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3
Maak de opname.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
64
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de
camera opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
U kunt ook foto’s maken zoals gebruikelijk door gewoon de
ontspanknop in te drukken.
Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de
camera is gericht en als de mond een beetje geopend is zodat
de tanden zichtbaar zijn.
Als u het aantal foto’s wilt wijzigen, drukt u op de knoppen [
][ ]
nadat u [
] hebt gekozen bij stap 1.
Automatisch opnemen is niet beschikbaar wanneer u de knop [
]
ingedrukt houdt.
Automatisch opnamen maken na knipoogdetectie
(Knipoogdetectie)
Foto’s
Films
Richt de camera op een persoon en druk de ontspanknop helemaal naar
beneden. De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een
knipoog wordt gedetecteerd.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1–2 uit bij “Specieke scènes”
(
=
59) en kies [ ]. Druk daarna op de
knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
2
Kies de compositie en druk de
ontspanknop half in.
Controleer of een groen kader wordt
weergegeven rond het gezicht van de
persoon die gaat knipogen.
Speciale standen voor andere
doeleinden
Automatisch opnamen maken na gezichtsdetectie
(Smart Shutter)
Foto’s
Films
Automatisch opnamen maken na lachdetectie
(Glimlach)
Foto’s
Films
Als de camera een glimlach detecteert, wordt automatisch een opname
gemaakt, zelfs wanneer u niet op de ontspanknop drukt.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1–2 uit bij “Specieke scènes”
(
=
59) en kies [ ]. Druk daarna op de
knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
De camera gaat nu in stand-by voor
opname en op het scherm verschijnt
[Lachdetectie aan].
2
Richt de camera op een persoon.
Elke keer als de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden
en wordt een foto gemaakt.
Druk op de knop [
] om de lachdetectie
te pauzeren. Druk nogmaals op de
knop [ ] om de detectie te hervatten.
65
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Automatisch opnamen maken nadat een nieuwe
persoon wordt gedetecteerd (Gezicht-zelfontspanner)
Foto’s
Films
De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat het gezicht
van een andere persoon (zoals de fotograaf) het opnamegebied betreedt
(
=
77). Dit is handig wanneer u zelf ook op een groepsfoto of een
vergelijkbare foto wilt staan.
1
Selecteer [ ].
Voer stap 1–2 uit bij “Specieke scènes”
(
=
59) en kies [ ]. Druk daarna op de
knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
2
Kies de compositie en druk de
ontspanknop half in.
Controleer of een groen kader wordt
weergegeven rond het gezicht waarop
is scherpgesteld en of er witte kaders
rond de andere gezichten worden
weergegeven.
3
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
De camera gaat nu in stand-bystand voor
de opname en op het scherm verschijnt
[Kijk recht naar camera om aftellen te
starten].
Het lampje knippert en u hoort het geluid
van de zelfontspanner.
3
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
De camera gaat nu in de stand-bystand
voor opname en op het scherm verschijnt
[Glimlach voor foto].
Het lampje knippert en u hoort het geluid
van de zelfontspanner.
4
Kijk naar de camera en knipoog.
Ongeveer twee seconden nadat een
knipoog wordt gedetecteerd, maakt de
camera een foto van de persoon wiens
gezicht in het kader valt.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat
u deze hebt ingesteld, drukt u op de
knop [
].
Als de knipoog niet wordt gedetecteerd, knipoog dan nogmaals
langzaam en opzettelijk.
Knipogen is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door
haren, een hoed of een bril.
Als beide ogen tegelijk worden gesloten en geopend, wordt dit
ook gedetecteerd als een knipoog.
Wanneer geen knipoog wordt gedetecteerd, maakt de camera
ongeveer 15 seconden later een foto.
Als u het aantal foto’s wilt wijzigen, drukt u op de knoppen [
][ ]
nadat u [
] hebt gekozen bij stap 1.
Als er geen personen aanwezig zijn in het opnamegebied wanneer
de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt
nadat een persoon in het opnamegebied komt en knipoogt.
U kunt de zoomfactor niet wijzigen met de knop [
] nadat
u de ontspanknop helemaal naar beneden hebt gedrukt.
66
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Verschillende lms opnemen
Foto’s
Films
Films maken in de standaardmodus
Foto’s
Films
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
Druk op de knop [
], kies [ ] in het menu
en selecteer vervolgens [ ] (
=
28).
Er verschijnen zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm
en het onderwerp wordt iets vergroot.
De zwarte balken geven beeldgebieden
aan die niet worden vastgelegd.
2
Congureer de instellingen zo dat
ze passen bij de lm (=
168).
3
Maak de opname.
Druk op de lmknop.
Druk nogmaals op de lmknop om de
lmopname te stoppen.
4
Ga bij de anderen staan in het
opnamegebied en kijk naar de
camera.
Nadat de camera een nieuw gezicht
detecteert, knippert het lampje en het
geluid van de zelfontspanner versnelt.
(Wanneer de itser afgaat, blijft de lamp
branden.) Ongeveer twee seconden later
maakt de camera een foto.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat
u deze hebt ingesteld, drukt u op de
knop [
].
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen
bent gaan staan, maakt de camera na ongeveer 15 seconden een
opname.
Als u het aantal foto’s wilt wijzigen, drukt u op de knoppen [
][ ]
nadat u [
] hebt gekozen bij stap 1.
U kunt de zoomfactor niet wijzigen met de knop [
] nadat
u de ontspanknop helemaal naar beneden hebt gedrukt.
67
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Automatische langzame sluiter uitschakelen
Foto’s Films
De automatische langzame sluiter kan worden uitgeschakeld indien er ruw
bewogen wordt in lms. Bij weinig licht kunnen lms er echter donker uitzien.
Druk op de knop [
], selecteer
[ Auto. langzame sluiter] op het
tabblad [ ] en selecteer vervolgens
[Uitsch.] (
=
29).
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Insch.].
Automatische langzame sluiter is alleen beschikbaar voor
[
]-lms.
Grote camerabewegingen corrigeren
Foto’s Films
Corrigeer grote bewegingen van de camera, bijvoorbeeld wanneer
je opnames maakt terwijl je beweegt. Het gedeelte van de beelden
die worden weergegeven verandert meer dan bij [Standaard] en de
onderwerpen worden meer vergroot.
Volg de stappen in “Filmen met
onderwerpen op hetzelfde formaat
als waarop ze voor het lmen worden
weergegeven” (
=
53) om [Hoog] te
selecteren.
Films met vloeiendere beweging maken
Maak als volgt lms met vloeiendere beweging met een bijna dubbele
framesnelheid.
Volg de stappen in “Beeldkwaliteit van lms
wijzigen” (
=
51) en selecteer [ ].
Helderheid vergrendelen of wijzigen voordat u een
opname maakt
Foto’s
Films
Voor of tijdens een opname kunt u de belichting vergrendelen of wijzigen
met stappen van 1/3 stop in een bereik van 2 tot +2 stops.
1
Vergrendel de belichting.
Druk op de knop [ ] om de belichting te
vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] om de
belichting te ontgrendelen.
2
Pas de belichting aan.
Kijk naar het scherm en draai aan de
knop [ ] om de belichting aan te passen.
3
Maak de opname (=
66).
68
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Films maken in de modus voor korte lmklips
Foto’s
Films
Pas afspeeleffecten zoals versnellingen, slow-motion of herhalingen toe
op korte clips van een paar seconden. Clips die in deze modus worden
opgenomen, worden toegevoegd aan Story Highlights-albums (
=
107).
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
Druk op de knop [
], kies [ ] in het menu
en selecteer vervolgens [ ] (
=
28).
Er worden zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm
weergegeven. Deze geven beeldgebieden
aan die niet kunnen worden vastgelegd.
2
Geef de opnameduur en het
afspeeleffect op.
Druk op de knop [ ].
Draai aan de knop [
] om de opnametijd
(4–6 sec.) in te stellen en druk op
de knoppen [ ][ ] om de volgende
afspeeleffecten in te stellen.
3
Maak de opname (=
66).
Een balk met de verstreken tijd wordt
weergegeven.
[Dynamic IS] is niet mogelijk als [IS modus] is ingesteld op [Uit]
(
=
52).
Wanneer de lmkwaliteit [
] is, wordt [Standaard] ingesteld.
Dit kan niet worden gewijzigd.
Geluidsinstellingen
Foto’s
Films
Het windlter uitschakelen
Ruis die wordt veroorzaakt door harde wind, kan worden beperkt. Als er
geen wind is, kan het opgenomen geluid bij gebruik van deze optie echter
onnatuurlijk gaan klinken. In dit geval kunt u het windlter uitschakelen.
Druk op de knop [
], kies
[Wind Filter] op het tabblad [ ]
en kies vervolgens [Uit] (
=
29).
De demper gebruiken
De demper kan audiovervorming beperken in luidruchtige omgevingen.
In stille omgevingen wordt echter het niveau van de geluidsopname beperkt.
Druk op de knop [
], kies [Demper]
op het tabblad [ ] en kies vervolgens de
gewenste optie (
=
29).
69
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
iFrame-lms opnemen
Foto’s
Films
Maak lmopnamen die kunnen worden bewerkt met software of apparaten
die compatibel zijn met iFrame.
1
Selecteer [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
Druk op de knop [
], kies [ ] in het menu
en selecteer vervolgens [ ] (
=
28).
Er worden zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm
weergegeven. Deze geven beeldgebieden
aan die niet kunnen worden vastgelegd.
2
Maak de opname (=
66).
iFrame is een videoformaat dat ontwikkeld is door Apple Inc.
De lmkwaliteit is [
] (
=
51) en kan niet worden gewijzigd.
Afspeeleffecten
2x
Afspelen in fast motion
1x
Afspelen met normale snelheid
1/2x
Afspelen in slow motion
Normaal afspelen waarbij de laatste twee seconden snel
worden teruggespoeld en nogmaals worden afgespeeld
in slow motion
Het geluid in deze clips wordt niet opgenomen.
De lmkwaliteit is [
] (
=
51) en kan niet worden gewijzigd.
70
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken met Programma
automatische belichting ([P]-modus)
Foto’s
Films
U kunt tal van functie-instellingen aanpassen aan uw favoriete opnamestijl.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Pas de instellingen naar wens
aan (=
71 – =
83) en maak een
opname.
Als de optimale belichting niet kan worden verkregen wanneer
u de ontspanknop half indrukt, worden de sluitertijd en de
diafragmawaarde in het oranje weergegeven. Probeer in dit geval
de ISO-waarde aan te passen (
=
72) of de itser te activeren
(bij donkere onderwerpen,
=
81) om zo de optimale belichting
te verkrijgen.
U kunt ook lms opnemen in de modus [
] door op de lmknop
te drukken. Sommige FUNC.- (
=
28) en MENU-instellingen
(
=
29) kunnen echter automatisch worden aangepast voor
lmopnamen.
P-modus
Meer veeleisende foto’s in de opnamestijl van uw voorkeur
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op de modus [
].
[
]: Programma AE; AE: Automatische belichting
Voordat u een in dit hoofdstuk beschreven functie gebruikt in een
andere modus dan [
], dient u te controleren of de functie in die
modus beschikbaar is (
=
168).
71
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Kies de compositie en maak een
opname.
Na één opname wordt AE ontgrendeld
en wordt [ ] niet langer weergegeven.
AE: Automatische belichting
Nadat u de belichting hebt vergrendeld, kunt u de combinatie van
sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen door aan de knop [
] te
draaien (Program Shift).
De meetmethode wijzigen
Foto’s
Films
U kunt op de volgende manier de meetmethode (functie voor meten van
helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
28).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Deelmeting
Voor standaardomstandigheden, inclusief
onderwerpen die van achteren worden belicht.
De belichting wordt automatisch aangepast aan
de opnameomstandigheden.
Gem.
centrum
meeting
Bepaalt de gemiddelde helderheid van het
gehele beeldgebied. Dit wordt berekend door
de helderheid in het centrumgebied als het
belangrijkste te behandelen.
Spot
Meting wordt beperkt tot het [
]
(spotmetingpuntkader) dat wordt weergegeven
in het midden van het scherm.
Helderheid van het beeld (Belichting)
De helderheid van het beeld aanpassen
(Belichtingscompensatie)
Foto’s
Films
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen in stappen van 1/3 stop in een bereik van 2 tot +2.
Druk op de knop [
]. Kijk naar het
scherm en draai aan de knop [ ] om de
helderheid aan te passen. Druk nogmaals
op de knop [ ] wanneer u klaar bent.
Het correctieniveau dat u hebt opgegeven
wordt nu weergegeven.
Belichting en helderheid van beeld vergrendelen
(AE lock)
Foto’s
Films
Voordat u een opname maakt, kunt u de belichting vergrendelen, of u kunt
de focus en belichting afzonderlijk instellen.
1
Vergrendel de belichting.
Richt de camera met vergrendelde
belichting op het onderwerp waarvan u een
opname wilt maken. Houd de ontspanknop
half ingedrukt en druk op de knop [ ].
[
] wordt weergegeven en de belichting
wordt vergrendeld.
Om AE te ontgrendelen laat u de
ontspanknop los en drukt u opnieuw op
de knop [
]. In dit geval wordt [ ] niet
meer weergegeven.
72
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
Foto’s
Films
Voordat u een opname maakt, kunnen extreem heldere of donkere gebieden
(zoals gezichten of achtergronden) worden gedetecteerd en automatisch
worden aangepast aan de optimale helderheid. Als het gehele beeld niet
genoeg contrast heeft, kan dat ook automatisch worden gecorrigeerd,
zodat onderwerpen beter opvallen.
Druk op de knop [
], kies [i-Contrast]
op het tabblad [ ] en kies [Automatisch]
(
=
29).
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
In sommige opnameomstandigheden kan de correctie
onnauwkeurig zijn of korrelige beelden veroorzaken.
U kunt ook bestaande beelden corrigeren (
=
104).
De ISO-waarde wijzigen
Foto’s
Films
Stel de ISO-waarde in op [AUTO] om deze automatisch aan te passen aan
de opnamemodus en -omstandigheden. Kies een anders een hogere waarde
voor meer gevoeligheid of een lagere waarde voor minder gevoeligheid.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
28).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Druk de ontspanknop half in als u de automatisch bepaalde
ISO-waarde wilt bekijken wanneer de ISO-waarde is ingesteld
op [AUTO].
Kiezen voor een lagere ISO-waarde levert wel scherpere beelden,
maar onder bepaalde opnameomstandigheden neemt de kans op
een onscherp onderwerp en bewogen beelden toe.
De keuze voor een hogere ISO-waarde zal de sluitertijd verhogen,
wat onscherpe en bewogen onderwerpen vermindert en het
itserbereik vergroot. Foto’s kunnen er echter wel korrelig uitzien.
73
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Aangepaste witbalans
Foto’s
Films
Pas de witbalans aan de lichtbron aan terwijl u opnamen maakt voor
beeldkleuren die natuurlijk lijken in het licht van uw opname. Stel de
witbalans in onder dezelfde lichtbron die uw opname zal verlichten.
Voer de stappen in “Natuurlijke kleuren
vastleggen (Witbalans)” (
=
73) uit om
[ ] te selecteren.
Richt de camera op een effen wit
onderwerp, zodat het hele scherm wit is.
Druk op de knop [
].
De schermtint verandert nadat de
witbalansgegevens zijn vastgelegd.
Kleuren kunnen onnatuurlijk lijken wanneer u de camera-
instellingen wijzigt nadat de witbalansgegevens zijn vastgelegd.
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors)
Foto’s
Films
U kunt naar wens de kleurtonen van het beeld wijzigen, zoals beelden
converteren naar sepia of zwart-wit.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
28).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Beeldkleuren
Natuurlijke kleuren vastleggen (Witbalans)
Foto’s
Films
Door de witbalans aan te passen kunt u beeldkleuren natuurlijker laten
lijken voor de compositie waarvan u een opname maakt.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
28).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch
ingesteld voor de opnameomstandigheden.
Dag Licht Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer.
Bewolkt Voor opnamen bij bewolkt weer of in de schemering.
Lamplicht Voor opnamen bij normale gloeilampen.
TL licht Voor opnamen bij tl-licht.
TL licht H Voor opnamen bij daglichtlampen.
Custom
Voor handmatig instellen van een aangepaste
witbalans (
=
73).
74
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Custom Kleur
Foto’s
Films
Kies het gewenste niveau voor beeldcontrast, scherpte, kleurverzadiging
en rode, groene, blauwe en huidkleurige tinten uit een bereik van 1–5.
1
Open het instellingenscherm.
Voer de stappen bij “De kleurtoon van
een beeld wijzigen (My Colors)” (
=
73)
uit om [ ] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een item
te selecteren. Voer vervolgens de waarde
in door op de knoppen [ ][ ] te drukken
of door aan de knop [ ] te draaien.
Pas de waarde naar rechts aan
voor sterkere/intensere effecten
(of donkerdere huidtinten), en pas de
waarde naar links aan voor zwakkere/
lichtere effecten (of lichtere huidtinten).
Druk op de knop [
] om de instelling
te voltooien.
My Colors Uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en
kleurverzadiging, voor scherpere beelden.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de
kleurverzadiging afgevlakt, voor zachte beelden.
Sepia Hiermee maakt u sepiakleurige beelden.
Zwart/wit Hiermee maakt u zwart-witfoto’s
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig
Blauw, Levendig Groen en Levendig Rood
gecombineerd om intense maar natuurlijke
kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia’s.
Lichtere huidtint Hiermee maakt u huidtinten lichter.
Donkerder
huidtint
Hiermee maakt u huidtinten donkerder.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten in beelden.
Hierdoor worden blauwe onderwerpen,
zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten in beelden.
Hierdoor worden groene onderwerpen,
zoals bergen en ora, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten in beelden.
Hierdoor worden rode onderwerpen levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte,
kleurverzadiging, enzovoort aanpassen aan
uw voorkeur (
=
74).
U kunt de witbalans (
=
73) niet instellen in de modus [ ] of [ ].
Met de modus [
] of [ ] kunnen mogelijk andere kleuren dan
huidtinten worden gewijzigd. Deze instellingen geven mogelijk
niet het verwachte resultaat met sommige huidtinten.
75
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken in de modus Handmatig
scherpstellen
Foto’s
Films
Gebruik handmatig scherpstellen wanneer automatisch scherpstellen
in AF-stand niet mogelijk is. U kunt de algemene focuspositie opgeven
en dan de ontspanknop half indrukken om de camera de optimale
scherpstelpositie te laten vastleggen die het dichtst bij de door
u opgegeven positie ligt. Zie “Opnamebereik” (
=
178) voor meer
informatie over het scherpstelbereik.
1
Selecteer [ ].
Druk op de knop [ ], kies [ ] (druk op de
knoppen [ ][ ] of draai aan de knop [ ])
en druk vervolgens op de knop [ ].
[
] en de MF-indicator worden
weergegeven.
2
Geef de algemene focuspositie op.
Let op de MF-indicator op het scherm (1),
die de afstand en de scherpstelpositie
aangeeft, en de vergrote weergave en
druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om de algemene
scherpstelpositie aan te geven.
Druk vervolgens op de knop [
].
Druk op de knop [
] om de
vergroting aan te passen.
3
Pas de focus verder aan.
Druk de ontspanknop half in om de
camera de focuspositie verder te laten
afstellen (Veiligheids MF).
(
1
)
Opnamebereik en scherpstellen
Close-ups maken (Macro)
Foto’s
Films
Stel de camera in op [ ] om de scherpte te beperken tot onderwerpen die
zich dichtbij bevinden. Zie “Opnamebereik” (
=
178) voor meer informatie
over het scherpstelbereik.
Druk op de knop [
], kies [ ] (druk op de
knoppen [ ][ ] of draai aan de knop [ ])
en druk vervolgens op de knop [ ].
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
Als u itst, kan vignetvorming optreden.
Als de zoompositie zich binnen het bereik van de gele balk
onder de zoombalk bevindt, wordt [
] grijs en kan de camera
niet scherpstellen.
Om camerabeweging te voorkomen, plaatst u de camera op een
statief en maakt u opnamen met de camera ingesteld op [
]
(
=
43).
76
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Kleuren die worden weergegeven voor MF-peaking worden niet
opgeslagen in uw afbeeldingen.
Digitale telelens
Foto’s
Films
De brandpuntsafstand van de lens kan worden vergroot met ongeveer 1,6x
of 2,0x. Dit kan camerabeweging verminderen doordat de sluitertijd hoger
is dan wanneer u zou zoomen (inclusief het gebruik van digitale zoom) in
dezelfde zoomfactor.
Druk op de knop [
], kies
[Digitale Zoom] op het tabblad [ ]
en kies de gewenste optie (
=
29).
Het beeld wordt vergroot en de
zoomfactor verschijnt op het scherm.
De sluitertijd kan equivalent zijn wanneer u de zoomknop
helemaal naar [
] duwt voor een maximale telelensinstelling en
wanneer u inzoomt om het onderwerp te vergroten tot hetzelfde
formaat door stap 2 van “Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)” (
=
39) uit te voeren.
Wanneer u handmatig scherpstelt, is de modus AF-kader
(
=
77) vergrendeld op [Centrum] en is de afmeting van het
AF-kader (
=
77) vergrendeld op [Normaal].
Scherpstellen is mogelijk bij gebruik van digitale zoom (
=
39)
of de digitale telelens (
=
76), of bij gebruik van een tv als
beeldscherm (
=
148), maar de vergrote weergave zal niet
verschijnen.
U kunt de camera op een statief plaatsen om deze te stabiliseren
en nauwkeuriger scherp te stellen.
U kunt het vergrote weergavegebied vergroten of verbergen door
instellingen aan te passen via MENU (
=
29) > tabblad [ ] >
[MF-Punt Zoom].
Om automatisch scherpstellen verder afstellen wanneer
de ontspanknop half wordt ingedrukt uit te schakelen, kiest
u MENU (
=
29) > tabblad [ ] > [Veiligheids MF] > [Uit].
Het scherpstelgebied eenvoudig bepalen (MF-peaking)
Foto’s
Films
Randen van onderwerpen waarop is scherpgesteld worden in kleur
weergegeven om handmatig scherpstellen te vereenvoudigen. U kunt de
kleuren en de gevoeligheid (niveau) van de randdetectie aanpassen.
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ], selecteer
[MF-peaking-instellingen] op het tabblad
[ ] en selecteer vervolgens [Aan]
(
=
29).
2
Congureer de instelling.
Kies het menu-item dat u wilt congureren
en kies de gewenste optie (
=
29).
77
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Gezichts-AiAf
Foto’s
Films
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
en de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen [ ]) instellen.
Nadat u de camera op het onderwerp hebt gericht, wordt een wit
kader weergegeven rondom het gezicht, dat door de camera als
hoofdonderwerp wordt vastgesteld. Maximaal twee grijze kaders
worden weergegeven rond andere gedetecteerde gezichten.
Wanneer de camera beweging detecteert, volgen de kaders de
bewegende onderwerpen binnen een bepaald bereik.
Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal negen groene
kaders weergegeven rond de gezichten waarop de camera scherpstelt.
Als er geen gezichten worden gedetecteerd of wanneer er alleen
grijze kaders (zonder wit kader) worden weergegeven, worden
maximaal negen groene kaders weergegeven in de scherpgestelde
gebieden wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Wanneer geen gezichten worden gedetecteerd wanneer Servo AF
(
=
79) is ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het
midden van het scherm als u de ontspanknop half indrukt.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden gedetecteerd:
- Onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij
- Onderwerpen die donker of licht zijn
- Gezichten en prol, vanuit een hoek of gedeeltelijk verborgen
De camera kan niet-menselijke onderwerpen identiceren
als gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop
half indrukt, worden er geen AF-kaders weergegeven.
De modus AF Frame wijzigen
Foto’s
Films
Pas de modus AF Frame (automatisch scherpstellen) als volgt aan de
opnameomstandigheden aan.
Druk op de knop [
], kies
[AF Frame] op het tabblad [ ]
en kies de gewenste optie (
=
29).
Centrum
Foto’s
Films
Eén AF-kader wordt in het midden weergegeven. Effectief voor betrouwbaar
scherpstellen.
Een geel AF-kader wordt weergegeven met [ ] als de camera
niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Druk op de knop [ ] en stel [AF kader afm.] op het
tabblad [
] in op [Klein] (
=
29) om de afmetingen van het
AF-kader te verkleinen.
De afmeting van het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal]
wanneer u de digitale zoom (
=
39) of de digitale telelens (
=
76)
gebruikt, en in de modus voor handmatig scherpstellen (
=
75).
Om composities te maken met de onderwerpen aan de rand of
in een hoek, richt u de camera eerst zo dat u het onderwerp in
het AF kader ziet en vervolgens houdt u de ontspanknop half
ingedrukt. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt blijft houden,
creëert u de gewenste compositie en vervolgens drukt u de
ontspanknop helemaal in (Focusvergrendeling).
De positie van het AF-kader wordt vergroot wanneer u de
ontspanknop half indrukt als [AF-Punt Zoom] (
=
52) is
ingesteld op [Aan].
78
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
3
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in. [ ] verandert
in een blauw [ ] dat het onderwerp volgt
terwijl de scherpstelling en belichting
worden aangepast (Servo AF) (
=
79).
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden om de opname te maken.
Zelfs nadat de opname is gemaakt,
wordt [
] nog steeds weergegeven en
blijft de camera het onderwerp volgen.
[Servo AF] (
=
79) is ingesteld op [Aan] en kan niet worden
gewijzigd.
Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is,
te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond te klein is.
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [
] van MENU (
=
29) is niet
beschikbaar.
[
] is niet beschikbaar.
De camera kan zelfs onderwerpen detecteren wanneer
u de ontspanknop half ingedrukt houdt zonder op de knop [
]
te drukken. Nadat u de opname hebt gemaakt, wordt [
]
weergegeven in het midden van het scherm.
Houd de knop [
] minstens een seconde ingedrukt als
u opnamen maakt in de modus [
] (
=
75).
Als [Gezichts-ID] is ingesteld op [Aan], worden namen niet
weergegeven wanneer er geregistreerde personen worden
gedetecteerd, maar de namen worden wel in de foto’s vastgelegd
(
=
45). De naam wordt echter weergegeven wanneer een
geregistreerde persoon als onderwerp wordt geselecteerd.
Onderwerpen selecteren om op scherp te stellen
(AF Tracking)
Foto’s
Films
Maak als volgt een opname nadat u het onderwerp hebt gekozen waarop
moet worden scherpgesteld.
1
Selecteer [AF Tracking].
Voer de stappen bij “De modus AF Frame
wijzigen” (
=
77) uit om [AF Tracking] te
selecteren.
[
] wordt weergegeven in het midden
van het scherm.
2
Kies een onderwerp waarop u wilt
scherpstellen.
Richt de camera zo dat [ ] op het
gewenste onderwerp valt en druk
op de knop [ ].
De camera piept en [ ] verschijnt
zodra het onderwerp is gedetecteerd.
De camera blijft het onderwerp binnen
een bepaald bereik volgen, zelfs als het
onderwerp beweegt.
[
] wordt weergegeven wanneer geen
onderwerp is gedetecteerd.
Druk nogmaals op de knop [
] om het
volgen te stoppen.
79
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De focusinstelling veranderen
Foto’s
Films
U kunt de standaardwaarden van de camera zo instellen dat deze constant
scherpstelt op de onderwerpen waarop deze wordt gericht, zelfs wanneer
de ontspanknop niet wordt ingedrukt. U kunt in plaats hiervan de camera
beperken tot scherpstellen op het moment waarop u de ontspanknop
half indrukt.
Druk op de knop [
], kies [Continu]
op het tabblad [ ] en kies vervolgens [Uit]
(
=
29).
Aan
Helpt te voorkomen dat u onverwachte fotokansen mist,
doordat de camera continu scherpstelt op onderwerpen
totdat u de ontspanknop half indrukt.
Uit
De camera stelt niet continu scherp, zodat de batterij minder
snel leeg is.
Opnamen maken met Servo AF
Foto’s
Films
Deze modus helpt u om te voorkomen dat u foto’s mist van bewegende
onderwerpen, omdat de camera blijft scherpstellen op het onderwerp
en de belichting aanpast zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], selecteer
[Servo AF] op het tabblad [ ] en
selecteer vervolgens [Aan] (
=
29).
2
Stel scherp.
De focus en belichting blijven behouden als
het blauwe AF-kader wordt weergegeven
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
In sommige opnameomstandigheden kan de camera mogelijk
niet scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht wordt Servo AF mogelijk
niet geactiveerd (en worden de AF-kaders mogelijk niet blauw)
wanneer u de ontspanknop half indrukt. In dat geval worden
de focus en belichting ingesteld overeenkomstig de opgegeven
modus voor AF Frame.
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden
de sluitertijd en de diafragmawaarde in het oranje weergegeven.
Laat de ontspanknop los en druk deze opnieuw half in.
Opnamen maken met AF lock is niet beschikbaar.
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [
] (
=
29) is niet beschikbaar.
Niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (
=
42).
80
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Continue opnamen maken terwijl de camera
op het onderwerp blijft scherpstellen
Foto’s
Films
Maak continue opnamen terwijl de camera op het onderwerp blijft
scherpstellen. Zie “Camera” (
=
177) voor meer informatie over de
snelheid van continue opnamen.
1
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het menu
en selecteer vervolgens [ ] (
=
28).
Zodra de instelling is voltooid, wordt [
]
weergegeven.
2
Maak de opname.
Houd de ontspanknop volledig ingedrukt
om continue opnamen te maken.
De beelden worden samen als een groep
beheerd (
=
92).
In de modus [ ] (
=
59), bij handmatig scherpstellen
(
=
75) of wanneer AF is vergrendeld (
=
80), wordt [ ]
gewijzigd in [
].
Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (
=
42).
De opname kan tijdelijk onderbroken worden of een
continue opname kan langzamer worden, afhankelijk van de
opnameomstandigheden, camera-instellingen en zoompositie.
Opnamen maken kan langzamer worden wanneer meer opnamen
worden gemaakt.
Als u itst, kan de opnamesnelheid afnemen.
Continue opname is niet mogelijk in de modus [
] Automatisch
(
=
40), zelfs wanneer u [ ] selecteert.
Opnamen maken met AF lock
Foto’s
Films
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de
focuspositie niet gewijzigd, zelfs niet als u de ontspanknop loslaat.
1
Vergrendel de focus.
Houd de ontspanknop half ingedrukt
en druk op de knop [ ].
De scherpstelling is nu vergrendeld
en [
] en de MF-indicator verschijnen
op het scherm.
Als u de scherpstelling wilt ontgrendelen
nadat u de ontspanknop hebt losgelaten,
drukt u opnieuw op de knop [
] en kiest
u [ ] (druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ]).
2
Kies de compositie en maak
een opname.
81
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Slow sync
Er wordt geitst om de helderheid van het hoofdonderwerp (zoals mensen)
te verbeteren terwijl er opnamen gemaakt worden met een langere
sluitertijd, zodat de achtergrond buiten het itsbereik verlicht wordt.
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om
de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen in de
modus [
]. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief of een ander middel gebruikt om de camera
stil te houden (
=
83).
In de modus [
] mag het hoofdonderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de ontspanknop stopt, zelfs nadat de itser geitst heeft.
Uit
Voor het maken van opnamen zonder itser.
Een knipperend [ ]-pictogram kan worden weergegeven indien
u de ontspanknop half indrukt bij omstandigheden die ervoor zorgen
dat de camera bewogen wordt of bij situaties met weinig licht.
Bevestig in dat geval de camera op een statief of neem andere
maatregelen om de camera stil te houden.
Flitser
Flitsmodus wijzigen
Foto’s
Films
U kunt de itsmodus wijzigen en aanpassen aan de opnamecompositie.
Zie “Camera” (
=
177) voor meer informatie over het itsbereik.
1
Klap de itser uit.
Verschuif de schakelaar [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], kies een itsmodus
(druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ]) en druk daarna op
de knop [ ].
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als de itser is ingeklapt, kan het instellingenscherm niet
worden geopend door op de knop [
] te drukken. Verschuif
de schakelaar [
] om de itser uit te klappen en congureer
de instelling.
Auto
Als er weinig licht is, wordt er automatisch geitst.
Aan
Er wordt bij elke opname geitst.
82
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamen maken met FE-lock
Foto’s
Films
Net als met AE lock (
=
71) kunt u de belichting vergrendelen voor het
maken van opnamen met de itser.
1
Klap de itser uit en stel deze in
op [ ] (=
81).
2
Vergrendel de itsbelichting.
Richt de camera met vergrendelde
belichting op het onderwerp waarvan u een
opname wilt maken. Houd de ontspanknop
half ingedrukt en druk op de knop [ ].
De itser gaat af en wanneer [
] wordt
weergegeven, blijf het itsuitvoerniveau
behouden.
Om FE te ontgrendelen laat u de
ontspanknop los en drukt u opnieuw op
de knop [
]. In dit geval wordt [ ] niet
meer weergegeven.
3
Kies de compositie en maak een
opname.
Na één opname wordt FE ontgrendeld
en wordt [ ] niet meer weergegeven.
FE: itsbelichting
De itsbelichtingscompensatie aanpassen
Foto’s
Films
Net als bij de normale belichtingscompensatie (
=
71) kunt u de
itsbelichting aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Druk op de knop [
], selecteer [ ] in
het menu en pas de instelling aan door
op de knoppen [ ][ ] te drukken of aan
de knop [ ] te draaien (
=
28).
Het correctieniveau dat u hebt opgegeven
wordt nu weergegeven.
Wanneer de kans op overbelichting bestaat, past de camera voor
opnamen met de itser automatisch de sluitertijd of diafragmawaarde
aan om vervaagde highlights te verminderen en opnamen te maken
met een optimale belichting. U kunt automatische aanpassing
van de sluitertijd en diafragmawaarde echter uitschakelen door
MENU (
=
29) te openen en tabblad [ ] > [Flits Instellingen] >
[Veiligheids FE] > [Uit] te selecteren.
U kunt de itsbelichtingscompensatie ook instellen door MENU
(
=
29) te openen en tabblad [ ] > [Flits Instellingen] >
[Flitsbel. comp.] te selecteren.
U kunt het scherm [Flits Instellingen] (
=
29) ook openen als
de itser is uitgeklapt, door op de knop [
] te drukken en direct
daarna op de knop [
] te drukken.
83
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Wanneer beeldstabilisatie camerabeweging niet kan voorkomen,
plaatst u de camera op een statief of neemt u andere maatregelen
om de camera stil te houden. In dit geval is de [IS modus]
ingesteld op [Uit].
De instelling wordt gewijzigd in [Continu] voor lmopnamen.
Overige instellingen
De compressieverhouding wijzigen
(Beeldkwaliteit)
Foto’s
Films
U kunt kiezen uit twee compressieverhoudingen. Deze zijn [ ] (Superjn)
en [ ] (Fijn). Zie “Aantal opnamen per geheugenkaart” (
=
179) voor
richtlijnen over hoeveel opnamen bij elke compressieverhouding op een
geheugenkaart passen.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
28).
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Foto’s
Films
U kunt beeldstabilisatie uitgeschakeld houden tot het moment van
uw opname.
Kies [Opname] door stap 1–2 te
doorlopen van “Beeldstabilisatie
uitschakelen” (
=
52).
84
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Specieke sluitertijden (Modus [Tv])
Foto’s
Films
Stel de gewenste sluitertijd in voordat u met het opnemen begint.
Op de camera wordt de diafragmawaarde automatisch aangepast
aan de ingestelde sluitertijd.
Zie “Camera” (
=
177) voor informatie over de beschikbare sluitertijden.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Stel de sluitertijd in.
Draai aan de knop [ ] om de sluitertijd in
te stellen.
Bij opnameomstandigheden met langere sluitertijden treedt mogelijk
een vertraging op voordat u opnieuw een foto kunt maken. Dit komt
doordat de camera de beelden verwerkt om ruis te voorkomen.
Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd
gebruikt en opnamen maakt met een statief (
=
83).
De kortste sluitertijd voor het maken van opnamen met een
itser is 1/2.000 seconde. Als u een kortere sluitertijd selecteert,
wordt de sluitertijd voordat u opnamen kunt maken automatisch
ingesteld op 1/2.000 seconde.
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of langer gebruikt, is de
ISO-waarde [80]. Deze waarde kan niet worden gewijzigd.
Als de optimale belichting niet wordt behaald, worden de
diafragmawaarden oranje weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt. Pas de sluitertijd aan totdat de diafragmawaarde wit
wordt weergegeven. U kunt ook Safety Shift gebruiken (
=
85).
[ ]: tijdwaarde
Tv-, Av- en M-modus
Maak slimmer gerafneerde opnamen en pas de camera aan uw favoriete
opnamestijl aan
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
betreffende modus.
85
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Specieke sluitertijden en
diafragmawaarden (Modus [M])
Foto’s
Films
Voer voordat u opnamen maakt de volgende stappen uit voor het instellen
van de gewenste sluitertijd en diafragmawaarde, zodat u de gewenste
belichting krijgt.
Zie “Camera” (
=
177) voor informatie over beschikbare sluitertijden en
diafragmawaarden.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ] om de sluitertijd (1) of
diafragmawaarde (2) te kiezen en draai aan
de knop [ ] om een waarde in te voeren.
Het belichtingsniveauteken (4), gebaseerd
op de door u opgegeven waarde, wordt
weergegeven op de indicator van het
belichtingsniveau ter vergelijking met
het standaard belichtingsniveau (3).
Als het verschil ten opzichte van het
standaard belichtingsniveau groter is dan
2 stops, wordt het belichtingsniveauteken
oranje weergegeven.
(
1
) (
2
)
(
3
)
(
)
Specieke diafragmawaarden
(Modus [Av])
Foto’s
Films
Stel de gewenste diafragmawaarde in voordat u begint met opnemen.
Op de camera wordt de sluitertijd automatisch aangepast aan de ingestelde
diafragmawaarde.
Zie “Camera” (
=
177) voor informatie over de beschikbare
diafragmawaarden.
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Stel de diafragmawaarde in.
Draai aan de knop [ ] om de
diafragmawaarde in te stellen.
Als de optimale belichting niet wordt behaald, wordt de sluitertijd
oranje weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Pas de diafragmawaarde aan totdat de sluitertijd wit wordt
weergegeven. U kunt ook Safety Shift gebruiken (zie hieronder).
[ ]: Diafragmawaarde (de grootte van de irisopening in de lens)
Druk in de modi [
] en [ ] op de knop [ ] en stel
[Safety Shift] op het tabblad [
] in op [Aan] (
=
29) om de
sluitertijd en de diafragmawaarde van de camera automatisch
aan te passen wanneer er belichtingsproblemen zijn, zodat
u opnamen kunt maken met een optimale belichting.
Safety Shift is echter uitgeschakeld wanneer de itser itst.
86
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De itsoutput aanpassen
Foto’s
Films
Maak een keuze uit de drie itsniveaus in modus [ ].
1
Open de modus [ ].
Stel het programmakeuzewiel in op [ ].
2
Congureer de instelling.
Druk op de knop [ ], selecteer [ ] in
het menu en pas de instelling aan door
op de knoppen [ ][ ] te drukken of aan
de knop [ ] te draaien (
=
28).
Als de instelling is voltooid, wordt het
itsuitvoerniveau weergegeven.
[
]: Minimum, [ ]: Medium,
[ ]: Maximum
U kunt het itsniveau ook instellen door MENU (
=
29) te
openen en tabblad [
] > [Flits Instellingen] > [Flits output] te
selecteren.
U kunt het itsniveau in de modus [
] of [ ] instellen door
MENU (
=
29) te openen en tabblad [ ] > [Flits Instellingen] >
[Flits-modus] > [Handmatig] te selecteren.
U kunt het scherm [Flits Instellingen] (
=
29) ook openen als
de itser is uitgeklapt, door op de knop [
] te drukken en direct
daarna op de knop [
] te drukken.
Na het instellen van de sluiterijd en de diafragmawaarde kan het
belichtingsniveau wijzigen als u de zoom aanpast of een nieuwe
compositie voor de opname maakt.
Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd en diafragmawaarde,
wordt de helderheid van het scherm mogelijk aangepast.
De helderheid van het scherm wijzigt echter niet als de itser
is uitgeklapt en de modus [
] is ingesteld.
Als u de instelling die u niet hebt gekozen bij stap 2 (sluitertijd
of diafragmawaarde), automatisch wilt laten aanpassen aan
de standaardbelichting, drukt u op de knop [
] terwijl u de
ontspanknop half ingedrukt houdt. Standaardbelichting is in
combinatie met bepaalde instellingen niet mogelijk.
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of langer gebruikt, is de
ISO-waarde [80]. Deze waarde kan niet worden gewijzigd.
Zoomposities die zijn ingesteld in de modus [
] Automatisch
kunnen niet worden gebruikt in de modus [
].
[ ]: Handmatig
De standaardbelichting wordt berekend op basis van de
opgegeven meetmethode (
=
71).
87
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Bekijken
Foto’s
Films
Na het maken van foto’s of het opnemen van lms kunt u deze, zoals
hieronder is beschreven, op het scherm bekijken.
1
Open de afspeelmodus.
Druk op de knop [ ].
Uw laatste opname wordt weergegeven.
2
Selecteer de beelden.
Als u het vorige beeld wilt bekijken, drukt
u op de knop [ ] of draait u de knop [ ]
tegen de klok in. Om het volgende beeld
te bekijken, drukt u op de knop [ ] of
draait u de knop [ ] met de klok mee.
Houd de knoppen [
][ ] ingedrukt om
snel door beelden te bladeren.
U kunt dit scherm (modus Beeld scrollen)
openen door snel aan de knop [
] te
draaien. Draai in deze modus aan de
knop [
] om door beelden te bladeren.
Druk op de knop [
] om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Druk in de modus Beeld scrollen op
de knoppen [
][ ] om door beelden
te bladeren die per opnamedatum
gegroepeerd zijn.
Afspeelmodus
Veel plezier bij het bekijken van uw opnamen. U kunt ze op tal van manieren
doorbladeren en bewerken
Druk op de knop [
] om de afspeelmodus te openen en de camera
voor te bereiden op deze handelingen.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
88
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Van weergavemodus wisselen
Foto’s
Films
Druk op de knop [ ] om andere informatie weer te geven op het
scherm of om de informatie te verbergen. Zie “Afspelen (uitgebreide
informatieweergave)” (
=
167) voor meer informatie over de
weergegeven gegevens.
Geen informatieweergave
Beknopte informatieweergave
Uitgebreide informatieweergave
GPS-informatieweergave
Films zijn herkenbaar aan het
pictogram [
]. Ga naar stap 3
als u lms wilt afspelen.
3
Speel lms af.
Druk op de knop [ ], selecteer [ ] (druk
op de knoppen [ ][ ] of draai aan de
knop [ ]) en druk vervolgens nogmaals
op de knop [ ] om het afspelen te starten.
4
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen [ ][ ] om het
volume aan te passen.
Om het volume aan te passen wanneer
de volumeaanduiding (1) niet langer
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen [
][ ].
5
Onderbreek het afspelen.
Druk op de knop [ ] als u het afspelen
wilt onderbreken of hervatten.
Na de lm verschijnt [
].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan,
drukt u de ontspanknop half in.
Als u Beeld scrollen wilt uitschakelen, kiest u MENU (
=
29) >
tabblad [
] > [Beeld scrollen] > [Uit].
Als u de meest recente opname wilt weergeven wanneer de
afspeelmodus geopend wordt, kiest u MENU (
=
29) >
tabblad [
] > [Ga verder] > [Laatste f.].
Om de weergegeven overgang tussen beelden te wijzigen,
opent u MENU (
=
29) en vervolgens kiest u het door
u gewenste effect op het tabblad [
] > [Overgangseff.].
(
1
)
89
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De GPS-informatieweergave is niet beschikbaar voor beelden
waarvoor deze informatie ontbreekt.
[---] wordt weergegeven in plaats van numerieke waarden voor
items die niet beschikbaar zijn op uw smartphone of voor items
die niet juist zijn vastgelegd.
UTC: staat voor “Coordinated Universal Time” en komt vrijwel
overeen met Greenwich Mean Time.
Korte lms bekijken die zijn vastgelegd in de
modus Creatieve opname (Creatieve opnamen).
Foto’s
Films
Speel creatieve opnamen af die zijn vastgelegd in de modus [ ] (
=
57).
1
Selecteer een lm.
Druk op de knop [ ] en kies
[Creatieve opnames afspelen] op
het tabblad [ ] (
=
29).
2
Speel de lm af.
Selecteer een lm en druk op de
knop [ ] om deze af te spelen.
Overbelichtingswaarschuwing (voor highlights
van beelden)
Foto’s
Films
In de uitgebreide informatieweergave (
=
88) knipperen de vervaagde
highlights van het beeld op het scherm.
Histogram
Foto’s
Films
De graek die verschijnt in de uitgebreide
informatieweergave (
=
88) is een
histogram dat de distributie van de
helderheid in het beeld toont. Op de
horizontale as staat de helderheidsgraad
en de verticale geeft aan welk gedeelte van
het beeld zich op elk helderheidsniveau
bevindt. Het histogram bekijken is een
manier om de belichting te controleren.
GPS-informatieweergave
Foto’s
Films
Met een smartphone die via Wi-Fi is
verbonden met de camera kunt u beelden
op de camera geotaggen en informatie
toevoegen, zoals breedtegraad,
lengtegraad en hoogte (
=
135).
U kunt deze informatie controleren
in de GPS-informatieweergave.
Van boven naar onder worden
breedtegraad, lengtegraad, hoogte en
UTC (opnamedatum en –tijd) getoond.
90
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Op datum weergeven
Digest-lms kunnen op datum worden bekeken.
1
Selecteer een lm.
Druk op de knop [ ], kies
[Digest-lms weerg./afsp.] op het
tabblad [ ] en kies vervolgens
een datum (
=
29).
2
Speel de lm af.
Druk op de knop [ ] als u het afspelen
wilt starten.
Personen controleren die met Gezichts-ID zijn
gedetecteerd
Foto’s
Films
Als u de camera overschakelt naar de korte informatieweergave (
=
88),
worden de namen weergegeven van maximaal vijf personen die zijn
geregistreerd in Gezichts-ID (
=
45).
Druk meerdere keren op de knop [
]
totdat de eenvoudige informatieweergave
wordt geactiveerd en druk op de
knoppen [ ][ ] of draai aan de knop [ ]
om een beeld te selecteren.
De namen worden op gedetecteerde
personen weergegeven.
Als u liever geen namen wilt weergeven in foto’s die met behulp
van Gezichts-ID zijn gemaakt, kiest u MENU (
=
29) >
tabblad [
] > [Info gezichts-ID] > [Naam weerg.] > [Uit].
Korte lms bekijken die zijn gemaakt bij het
nemen van foto’s (digest-lms)
Foto’s
Films
U kunt als volgt een lmsynopsis bekijken met digest-lms die automatisch
zijn opgenomen in de modus [ ] (
=
34) op een dag waarop u foto’s
hebt genomen.
1
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om een foto met de
aanduiding [ ] te selecteren.
2
Speel de digest-lm af.
Druk op de knop [ ] en selecteer [ ]
in het menu (
=
28).
De digest-lm die automatisch is
opgenomen op de dag dat de foto’s
zijn gemaakt, wordt vanaf het begin
afgespeeld.
Na een kort moment wordt [ ] niet meer weergegeven
wanneer u de camera gebruikt met uitgeschakelde
informatieweergave (
=
88).
91
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden zoeken die voldoen aan opgegeven
voorwaarden
Foto’s
Films
Vind snel de gewenste beelden op een geheugenkaart vol beelden door de
beeldweergave te lteren op de door u opgegeven voorwaarden. U kunt deze
beelden ook allemaal tegelijk beveiligen (
=
96) of verwijderen (
=
98).
Naam
Geeft beelden van een geregistreerde persoon
weer (
=
45).
Mensen
Hiermee worden beelden weergegeven met
gedetecteerde gezichten.
Opnamedatum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum
zijn opgenomen.
Favorieten
Geeft beelden weer die gemarkeerd zijn als
favoriet (
=
101).
Foto/lm
Geeft foto’s, lms of lms die zijn opgenomen in
de modus [
] weer (
=
34).
1
Kies een zoekvoorwaarde.
Druk op de knop [ ], kies [ ] in het
menu en selecteer vervolgens een
voorwaarde (
=
28).
Wanneer u [
], [ ] of [ ] hebt
geselecteerd, kiest u de voorwaarde
door op de knoppen [
][ ][ ][ ] op
het weergegeven scherm te drukken.
Druk vervolgens op de knop [ ].
2
Bekijk de gelterde beelden.
Beelden die voldoen aan uw voorwaarden,
worden in gele kaders weergegeven.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om alleen deze beelden te
bekijken.
Kies [
] in stap 1 om gelterd afspelen
te stoppen.
Door beelden bladeren en beelden
lteren
Bladeren door beelden in een index
Foto’s
Films
U kunt snel de beelden vinden die u zoekt door meerdere beelden in een
index weer te geven.
1
Geef beelden weer in een index.
Verschuif de zoomknop naar [ ] als
u beelden in een index wilt weergeven.
Als u de zoomknop nogmaals verschuift,
worden meer beelden weergegeven.
Verschuif de zoomknop naar [
] om
minder beelden weer te geven. Het aantal
beelden neemt elke keer af wanneer u de
zoomknop verschuift.
2
Selecteer een beeld.
Draai aan de knop [ ] om door de
beelden te bladeren.
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] om
een beeld te selecteren.
Er wordt een oranje kader rond het
geselecteerde beeld weergegeven.
Druk op de knop [
] om het
geselecteerde beeld in de enkelvoudige
weergave te bekijken.
Als u het 3D-weergave-effect wilt uitschakelen (wordt
weergegeven als u de knoppen [
][ ] ingedrukt houdt
of snel aan de knop [
] draait), kiest u MENU (
=
29) >
tabblad [
] > [Indexeffect] > [Uit].
92
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Selecteer [ ].
Druk op de knop [ ] en selecteer [ ] in
het menu (
=
28).
3
Geef de beelden in de groep
afzonderlijk weer.
Als u op de knoppen [ ][ ] drukt of aan
de knop [ ] draait, worden alleen de
beelden in de groep weergegeven.
Om gegroepeerd afspelen te stoppen,
drukt u op de knop [
], kiest u [ ] in het
menu en drukt u nogmaals op de knop [ ]
(
=
28).
Bij afspelen in een groep (stap 3) kunt u snel door beelden
bladeren “Bladeren door beelden in een index” (
=
91) en deze
vergroten “Beelden vergroten” (
=
94). Door [Alle beelden
in groep bev.] in “Beelden beveiligen” (
=
96), [Alle beelden
groeperen] in “Meerdere beelden tegelijk wissen” (
=
98), [Hele
groep selecteren] in “Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)”
(
=
156) of [Hele groep selecteren] in “Beelden toevoegen aan
een fotoboek” (
=
158) te selecteren, kunt u uw bewerking op
alle beelden in de groep tegelijk toepassen.
Als u de groepering voor beelden wilt opheffen zodat ze
worden weergegeven als losse foto’s, kiest u MENU (
=
29) >
tabblad [
] > [Beelden groep.] > [Uit]. Het groeperen van
gegroepeerde beelden kan echter tijdens het afspelen van
afzonderlijke beelden niet worden opgeheven.
In de modus [
] wordt de gelijktijdige weergave na stap 2
bij “Genieten van diverse beelden van elke opname” (
=
57)
alleen weergegeven direct nadat u een opname maakt.
Als op de camera voor bepaalde voorwaarden geen
overeenkomende beelden zijn gevonden, zijn die voorwaarden
niet beschikbaar.
Druk op de knop [ ] bij stap 2 om andere informatie weer
te geven of te verbergen.
Opties voor het bekijken van de gevonden beelden (stap 2)
zijn “Bladeren door beelden in een index” (
=
91), “Beelden
vergroten” (
=
94) en “Diavoorstellingen bekijken” (
=
94).
U kunt ook beeldbewerkingen toepassen op alle gevonden
beelden, door [Alle beelden in zoekopdr. bev.] te selecteren in
“Beelden beveiligen” (
=
96) of [Alle beelden zoekopdr. sel.] in
“Meerdere beelden tegelijk wissen” (
=
98), “Beelden toevoegen
aan de printlijst (DPOF)” (
=
156) of “Beelden toevoegen aan een
fotoboek” (
=
158).
Als u beelden bewerkt en opslaat als nieuwe beelden
(
=
102 –
=
106) wordt een bericht weergegeven en
worden de gevonden beelden niet meer weergegeven.
Afzonderlijke beelden in een groep weergeven
Foto’s
Films
Beelden die na elkaar (
=
44,
=
58,
=
80) of in de modus [ ]
zijn opgenomen (
=
57) worden als groep weergegeven maar kunnen
ook afzonderlijk worden bekeken.
1
Kies een gegroepeerd beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om een beeld met
de aanduiding [ ] te selecteren.
93
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
3
Kies de optie om te bewerken.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om [Overschrijven]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
4
Selecteer de naam van de persoon
die u wilt overschrijven.
Voer stap 2 in “Gezichtsgegevens
overschrijven en toevoegen” (
=
48)
uit en kies de naam van de persoon
die u wilt overschrijven.
Namen wissen
Op het scherm dat wordt weergegeven
bij stap 3 van “Namen wijzigen” (
=
93)
kiest u [Wissen] en drukt u op de knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen [
][ ] of draait u aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Gezichts-ID-gegevens bewerken
Als u tijdens het afspelen merkt dat een naam incorrect is, kunt u deze
wijzigen of wissen.
U kunt echter geen namen toevoegen voor personen die niet door
Gezichts-ID gedetecteerd zijn (namen worden niet weergegeven)
en voor personen waarvan de naam is gewist.
Namen wijzigen
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en kies
[Info gezichts-ID] op het tabblad [ ]
(
=
29).
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ID-info bew.] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Volg de procedure bij “Personen
controleren die met Gezichts-ID zijn
gedetecteerd” (
=
90), kies een beeld
en druk op de knop [ ].
Er wordt een oranje kader rond het
geselecteerde gezicht weergegeven.
Wanneer er meerdere namen in een
beeld worden weergegeven, drukt u op
de knoppen [
][ ] of draait u aan de
knop [ ] om de naam te selecteren die
u wilt wijzigen. Druk vervolgens op de
knop [ ].
94
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Diavoorstellingen bekijken
Foto’s
Films
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u als volgt
automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Druk op de knop [
] en kies [ ] in het
menu. Kies vervolgens de gewenste optie
(
=
28).
De diavoorstelling begint nadat
[Laden van beeld] enkele seconden
wordt weergegeven.
Druk op de knop [
] om de
diavoorstelling te beëindigen.
De spaarstandfuncties van de camera (
=
26) werken niet
tijdens diavoorstellingen.
Druk op de knop [ ] als u het afspelen van diavoorstellingen
wilt onderbreken of hervatten.
Tijdens het afspelen kunt u naar andere beelden gaan als u op
de knoppen [
][ ] drukt of aan de knop [ ] draait. Houd voor
vooruitspoelen of achteruitspoelen de knoppen [
][ ] ingedrukt.
Bij gelterde weergave (
=
91) worden alleen beelden
afgespeeld die overeenkomen met de zoekvoorwaarden.
Opties voor het weergeven van foto’s
Beelden vergroten
Foto’s
Films
1
Vergroot een beeld.
Verschuif de zoomknop naar [ ] als
u wilt inzoomen op het beeld en het
beeld wilt vergroten. Als u de zoomknop
vasthoudt, wordt er verder ingezoomd
tot een factor van 10x.
Voor de duidelijkheid wordt het
weergegeven gebied (1) bij benadering
getoond.
Verschuif de zoomknop naar [
] om uit
te zoomen. Als u de zoomknop vasthoudt,
keert u terug naar de enkelvoudige
weergave.
2
Verschuif de weergavelocatie en
schakel indien nodig tussen beelden.
Als u de weergavepositie wilt verschuiven,
drukt u op de knoppen [ ][ ][ ][ ].
Draai tijdens het inzoomen aan de
knop [
] van beeld wilt wisselen.
U kunt direct van de vergrote weergave naar de enkelvoudige
weergave gaan door op de knop [
] te drukken.
(
)
95
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Vergelijkbare beelden automatisch afspelen
(Smart Shufe)
Foto’s
Films
Op basis van het huidige beeld biedt de camera vier beelden aan die
u wellicht wilt bekijken. Nadat u een van deze beelden hebt geselecteerd,
worden op de camera opnieuw vier beelden weergegeven, zodat u beelden
in een onverwachte volgorde kunt afspelen. Probeer deze functie eens als
u veel opnamen hebt gemaakt, in verschillende omgevingen.
1
Selecteer Smart Shufe.
Druk op de knop [ ] en selecteer [ ] in
het menu (
=
28).
Vier beelden worden weergegeven als
mogelijke optie.
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] om het
beeld te selecteren dat u wilt weergeven.
Het geselecteerde beeld wordt in het
midden weergegeven, omgeven door
de volgende vier mogelijke beelden.
Als u op de knop [
] drukt, verschijnt
het middelste beeld op volledige grootte.
Druk nogmaals op de knop [ ] om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
Druk op de knop [
] om terug te
keren naar de enkelvoudige weergave.
Smart Shufe is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- Als er minder dan 50 beelden met deze camera zijn gemaakt
- Als op dit moment een niet-ondersteund beeld wordt weergegeven
- Beelden worden weergegeven in gelterde weergave (
=
91)
- Tijdens groep afspelen (
=
92)
Instellingen voor diavoorstellingen wijzigen
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt overgangen
tussen beelden en de weergaveduur van elk beeld wijzigen.
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en kies
vervolgens [Diavoorstelling] op het
tabblad [ ] (
=
29).
2
Congureer de instellingen.
Kies het menu-item dat u wilt congureren
en kies de gewenste optie (
=
29).
Selecteer [Start] en druk op de knop [
] als
u de diavoorstelling volgens uw instellingen
wilt starten.
Druk op de knop [
] om terug te
gaan naar het menuscherm.
96
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Selecteer een selectiemethode.
Kies de gewenste optie (
=
29).
Druk op de knop [
] om terug te
gaan naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
1
Selecteer [Selectie].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (
=
96),
kies [Selectie] en druk op de knop [
].
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
[ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
]
als u de selectie wilt opheffen.
[ ] wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
3
Beveilig het beeld.
Druk op de knop [ ]. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera
uitschakelt voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt
voltooid, worden de beelden niet beveiligd.
Beelden beveiligen
Foto’s
Films
Beveilig belangrijke beelden, zodat ze niet per ongeluk kunnen worden
gewist (
=
98).
Druk op de knop [
] en selecteer [ ]
in het menu (
=
28). [Beveiligd] wordt
weergegeven.
Als u de beveiliging wilt annuleren,
herhaalt u deze procedure en selecteert
u [
] nogmaals. Druk vervolgens op
de knop [ ].
Beveiligde beelden op een geheugenkaart worden gewist als
u de kaart formatteert (
=
142).
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie
van de camera. Als u het ze wel op die manier wilt wissen,
moet u eerst de beveiliging opheffen.
Via het menu
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Beveilig] op het tabblad [ ] (
=
29).
97
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Beveilig de beelden.
Druk op de knop [ ] om [Beveilig] te
kiezen en druk op de knop [ ].
U kunt ook het eerste of het laatste beeld kiezen door aan de
knop [
] te draaien terwijl het bovenste scherm bij stap 2 en 3
wordt weergegeven.
Selecteer [Beveilig. uit] in stap 4 als u de beveiliging wilt opheffen
voor groepen beelden.
Alle beelden in één keer beveiligen
1
Selecteer [Alle beelden beveiligen].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (
=
96),
kies [Alle beelden beveiligen] en druk
op de knop [ ].
2
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Alle beveiligingen in één keer opheffen
U kunt de beveiliging van alle beelden tegelijk opheffen.
Om de beveiliging op te heffen, selecteert u [Beveiliging alle beelden oph.] bij
stap 1 van “Alle beelden in één keer beveiligen”. Voer vervolgens stap 2 uit.
Een reeks selecteren
1
Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 bij “Via het menu” (
=
96),
kies [Select. reeks] en druk op de knop [ ].
2
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop [ ] om [Laatste beeld]
te selecteren en druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Beelden vóór het eerste beeld kunt u niet
als het laatste beeld selecteren.
98
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Meerdere beelden tegelijk wissen
U kunt meerdere beelden selecteren om in één keer te wissen. Wees
voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet worden
hersteld. Beveiligde beelden (
=
96) kunnen echter niet worden gewist.
Een selectiemethode selecteren
1
Open het instellingenscherm.
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Wissen] op het tabblad [ ] (
=
29).
2
Selecteer een selectiemethode.
Kies de gewenste optie (
=
29).
Druk op de knop [
] om terug
te gaan naar het menuscherm.
Beelden wissen
Foto’s
Films
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en
wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen
niet worden hersteld. Beveiligde beelden (
=
96) kunnen echter niet
worden gewist.
1
Selecteer het beeld dat u wilt wissen.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
2
Wis het beeld.
Druk op de knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen [
][ ] of draait u aan de
knop [ ] om [Wissen] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Het huidige beeld wordt nu gewist.
Om het wissen te annuleren, drukt
u op de knoppen [
][ ] of draait u aan
de knop [ ] om [Annuleer] te kiezen.
Druk vervolgens op de knop [ ].
99
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Een reeks selecteren
1
Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 bij “Een selectiemethode
selecteren” (
=
98) om [Select. reeks]
te selecteren en druk op de knop [ ].
2
Selecteer de beelden.
Voer de stappen 2–3 in “Een reeks
selecteren” (
=
97) uit om beelden op
te geven.
3
Wis de beelden.
Druk op de knop [ ] om [Wissen] te
kiezen en druk vervolgens op de knop [ ].
Alle beelden in één keer opgeven
1
Selecteer [Sel. alle beelden].
Voer stap 2 uit bij “Een selectiemethode
selecteren” (
=
98), kies [Sel. alle
beelden] en druk op de knop [ ].
2
Wis de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Afzonderlijke beelden selecteren
1
Selecteer [Selectie].
Volg stap 2 bij “Een selectiemethode
selecteren” (
=
98) om [Selectie] te
selecteren en druk op de knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Nadat u een beeld hebt gekozen in stap 2
in “Afzonderlijke beelden selecteren”
(
=
96), wordt [ ] weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
]
als u de selectie wilt opheffen.
[ ] wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
3
Wis het beeld.
Druk op de knop [ ]. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
100
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Draai het beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Het beeld wordt telkens als u op de
knop [
] drukt 90° gedraaid.
Druk op de knop [
] om terug
te gaan naar het menuscherm.
Automatisch draaien uitschakelen
Voer deze stappen uit om automatisch draaien van beelden uit te schakelen.
Bij automatisch draaien worden beelden gedraaid, afhankelijk van de huidige
oriëntatie van de camera.
Druk op de knop [
] om
[Autom. draaien] te selecteren op het
tabblad [ ]. Selecteer vervolgens [Uit]
(
=
29).
Beelden kunnen niet worden geroteerd (
=
100) als
u [Autom. draaien] instelt op [Uit]. Daarnaast worden reeds
geroteerde beelden ook in hun oorspronkelijke richting
weergegeven.
In de modus Smart Shufe (
=
95) worden beelden die verticaal
zijn gemaakt verticaal weergegeven, zelfs als [Autom. draaien]
is ingesteld op [Uit], en verschijnen gedraaide beelden in de
gedraaide stand.
Beelden roteren
Foto’s
Films
Wijzig de stand van beelden en sla ze als volgt op.
1
Selecteer [ ].
Druk op de knop [ ] en selecteer [ ] in
het menu (
=
28).
2
Draai het beeld.
Druk op de knop [ ] of [ ], afhankelijk
van de gewenste richting. Het beeld
wordt telkens als u op de knop drukt 90°
geroteerd. Druk op de knop [ ] om de
instelling te voltooien.
Rotatie is niet mogelijk als [Autom. draaien] is ingesteld op [Uit]
(
=
100).
Via het menu
1
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop [ ] en kies
[Roteren] op het tabblad [ ] (
=
29).
101
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Via het menu
1
Selecteer [Favorieten].
Druk op de knop [ ] en kies
[Favorieten] op het tabblad [ ] (
=
29).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
[ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] om de
markering van het beeld op te heffen.
[ ] wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure als u meerdere
beelden wilt selecteren.
3
Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop [ ]. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera
uitschakelt voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt
voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als favoriet.
Door beelden als favoriet te markeren, kunt u ze bij het maken
van albums gemakkelijker toevoegen (
=
107).
Beelden markeren als favoriet
Foto’s
Films
U kunt beelden organiseren door deze als favorieten te markeren. Als u een
categorie kiest in gelterd afspelen kunt u de volgende handelingen beperken
tot die beelden.
“Bekijken” (
=
87), “Diavoorstellingen bekijken” (
=
94),
“Beelden beveiligen” (
=
96), “Beelden wissen” (
=
98),
“Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)” (
=
156),
“Beelden toevoegen aan een fotoboek” (
=
158)
Druk op de knop [
] en selecteer [ ]
in het menu (
=
28).
[Gemarkeerd als favoriet] wordt
weergegeven.
Als u de markering van het beeld wilt
opheffen, herhaalt u deze procedure
en selecteert u [
] nogmaals.
Druk vervolgens op de knop [ ].
102
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Het beeld wordt nu opgeslagen als
een nieuw bestand.
5
Bekijk het nieuwe beeld.
Druk op de knop [ ]. [Nieuw beeld
weergeven?] wordt weergegeven.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [ ] om [Ja] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Het opgeslagen beeld wordt nu
weergegeven.
Beelden die zijn gemaakt met een resolutie (
=
50) van [ ]
kunnen niet worden bewerkt.
Beelden kunnen niet worden voorzien van een hogere resolutie.
Trimmen
Foto’s
Films
U kunt een gedeelte van een beeld opgeven om als afzonderlijk
afbeeldingsbestand op te slaan.
1
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop [ ] en selecteer
vervolgens [Trimmen] op het tabblad [ ]
(
=
29).
Foto’s bewerken
Beeldbewerking (
=
102 –
=
104) is alleen mogelijk als er op
de geheugenkaart voldoende vrije ruimte is.
Het formaat van beelden wijzigen
Foto’s
Films
Bewaar een kopie van beelden op een lagere resolutie.
1
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop [ ] en kies
[Veranderen] op het tabblad [ ]
(
=
29).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om het formaat te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
[Nieuw beeld opslaan?] wordt
weergegeven.
103
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden waarvoor bijsnijden wordt ondersteund, behouden
dezelfde verhouding na het bijsnijden.
Bijgesneden beelden hebben een lagere resolutie dan
niet-bijgesneden beelden.
Als u foto’s die zijn opgenomen met Gezichts-ID (
=
45)
bijsnijdt, blijven alleen de namen behouden van de personen
die nog steeds in het bijgesneden beeld voorkomen.
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors)
Foto’s
Films
U kunt de kleuren van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan
als een apart bestand. Zie “De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors)”
(
=
73) voor meer informatie over elke optie.
1
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop [ ] en selecteer
[My Colors] op het tabblad [ ] (
=
29).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Pas het bijsnijgebied aan.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden (1).
Het oorspronkelijke beeld wordt linksboven
in het scherm weergegeven en een
voorbeeld van het bijgesneden beeld (2)
wordt rechtsonder weergegeven. U kunt
ook de resolutie na bijsnijden (3) zien.
Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop.
Als u het kader wilt verplaatsen,
drukt u op de knoppen [
][ ][ ][ ].
Als u de richting van het kader wilt
wijzigen, drukt u op de knop [
].
Gezichten die op het beeld zijn
gedetecteerd, worden weergegeven in
grijze kaders in het beeld linksboven.
Draai aan de knop [
] om te wisselen
van kader dat het bijsnijdgebied aangeeft.
Druk op de knop [
].
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Voer de stappen 4-5 in “Het formaat van
beelden wijzigen” (
=
102) uit.
Beelden die zijn gemaakt met een resolutie van [ ] (
=
50)
of [
]-beelden waarvan het formaat is gewijzigd (
=
102),
kunnen niet worden bewerkt.
(
1
) (
3
)(
2
)
104
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
3
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Voer de stappen 4–5 in “Het formaat van
beelden wijzigen” (
=
102) uit.
Bij sommige beelden kan de correctie onnauwkeurig zijn of kan
korrelige beelden veroorzaken.
Beelden zien er wellicht korrelig uit nadat u ze herhaaldelijk hebt
bewerkt met behulp van deze functie.
Als met [Automatisch] niet de verwachte resultaten kunnen worden
bereikt, probeert u de beelden te corrigeren met [Laag], [Middel]
of [Hoog].
Rode ogen corrigeren
Foto’s
Films
Hiermee corrigeert u automatisch beelden met rode ogen. U kunt het
gecorrigeerde beeld opslaan als een afzonderlijk bestand.
1
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad [ ]
(
=
29).
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Voer de stappen 4–5 in “Het formaat van
beelden wijzigen” (
=
102) uit.
Als u beelden meerdere keren op deze manier bewerkt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de gewenste kleur.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt bewerkt,
kan licht afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen
met de functie My Colors (
=
73).
De helderheid van het beeld corrigeren (i-Contrast)
Foto’s
Films
Extreem heldere of donkere gebieden (zoals gezichten of achtergronden)
kunnen worden gedetecteerd en automatisch worden aangepast aan de
optimale helderheid. Als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan
dat voor het maken van opnamen ook automatisch worden gecorrigeerd,
zodat onderwerpen beter opvallen. Kies uit vier correctieniveaus, en sla
het beeld vervolgens op als een apart bestand.
1
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop [ ] en kies
[i-Contrast] op het tabblad [ ] (
=
29).
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
105
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Films bewerken
Foto’s
Films
U kunt onnodige delen aan het begin en einde van lms verwijderen
(met uitzondering van digest-lms,
=
34).
1
Selecteer [ ].
Volg stap 1–5 bij “Bekijken” (
=
87),
kies [ ] en druk op de knop [ ].
Het lmbewerkingspaneel en de
bewerkingsbalk worden nu weergegeven.
2
Geef aan welke delen u eruit wilt
knippen.
(1) is het lmbewerkingspaneel en (2) is
de bewerkingsbalk.
Druk op de knoppen [
][ ] en
selecteer [ ] of [ ].
Als u de delen wilt weergeven die u kunt
afsnijden (aangegeven met [
] op het
scherm), drukt u op de knoppen [ ][ ]
of draait u aan de knop [ ] om [ ] te
verschuiven. Snijd het begin van de lm
af (vanaf [ ]) door [ ] te selecteren en
snijd het einde van de lm af met behulp
van [ ].
Als u [
] verplaatst naar een andere
markering dan [ ], wordt bij [ ] alleen
het gedeelte voor het dichtstbijzijnde [ ]
aan de linkerzijde afgesneden en wordt
bij [ ] alleen het gedeelte na het
dichtstbijzijnde [ ] aan de rechterzijde
afgesneden.
(
1
)
(
2
)
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
3
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop [ ].
Het gebied met rode ogen dat door
de camera wordt gedetecteerd, wordt
nu gecorrigeerd en er worden kaders
weergegeven om de gecorrigeerde
gedeelten op het beeld.
Vergroot of verklein de beelden naar
wens. Volg de stappen in “Beelden
vergroten” (
=
94).
4
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en bekijk dit.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [Nieuw bestand]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
Voer stap 5 in “Het formaat van beelden
wijzigen” (
=
102) uit.
Sommige beelden worden mogelijk niet juist gecorrigeerd.
Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt het oorspronkelijke
beeld overschreven door het gecorrigeerde beeld.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
106
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Bestandsgroottes verkleinen
Het formaat van bestanden kan worden verkleind door lms als volgt te
comprimeren.
Kies in het scherm in stap 2 van “Films
bewerken” de optie [
]. Selecteer
[Nieuw bestand] en druk op de knop [ ].
Selecteer [Compr. & Opsl.] en druk op de
knop [
].
Gecomprimeerde lms worden opgeslagen in de indeling [ ].
Films van het type [
] kunnen niet worden gecomprimeerd.
Bewerkte lms kunnen niet worden opgeslagen in gecomprimeerd
formaat als u [Overschrijven] kiest.
Filmhoofdstukken wissen
Foto’s
Films
Afzonderlijke hoofdstukken (clips) die zijn opgenomen in de modus [ ]
of [ ] (
=
34,
=
58) kunnen eventueel worden gewist. Gewiste clips
kunnen niet worden hersteld. Als u deze optie wilt gebruiken, dient u zeker
te weten dat u de clips wilt wissen.
1
Selecteer de clip die u wilt wissen.
Speel een korte lm af, zoals beschreven
bij stap 1–2 van “Korte lms bekijken die
zijn vastgelegd in de modus Creatieve
opname (Creatieve opnamen)” (
=
89)
of stap 1–2 van “Korte lms bekijken
die zijn gemaakt bij het nemen van
foto’s (digest-lms)” (
=
90) en druk
vervolgens op de knop [ ] om het
lmbedieningspaneel te openen.
3
Bekijk de bewerkte lm.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [ ] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ]. De bewerkte lm wordt nu
afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de lm nog een keer
wilt bewerken.
Om het bewerken te annuleren, drukt
u op de knop [
]. Selecteer [OK]
(druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan de
knop [ ]) en druk daarna op de knop [ ].
4
Sla de bewerkte lm op.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [ ] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [Nieuw bestand]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
Selecteer [Opsl. -compr.] en druk op de
knop [
].
De lm wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt de oorspronkelijke
lm overschreven door de ingekorte lm. De oorspronkelijke lm
wordt dan gewist.
Als er op de geheugenkaart onvoldoende vrije ruimte is, is alleen
[Overschrijven] beschikbaar.
Als de batterij halverwege het opslaan leeg raakt worden lms
mogelijk niet opgeslagen.
Gebruik tijdens het bewerken van lms indien mogelijk een
volledig opgeladen batterij.
107
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Albums bekijken (Story Highlights)
Foto’s
Films
U kunt thema’s zoals een datum of de naam van een persoon kiezen
om een album met automatisch geselecteerde beelden te maken die
overeenkomen met het thema. Deze beelden worden samengevoegd
tot een diavoorstelling die kan worden opgeslagen als een korte lm
van circa 2–3 minuten.
Controleer voordat u deze functie gebruikt of de batterij volledig is opgeladen.
Voor het maken van albums is ook vrije ruimte op de geheugenkaart nodig.
Hanteer hierbij als richtlijn het gebruik van een geheugenkaart met een
capaciteit van 16 GB of meer en ten minste 1 GB vrije ruimte.
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [ ] of [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ] om een
clip te kiezen.
2
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
De geselecteerde clip wordt meerdere
malen afgespeeld.
3
Bevestig het wissen.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
De clip wordt gewist en de korte lm
wordt overschreven.
Albums (
=
109) met achtergrondmuziek kunnen niet worden
bewerkt.
[
] wordt niet weergegeven als u een hoofdstuk selecteert
wanneer de camera is aangesloten op een printer.
108
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Open het beginscherm.
Druk op de knop [ ].
[Bezig] wordt weergegeven, waarna het
beginscherm wordt geopend.
3
Bekijk een voorbeeld van een album.
Kies een persoon, [Datum] of [Gelegenh.]
(druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ]) als het albumthema en druk
vervolgens op de knop [ ].
[Laden] wordt enkele seconden
weergegeven en vervolgens wordt het
album afgespeeld.
4
Sla het album op.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Album opslaan als lm]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
Als het album is opgeslagen, wordt
[Opgeslagen] weergegeven.
5
Speel het album af (=
87).
Albums kunnen de volgende beelden die door de camera worden
opgenomen, bevatten.
- Foto’s
- Digest-lms (
=
34)
- Korte lmclips (
=
68) van twee seconden of langer of creatieve
opnamen (
=
58), met uitzondering van gecomprimeerde lms
Thema’s voor albums kiezen
Druk op de knop [ ] om het beginscherm te openen en kies welk thema
de camera gaat gebruiken bij het selecteren van albumelementen. Houd
er rekening mee dat de camera waarschijnlijk beelden die gemarkeerd
zijn als favoriet (
=
101) aan albums toevoegt.
Datum
Hiermee maakt u een album van beelden die op dezelfde
dag zijn opgenomen.
Er worden beelden geselecteerd uit de beelden die op
dezelfde datum zijn gemaakt als het beeld dat werd
weergegeven voordat u het beginscherm opende.
Naam van
persoon
Hiermee kunt u maandelijkse albums van personen
maken, bijvoorbeeld voor kinderen terwijl ze opgroeien.
Onderwerpen voor wie u gezichts-ID-gegevens hebt
geregistreerd alvorens opnamen te maken, kunnen voor
albums worden geselecteerd.
De beelden die zijn geselecteerd zijn de beelden die
hetzelfde onderwerp hebben en in dezelfde maand zijn
gemaakt als het beeld dat werd weergegeven voordat
u het beginscherm opende.
Gelegenh.
Een goede keuze voor albums van vakanties, feesten of
andere gelegenheden.
Er worden beelden geselecteerd uit de beelden die op de
gelegenheid zijn gemaakt vóór en na het beeld dat werd
weergegeven voordat u het beginscherm opende.
Custom
Bevat beelden die zijn gebaseerd op de door u opgegeven
foto’s, datums of personen die zijn geregistreerd in
Gezichts-ID.
1
Selecteer een beeld.
Selecteer een beeld in de enkelvoudige
weergave.
Welke thema’s in stap 3 beschikbaar zijn,
is afhankelijk van de opnamedatum en
gezichts-ID-gegevens voor beelden.
109
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Als u een geheugenkaart gebruikt waarop
al muziek is geregistreerd, gaat u naar
stap 2.
2
Maak het album.
Volg stap 1–3 in “Albums bekijken
(Story Highlights)” (
=
107) om een
album te maken.
3
Congureer de instellingen voor
de achtergrondmuziek.
Kies een item en druk op de knoppen [ ]
om een optie te selecteren (
=
29).
4
Sla het album op.
Volg stap 4 in “Albums bekijken
(Story Highlights)” (
=
107) om
albums op te slaan.
Zodra albums zijn opgeslagen, kunt u er later geen
achtergrondmuziek meer aan toevoegen. Achtergrondmuziek
in albums kan niet worden verwijderd of gewijzigd.
Hoofdstukken van albums met achtergrondmuziek kunnen niet
worden bewerkt (
=
106).
Als u geen achtergrondmuziek wilt toevoegen, stelt u [Muziek toev.]
in op [Nee] op het scherm in stap 3.
Als u alleen achtergrondmuziek wilt instellen in plaats van lmgeluid,
stelt u [Audiomixer] in op [Alleen muz.] op het scherm in stap 3.
Als u wilt luisteren naar een voorbeeld van de achtergrondmuziek
die is geselecteerd in [Nummer], selecteert u [Voorbeeld] op het
scherm in stap 3 en drukt u op de knop [
].
Albums kunnen alleen worden opgeslagen als er genoeg ruimte
op de geheugenkaart is.
Terwijl het voorbeeld wordt afgespeeld, kunt u op de knop [
]
drukken om naar het volgende hoofdstuk te gaan en op de
knop [
] drukken om naar het vorige hoofdstuk te gaan.
U kunt het kleureffect bij stap 4 aangeven door [Kleureffecten
wijzigen] te selecteren en op de knop [
] te drukken. Om een
voorbeeld te bekijken van hoe het album eruitziet met het door
u geselecteerde effect, selecteert u [Album nogmaals weergeven]
op het scherm in stap 4 nadat u op de knoppen [
][ ] hebt
gedrukt om een kleureffect te selecteren en op de knop [
]
hebt gedrukt.
Als u de opgeslagen albums wilt afspelen, selecteert u [Lijst met
albums] op het beginscherm van Story Highlights, drukt u op de
knop [
], selecteert u een album in de lijst en drukt u opnieuw
op de knop [
].
Achtergrondmuziek toevoegen aan albums
Foto’s
Films
Kies uit zeven typen achtergrondmuziek om af te spelen tijdens het
afspelen van albums.
1
Registreer achtergrondmuziek
op een geheugenkaart.
Volg stap 1–4 in “Albums bekijken (Story
Highlights)” (
=
107), kies [Muziekinstel.]
en druk op de knop [ ].
De eerste keer wanneer u een
geheugenkaart gebruikt of nadat
deze is gereset, wordt het scherm
links weergegeven. Selecteer [OK]
en druk op de knop [
]. Na ongeveer
4 minuten zijn er zeven verschillende
achtergrondmuziekbestanden op de
geheugenkaart opgeslagen.
110
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Kies de achtergrondmuziek.
Zodra het scherm links wordt getoond,
kiest u [Muziekinstel.]. Nadat u de
achtergrondmuziek hebt toegevoegd met
de procedure bij “Achtergrondmuziek
toevoegen aan albums” (
=
109),
drukt u op de knop [ ].
5
Selecteer een kleureffect.
Kies in het scherm in stap 4 van “Albums
bekijken (Story Highlights)” (
=
107) de
optie [Kleureffecten wijzigen].
Druk op de knoppen [
][ ] om een
kleureffect te kiezen. Druk vervolgens
op de knop [ ].
6
Sla het album op.
Volg stap 4 in “Albums bekijken
(Story Highlights)” (
=
107) om
albums op te slaan.
U kunt maximaal 40 bestanden (of 10 lmbestanden) aangeven
nadat u [Beeldselectie] hebt gekozen. Vanaf de tweede keer
wordt [Selecteer beelden op basis van eerdere instellingen?]
weergegeven en indien u [Ja] kiest, wordt een meervoudig
afspeelscherm weergegeven met de foto’s, korte clips of
creatieve opnamen die een [
] hebben.
Als u [Datumselectie] kiest, kunnen maximaal 15 datums worden
geselecteerd.
Het kleureffect wordt mogelijk niet op alle beelden toegepast.
Uw eigen albums maken
Foto’s
Films
Maak uw eigen albums door de gewenste beelden te selecteren.
1
Kies voor het maken van een
aangepast album.
Volg stap 1–3 in “Albums bekijken (Story
Highlights)” (
=
107), kies [Custom] en
druk op de knop [ ].
2
Selecteer een selectiemethode.
Selecteer [Beeldselectie], [Datumselectie]
of [Selectie van persoon] en druk
vervolgens op de knop [ ].
3
Selecteer albumelementen.
Zodra u de elementen voor uw album
hebt geselecteerd en op de knop [ ]
hebt gedrukt, worden uw geselecteerde
elementen gemarkeerd met [ ].
Nadat u het selecteren van foto’s,
korte clips of creatieve opnamen in
[Beeldselectie] en de datum of persoon in
[Datumselectie] of [Selectie van persoon]
hebt voltooid, drukt u op de knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan de
knop [ ] om [Weergeven] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
111
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
3
Bekijk een voorbeeld van de lm.
Selecteer [Weergeven] en druk op de
knop [ ].
[Laden] wordt enkele seconden
weergegeven en vervolgens wordt een
voorbeeld van de gecombineerde clips
afgespeeld.
4
Sla de lm op.
Selecteer [Opslaan] en druk op de
knop [ ].
Zodra de lms is opgeslagen, wordt
[Opgeslagen] weergegeven.
5
Speel de lm af.
Kies [ lm afspelen] op het scherm bij
stap 1 om een lijst te bekijken met lms
die u hebt gemaakt.
Kies de lm die u wilt afspelen en druk
op de knop [
].
Om de geselecteerde clip af te spelen, verplaatst u de zoomknop
richting [
] op het scherm bij stap 2.
Om clips te herschikken, drukt u op de knop [
] op het scherm
bij stap 2. Selecteer een clip, druk op de knop [
], druk op de
knoppen [
][ ] of draai aan de knop [ ] en druk vervolgens
nogmaals op de knop [
].
Om een kleureffect toe te passen, kiest u in het scherm bij stap 3
[Kleureffecten wijzigen].
Indien in het scherm bij stap 3 [Muziekinstel.] kiest,
kunt u achtergrondmuziek toevoegen (
=
109).
De lm wordt opgeslagen met een beeldkwaliteit van [ 
 ].
Gebruik indien mogelijk een volledig opgeladen batterij.
Korte clips combineren
Foto’s
Films
Combineer korte clips om een langere lm te maken.
Houd er rekening mee dat lms die op deze wijze worden gemaakt,
niet worden toegevoegd aan Story Highlights-albums (
=
107).
1
Open het bewerkingsscherm.
Druk op de knop [ ], kies [Mix van
korte clips] op het tabblad [ ] en kies
vervolgens [ clips samenvoegen]
(
=
29).
2
Geef aan welke clips u wilt
combineren.
Druk op [ ][ ] of draai aan de knop [ ],
kies een clip om te combineren uit de
clips boven in het scherm en druk op
de knop [ ].
Uw geselecteerde clip wordt onder in het
scherm weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] als u de
selectie wilt opheffen.
Herhaal deze stappen om andere clips
aan te wijzen die u wilt combineren.
Wanneer u klaar bent met het selecteren
van clips, drukt u op de knop [
].
112
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beschikbare Wi-Fi-functies
U kunt beelden versturen en ontvangen of de camera op afstand bedienen
door de camera via Wi-Fi aan te sluiten op deze apparaten en diensten.
Smartphones en tablets
Verzend beelden naar smartphones en tabletcomputers met Wi-Fi-
functionaliteit. Met een smartphone of tablet kunt u ook op afstand
opnamen maken of uw opnamen geotaggen.
Voor het gemak worden in deze handleiding smartphones, tablets en
andere compatibele apparaten gezamenlijk aangeduid met de term
“smartphones”.
Computer
Gebruik software om beelden van de camera op te slaan op een
computer die via Wi-Fi verbonden is.
Webservices
Voeg uw accountgegevens toe aan de camera voor de online
fotograeservice CANON iMAGE GATEWAY of voor andere
webservices om camerabeelden naar deze webservices te versturen.
Niet-verzonden beelden op de camera kunnen ook naar een computer
of webservice worden verzonden via CANON iMAGE GATEWAY.
Printers
U kunt beelden draadloos verzenden naar een PictBridge-compatibele
printer (die DPS over IP ondersteunt) om ze af te drukken.
Andere camera
Verzend beelden draadloos tussen Wi-Fi-compatibele Canon-camera’s.
Wi-Fi-functies
U kunt beelden draadloos vanaf de camera naar tal van compatibele
apparaten verzenden en de camera gebruiken met webservices
Voordat u Wi-Fi gebruikt, leest u eerst “Voorzorgsmaatregelen
Wi-Fi (draadloos LAN)” (
=
183).
113
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden verzenden naar een smartphone die NFC
ondersteunt
Het gebruik van een Android-smartphone die NFC ondersteunt
(besturingssysteem versie 4.0 of hoger) vereenvoudigt het installeren
van Camera Connect en het verbinden van apparaten via NFC.
Bediening zodra de apparaten via NFC zijn verbonden is afhankelijk van
de cameramodus op het moment dat de apparaten elkaar aanraken.
Wanneer de camera uit staat of in de opnamemodus staat wanneer
de apparaten elkaar aanraken, kunt u beelden kiezen en verzenden
op het scherm voor beeldselectie. Zodra de apparaten verbonden zijn,
kunt u ook op afstand opnamen maken of uw opnamen geotaggen
(
=
135). Het is erg eenvoudig om opnieuw verbinding te maken
met recente apparaten, die in een lijst in het Wi-Fi-menu worden
weergegeven.
Wanneer u de smartphone aanraakt in de afspeelmodus, wordt het
scherm met een lijst met beelden weergegeven die u kunt selecteren
om te verzenden. Selecteer een beeld om het verzenden.
Volg de instructies in het volgende gedeelte voor een verbinding die via
NFC tot stand wordt gebracht met een camera die uit staat of die in de
opnamemodus staat.
Verbinding maken via NFC wanneer de camera uit
staat of in de opnamemodus staat
1
Installeer Camera Connect.
Activeer NFC op de smartphone en
houd het apparaat tegen N-teken
van de camera ( ). Google Play
wordt vervolgens automatisch op
de smartphone geopend. Zodra de
downloadpagina van Camera Connect
wordt weergegeven, downloadt en
installeert u de app.
Beelden naar een smartphone
verzenden
Er zijn meerdere manieren om de camera met een smartphone te verbinden
en beelden te versturen.
Verbinding maken via NFC (
=
113)
Houd gewoon een Android-smartphone die NFC ondersteunt
(besturingssysteem versie 4.0 of hoger) tegen de camera om de
apparaten met elkaar te verbinden.
Verbinding maken via het Wi-Fi-menu (
=
116)
U kunt de camera aansluiten op een smartphone net zoals u dat zou
doen met een computer of ander apparaat. Er kunnen meerdere
smartphones worden toegevoegd.
Voordat u verbinding maakt met de camera, dient u eerst de speciale
gratis app Camera Connect op de smartphone te installeren. Raadpleeg
de website van Canon voor details over deze toepassing (ondersteunde
smartphones en functies).
Als u een Wi-Fi-compatibele Canon-camera bezit en uw camera
en smartphone verbonden zijn met Wi-Fi, raden we aan dat u de
app die u op uw telefoon gebruikt, wijzigt van “CameraWindow”
naar “Camera Connect”.
114
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Selectie] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om een beeld te
selecteren dat u wilt verzenden. Druk op
de knop [ ] om het als geselecteerd te
markeren ([ ]) en druk vervolgens op
de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om [Verzenden]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
Nadat het beeld is verzonden, wordt
[Transfer gereed] weergegeven en wordt
het scherm voor beeldoverdracht opnieuw
weergegeven.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop [
]. Selecteer in het
bevestigingsscherm [OK] (druk op de
knoppen [ ][ ] of draai aan de knop [ ])
en druk daarna op de knop [ ]. U kunt
ook de smartphone gebruiken om de
verbinding te verbreken.
2
Breng de verbinding tot stand.
Zorg dat de camera is uitgeschakeld of in
de opnamemodus staat.
Houd het N-teken (
) op de smartphone
waarop Camera Connect geïnstalleerd is,
tegen het N-teken van de camera.
De camera gaat automatisch aan.
Nadat het scherm [Bijnaam apparaat]
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen [
][ ] of draait u aan de
knop [ ] om [OK] te selecteren.
Vervolgens drukt u op de knop [ ].
Camera Connect wordt geopend op de
smartphone.
De apparaten worden automatisch met
elkaar verbonden.
3
Pas de privacyinstelling aan.
Wanneer dit scherm wordt weergegeven,
drukt u op de knoppen [ ][ ] of draait
u aan de knop [ ] om [Ja] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
U kunt de smartphone nu gebruiken om
door beelden op de camera te bladeren,
om beelden te importeren of te geotaggen,
of om op afstand opnamen te maken.
4
Verzend de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [Select. en verz.]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
115
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Verbinding maken via NFC wanneer de camera in de
afspeelmodus staat
Druk op de knop [ ] om de camera aan
te zetten.
Houd het N-teken (
) op de smartphone
(
=
113) waarop Camera Connect
geïnstalleerd is, tegen het N-teken
van de camera.
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om een beeld
te selecteren dat u wilt verzenden.
Druk vervolgens op de knop [ ].
[ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] om de
markering van het beeld op te heffen.
[ ] wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure als u meerdere
beelden wilt selecteren.
Wanneer u klaar bent met het selecteren
van beelden, drukt u op de knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om [Verzenden]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
De beelden worden verzonden.
Als u tijdens de verbinding in een bericht op de camera gevraagd
wordt om de bijnaam in te voeren, volgt u stap 2 bij “Beelden
verzenden naar een smartphone die NFC ondersteunt” (
=
113)
om deze in te voeren.
De camera houdt niet bij met welke smartphones via NFC
verbinding is gemaakt in de afspeelmodus.
U kunt vooraf instellen dat beelden worden overgedragen met
een door u gewenste grootte (
=
131).
Houd rekening met het volgende als u NFC gebruikt.
- Voorkom dat u de camera en de smartphone hard tegen
elkaar slaat. Dit kan de apparaten beschadigen.
- Afhankelijk van de smartphone kan het voorkomen dat de
apparaten elkaar niet meteen herkennen. Probeer in dat geval de
apparaten in iets andere posities tegen elkaar te houden. Als er
geen verbinding tot stand wordt gebracht, houdt u de apparaten
tegen elkaar totdat het camerascherm wordt bijgewerkt.
- Als u probeert verbinding te maken terwijl de camera is
uitgeschakeld, wordt mogelijk een bericht op uw smartphone
weergegeven waarin u wordt gevraagd om de camera in te
schakelen. Raak het scherm aan en probeer het opnieuw
nadat de camera is ingeschakeld.
- Plaats geen andere voorwerpen tussen de camera en
smartphone. Houd er ook rekening mee dat camera- of
smartphonehoezen of gelijksoortige accessoires de
communicatie kunnen blokkeren.
Alle beelden op de camera kunnen worden bekeken op de
verbonden smartphone wanneer u [Ja] kiest in stap 3. Als u de
camerabeelden privé wilt houden, zodat ze niet kunnen worden
bekeken op de smartphone, kiest u [Nee] bij stap 3.
Zodra u een smartphone hebt geregistreerd, kunt u de
bijbehorende privacyinstelling op de camera aanpassen (
=
137).
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart
in de camera zitten.
U kunt de bijnaam van de camera die op het scherm wordt
weergegeven, wijzigen in het scherm bij stap 2 (
=
137).
Niet alle NFC-compatibele smartphones hebben een N-teken (
).
Raadpleeg de handleiding van de smartphone voor meer informatie.
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden en de
beeldresolutie wijzigen voordat u verzendt (
=
131).
U kunt het huidige beeld verzenden door [Dit beeld verz.] te
kiezen op het scherm bij stap 4.
Om NFC-verbindingen uit te schakelen, kiest u MENU (
=
29) >
tabblad [
] > [Inst. draadloze communicatie] > [Instellingen Wi-Fi] >
[NFC] > [Uit].
116
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De SSID en het wachtwoord van
de camera wordt weergegeven.
5
Verbind de smartphone met het
netwerk.
Kies in het menu met Wi-Fi-instellingen van
de smartphone de SSID (netwerknaam)
die op de camera wordt weergegeven om
de verbinding tot stand te brengen.
Voer in het wachtwoordveld het
wachtwoord in dat wordt weergegeven
op de camera.
6
Start Camera Connect.
Start Camera Connect op de smartphone.
7
Kies de camera waar u verbinding
mee wilt maken.
Wanneer het scherm waarmee u de
doelcamera kunt kiezen op uw smartphone
wordt weergegeven, kiest u de camera om
de twee apparaten te koppelen.
8
Pas de privacyinstelling aan.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [
] om [Ja] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
Een smartphone toevoegen
Deze stappen leggen uit hoe u de camera als toegangspunt kunt gebruiken,
maar u kunt ook een bestaand toegangspunt gebruiken (
=
118).
1
Installeer Camera Connect.
Voor een iPhone of iPad vindt u Camera
Connect in de App Store en downloadt
en installeert u de app.
Voor Android-smartphones vindt
u Camera Connect in Google Play
en downloadt en installeert u de app.
2
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ].
Als het scherm [Bijnaam apparaat] wordt
weergegeven, selecteert u [OK] (
=
114).
3
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
4
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Apparaat toevoegen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
117
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Om meerdere smartphones toe te
voegen, herhaalt u de bovenstaande
procedure vanaf stap 1.
Alle beelden op de camera kunnen worden bekeken op de
verbonden smartphone wanneer u [Ja] kiest in stap 8. Als u de
camerabeelden privé wilt houden, zodat ze niet kunnen worden
bekeken op de smartphone, kiest u [Nee] bij stap 8.
Zodra u een smartphone hebt geregistreerd, kunt u de
bijbehorende privacyinstelling op de camera aanpassen (
=
137).
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart
in de camera zitten.
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-Fi-
menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het Wi-Fi-menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw
verbinding maken door op de knoppen [
][ ] te drukken om
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop [
] te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen [
][ ] te drukken
en vervolgens de instelling te congureren.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven,
kiest u MENU (
=
29) > tabblad [ ] > [Inst. draadloze
communicatie] > [Instellingen Wi-Fi] > [Doelhistorie] > [Uit].
Om verbinding te kunnen maken zonder bij stap 5 het
wachtwoord in te voeren en om ervoor te zorgen dat
[Wachtwoord] niet wordt weergegeven op het SSID-
weergavescherm (stap 4), kiest u MENU (
=
29) >
tabblad [
] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [Wachtwoord] > [Uit].
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden en de
beeldresolutie wijzigen voordat u verzendt (
=
131).
U kunt het huidige beeld verzenden door [Dit beeld verz.] te
kiezen op het scherm bij stap 9.
U kunt de smartphone nu gebruiken om
door beelden op de camera te bladeren,
om beelden te importeren of te geotaggen,
of om op afstand opnamen te maken.
9
Verzend de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [
] om [Select. en verz.]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [
] om [Selectie] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [
] om een beeld te
selecteren dat u wilt verzenden. Druk op
de knop [
] om het als geselecteerd te
markeren ([
]) en druk vervolgens op
de knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [
] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [
] om [Verzenden]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [
].
Nadat het beeld is verzonden, wordt
[Transfer gereed] weergegeven en wordt
het scherm voor beeldoverdracht opnieuw
weergegeven.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop [
]. Selecteer in het
bevestigingsscherm [OK] (druk op de
knoppen [
][ ] of draai aan de knop [ ])
en druk daarna op de knop [
]. U kunt
ook de smartphone gebruiken om de
verbinding te verbreken.
118
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
5
Kies de camera waar u verbinding
mee wilt maken.
Zodra het scherm waarmee u de camera
kunt kiezen waarmee u verbinding
wilt maken op uw smartphone wordt
weergegeven, kiest u de camera en
koppelt u deze met de smartphone.
6
Congureer de privacyinstellingen
en verzend de beelden.
Volg stap 8–9 bij “Een smartphone
toevoegen” (
=
116) om de
privacyinstellingen te congureren
en de beelden te verzenden.
Eerdere toegangspunten
U kunt automatisch opnieuw verbinding maken met een eerder
toegangspunt als u stap 4 volgt bij “Een smartphone toevoegen” (
=
116).
Om de camera als toegangspunt te gebruiken, selecteert
u [Ander netwerk] in het scherm dat wordt getoond wanneer
de verbinding tot stand wordt gebracht. Kies vervolgens
[Camera Access Point modus].
Als u een ander toegangspunt wilt, selecteert u [Ander netwerk]
in het scherm dat wordt getoond wanneer de verbinding tot stand
wordt gebracht en volgt u de procedure bij “Een ander toegangspunt
gebruiken” (
=
118) vanaf stap 4.
Een ander toegangspunt gebruiken
Als u de camera met een smartphone verbindt met behulp via het
Wi-Fi-menu, kunt u ook een bestaand toegangspunt gebruiken.
1
Bereid de verbinding voor.
Open het scherm [Wachten op verbinding]
door stap 1–4 te doorlopen van
“Een smartphone toevoegen” (
=
116).
2
Verbind de smartphone met het
toegangspunt.
3
Selecteer [Ander netwerk].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan de
knop [ ] om [Ander netwerk] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Er wordt een lijst met waargenomen
toegangspunten weergegeven.
4
Maak verbinding met het
toegangspunt.
Bij toegangspunten die WPS
ondersteunen, volgt u stap 5–8 van
“WPS-compatibele toegangspunten
gebruiken” (
=
121) om verbinding te
maken met het toegangspunt.
Bij toegangspunten die geen WPS
ondersteunen, volgt u stap 2–4 van
“Verbinding maken met toegangspunten
in de lijst” (
=
123) om verbinding te
maken met het toegangspunt.
119
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Installeer de software.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies op
het scherm om verder te gaan met
de installatie.
De installatie kan enige tijd duren,
afhankelijk van de prestaties van de
computer en de internetverbinding.
Klik op [Finish/Voltooien] of [Restart/
Herstarten] op het scherm dat na de
installatie wordt getoond.
Toegang tot internet is vereist. Eventuele providerkosten en
kosten voor internettoegang moeten apart worden betaald.
Gebruik de volgende procedure om de installatie van de software
ongedaan te maken (te verwijderen).
- Indien u Windows gebruikt, klikt u op het [Start]-menu >
[Alle programma’s] > [Canon Utilities] en vervolgens kiest
u de software die u wilt verwijderen.
- Gebruikt u Mac OS, klik dan in de map [Programma’s] >
[Canon Utilities] en verplaats de map van de software die u wilt
verwijderen naar de prullenmand. Maak de prullenmand leeg.
Beelden opslaan op een computer
Voorbereidingen voor het registreren van een
computer
Voor uitgebreide informatie over systeemvereisten, bijvoorbeeld over
computers die verbinding kunnen maken met de camera en Wi-Fi,
en compatibiliteitsinformatie, inclusief ondersteuning door nieuwe
besturingssystemen, gaat u naar de website van Canon.
De Windows 7-edities Starter en Home Basic worden niet
ondersteund.
Voor Windows 7 N (Europese versie) en KN (Zuid-Koreaanse
versie) is een afzonderlijke download en installatie van
Windows Media Feature Pack vereist.
Raadpleeg de volgende website voor meer informatie.
http://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=159730
De software installeren
Bij wijze van illustratie zijn hier Windows 7 en Mac OS X 10.8 gebruikt.
1
Download de software.
Ga met een computer met
internetverbinding naar de
volgende website.
http://www.canon.com/icpd/
Kies het land/de regio waar u woont en
volg de instructies op het scherm om de
software te downloaden.
De software wordt gedownload naar uw
computer als zip-bestand.
120
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden opslaan op een aangesloten computer
Verbind de camera als volgt met uw toegangspunt via Wi-Fi.
Raadpleeg ook de gebruikshandleiding van het toegangspunt.
Compatibiliteit van het toegangspunt vaststellen
Controleer of de Wi-Fi-router of het basisstation voldoet aan de Wi-Fi-
normen bij “Camera” (
=
177).
Er zijn verschillende verbindingsmethoden, afhankelijk van of het
toegangspunt WPS (Wi-Fi Protected Setup,
=
121) ondersteunt of niet
(
=
123). Bij toegangspunten die WPS niet ondersteunen controleert
u de volgende gegevens.
Netwerknaam (SSID/ESSID)
De SSID of ESSID van het toegangspunt dat u gebruikt. Dit wordt ook
wel de “naam van het toegangspunt” of de “netwerknaam” genoemd.
Netwerkvericatie/gegevenscodering (coderingsmethode/
coderingsmodus)
De methode om gegevens te coderen tijdens draadloze verzending.
Controleer welke beveiligingsinstelling gebruikt wordt: WPA2-PSK
(AES), WPA2-PSK (TKIP), WPA-PSK (AES), WPA-PSK (TKIP), WEP
(open systeemauthenticatie) of geen beveiliging.
Wachtwoord (versleutelingscode/netwerksleutel)
De sleutel om gegevens te coderen tijdens draadloze verzending.
Ook wel “versleutelingscode” of “netwerksleutel” genoemd.
Sleutelindex (verzendsleutel)
De ingestelde sleutel wanneer WEP wordt gebruikt voor
netwerkvericatie/gegevenscodering. Gebruik “1” als instelling.
Indien systeembeheerderrechten nodig zijn om netwerkinstellingen
aan te passen, moet u contact opnemen met de systeembeheerder
voor meer informatie.
Deze instellingen zijn erg belangrijk voor netwerkbeveiliging.
Wees voorzichtig wanneer u deze instellingen wijzigt.
De computer congureren voor een Wi-Fi-verbinding
(alleen Windows)
Op een computer met Windows dient u de volgende instellingen te
congureren voordat u de camera draadloos kunt verbinden met de
computer.
1
Controleer of de computer
verbonden is met een toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding van de
computer voor instructies voor het
controleren van de netwerkverbinding.
2
Congureer de instelling.
Klik achtereenvolgens op: [Start]-menu >
[Alle programma’s] > [Canon Utilities] >
[CameraWindow] > [Wi-Fi connection
setup/Wi-Fi-verbinding instellen].
Congureer in de toepassing die wordt
geopend de instellingen volgens de
instructies op het scherm.
Wanneer u het hulpprogramma in stap 2 uitvoert, worden de
volgende Windows-instellingen gecongureerd.
- Schakel mediastreaming in.
Dit zorgt ervoor dat de camera via Wi-Fi de computer kan zien
(vinden).
- Schakel netwerkdetectie in.
Dit zorgt ervoor dat de computer de camera kan zien (vinden).
- Schakel ICMP in (Internet Control Message Protocol).
Hiermee controleert u de verbindingsstatus van het netwerk.
- Schakel UPnP (Universal Plug & Play) in.
Dit zorgt ervoor dat netwerkapparaten elkaar automatisch
kunnen detecteren.
Sommige beveiligingssoftware verhindert dat u de hier
beschreven instellingen invoert. Controleer de instellingen
van uw beveiligingssoftware.
121
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
3
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
4
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Apparaat toevoegen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
5
Kies [WPS-verbinding].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [WPS-verbinding]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
6
Kies [PBC-methode].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [PBC-methode]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
7
Breng de verbinding tot stand.
Houd op het toegangspunt de WPS-
verbindingsknop enkele seconden
ingedrukt.
Raadpleeg de handleiding van het toegangspunt voor informatie
over WPS-compatibiliteit en instructies voor het controleren van
de netwerkinstellingen.
Een router is een apparaat dat een netwerkstructuur (LAN) maakt
om meerdere computers met elkaar te verbinden. Een router die een
interne draadloze functie bevat, wordt een “Wi-Fi-router” genoemd.
In deze handleiding worden alle Wi-Fi-routers en basisstations
“toegangspunten” genoemd.
Zorg dat u het MAC-adres van de camera toevoegt aan het
toegangspunt als u MAC-adressen ltert in uw Wi-Fi-netwerk.
U kunt het MAC-adres van uw camera controleren door
MENU (
=
29) > tabblad [ ] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [MAC-adres controleren] te kiezen.
WPS-compatibele toegangspunten gebruiken
Met WPS is het eenvoudig instellingen te voltooien wanneer u apparaten via
Wi-Fi verbindt. U kunt ofwel de Push Button conguratiemethode gebruiken
of de PIN-methode voor instellingen op een apparaat dat WPS ondersteunt.
1
Controleer of de computer
verbonden is met een toegangspunt.
Raadpleeg de gebruikshandleidingen van
het toegangspunt en het apparaat voor
instructies om de verbinding te controleren.
2
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ].
Nadat het scherm [Bijnaam apparaat]
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen [
][ ] of draait u aan de
knop [ ] om [OK] te selecteren.
Vervolgens drukt u op de knop [ ].
122
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
10
Geef CameraWindow weer.
Windows: open CameraWindow door
op [Downloads Images From Canon
Camera/Beelden van Canon-camera
downloaden] te klikken.
Mac OS: CameraWindow wordt
automatisch weergegeven als er een
Wi-Fi-verbinding tot stand is gebracht
tussen de camera en de computer.
11
Importeer afbeeldingen.
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-verzonden afbeeldingen
importeren].
De beelden worden nu in afzonderlijke
mappen op datum op de computer
opgeslagen in de map Afbeeldingen.
Klik op [OK] in het scherm dat wordt
weergegeven nadat het importeren
van afbeeldingen is voltooid.
Om een beeld te bekijken dat op uw
computer is opgeslagen, gebruikt
u software (zoals de software
die standaard op uw computer is
geïnstalleerd of algemene software)
die beelden ondersteunt die met een
camera zijn gemaakt.
Druk op de camera op de knop [ ] om
naar de volgende stap te gaan.
De camera maakt verbinding met het
toegangspunt en geeft op het scherm
[Apparaat selecteren] een overzicht van
apparaten die ermee verbonden zijn.
8
Kies het doelapparaat.
Kies de naam van het doelapparaat
(druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ]) en druk daarna op
de knop [ ].
9
Installeer een stuurprogramma
(alleen bij eerste Windows-
verbinding).
Wanneer dit scherm wordt weergegeven
op de camera, klikt u op het menu
Start op de computer, vervolgens
op [Conguratiescherm] en op
[Een apparaat toevoegen].
Dubbelklik op het pictogram van de
verbonden camera.
Het stuurprogramma wordt geïnstalleerd.
Nadat het stuurprogramma is geïnstalleerd
en de camera en computer met elkaar
verbonden zijn, wordt het AutoPlay-
scherm weergegeven. Er wordt niets
weergegeven op het camerascherm.
123
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
3
Voer het wachtwoord in voor het
toegangspunt.
Druk op de knop [ ] om het toetsenbord
te openen en voer vervolgens het
wachtwoord in (
=
30).
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Volgende] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
4
Kies [Auto].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Auto] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Om beelden op te slaan op een
verbonden computer, volgt u de
procedure bij “WPS-compatibele
toegangspunten gebruiken” (
=
121)
vanaf stap 8.
Kijk op het toegangspunt zelf of in de gebruikershandleiding
als u het wachtwoord van het toegangspunt wilt vaststellen.
Als er geen toegangspunten worden gevonden, zelfs niet nadat
u bij stap 2 [Vernieuwen] hebt gekozen om de lijst bij te werken,
kiest u [Handmatige instellingen] om handmatig instellingen in te
voeren voor het toegangspunt. Volg de instructies op het scherm
en voer een SSID, beveiligingsinstellingen en een wachtwoord in.
Wanneer u een toegangspunt waarmee u al verbonden bent gebruikt
om verbinding te kunnen maken met een ander apparaat, wordt [*]
weergegeven voor het wachtwoord bij stap 3. Als u hetzelfde
wachtwoord wilt gebruiken, selecteert u [Volgende] (druk op de
knoppen [
][ ] of draai aan de knop [ ]) en drukt u op de
knop [
].
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-Fi-
menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het Wi-Fi-menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw
verbinding maken door op de knoppen [
][ ] te drukken om
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop [
] te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen [
][ ] te drukken
en vervolgens de instelling te congureren.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven,
kiest u MENU (
=
29) > tabblad [ ] > [Inst. draadloze
communicatie] > [Instellingen Wi-Fi] > [Doelhistorie] > [Uit].
U kunt de bijnaam van de camera die op het scherm wordt
weergegeven, wijzigen in het scherm bij stap 2 (
=
138).
Wanneer de camera verbonden is met een computer is het
camerascherm leeg.
Mac OS: als CameraWindow niet wordt weergegeven,
klikt u op het pictogram [CameraWindow] in het dock.
Schakel de camera uit om de verbinding te verbreken.
Als u [PIN-methode] kiest bij stap 6 wordt een pincode op het
scherm weergegeven. Stel deze code in bij het toegangspunt.
Kies een apparaat in het scherm [Apparaat selecteren].
Raadpleeg voor meer informatie de gebruikershandleiding
die is meegeleverd met uw toegangspunt.
Verbinding maken met toegangspunten in de lijst
1
Bekijk de lijst met toegangspunten.
Geef de lijst met netwerken
(toegangspunten) weer, zoals
wordt beschreven bij stap 1–4 in
“WPS-compatibele toegangspunten
gebruiken” (
=
121).
2
Kies een toegangspunt.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om een netwerk
(toegangspunt) te selecteren en
druk vervolgens op de knop [ ].
124
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden verzenden naar een
geregistreerde webservice
Webservices registreren
Gebruik een smartphone of computer om de camera toe te voegen aan
webservices die u wilt gebruiken.
Een smartphone of computer met browser en internettoegang is nodig
om de camera-instellingen voor CANON iMAGE GATEWAY en andere
webservices in te voeren.
Raadpleeg de CANON iMAGE GATEWAY-website voor meer
informatie over de browservereisten (Microsoft Internet Explorer,
enzovoort), inclusief instellingen en versiegegevens.
Voor informatie over landen en regio’s waar CANON iMAGE
GATEWAY beschikbaar is, raadpleegt u de website van Canon
(http://www.canon.com/cig/).
U moet een account hebben bij andere webservices dan CANON
iMAGE GATEWAY als u deze wilt gebruiken. Voor meer informatie
gaat u naar de website van elke webservice die u wilt registreren.
Mogelijk worden kosten in rekening gebracht voor een
internetverbinding en het gebruik van een toegangspunt.
U kunt ook de gebruikershandleiding downloaden via CANON
iMAGE GATEWAY.
Eerdere toegangspunten
U kunt automatisch opnieuw verbinding maken met een eerder
toegangspunt als u stap 4 volgt bij “WPS-compatibele toegangspunten
gebruiken” (
=
121).
Om opnieuw verbinding te maken met het toegangspunt controleert
u of het doelapparaat al is aangesloten en volgt u de procedure bij
“WPS-compatibele toegangspunten gebruiken” (
=
121) vanaf stap 8.
Als u een ander toegangspunt wilt, selecteert u [Ander netwerk]
in het scherm dat getoond wordt nadat een verbinding tot stand is
gebracht. Vervolgens volgt u de procedure bij “WPS-compatibele
toegangspunten gebruiken” (
=
121) vanaf stap 5 of de procedure
bij “Verbinding maken met toegangspunten in de lijst” (
=
123)
vanaf stap 2.
125
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Maak verbinding met een
toegangspunt.
Maak verbinding met het toegangspunt
zoals wordt beschreven bij stap 5–7
van “WPS-compatibele toegangspunten
gebruiken” (
=
121) of stap 2–4 van
“Verbinding maken met toegangspunten
in de lijst” (
=
123).
5
Voer uw e-mailadres in.
Zodra de camera is verbonden met
CANON iMAGE GATEWAY via het
toegangspunt, wordt een scherm
weergegeven voor het invoeren
van een e-mailadres.
Voer uw e-mailadres in, druk op de
knoppen [
][ ] of draai aan de
knop [ ] om [Volgende] te selecteren
en druk vervolgens op de knop [ ].
6
Voer een viercijferig nummer in.
Voer een willekeurig viercijferig nummer in,
druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Volgende] te selecteren
en druk vervolgens op de knop [ ].
U hebt dit viercijferige nummer later
nodig wanneer u bij stap 8 de koppeling
met CANON iMAGE GATEWAY instelt.
7
Bevestig de e-mailmelding die is
verzonden.
Wanneer informatie wordt verzonden
vanuit CANON iMAGE GATEWAY, wordt
een e-mailmelding verzonden naar het
e-mailadres dat u bij stap 5 hebt ingevoerd.
CANON iMAGE GATEWAY registreren
Om de camera en CANON iMAGE GATEWAY te koppelen, voegt u CANON
iMAGE GATEWAY toe als bestemmingswebservice op de camera. Met deze
instelling wordt een e-mailmelding voor webkoppelingsinstellingen voor de
camera verstuurd. Gebruik daarom het e-mailadres dat u op uw computer
of smartphone gebruikt.
1
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ].
Nadat het scherm [Bijnaam apparaat]
wordt weergegeven, drukt u op de
knoppen [
][ ] of draait u aan de
knop [ ] om [OK] te selecteren.
Vervolgens drukt u op de knop [ ].
2
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Geef toestemming om uw
e-mailadres in te voeren.
Lees de inhoud die wordt weergegeven
en druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Akkoord] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
126
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
U kunt de bijnaam van de camera die op het scherm wordt
weergegeven, wijzigen in het scherm bij stap 1 (
=
125).
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-Fi-menu,
worden recente bestemmingen als eerste vermeld wanneer u het
menu opent. Druk op de knoppen [
][ ] om het scherm voor
apparaatselectie te openen. Congureer vervolgens de instelling.
Andere webservices registreren
U kunt ook andere webservices naast CANON iMAGE GATEWAY
toevoegen aan de camera.
1
Meld u aan bij CANON iMAGE
GATEWAY en open de pagina met
webkoppelingsinstellingen van de
camera.
Ga op een computer of smartphone
naar http://www.canon.com/cig/ om naar
CANON iMAGE GATEWAY te gaan.
2
Stel de webservice in die u wilt
gebruiken.
Gebruik uw computer of smartphone om
het instellingenscherm van de webservice
weer te geven.
Volg de instructies die op het scherm
worden weergegeven om de webservice
te congureren.
3
Selecteer [ ].
Druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
De instellingen voor de webservice zijn
nu bijgewerkt.
Er wordt een scherm getoond dat u laat
weten dat de e-mailmelding is verzonden.
Druk op de knop [ ].
Het pictogram [
] verandert in [ ].
8
Open de URL in de ontvangen
e-mailmelding en stel de
webkoppeling van de camera in.
Open vanaf een computer of
smartphone de pagina van de
link uit het meldingsbericht.
Volg de aanwijzingen op de pagina met
weblinkinstellingen van de camera om
de instellingen te congureren.
9
Stel CANON iMAGE GATEWAY in op
de camera.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
[
] (
=
133) en CANON iMAGE
GATEWAY zijn nu toegevoegd als
bestemmingen.
U kunt ook andere webservices
toevoegen. Als u nog meer webservices
wilt toevoegen, volgt u de procedure
bij “Andere webservices registreren”
(
=
126) vanaf step 2.
Afhankelijk van de e-mailinstellingen op uw computer of
smartphone, kan e-mail van specieke domeinen worden
geweigerd waardoor u de e-mailmelding niet kunt ontvangen.
Controleer eerst uw instellingen.
127
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om een beeld te
selecteren dat u wilt verzenden. Druk op
de knop [ ] om het als geselecteerd te
markeren ([ ]) en druk vervolgens op
de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om [Verzenden]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
Wanneer u uploadt naar YouTube,
leest u de servicevoorwaarden, kiest
u [Akkoord] en drukt u op de knop [
].
Nadat het beeld is verzonden, wordt [OK]
weergegeven op het scherm. Druk op
de knop [
] om terug te keren naar het
afspeelscherm.
Om verbinding te kunnen maken moet in de camera een
geheugenkaart met opgeslagen beelden zitten.
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden, het formaat
van beelden wijzigen en opmerkingen toevoegen voordat u beelden
verzendt (
=
131).
U kunt het huidige beeld verzenden door [Dit beeld verz.] te kiezen
op het scherm bij stap 3.
Om beelden te bekijken die vanaf uw smartphone naar CANON
iMAGE GATEWAY zijn verzonden, raden we aan dat u de
speciale toepassing Canon Online Photo Album gebruikt.
Voor een iPhone of iPad vindt u Canon Online Photo Album in
de App Store en downloadt en installeert u de app. Voor Android-
smartphones kunt u Canon Online Photo Album in Google Play
vinden en vervolgens downloaden en installeren.
Als gecongureerde instellingen worden gewijzigd, voert u deze
stappen nogmaals uit om de camera-instellingen bij te werken.
Beelden uploaden naar webservices
1
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ].
2
Kies de bestemming.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] en kies het pictogram
van de webservice waar u het
doelapparaat mee wilt verbinden.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Als meerdere ontvangers of opties
om te delen worden gebruikt voor een
webservice, kiest u het gewenste item
op het scherm [Ontvanger selecteren]
(druk op de knoppen [
][ ] of draai
aan de knop [ ]) en vervolgens drukt
u op de knop [ ].
3
Verzend de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [Select. en verz.]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Selectie] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
128
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Laat de printer verbinding maken
met het netwerk.
Kies in het menu met Wi-Fi-instellingen
van de printer de SSID (netwerknaam)
die op de camera wordt weergegeven
om de verbinding tot stand te brengen.
Voer in het wachtwoordveld het
wachtwoord in dat wordt weergegeven
op de camera.
5
Selecteer de printer.
Kies de naam van de printer (druk op de
knoppen [ ][ ] of draai aan de knop [ ])
en druk daarna op de knop [ ].
6
Selecteer een beeld om af te drukken.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk op de knop [
], kies [ ] en druk
nogmaals op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Print] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Zie “Beelden afdrukken” (
=
153) voor
gedetailleerde instructies voor afdrukken.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop [
]. Selecteer in het
bevestigingsscherm [OK] (druk op de
knoppen [ ][ ] of draai aan de knop [ ])
en druk daarna op de knop [ ].
Beelden draadloos afdrukken met
een verbonden printer
Verbind de camera als volgt met een printer via Wi-Fi.
Deze stappen leggen uit hoe u de camera als toegangspunt kunt gebruiken,
maar u kunt ook een bestaand toegangspunt gebruiken (
=
118).
1
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ].
2
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Apparaat toevoegen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
De SSID en het wachtwoord van
de camera worden weergegeven.
129
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden naar een andere camera
verzenden
U kunt als volgt twee camera’s via Wi-Fi verbinden en beelden tussen
de twee camera’s verzenden.
Een draadloze verbinding kan alleen tot stand worden gebracht bij
camera’s van Canon met een Wi-Fi-functie. U kunt geen verbinding
maken met een camera van het merk Canon die niet beschikt over
een Wi-Fi-functie, zelfs niet als deze camera FlashAir-/Eye-Fi-kaarten
ondersteunt.
1
Open het Wi-Fi-menu.
Druk op de knop [ ].
2
Selecteer [ ].
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Kies [Apparaat toevoegen].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Apparaat toevoegen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
Volg stap 1–3 ook op de doelcamera.
Er wordt informatie over de verbinding
met de camera toegevoegd als
[Verbinding op doel- camera starten]
wordt weergegeven op beide
cameraschermen.
Om verbinding te kunnen maken moet in de camera een
geheugenkaart met opgeslagen beelden zitten.
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-Fi-
menu, worden recente bestemmingen als eerste vermeld
wanneer u het Wi-Fi-menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw
verbinding maken door op de knoppen [
][ ] te drukken om
het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop [
] te drukken.
Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm
voor apparaatselectie door op de knoppen [
][ ] te drukken
en vervolgens de instelling te congureren.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven,
kiest u MENU (
=
29) > tabblad [ ] > [Inst. draadloze
communicatie] > [Instellingen Wi-Fi] > [Doelhistorie] > [Uit].
Om verbinding te kunnen maken zonder bij stap 4 het
wachtwoord in te voeren en om ervoor te zorgen dat
[Wachtwoord] niet wordt weergegeven op het SSID-
weergavescherm (stap 3), kiest u MENU (
=
29) >
tabblad [
] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [Wachtwoord] > [Uit].
Om een ander toegangspunt te gebruiken, volgt u stap 3–4
bij “Een ander toegangspunt gebruiken” (
=
118).
130
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Om verbinding te kunnen maken moet er een geheugenkaart
in de camera zitten.
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-Fi-menu,
worden recente bestemmingen als eerste vermeld wanneer u het
Wi-Fi-menu opent. U kunt eenvoudig opnieuw verbinding maken
door op de knoppen [
][ ] te drukken om het apparaat te kiezen
en vervolgens op de knop [
] te drukken. Als u een nieuw apparaat
wilt toevoegen, opent u het scherm voor apparaatselectie door
op de knoppen [
][ ] te drukken en vervolgens de instelling te
congureren.
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven, kiest
u MENU (
=
29) > tabblad [ ] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [Doelhistorie] > [Uit].
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden en de
beeldresolutie wijzigen voordat u verzendt (
=
131).
U kunt het huidige beeld verzenden door [Dit beeld verz.] te
kiezen op het scherm bij stap 4.
4
Verzend de beelden.
Druk op de knoppen [ ][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [Select. en verz.]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Selectie] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om een beeld te
selecteren dat u wilt verzenden. Druk op
de knop [ ] om het als geselecteerd te
markeren ([ ]) en druk vervolgens op
de knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om [Verzenden]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
Nadat het beeld is verzonden, wordt
[Transfer gereed] weergegeven en
wordt het scherm voor beeldoverdracht
opnieuw weergegeven.
Om de verbinding te beëindigen, drukt
u op de knop [
]. Selecteer in het
bevestigingsscherm [OK] (druk op de
knoppen [ ][ ] of draai aan de knop [ ])
en druk daarna op de knop [ ].
131
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Een reeks selecteren
1
Selecteer [Select. reeks].
Volg stap 2 bij “Meerdere beelden
verzenden” (
=
131), kies [Select. reeks]
en druk op de knop [ ].
2
Selecteer de beelden.
Voer de stappen 2–3 in “Een reeks
selecteren” (
=
97) uit om beelden op
te geven.
Wanneer u ook lms verzendt,
drukt u op de knoppen [
][ ][ ][ ]
om [Incl. movies] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ]
om [ ] toe te voegen.
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ]
om [OK] te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
3
Verzend het beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Verzenden] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Beelden verzenden die gemarkeerd zijn als favoriet
U kunt beelden verzenden die als favoriet zijn gemarkeerd (
=
101).
1
Selecteer [Favoriete foto’s].
Volg stap 2 bij “Meerdere beelden
verzenden” (
=
131), kies [Favoriete
foto’s] en druk op de knop [ ].
Er verschijnt een beeldselectiescherm
waarop alleen favoriete beelden worden
weergegeven. Indien u een gekozen
beeld niet wilt verzenden, drukt u op
de knop [
] om [ ] te verwijderen.
Opties voor het verzenden van
beelden
U kunt meerdere beelden selecteren om in een keer te verzenden en de
beeldresolutie (het formaat) wijzigen voordat u verzendt. Met sommige
webservices is het ook mogelijk om opmerkingen toe te voegen aan de
beelden die u wilt verzenden.
Meerdere beelden verzenden
Op het beeldoverdrachtsscherm kunt u een reeks beelden selecteren om
te verzenden en beelden verzenden die als favoriet zijn gemarkeerd.
1
Kies [Select. en verz.].
Druk op het scherm voor beeldoverdracht
op de knoppen [ ][ ] om [Select. en verz.]
te kiezen en druk daarna op de knop [ ].
2
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een selectiemethode te
selecteren.
132
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Het aantal opnamepixels kiezen (beeldgrootte)
Kies op het scherm voor beeldoverdracht [ ] door op de knoppen [ ][ ]
te drukken. Druk daarna op de knop [ ]. Kies op het getoonde scherm de
resolutie (beeldgrootte) door op de knoppen [ ][ ] te drukken en daarna
op de knop [ ] te drukken.
Als u beelden met het oorspronkelijke formaat wilt verzenden,
selecteert u [Nee] als optie voor het wijzigen van het formaat.
Door [
] te selecteren, kunt u het formaat van beelden die groter zijn
dan het geselecteerde formaat, wijzigen voordat ze worden verzonden.
De grootte van lms kan niet worden aangepast.
De beeldgrootte kan ook worden gecongureerd in
MENU (
=
29) > tabblad [ ] > [Inst. draadloze communicatie] >
[Instellingen Wi-Fi] > [Vergr./verkl. voor versturen].
Opmerkingen toevoegen
U kunt met de camera opmerkingen toevoegen aan beelden die u naar
e-mailadressen, sociale netwerkservices en dergelijke verzendt. Hoeveel
ruimte u voor uw opmerkingen hebt, is afhankelijk van de webservice.
1
Open het scherm om opmerkingen
toe te voegen.
Kies op het scherm voor
beeldoverdracht [ ] door op de
knoppen [ ][ ][ ][ ] te drukken.
Druk daarna op de knop [ ].
2
Voeg een opmerking toe (=
30).
3
Verzend het beeld.
Druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
2
Verzend het beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Verzenden] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Indien u geen beelden als favoriet hebt gemarkeerd, kunt
u [Favoriete foto’s] niet selecteren bij stap 1.
Opmerkingen over het verzenden van beelden
Afhankelijk van de eigenschappen van het netwerk dat u gebruikt,
kan het lang duren om lms te verzenden. Houd het batterijniveau
van de camera in het oog.
Webservices kunnen het aantal beelden dat of de lengte van lms
die u kunt versturen beperken.
Voor lms die u niet comprimeert (
=
106), wordt een apart,
gecomprimeerd bestand verzonden in plaats van het originele bestand.
Houd er rekening mee dat dit het verzenden kan vertragen en dat het
bestand alleen wordt verzonden wanneer er genoeg ruimte voor is op
de geheugenkaart.
Houd er rekening mee dat wanneer u lms verzendt naar smartphones,
de ondersteunde beeldkwaliteit kan variëren afhankelijk van de
smartphone. Raadpleeg de handleiding van de smartphone voor
meer informatie.
Op het scherm wordt de sterkte van het draadloze signaal aangegeven
met de volgende pictogrammen.
[
] hoog, [ ] normaal, [ ] laag, [ ] zwak
Afbeeldingen verzenden naar webservices kost minder tijd wanneer
u beelden opnieuw verzendt die al eerder zijn verzonden en die nog
op de CANON iMAGE GATEWAY-server staan.
133
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden automatisch verzenden
(beeldsynchronisatie)
Beelden op de geheugenkaart die nog niet zijn overgezet kunnen
ook naar een computer of webservices worden verzonden via CANON
iMAGE GATEWAY.
Houd er rekening mee dat beelden niet alleen naar webservices kunnen
worden verzonden.
Voordat u begint
De camera voorbereiden
Registreer [ ] als de bestemming. Installeer de beeldsynchronisatiesoftware
“Image Transfer Utility” (gratis) op de doelcomputer en congureer de
software.
1
Voeg [ ] toe als bestemming.
Voeg [ ] toe als bestemming, zoals
wordt beschreven bij “CANON iMAGE
GATEWAY registreren” (
=
125).
Meld u aan bij CANON iMAGE GATEWAY
(
=
125) indien u ook beelden naar de
webservice wilt verzenden. Kies eerst het
cameramodel en open vervolgens het
instellingenscherm van de webservice.
Onder beeldsynchronisatie-instellingen
selecteert u de webservice waar u de
beelden naartoe wilt sturen. Voor meer
informatie raadpleegt u de Help bij
CANON iMAGE GATEWAY.
Wanneer u geen opmerking hebt ingevoerd, wordt automatisch
de opmerking verzonden die in CANON iMAGE GATEWAY is
ingesteld.
U kunt ook meerdere beelden van een opmerking voorzien
voordat u ze verzendt. Dezelfde opmerking wordt toegevoegd
aan alle beelden die samen worden verzonden.
134
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden verzenden
Beelden die worden verzonden vanaf de camera, worden automatisch
opgeslagen op de computer.
Als de computer waarnaar u beelden wilt verzenden is uitgeschakeld,
worden de beelden tijdelijk op de CANON iMAGE GATEWAY-server
opgeslagen. Opgeslagen beelden worden regelmatig gewist. Zorg er
daarom voor dat u de computer aanzet en de beelden opslaat.
1
Verzend de beelden.
Voer stap 1 en 2 uit van “Beelden
uploaden naar webservices” (
=
127)
om [ ] te selecteren.
Beelden met een pictogram [
] zijn
overgedragen.
2
Sla de beelden op de computer op.
Beelden worden automatisch op de
computer opgeslagen wanneer u deze
aanzet.
Beelden worden automatisch verzonden
naar webservices vanaf de CANON
iMAGE GATEWAY-server, zelfs als de
computer is uitgeschakeld.
Gebruik tijdens het verzenden van beelden een volledig
opgeladen batterij.
Zelfs als beelden met een andere methode op de computer zijn
geïmporteerd, worden alle beelden naar de computer verzonden
die niet via CANON iMAGE GATEWAY naar de computer zijn
verzonden.
Het verzenden wordt sneller uitgevoerd als de bestemming op
een computer is op hetzelfde netwerk als de camera, omdat
beelden worden verzonden via het toegangspunt in plaats van via
CANON iMAGE GATEWAY. Beelden die worden opgeslagen op
de computer worden verzonden naar CANON iMAGE GATEWAY,
daarom dient de computer verbonden te zijn met internet.
2
Kies het type beelden dat u wilt
verzenden (alleen wanneer u ook
lms verzendt).
Druk op de knop [ ], kies
[Inst. draadloze communicatie] op
het tabblad [ ] en kies vervolgens
[Instellingen Wi-Fi] (
=
29).
Druk op de knoppen [
][ ] om
[Beeldsync.] te selecteren en druk
vervolgens op de knoppen [ ][ ] om
[Foto’s/lms] te selecteren.
De computer voorbereiden
Installeer en congureer de software op de doelcomputer.
1
Installeer Image Transfer Utility.
Installeer Image Transfer Utility op een
computer met internetverbinding (
=
151).
U kunt Image Transfer Utility downloaden
via het instellingenscherm voor
beeldsynchronisatie van CANON iMAGE
GATEWAY (
=
125).
2
Registreer de camera.
Windows: klik met de rechtermuisknop in
de taakbalk op [ ] en klik op [Add new
camera/Nieuwe camera toevoegen].
Mac OS: klik in de menubalk op [
] en
klik vervolgens op [Add new camera/
Nieuwe camera toevoegen].
Er wordt een lijst weergegeven met
camera’s die zijn gekoppeld aan CANON
iMAGE GATEWAY. Kies de camera waar
u beelden vandaan wilt sturen.
Zodra de camera is geregistreerd en
de computer gereed is om beelden te
ontvangen, wordt het pictogram gewijzigd
in [
].
135
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Een smartphone gebruiken om
camerabeelden te bekijken en
de camera te bedienen
Met de speciale smartphoneapp Camera Connect kunt u het volgende doen.
Door beelden op de smartphone bladeren en ze op de smartphone
opslaan
Beelden op de camera geotaggen (
=
135)
Opnamen maken op afstand (
=
136)
Om beelden op de smartphone te kunnen bekijken, moeten vooraf
privacyinstellingen worden gecongureerd (
=
116,
=
137).
Beelden op de camera geotaggen
GPS-gegevens die zijn vastgelegd op een smartphone met de speciale
toepassing Camera Connect, kunnen worden toegevoegd aan beelden
op de camera. Beelden worden gelabeld met informatie, waaronder de
breedtegraad, lengtegraad en hoogte.
Voordat u opnamen maakt, zorgt u ervoor dat de datum en tijd en
uw eigen tijdzone correct zijn ingesteld, zoals wordt beschreven
bij “De datum en tijd instellen” (
=
20). Volg ook de stappen bij
“Wereldklok” (
=
140) om eventuele opnamebestemmingen in
andere tijdzones aan te geven.
Met behulp van de locatiegegevens die als geotag aan uw foto’s
of lms zijn toegevoegd, kunnen andere mensen u herkennen
of uw locatie bepalen. Wees voorzichtig als u deze beelden met
anderen deelt, bijvoorbeeld als u beelden online plaatst waar vele
anderen ze kunnen bekijken.
Beelden die via Beeldsynchronisatie zijn verzonden
op uw smartphone bekijken
Wanneer u Canon OPA (Canon Online Photo Album) op uw smartphone
installeert, kunt u beelden die via beeldsynchronisatie zijn verzonden en
die tijdelijk op CANON iMAGE GATEWAY zijn opgeslagen, bekijken en
downloaden.
Eerst moeten de volgende voorbereidingen worden getroffen.
U dient de instellingsprocedure te voltooien voor “De computer
voorbereiden” (
=
134).
Voor een iPhone of iPad vindt u Canon Online Photo Album in de
App Store en downloadt en installeert u de app. Voor Android-
smartphones kunt u Canon Online Photo Album in Google Play
vinden en vervolgens downloaden en installeren.
Meld u aan bij CANON iMAGE GATEWAY (
=
125). Kies eerst het
cameramodel en open vervolgens het instellingenscherm van de
webservice. Wijzig onder de instellingen voor beeldsynchronisatie de
instellingen zodat u op uw smartphone kunt bekijken en downloaden.
Voor meer informatie raadpleegt u de Help bij CANON iMAGE
GATEWAY.
Na een bepaalde periode kunt u beelden die zijn verwijderd
van CANON iMAGE GATEWAY, niet meer bekijken.
Om verzonden beelden te bekijken, dient u eerst instellingen
voor beeldsynchronisatie in te stellen zodat u beelden op uw
smartphone kunt bekijken en downloaden.
Voor informatie over functies van Canon Online Photo Album
raadpleegt u de Help bij Canon Online Photo Album.
136
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Er wordt dan een bericht weergegeven
op de camera en alle bedieningsfuncties
worden uitgeschakeld. De ON/OFF-knop
kan wel worden ingedrukt.
5
Maak de opname.
Gebruik de smartphone om een opname
te maken.
De modus [ ] wordt ingesteld indien geen opnamen worden
gemaakt in de modus [
], [ ], [ ] of [ ]. Sommige FUNC.-
en MENU-instellingen die u vooraf hebt gecongureerd, kunnen
echter automatisch worden aangepast.
Filmopnamen maken is niet beschikbaar.
Eventuele schokkerige bewegingen die op de smartphone worden
getoond en die het gevolg zijn van de verbindingskwaliteit, hebben
geen invloed op vastgelegde beelden.
Er worden geen AF-kaders weergegeven. Maak een testfoto
om de scherpstelling te controleren.
Vastgelegde beelden worden niet overgebracht naar de smartphone.
Gebruik de smartphone om door beelden te bladeren en vanaf de
camera te importeren.
Opnamen maken op afstand
Terwijl u een opnamescherm bekijkt op uw smartphone, kunt u de
smartphone gebruiken om op afstand een opname te maken.
1
Selecteer een opnamemodus.
Draai aan het programmakeuzewiel
om [ ], [ ], [ ] of [ ] te selecteren
als modus.
2
Zet de camera vast.
Zodra er begonnen wordt met opnamen
maken op afstand, wordt de lens van
de camera uitgeschoven. De camera
kan ook verplaatst worden door
lensbewegingen als gevolg van zoomen.
Om de camera stil te houden, plaatst
u deze op een statief of neemt u andere
maatregelen.
3
Verbind de camera en
de smartphone (=
116).
Kies [Ja] in de privacyinstellingen.
4
Selecteer opnamen maken op
afstand.
Selecteer opnamen maken op afstand
in Camera Connect op de smartphone.
De lens van de camera wordt
uitgeschoven. Druk niet in de buurt
van de lens en zorg ervoor dat er geen
voorwerpen in de weg van de lens zitten.
Zodra de camera klaar is voor opnamen
maken op afstand, wordt een livebeeld
van de camera weergegeven op de
smartphone.
137
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Wi-Fi-instellingen bewerken of wissen
U kunt Wi-Fi-instellingen als volgt bewerken of wissen.
Verbindingsinformatie bewerken
1
Open het Wi-Fi-menu en kies een
apparaat dat u wilt bewerken.
Druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of
draai aan de knop [ ] om het pictogram
te selecteren van een apparaat dat
u wilt bewerken. Druk vervolgens op
de knop [ ].
2
Kies [Apparaat bewerken].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Apparaat bewerken]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop [ ].
3
Kies het apparaat dat u wilt
bewerken.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om het apparaat
te selecteren dat u wilt bewerken.
Druk vervolgens op de knop [ ].
4
Kies het item dat u wilt bewerken.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om het item te selecteren
dat u wilt bewerken. Druk vervolgens
op de knop [ ].
Welke items u kunt wijzigen, hangt
af van het apparaat of de service.
Congureerbare items
Verbinding
Web-
services
[Bijnaam apparaat veranderen]
(
=
137)
O O O O
[Instell. tonen] (
=
116)
O
[Verbindingsinfo wissen] (
=
137)
O O O O
O
: Congureerbaar
: Niet congureerbaar
De bijnaam van een apparaat wijzigen
U kunt de bijnaam van het apparaat (weergavenaam) die op de camera
wordt weergegeven, wijzigen.
Voer stap 4 bij “Verbindingsinformatie
bewerken” (
=
137) uit, kies [Bijnaam
apparaat veranderen] en druk op de
knop [ ].
Selecteer het invoerveld en druk op de
knop [
]. Gebruik het weergegeven
toetsenbord om een nieuwe bijnaam
in te voeren (
=
30).
Verbindingsinformatie wissen
U kunt verbindingsinformatie (over apparaten waarmee u verbinding hebt
gemaakt) als volgt wissen.
Voer stap 4 bij “Verbindingsinformatie
bewerken” (
=
137) uit, kies
[Verbindingsinfo wissen] en druk
op de knop [ ].
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen [
][ ] of draait u aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
De verbindingsinformatie wordt gewist.
138
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De bijnaam van het apparaat wijzigen
U kunt de bijnaam van de camera die op het aangesloten apparaat wordt
weergegeven, wijzigen.
1
Kies [Inst. draadloze communicatie].
Druk op de knop [ ] en kies
[Inst. draadloze communicatie] op
het tabblad [ ] (
=
29).
2
Selecteer [Bijnaam].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Bijnaam] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ] (
=
29).
3
Wijzig de bijnaam van het apparaat.
Druk op de knop [ ]. Gebruik het
weergegeven toetsenbord om een
nieuwe bijnaam in te voeren (
=
30).
Er wordt een bericht weergegeven als de bijnaam die u invoert,
met een symbool of spatie begint. Druk op de knop [
] en voer
een andere bijnaam in.
Wanneer u voor het eerst de Wi-Fi-functie gebruikt en het scherm
[Bijnaam apparaat] wordt weergegeven, selecteert u het veld en
drukt u op [
] om het toetsenbord weer te geven. Vervolgens
kunt u een bijnaam invoeren.
De standaardinstellingen voor Wi-Fi herstellen
Zet de standaardinstellingen van Wi-Fi terug als u niet meer eigenaar
bent van de camera of als u deze weggooit.
Door de Wi-Fi-instellingen te resetten worden ook alle instellingen voor
webservices gewist. Als u deze optie wilt gebruiken, moet u zeker weten
dat u alle Wi-Fi-instellingen wilt resetten.
1
Kies [Inst. draadloze communicatie].
Druk op de knop [ ] en kies
[Inst. draadloze communicatie] op
het tabblad [ ] (
=
29).
2
Kies [Instellingen resetten].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Instellingen resetten]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop [ ].
3
Herstel de standaardinstellingen.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
De standaardinstellingen van Wi-Fi zijn
nu gereset.
Om andere standaardinstellingen te resetten (behalve Wi-Fi),
kiest u [Reset alle] op het tabblad [
] (
=
145).
139
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Basisfuncties van de camera
aanpassen
Basisfuncties van de camera worden ingesteld op het tabblad [ ] van
het MENU (
=
29). Voor meer gebruiksgemak kunt u handige en
veelgebruikte functies naar wens aanpassen.
Camerageluiden dempen
U dempt camerageluiden en lms als volgt.
Selecteer [Mute] en kies vervolgens [Aan].
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop [ ]
ingedrukt te houden terwijl u de camera inschakelt.
Als u de camerageluiden dempt worden lms afgespeeld zonder
geluid (
=
87). Om lms weer af te spelen met geluid, drukt
u op de knop [
]. Pas het volume naar wens aan met de
knoppen [
][ ].
Menu Instellingen
Basisfuncties van de camera aanpassen voor meer gebruiksgemak
140
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Wereldklok
Als u in het buitenland bent en wilt dat uw foto’s de juiste lokale tijd en
datum krijgen, moet u gewoon uw bestemming van tevoren registreren
en naar die tijdzone overschakelen. Deze handige functie maakt het
onnodig om de datum/tijd-instelling handmatig te wijzigen.
Voordat u de wereldklok gebruikt, moet u de datum en tijd in uw tijdzone
thuis instellen, zoals wordt beschreven in “De datum en tijd instellen”
(
=
20).
1
Geef uw bestemming op.
Selecteer [Tijdzone] en druk op de
knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [ Wereld] te kiezen.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] om de
bestemming te selecteren.
Om de zomertijd in te stellen (normale
tijd plus 1 uur), kiest u [
] door op de
knoppen [ ][ ] te drukken of door aan de
knop [ ] te draaien. Kies vervolgens [ ]
door op de knoppen [ ][ ] te drukken.
Druk op de knop [
].
2
Schakel over naar de tijdzone van
uw bestemming.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [ Wereld] te kiezen.
Druk vervolgens op de knop [ ].
[
] verschijnt nu op het opnamescherm
(
=
166).
Als u in de modus [ ] de datum of tijd wijzigt (
=
20), worden
de datum en tijd voor de optie [
Thuis] automatisch bijgewerkt.
Het volume aanpassen
U past het volume van afzonderlijke camerageluiden als volgt aan.
Selecteer [Volume] en druk op de knop [
].
Kies een item en druk op de knoppen
[
][ ] om het volume aan te passen.
Hints en tips verbergen
Er verschijnen normaal gesproken hints en tips wanneer u items
kiest in FUNC. (
=
28) of MENU (
=
29). U kunt deze informatie
desgewenst uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en selecteer [Uit].
Datum en tijd
Wijzig de datum en tijd als volgt.
Selecteer [Datum/Tijd] en druk op de
knop [
].
Druk op de knoppen [
][ ] om een
optie te kiezen en wijzig vervolgens de
instelling door op de knoppen [ ][ ] te
drukken of aan de knop [ ] te draaien.
141
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
2
Maak de opname.
Als het scherm is uitgeschakeld maar de
lens nog niet is ingetrokken, kunt u het
scherm weer inschakelen en gereedmaken
voor het maken van opnamen door de
ontspanknop half in te drukken.
De spaarstand aanpassen
U kunt desgewenst de timing voor het automatisch uitschakelen van de
camera en het scherm (respectievelijk Automatisch Uit en Display uit)
aanpassen (
=
26).
Selecteer [Spaarstand] en druk op de
knop [
].
Nadat u een item hebt geselecteerd,
drukt u op de knoppen [
][ ] om dit
item aan te passen.
Om de batterij te sparen, kiest u gewoonlijk [Aan] voor
[Automatisch Uit] en [1 min] of minder voor [Display uit].
De instelling van [Display uit] wordt ook toegepast als
u [Automatisch Uit] instelt op [Uit].
Deze energiebesparende functies zijn niet beschikbaar wanneer
u Eco-modus (
=
141) op [Aan] hebt gezet.
Timing voor het intrekken van de lens
Nadat u op de knop [ ] hebt gedrukt in de opnamemodus (
=
25)
wordt om veiligheidsredenen na ongeveer een minuut de lens
ingetrokken. Als u wilt dat de lens direct wordt ingetrokken nadat u op de
knop [ ] drukt, stelt u de tijdsduur voor het intrekken in op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en selecteer
vervolgens [0 sec.].
Eco-modus gebruiken
Met deze functie kunt u batterijvermogen sparen in de opnamemodus.
Wanneer de camera niet in gebruik is, wordt het scherm snel donker om
het batterijverbruik te beperken.
1
Congureer de instelling.
Kies [Eco-modus] en vervolgens [Aan].
[
] verschijnt nu op het opnamescherm
(
=
166).
Het scherm wordt donkerder wanneer
de camera gedurende ongeveer
twee seconden niet wordt gebruikt.
Daarna gaat het scherm na ongeveer
tien seconden uit. De camera wordt
na ongeveer drie minuten inactiviteit
uitgeschakeld.
142
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Geheugenkaarten formatteren
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera.
Bij het formatteren worden alle gegevens op de geheugenkaart
verwijderd. Voordat u gaat formatteren, kopieert u eerst de beelden
van de geheugenkaart naar een computer, of stelt u de beelden op een
andere manier veilig.
1
Open het scherm [Formatteren].
Selecteer [Formatteren] en druk op de
knop [ ].
2
Kies [OK].
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Formatteer de geheugenkaart.
Om het formatteren te starten, drukt
u op de knoppen [ ][ ] of draait u aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk daarna op de knop [ ].
Als het formatteren is voltooid, verschijnt de
melding [Geheugenkaart is geformatteerd].
Druk op de knop [
].
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen
van de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de
bestands-beheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee
wordt dus niet de volledige inhoud gewist. Wees voorzichtig
wanneer u geheugenkaarten weggooit of overdraagt. Tref
voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat persoonlijke informatie
wordt verspreid, bijvoorbeeld door de kaart fysiek te vernietigen,
Schermhelderheid
Pas de helderheid van het scherm als volgt aan.
Selecteer [Displayheldrh.] en druk
vervolgens op de knoppen [
][ ]
om de helderheid aan te passen.
Voor maximale helderheid houdt u de knop [ ] minstens een
seconde ingedrukt terwijl het opnamescherm wordt weergegeven
of wanneer de enkelvoudige weergave is ingeschakeld. (Hiermee
negeert u de instelling van [Displayheldrh.] op het tabblad [
].)
Druk nogmaals minstens een seconde op de knop [
] of
herstart de camera om de oorspronkelijke helderheid van het
scherm te herstellen.
Het opstartscherm verbergen
U kunt desgewenst het opstartscherm dat normaal verschijnt wanneer
u de camera inschakelt, deactiveren.
Selecteer [Opstart scherm] en selecteer
vervolgens [Uit].
143
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Bestandsnummering
Uw opnamen worden automatisch opeenvolgend genummerd (0001–9999)
en opgeslagen in mappen die elk maximaal 2.000 opnamen kunnen bevatten.
U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en kies een optie.
Continu
Ook als u een andere geheugenkaart gebruikt, worden
de beelden oplopend genummerd totdat u een opname
maakt en opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een andere geheugenkaart gebruikt of een
nieuwe map maakt, begint de bestandsnummering
weer bij 0001.
Ongeacht welke optie u bij deze instelling selecteert, kunnen de
opnamen oplopend worden genummerd na het laatste nummer
van bestaande beelden, als u een andere geheugenkaart in
de camera plaatst. Als u opnamen wilt opslaan met nummers
vanaf 0001, gebruikt u een lege of geformatteerde (
=
142)
geheugenkaart.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren
wordt weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan de
aangegeven capaciteit.
Low Level Format
Voer een Low Level Format uit in de volgende gevallen: [Geheugenkaart
fout] wordt weergegeven, de camera functioneert niet goed, beelden op
de kaart worden trager gelezen of opgeslagen, het maken van continue
opnamen gaat langzamer of het opnemen van een lm wordt plotseling
afgebroken. Bij een Low Level Format worden alle gegevens op de
geheugenkaart gewist. Voordat u een Low Level Format uitvoert, kopieert
u eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer, of stelt
u de beelden op een andere manier veilig.
Druk op het scherm in stap 2 van
“Geheugenkaarten formatteren” (
=
142)
op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Low Level Format]
te kiezen. Druk daarna op de knoppen
[ ][ ] om deze optie te kiezen.
Het pictogram [ ] wordt weergegeven.
Voer de stappen 2–3 in “Geheugenkaarten
formatteren” (
=
142) uit om door te gaan
met het formatteren.
Een Low Level Format duurt langer dan “Geheugenkaarten
formatteren” (
=
142), omdat de gegevens in alle opslaggebieden
van de geheugenkaart worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart annuleren
door [Stop] te selecteren. In dat geval zijn de gegevens gewist
maar kunt u de geheugenkaart normaal blijven gebruiken.
144
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Certicatielogo’s controleren
Sommige logo’s voor certicatievereisten waaraan de camera voldoet,
kunnen op het scherm worden bekeken. Andere certicatielogo’s staan
in deze handleiding afgedrukt, op de verpakking van de camera, of op de
camerabehuizing.
Selecteer [Certicaatlogo weergeven] en
druk op de knop [
].
Weergavetaal
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
Selecteer [Taal
] en druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ][ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om een taal te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
U kunt het scherm [Taal] ook openen in de afspeelmodus door de
knop [
] ingedrukt te houden en meteen op de knop [ ]
te drukken.
Beelden opslaan op datum
U kunt beelden opslaan in mappen die elke maand worden gemaakt,
maar u kunt de camera ook mappen laten maken voor elke dag waarop
u opnamen maakt.
Selecteer [Maak folder] en selecteer
vervolgens [Dagelijks].
Beelden worden nu opgeslagen in mappen
die op de opnamedatum worden gemaakt.
Metrische/niet-metrische weergave
Desgewenst kunt u de maateenheden, die op de zoombalk (
=
32),
de MF-indicator (
=
75) en op andere plaatsen worden weergegeven,
wijzigen van m/cm in ft/in.
Selecteer [Maateenheden] en selecteer
vervolgens [ft/in].
145
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Andere instellingen aanpassen
U kunt ook de volgende instellingen aanpassen op het tabblad [ ].
[Video Systeem] (
=
148)
[Inst. draadloze communicatie] (
=
112)
Standaardinstellingen van de camera herstellen
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
1
Open het scherm [Reset alle].
Selecteer [Reset alle] en druk op de
knop [ ].
2
Herstel de standaardinstellingen.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
De standaardinstellingen zijn nu hersteld.
De volgende functies worden niet hersteld naar de
standaardinstellingen.
- Informatie die met Gezichts-ID is vastgelegd (
=
45)
- [
]-tabbladinstellingen [Datum/Tijd] (
=
140), [Tijdzone]
(
=
140), [Taal ] (
=
144) en [Video Systeem] (
=
148)
- De gegevens voor een aangepaste witbalans die u hebt
vastgelegd (
=
73)
- Opnamemodus gekozen in [
] (
=
59).
- Filmmodus (
=
66)
- Instellingen Wi-Fi (
=
112)
146
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Systeemoverzicht
Polsriem
Batterij
NB-13L*
1
Batterijlader
CB-2LH/CB-2LHE*
1
USB-kabel
(op het uiteinde voor de camera: micro-B)*
2
Geheugenkaart Kaartlezer
Computer
Tv-/
videosysteem
Meegeleverde accessoires
Voeding
HDMI-kabel
(op het uiteinde voor de camera: type D)*
3
PictBridge-compatibele printers
*1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
*2 Er is ook een origineel Canon-accessoire beschikbaar (interfacekabel IFC-600PCU).
*3 Gebruik een in de winkel verkrijgbare kabel die niet langer is dan 2,5 m.
*4 Gebruik de nieuwste rmware.
Accessoires
Haal meer uit uw camera met optionele Canon-accessoires en andere
apart verkrijgbare, compatibele accessoires
Connect Station
CS100*
4
Compacte
voedingsadapter
CA-DC30/CA-DC30E
147
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Optionele accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. De verkrijgbaarheid
varieert per gebied, en sommige accessoires zijn wellicht niet meer
verkrijgbaar.
Voedingen
Batterij NB-13L
Oplaadbare lithium-ionbatterij
Batterijlader CB-2LH/CB-2LHE
Lader voor batterij NB-13L
De batterijlader kan worden gebruikt in gebieden met een
wisselspanning van 100–240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator
die is bedoeld voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen.
Het bericht [Communicatiefout met accu] wordt weergegevens als
u een batterij gebruikt die niet van het merk Canon is. Een reactie
van de gebruiker is dan noodzakelijk. Houd er rekening mee dat
Canon niet aansprakelijk is voor eventuele schade die ontstaat
door ongelukken, zoals slechte werking of brand, die worden
veroorzaakt door het gebruik van batterijen van een ander merk.
De batterij is voorzien van een handig klepje dat u kunt bevestigen
om zo de batterijstatus in een oogopslag te kunnen zien. Bevestig
het klepje zo dat
zichtbaar is op een opgeladen batterij en
niet zichtbaar is op een niet-opgeladen batterij.
Gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer
het wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon.
Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of
ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door de
slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld
lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een
slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd,
hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
148
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Optionele accessoires gebruiken
Foto’s
Films
Afspelen op een tv
Foto’s
Films
Als u de camera aansluit op een televisie, kunt u uw opnamen bekijken
op een groter scherm.
Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie over de
aansluiting en over het wijzigen van de ingangen.
Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven als
u beelden bekijkt op een tv (
=
167).
Afspelen op een hdtv
Foto’s
Films
U kunt uw foto’s weergeven op een tv door de camera aan te sluiten
op een hdtv met een in de winkel verkrijgbare HDMI-kabel (maximaal
2,5 meter met een type D-aansluiting aan de kant van de camera).
Films die zijn opgenomen met een beeldkwaliteit van [ ], [ ]
of [ ] kunnen in HD-kwaliteit worden bekeken.
1
Zorg dat de camera en de tv zijn
uitgeschakeld.
2
Sluit de camera aan op de tv.
Steek de kabelstekker volledig in de HDMI-
aansluiting van de tv zoals weergegeven.
Compacte voedingsadapter
CA-DC30/CA-DC30E
Plaats de bijgeleverde batterij in
de camera om deze op te laden.
Interfacekabel IFC-600PCU (afzonderlijk
verkrijgbaar) is nodig om de adapter op
de camera aan te sluiten.
Overige accessoires
Interfacekabel IFC-600PCU
Om de camera op een computer of
printer aan te sluiten.
Printers
PictBridge-compatibele printers
van Canon
Zelfs zonder een computer te gebruiken,
kunt u beelden afdrukken door de camera
rechtstreeks aan te sluiten op een printer.
Ga voor meer informatie naar een
Canon-verkoper bij u in de buurt.
Foto-opslag
Connect Station CS100
Een mediahub waarmee u beelden kunt
opslaan, bekijken op een aangesloten tv,
draadloos afdrukken op een printer die
Wi-Fi ondersteunt, delen op internet
en meer.
149
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De batterij plaatsen en opladen
Laad de batterij op door de bijgeleverde batterij te gebruiken in combinatie
met een optionele compacte voedingsadapter CA-DC30/CA-DC30E en
interfacekabel IFC-600PCU.
1
Plaats de batterij.
Voer stap 1 bij “De batterij en uw
(in de winkel verkrijgbare) geheugenkaart
plaatsen” (
=
18) uit om het klepje te
openen.
Plaats de batterij zoals beschreven bij
stap 2 van “De batterij en uw (in de winkel
verkrijgbare) geheugenkaart plaatsen”
(
=
19).
Voer stap 3 bij “De batterij en uw
(in de winkel verkrijgbare) geheugenkaart
plaatsen” (
=
19) uit om het klepje te
sluiten.
2
Sluit de compacte voedingsadapter
aan op de camera.
Open het klepje terwijl de camera is
uitgeschakeld (1). Houd de kleinste
stekker van de interfacekabel (afzonderlijk
verkrijgbaar) zoals getoond vast en steek
de stekker helemaal in de aansluiting op
de camera (2).
Steek de grote stekker van de
interfacekabel in de compacte
voedingsadapter.
(
1
)
(
2
)
Open het klepje van de camera-aansluiting
en steek de kabelstekker er volledig in.
3
Zet de tv aan en stel deze in
op externe invoer.
Stel de tv-ingang in op de externe
ingang waarop u in stap 2 de kabel
hebt aangesloten.
4
Schakel de camera in.
Druk op de knop [ ] om de camera
aan te zetten.
De camerabeelden worden
nu weergegeven op de tv.
(Het camerascherm blijft leeg.)
Als u klaar bent, schakelt u de camera en
de tv uit en verwijdert u daarna de kabel.
De bedieningsgeluiden van de camera worden niet afgespeeld
als de camera is aangesloten op een hdtv.
150
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Zie “Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd” (
=
178) voor
meer informatie over de oplaadduur, het aantal opnamen en
de opnametijd met een volledig opgeladen batterij.
Zelfs terwijl de batterij aan het opladen is, kunt u beelden bekijken.
Dit doet u door de camera aan te zetten en de afspeelmodus te
openen (
=
23). U kunt echter geen opnamen maken terwijl de
batterij wordt opgeladen.
Indien het USB-oplaadlampje niet gaat branden, haalt u de
interfacekabel uit de camera en sluit u deze nogmaals aan.
Opgeladen batterijen verliezen geleidelijk hun lading, ook als ze
niet worden gebruikt. Laad de batterij op de dag dat u deze wilt
gebruiken op, of vlak daarvoor.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning
van 100–240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact
past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik
geen elektrische transformator die is bedoeld voor op reis, omdat
deze de batterij kan beschadigen.
Een computer gebruiken om de batterij op te laden
U kunt de batterij ook opladen door de grote stekker van de interfacekabel
aan te sluiten op de USB-poort van een computer bij stap 2 van “De batterij
plaatsen en opladen” (
=
149). Raadpleeg de computerhandleiding voor
meer informatie over USB-aansluitingen op de computer.
Opladen is niet mogelijk wanneer de camera is uitgeschakeld.
Om de batterij op te kunnen laden, moet bij sommige computers
een geheugenkaart in de camera zitten. Plaats de geheugenkaart
in de camera (
=
18) voordat u de kabel aansluit op de USB-poort
van de computer.
3
Laad de batterij op.
CA-DC30: kantel de stekker naar
buiten (1) en steek de compacte
voedingsadapter in een stopcontact (2).
CA-DC30E: sluit het netsnoer aan op de
compacte voedingsadapter en steek het
andere uiteinde in een stopcontact.
Het opladen begint en het USB-
oplaadlampje gaat branden.
Zodra het opladen is voltooid, gaat het
lampje uit.
Haal de compacte voedingsadapter uit
het stopcontact en haal de interfacekabel
uit de camera.
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij
te beschermen en in goede staat te houden.
Wilt u een andere batterij opladen, haal dan eerst de interfacekabel
uit de camera voordat u de batterij vervangt.
151
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden opslaan op een computer
Met een USB-kabel (afzonderlijk verkrijgbaar, uiteinde voor de camera:
micro-B) kunt u de camera aansluiten op de computer en beelden opslaan
op de computer.
1
Sluit de camera aan op de computer.
Open het klepje terwijl de camera is
uitgeschakeld (1). Steek de kleinste
stekker van de USB-kabel in de
aangegeven richting helemaal in
de aansluiting van de camera (2).
Steek de grote stekker van de USB-
kabel in de USB-poort van de computer.
Raadpleeg de computerhandleiding voor
meer informatie over USB-aansluitingen
op de computer.
2
Zet de camera aan om
CameraWindow te openen.
Druk op de knop [ ] om de camera
aan te zetten.
Mac OS: CameraWindow wordt
weergegeven als er een verbinding tot
stand is gebracht tussen de camera en
de computer.
Windows: volg de onderstaande stappen.
In het scherm dat wordt weergegeven,
klikt u op de koppeling [
] om het
programma te wijzigen.
(
1
)
(
2
)
De software gebruiken
Om de functies van de software te kunnen gebruiken, downloadt u de
software van de website van Canon en installeert u deze op uw computer.
CameraWindow
- Importeer beelden naar uw computer
Hulpprogramma voor beeldoverdracht
- Stel Beeldsynchronisatie (
=
133) in en ontvang beelden
Kaart-hulpprogramma
- Gebruik een kaart om GPS-informatie te bekijken die aan beelden
is toegevoegd
Als u beelden op een computer wilt bekijken en bewerken,
gebruikt u vooraf geïnstalleerde of algemeen verkrijgbare software
die compatibel is met de beelden die met de camera zijn gemaakt.
Verbinding maken met een computer via een kabel
De computeromgeving controleren
Voor uitgebreide informatie over systeemvereisten en compatibiliteit,
inclusief ondersteuning door nieuwe besturingssystemen op de computers
waarop de software wordt gebruikt, gaat u naar de website van Canon.
De software installeren
Zie “De software installeren” (
=
119) voor instructies om de software
te installeren.
152
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Windows 7: als het scherm bij stap 2 niet wordt weergegeven,
klikt u op het pictogram [
] in de taakbalk.
Mac OS: als CameraWindow niet wordt weergegeven na stap 2,
klikt u op het pictogram [CameraWindow] in het dock.
U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de software op uw computer
opslaan door uw camera op de computer aan te sluiten, maar
daarvoor gelden wel de volgende beperkingen.
- Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het
enkele minuten duren voordat u beelden kunt openen.
- Beelden die verticaal zijn opgenomen, worden mogelijk
horizontaal opgeslagen.
- Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen bij het opslaan
van de beelden op de computer worden verwijderd.
- Er kunnen bepaalde problemen ontstaan bij het opslaan van
beelden of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het
besturingssysteem, de gebruikte software of de grootte van
de beeldbestanden.
Kies [Downloads Images From Canon
Camera/Beelden van Canon-camera
downloaden] en klik op [OK].
Dubbelklik op [
].
3
Beelden opslaan op de computer.
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-verzonden afbeeldingen
importeren].
De beelden worden nu in afzonderlijke
mappen op datum op de computer
opgeslagen in de map Afbeeldingen.
Wanneer de beelden zijn opgeslagen,
sluit u CameraWindow en drukt u op de
knop [
] om de camera uit te schakelen.
Koppel vervolgens de kabel los.
U kunt de beelden die u op een computer
hebt opgeslagen, bekijken met vooraf
geïnstalleerde of algemeen beschikbare
software die compatibel is met de beelden
die door met camera zijn gemaakt.
153
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
4
Schakel de camera in.
Druk op de knop [ ] om de camera
aan te zetten.
5
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
6
Open het afdrukscherm.
Druk op de knop [ ], kies [ ] en druk
nogmaals op de knop [ ].
7
Druk het beeld af.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om [Print] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Het afdrukken start nu.
Om andere beelden af te drukken,
herhaalt u na het afdrukken de
bovenstaande procedures vanaf stap 5.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit
en verwijdert u de kabel.
Zie “Printers” (
=
148) voor PictBridge-compatibele printers van
het merk Canon (afzonderlijk verkrijgbaar).
Beelden afdrukken
Foto’s
Films
U kunt uw foto’s eenvoudig afdrukken door de camera aan te sluiten
op een printer. Op de camera kunt u beelden opgeven voor afdrukken
in serie, bestellingen bij fotozaken voorbereiden en bestellingen
voorbereiden of beelden afdrukken voor fotoboeken.
Hier wordt een compacte fotoprinter van de Canon SELPHY CP-serie
gebruikt als voorbeeld. Afhankelijk van de printer kunnen de weergegeven
schermen en beschikbare functies verschillen. Lees ook de handleiding
van de printer voor aanvullende informatie.
Eenvoudig afdrukken
Foto’s
Films
U kunt uw foto’s afdrukken door de camera aan te sluiten op een
PictBridge-compatibele printer met een USB-kabel (afzonderlijk
verkrijgbaar, uiteinde voor de camera: micro-B).
1
Zorg dat de camera en de printer
zijn uitgeschakeld.
2
Sluit de camera aan op de printer.
Open het aansluitingenklepje. Houd de
kleinste kabelstekker in de getoonde
richting, en steek de stekker volledig
in de aansluiting op de camera.
Sluit de grote kabelstekker aan op de
printer. Raadpleeg de handleiding van
de printer voor meer informatie over de
aansluiting.
3
Schakel de printer in.
154
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden bijsnijden vóór het afdrukken
Foto’s
Films
Als u vóór het afdrukken de beelden bijsnijdt, kunt u het gewenste
beeldgebied afdrukken in plaats van het hele beeld.
1
Selecteer [Trimmen].
Voer eerst stap 1 bij “Afdrukinstellingen
congureren” (
=
154) uit om het
afdrukscherm te openen, kies [Trimmen]
en druk op de knop [ ].
Er verschijnt een kader voor bijsnijden dat
het af te drukken beeldgebied aanduidt.
2
Pas het kader naar wens aan.
Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop.
Als u het kader wilt verplaatsen, drukt
u op de knoppen [
][ ][ ][ ].
Om het kader te draaien, drukt u op de
knop [
].
Als u klaar bent, drukt u op de knop [
].
3
Druk het beeld af.
Voer stap 7 in “Eenvoudig afdrukken”
(
=
153) uit om af te drukken.
Bijsnijden is wellicht niet mogelijk bij kleine beeldformaten of bij
bepaalde verhoudingen.
Afdrukinstellingen congureren
Foto’s
Films
1
Open het afdrukscherm.
Voer stap 1–6 bij “Eenvoudig afdrukken”
(
=
153) uit om dit scherm te openen.
2
Congureer de instellingen.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een item te selecteren.
Kies vervolgens een optie door op de
knoppen [ ][ ] te drukken.
Default
Hiermee worden de huidige
printerinstellingen gebruikt.
Datum
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
een datum.
File No.
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
een bestandsnummer.
Beiden
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
een datum en een bestandsnummer.
Uit
Default
Hiermee worden de huidige
printerinstellingen gebruikt.
Uit
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt
om de afdrukinstellingen te optimaliseren.
R-Ogen1 Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.
Aantal
exemplaren
Hiermee selecteert u het aantal af te drukken
exemplaren.
Trimmen
Hiermee kunt u een beeldgebied opgeven
dat u wilt afdrukken (
=
154).
Papier
inst.
Hiermee geeft u het papierformaat, de
indeling en andere gegevens op (
=
155).
155
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beschikbare indelingsopties
Default Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Randen
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een lege
ruimte eromheen.
Randloos Hiermee maakt u randloze afdrukken.
N-plus Hiermee geeft u het aantal beelden per vel op.
ID Foto
Hiermee drukt u foto’s af voor identiteitsbewijzen.
Alleen beschikbaar voor beelden met een resolutie L en
een verhouding 4:3.
Vaste afm.
Hiermee wordt het afdrukformaat geselecteerd.
Kies uit 90 x 130 mm, briefkaart of brede afdrukken.
Id-foto’s afdrukken
Foto’s
Films
1
Selecteer [ID Foto]
Voer stap 1–4 bij “Het papierformaat
en de indeling selecteren vóór het
afdrukken” (
=
155) uit, kies [ID Foto]
en druk op de knop [ ].
2
Selecteer de lengte van de lange
en de korte zijde.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een item te selecteren.
Om de lengte te kiezen, drukt u op de
knoppen [ ][ ]. Druk vervolgens op de
knop [ ].
3
Selecteer het afdrukgebied.
Voer stap 2 in “Beelden bijsnijden vóór
het afdrukken” (
=
154) uit om het
afdrukgebied te selecteren.
4
Druk het beeld af.
Het papierformaat en de indeling selecteren vóór
het afdrukken
Foto’s
Films
1
Selecteer [Papier inst.]
Voer eerst stap 1 bij “Afdrukinstellingen
congureren” (
=
154) uit om het
afdrukscherm te openen, kies [Papier inst.]
en druk op de knop [ ].
2
Selecteer een papierformaat.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
3
Selecteer een papiersoort.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
4
Selecteer een indeling.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een optie te selecteren.
Wanneer u [N-plus] selecteert, drukt u op
de knoppen [
][ ] om het aantal beelden
per vel op te geven.
Druk op de knop [
].
5
Druk het beeld af.
156
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)
Foto’s
Films
U kunt op de camera instellingen kiezen voor afdrukken in serie (
=
158)
en bestellingen bij fotozaken. Selecteer maximaal 998 beelden op een
geheugenkaart en congureer de nodige instellingen, zoals het aantal
exemplaren, als volgt. De afdrukinformatie die u op deze wijze voorbereidt,
voldoet aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Afdrukinstellingen congureren
Foto’s
Films
U kunt de instellingen, zoals de afdrukindeling, toevoegen van datum
of bestandsnummer, en de overige instellingen, als volgt opgeven.
Deze instellingen worden toegepast op alle beelden in de printlijst.
Druk op de knop [
] en selecteer
[Print instellingen] op het tabblad [ ].
Selecteer en congureer de gewenste
items (
=
29).
Filmscènes afdrukken
Foto’s
Films
1
Open het afdrukscherm.
Voer stap 1–6 bij “Eenvoudig afdrukken”
(
=
153) uit om een lm te kiezen.
Het scherm links wordt weergegeven.
2
Selecteer een afdrukmethode.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai
aan de knop [ ] om [ ] te kiezen.
Druk vervolgens op de knoppen [ ][ ]
om de afdrukmethode te kiezen.
3
Druk het beeld af.
Afdrukopties voor lms
Enkel Hiermee wordt de huidige scène afgedrukt als een foto.
Reeks
Hiermee wordt een reeks scènes met een bepaald interval
afgedrukt op een enkel vel papier. Als u [Onderschrift] instelt
op [Aan], kunt u ook het mapnummer, bestandsnummer en
de verstreken tijd voor het kader afdrukken.
Om printen te onderbreken, drukt u op de knop [ ].
Selecteer [OK] en druk vervolgens nogmaals op de knop [
].
Het scherm bij stap 1 kan ook worden weergegeven met de
volgende procedure: geef de lmscène weer die u wilt afdrukken
met stap 2–5 bij “Bekijken” (
=
87), druk op de knoppen [ ][ ]
om [
] te selecteren in het lmbedieningspaneel en druk
vervolgens op [
].
157
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden
Foto’s
Films
1
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop [ ] en selecteer
[Sel. beeld & aantal] op het tabblad [ ].
Druk vervolgens op de knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
U kunt nu het aantal af te drukken
exemplaren opgeven.
Als u indexafdrukken opgeeft voor het
beeld, wordt hierbij een pictogram [
]
geplaatst. Druk nogmaals op de knop [ ]
om indexafdrukken te annuleren voor het
beeld. [ ] wordt niet meer weergegeven.
3
Geef het aantal afdrukken op.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om het aantal afdrukken op
te geven (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om het afdrukken van
andere beelden in te stellen en het aantal
afdrukken van elk beeld op te geven.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen via
stap 2 de af te drukken beelden selecteren.
Als u klaar bent, drukt u op de knop
[
] om terug te keren naar het
menuscherm.
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per vel af.
Index
Hiermee drukt u meerdere verkleinde
beelden per vel af.
Beiden
Hiermee worden zowel standaard- als
indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
de opnamedatum.
Uit
File No.
Aan
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
het bestandsnummer.
Uit
Wis DPOF
data
Aan
Alle instellingen voor printlijsten worden
na het afdrukken verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
DPOF-instellingen toe te passen bij het afdrukken.
[
] kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn gecongureerd op
een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met deze
camera, worden alle bestaande instellingen wellicht overschreven.
Als u [Index] opgeeft, kunt u wellicht niet tegelijkertijd [Aan] kiezen
voor zowel [Datum] als [File No.].
Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op sommige PictBridge-
compatibele printers van het merk Canon (afzonderlijk verkrijgbaar).
De datum wordt afgedrukt in een indeling die overeenkomt met
de instelgegevens in [Datum/Tijd] op het tabblad [
] (
=
20).
158
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan de printlijst
(DPOF)
Foto’s
Films
Als er afbeeldingen aan de printlijst zijn
toegevoegd (
=
156 –
=
158), wordt
dit scherm weergegeven wanneer u de
camera aansluit op een PictBridge-
compatibele printer. Druk op de knoppen
[ ][ ] om [Print nu] te selecteren en
druk vervolgens op de knop [ ] om de
beelden in de printlijst af te drukken.
Elke DPOF-afdruktaak die u tijdelijk
onderbreekt, wordt hervat bij het
volgende beeld.
Beelden toevoegen aan een fotoboek
Foto’s
Films
U kunt fotoboeken instellen op de camera door maximaal 998 beelden te
selecteren op een geheugenkaart en deze te importeren in de software op
uw computer, waar ze in een aparte map worden opgeslagen. Deze functie
is handig wanneer u online afgedrukte fotoboeken bestelt of wanneer
u fotoboeken afdrukt op uw eigen printer.
Een selectiemethode selecteren
Druk op de knop [ ], selecteer
[Fotoboek instellen] op het tabblad [ ] en
bepaal hoe u de beelden wilt selecteren.
Afdrukinstellingen voor een reeks beelden
Foto’s
Films
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (
=
157) uit om
[Select. reeks] te kiezen en druk op de
knop [ ].
Voer de stappen 2–3 in “Een reeks
selecteren” (
=
97) uit om beelden op
te geven.
Druk op de knoppen [
][ ] om [Opdracht]
te kiezen en druk op de knop [ ].
Afdrukinstellingen voor alle beelden
Foto’s
Films
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (
=
157) uit om
[Sel. alle beelden] te kiezen en druk op
de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Alle beelden in de printlijst wissen
Voer stap 1 bij “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (
=
157) uit om
[Wis alle selecties] te selecteren en druk
op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
159
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Alle beelden toevoegen aan een fotoboek
Foto’s
Films
Volg de procedure bij “Een selectiemethode
selecteren” (
=
158), selecteer [Sel. alle
beelden] en druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
Alle beelden verwijderen uit een fotoboek
Foto’s
Films
Volg de procedure bij “Een selectiemethode
selecteren” (
=
158), selecteer [Wis alle
selecties] en druk op de knop [ ].
Druk op de knoppen [
][ ] of draai aan
de knop [ ] om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
[ ] kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn gecongureerd op
een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met deze
camera, worden alle bestaande instellingen wellicht overschreven.
Afzonderlijke beelden toevoegen
Foto’s
Films
1
Selecteer [Selectie].
Selecteer [Selectie] volgens de procedure
bij “Een selectiemethode selecteren”
(
=
158) en druk op de knop [ ].
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] of draai aan
de knop [ ] om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop [ ].
[
] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop [
] om het
beeld te verwijderen uit het fotoboek.
[ ] wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
Als u klaar bent, drukt u op de knop
[
] om terug te keren naar het
menuscherm.
160
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Problemen oplossen
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij is opgeladen (
=
18).
Controleer of de batterij in de juiste richting is geplaatst (
=
18).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten
(
=
18).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de
polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij raakt snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij een
beetje warm, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden. Zorg dat de polen niet
in contact komen met metalen voorwerpen.
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de
polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
Als dit niet helpt en de batterij weer snel leeg is na het opladen, is de levensduur
verstreken. Koop dan een nieuwe batterij.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera
aanstaat. Sluit het klepje en schakel de camera in en daarna weer uit (
=
18).
De batterij is opgezwollen.
Het is normaal dat batterijen een beetje zwellen. Dit is niet gevaarlijk. Als de batterij
echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, dient u contact op te
nemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Weergave op een tv
De camerabeelden worden vervormd of helemaal niet weergegeven op
een tv (
=
148).
Bijlage
Nuttige informatie over het gebruik van de camera
161
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
De onderwerpen in de opnamen zijn te donker.
Klap de itser uit en stel de itsmodus in op [ ] (
=
81).
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (
=
71).
Pas het contrast aan met i-Contrast (
=
72,
=
104).
Gebruik AE lock of spotmeting (
=
71).
De onderwerpen zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
Klap de itser in en stel de itsmodus in op [ ] (
=
32).
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (
=
71).
Gebruik AE lock of spotmeting (
=
71).
Verminder de belichting van het onderwerp.
De opnamen zijn te donker, ondanks dat er is geitst (
=
35).
Maak de opname binnen het bereik van de its (
=
177).
Pas de helderheid aan met behulp van itsbelichtingscompensatie of door het
itsuitvoerniveau te wijzigen (
=
82,
=
86).
Verhoog de ISO-waarde (
=
72).
De onderwerpen in geitste foto’s zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
Maak de opname binnen het bereik van de its (
=
177).
Klap de itser in en stel de itsmodus in op [
] (
=
32).
Pas de helderheid aan met behulp van itsbelichtingscompensatie of door het
itsuitvoerniveau te wijzigen (
=
82,
=
86).
Er verschijnen witte vlekken in geitste opnamen.
Dit komt doordat het licht van de itser wordt weerspiegeld door stof- of andere
deeltjes in de lucht.
Opnamen zien er korrelig uit.
Verlaag de ISO-waarde (
=
72).
Hoge ISO-waarden kunnen in sommige opnamestanden leiden tot korrelige
beelden (
=
59).
De onderwerpen hebben rode ogen.
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (
=
54). Het licht voor rode-ogenreductie (
=
4)
gaat branden bij foto’s die met de itser worden gemaakt. U krijgt de beste
resultaten als uw onderwerpen naar het licht voor rode-ogenreductie kijken.
Probeer ook om de verlichting binnenshuis te verbeteren of dichter bij het
onderwerp te gaan.
Bewerk beelden met Rode-ogencorrectie (
=
104).
Het schrijven naar een geheugenkaart duurt te lang of het maken van
continue opnamen gaat langzamer.
Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (
=
143).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Druk in de afspeelmodus (
=
87) de ontspanknop half in (
=
26).
Vreemde weergave op het scherm bij weinig licht (
=
27).
Vreemde weergave op het scherm bij opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende weergaveproblemen niet op foto’s worden
vastgelegd, maar wel in lms worden opgenomen.
- Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm ikkeren en
kan een horizontale band verschijnen.
Weergave op het volledige scherm is tijdens het opnemen niet
beschikbaar (
=
50).
[
] knippert op het scherm wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt en
opnemen is niet mogelijk (
=
35).
[
] verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (
=
35).
Stel [IS modus] in op [Continu] (
=
83).
Klap de itser uit en stel de itsmodus in op [
] (
=
81).
Verhoog de ISO-waarde (
=
72).
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de camera stil
te houden. Stel daarnaast [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een
statief of een ander middel gebruikt om de camera stil te houden (
=
83).
De opnamen zijn niet scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de
knop daarna volledig in om een opname te maken (
=
26).
Zorg dat de onderwerpen zich binnen het scherpstelbereik bevinden (
=
178).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (
=
54).
Bevestig dat onnodige functies zoals macro worden uitgeschakeld.
Probeer op te nemen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (
=
77,
=
80).
Er worden geen AF-kaders weergegeven en de camera stelt niet scherp
wanneer de sluiterknop half wordt indrukt.
Om de AF-kaders weer te geven en de camera goed te laten scherpstellen,
probeert u de gebieden met veel contrast in het centrum van de compositie te
plaatsen voordat u de ontspanknop half indrukt. Of probeer de ontspanknop
meerdere malen half in te drukken.
162
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Het afspelen stopt of het geluid hapert.
Gebruik een geheugenkaart waarop u via de camera een low-level format hebt
uitgevoerd (
=
143).
Korte onderbrekingen zijn mogelijk als u lms afspeelt die zijn gekopieerd naar
geheugenkaarten met trage leessnelheden.
Als u lms afspeelt op een computer met onvoldoende capaciteit, kunnen er
kaders wegvallen en kan het geluid haperen.
Geluid wordt niet weergegeven tijdens lms.
Pas het volume aan (
=
140) als [Mute] is geactiveerd (
=
139) of als het geluid
van de lm zwak is.
Er wordt geen geluid afgespeeld in lms die zijn opgenomen in de modus [
]
(
=
61), [ ] (
=
68) of [ ] (
=
57) omdat in deze standen geen geluid
wordt opgenomen.
Story Highlights kan niet worden geopend door op de knop [ ] te drukken.
Het beginscherm kan niet worden weergegeven als de camera op een printer is
aangesloten. Ontkoppel de camera van de printer.
Het beginscherm kan niet worden weergegeven als een Wi-Fi-verbinding actief is.
Verbreek de Wi-Fi-verbinding.
Een gewenst onderwerppictogram voor een album wordt niet
weergegeven op het beginscherm van Story Highlights.
Selecteer in de korte informatieweergave (
=
88) een beeld met de naam van
de persoon voor het album voordat u het beginscherm van Story Highlights opent
(
=
107).
Geheugenkaart
De geheugenkaart wordt niet herkend.
Herstart de camera met de geheugenkaart erin (
=
25).
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Als u beelden wilt overdragen naar de computer via een kabel, probeert u als
volgt de overdrachtssnelheid te verlagen:
- Druk op de knop [
] om de afspeelmodus in te schakelen. Houd de knop
[
] ingedrukt terwijl u tegelijkertijd op de knoppen [ ] en [ ] drukt.
Druk in het volgende scherm op de knoppen [
][ ] om [B] te selecteren.
Druk daarna op de knop [
].
Instellingen voor opnamen of voor het menu FUNC. zijn niet beschikbaar.
Beschikbare instellingen variëren per opnamemodus. Zie “Beschikbare functies
per opnamemodus”, “Menu FUNC.” en “Opnametabblad” (
=
168 –
=
171).
Het pictogram voor baby’s of kinderen wordt niet weergegeven.
De pictogrammen voor baby’s en kinderen worden niet weergegeven als
de verjaardag niet is ingesteld bij de gezichtsinformatie (
=
45). Als de
pictogrammen ook niet worden weergegeven wanneer de verjaardag wel is
opgegeven, registreert u de gezichtsinformatie opnieuw (
=
45) of controleert
u of de datum/tijd correct is ingesteld (
=
140).
Films opnemen
De verstreken tijd wordt verkeerd weergegeven, of de opname wordt
onderbroken.
Formatteer de geheugenkaart via de camera of gebruik een geheugenkaart
die hogesnelheidsopnamen ondersteunt. Denk erom dat ook als de verstreken
tijd verkeerd wordt weergegeven, de lengte van de lms op de geheugenkaart
overeenstemt met de werkelijke opnametijd (
=
142,
=
179).
[ ] verschijnt en de opname stopt automatisch.
De interne geheugenbuffer van de camera raakt vol omdat de camera niet snel
genoeg naar de geheugenkaart kan schrijven. Probeer een van de volgende
maatregelen:
- Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (
=
143).
- Verlaag de beeldkwaliteit (
=
51).
- Gebruik een geheugenkaart die hogesnelheidsopnamen ondersteunt (
=
179).
In- en uitzoomen is niet mogelijk.
In- en uitzoomen is niet mogelijk als u lms opneemt in de modus [ ] (
=
61),
[
] (
=
68) of [ ] (
=
57).
Onderwerpen lijken vervormd.
Onderwerpen die tijdens het opnemen snel langs de camera bewegen,
kunnen vervormd lijken. Dit is niet het gevolg van een storing.
Afspelen
Afspelen is niet mogelijk.
U kunt mogelijk geen beelden of lms afspelen als u de bestandsnaam
of mapstructuur hebt gewijzigd via een computer.
163
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Kan de beeldgrootte niet wijzigen voor verzending.
De afbeeldingsgrootte kan niet aangepast worden naar een hogere resolutie dan
de oorspronkelijke resolutie.
De grootte van lms kan niet worden aangepast.
Het verzenden van beelden duurt lang./De draadloze verbinding is verbroken.
Het kan lang duren om meerdere afbeeldingen te verzenden. Probeer de
beeldgrootte te wijzigen om het verzenden te versnellen (
=
132).
Het kan lang duren om lms te verzenden.
Vermijd het gebruik van de camera op plaatsen waar het Wi-Fi-signaal verstoord
kan worden, zoals bijvoorbeeld in de buurt van magnetrons, Bluetooth-apparaten
en andere apparaten die op de 2,4 GHz-band werken. Het verzenden van
beelden kan lang duren, zelfs als [
] wordt weergegeven.
Plaats de camera dichter bij het apparaat waarmee u verbinding wilt maken (zoals
het toegangspunt) en zorg ervoor dat er geen voorwerpen tussen de apparaten zijn.
Er wordt geen melding ontvangen op een computer of smartphone nadat
CANON iMAGE GATEWAY op de camera is toegevoegd.
Controleer of u het juiste e-mailadres hebt ingevoerd en probeer de bestemming
nogmaals toe te voegen.
Controleer de e-mailinstellingen op de computer of smartphone. Indien ze zijn
gecongureerd om e-mail van bepaalde domeinen te blokkeren, kunt u de melding
mogelijk niet ontvangen.
Wis de gegevens van de Wi-Fi-verbinding voordat u de camera weggooit
of aan iemand anders geeft.
Reset de instellingen voor Wi-Fi (
=
138).
Wi-Fi
Het Wi-Fi-menu kan niet worden geopend door op de knop [
] te drukken.
Het Wi-Fi-menu kan niet worden weergegeven wanneer de camera via een kabel
is aangesloten op een printer of computer. Koppel de kabel los.
Kan geen apparaat/bestemming toevoegen.
Er kunnen in totaal 20 items van verbindingsinformatie aan de camera worden
toegevoegd. Wis eerst overbodige verbindingsinformatie van de camera en voeg
daarna nieuwe apparaten/bestemmingen toe (
=
137).
Gebruik een computer of smartphone om webservices te registreren (
=
124).
Om een smartphone toe te voegen, installeert u eerst de toepassing Camera
Connect op uw smartphone (
=
116).
Om een computer toe te voegen, installeert u eerst de software CameraWindow
op uw computer. Controleer ook de omgeving en instellingen van uw computer
en Wi-Fi (
=
119,
=
120).
Vermijd het gebruik van de camera op plaatsen waar het Wi-Fi-signaal verstoord
kan worden, zoals bijvoorbeeld in de buurt van magnetrons, Bluetooth-apparaten
en andere apparaten die op de 2,4 GHz-band werken.
Plaats de camera dichter bij het apparaat waarmee u verbinding wilt maken (zoals
het toegangspunt) en zorg ervoor dat er geen voorwerpen tussen de apparaten zijn.
Kan geen verbinding maken met het toegangspunt.
Controleer of het toegangspunt is ingesteld op een kanaal dat wordt ondersteund
door de camera (
=
177). In plaats van automatisch kanaaltoewijzing kunt u het
beste handmatig een ondersteund kanaal toewijzen.
Kan geen beelden verzenden.
Het bestemmingsapparaat heeft onvoldoende opslagruimte. Vergroot de
opslagruimte op het bestemmingsapparaat en verzend de afbeeldingen opnieuw.
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de geheugenkaart van de
bestemmingscamera staat in de vergrendelde positie. Verschuif het
schuifje voor schrijfbeveiliging naar de ontgrendelde positie.
Beelden worden niet verzonden naar CANON iMAGE GATEWAY of andere
webservices als u beeldbestanden of mappen verplaatst of een andere naam
geeft op de computer waarop beelden zijn ontvangen die zijn verzonden
met beeldsynchronisatie via een toegangspunt (
=
133). Voordat u deze
beeldbestanden of mappen verplaatst of hernoemt op de computer, dient u te
controleren of de beelden al zijn verzonden naar CANON iMAGE GATEWAY
of andere webservices.
164
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shufe/Kan niet roteren/
Kan beeld niet wijzigen/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen/
Niet selecteerbaar beeld./Geen ID-info
De volgende functies zijn wellicht niet beschikbaar voor beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd of die al zijn bewerkt op een computer, of beelden
die met een andere camera zijn gemaakt. Houd er rekening mee dat functies
met een sterretje (*) niet beschikbaar zijn voor lms.
ID-info bew. (
=
93)*, Vergroten (
=
94)*, Smart Shufe (
=
95)*,
Roteren (
=
100)*, Favorieten (
=
101), Bewerken (
=
102)*, Printlijst
(
=
156)* en Fotoboek instellen (
=
158)*
Ongeldig selectiebereik
U wilde een bereik opgeven voor beeldselectie (
=
97,
=
99,
=
158) en
u probeerde als eerste beeld een beeld te kiezen dat na het laatste beeld
komt of omgekeerd.
Selectielimiet bereikt
U hebt meer dan 998 beelden geselecteerd voor de printlijst (
=
156) of
fotoboekinstellingen (
=
158). Selecteer 998 beelden of minder.
De instellingen voor de printlijst (
=
156) of voor de fotoboekinstellingen
(
=
158) konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal
geselecteerde beelden en probeer het opnieuw.
U probeerde 500 beelden of meer te kiezen bij Beveilig (
=
96), Wissen
(
=
98), Favorieten (
=
101), Printlijst (
=
156) of Fotoboek instellen (
=
158).
Fout in benaming.
De map kon niet worden gemaakt of opnamen konden niet worden gemaakt,
omdat het maximum aantal mappen (999) voor de opslag van beelden op de
kaart en het maximum aantal beelden (9999) voor beelden in mappen zijn
bereikt. Wijzig op het tabblad [
] de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (
=
143)
of formatteer de geheugenkaart (
=
142).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of
als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera.
Neem contact op met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning.
Camerafout gedetecteerd (foutnummer)
Als deze foutmelding verschijnt direct nadat u een opname hebt gemaakt, is het
beeld mogelijk niet opgeslagen. Ga naar de afspeelmodus om dit te controleren.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera.
Schrijf in dat geval de foutcode op (Exx) en neem contact op met de helpdesk
van Canon Klantenservice.
Berichten op het scherm
Indien er een foutmelding verschijnt op het scherm, reageert u als volgt.
Opnamen maken of afspelen
Geen geheugenkaart
Wellicht is de geheugenkaart in de verkeerde richting geplaatst. Plaats de
geheugenkaart opnieuw en in de juiste richting (
=
18).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de geheugenkaart is vergrendeld.
Verschuif het schuifje voor schrijfbeveiliging naar de ontgrendelde positie (
=
18).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart in de camera.
Plaats de geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken (
=
18).
Geheugenkaart fout (
=
143)
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice als dezelfde
foutmelding blijft verschijnen nadat u een ondersteunde geheugenkaart (
=
2)
hebt geformatteerd en correct hebt geplaatst (
=
18).
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te
maken (
=
32,
=
56,
=
70,
=
84) of beelden te bewerken (
=
102).
Wis overbodige beelden (
=
98) of plaats een geheugenkaart met
voldoende vrije ruimte (
=
18).
Laad de accu op (
=
18)
Geen beeld.
De geheugenkaart bevat geen beelden die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (
=
96)
Onbekend beeld/Incompatible JPEG/Beeld te groot./
Kan geen MOV afspelen/Kan geen MP4 afspelen
Niet-ondersteunde of beschadigde beelden kunnen niet worden weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk
niet worden afgespeeld.
165
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Plaats de camera dichter bij het apparaat waarmee u verbinding wilt maken (zoals
het toegangspunt) en zorg ervoor dat er geen voorwerpen tussen de apparaten zijn.
Controleer het verbonden apparaat om te zien of er geen fouten zijn.
Bestand(en) niet verzonden
Geheugenkaart fout
Neem contact op met een helpdesk van de klantenondersteuning van Canon
indien dezelfde foutmelding blijft verschijnen nadat u een geformatteerde
geheugenkaart correct hebt geplaatst.
Bestand(en) niet ontvangen
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende vrije ruimte op de geheugenkaart van de doelcamera om
beelden te ontvangen. Wis beelden om ruimte vrij te maken op de geheugenkaart
of plaats een geheugenkaart met voldoende ruimte.
Bestand(en) niet ontvangen
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de geheugenkaart in de camera staat in
de vergrendelde positie. Verschuif het schuifje voor schrijfbeveiliging naar de
ontgrendelde positie.
Bestand(en) niet ontvangen
Fout in benaming.
Als het hoogste mapnummer (999) en het hoogste afbeeldingsnummer (9999) zijn
bereikt op de ontvangende camera, kunnen er geen afbeeldingen worden ontvangen.
Onvoldoende ruimte op server
Verwijder overbodige afbeeldingen die u naar CANON iMAGE GATEWAY hebt
geüpload, om ruimte vrij te maken.
Sla de beelden die via Beeldsynchronisatie (
=
133) zijn verzonden op uw
computer op.
Controleer netwerkinstellingen
Controleer of uw computer met de huidige netwerkinstellingen verbinding kan
maken met internet.
Bestandsfout
Foto’s die met een andere camera zijn gemaakt of beelden die zijn gewijzigd met
computersoftware, kunt u wellicht niet correct afdrukken (
=
153), zelfs als de
camera is aangesloten op de printer.
Print fout
Controleer de instelling voor het papierformaat (
=
155). Als dit bericht wordt
weergegeven terwijl de instelling correct is, herstart u de printer en maakt u de
instellingen opnieuw op de camera.
Absorptiekussen inkt vol
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenondersteuning en vraag
om een vervangend inktabsorptiekussen.
Wi-Fi
Verbinding mislukt
Er zijn geen toegangspunten herkend. Controleer de instellingen van de
toegangspunten (
=
120).
Een apparaat wordt niet gevonden. Zet de camera uit en weer aan en probeer
opnieuw verbinding te maken.
Controleer het apparaat waarmee u verbinding wilt maken en zorg dat het klaar
is om verbinding te maken.
Kan toegangspunt niet bepalen
De WPS-knoppen van meerdere toegangspunten zijn gelijktijdig ingedrukt.
Probeer opnieuw verbinding te maken.
Geen toegangspunten gevonden
Controleer of het toegangspunt is ingeschakeld.
Zorg dat u de juiste SSID invoert als u handmatig verbinding maakt met een
toegangspunt.
Wachtwoord is onjuist/Onjuiste beveiligingsinstellingen Wi-Fi
Controleer de beveiligingsinstellingen van de toegangspunten (
=
120).
IP-adresconict
Stel het IP-adres opnieuw in zodat er geen conict is met een ander IP-adres.
Verbinding verbroken/Bestand(en) niet ontvangen/Bestand(en) niet
verzonden
Mogelijk worden in uw omgeving Wi-Fi-signalen belemmerd.
Vermijd het gebruik van de Wi-Fi-functie van de camera in de buurt van magnetrons,
Bluetooth-apparaten en andere apparaten die op de 2,4 GHz-band werken.
166
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
(22) AE lock (
=
71),
FE-lock (
=
82)
(23) Sluitertijd (
=
84,
=
85)
(24) Diafragmawaarde (
=
85)
(25) Belichtingsniveau (
=
85)
(26) ISO-waarde (
=
72)
(27) Raster (
=
51)
(28) Modus Hybride automatisch
(
=
34)
(29) Zoombalk (
=
32)
(30)
Automatisch (
=
40)
(31) Windfilter (
=
68)
(32) Tijdzone (
=
140)
(33) Beeldstabilisatie (
=
83)
(34)
Automatisch corrigeren
(
=
52)
(35)
Automatische langzame sluiter
(
=
67)
(36) MF-indicator (
=
75)
(37) Belichtingscompensatieniveau
(
=
71)
* Geeft in de modus [ ] het aantal beschikbare opnamen aan.
Batterijniveau
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat het resterende
niveau van de batterij aangeeft.
Scherm Details
Voldoende opgeladen
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen
(Knippert rood)
Batterij is bijna leeg. Laad de batterij gauw op.
[Laad de accu op] Batterij is leeg. Laad de batterij onmiddellijk op.
Informatie op het scherm
Opname (informatieweergave)
(
1
)
(
2
)
(
3
)
(
4
)
(
6
)
(
7
)
(
8
)
(
9
)
(
5
)
(
12
)(
13
)(
14
) (
15
)(
16
) (
17
) (
18
)
(
19
)
(
20
)
(
31
)
(
30
)
(
36
)(
37
)
(
11
)
(
28
)
(
22
) (
23
) (
24
) (
25
) (
26
) (
27
)
(
32
)
(
33
)
(
29
)
(
10
)
(
34
) (
35
)
(
21
)
(1) Opnamemodus (
=
168)
Compositiepictogram (
=
36)
(2) Flitsmodus (
=
81)
(3) Flitsbelichtingscompensatie/
Flitsuitvoerniveau
(
=
82,
=
86)
(4) Meetmethode (
=
71)
(5) Eco-modus (
=
141)
(6) Transportmodus (
=
80)
(7) Kwiklampcorrectie (
=
50)
(8) Witbalans (
=
73)
(9) Zelfontspanner (
=
42)
(10) My Colors (
=
73)
(11) Waarschuwing: camera beweegt
(
=
35)
(12) Pictogram IS-modus (
=
38)
(13) Batterijniveau (
=
166)
(14) Fotocompressie (
=
83),
Resolutie (
=
50)
(15) Resterende opnamen (
=
179)*
(16) Filmkwaliteit (
=
51)
(17) Resterende tijd (
=
179)
(18) Digitale zoomvergroting (
=
39),
Digitale telelens (
=
76)
(19) Scherpstelbereik (
=
75),
AF lock (
=
80)
(20) AF frame (
=
77),
Spotmetingpuntkader (
=
71)
(21) i-Contrast (
=
72)
167
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
(28) Foto’s: resolutie (
=
179)
Films: afspeeltijd (
=
179)
(29) Bestandsgrootte
Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven als
u beelden bekijkt op een tv (
=
148).
Overzicht van lmbedieningspaneel
De volgende handelingen zijn beschikbaar op het lmbedieningspaneel,
dat geopend kan worden volgens de beschrijving bij “Bekijken” (
=
87).
Afspelen
Slow motion (Om de afspeelsnelheid aan te passen, drukt u op de
knoppen [ ][ ] of draait u aan de knop [ ]. Er wordt geen geluid
afgespeeld.)
Achteruit springen* of Vorige clip (
=
106) (Om verder terug te
springen, houdt u de knop [ ] ingedrukt.)
Eerder beeld (Om snel terug te spoelen, houdt u de knop [ ]
ingedrukt.)
Volgend beeld (Om snel vooruit te spoelen, houdt u de knop [ ]
ingedrukt.)
Vooruit springen* of Volgende clip (
=
106) (Om verder vooruit
te springen, houdt u de knop [ ] ingedrukt.)
Clip wissen (verschijnt alleen wanneer u een digest-lm hebt
geselecteerd,
=
106)
Bewerken (
=
105)
Verschijnt als de camera is aangesloten op een PictBridge-
compatibele printer (
=
153).
* Geeft het beeld ongeveer 4 seconden voor of na het huidige beeld weer.
Tijdens het afspelen van lms kunt u vooruit of achteruit springen
(of naar de vorige of volgende clip) door op de knoppen [
][ ]
te drukken.
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
(
1
)
(
2
) (
3
) (
4
)(
5
)(
6
)(
7
)(
8
)(
9
) (
10
) (
11
)
(
12
) (
13
) (
14
) (
15
) (
16
)
(
17
)
(
23
) (
25
) (
27
)
(
24
) (
26
)
(
28
) (
29
)
(
18
) (
19
) (
20
) (
21
) (
22
)
(1) Films (
=
32,
=
87)
(2) Nummer huidig beeld/totaal aantal
beelden
(3) Histogram (
=
89)
(4) Batterijniveau (
=
166)
(5) Wi-Fi-signaalsterkte (
=
132)
(6) Beeldsynchronisatie (
=
133)
(7) Beeldbewerking (
=
102),
Filmcompressie (
=
106)
(8) Favorieten (
=
101)
(9) Beveiligen (
=
96)
(10) Mapnummer – bestandnummer
(
=
143)
(11) Opnamedatum/-tijd (
=
20)
(12) Opnamemodus (
=
168)
(13) Sluitertijd (
=
84,
=
85)
(14) Diafragmawaarde (
=
85)
(15) Belichtingscompensatieniveau
(
=
71)
(16) ISO-waarde (
=
72)
(17) Meetmethode (
=
71)
(18) Flitser (
=
81),
Flitsbelichtingscompensatie
(
=
82)
(19) Witbalans (
=
73)
(20) Kwiklampcorrectie (
=
50)
(21) My Colors (
=
73,
=
103),
Creatieve opname-effect (
=
57)
(22) Scherpstelbereik (
=
75)
(23) Rode-ogencorrectie (
=
104),
Afspeeleffect korte clip (
=
68)
(24) i-Contrast (
=
72)
(25) Beeldkwaliteit/Framesnelheid
(films) (
=
50,
=
51)
(26) Groep afspelen (
=
92)
(27) Compressie (beeldkwaliteit)
(
=
83)/Resolutie (
=
50,
=
51), Digest-films (
=
34),
MP4 (films), Albums (
=
107)
168
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Functies en menutabellen
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodus
Functie
Belichtingscompensatie (
=
71)
O O O O
O O O O O O O O O O O O O
O
Zelfontspanner (
=
42)
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
/ /
O O O O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O O
Instellingen voor zelfontspanner (
=
43)
Vertraging*
1
O O O O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O O
Beelden*
2
O O O O O
O
O O
O O O O O O O O O O
Flitser (
=
81)
O O O O O
O O O O O O O O O O O O O
O O O O O
O O O O O
O O O O O O O
O
O O
*
3
*
3
*
3
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Diafragmawaarde (
=
85)
O O
Sluitertijd (
=
85)
O
O
Program Shift (
=
71)
*
4
*
4
O
AE lock (
=
71)/FE-lock (
=
82)*
5
O O O
AE lock (lm)/Belichting (
=
67)
O O O
Scherpstelbereik (
=
75,
=
80)
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
/
O O O O O
O
O O O O O O O O O
O O O
AF Tracking (
=
78)
O O O O O
O O
O
O O O
Display wijzigen (
=
27)
O O O O O O O
O O
O O
O O O O
O
O
Kan worden geselecteerd of automatisch worden ingesteld.
Kan niet worden geselecteerd.
*1 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden in standen zonder selectie van het aantal opnamen.
*2 Eén opname (kan niet worden gewijzigd) in standen zonder selectie van het aantal opnamen.
*3 Niet beschikbaar, maar schakelt in sommige gevallen over naar [
].
*4 Om de juiste belichting te behouden, kan naast de diafragmawaarde of sluitertijd de ISO-waarde worden gewijzigd.
*5 FE-lock is niet beschikbaar in de itsmodus [
].
169
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Menu FUNC.
Opnamemodus
Functie
Meetmethode (
=
71)
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
/
O O O O
My Colors (
=
73)
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
/ / *
1
/ *
1
/ / / / / / /
*
2
O O O O
O O O
O O O
Witbalans (
=
73)
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
/ / / / /
O O O O
O O O
O
O O O
ISO-waarde (
=
72)
AUTO
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
80 / 100 / 200 / 400 / 800 / 1600 / 3200
O O O O
Flitsbelichtingscompensatie (
=
82)
O O O
Flitsuitvoerniveau (
=
86)
O O O
Transport mode (
=
80)
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
O
O O O O
O
O
O O O O O O O O O
*
3
O O O O
O
O O O O O O O O O
Hoogte/breedte foto (
=
49)
O O O O
O
O O O O O
O
O O O O
*
4
O O
O O O O
O
O O O O O
O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
*
4
O O O O
O
O O O O O
O O O O
*1 Witbalans is niet beschikbaar.
*2 Instellen in een bereik van 1–5: contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood,
groen, blauw en huidtint.
*3 [
] wordt ingesteld bij [ ], AF lock of [ ].
*4 Wordt automatisch ingesteld om aan te sluiten op de beeldverhouding van
het lmopnameformaat.
O
Kan worden geselecteerd of automatisch worden ingesteld.
Kan niet worden geselecteerd.
170
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamemodus
Functie
Resolutie (
=
50)
O O O O O O O O O O O O O O
O O O O O O O O O O O
/ /
O O O O
O
O O O O O
O O O O
Compressie (
=
83)
O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Filmkwaliteit (
=
51)
O
O O O O O O O
O O O O O O O O
O O O O O O O
O
O O O O
O O O O O O O O O O O
*
1
O O O O O O O O
O O O O
O O
O O O O O O O O
*
1
O O O O O O O
*1 Synchroniseert met de ingestelde beeldverhouding en wordt automatisch
ingesteld (
=
62).
O
Kan worden geselecteerd of automatisch worden ingesteld.
Kan niet worden geselecteerd.
171
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnametabblad
Opnamemodus
Functie
AF Frame (
=
77)
Gezichts-AiAf*
1
O O O O O O O O
O O O O O O
O O O O O
O O O
AF Tracking
O O O O O
O O
O
O O O
Centrum
O O O O O
O O
O O
O O O O O O O O O
AF kader afm. (
=
77)*
2
Normaal
O O O O O
O
O O
O O O O O
O O O
Klein
O O O O O
O
O
O O O O O
O O O
Digitale zoom (
=
39)
Standaard
O O O O O O O
O O O O O
O O
O
Uit*
3
O O O O O O O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O
Beveilig. Aan
O
1,6x/2,0x
O O O O O
AF-Punt Zoom (
=
52)
Aan
O O O O O
O O
O O O O
O
O O O
Uit
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Servo AF (
=
79)
Aan
O O O O O
O O
O
O O O
Uit
O O O O O O
*
4
O
O O O O O O O O O O O O O O O O O
Continu (
=
79)
Aan
O O O O O O O O O O O O O O
O O O O O O O
O O O
Uit
O O O O O
O
O O O O O O O O O O
*1 De werking wanneer er geen gezichten zijn gedetecteerd, verschilt per
opnamemodus.
*2 Beschikbaar wanneer het AF-kader is ingesteld op [Centrum].
*3 Digitale zoom wordt geannuleerd wanneer u overschakelt op een
opnamemodus die geen digitale zoom ondersteunt.
*4 [Aan] wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd.
O
Kan worden geselecteerd of automatisch worden ingesteld.
Kan niet worden geselecteerd.
172
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamemodus
Functie
AF-hulplicht (
=
54)
Aan
O O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O O
O O O
Uit
O O O O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O
MF-Punt Zoom (
=
75)
Uit
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
2x/4x
O O O O O
O
O
O O O
Veiligheids MF (
=
75)
Aan
O O O O O
O
O O O O O O O O O
O O O
Uit
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
MF-peaking-instellingen (
=
76)
Peaking
Aan
O O O O O
O
O O O O O O O O O
O O O
Uit
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Level
Hoog
O O O O O
O
O O O O O O O O O
O O O
Laag
O O O O O
O
O O O O O O O O O
O O O
Kleur Rood/Blauw/Geel
O O O O O
O
O O O O O O O O O
O O O
Flits Instellingen (
=
54,
=
82,
=
86)
Flits-modus
Auto
O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O O
Handmatig
O O O
Lamp Aan Aan/Uit
O O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O O
Flitsbel. comp.
Zie “Flitsbelichtingscompensatie” in “Menu FUNC.” (
=
169)
Flits output
Zie “Flitsuitvoerniveau” in “Menu FUNC.” (
=
169).
Veiligheids FE
Aan
O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O O
Uit
O O O O O
i-Contrast (
=
72)
Auto
O O O O
O O
O
Uit
O O O O O
O O O O O O O
O O O O O O O O O O O
Hg lampcorr. (
=
50)
Aan
O
Uit
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
O
Kan worden geselecteerd of automatisch worden ingesteld.
Kan niet worden geselecteerd.
173
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamemodus
Functie
Safety Shift (
=
85)
Aan
O O
Uit
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Wind Filter (
=
68)
Auto
O O O O O O O
O O O O O O O O
O O O O O O O
O
Uit
O O O O
O
O
O O O
Demper (
=
68)
Aan/Uit
O O O O
O
O
Auto
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Afbeelding direct bekijken (
=
54)
Weergavetijd
Uit/Snel
O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O
2 sec./4 sec./8 sec./
Vastzetten
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Scherminfo
Uit
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Details
O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Raster (
=
51)
Aan/Uit
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
IS-instellingen (
=
83)
IS modus
Uit
O O O O O O O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O
Continu
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Opname
O O O O O
O O O O O
O O O O O O O O O
Dynamic IS
Laag
O O O O O O O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O
Standaard
O O O O O O O
O O O O O O O O
O O O O O O O
O
Hoog
O
O
O
Kan worden geselecteerd of automatisch worden ingesteld.
Kan niet worden geselecteerd.
174
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnamemodus
Functie
Automatisch corrigeren (=
52)
Insch.
O O O O O O O
O O O O O O O O
O O O O O O O
O
Uitsch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Beeldgebied (=
39)
Groot/Medium/Klein
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Automatische instellingen (=
40, =
42)
Hulp vragen
Aan
O O O O O O O O O O O O O O
O O O O O
O
O
Uit
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Auto zoom
Gezicht/Bovenlichaam/
Lichaam/Handmatig/
Automatisch
O O O O O O O O O O O O O O
O O O O O
O
O
Uit
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Digest-type (=
34)
Met foto’s/Geen foto’s
O
Auto. langzame sluiter (=
67)
Insch.
O
Uitsch.
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Inst. gezichts-ID (
=
45)
Aan
O O O O O O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O
Uit
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O
- Namen van personen in beelden gemaakt met gezichts-ID (
=
45)
worden in bepaalde modi of met bepaalde instellingen mogelijk niet
weergegeven, maar ze worden opgenomen in de foto’s.
O
Kan worden geselecteerd of automatisch worden ingesteld.
Kan niet worden geselecteerd.
175
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Tabblad Afspelen
Item Referentiepagina
Creatieve opnamen afspelen
=
89
Mix van korte clips
=
111
Album afspelen
=
107
Digest-lms weerg./afsp.
=
90
Diavoorstelling
=
94
Wissen
=
98
Beveilig
=
96
Roteren
=
100
Favorieten
=
101
Fotoboek instellen
=
158
i-Contrast
=
104
Rode-ogencorrectie
=
104
Trimmen
=
102
Veranderen
=
102
My Colors
=
103
Info gezichts-ID
=
90
Overgangseff.
=
87
Indexeffect
=
91
Beeld scrollen
=
87
Beelden groep.
=
92
Autom. draaien
=
100
Ga verder
=
87
Tabblad Instellen
Item Referentiepagina
Mute
=
139
Volume
=
140
Hints en tips
=
140
Datum/Tijd
=
140
Tijdzone
=
140
Lens intrekken
=
141
Eco-modus
=
141
Spaarstand
=
26,
=
141
Displayheldrh.
=
142
Opstart scherm
=
142
Formatteren
=
142
Bestandsnummering
=
143
Maak folder
=
144
Maateenheden
=
144
Video Systeem
=
148
Inst. draadloze communicatie
=
112
Certicaatlogo weergeven
=
144
Taal
=
144
Reset alle
=
145
176
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Voorzorgsmaatregelen
De camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat
de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of
andere apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren.
Elektromagnetische velden kunnen storingen of verlies van
beeldgegevens veroorzaken.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm,
wrijft u dit af met een droge zachte doek, zoals een brillendoekje.
Niet hard wrijven of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen
bevatten om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Als het schoonmaken niet goed lukt, kunt u contact opnemen met de
helpdesk van Canon Klantenservice.
Er kan condensatie (in de vorm van waterdruppels) ontstaan op de
camera na plotselinge temperatuursveranderingen doordat de camera
wordt verplaatst van een koude naar een warme omgeving. Om te
voorkomen dat condensatie wordt gevormd door de camera van een
koude naar een warme omgeving te verplaatsen, plaatst u de camera
in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas. Zo kunt u de camera
geleidelijk aan de temperatuursverandering laten wennen voordat
u de camera uit de tas haalt.
Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als er condensatie
ontstaat. Als u de camera in deze toestand toch blijft gebruiken, kan deze
beschadigd raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht
tot het vocht is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Bewaar ongebruikte batterijen in een plastic zak of een vergelijkbare
verpakking. Om ervoor te zorgen dat de prestaties van de batterij
behouden blijven wanneer u de batterij gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, laadt u de batterij circa een keer per jaar op en
gebruikt u de resterende lading op voordat u de batterij opbergt.
Tabblad Print
Item Referentiepagina
Print
Sel. beeld & aantal
=
157
Select. reeks
=
158
Sel. alle beelden
=
158
Wis alle selecties
=
158
Print instellingen
=
156
Afspeelmodus menu FUNC.
Item Referentiepagina
Roteren
=
100
Beveilig
=
96
Favorieten
=
101
Print
=
153
Groep afspelen
=
92
Film afspelen
=
87
Gekopp. Digest-lm afsp.
=
90
Smart Shufe
=
95
Beeld zoeken
=
91
Diavoorstelling
=
94
177
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Continue opnamen maken
Snelheid
(Varieert al naargelang het onderwerp,
de zoomstand en andere opnamefactoren.
Ook het merk van de geheugenkaart is
van invloed.)
....................................... Normale continue opname
in de Auto-modus/P-modus:
circa 5,9 beelden/sec.
Continue opname AF in P-modus:
circa 4,6 beelden/sec.
Continue opname LV in P-modus:
circa 4,6 beelden/sec.
Ingebouwde itser
Flitsbereik (groothoekkant) ...............50 cm–4,0 m
Flitsbereik (telelenskant) ................... 2,0 m
Sluitertijd
Auto-modus
(automatische instellingen) ............... 1–1/3200 sec.
Bereik bij elke opnamemodus
Maximum ......................................15 sec.
Minimum .......................................1/3200 sec.
Snelheid (eenheid: sec.) ................... Tv-, M-modus
15, 13, 10, 8, 6, 5, 4, 3,2, 2,5, 2,
1,6, 1,3, 1, 0,8, 0,6, 0,5, 0,4, 0,3,
1/4, 1/5, 1/6, 1/8, 1/10, 1/13, 1/15,
1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60,
1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640,
1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600,
1/2000, 1/2500, 1/3200
Diafragma
F-nummer ......................................... 3,3–8,0 (G)
6,9–8,0 (T)
AF
AF frame ........................................... Gezichts-AiAF (aantal AF-kaders:
max. 9), AF Tracking, Centrum
Specicaties
Camera
Beeldsensor
Effectieve pixels in de camera
(Beeldverwerking kan een lagere
hoeveelheid pixels veroorzaken.)
...........Ongeveer 20,3 megapixel
Totale pixels ...................................... Ongeveer 21,1 megapixel
Beeldformaat ....................................Type 1/2,3
Lens
Brandpuntsafstand
(equivalent aan 35mm-lm) .................... 4,3–172 mm
(24–960 mm)
Zoomvergroting.................................40x
Digitale Zoom
Vergroting .........................................Circa 4x
Max. vergroting
(digitale en optische zoom) ............... Circa 160x
Brandpuntsafstand
(max. telelens, equivalent
aan 35mm-lm)
....................................Equivalent aan circa 3840 mm
Scherm (monitor)
Type .................................................. Kleuren-TFT LCD
Schermgrootte ..................................7,5 cm (3,0 inch)
Effectieve pixels ................................ Circa 922.000 pixels
178
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd
Aantal foto-opnamen (conform CIPA) Circa 250 beelden
Aantal foto-opnamen (Eco-modus aan)
Circa 355 beelden
Opnametijd lm (conform CIPA)*
1
Circa 50 min.
Opnametijd lm (Continue opname)*
2
Circa 1 uur 25 min.
Afspeelduur*
3
Circa 5 uur
*1 Totale tijd wanneer herhaaldelijk opnamen worden gemaakt onder de volgende
omstandigheden
- In modus [
] met standaardwaarden voor overige instellingen
- Opnamen maken/onderbreken, zoomen en de camera in- en uitschakelen
*2 Totale tijd wanneer herhaaldelijk opnamen worden gemaakt onder de volgende
omstandigheden
- In modus [
] met standaardwaarden voor overige instellingen
- Indien de maximale lmopnametijd of het maximumaantal beelden is bereikt,
wordt de camera uitgeschakeld/opnieuw opgestart.
*3 Tijd bij het afspelen van een diavoorstelling van foto’s.
Opnamebereik
Opnamemodus Scherpstelbereik
Maximale
groothoek ( )
Maximale
telelens ( )
*
1 cm–oneindig 2,0 m–oneindig
Andere standen
5 cm–oneindig 2,0 m–oneindig
1–50 cm
* Handmatig scherpstellen is hetzelfde.
Bestandsformaat ................................... Voldoet aan Design rule for
Camera File system (DCF),
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype (foto’s)
Beeldbestandsformaat ...................... Exif 2.3 (DCF 2.0)
Beeldtype .......................................... JPEG
Gegevenstype (lms)
Opname-indeling ..............................MP4
Video .................................................MPEG-4 AVC/H.264
Audio.................................................MPEG-4 AAC-LC (stereo)
Voeding
Batterij...............................................NB-13L
Interface
Bekabeld ........................................... Hi-speed USB (micro)
HDMI (type D)
Draadloos ......................................... Wi-Fi
Specicaties: IEEE 802.11b/g/n
Frequentie: 2,4 GHz
Kanalen: 1–11
Beveiliging: WEP, WPA-PSK (AES/
TKIP), WPA2-PSK (AES/TKIP)
NFC
Gebruiksomgeving
Temperatuur......................................0–40 °C
Afmetingen
(conform CIPA) (BxHxD) ....................... 109,7 x 63,8 x 35,7 mm
Gewicht (conform CIPA)
Inclusief batterij en geheugenkaart ...Circa 270 g
Alleen camerabody ........................... Circa 245 g
179
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Opnametijd per geheugenkaart
Opnamepixels
Totale opnametijd per
geheugenkaart van 16 GB
(bij benadering)
Opnametijd van een
afzonderlijke clip
(bij benadering)
(1920 x 1080)
59 min. 30 sec. 29 min. 59 sec.
(1920 x 1080)
1 uur 26 min. 5 sec. 29 min. 59 sec.
(1280 x 720)
4 uur 5 min. 15 sec. 29 min. 59 sec.
(640 x 480)
10 uur 22 min. 35 sec. 1 uur
De waarden in de tabel zijn gebaseerd op meetomstandigheden
van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp,
de geheugenkaart en de camera-instellingen.
Opnametijden voor afzonderlijke lms zijn gebaseerd op
geheugenkaarten met een SD-snelheidsklasse van 10. De opname
kan stoppen wanneer kaarten met een lagere snelheidsklasse worden
gebruikt. De camera stopt ook automatisch met opnemen zodra het
bestand 4 GB groot is of wanneer de geheugenkaart vol raakt.
Aantal opnamen per geheugenkaart
Het aantal opnamen bij een beeldverhouding (
=
49) van 4:3 per
geheugenkaart is als volgt. Houd er rekening mee dat het aantal
beschikbare opnamen varieert afhankelijk van de beeldverhouding.
Aantal opnamen per geheugenkaart van 16 GB (aantal opnamen
bij benadering)
1766
2980
3546
5925
9344
16755
53992
80988
De waarden in de tabel zijn gebaseerd op meetomstandigheden
van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp,
de geheugenkaart en de camera-instellingen.
180
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Batterij NB-13L
Type: Oplaadbare lithium-ionbatterij
Nominale spanning: 3,6 V gelijkstroom
Nominale capaciteit: 1.250 mAh
Oplaadcycli: Circa 300 keer
Bedrijfstemperatuur: 0–40 °C
Batterijlader CB-2LH/CB-2LHE
Nominale invoer: 100–240 V wisselstroom (50/60 Hz)
0,09 A (100 V) – 0,06 A (240 V)
Nominale uitvoer: 4,2 V gelijkstroom, 0,7 A
Oplaadduur: Circa 2 uur 10 min. (bij gebruik van NB-13L)
Bedrijfstemperatuur: 5–40 °C
Compacte voedingsadapter CA-DC30/CA-DC30E
Nominale invoer: 100–240 V wisselstroom (50/60 Hz)
0,07 A (100 V) – 0,045 A (240 V)
Nominale uitvoer: 5,0 V gelijkstroom, 0,55 A
Oplaadduur: Circa 5 uur*
(bij opladen met NB-13L in de camera)
* Oplaadtijd kan aanzienlijk variëren afhankelijk
van het resterende batterijniveau.
Bedrijfstemperatuur: 5–40 °C
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op richtlijnen
voor metingen van de CIPA (Camera & Imaging Products Association).
Onder bepaalde opnameomstandigheden zijn het aantal opnamen
en de opnametijd lager dan hierboven is aangegeven.
Aantal opnamen/tijd met een volledig opgeladen batterij.
181
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
A
Aangepaste witbalans 73
Aansluiting 153
Accessoires 147
AE lock 71
Afdrukken 153
AF-kaders 77
AF lock 80
Afspelen
Bekijken
AF Tracking 78
Auto-modus (opnamemodus) 22, 32
Av (opnamemodus) 85
B
Batterij
Eco-modus 141
Niveau 166
Opladen 18
Spaarstand 26
Batterijen
Datum/tijd
(datum/tijd-batterij)
Beelden
Afspelen
Bekijken
Beveiligen 96
Weergaveduur 54
Wissen 98
Beelden geotaggen 135
Beelden opslaan op een
computer 151
Beelden verzenden 129
Beelden verzenden naar een andere
camera 129
Beelden verzenden naar een
smartphone 113
Beelden verzenden naar
webservices 124
Beeldkwaliteit
Compressieverhouding
(beeldkwaliteit)
Beeldstabilisatie 83
Beeldsynchronisatie 133
Beeldverhouding 49
Bekijken 23
Beeld zoeken 91
Diavoorstelling 94
Eén beeld weergeven 23
Indexweergave 91
Smart Shufe 95
Tv-weergave 148
Vergrote weergave 94
Belichting
AE lock 71
Compensatie 71
FE-lock 82
Bestandsnummering 143
Beveiligen 96
Bewerken
i-Contrast 104
My Colors 103
Rode-ogencorrectie 104
C
Camera
Reset alle 145
Camera Connect 113
CameraWindow 151
CANON iMAGE GATEWAY 124
Centrum (modus AF Frame) 77
Compressieverhouding
(beeldkwaliteit) 83
Continue opname 37, 44
Creatieve opname 57
D
Datum/tijd
Datum/tijd-batterij 21
Instellingen 20
Vervangen 20
Wereldklok 140
Diavoorstelling 94
Digitale telelens 76
Digitale Zoom 39
Directe effecten (opnamemodus) 56
DPOF 156
E
Eco-modus 141
Extra levendig (opnamemodus) 60
F
Favorieten 101
FE-lock 82
Films
Bewerken 105
Opnametijd 179
Fisheye-effect (opnamemodus) 61
Flitser
Aan 81
Flitsbelichtingscompensatie 82
Flitser uitschakelen 81
Slow sync 81
Focusvergrendeling 77
Formaat wijzigen 102
Fotoboek instellen 158
Foutmeldingen 164
Framing Assist 39
G
Geheugenkaarten 2
Opnametijd 179
Geluiden 139
Gezichts-ID 45
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) 65
Glimlach (opnamemodus) 64
GPS-informatieweergave 89
H
Handmatig scherpstellen
(scherpstelbereik) 75
HDMI-kabel 148
I
i-Contrast 72, 104
iFrame-lms (lmmodus) 69
Indicator 31
Inhoud van de verpakking 2
ISO-waarde 72
K
Kleur (witbalans) 73
Klok 31
Korte clips (lmmodus) 68
Kwiklampcorrectie 50
L
Lampje 54
182
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
T
Tv (opnamemodus) 84
Tv-weergave 148
V
Verbindingsinformatie bewerken
of wissen 137
Vergrote weergave 94
Voeding 147
Batterij,
Batterijlader
Vuurwerk (opnamemodus) 59
W
Weergavetaal 21
Weinig licht (opnamemodus) 59
Wereldklok 140
Wi-Fi-functies 112
Wi-Fi-menu 116
Windlter 68
Wissen 98
Witbalans (kleur) 73
Witbalans voor meerdere
gebieden 50
Z
Zelfontspanner 42
2 seconden zelfontspanner 43
Knipoogdetectie
(opnamemodus) 64
Zoeken 91
Zoomen 22, 33, 39
Zwart-witfoto’s 74
M
M (opnamemodus) 85
Macro (scherpstelbereik) 75
Meetmethode 71
Menu
Basishandelingen 29
Tabel 168
Menu FUNC.
Basishandelingen 28
Tabel 169
Miniatuureffect (opnamemodus) 61
Modus Camera toegangspunt 118
Monochroom (opnamemodus) 63
My Colors 73, 103
N
Nachtscène handmatig
(opnamemodus) 59
O
Opname
Opnamedatum/-tijd
Datum/tijd
Opname-informatie 166
Opnamen maken op afstand 136
Opnamepixels (beeldgrootte) 50
P
P (opnamemodus) 70
Polsriem
Riem
Portret (opnamemodus) 59
Postereffect (opnamemodus) 60
Problemen oplossen 160
Programma AE 70
R
Raster 51
Reizen met de camera 140
Reset alle 145
Riem 2, 17
Rode-ogencorrectie 104
Roteren 100
S
Scherm
Menu
Menu FUNC., Menu
Pictogrammen 166, 167
Weergavetaal 21
Scherpstelbereik
Handmatig scherpstellen 75
Macro 75
Scherpstellen
AF-kaders 77
AF lock 80
AF-Punt Zoom 52
MF-peaking 76
Servo AF 79
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaarten
Geheugenkaarten
Sepiakleurige beelden 74
Servo AF 79
Smart Shufe 95
Smart Shutter (opnamemodus) 64
Softfocus (opnamemodus) 63
Software
Beelden opslaan op een
computer 151
Installatie 119, 151
Spaarstand 26
Speelgoedcamera-effect
(opnamemodus) 62
Standaard (lmmodus) 66
Standaardwaarden
Reset alle
Story Highlights 107
183
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Voorzorgsmaatregelen Wi-Fi
(draadloos LAN)
Landen en regio’s waarin WLAN-gebruik is toegestaan
- Gebruik van WLAN is beperkt in bepaalde landen en regio’s en
illegaal gebruik kan strafbaar zijn volgens nationale of lokale
voorschriften. Om te voorkomen dat u de voorschriften met
betrekking tot WLAN schendt, controleert u op de website van
Canon waar het gebruik is toegestaan.
Houd er rekening mee dat Canon niet aansprakelijk kan worden
gehouden voor problemen die voortkomen uit het gebruik in andere
landen en regio’s.
Indien u één van de volgende handelingen uitvoert, kan dit juridische
gevolgen hebben:
- Het product wijzigen of aanpassen
- De certiceringslabels van het product verwijderen
Volgens de regelgeving van buitenlandse handelswetten is een
exportvergunning (of vergunning voor een servicetransactie) van de
Japanse regering nodig om strategische hulpmiddelen of services
(waaronder dit product) uit Japan te exporteren.
Aangezien dit product Amerikaanse coderingssoftware bevat, valt het
onder de regelgeving van de VS Exportadministratie en mag het dus
niet worden geëxporteerd naar of binnengebracht worden in een land
waarop een VS-handelsembargo van toepassing is.
Noteer de draadloze LAN-instellingen die u gebruikt.
De draadloze LAN-instellingen die op dit product zijn opgeslagen
kunnen worden gewijzigd of gewist door foutief gebruik van het
product, de gevolgen van radiogolven of statische elektriciteit,
of een ongeval of fout. Noteer de draadloze LAN-instellingen
als voorzorgsmaatregel. Houd er rekening mee dat Canon niet
verantwoordelijk is voor directe of indirecte schade of verlies van
inkomsten als gevolg van het verslechteren of verdwijnen van inhoud.
Noteer de draadloze LAN-instellingen en zet de standaardinstellingen
terug (instellingen wissen) indien nodig wanneer u dit product aan
iemand anders geeft, het weggooit of opstuurt voor herstelling.
Canon compenseert geen schade als gevolg van verlies of diefstal
van dit product.
Canon is niet verantwoordelijk voor schade of verlies als gevolg van
ongeoorloofde toegang tot of gebruik van doelapparaten die op dit
product zijn geregistreerd doordat het product is verloren of gestolen.
Gebruik het product zoals aangegeven in deze handleiding.
Gebruik de draadloze LAN-functie van dit product volgens de richtlijnen
die in deze handleiding staan beschreven. Canon is niet aansprakelijk
voor schade of verlies als de functie en het product op een andere
manier worden gebruikt dan in deze handleiding wordt beschreven.
Gebruik de draadloze LAN-functie niet in de buurt van medische
apparatuur of andere elektronische apparatuur.
Het gebruik van de draadloze LAN-functie in de buurt van medische
apparatuur of andere elektronische apparatuur kan de werking van
deze apparaten beïnvloeden.
Voorzorgsmaatregelen voor storing van radiogolven
Dit product kan storing ondervinden van andere apparaten die
radiogolven uitzenden. Om storing te vermijden, moet u dit product
zo ver mogelijk van dergelijke apparaten gebruiken of probeert u de
apparaten niet op hetzelfde moment als dit product te gebruiken.
Veiligheidsmaatregelen
Aangezien Wi-Fi radiogolven gebruikt om signalen te verzenden, zijn er
strengere veiligheidsmaatregelen nodig dan wanneer u een LAN-kabel
gebruikt.
Houd rekening met de volgende punten wanneer u Wi-Fi gebruikt.
Gebruik alleen netwerken die u mag gebruiken.
Dit product zoekt naar Wi-Fi-netwerken in de buurt en geeft de
resultaten op het scherm weer. Netwerken waarvoor u geen
toestemming hebt (onbekende netwerken), worden mogelijk ook
weergegeven. Als u probeert verbinding te maken met deze netwerken
of deze probeert te gebruiken, kan dit echter als ongeoorloofde toegang
worden beschouwd. Gebruik alleen netwerken die u mag gebruiken en
probeer geen verbinding te maken met andere onbekende netwerken.
184
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Handelsmerken en licenties
Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten
en/of andere landen.
Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc.,
gedeponeerd in de U.S. en andere landen.
App Store, iPhone en iPad zijn handelsmerken van Apple Inc.
Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
HDMI, het HDMI-logo en High-Denition Multimedia Interface
zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
HDMI Licensing, LLC.
Het iFrame-logo en het iFrame-symbool zijn handelsmerken van
Apple Inc.
Wi-Fi
®
, Wi-Fi Alliance
®
, WPA™, WPA2™ en Wi-Fi Protected Setup™
zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de
Wi-Fi Alliance.
Het N-teken is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van
NFC Forum, Inc. in de Verenigde Staten en in andere landen.
Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve
eigenaren.
Dit apparaat gebruikt exFAT-technologie die in licentie is gegeven
door Microsoft.
This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard
and may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or
decoding MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for
a personal and non-commercial purpose or (2) by a video provider
licensed under the AT&T patents to provide MPEG-4 compliant video.
No license is granted or implied for any other use for MPEG-4 standard.
*
Kennisgeving in Engels weergegeven, zoals vereist.
Als de veiligheidsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen zich de
volgende problemen voordoen.
Bekijken van de overdracht
Derden met slechte bedoelingen kunnen Wi-Fi-overdrachten opsporen
en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt.
Ongeoorloofde netwerktoegang
Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang
krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen of
vernietigen. U kunt daarnaast ook het slachtoffer worden van andere
ongeoorloofde toegang zoals imitatie (waarbij iemand een andere
identiteit aanneemt om ongeoorloofde toegang te krijgen tot informatie)
of springplankaanvallen (waarbij iemand ongeoorloofde toegang krijgt
tot uw netwerk als een springplank om hun sporen uit te wissen terwijl
ze in andere systemen inbreken).
Beveilig dus uw Wi-Fi-netwerk voldoende om dit soort problemen te
vermijden.
Gebruik de Wi-Fi-functie van deze camera alleen met voldoende kennis
van Wi-Fi-beveiliging en zorg voor een goede balans tussen risico en
gemak wanneer u de veiligheidsinstellingen aanpast.
De camera kan via Wi-Fi afdrukken naar PictBridge-
compatibele printers. Dankzij de technische
PictBridge-normen kunnen digitale camera’s, printers
en andere apparaten gemakkelijk rechtstreeks
met elkaar verbinding maken. Daarnaast maakt de
nieuwe norm DPS over IP PictBridge-verbindingen
in netwerkomgevingen mogelijk. De camera is ook
compatibel met deze norm.
185
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Index
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus Hybride
automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Tv-, Av- en M-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Vrijwaring
Onrechtmatige verveelvoudiging van deze handleiding is verboden.
Alle metingen zijn gebaseerd op teststandaarden van Canon.
Deze informatie, de productspecicaties en het uiterlijk kunnen zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Niettegenstaande het bovenstaande kan Canon niet aansprakelijk
worden gehouden voor eventuele schade die ontstaat door het gebruik
van dit product.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185

Canon PowerShot SX720 HS Handleiding

Type
Handleiding